Kamerstuk 33400-X-8

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013

Gepubliceerd: 26 oktober 2012
Indiener(s): Sander de Rouwe (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-X-8.html
ID: 33400-X-8
Wijzigingen: 33400-X-13

Nr. 8 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2012

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Rouwe

Adjunct-griffier van de commissie, Dekker

1

Kunt u een lijst geven van voorbeelden waarbij Defensie bij politieacties heeft geassisteerd?

Defensie ondersteunt regelmatig de civiele autoriteiten. Dit jaar zijn al ruim 1 400 inzetten geweest van Defensie in Nederland. Het kan dan gaan om de inzet van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie bij het ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, inzet van genisten van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) (de Advanced Search Teams) of Combat Trackers van het Korps Mariniers bij een zoektocht naar een vermist persoon of sporenonderzoek bij bijvoorbeeld een plaats delict of strafrechtelijke onderzoeken, inzet van duikers van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) om drenkelingen te zoeken of een moordwapen onder water, of een preventief onderzoek naar explosieven te doen, of inzet van blushelikopters van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) bij natuurbranden. Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) levert veelvuldig bijstand aan de civiele autoriteiten met ondermeer rechercheurs, Mobiele Eenheden en persoonsbeveiligers. Voor een totaaloverzicht van nationale inzetten, gesplitst naar rechtsgrond, zie het antwoord op vraag 127.

2

Welke onderdelen hebben in 2012 te maken gehad met gereedstellingsproblemen? Wat waren hier de oorzaken van? Wanneer zijn deze problemen opgelost?

In 2012 doen zich bij alle operationele commando’s knelpunten voor in de gereedstelling van eenheden. De eenheden die vooral kampen met gereedstellingsproblemen zijn pantserinfanterie-eenheden en helikopters. Deze hangen vooral samen met de beschikbaarheid van materieel en met de personele vulling. De vulling van eenheden is defensiebreed een probleem. Tekorten aan technisch personeel zijn daarbij extra nadelig doordat zij zowel de personele als de materiële gereedheid aantasten. De Kamer ontvangt in het jaarverslag over 2012 informatie over het behalen van de operationele doelstellingen uit de begroting van 2012.

3

In 2013 zal er een besparing van 30% op de staven plaatsvinden. Hoe hoog valt deze besparing uit voor elk afzonderlijk krijgsmachtonderdeel en voor Defensie in zijn geheel?

De reductie op de staven bedraagt 30 procent. In de onderstaande tabel zijn de daarbij ingeboekte bedragen per defensieonderdeel weergegeven (bedragen x € 1 miljoen). Deze bedragen zijn bezuinigingen ten opzichte van 2011.

 

2013

2014

2015

2016

CZSK

-2,3

-9,5

-9,6

-9,6

CLAS

-6,7

-27,9

-28,3

-28,3

CLSK

-2,5

-10,5

-10,6

-10,6

KMAR

-2,1

-8,6

-8,8

-8,8

DMO

-10,2

-42,7

-43,6

-43,6

CDC

-4,6

-19,0

-19,3

-19,3

BS

-7,3

-30,4

-30,8

-30,8

4

Welk bedrag werd er in 2011 en in 2012 uitgegeven aan dienstauto's binnen Defensie en wat is er op dit punt begroot voor 2013?

5

Hoeveel dienstauto's zijn er in 2012 ingezet bij Defensie en hoeveel worden er ingezet in 2013?

6

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Hernandez1, over de extra reductie van 200 dienstauto’s, en tot hoeveel minder exploitatiekosten zal dit leiden vanaf 2014?

In mijn brief van 3 november 2010 (Kamerstuk 32 500-X, nr. 13) heb ik gemeld dat Defensie eind 2010 5 924 civiele dienstauto’s in gebruik had. De verkleining van dit aantal is ingezet waardoor er eind 2013 4 724 zullen resteren. Deze reductie bevat ook de 200 waartoe is opgeroepen met de motie-Hernandez (Kamerstuk 32 500 X, nr. 77). Voor de reductie van 200 voertuigen is het budget voor exploitatie met ingang van 2014 met € 0,5 miljoen verlaagd.

