Gepubliceerd: 18 juni 2013
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (VVD)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33610-12.html
ID: 33610-12

Nr. 12 NADER VERSLAG

Vastgesteld 18 juni 2013

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft na ontvangst van de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 14 juni 2013 t.g.v. het voorontwerp van de nota van wijziging en de brief van de minister van Financiën van dezelfde datum t.g.v. de brief van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten over de toezichtsaspecten m.b.t. het voorstel van sociale partners tot aanpassingen van het Witteveenkader, besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp. Hierover hebben deze leden enkele vragen. Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie aangeven dat voorkomen moet worden dat de voorgestelde plannen leiden tot een verhoging van de administratieve lasten en dat tevens voorkomen moet worden dat de kosten zo hoog zijn dat het niet meer loont om te sparen voor de oudedagsvoorziening in de voorgestelde excedentregelingen.

De aanvullende regeling wordt uitgevoerd in een excedentregeling. Waarom is voor deze regeling gekozen? In hoeverre is er rekening gehouden met de kosten voor de uitvoering van deze regeling? Is de regeling op vrijwillige basis, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Genoemde leden vragen de regering of zij voor de duidelijkheid uiteen kan zetten wat de verschillen zijn tussen pensioenproducten (bijvoorbeeld een lijfrentepolis) die nu al mogelijk zijn in box 3 en de voorgestelde excedentregelingen.

De regering constateert terecht dat de uitvoeringskosten zullen toenemen. De leden van de fractie van de VVD vinden het jammer dat het voorstel tot een toename van uitvoeringskosten leidt voor DNB, AFM, de Belastingdienst en ook voor bedrijven. Kan de regering aangeven wat de te verwachten uitvoeringskosten voor DNB, de AFM en de Belastingdienst zijn? Wie neemt deze lasten voor rekening? De budgettaire ruimte is in 2015 € 10 miljoen. Hoe verhouden deze bedragen zich tot elkaar? En tot de uitvoeringkosten van DNB, AFM en de Belastingdienst?

De aanvullende maatregel geldt ook voor partner- en wezenpensioen. Kan de regering aan de leden van de VVD-fractie aangeven waarom hiervoor gekozen is en wat zijn de uitgaven voor deze regelingen? Zijn deze regelingen uit te sluiten (eventueel op vrijwillige basis?)

Genoemde leden vragen of de regering een overzicht kan geven van de budgettaire ontwikkeling na 2017?

Zij hebben ook de nodige vragen over de uitvoering en de kosten van de excedentregelingen zelf. Hoe worden de kosten van de aanvullende regeling omgeslagen? Gaan deze één op één ten laste van de excedentregeling? Hoe worden deelnemers transparant geïnformeerd over deze kosten? De leden van de VVD-fractie zien een parallel met de pensioenen van de uitzendbranche. Ook hier zijn veel kleine pensioenen waarvan de uitvoeringskosten niet in verhouding staan met de waarde van het pensioen. Het lijkt er op dat een groot deel van de premie-inleg nu aan kosten opgaat. Dat vinden deze leden zeer ongewenst. Kan de regering hier uitgebreid op ingaan?

Ook vragen de leden van de VVD-fractie wat er gebeurt met iemand die eerst minder dan € 100.000 verdiende en later meer dan € 100.000 gaat verdienen. Heeft deze persoon dan twee excedentregelingen? Kan dit bedrag of deze regeling dan wel samengevoegd worden om zo kosten te besparen?

Daarnaast willen deze leden graag weten hoe het werkt als iemand van een inkomen boven € 100.000 terug gaat naar een inkomen onder de € 100.000. Wat zijn dan de (fiscale) gevolgen?

En hoe het gaat bij meer dan één dienstbetrekking waar de totale inkomsten boven € 100.000 komen? Wat zijn daar de gevolgen? En hoe werkt dit uitvoeringstechnisch? Treedt er dan bijvoorbeeld belastingheffing op als er bij elkaar een te hoge toegestane reservering is en wie moet dan betalen, een van de werkgevers of betrokkene?

Wat vindt de regering van het idee van DNB en de AFM om het extra netto pensioensparen onder te brengen bij een aparte rechtspersoon? Wat ziet de regering als de kansen en de gevaren daarvan, zo vragen de leden van de fractie van de VVD?

Ook over de communicatie hebben genoemde leden enkele vragen. Hoe wordt over de excedentregelingen gecommuniceerd naar de deelnemers? Komt de excedentregeling bijvoorbeeld ook op het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) te staan en op de website www.mijnpensioenoverzicht.nl?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het onderhavige ontwerp er vanuit gaat dat het extra pensioensparen vanuit het nettoloon ook onder de verplichtstelling van de bedrijfstakpensioenfondsen gaat vallen. DNB geeft aan dat er dan geen sprake meer is van een nevenactiviteit en dat daarmee mogelijk artikel 123 van de Pensioenwet doorbroken wordt, waardoor risico’s voor de verplichtstelling ontstaan. Kan de regering daar op reageren?

