Gepubliceerd: 27 maart 2014
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33713-8.html
ID: 33713-8

Nr. 8 NADER VERSLAG

Vastgesteld 27 maart 2014

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging d.d. 6 december 2013 besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

Inleiding

1

Algemeen

2

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van de Wet compartimenteringsreserve. Deze leden hebben hun twijfels bij de zeer uitvoerige materieel terugwerkende kracht die het wetsvoorstel lijkt te hebben. Daarom willen zij de regering graag nog een vraag voorleggen. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of de regering de vragen uit het aanvullende commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en de vragen van KPMG Meijburg1 naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag wil beantwoorden?

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Reeds eerder hebben deze leden vragen, aan- en/of opmerkingen gemaakt. Nu resteert de leden van de PVV-fractie nog een vraag.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie vragen naar de volgende situatie. In het verleden heeft een vennootschap onbelast een dividend ontvangen. Dit dividend is opgebouwd in een periode dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was. Door een wijziging van de wettelijke regeling werd de deelnemingsvrijstelling wel van toepassing, waarna het dividend is uitgekeerd. In de visie van de wetgever had er gecompartimenteerd moeten worden en zou het dividend daarom belast geweest moeten zijn. Klopt het nu dat bij vervreemding van het belang een belaste compartimenteringsreserve vrijvalt, zodat de facto het onbelaste dividend alsnog wordt belast? Werkt de materiele terugwerkende kracht van het wetsvoorstel terug tot de invoering van de Wet Vennootschapsbelasting 1969 of ook tot de invoering van het Besluit Vennootschapsbelasting 1942, vragen de leden van de fractie van het CDA?

De zogenaamde regelcompartimentering wordt geheel beheerst door het voorgestelde artikel 28c van de Wet op de Vennootschapsbelasting. De zogenaamde feitencompartimentering wordt vorm gegeven door het voorgestelde artikel 28c van de Wet op de Vennootschapsbelasting.

In de tekst bij de memorie van toelichting wordt verwezen naar de door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer. Deze leer is, zo bepaalde de Hoge Raad, alleen van toepassing op de feitencompartimentering.

In hoeverre is er nog plaats voor de door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer bij de feitencompartimentering, vragen de leden van de PVV-fractie? Is deze leer thans geheel in het wetsartikel geïncorporeerd? Of zijn er nog discrepanties tussen leer en wetsartikel?

In welke mate is er een uitstraling/doorwerking van de door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer via het nieuwe wetsartikel op de regelcompartimentering, vragen genoemde leden?

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck