Gepubliceerd: 21 maart 2013
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: belasting bestuur financiƫn gemeenten
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33587-3.html
ID: 33587-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Probleemschets

In veel sectoren is betalen naar daadwerkelijk gebruik gemeengoed. Bellen betaal je per seconde, benzine betaal je per milliliter, drinkwater betaal je per liter. Maar bij parkeren betaal je per tijdvak vastgesteld door de desbetreffende gemeente. Hierdoor is er vaak sprake van onnodige betaling voor het gebruik van de openbare ruimte en dat vindt de indiener een ongewenste situatie. Uit de jaarlijkse parkeermonitor van Detailhandel Nederland blijkt dat de huidige praktijk van betalen per tijdvak één van de majeure ergernissen is bij parkeren.1 Daarnaast vindt de indiener het absoluut onwenselijk dat overheden meer geld rekenen voor parkeren in de openbare ruimte dan er daadwerkelijk wordt gebruikt. Het uitgangspunt van de parkeerverordening is immers dat het belasten van parkeren tot doel moet hebben om de druk op de openbare ruimte te kunnen managen. Een logisch vervolg hierop is dat zo eerlijk mogelijk wordt afgerekend. In de ogen van de indiener is dat per minuut.

2. Oplossing

Het verplicht stellen van parkeertarieven per minuut zorgt ervoor dat er daadwerkelijk betaald wordt naar gebruik.

3. Middel

Om parkeren per minuut mogelijk te maken dient artikel 225 lid 8 van de Gemeentewet te worden aangepast. Door de voorgestelde wijziging: Het tarief van de in het eerste lid bedoelde belastingen wordt per minuut vastgesteld en kan afhankelijk worden gesteld van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten – is in ogen van de indiener afdoende om voor alle gemeentes af te dwingen dat de tarieven per minuut worden geheven. Om aan specifieke invoeringsproblemen tegemoet te komen voorziet de wet in een aantal gronden voor eerbiedigende werking. Iedere gemeente dient zich aan de Gemeentewet te houden en de indiener ziet geen gerede aanleiding te veronderstellen dat de Gemeentewet niet zal worden nageleefd door de gemeentes.

4. Handhaving en uitvoering

De indiener wil erop wijzen dat de volgende handhavingsopties in bestuursrechtelijke zin reeds bestaan:

  • Procedure bij de bestuursrechter (Awb)

  • Vernietiging door de Kroon, bij strijd met het recht of strijd met het algemeen belang (art. 268 Gem wet).

  • Melding door gedeputeerde Staten bij de betrokken minister van een besluit dat volgens hen vernietigd moet worden (art 273a Gem wet).

Ook besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen komen voor vernietiging in aanmerking, als er sinds bekendmaking nog geen 13 weken zijn verstreken (art. 10:39 Awb).

Niet alle parkeerapparatuur is bij voorbaat geschikt voor betalen per minuut. De indiener kiest daarom voor een tweetal gronden van eerbiedigende werking: de duur van reeds aangegane overeenkomsten voor beheer en/of onderhoud van parkeerapparatuur en de economische levensduur waarmee de indiener duidt op de reeds in de boekhouding vastgelegde afschrijvingstermijn. De indiener denkt hiermee extra invoeringskosten voor gemeentes voorkomen doorvoldoende redelijkheid in acht te nemen tegen de gemeentes die aanbestedingen zijn aangegaan voordat de wet inwerking is getreden en door tegemoetkomen aan het feit dat gemeentes vaststaande afschrijftermijnen op parkeerapparatuur2 hanteren. Uit eigen onderzoek van de indiener bij een aantal gemeentes en navraag bij de het kennisplatform voor parkeren Vexpan blijkt dat de afschrijftermijn van parkeerapparatuur 5 tot 10 jaar bedraagt, afhankelijk van de gemeente. Met afschrijvingstermijn bedoelt de indiener de termijn waarover gemeentes in hun boekhouding de hardware of software voor parkeerapparatuur afschrijven. Die termijn wordt standaard vastgesteld voordat de gemeente overgaat tot aanschaf. De indiener veronderstelt dat elke gemeente in haar boekhouding kan nagaan welke afschrijvingstermijnen gehanteerd worden en op welk moment – het moment waarop de afschrijvingstermijn verloopt- de gemeente dient over te gaan op betalen per minuut. Regulier gepland onderhoud aan de hardware of ongeplande vervanging van onderdelen van parkeerautomaten ziet de indiener niet als moment waarop betalen per minuut moet worden ingevoerd, tenzij de afschrijvingstermijn reeds is verlopen. Ongeplande of geplande aanpassingen aan de software van parkeerautomaten zijn geen moment waarop betalen per minuut krachtens deze wet ingevoerd moet worden, tenzij de afschrijvingstermijn voor de software reeds is verstreken.

