Kamerstuk 34002-22

Derde nota van wijziging

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Gepubliceerd: 3 november 2014
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiƫn) (PvdA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34002-22.html
ID: 34002-22
Origineel: 34002-2

Nr. 22 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I wordt na onderdeel P een onderdeel ingevoegd, luidende:

Pa

In artikel 6.1, derde lid, wordt «onderdelen d en e» vervangen door: onderdeel d.

2

Artikel II, onderdeel Aa, komt te luiden:

Aa

Artikel 3.20, tweede lid, komt te luiden:

2. De onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt op jaarbasis verlaagd met:

a. 21% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is;

b. 10% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 0 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 50 gram per kilometer, en

c. 4% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 50 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 106 gram per kilometer.

3

Artikel VII, onderdeel 0A, komt te luiden:

0A

Artikel 13bis, tweede lid, komt te luiden:

2. Het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt op kalenderjaarbasis verlaagd met:

a. 21% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is;

b. 10% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 0 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 50 gram per kilometer, en

c. 4% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 50 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 106 gram per kilometer.

4

Het in artikel XIII, onderdeel B, opgenomen artikel 9, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

1. De belasting voor een personenauto wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Bij een CO2-uitstoot van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting voor een personenauto het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat

I

II

III

IV

79

€ 175

€ 6

79 gram/km

106

€ 649

€ 69

106 gram/km

155

€ 2.512

€ 123

155 gram/km

174

€ 8.539

€ 238

174 gram/km

€ 13.061

€ 476

5

Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel B komt te luiden:

B

In artikel 23b, eerste lid, wordt «, waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 nihil» vervangen door: bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23:

  • a. voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer: nihil, en

  • b. voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar niet meer dan 50 gram per kilometer: de helft van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting.

  • b. Onderdeel C komt luiden:

C

Artikel 31 vervalt.

Toelichting

I. Algemeen

Inleiding

In deze nota van wijziging is opgenomen een aanpassing van de percentages en CO2-grenzen in de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak in de loon- en inkomstenbelasting, een aanpassing van de CO2-tarieven voor de drie hoogste categorieën CO2-uitstoot in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) en aanpassing van de vrijstelling voor elektrische voertuigen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB 1994). De achtergronden van deze wijziging zijn uitgebreid toegelicht in de aanbiedingsbrief van deze nota van wijziging.

Deze nota van wijziging bevat voorts een aanpassing van de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten waardoor voor de aftrek niet langer van belang is dat een belastingplichtige zich moreel verplicht voelt (de wet spreekt van «redelijkerwijs gedrongen voelen») om deze kosten te maken en deze niet van betrokkene terug te vragen.

Budgettaire aspecten

De budgettaire derving als gevolg van de aanpassing van de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten is verwaarloosbaar. De wijzigingen op het gebied van de autobelastingen zijn budgettair neutraal vormgegeven.

Uitvoeringskosten Belastingdienst

De aanpassing van de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten betekent een lichte vereenvoudiging voor de Belastingdienst omdat er niet meer getoetst hoeft te worden in hoeverre een belastingplichtige zich gedrongen kan voelen om de betreffende uitgaven te doen. De besparing voor de Belastingdienst is zeer beperkt aangezien op dit punt slechts sprake is van een marginale toets en alleen in uitzonderlijke gevallen de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten wordt geweigerd.

II. Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdeel 1

Artikel I, onderdeel Pa (artikel 6.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Voor de in afdeling 6.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) opgenomen aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten is op grond van artikel 6.1 van die wet vereist dat het gaat om op de belastingplichtige drukkende uitgaven. Tevens is op grond van dat artikel vereist dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van die uitgaven. In het algemeen zal bij weekenduitgaven voor gehandicapten aan het vereiste van gedrongenheid worden voldaan. In geval van weekenduitgaven voor gehandicapten geldt dan ook bij de beoordeling van de gedrongenheid om de uitgaven te doen, een coulante benadering. Er vindt slechts een marginale toets van dit criterium plaats. Omdat alleen in geval van uitzonderlijke situaties een afwijzing van de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten aan de orde zou kunnen komen en het laten vervallen van het hiervoor bedoelde criterium een vereenvoudiging betekent voor de Belastingdienst, vervalt dit criterium voor de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten. Hiertoe strekt de in dit onderdeel 1 opgenomen wijziging van artikel 6.1 van de Wet IB 2001.