Deze leden vragen of de regering kan reageren op signalen dat pensioenfondsen hun premie niet willen verlagen omdat daarmee kortingen voorkomen kunnen worden, of dat premies hoog worden gehouden voor de versterking van het fonds. Daarnaast vragen zij naar de verhouding met de openstaande dan wel aangekondigde kortingen en de inwerkingtredingsdatum van dit wetsvoorstel.

Bovendien constateren zij leden dat de aangekondigde premies daadwerkelijk nog niet omlaag zijn gegaan en dit ook niet in de toekomst zullen doen. Wat gaat de regering hier aan doen, omdat de besparing dan immers onder druk komt te staan?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of ze kan ingaan op de situatie waarbij werkgevers een (groot) bedrag overmaken aan het pensioenfonds in ruil voor een overgang van een zogenaamde DB-regeling (Defined Benefit) naar een DC-regeling (Defined Contribution). Dit betekent dat weliswaar de situatie van een pensioenfonds verbetert, maar die van de overheid niet. Die mist immers bijvoorbeeld een deel vennootschapsbelasting. Kan de regering daar op ingaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging, die voortvloeit uit de afspraken die de Stichting van de Arbeid en het kabinet hebben gemaakt als aanvulling op voorliggend wetsvoorstel. Genoemde leden hebben nog aanvullende vragen.

Nota naar aanleiding van het verslag

In hoeverre grijpen het reële contract – zoals voorgesteld in het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) pensioenen – en een verlaging van de maximale jaarlijkse opbouwpercentages op elkaar in, aangezien het reële contract een geïndexeerd pensioen voorstaat en de opbouw dus ook inclusief indexatie wordt geacht plaats te vinden? De werkgroep Witteveenkader van de sociale partners schrijft in haar rapportage dat de vormgeving van het nieuwe FTK van grote invloed is op de toekomstige pensioenpremie. Graag een reactie van de regering op deze uitspraak.

De regering gaat het premieverloop monitoren op basis van de jaarlijkse premie-enquête van DNB. Deze enquête wordt alleen onder de grote pensioenfondsen gehouden. Hoe stelt de regering zich op de hoogte van het premieverloop van kleinere fondsen, en dus van het totale gemiddelde?

Hoe kunnen de leden de gepresenteerde vervangingsratio beoordelen ten opzichte van reeds gepensioneerden, als de regering heeft aangegeven dat de omvang van de vervangingsratio niet in algemene termen kan worden uitgedrukt?

De regering wijst er in de nota naar aanleiding van het verslag terecht op dat afkoop van kleine pensioenen gerelateerd is aan de kosten voor de uitvoerder en niet aan de opbouw van de deelnemers. Deelt de regering de zorg van de leden van de PvdA-fractie dat vanwege een langere opbouwperiode en een flexibeler arbeidspatroon de huidige grens van € 451,22 te hoog is en er te veel kleine pensioenen zullen worden afgekocht? Zo nee, waarom niet?

In hoeverre wordt er in pensioenregelingen een verschillend indexatiebeleid gevoerd ten aanzien van de actieve deelnemers enerzijds en de «slapers» en gepensioneerden anderzijds?

Nota van wijziging

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de uitvoerbaarheid en communiceerbaarheid van de voorgestelde spaarregelingen. Het huidige pensioenstelsel is al complex en lastig uit te leggen aan mensen, laat staan als er nu meerdere pensioenregelingen – bruto én netto – naast elkaar bestaan. De uitvoeringskosten zullen hierdoor stijgen. De adviserende leden van de werkgroep Witteveenkader hebben aangetekend dat de uitvoeringskosten voor de excedentregeling niet in een redelijke verhouding staan tot de premie-inleg. Wat vindt de regering van deze constatering?

In hoeverre deelt de regering het uitgangspunt van sociale partners, dat bij het zoeken naar een alternatief het behouden van een fiscale behandeling voor ieder inkomensniveau in een gelijkwaardige pensioenopbouw zou moeten voorzien? Klopt het dat werknemers met een inkomen boven € 100.000,– (± 100.000 werknemers) veel meer profiteren van deze oplossing dan werknemers met een inkomen onder € 100.000,– (± 5,5 miljoen werknemers)?

Kan de regering berekeningen geven van de zes soorten pensioenexcedentregelingen voor werknemers met een inkomen van 1x modaal, 1,5x modaal, 2x modaal, 3x modaal (€ 100.000,–), € 150.000,–, € 175.000,– en € 200.000,– (aannames: middelloonregeling en wettelijke franchise). Bij deze berekeningen willen genoemde leden graag de resultaten van de jaarlijkse opbouw, de (geschatte) premie-inleg en de (geschatte) kosten.

Klopt de inschatting dat de pensioenexcedentregeling bij een modaal inkomen tot een verwacht jaarinkomen van € 12,– zal leiden? Hoe kijkt de regering in dat geval aan tegen een dergelijke ingrijpende fiscale herziening van het stelsel in relatie tot de opbrengst?

Waarom zijn er wel regelingen voor ouderdom, partnerpensioen en wezenpensioen, en niet voor arbeidsongeschiktheid?