Overeenkomsten voor parkeerbeheer en/of onderhoud aan parkeerapparatuur beslaan vaak een periode van 4 jaar. Tijdens de duur van een dergelijke overeenkomst hoeft er in de betreffende parkeergebieden niet het betalen per minuut te worden ingevoerd. Betalen per minuut moet op basis van deze wet bij elke nieuwe aanbesteding voor parkeren standaard een onderdeel zijn van de aanbestedingseisen. Gemeentes krijgen in deze wet voldoende tijd om te anticiperen op de nieuwe wetgeving en hoeven pas bij het aangaan van een nieuwe aanbesteding of aankoop van parkeerautomaten over te schakelen op betalen per minuut.

De indiener verwacht dat deze wetswijziging bijdraagt aan verdere digitalisering van het betaald parkeren via applicaties en mobiele telefoons omdat via die weg het eenvoudigst per minuut kan worden afgerekend. De indiener doet wel een dringend beroep op gemeentes die in de periode van wetsbehandeling overwegen hun parkeersysteem te vernieuwen, alvast rekening te houden met de mogelijkheid dat op termijn per minuut moet worden afgerekend. De indiener wijst er tevens op dat er momenteel al geen belemmering is voor de gemeenteraden om betalen per minuut in te stellen in de eigen gemeente. De indiener is van mening dat deze wet een extra aanleiding kan zijn voor de lokale volksvertegenwoordiging om versneld over te gaan tot betalen per minuut, wat de indiener zal toejuichen. Dat kan via een aanpassing van de bestaande software van parkeerautomaten. De indiener wil ook benadrukken dat de verdere invulling van het parkeerbeleid ten principale een lokale aangelegenheid blijft en dat het de indiener alleen te doen is de consument het recht te geven te betalen naar het daadwerkelijke gebruik.

5. Financiële onderbouwing; administratieve lasten en kosten toezicht

De indiener verwacht per saldo geen substantiële toename van administratieve lasten die het gevolg zijn van deze wet. De eerbiedigende werking zoals deze is vormgegeven in dit wetsvoorstel voorkomt dat lopende aanbestedingen moeten worden aangepast en dat lopende afschrijvingen versneld moeten worden ingelost.

De indiener wil erop wijzen dat lokale overheden zelf verantwoordelijkheid dragen voor de kosten van het parkeertoezicht en daarmee ook zelf aan zet zijn te kiezen voor de meest doelmatige methode van handhaving. De indiener ziet ook geen reden te veronderstellen dat gemeentes inkomstenderving zullen hebben die onverdedigbaar is. Het klopt dat gemeentes momenteel inkomsten genereren omdat automobilisten meer betalen dan strikt aan parkeertijd wordt verbruikt. Die inkomsten verliezen ze in de toekomst, maar dat beoogt de indiener juist met deze wet omdat in haar ogen die inkomsten voortvloeien uit tactisch prijsbeleid en daarmee het predicaat oneerlijk verdienen. Uit onderzoek blijkt dat per parkeeractie gemiddeld € 2,– teveel wordt betaald door de parkeerder3. Deze wet heeft als doel deze uitwas te bestrijden omdat de indiener deze extra inkomsten voor de gemeente een onverdedigbaar neveneffect vindt. De indiener verwacht verder een afname van de totale kosten van parkeertoezicht omdat de indiener veronderstelt dat veel gemeentes zullen overgaan op digitaal betalen voor parkeren.

De indiener verwacht geen toename van de administratieve lasten bij de Rijksoverheid. De indiener acht het zeer onwaarschijnlijk dat gemeentes zich niet aan de Gemeentewet zullen houden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 225 van de Gemeentewet vormt voor gemeenten de grondslag voor het heffen van parkeerbelasting. In het kader van parkeerregulering kunnen gemeenten de volgende belastingen heffen:

  • a) een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de Belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b) een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

In artikel I van het wetsvoorstel wordt geregeld dat indien een belasting wordt geheven als bedoeld in onderdeel a – de meest gebruikelijke wijze van parkeren, namelijk het parkeren waarbij onmiddellijk dient te worden betaald bij bijvoorbeeld een parkeermeter of parkeerautomaat, of via een mobiele telefoon met behulp van een applicatie – en het tarief van die belasting afhankelijk is van de parkeerduur, dus van de tijdsduur van het parkeren, het tarief per minuut wordt vastgesteld. Dit betekent dat personen die parkeerbelasting moeten betalen, kunnen afrekenen voor precies het aantal minuten dat zij hun voertuig op een bepaalde plaats hebben geparkeerd. Differentiatie in tarieven is nog steeds mogelijk – zo is het nog steeds mogelijk dat voor avond parkeren per minuut een lager tarief wordt gerekend dan overdag – maar het dient in alle gevallen mogelijk te zijn om de parkeerbelasting per minuut te voldoen.

Artikel II

Artikel II van dit wetsvoorstel bevat een evaluatiebepaling. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk, waarmee in ieder geval inzichtelijk dient te worden of er daadwerkelijk in gemeentes over wordt gegaan op betalen per minuut.

Artikel III

In artikel III van het wetsvoorstel is bepaald dat de wet in werking treedt met ingang van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Dit betekent dat gemeenten, na de publicatie van het wetsvoorstel in het Staatsblad, zes maanden de tijd hebben om het betalen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut mogelijk te maken. Er is gekozen voor een ruime overgangstermijn omdat het mogelijk is dat in bepaalde gemeenten aanpassingen moeten worden verricht aan bijvoorbeeld parkeermeters en parkeerautomaten die al boekhoudkundig zijn afgeschreven. Tevens zullen bepaalde gemeenten de belastingverordening als bedoeld in artikel 216 van de Gemeentewet dienen aan te passen.

Artikel IV

In artikel IV van het wetsvoorstel is bepaald dat er eerbiedigende werking plaatsvindt op de verplichting voor invoering van betalen per minuut, voor zolang er sprake is van een lopende overeenkomst tussen een gemeente en een andere partij van levering of beheer van parkeerapparatuur of een combinatie van beiden, indien deze overeenkomst op een eerder moment is ingegaan dan deze wet. De eerbiedigende werking vervalt zodra de overeenkomst is verstreken. Dergelijke overeenkomsten beslaan vaak een periode van 4 jaar. Tijdens de duur van de overeenkomst hoeft er in de betreffende parkeergebieden geen betalen per minuut te worden ingevoerd. Betalen per minuut moet bij elke nieuwe overeenkomst standaard een onderdeel zijn van de aanbestedingseisen. Gemeentes krijgen in deze wet voldoende tijd om te anticiperen op de nieuwe wetgeving en hoeven pas bij het verlopen van het bij ingaan van deze wet nog lopende overeenkomst, over te schakelen op betalen per minuut.

Gemeenten zijn uiteraard te allen tijde vrij om binnen de periode van afschrijving toch al over te stappen op een systeem van parkeren per minuut.

Artikel V

In artikel V van het wetsvoorstel is bepaald dat er eerbiedigende werking plaatsvindt op de verplichting voor invoering van betalen per minuut, voor zolang de betreffende economische levensduur van de parkeerapparatuur nog niet verstreken is. De indiener hanteert als economische levensduur de boekhoudkundige afschrijvingstermijn zoals deze op het moment van in werking treden van de wet bij alle Nederlandse gemeentes in de boekhouding staat aangegeven. De eerbiedigende werking vervalt dus zodra de boekhoudkundige afschrijvingstermijn is verstreken zoals deze op het moment van in werking treden van de wet bij alle Nederlandse gemeentes in de boekhouding staat aangegeven. Verlenging van de boekhoudkundige afschrijvingstermijn van parkeerapparatuur na het moment van ingaan van deze wet is geen grond voor navenante verlenging van de eerbiedigende werking.

Met de boekhoudkundige afschrijvingstermijn bedoelt de indiener de termijn waarover gemeentes in hun boekhouding de hardware of software voor parkeerapparatuur afschrijven. In de praktijk ligt deze termijn op 5 tot 10 jaar, afhankelijk van de gemeente. De afschrijvingstermijn wordt standaard vastgesteld voordat de gemeente overgaat tot aanschaf. De indiener veronderstelt dat elke gemeente in haar boekhouding kan nagaan welke afschrijvingstermijnen gehanteerd worden en op welk moment – het moment waarop de afschrijvingstermijn verloopt – de gemeente dient over te gaan op betalen per minuut. Regulier gepland onderhoud aan de hardware of ongeplande vervanging van onderdelen van parkeerautomaten ziet de indiener niet als moment waarop betalen per minuut moet worden ingevoerd, tenzij de afschrijvingstermijn reeds is verlopen. Ongeplande of geplande aanpassingen aan de software van parkeerautomaten zijn geen moment waarop betalen per minuut krachtens deze wet ingevoerd moet worden, tenzij de afschrijvingstermijn voor de software reeds is verstreken.

Artikel VI

In artikel VI van het wetsvoorstel wordt een citeertitel in het leven geroepen. De citeertitel luidt: Wet parkeerbelasting per minuut.

Kuiken