Kamerstuk 33962-163

Amendement van de leden Dik-Faber en Agnes Mulder rondom het participatieplan bij windenergieprojecten

Dossier: Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)


90,7 %
9,3 %

PVV

VVD

Houwers

CDA

D66

GrKÖ

PvdD

PvdA

SGP

CU

Van Vliet

Klein

GL

GrBvK

50PLUS

SP


Nr. 163 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIK-FABER EN AGNES MULDER

Ontvangen 30 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Aan artikel 5.45 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Uiterlijk bij aanvang van de verkenning geeft het bevoegd gezag, onverminderd het derde lid, kennis van de wijze waarop burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen zullen worden betrokken.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in het vierde lid.

Toelichting

In het Energieakkoord is afgesproken dat voor windenergieprojecten vanaf 15 MW voorafgaand aan de aanvraag een participatieplan wordt opgesteld. Tevens is in het Energieakkoord afgesproken dat het Rijk in de Omgevingswet verankerd dat nadere eisen kunnen worden gesteld aan het organiseren van draagvlak. Projectontwikkelaars dienen hiervoor zorg te dragen.

In de Invoeringswet Omgevingswet zal de Elektriciteitswet 1998 worden aangepast zodat de projectprocedure van toepassing wordt verklaard voor windenergieprojecten (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, blz. 177, voetnoot 108).

In de voorgestelde Omgevingswet staan alleen procedurele afspraken over participatie bij projectbesluiten, maar is het in het Energieakkoord afgesproken participatieplan en de mogelijkheid van nadere eisen ten aanzien van financiële participatie of compensatie bij windenergieprojecten, niet opgenomen.

In de Omgevingswet is de projectprocedure het instrument dat gebruikt wordt om een project voor complexe maatschappelijke opgaven in de leefomgeving via een integrale verkenning tot besluitvorming te brengen.

Vroegtijdige participatie is van groot belang voor het verkennen van de maatschappelijke opgaven en mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor. In de praktijk blijkt dat vroegtijdige participatie «aan de voorkant» leidt tot een breder gedragen besluit en daarmee minder beroepen «aan de achterkant». Omgekeerd geldt ook dat projecten waarbij minder aandacht is geweest voor vroegtijdige participatie minder snel tot een (gedragen) besluit komen.

Volgens de projectprocedure moet in het projectbesluit worden gemotiveerd hoe met participatie is omgegaan. Hiermee is participatie wettelijk verankerd in de Omgevingswet.

Allereerst wordt met dit amendement geborgd dat het bevoegd gezag ook voor aanvang van de verkenning aangeeft op welke wijze participatie gaat plaatsvinden middels een participatieplan. Hiermee wordt beoogd dat het bevoegd gezag en de (particuliere) initiatiefnemer, voorafgaand aan de verkenning, afspreken hoe participatie plaatsvindt en voor welke vormen wordt gekozen. Hoe dat wordt ingevuld is maatwerk, zodat het bevoegd gezag en de initiatiefnemer optimaal kunnen inspelen op de projectspecifieke context en de lokale omstandigheden. Tegelijkertijd draagt dit bij aan de rechtszekerheid voor burgers.

Ten tweede borgt dit amendement dat over het participatieplan nadere regels worden gesteld. Deze nadere regels kunnen betrekking hebben op alle projectprocedures, maar ook op specifieke categorieën projectprocedures zoals windenergieprojecten. Nadere eisen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op financiële participatie of compensatie van omwonenden of belanghebbenden bij windenergieprojecten of het werken volgens afspraken zoals opgenomen in een in deze nadere regels aan te wijzen gedragscode. Dit kan de «Gedragscode draagvlak en participatie wind op land»1 zijn, maar ook een nieuw op te stellen gedragscode. Naast genoemde gedragscode zijn er immers momenteel ook andere gedragscodes voor windenergieprojecten opgesteld. In de genoemde gedragscode worden als opties voor financiële participatie of compensatie bijvoorbeeld genoemd: financiële deelneming met aandelen/obligaties, een lokaal fonds, omwonendenregeling zoals groene stroom met korting, korting op de energierekening of een andere (financiële) vergoeding en het creëren van lokale werkgelegenheid). Door dergelijke afspraken aan de voorkant te maken kan het draagvlak voor projecten aanmerkelijk worden vergroot.

In de nadere regels of via een in deze regels op te nemen gedragscode kan ook worden geborgd dat het participatieplan wordt opgesteld in samenspraak met belanghebbenden en welke onderwerpen in het participatieplan in ieder geval moeten worden geregeld.

Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door toevoeging van twee leden aan artikel 5.45.

Dik-Faber Agnes Mulder