Is er sprake van collectieve DC-regelingen? Zo nee, waarvan wel? Draagt de werkgever ook bij aan de opbouw van deze spaarfaciliteit, of wordt deze slechts gevuld met werknemerspremies?

Voor de leden van de PvdA-fractie is nog steeds niet helder of de excedentregelingen verplicht of vrijwillig zijn.

Welke keuzemogelijkheden hebben werknemers in deze?

Kan de regering een reactie geven op de bezwaren en opmerkingen van DNB en AFM, specifiek op de punten van de verplichtstelling/ringfencen van de vermogens en de kostenefficiëntie van de regering onder de € 100.000,-?

Deze leden begrijpen dat het vanuit het oogpunt van handhaving noodzakelijk is dat het netto pensioenvermogen gescheiden is van het vermogen onder toepassing van de omkeerregel. De conclusie dat pensioenfondsen deze excedentregelingen dan wellicht niet uit zouden mogen voeren, gaat genoemde leden wel erg snel. Pensioenfondsen kunnen juist door middel van het schaalvoordeel voor lagere kosten zorgen. Indien werknemers een pensioenregeling bij een pensioenfonds hebben en verplicht een excedentregeling bij een verzekeraar moeten afsluiten, deelt de regering dan de zorg van de leden van de PvdA-fractie dat de uitvoeringskosten voor met name de excedentregelingen onder de € 100.000,– niet in een redelijke verhouding staan tot de premie-inleg en wellicht ook niet tot de pensioenopbouw?

Is het de bedoeling dat er straks over zes excedentregelingen wordt gecommuniceerd op één UPO?

In hoeverre is een eerdere onttrekking uit de netto spaarregelingen dan bij de pensioengerechtigde leeftijd mogelijk en gewenst, en welke consequenties heeft dit?

Indien de excedentregelingen een vrijwillige aanvulling zijn op de pensioenregeling, hoe groot acht de regering de kans dat werknemers vrijwillig mee zullen doen aan een regeling met een jaarlijkse netto opbouw van 0,056%? Op welke manier kan dan massa gemaakt worden, vragen de leden van de PvdA-fractie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het voorontwerp van de nota van wijziging. Zij constateren dat er naast het pensioensparen in de tweede pijler en geheel nieuw spaarsysteem wordt ingevoerd. Deze leden vragen waarom de beschikbare € 250 miljoen niet is besteed aan een generieke verhoging van het opbouwpercentage van 1,75% naar 1,85%.

De leden van de SP-fractie vragen of de introductie van «Pensioenexcedentregelingen zijn:

ouderdomspensioenexcedentregelingen,

optoppingsouderdomspensioenexcedentregelingen,

partnerpensioenexcedentregelingen,

optoppingspartnerpensioenexcedentregelingen,

wezenpensioenexcedentregelingen, en

optoppingswezenpensioenexcedentregelingen» zullen bijdragen aan het inzicht van de deelnemer in zijn pensioenopbouw?

De leden van de SP-fractie vragen wanneer de regering duidelijkheid verschaft of de excedentregelingen door pensioenfondsen kunnen worden uitgevoerd. Zij vragen voorts of deelname aan de excedentregelingen door cao-partijen verplicht gesteld kan worden. Deze leden vragen indien verplichtstellen niet mogelijk is om welke redenen de regering hier niet voor gekozen heeft.

De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om de opbouw in de excedentregelingen inzichtelijk te maken bij mijnpensioenoverzicht.nl. Deze leden vragen naar de wijze waarop dit geïntegreerd kan worden en naar de daaraan verbonden kosten.

De leden van de SP-fractie vragen of de excedentregelingen kunnen worden afgekocht.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de bedragen die gespaard kunnen worden voor inkomens onder de € 100 000,– relatief klein zijn. De leden van de SP-fractie vragen of de voorgestelde excedentregelingen nivellerend of denivellerend werken. De leden vragen om een onderbouwing hierbij.

De leden van de SP-fractie vragen of het juist is dat telkens wanneer gespaard wordt, het bedrag, dat gespaard kan worden vervolgens omgerekend moet worden tot het maximaal toegestane opbouwpercentage.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel van de inleg gebruikt zal moeten worden voor het uitvoeren van de excedentregelingen. Deze leden vragen om rekenvoorbeelden.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om een reactie op het volgende oordeel van Adfiz over de excedentregelingen: «Het leidt tot een hoge mate van inefficiëntie in de markt en werkt een efficiënte dienstverlening aan pensioendeelnemers niet in de hand. Wij stellen dan ook dat het beter is de fiscale opbouwpercentages ongemoeid te laten.»

De leden van de SP-fractie vragen om een uitgebreide reactie van de regering op de uiterst kritische gezamenlijk reactie van de AFM en DNB.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering een voorbeeld van een Uniform Pensioenoverzicht kan geven waarin de stand van zaken van deelname aan de excedentregelingen is weergegeven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp van de nota van wijziging. Zij zijn zo geschrokken van de inhoud van de nota van wijziging, dat zij de regering in overweging geven het bij een voorontwerp te houden en de nota van wijziging niet in te dienen. Aangezien deze leden niet onmiddellijk verwachten dat de regering op de eerste vraag positief zal reageren, hebben zij wel een groot aantal vragen.

De regering stelt in dit voorontwerp voor een Ouderdomspensioenexcedentregeling, een Optoppingsouderdomspensioenexcedentregeling, Partnerpensioenexcedentregeling, Optoppingspartnerpensioenexcedentregeling een Wezenpensioenexcedentregeling en een Optoppingswezenpensioenexcedentregeling in te voeren. De leden van de CDA-fractie zien hiervoor zeker meerwaarde bij de spellen scrabble en wordfeud indien deze op vergrote borden gespeeld kunnen worden.

Genoemde leden vragen de regering het volgende voorbeeld uit te werken. Een modale werknemer verdient € 33.000 per jaar. Hoeveel excedentpensioen mag hij onder deze regelingen opbouwen per jaar, indien zijn werkgever de maximale ruimte benut? En hoeveel premie moet hij hiervoor betalen?

Het uniform pensioenoverzicht

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat iedere premiebetaler een standaard pensioenoverzicht krijgt van zijn pensioenfonds en een tweede pensioenoverzicht krijgt over zijn netto/netto aanspraak met zijn excedentregelingen? Kan de regering een voorbeeld aan de Kamer sturen van een ambtenaar met een modaal inkomen die aan de excedentregeling meedoet? Deze ambtenaar heeft tien jaar gewerkt. Hoe ziet zijn pensioenoverzicht bij het ABP eruit in 2013 en hoe zien zijn pensioenoverzichten eruit in 2015, wanneer de excedentregelingen zijn ingegaan en hij eraan meedoet? Graag ontvangen deze leden daar een voorbeeld van, inclusief de leeswijzer die aangeeft hoe een bruto en een netto pensioen bij elkaar opgeteld dienen te worden.

De afkoop van pensioenregelingen

De afkoopgrens voor kleine pensioenen bedraagt in 2013 € 451,22. Indien een werknemer bij een pensioenregeling weggaat en een aanspraak van minder dan dat bedrag heeft opgebouwd, dan heeft het fonds het recht om de aanspraak in één keer uit te keren. Geldt deze grens voor het aftoppingspensioen afzonderlijk? Zo ja, begrijpen de leden van de fractie van het CDA het dan goed als een modale werknemer na twintig jaar werken bij een werkgever, naar een andere werkgever gaat, dat zijn pensioenaanspraak standaard afgekocht zal worden?

Verplichte of vrijwillige deelname

Uit de haastig geschreven toelichting konden de leden van de CDA-fractie niet duidelijk opmaken of in de CAO collectief bindende afspraken gemaakt kunnen worden voor de opbouw in de excedentregelingen of niet. Graag ontvangen zij een duidelijk antwoord op deze vragen, met redenen omkleed.

Inkomensbegrip

Op 1 januari is de Wet uniformering loonbegrip van kracht geworden. Er is kritiek geweest op de koopkrachteffecten, maar de wet deed wel één ding: zij introduceerde één loonbegrip in de fiscaliteit en de sociale zekerheid en dat maakt een hoop processen een stuk eenvoudiger en transparanter.

Dit voorstel voor een nota van wijziging lijkt precies het tegenovergestelde te doen. Het creëert een nieuw inkomensbegrip in de fiscaliteit en in de sociale zekerheid.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag of de premie, die betaald wordt, vanuit het netto salaris, meetelt voor de berekening van het verzamelinkomen, waarop bijna alle inkomensafhankelijke regelingen worden gebaseerd.

Indien de betaalde premie deel uitmaakt van het verzamelinkomen, begrijpen genoemde leden het dan goed dat de uitkeringen van het netto pensioen geen onderdeel uitmaken van het verzamelinkomen?

Betekent dit dat mensen die netto pensioeninkomen hebben uit die regelingen, daarmee een voordeel hebben bij de inkomensafhankelijke regelingen?

En valt het vermogen dat hier opgebouwd wordt in box 3 met een vrijstelling of valt het daarbuiten? Telt het vermogen dus mee voor het bereiken van vrijstellingen of niet?

Kan de regering precies aangeven welke gevolgen dit wetsvoorstel heeft voor inkomensafhankelijke regelingen zoals de toeslagen, de vaststelling van alimentatie, de

vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ (zowel wanneer het vermogen zit in de opbouwfase als in de uitkeringsfase) en de Studiefinanciering: de ouderbijdrage

Europeesrechtelijke aspecten

De AFM en DNB zeggen dat er Europeesrechtelijke aspecten zijn, onder andere voor de taakafbakening. Waarom laat de regering het desbetreffende hokje dan leeg? Kan de regering dus nader ingaan op de bezwaren die DNB en AFM ter berde brengen, vragen deze leden?

Administratieve lasten

De administratieve lasten worden geschat op € 5 tot € 10 miljoen per jaar, voor bedrijven wel te verstaan. Is dit inclusief de meerkosten van de pensioenoverzichten?

In de nota van wijziging staat geen schatting van de administratieve lasten voor burgers. Misschien wel 10 miljoen burgers moeten de nieuwe regeling begrijpen. Kan de regering een schatting maken van die kosten?

En is de regering bereid om de schattingen door ACTAL te laten verifiëren, nu het om een van de allergrootste administratieve lastenverzwaringen van de afgelopen jaren blijkt te gaan?

Kan de regering een overzicht geven voor de komende vijf jaar hoe groot het budgettaire beslag is en wat de administratieve lasten zijn?

Nog een vraag over de nota van wijziging met betrekking tot de uitvoering door pensioenfondsen.

In de nota van wijziging staat een intrigerende zin:

«Enerzijds is het voor de overzichtelijkheid voor de deelnemer wenselijk als de pensioenexcedentregeling ook door een pensioenfonds kan worden uitgevoerd. Anderzijds kan uitvoering door een pensioenfonds leiden tot spanning met de eis van één financieel geheel op grond van de Pensioenwet. Die spanning kan leiden tot risico’s ten aanzien van de houdbaarheid van de verplichtstelling. Het kabinet acht dat risico ongewenst. Dit impliceert dat de vraag of en zo ja hoe pensioenfondsen een dergelijke excedentregeling kunnen uitvoeren, nader moet worden bezien».

Doet de regering nu een voorstel tot ringfencing, tot niet-ringfencing of wordt het besluit uitgesteld? Acht de regering het zorgvuldig om bij de wetsbehandeling over een nieuwe pensioenvorm niet vast te leggen of een pensioenfonds die mag uitvoeren of niet, zo vragen de leden van de fractie van het CDA?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het voorontwerp van de nota van wijziging. Zij zijn van mening dat het pensioenstelsel gebaat is bij eenvoud en lage kosten. In dat kader baart de complexiteit van de excedentregelingen en de daarmee gepaard gaande hoge uitvoeringskosten hen zorgen. De leden hebben hierover verschillende vragen. Tevens willen deze leden gebruik maken van dit nader verslag om verdere vragen te stellen die zij hebben naar aanleiding van het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel en naar aanleiding van de brief van DNB en AFM over de excedentregelingen.

De leden van de fractie van D66 constateren dat de sociale partners pleiten voor een budget dat groter is dan € 250 miljoen om de inperking van het Witteveenkader te beperken via fiscaal gefacilieerde excedentregelingen. Genoemde leden constateren verder dat in de kabinetsbrief over het sociaal akkoord het volgende staat: «Het kabinet geeft voor de uitwerking tot 1 juni 2013 de gelegenheid, met een maximaal budgettair beslag oplopend tot € 250 miljoen structureel.» Is er nu wel of niet een akkoord over de € 250 miljoen gesloten in het sociaal akkoord? En is er wel of niet een akkoord gesloten over de aanwending van deze € 250 miljoen welke de basis vormt voor het voorontwerp van de nota van wijziging?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd naar de budgettaire consequenties van de excedentregeling. Kan de regering een overzicht geven voor de jaren 2014 tot en met 2017 en structureel? Kan daarbij het budgettair beslag van de excedentregeling boven een inkomen van € 100.000 en onder een inkomen van € 100.000 uitgesplitst worden?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd naar de resultaten van de excedentregeling op de pensioenopbouw. Kan de regering aangeven tot hoeveel extra pensioen (zowel in euro's als in percentage van de inleg) bij maximaal gebruik de excedentregeling leidt voor een aantal inkomenscategorieën voor iemand van 25 jaar? Kan de regering daar bij het effecten (in euro's en als percentage) schetsen voor iemand die het minimumloon verdient, iemand met een modaal inkomen, iemand met twee keer modaal, iemand met een inkomen van € 100.000 en iemand met een inkomen € 250.000?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd hoeveel euro iemand maximaal kan inleggen in de excedentregeling bij verschillende inkomenscategorieën. Kan de regering ingaan op iemand met het minimumloon, iemand met een modaal inkomen, iemand met het inkomen van € 100.000 en iemand met een inkomen van € 250.000?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd naar het fiscale voordeel voor mensen uit verschillende inkomenscategorieën die maximaal gebruik maken van de excedentregeling. Kan de regering daarbij ingaan op iemand die het minimumloon verdient, iemand met een modaal inkomen, iemand met twee keer modaal, iemand met een inkomen van € 100.000 en iemand met een inkomen € 250.000?

De leden zijn benieuwd of het kabinet het noodzakelijk acht om ook de pensioenopbouw boven een inkomen van € 100.000 fiscaal te stimuleren via een excedentregeling? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de maatregel uit het regeerakkoord om de fiscale facilitering te beperken tot een inkomen van € 100.000?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om nader in te gaan op de extra uitvoeringskosten van de excedentregelingen voor respectievelijk de pensioenfondsen, werkgevers, DNB en AFM. Kan dit ook worden gepresenteerd opgesplitst naar respectievelijk de excedentregeling onder en boven de € 100.000? En wat zijn de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst die hiermee zijn gemoeid? En hoe beoordeelt de regering de verhouding tussen de uitvoeringskosten en de extra fiscale baten voor werknemers van de twee soorten excedentregelingen?

De leden van de fractie van D66 constateren dat DNB en AFM per brief ingaan op de voorgestelde excedentregeling. Daarin zijn de verschillende aandachts- en kritiekpunt van DNB en AFM per bulletpoint geordend. De leden vragen de regering om de regering per bulletpoint te reageren op de aandachts- en kritiekpunten. En op welke wijze wordt het voorontwerp op deze punten aangepast en verbeterd? Of geeft deze brief de regering aanleiding om helemaal af te zien van de excedentregeling?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd of DNB en/of AFM betrokken zijn bij de onderhandelingen met sociale partners over het Witteveenkader en de aanwending van de € 250 miljoen? Zo ja, wat was daarbij hun inbreng? Zo nee, waarom heeft de regering hun expertise niet benut?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om in te gaan op het fiscale voordeel voor de deelnemer van de netto-netto regeling. Hoe groot is het fiscale voordeel voor de deelnemer vergeleken met de omkeerregel?

De leden van de fractie van D66 merken op de brief van de StAR refereert aan hoge uitvoeringskosten van de excedentregelingen (0,1% bruto). Kan de regering hier nader op ingaan? Welk deel van een ingelegde euro gaat verloren aan uitvoeringskosten? Kan de regering onderscheid maken van de uitvoeringskosten per ingelegde euro tussen de excedentregeling onder de € 100.000 en de excedentregeling boven de € 100.000?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd naar de samenhang van de voorgestelde excedentregeling met de verplichtstelling. Kunnen deelnemers verplicht gesteld worden om deel te nemen aan de excedentregeling? En zo ja, op welk basis kan dat?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de sociale partners hebben aangegeven te streven naar regelingen met een hoger opbouwpercentage dan 1,85%. Kunnen deelnemers via het algemeen verbindend verklaren van cao's of anderszins worden verplicht deel te nemen aan regelingen die een hoger opbouwpercentage kennen dan opgenomen in de fiscale wetgeving?

De leden van de fractie van D66 merken op dat in de toelichting staat dat bij het voorontwerp de vraag «of en zo ja hoe pensioenfondsen een dergelijke excedentregeling kunnen uitvoeren, nader moet worden bezien». Kan de regering deze passage nader toelichten? Betekent deze passage dat pensioenfondsen naar de mening van de regering wellicht de excedentregelingen niet mogen uitvoeren? Wanneer wil de regering hier een keuze maken? Is dit onderwerp ook besproken met sociale partners? Wat zou het uitsluiten van pensioenfondsen betekenen voor de complexiteit, uitvoeringskosten en communiceerbaarheid?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de excedentregeling leidt tot extra complexiteit. Zij merken op dat een toch al ingewikkeld product als het pensioen nog complexer wordt, nu de regering wil voorstellen dat een deel via de omkeerregel gaat en een deel via de netto-netto regeling. Hoe moeten pensioenfondsen dit exact inzichtelijk gaan maken op het uniforme pensioenoverzicht (upo)? Heeft de regering onderzoek gedaan naar de beste wijze van communicatie? Zijn er bijvoorbeeld enquêtes gehouden onder deelnemers?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de sociale partners tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer hebben aangegeven dat regering niet heeft gestreefd naar een afspraak met sociale partners over het verminderen van de pensioenpremie wanneer het Witteveenkader wordt ingeperkt. Kan de regering bevestigen dat het kabinet hier inderdaad niet op heeft ingezet? En zo ja, waarom heeft de regering niet gestreefd naar harde afspraken over premiedaling, die ook cruciaal is voor het borgen van eerlijke generatie-effecten, het realiseren van de bezuiniging uit het regeerakkoord en het positieve effect op de economie?

De leden van de fractie van D66 wijzen de regering erop dat de uitlatingen van de pensioenfederatie en de sociale partners tijdens het rondetafelgesprek niet de indruk gaven dat zij voornemens zijn om de lagere pensioenopbouw door te vertalen in lagere premies (zoals wel is verondersteld in de doorrekening van het regeerakkoord). Welke maatregelen is de regering van plan te nemen (of zijn er reeds ondernomen) om de premiedaling die is voorondersteld in de financiële doorrekening van het regeerakkoord veilig te stellen?

De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat een lagere pensioenopbouw ook moet leiden tot lagere premies. Zij vragen zich af of het de inzet van de regering is dat bij het ABP – waar de overheid een bijzondere rol heeft – de lagere opbouw één op één wordt doorvertaald naar lagere premies?

De leden van de fractie van D66 constateren dat bij de financiële doorrekening van het regeerakkoord door het CPB een geleidelijk daling van de pensioenpremie met € 6 miljard is verondersteld. Kan de regering aangeven wat het effect is op het EMU-saldo indien de pensioenpremie per 1-1-2015 direct met 6 miljard zou dalen? En wat zouden daarvan de economische effecten zijn op onder andere de economische groei en de koopkracht?

De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd naar de budgettaire effecten indien het opbouwpercentage niet wordt teruggebracht naar 1,75% maar naar 1,80 respectievelijk 1,85% en waarbij wordt afgezien van de excedentregelingen. Kan de regering de budgettaire consequenties geven voor de jaren 2014 tot en met 2017 en structureel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorontwerp van de nota van wijziging bij het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden willen de regering enkele opmerkingen en vragen over het wetsvoorstel voorleggen.

Genoemde leden hebben waardering voor de inzet van de sociale partners om met een alternatief te komen, maar hebben tegelijkertijd vragen over het draagvlak van dit «akkoord». Zij vragen de regering aan te geven of het «Alternatief aanpassingen Witteveenkader» een definitief onderhandelingsakkoord betreft of een tussenstand van de onderhandelingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren tevens dat er momenteel nog geen advies van de Raad van State ligt. Genoemde leden zijn van mening dat een advies van de Raad van State onmisbaar is alvorens tot verdere behandeling van de nota van wijziging kan worden overgegaan, te meer daar artikel 123 van de Pensioenwet doorbroken wordt. Deze leden geven daarom de voorkeur aan een zorgvuldige behandeling.

Pensioenexcedentregelingen

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering met de nota van wijziging afwijkt van haar standpunt in het initiële wetsvoorstel dat het boven een bepaald inkomensniveau niet langer nodig is de pensioenopbouw fiscaal te faciliteren. Zij vragen de regering dit nieuwe standpunt te onderbouwen.

Deze leden zijn van mening dat de voorgestelde extra pensioenexcedentregelingen vooral ten goede komen aan de inkomens boven € 100.000. Zij vragen de regering in dit verband aan te geven hoe de derving van € 250 miljoen verdeeld is over de standaard excedentregelingen en de optoppingsregelingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie blijven voorstander van een aftopping, ook bij het sparen van een netto pensioenuitkering. Zij vragen de regering aan te geven hoe hoog de extra netto pensioenuitkering voor inkomens onder € 100.000 (die nu vergelijkbaar is met een brutouitkering van 0,10%) zou zijn indien de aftopping boven € 100.000 ook bij een netto pensioenuitkering wordt gehandhaafd.

Advisering DNB/AFM

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in de nota naar aanleiding van het nader verslag een appreciatie te geven van de opmerkingen van DNB en AFM. Zij vragen in dit verband specifiek aandacht voor de opmerkingen over het scheiden van de verschillende pensioenpotten, de risico’s voor de verplichtstelling (in relatie tot het doorbreken van artikel 123 van de Pensioenwet), de kostenefficiëntie van de excedentregelingen en de gevolgen voor de pensioenadministraties.

Generatie-effecten

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een nadere onderbouwing, met cijfers, van de generatie-effecten van de pensioenexcedentregelingen in combinatie met de aanpassing van het Witteveenkader.

Uitvoeringskosten en administratieve lasten

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben grote zorgen over de complexiteit en de uitvoerbaarheid van het alternatieve voorstel. Zij constateren dat er op dit vlak nog veel onduidelijkheden zijn. Genoemde leden verzoeken het kabinet daarom om een betere uitwerking van de uitvoeringsaspecten bij het alternatieve voorstel. Meer specifiek willen genoemde leden een beter inzicht in de eenmalige en structurele uitvoeringskosten en administratieve lasten die met het alternatieve voorstel gepaard gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en het voorontwerp van de nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet verlagingmaximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen. Op dit moment stellen zij enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben nog veel vragen over de wijzigingen die doorgevoerd worden naar aanleiding van het alternatief van de sociale partners. Waarom heeft de regering het voorstel van de sociale partners überhaupt overgenomen om een spaarfaciliteit in te voeren met ingang van 1 januari 2015? Kan de regering inzicht geven in de overwegingen die bij dit besluit een rol hebben gespeeld? Heeft de regering bij het besluit hieromtrent rekening gehouden met het feit dat dit het pensioenstelsel nog complexer maakt dan nu al het geval is? Realiseert de regering zich dat hiermee drie soorten vermogens worden gecreëerd, namelijk vermogen dat volledig onder de fiscale gefaciliteerde opbouw valt, een soort halfvermogen dat wel onder box 3 valt maar niet belast wordt en een vermogen in box 3 dat wel belast wordt? Vindt de regering dat wenselijk? Kan de regering inzicht geven hoeveel mensen uit de verschillende inkomenscategorieën per jaar kunnen opbouwen met de spaarregelingen? Hoe ziet de regering de communicatie over de pensioenen voor zich over een bruto en een netto overzicht van de pensioenopbouw? Kan de regering een nauwkeurig onderbouwde berekening geven waarin duidelijk wordt hoeveel van de € 250 miljoen opgaat aan uitvoeringskosten voor het optuigen van deze ingewikkelde regeling om jaarlijks 0,1%-punt meer pensioen op te bouwen? Kan de regering aangeven met hoeveel de toezichtkosten voor DNB en AFM zullen toenemen als gevolg van deze nota van wijziging? Kan de Belastingdienst de structurele uitvoeringskosten wel aan? Hoe rijmt de regering dit met de bezuinigingen die de staatssecretaris van Financiën wil doorvoeren op de uitvoeringsorganisatie van de Belastingdienst?

In de brief van de toezichthouders wordt impliciet gesteld dat de nieuwe excedentregelingen niet onder de definitie van pensioen vallen. Kan de regering reageren op de stelling dat de nieuwe regelingen volgens de definities van de Pensioenwet wel als pensioen aangemerkt moeten worden, ongeacht of ze verplicht zijn gesteld of een nevenactiviteit betreffen? Kan de regering nader ingaan op de redenen waarom pensioenfondsen de nieuwe regeling niet zouden mogen uitvoeren, indien geborgd wordt dat er een administratieve scheiding tussen bruto en netto pensioenen komt?

Opgemerkt wordt in de toelichting dat – indien niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden – de box 3 vrijstelling vervalt voor de volledige aanspraak op de pensioenexcedentregeling. Wanneer is hiervan sprake? Kan de regering de consequenties voor de deelnemers inzichtelijk maken? Hoe worden deelnemers hierover voorgelicht?

De regering gaat er in de nota naar aanleiding van het verslag van uit dat de pensioenpremies fors zullen dalen door het doorvoeren van de fiscale beperkingen. Kan de regering reageren op de kritiek van de deskundigen uit het rondetafelgesprek, die benadrukten dat dit onverenigbaar is met de huidige financiële positie van veel fondsen, en dat ook het nieuwe FTK een flinke opwaartse druk op de premies zal geven? Hoe zorgt de regering ervoor dat de pensioenpremies daadwerkelijk gaan dalen? Welke wettelijke instrumenten zijn daartoe beschikbaar?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op de gevolgen voor mensen met Anw. Klopt het dat het nabestaandenpensioen wordt gebaseerd op basis van de diensttijd die we nu verwachten van een deelnemer, en dat die niet verhoogd is naar 71 jaar? Klopt het dat hiermee opnieuw een nabestaandenpensioengat wordt gecreëerd? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om met de € 250 miljoen dit pensioengat te repareren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS

De leden van de 50PLUS-fractie willen graag inzicht in de hoogte van de besparing die de beperking van het Witteveenkader op moet leveren. De beperking van het Witteveenkader wordt nu los van het nieuwe financiële toetsingskader behandeld. Kan het zo zijn dat het nieuwe financiële toetsingskader een stijgend effect zal hebben op de pensioenpremies, in die zin dat de nu geraamde besparing lager uit kan vallen? Zo ja, in welke mate?

Diverse pensioenfondsen hebben aangegeven de gelden die als gevolg van de verlaging van het Witteveenkader vrijkomen in te willen zetten om aan hun indexatieambitie te kunnen voldoen. Dit werpt de vraag op aan wie de premievrijval toekomt. Aan de werknemers, werkgevers, of het pensioenfonds? In ieder scenario treedt er een andere herverdeling tussen ouderen en jongeren op. De generatie-effecten worden in hoge mate bepaald door de wijze van toedeling van de premievrijval. De leden van de fractie van 50PLUS ontvangen graag een reactie van de regering op de vraag aan wie de premievrijval toe zal komen? Is de regering hier sturend in en in welke mate wordt er rekening gehouden met de herverdeling van jonge naar oude deelnemers? In hoeverre heeft de toewijzing van de premievrijval gevolgen voor de geraamde besparingen? Genoemde leden ontvangen graag een overzicht van de geraamde besparingen in het geval deze aan de werkgevers toekomt, in het geval deze aan de werknemers toekomt en indien deze aan het pensioenfonds toekomt. Kan de regering in deze drie scenario’s tevens aangeven wat de gevolgen zijn voor de herverdeling van jonge naar oude deelnemers?

Kan de regering middels een actuariële berekening inzicht geven in de gevolgen die het «alternatief aanpassingen Witteveenkader» van de Stichting van de Arbeid heeft voor de pensioenopbouw?

Deskundigen hebben naar aanleiding van het voorstel van de Stichting van de Arbeid gewezen op het belang om gelden, alsmede de rendementen, te ringfencen om te voorkomen dat geld van het ene doel voor het andere doel wordt gebruikt. Is de regering voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?

De regering geeft aan dat de pensioenexcedentregelingen en lijfrente-excedentregelingen tot meer complexiteit en hogere uitvoeringslasten zullen leiden. Kan de regering aangeven of en in welke mate de beoogde financiële voordelen in die zin opwegen tegen de hogere kosten?

De AFM en DNB adviseren de regering bij brief van 14 juni 2013 om het extra netto pensioen pensioensparen onder te brengen bij een aparte rechtspersoon om complicaties te voorkomen ten aanzien van de verplichtstelling, het belang van lage uitvoeringskosten en het belang van een goede communicatie. Wat is hierop de reactie van de regering? Onderschrijft zij het belang van het onderbrengen bij een aparte rechtspersoon? Zo nee, waarom niet, vragen de leden van de fractie van 50PLUS?

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De adjunct-griffier van de commissie, Maas