Onderdeel 2

Artikel II, onderdeel Aa (artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met de wijziging van artikel 3.20, tweede lid, van de Wet IB 2001 worden de kortingen op de onttrekking voor privégebruik van een ook voor privédoeleinden ter beschikking staande auto (auto van de zaak) op grond van de CO2-uitstoot van de auto, met ingang van 1 januari 2016 bijgesteld. In de hierna opgenomen tabel zijn opgenomen de percentages van de korting op de onttrekking (tweede kolom) en de (uitgaande van het standaardonttrekkingspercentage van 25) met die percentages te berekenen percentages van de uiteindelijke onttrekking (derde kolom) met ingang van 1 januari 2016.

CO2-uitstoot in gr/km

Korting

Onttrekking na toepassing van de korting1

0

21% van de waarde van de auto

4% van de waarde van de auto

hoger dan 0, maar niet hoger dan 50

10% van de waarde van de auto

15% van de waarde van de auto

hoger dan 50, maar niet hoger dan 106

4% van de waarde van de auto

21% van de waarde van de auto

hoger dan 106

 

25% van de waarde van de auto

X Noot
1

uitgaande van het standaardonttrekkingspercentage van 25.

Bij bovengenoemde aanpassingen zijn de in artikel 3.20 van de Wet IB 2001 opgenomen overgangsbepalingen van toepassing. Dat betekent dat de nieuwe CO2-uitstootgrenzen en bijbehorende kortingspercentages pas gaan gelden voor auto’s van de zaak waarvan het kenteken op of na 1 januari 2016 voor het eerst te naam is gesteld in het kentekenregister. Auto’s van de zaak waarvan het kenteken reeds vóór 1 januari 2016 voor het eerst te naam is gesteld in het kentekenregister behouden gedurende een periode van 60 maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het kenteken voor het eerst te naam is gesteld in het kentekenregister, een verlaging van de onttrekking op grond van artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Wet IB 2001, zoals die leden luidden op de datum van de eerste tenaamstelling.

Onderdeel 3

Artikel VII, onderdeel 0A (artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964)

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot een ook voor privédoeleinden aan een werknemer ter beschikking gestelde auto komt overeen met de in onderdeel 2 opgenomen wijziging van artikel 3.20 van de Wet IB 2001. Verwezen wordt naar de toelichting op de laatstgenoemde wijziging.

Onderdeel 4

Artikel XIII, onderdeel B (artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van het in artikel XIII, onderdeel B, opgenomen nieuwe artikel 9, eerste lid, eerste volzin, van de Wet BPM 1992 worden de tarieven van de drie hoogste categorieën van CO2-uitstoot verhoogd.

Onderdeel 5

Artikel XIV, onderdeel B (artikel 23b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)

Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 23b van de Wet MRB 1994 wordt beoogd de in de tweede nota van wijziging opgenomen aanpassing van de tot 2015 geldende vrijstelling voor elektrische en (semi-)elektrische auto’s zodanig aan te passen dat voor nulemissie-auto’s (CO2-uitstoot van 0 gr/km) nog steeds een volledige vrijstelling geldt. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet hoger dan 50 gr/km blijft in het in de tweede nota van wijziging opgenomen half tarief gelden.

Artikel XIV, onderdeel C (artikel 31 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)

Met dit onderdeel wordt beoogd artikel 31 van de Wet MRB 1994 te laten vervallen. Dit artikel 31 kan vervallen nu in artikel 23b van de Wet MRB 1994 nog een volledige vrijstelling van motorrijtuigenbelasting is opgenomen voor nulemissie-auto’s.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes