Gepubliceerd: 14 juni 2013
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33637-5.html
ID: 33637-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 14 juni 2013

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Inleiding

1

Loonbelasting – Werkbonus

2

Omzetbelasting – Verlaagd tarief isolatie, renovatie en herstel woningen

2

Omzetbelasting – Kantineregeling

5

Douane- en accijnswet BES

6

Renseigneringsverplichting

6

Artikelsgewijs

6

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben de Fiscale verzamelwet 2013 gelezen en zijn verheugd dat deze wet reeds nu al door de Kamer is ontvangen en kan worden behandeld.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van voorliggende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten en hebben nog enkele vragen over het verlaagde btw-tarief, de werkbonus, de kantineregeling alsmede enkele artikelsgewijze vragen.

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Wel hebben deze leden daarover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de Fiscale verzamelwet 2013. Zij merken op dat deze wet eigenlijk niet meer doet waarvoor zij bedoeld is. Het is nu meer een veegwet genoemd, waarin op de kantinevrijstelling en de werkbonus nog worden opgenomen.

Graag zien de leden van de CDA-fractie dat deze wet weer gebruikt wordt waarvoor hij bedoeld is: een aantal zaken regelen die niet in het Belastingplan thuishoren.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding hiervan verschillende vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog een tweetal vragen over het verlaagde btw-tarief voor isolatie, renovatie en herstel van woningen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

Loonbelasting – Werkbonus

Kan de regering aangeven waarom ervoor is gekozen de werkgever de werkbonus te laten toepassen, vragen de leden van de SP-fractie. Lopen momenteel veel mensen die in aanmerking komen voor de werkbonus, deze mis? Zo ja, welk bedrag is daar in totaal mee gemoeid?

De leden van de fractie van D66 constateren dat dit wetsvoorstel de werkbonus opneemt in de Wet op de loonbelasting 1964. Deze leden zijn benieuwd of het klopt dat de werkbonus voor het eerst geëvalueerd wordt in 2019? De leden vragen de regering tevens om inzicht te geven in de marginale druk voor 62-plussers (in grafiekvorm met inkomen op de x-as en marginale druk op de y-as).

Omzetbelasting – Verlaagd tarief isolatie, renovatie en herstel woningen

De leden van de fractie van de PvdA vernemen van de regering dat onder artikel 11, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 het arrest van het hof van Justitie EU van 15 november 2011 (C-532/11) wordt gevolgd in de definitie van een woning. Gevolg van dit arrest is dat woonboten en woonwagens onder de definitie vallen en daarmee in aanmerking komen voor het lage btw-tarief, maar woonschepen (bijvoorbeeld van binnenvaartschippers) niet. Genoemde leden vragen de regering of het lage btw-tarief ook voor woonschepen geldt? Zo nee, kan deze beslissing worden onderbouwd? Zo ja, heeft het lage btw-tarief betrekking op alle binnenvaartschippers of alleen op de binnenvaartschippers die geen huis aan wal hebben en permanent op hun schip wonen?

De leden van de fractie van de PvdA nemen met instemming kennis van de in voorliggend wetsvoorstel opgenomen verlaging van het btw-tarief voor isolatie, renovatie en herstel van woningen (Artikel XI, onderdeel AA van voorliggend wetsvoorstel). In de toelichting noemt de regering dat «op energiebesparing gericht isolatiemateriaal» onder het lagere btw-tarief valt. Genoemde leden vragen de regering welke materialen onder deze definitie kunnen worden geschaard? Ook schrijft de regering in haar toelichting dat onder de component arbeid ook «andere kosten die rechtstreeks aan een renovatiedienst zijn toe te rekenen» onder het verlaagde tarief vallen. Kan de regering toelichten welke kosten het hier betreft? Tot slot noemt de toelichting dat «onevenwichtige situaties» kunnen ontstaan als het verlaagde btw-tarief niet ook van toepassing wordt op architecten en hoveniers. Genoemde leden vragen de regering toe te lichten op welke onevenwichtigheden zij met dit wetsvoorstel anticipeert?

De leden van de SP-fractie vragen de regering het verwachte effect van het verlagen van het btw-tarief voor de renovatie en het herstel van woningen aan te geven. Voorts vragen deze leden de regering uit te leggen waarom de maatregel slechts voor een periode van één jaar geldt. Welk voordeel heeft het verlagen van het btw-tarief voor de renovatie en het herstel van woningen voor particulieren die hun eigen woning willen renoveren of herstellen? In hoeverre maakt de verlaging van het btw-tarief de nadelige effecten van de verhuurderheffing ongedaan, rekening houdende met de door het waarborgfonds sociale woningbouw gestelde eisen? Zijn reeds effecten merkbaar van het verlaagde btw-tarief?

De leden van de CDA-fractie zijn niet gerust gesteld door het antwoord van de regering in het nader rapport op het Europees rechtelijke punt. In 2010 stelde de regering heel erg duidelijk dat:

«Diensten van architecten en hoveniers vallen niet onder het verlaagde btw-tarief voor renovatie en herstel van woningen, aangezien deze diensten niet zijn aan te merken als renovatie- en herstelwerkzaamheden. Op grond van de Europese BTW-richtlijn is het niet toegestaan een apart verlaagd btw-tarief voor diensten van architecten en hoveniers in het leven te roepen»1

«Daaromtrent kan worden opgemerkt dat Nederland voor de btw, in tegenstelling tot de inkomstenbelasting, gebonden is aan Europese regels, neergelegd in de Europese BTW-richtlijn. Deze Europese BTW-richtlijn maakt de toepassing van het verlaagde btw-tarief alleen mogelijk voor het renoveren en herstellen van particuliere woningen. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dient voor de toepassing van verlaagde btw-tarieven gekozen te worden voor een strikte uitleg (noot: Zie bijvoorbeeld: HvJ EU van 18 maart 2010, zaak C-3/09). Tegen deze achtergrond is voor een uitleg gekozen waarbij voor het begrip «particuliere woningen» wordt aangesloten bij onroerende zaken die bestemd zijn voor permanente bewoning. Woonschepen en -wagens, kerken en gebouwen van maatschappelijke instellingen zijn uitgezonderd van deze btw-regeling»2

Zien de leden van de fractie van het CDA het samen met de Raad van State goed, dan staat de met het Beleidsbesluit 2013 voorgestane ruime uitleg van de begrippen «renovatie en herstel van woningen» op gespannen voet met de strikte uitleg door het Hof van Justitie van de Europese Unie van deze begrippen bij de toepassing van het verlaagde btw-tarief?

Specifiek vragen deze leden:

Waar in de memorie van toelichting is ingegaan op de in het betreffende beleidsbesluit3 neergelegde ruimere uitleg van de tijdelijke toepassing van het verlaagde btw-tarief voor renovatie en herstel van woningen, waar het betreft het ontwerpen en vervaardigen van bouwtekeningen door architecten, de arbeidskosten van hoveniers voor het aanleggen en onderhouden van de bij woningen behorende tuinen en de renovatie? De leden van de CDA-fractie hebben dat niet kunnen vinden.

Staat de regering nog achter de uitleg gegeven in 2010 of is de Tweede Kamer niet op een juiste wijze voorgelicht?

Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een juridische analyse op basis waarvan de regering in 2010 tot haar oordeel gekomen is ten aanzien van hoveniers en architecten

Graag ontvangen genoemde leden een juridische analyse op basis waarvan de regering in 2012 en 2013 tot haar oordeel gekomen is ten aanzien hoveniers en architecten.

Het is bijzonder wrang dat woonhuizen nu wel onder het lage btw-tarief voor renovatie vallen, maar dat kerken en gebouwen van maatschappelijke instellingen er niet onder vallen. Nu er geen Europeesrechtelijk probleem lijkt te zijn, moet het zeer simpel zijn om dit alsnog te doen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering kerken en gebouwen van maatschappelijke instellingen alsnog onder de tijdelijke btw-verlaging te brengen. Is de regering daartoe bereid?

De leden van de fractie van D66 constateren dat in dit wetsvoorstel het btw-tarief bij herstel en renovatie van een woning wordt verlaagd van 21% naar 6%. Deze leden constateren voorts dat dit wetsvoorstel het beleidsbesluit van 1 maart 2013 vervangt. De leden zijn benieuwd of het beleidsbesluit en dit wetsvoorstel qua uitwerking één op één overeenkomen?

Genoemde leden constateren dat tijdens het Algemeen Overleg Woningmarkt is toegezegd dat de Kamer geïnformeerd wordt over de mogelijkheden om te komen tot een bredere interpretatie van de Europese richtlijn met betrekking tot het lage btw-tarief voor transformatie van kantoren naar woningen. Deze leden zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot deze toezegging. In hoeverre is er overwogen om deze uitbreiding mee te nemen in dit wetsvoorstel?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat ook de diensten van architecten tijdelijk onder het verlaagde btw-tarief zijn gebracht. Deze leden vragen of dit tevens geldt voor diensten van constructeurs die bouwkundige berekeningen uitvoeren (en bouwtekeningen maken) ter voorbereiding van renovatie- en herstelwerkzaamheden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat een voorwaarde voor architecten om onder het verlaagde tarief te vallen is, dat dezelfde architect ook begeleidende werkzaamheden verricht ten aanzien van de renovatie of het herstel van de woning? Deze leden vragen wat precies verstaand wordt onder «begeleidende werkzaamheden» van architecten, naast het maken van het ontwerp? Hoe kan de Belastingdienst controleren dat architecten ook «begeleidende werkzaamheden» verrichten?

Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt, om de ook in de Integrale visie op de woningmarkt aangekondigde maatregel tot tijdelijke verlaging van het btw-tarief voor renovatie- en herstelwerkzaamheden aan woningen met dit voorstel wettelijk vast te leggen. Op deze werkzaamheden, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van de geleverde diensten, zal het verlaagde btw-tarief van 6% van toepassing zijn. In de Integrale visie op de woningmarkt is voorzien in het voor een periode van één jaar verlagen van het btw-tarief van 21% naar 6% voor de renovatie en het herstel van woningen. Conform de BTW-Richtlijn strekt het verlaagde btw-tarief zich uit tot alle renovatie- en herstelwerkzaamheden die in of aan een woning worden verricht. Voorts is het verlaagde btw-tarief alleen dan van toepassing indien de prestatie betrekking heeft op woningen die na meer dan twee jaar na het tijdstip van eerste ingebruikneming worden gerenoveerd of hersteld. Voor het begrip woningen wordt aangesloten bij het bestaande begrip woning van de tabelposten 8 en 19 van tabel I, onderdeel b, behorende bij de Wet OB 1968. Het gaat daarbij om onroerende zaken die bestemd zijn voor permanente bewoning door particulieren.

De leden van de 50PLUS-fractie wijzen er op dat van overheidswege wordt toegejuicht, dat voor langere tijd leegstaande of in onbruik geraakte kantoorgebouwen, omgebouwd worden tot woningen, in het bijzonder voor starters.

Deze leden zijn van mening, dat het aanbeveling verdient om starters waar mogelijk te faciliteren bij het vinden van een aantrekkelijke en betaalbare woning. Zij zouden er voor willen pleiten, het lagere btw-tarief ook van toepassing te verklaren voor kantoorgebouwen ouder dan twee jaar, voor zover het renovatie- en herstelwerkzaamheden betreft die nodig zijn om deze kantoorgebouwen geschikt te maken voor bewoning. Deze leden vragen of de door hen bedoelde uitbreiding van de btw-regeling mogelijk is, binnen de mogelijkheden die de Europese BTW-richtlijn biedt.

Omzetbelasting – Kantineregeling

De leden van de VVD-fractie hebben alle begrip voor het afschaffen van de kantineregeling voor sportverenigingen. Wel vinden zij dit een ingrijpende maatregel en vraagt zij zich af of er wel in voldoende mate overleg is geweest met kleinere sportverenigingen en de sportwereld. Zou de regering een schriftelijke bevestiging willen geven van dit overleg?

De leden van de fractie van de PvdA constateren dat in artikel 11, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968, de vrijstellingsgrens voor diensten voor fondsenwervende activiteiten van sportverenigingen wordt verhoogd van € 31.765 naar € 50.000. Kan de regering toelichten of, en zo ja, welke budgettaire gevolgen dit heeft? Wat zijn de budgettaire gevolgen van de genoemde nieuwe jurisprudentie, waarin de grens zelfs wordt opgehoogd naar € 68.067?

De leden van de CDA-fractie begrijpen niet helemaal wat de regering voorstelt met betrekking tot de kantinevrijstelling en wat de gevolgen zijn voor verenigingen.

Stel dat voor elk van de verenigingen/dorpshuizen/scholen et cetera zoals hieronder opgesomd € 25.000 aan fondsverwende activiteiten heeft en een kantineomzet van € 60.000.

Kan de regering dan voor elk van de hieronder genoemde instellingen aangeven hoeveel btw zij verschuldigd zijn in 2012 (voor het voorgenomen intrekking) en in 2014 (na intrekking van het besluit)?

  • een sportvereniging

  • een muziekvereniging

  • een speeltuinvereniging

  • een instelling voor jeugdwerk

  • een bejaardensociëteit

  • een hobbyclub

  • een buurtvereniging

  • een dorpshuizen

  • een wijkcentrum

  • een scholen voor basisonderwijs,

  • een school voor lager en middelbaar beroepsonderwijs

  • een school voor algemeen voortgezet onderwijs en/of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

Verder verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering in te gaan op een sportvereniging die op twee plaatsen velden heeft en dus twee kantines. In elk van deze kantines wordt een omzet gedraaid van € 50.000 per jaar. Hoe pakt de voorgestelde maatregel uit voor deze vereniging?

Tevens vragen deze leden hoeveel sportverenigingen een jubileumstichting hebben opgericht tot nu toe?

Is de regering bereid om de eis tot een notariële akte te laten vallen en een vereniging simpelweg de mogelijkheid te geven om een jubileumstichting te registeren bij de belastingdienst en een tijdelijk ANBI-nummer toe te kennen, zodat de kosten beperkt worden?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om in te gaan op het gebruik van de huidige kantineregelingen voor sportverenigingen? Hoeveel sportverenigingen maken hier gebruik van? Wat is de belastinguitgave gemoeid met deze regeling? Voorts zijn de leden benieuwd naar het gebruik van de huidige vrijstelling voor levering en diensten voor fondswervende activiteiten door organisaties die voor hun primaire activiteiten zijn vrijgesteld van de heffing van de btw. Hoeveel sportverenigingen maken nu gebruik van die regeling? Wat is de belastinguitgave die hiermee is gemoeid? Hoeveel sportverenigingen verwacht de regering dat er van deze regeling gebruik maken na verhoging van de grens tot 50.000 euro? Wat is zijn de budgettaire consequenties van de verhoging van de grens?

Douane- en Accijnswet BES

De leden van de fractie van de VVD gaan er van uit dat de Douane- en Accijnswet BES in voldoende mate is afgestemd met het lokale bestuur van de BES eilanden en dat er gekozen is voor praktische en technische oplossingen. Zou de regering dit willen bevestigen?

Renseigneringsverplichtingen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering ten aanzien van de voorgestelde wijziging van artikel 75 in de Successiewet 1956 de aanbeveling van de Raad van State niet heeft overgenomen. De Raad van State adviseerde de renseignering te clausuleren tot levensverzekeraars, uitvoerders van derdenbedingen en andere financiële instellingen. Genoemde leden delen de wens van de regering renseigneringsverplichtingen flexibel te kunnen toepassen als ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk daarom vragen, maar vragen de regering wanneer zij verwacht de renseignering in de toekomst uit te breiden? In aanvulling op renseignering van sofinummers en andere digitale gegevens, welke informatie kan onder dit artikel worden geschaard? (artikel VII)

Artikelsgewijs

Artikel II

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat aan artikel 27d van de Wet op de loonbelasting 1964 een lid wordt toegevoegd met daarin een codificatie van de in de praktijk reeds toegepaste wijze van heffing en afdracht van de bijdragenvervangende belasting. Genoemde leden vragen de regering naar de oorzaak van de vertraagde aanpassing van deze wet sinds de betreffende bepalingen reeds zijn ingevoerd op 1 januari 2006?

Artikel XIX

De leden van de PvdA-fractie merken op dat onder andere in artikel 32 van de Wet belastingen op milieugrondslag de communautaire douaneregeling wordt vervangen door de EU-douaneregeling. Deze leden vragen of de regering een overzicht kan geven van de verschillen tussen de communautaire en EU-douaneregeling? Wat zijn de voor- danwel nadelen van de onderdelen van de nieuwe regeling ten opzichte van de oude regeling?

Genoemde leden constateren daarnaast dat onder artikel 2 van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt voorgesteld de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN-codes) aan te passen. Deze leden vragen de regering of zij verwacht dat deze wijziging administratieve lasten met zich meebrengt? Waar baseert de regering zich op?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck