Kamerstuk 33863-20

Amendement van het lid Van Weyenberg ter vervanging van nr. 19, dat regelt dat dat de verlenging met zes maanden van de termijn waarbinnen de deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht moet doen ingeval de plicht tot waardeoverdracht herleeft na een periode waarin sprake was van onderdekking, niet alleen geldt in het geval dat de pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, maar tevens in het geval dat de pensioenuitvoerder een verzekeraar is

Dossier: Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiƫle Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014)

Gepubliceerd: 3 juli 2014
Indiener(s): Steven van Weyenberg (D66)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33863-20.html
ID: 33863-20
Wijzigingen: 33863-26

Nr. 20 AMENDEMENT VAN HET LID VAN WEYENBERG TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 191

Ontvangen 3 juli 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 74 wordt in het eerste lid, onderdeel b, de zinsnede «na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: nadat de plicht tot waardeoverdracht herleeft na een periode als bedoeld in artikel 72.

II

In artikel II wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 85 wordt in het eerste lid, onderdeel b, de zinsnede «na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: nadat de plicht tot waardeoverdracht herleeft na een periode als bedoeld in artikel 72.

Toelichting

Dit amendement regelt dat in de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt geregeld dat de verlenging met zes maanden van de termijn waarbinnen de deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht moet doen ingeval de plicht tot waardeoverdracht herleeft na een periode waarin sprake was van onderdekking, niet alleen geldt in het geval dat de pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, maar tevens in het geval dat de pensioenuitvoerder een verzekeraar is.

In de praktijk blijkt er onduidelijkheid te zijn ontstaan over de verlenging met zes maanden van de termijn waarbinnen de deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht moet doen na de herleving van de wettelijke plicht tot waardeoverdracht nadat pensioenuitvoerders uit een situatie van onderdekking komen. Er bestaat een niet verklaarbaar onderscheid tussen enerzijds de situatie waarin de overdragende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is (in welk geval sprake is van verlenging van de termijn met zes maanden) en anderzijds de situatie waarin de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is (in welk geval geen sprake is van verlenging). Dit blijkt ook uit de beantwoording van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 863, nr. 6, blz. 9 en 10). Indiener acht dit onderscheid niet wenselijk en beoogt dit met onderhavig amendement te herstellen.

Van Weyenberg