De begroting van Defensie voorziet niet in een raming van de exploitatiekosten per wapensysteem of voertuig. De begroting voorziet in kostensoorten, zoals brandstof. Het is niet mogelijk afzonderlijk te specificeren hoeveel is uitgegeven aan dienstauto’s of hoeveel hiervoor is begroot in 2013.

7

Welke onderdelen bij Defensie kampen met tekorten aan reserveonderdelen en munitie en wat zijn hiervan de voorziene gevolgen in 2013?

De belangrijkste onderdelen die met reservedelentekorten kampen, zijn de onderzeedienst, de pantserinfanterie (CV-90 en Fennek), de F-16, de Patriotbatterijen en de helikoptersquadrons (Apache, Chinook, Cougar en NH-90). De voorraden van reservedelen worden aangevuld waardoor de situatie geleidelijk verbetert. Defensie beoogt in 2014 de voorraad reservedelen en het onderhoud te hebben gestabiliseerd, waardoor er geen achterstanden meer ontstaan. De voorraden van de belangrijkste munitiesoorten zijn op dit moment ook niet op orde. De verbeteringen daarvoor liggen wel op schema. In de gereedstellingsdoelen voor 2013 zoals weergegeven in de begroting is rekening gehouden met verschillende knelpunten die samenhangen met het feit dat de krijgsmacht nog niet op orde is. Het is echter niet mogelijk dit te herleiden naar individuele knelpunten.

8

Welk budget is besteed aan het vergroten van het draagvlak voor Defensie naast de wervingscampagnes?

Defensie werkt aan haar maatschappelijk draagvlak door het organiseren van en deelnemen aan uiteenlopende activiteiten. Het betreft onder meer de Wereldhavendagen, maar ook lokale, kleinschalige initiatieven. De begroting van Defensie voorziet niet in een apart artikel of budget voor deze activiteiten.

9

Kunt u een overzicht per 1 oktober 2012 geven van het aantal hoge officieren bij Defensie, dat wil zeggen:

  • 1) het aantal admiraals, vice-admiraals, schouts-bij-nacht en commandeurs en kapiteins ter zee bij het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) en in staffuncties;

  • 2) het aantal generaals, luitenant-generaals, generaal-majoors, brigade-generaals en kolonels bij het Commando landstrijdkrachten (CLAS) en in staffuncties;

  • 3) het aantal generaals, luitenant-generaals, generaal-majoors, commodores en kolonels bij het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) en in staffuncties;

  • 4) het aantal luitenant-generaals, generaal-majoors, brigade generaals en kolonels bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) en in staffuncties?

In de onderstaande tabel is de verdeling van hoge officieren op 1 oktober 2012 weergegeven. De generaalsrangen worden met symbolen aangeduid:

****: generaal (CLAS)

***: vice-admiraal (CZSK), luitenant-generaal (CLAS, CLSK en Kmar)

**: schout-bij-nacht (CZSK), generaal-majoor (CLAS, CLSK en Kmar)

*: commandeur (CZSK), brigadegeneraal (CLAS, Kmar), commodore (CLSK).

De kolonelsrang bij CLAS, CLSK en Kmar is equivalent aan die van Kapitein ter Zee bij het CZSK. Internationaal geplaatste hoge officieren vallen administratief onder het Commando DienstenCentra (CDC).

10

Welk percentage van het Defensiepersoneel bestaat bij het begin van het komende begrotingsjaar 2013 uit militairen en wat zal dat percentage zijn aan het eind van dat begrotingsjaar?

Naar verwachting bestaat het personeelsbestand van Defensie begin 2013 voor 77 procent en eind 2013 voor 76,8 procent uit militairen.

11

Wat betekent het mislukken van de verkoop van de overtollige Leopard-tanks aan Indonesië voor de geraamde verkoopopbrengsten in 2013 en de plannen om te investeren in nieuwe technologieën en projecten?

12

Wat zijn de gevolgen voor Defensie van het niet doorgaan van de verkoop van tanks aan Indonesië? Welke investeringen kunnen nu niet doorgaan?

13

Zijn er al gesprekken gevoerd met nieuwe potentiële kopers voor de Leopard-tanks?

De opbrengsten van de verkoop van de tanks waren voorzien vanaf 2014. Als de tanks onverkocht blijven, zal Defensie opbrengsten mislopen. Defensie kan dan de opbrengsten niet aanwenden voor de modernisering van de krijgsmacht. Hierover is de Kamer ook geïnformeerd met de brief van 3 juli 2012 (Kamerstuk 22 054, nr. 201). Over het aanwenden van de verkoopopbrengsten voor intensiveringen zijn afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Voor alle intensiveringen die zijn opgenomen in de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), waarvoor voorafgaand aan de beleidsbrief nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt, geldt dat deze doorgang kunnen vinden door prioriteitstelling binnen het investeringsbudget.

Momenteel is er met een aantal landen contact onderhouden over de verkoop van Leopard 2 tanks. Vanwege commercieel vertrouwelijke overwegingen doet Defensie hierover in dit stadium nog geen mededelingen. Zodra hierover principeovereenstemming is bereikt, zal de Kamer in overeenstemming met worden geïnformeerd op grond van de motie-Van den Doel c.s. (17 december 1996, Kamerstuk 22 054, nr. 24).

14

Kunt u net als vorig jaar in een tabel een overzicht geven van de schaarstecategorieën bij Defensie?

In de onderstaande tabel treft u het overzicht aan van de vulling van de schaarstecategorieën. Door de reorganisaties en de verkleining van het personeelsbestand van Defensie zal een deel van deze tekorten verminderen. De arbeidsmarkt voor onder meer technisch en medisch personeel is echter gespannen. Defensie blijft zich inspannen voor een gevulde krijgsmacht met personeel dat is toegerust voor zijn taak.

15

Kunt u in een overzicht de aantallen burger- en militair personeel geven dat in 2012:

  • 1) zijn geholpen van werk naar werk;

  • 2) op eigen initiatief de Defensieorganisatie hebben verlaten?

28

Hoe groot is de uitstroom van het personeel dat vrijwillig Defensie heeft verlaten ten aanzien van onvrijwillige ontslagen? Wat zijn de voornaamste redenen voor vrijwillig vertrek?

In de eerste negen maanden zijn 243 medewerkers van «werk naar werk» geholpen. Het betreft 208 militairen en 35 burgermedewerkers. Op dit moment zijn 469 personen in gesprek met andere werkgevers. Hiervan is nog niet duidelijk wie een baan buiten Defensie zullen vinden. Tot 1 oktober hebben 1 623 medewerkers Defensie vrijwillig verlaten en 598 onvrijwillig. De redenen voor het vrijwillige vertrek waren onder meer een gebrek aan loopbaanmogelijkheden en een gebrek aan toekomstperspectief en de kansen bij werkgevers buiten Defensie.

16

Kunt u toelichten uit hoeveel mannen en uit hoeveel vrouwen de Defensieorganisatie per 1 oktober 2012 bestaat? Kunt u dit onderverdelen in militairen en burgers?

17

Wat heeft de internationale samenwerking met andere landen tot dusverre daadwerkelijk opgeleverd en welke inschatting kunt u voor de komende jaren maken?

Internationale samenwerking heeft niet als primair oogmerk besparingen op te leveren. De kost gaat vaak voor de baat uit en het vergt doorgaans veel tijd voordat samenwerkingsinitiatieven concreet vorm krijgen. Voorts bestaat er geen systematiek om de besparingen van internationale samenwerking inzichtelijk te maken. Vanwege de voortdurende druk op het defensiebudget is het wel belangrijker dan ooit om zo doelgericht en doelmatig mogelijk samen te werken met partnerlanden. Dit teneinde slagkracht te behouden of over capaciteiten te kunnen beschikken die zonder internationale samenwerking eenvoudigweg niet kunnen worden gerealiseerd. Het kostenaspect wordt nadrukkelijk betrokken in studies naar opties voor verdergaande samenwerking. Daarbij wordt vooral gezocht naar schaalvoordelen en besparingen. Defensie onderzoekt op dit moment de mogelijkheden om de samenwerking te verdiepen in Benelux-verband en met Duitsland, maar ook met landen zoals Noorwegen en Denemarken.

18

Wat zijn de ervaringen van de KMar met het systeem @ MIGO-BORAS dat sinds 1 januari 2012 in gebruik is genomen?

De ervaringen met @migo-boras zijn goed. De Koninklijke marechausee gebruikt het systeem in de grensregio’s met België en Duitsland in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid. Vooralsnog wordt hiermee de handhaving van de Vreemdelingenwet ondersteund. Omdat de Koninklijke marechausee met dit systeem de informatiepositie over het binnengrensverkeer verbetert, kunnen illegale migratie en illegaal verblijf effectief en doelmatig worden bestreden. Het toezicht heeft tevens een preventieve werking en ontmoedigt illegaal verblijf. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel. Momenteel wordt bestudeerd hoe het systeem kan worden ingezet in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit. De Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.

19

Kunt u in algemene zin toelichten wat de verhoging van de belasting toegevoegde waarde (BTW) naar 21% betekent voor de verschillende doelstellingen van Defensie?

108

Is de BTW verhoging inbegrepen bij de rijksbrede taakstellingen op Defensie? Zo nee, welke financiële consequenties brengt dit met zich mee voor Defensie?

De BTW-verhoging is niet inbegrepen in de taakstelling voor Defensie. De impact van de BTW-verhoging voor Defensie bedraagt naar schatting € 60 tot 80 miljoen. Dit bedrag dient binnen de kaders van de begroting te worden opgevangen. Momenteel wordt bezien hoe deze taakstelling kan worden verwerkt in begrotingsjaar 2013 en verder.

20

Welke gevolgen hebben de lopende bezuinigingen en verminderde inzetbaarheid van de krijgsmacht op de invloed en reputatie van Nederland binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en de Europese Unie (EU)? Dreigt Nederland een free rider te worden, ook in het licht van de verslechterende internationale veiligheidssituatie?

De bezuinigingsmaatregelen uit de beleidsbrief hebben op diverse terreinen gevolgen voor de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Zo zullen de omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies aan beperkingen onderhevig zijn. Het lidmaatschap van de Navo en de EU brengt verplichtingen mee. Nederland zal in internationaal kader zijn verantwoordelijkheid nemen, maar is genoodzaakt zich toe te leggen op korte, krachtige en hoogwaardige bijdragen. Verdere beperkingen op het gebied van inzetbaarheid en voortzettingsvermogen van de Nederlandse krijgsmacht zullen de invloed en reputatie van Nederland als samenwerkingspartner negatief beïnvloeden.

Overleg over de beschikbare Nederlandse capaciteiten met internationale partners loopt onder meer via het NATO Defense Planning Process (NDPP). Als gevolg van de meest recente bezuinigingen heeft Nederland de Navo moeten melden dat eerdere toezeggingen voor de beschikbaarstelling van eenheden niet, of maar beperkt, kunnen worden waargemaakt.

21

Hoeveel zullen de Defensieuitgaven, naar verwachting, als percentage van het Bruto Nationaal Product (BNP) bedragen in 2013 en – bij ongewijzigd beleid – in de jaren tot en met 2017? Hoe verhoudt zich dit tot Defensieuitgaven van de overige NAVO-lidstaten?

De Nederlandse defensieuitgaven bedragen in 2013 1,2 procent van het Bruto Nationaal Product en dalen in 2015 naar 1,1 procent. Latere jaren zijn niet te bepalen, omdat het CPB hierover nog geen cijfers heeft uitgebracht. Hieronder treft u de percentages uit 2011 van de verschillende Navo-lidstaten. Recentere gegevens zijn nog niet beschikbaar.

Albanië

1,5%

Luxemburg

0,5%

België

1,1%

Nederland

1,4%

Bulgarije

1,4%

Noorwegen

1,5%

Canada

1,4%

Polen

1,7%

Denemarken

1,4%

Portugal

1,5%

Duitsland

1,3%

Roemenië

1,3%

Estland

1,8%

Slowakije

1,1%

Frankrijk

1,9%

Spanje

0,9%

Griekenland

2,1%

Tsjechië

1,1%

Hongarije

1,0%

Turkije

1,8%

Italië

1,4%

Verenigd Koninkrijk

2,6%

Kroatië

1,6%

Verenigde Staten

4,8%

Letland

1,0%

   

Litouwen

0,8%

   

Bron: Navo gegevens over 2011, oktober 2012

22

Zijn de Defensiebrede exploitatielasten (materieel/infrastructuur/ personeel) nu onder controle? Is er sprake van tegenvallers en/of oplopende kosten ten opzichte van de begroting voor het jaar 2012?

De maatregelen voor het structureel op orde brengen van de krijgsmacht lopen door tot en met 2014. Voor de uitgaven van Defensie zijn de kaders van de begroting leidend. In het begrotingsproces kunnen tegenvallers of oplopende kosten leiden tot herschikkingen of herprioritering. Zo zijn in de begroting voor 2013 maatregelen genomen om tegenvallers bij onder meer transport en materieellogistiek budgettair te compenseren. Ten opzichte van de begroting voor 2012 hebben de recente verhoging van de BTW en een ongunstigere dollarkoers geleid tot oplopende kosten die binnen de kaders van de begroting moeten worden opgelost.

23

Kunt u aangeven of alle aanbevelingen uit het onderzoek2 van de Algemene Rekenkamer uit 2010 «Plan van aanpak onvolkomenheden jaarverslag 2010» ten aanzien van het beheer (Personeel, Materieel en Financieel) inmiddels zijn gerealiseerd?

Volgens de planning van het plan van aanpak «onvolkomenheden jaarverslag 2010» zullen de maatregelen in 2014 zijn gerealiseerd. In het notaoverleg van 6 juni 2011 heb ik toegezegd de Kamer twee keer per jaar te informeren over de stand van zaken van het beheer, namelijk bij het Jaarverslag en voor de Begrotingsbehandeling. Op 25 oktober jl. heeft de Kamer de rapportage ontvangen (BS2012031314).

24

Hoe is de meerwaarde van het decentraal beleggen, «in de lijn», van de reorganisatie in verband met de Beleidsbrief van april 20113 onderbouwd?

Met de nieuwe manier van werken hebben de hoofden van de defensieonderdelen de ruimte zelf, binnen de gegeven kaders, de reorganisatieopdracht uit te voeren. Dit past bij het uitgangspunt «meer ruimte voor de uitvoering» en bij het beginsel activiteiten en kennis zo doelmatig mogelijk te beleggen, bij voorkeur op de meest voor de hand liggende plek. De defensieonderdelen worden daarmee meer op afstand en op hoofdlijnen aangestuurd. Dit geldt voor de uitvoering van zowel de reguliere taken als de reorganisaties. Deze manier van werken maakt het mogelijk de omvang van de staven te verkleinen met het beoogde percentage van 30.

25

Welke aanbevelingen uit de rapporten van de commissies Blauw4 en De Veer5 zijn nog niet gerealiseerd? Waarom niet?

De uitvoering van de aanbevelingen van beide commissies is ter hand genomen. Ik wil hierbij opmerken dat integriteit voortdurend de aandacht moet hebben van een ieder die bij Defensie werkt. Een aantal aanbevelingen heeft geleid tot nieuwe voorschriften en een aantal is opgenomen in de bedrijfsvoering van Defensie. De aanpassingen van het systeem dat de melding en behandeling van integriteitsmeldingen ondersteunt, zijn eind deze maand voltooid.

26

In 2013 zullen naar schatting, al dan niet gedwongen, 6 000 werknemers Defensie verlaten. Kunt u een weergave geven waar deze functies zullen verdwijnen?

Bij de reorganisaties zal defensiebreed één op de zes functies komen te vervallen. De meeste van de ongeveer 12 000 functies komen te vervallen bij het bestuur en de ondersteuning. Bij het bestuur wordt een reductie van dertig procent toegepast en bij de ondersteuning wordt vooral gereduceerd op het gebied van materieel- en personeellogistiek. Voorts worden er operationele eenheden opgeheven of verkleind.

27

Er zullen zo'n 6 000 mensen al dan niet gedwongen worden ontslagen. Gaat Defensie deze mensen begeleiden/helpen met het vinden van een nieuwe functie buiten Defensie?

30

Welke maatregelen worden getroffen om oudere medewerkers in de «knelpunt»categorie te helpen aan een passende oplossing in de vorm van een nieuwe baan?

Personeel dat zijn baan verliest door de reorganisatie, wordt door Defensie begeleid bij het vinden van een nieuwe functie buiten Defensie. Defensie heeft door het flexibele personeelssysteem ervaring met het begeleiden van personeel naar de arbeidsmarkt. Hiervoor bestaat een uitgebreid netwerk met civiele en overheidssectoren. Met het oog op de komende reducties is de Begeleidings- en Bemiddelingsorganisatie Defensie opgericht om medewerkers voor wie geen functie beschikbaar is, te ondersteunen bij het vinden van een baan buiten Defensie. Vanaf midden augustus is ook de externe partner USG Restart hierbij betrokken.

28

Hoe groot is de uitstroom van het personeel dat vrijwillig Defensie heeft verlaten ten aanzien van onvrijwillige ontslagen? Wat zijn de voornaamste redenen voor vrijwillig vertrek?

Zie het antwoord op vraag 15.

29

Hoeveel van de genoemde medewerkers die worden ontslagen vallen er onder de zogeheten «knelpunt» categorie, dat wil zeggen de oudere medewerkers?

Met de knelpuntcategorieën worden groepen medewerkers aangeduid waarvan voorafgaand aan de reorganisaties al duidelijk is dat in de toekomstige defensieorganisatie minder medewerkers een functie kunnen krijgen. De leeftijd van de desbetreffende medewerkers speelt hierbij geen rol. In de afgelopen periode zijn tweemaal knelpuntcategorieën benoemd. Defensie wil hiermee het personeel duidelijkheid bieden en de uitstroom stimuleren. Medewerkers die het betreft, kunnen gebruik maken van maatregelen die zijn vastgelegd in het sociaal beleidskader (SBK). Hoeveel medewerkers na de reorganisatie Defensie gedwongen moeten verlaten, zal pas na afloop duidelijk zijn.

30

Welke maatregelen worden getroffen om oudere medewerkers in de «knelpunt»categorie te helpen aan een passende oplossing in de vorm van een nieuwe baan?

Zie het antwoord op vraag 27.

31

Hoeveel van de militairen in dienst bij Defensie hadden bij hun aanstelling recht op pre pensioen bij een leeftijd van 55 jaar, maar lopen nu het risico om ontslagen te worden en deze mis te lopen, doordat die leeftijd tijdens hun aanstelling is verhoogd?

Medewerkers van wie bij de komende reorganisatie de functie vervalt, kunnen solliciteren op andere functies. Bij het selectieproces wordt beoordeeld of de kandidaat over de juiste kwaliteiten beschikt. Leeftijd speelt hierbij geen rol. Hoeveel medewerkers na de reorganisatie Defensie gedwongen moeten verlaten, zal pas na afloop hiervan duidelijk zijn. Dit geldt ook voor de leeftijden van de desbetreffende werknemers. Overigens is in het SBK een regeling opgenomen over medewerkers die nog vier jaar of korter zijn verwijderd van hun reguliere ontslagdatum voor UKW, pensioen of een andere leeftijdsontslagregeling. Indien van deze medewerkers de functie komt te vervallen, worden zij niet ontslagen. Met mijn brief van 7 februari (Handelingen 2011–2012, Aanhangsel nr. 1447) heb ik de Kamer een afschrift van het SBK gestuurd.

32

Leiden de bezuinigingen en ombuigingen tot onzekerheid onder het personeel en tot een verminderde gereedheid van onderdelen van de krijgsmacht? Hoeveel groter is deze onzekerheid (in cijfers uitgedrukt) geworden en in welke mate is sprake van een verminderde gereedheid van de individuele defensieonderdelen?

Mede als gevolg van de taakstellingen en de dreiging van nieuwe bezuinigingen staat de aantrekkingskracht van Defensie als werkgever onder druk. De werving blijft mede daardoor achter bij de doelstellingen. Alles wordt in het werk gesteld om het vertrouwen van medewerkers te behouden en voldoende personeel van de juiste kwaliteit in huis te halen. De afgelopen twee jaar is het percentage van het personeel dat zegt vertrouwen te hebben in een toekomst bij Defensie echter afgenomen van 52 begin 2010 tot 27 midden 2012. Vullingsproblemen vormen een risico voor de gereedheid.

33

Kunt u een overzicht geven van alle andere zowel interne als externe factoren die de doelstellingen en een ordentelijk verloop van de reorganisatie in gevaar zouden kunnen brengen?

Defensie hanteert een risicoanalyse waarin de belangrijkste risico’s in de bedrijfsvoering aan de orde komen. Het niet kunnen beheersen van alle huidige, gelijktijdige en deels onderling afhankelijke veranderingen in organisatie, processen en werkwijzen vormt een belangrijk risico met gevolgen voor het slagen van de reorganisatie en de taakuitoefening van de organisatie. De volgende factoren kunnen het ordentelijk verloop van de reorganisatie in gevaar brengen:

  • Onvoldoende capaciteit voor personele en ICT-ondersteuning voor de reorganisatie tijdens piekmomenten en organisatorische omklapmomenten;

  • Tegenvallende opbrengsten. Zo is bijvoorbeeld de markt van gebruikt defensiematerieel als gevolg van de economische crisis en het grote aanbod moeilijk;

  • Daling van de motivatie onder het personeel. Dit kan leiden tot de ongewenste uitstroom van personeel, waardoor het kwaliteitsniveau van het personeel en het kennisniveau van de organisatie daalt;

  • Niet tijdige overeenstemming met de medezeggenschap en de centrales van overheidspersoneel. Dit leidt tot vertragingen;

  • Wederzijdse beïnvloeding van de reorganisatie en de invoering van SAP.

34

Is de beslissing om de taakstelling van 84 mln. uit het begrotingsakkoord van mei 2012 te verwerken op artikel 12 Nominaal en onvoorzien in overleg met het ministerie van Financiën genomen?

35

Is de beslissing om de taakstelling van 84 mln. uit het begrotingsakkoord van mei 2012 te verwerken op artikel 12 Nominaal en onvoorzien aan de orde geweest in de ministerraad?

36

Welke alternatieven zijn er overwogen voor het verwerken van de taakstelling van 84 mln. uit het begrotingsakkoord van mei 2012?

37

Waarom is ervoor gekozen om de taakstelling van 84 mln. uit het begrotingsakkoord van mei 2012 te verwerken op artikel 12 Nominaal en onvoorzien?

De beslissing om de taakstelling van € 84 miljoen uit het begrotingsakkoord te verwerken op niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien maakt deel uit van het regeringsbeleid. Momenteel wordt bezien hoe deze taakstelling kan worden verwerkt in de begroting 2014 en verder. Voor deze benadering is gekozen om de uitvoering van de reorganisatie niet te verstoren en te voorkomen dat reorganisaties worden gestapeld. Het saldo op dit niet-beleidsartikel blijft positief.

38

Als de taakstelling van 84 mln. uit het begrotingsakkoord van mei 2012 structureel ten laste gaat van de investeringen, op welk percentage zou het investeringspercentage dan uitkomen?

Indien de taakstelling ten laste zou worden gebracht van de investeringen, daalt het investeringspercentage van 15,5 naar 14,4 procent in 2013.

39

Welke concrete resultaten zijn er sinds 2011 bereikt op het gebied van internationale samenwerking?

Op 18 april 2012 hebben Nederland, België en Luxemburg een politieke verklaring over de verdieping van defensiesamenwerking ondertekend. Naar aanleiding daarvan zijn afspraken gemaakt over een nieuwe samenwerkingstructuur. Inmiddels is opdracht gegeven voor de uitvoering van tien studies naar verdergaande samenwerking. Ook met Duitsland zijn nadere afspraken gemaakt. Op 12 juli 2012 is een Letter of Intent getekend voor de uitwerking van business cases voor verdergaande samenwerking op zeven terreinen. Op 13 september 2012 hebben Nederland en Duitsland Terms of Reference bekrachtigd ter intensivering van de samenwerking op het gebied van grondgebonden lucht- en raketverdediging. Zowel de Navo als de EU stimuleert en faciliteert multinationale samenwerking met concrete initiatieven. De Navo doet dit binnen het raamwerk van Smart Defense en de EU onder de noemer Pooling and Sharing. Nederland neemt in beide kaders actief deel aan een groot aantal projecten. Zo heeft Nederland met Frankrijk en Duitsland de leiding in de uitwerking van het initiatief ter versterking van Europese tankvliegtuigcapaciteit (Air to Air Refueling) en leidt ons land het Navo-project Counter-IED/Biometrics.

40

Over welke initiatieven op het gebied van internationale samenwerking wordt momenteel (op ambtelijk of ander niveau) gesproken en met welke landen?

Er wordt in de Navo en in EU-verband doorlopend op verschillende niveaus in wisselende samenstellingen over samenwerking gesproken. Dit betreft momenteel in het bijzonder de initiatieven in het kader van respectievelijk Smart Defense en Pooling and Sharing. De Kamer ontvangt binnenkort per brief een geactualiseerd overzicht van de initiatieven en projecten waarbij Nederland betrokken is. Daarnaast onderzoekt Nederland de mogelijkheden voor de verdieping van de defensiesamenwerking vooral in Benelux-verband en met Duitsland, maar ook met Noorwegen en Denemarken.

41

Wat wordt bedoeld met de genoemde oorzaken «instandhoudingsprogramma's en modificaties» van de lagere beschikbaarheid van een aantal onderdelen bij CZSK?

Instandhoudingsprogramma’s zijn uitgebreide en langdurige onderhoudswerkzaamheden aan een wapensysteem. Modificaties zijn technische veranderingen aan een wapensysteem. In beide gevallen is het desbetreffende wapensysteem tijdelijk niet of verminderd inzetbaar.

42

Wat zijn de gevolgen van de lagere beschikbaarheid van pantserinfanterie-eenheden?

De lagere beschikbaarheid van pantserinfanterie-eenheden heeft tot gevolg dat een belangrijk deel van de grondgebonden eenheden van de krijgsmacht in voorkomend geval gedwongen wordt verschillende subeenheden te combineren tot een inzetbare eenheid. Daardoor komen de grenzen van de voortzettingcapaciteit eerder in inzicht.

43

Is de verminderde inzetbaarheid van de krijgsmacht die geldt voor 2013 de verminderde inzetbaarheid zoals eerder geformuleerd in de Beleidsbrief van 8 april 20113of betreft dit een neerwaartse bijstelling van deze verminderde inzetbaarheid?

52

Wanneer worden de inzetbaarheidsdoelstellingen van de verschillende krijgsmachtsonderdelen gehaald?

113

Betreft de afnemende inzetbaarheid de verminderde inzetbaarheid ten opzichte van de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de antwoorden op de vragen over de Beleidsbrief van 20117 of betreft dit een tussentijdse neerwaartse bijstelling van de inzetbaarheidsdoelstelling zoals geformuleerd in de antwoorden op de vragen over de Beleidsbrief?

Defensie hanteert sinds de beleidsbrief van april 2011 voor deze kabinetsperiode inzetbaarheidsdoelstellingen die tot uitdrukking brengen wat de krijgsmacht binnen de financiële kaders moet kunnen. Die inzetbaarheidsdoelstellingen zijn vanwege de aanpassingen in de samenstelling en toerusting van de krijgsmacht beperkter dan het voorheen gehanteerde ambitieniveau. De doelstellingen uit 2011 maken in ongewijzigde vorm deel uit van de begroting van 2012 en de ontwerpbegroting 2013.

De inzetbaarheidsdoelstellingen vormen het uitgangspunt voor de gereedstellingsopdracht van de Commandant der Strijdkrachten aan de operationele commandanten. Die gereedstellingsopdracht wordt in de begroting concreet omschreven in de doelstellingenmatrix per operationeel commando. Tevens is daarin bepaald wat het gewenste voortzettingsvermogen is. De in de beleidsbrief aangekondigde herinrichting van de krijgsmacht gaat gepaard met het streven de krijgsmacht in 2014 weer op orde te krijgen. Om die reden is de gereedstellingsopdracht in de begroting van 2012 verlaagd ten opzichte van wat op basis van de beleidsbrief wenselijk wordt geacht. In 2013 blijft de gereedstellingsopdracht vrijwel ongewijzigd ten opzichte van 2012.

Met de gereedstelling zoals die onder de huidige omstandigheden mogelijk is, kan Defensie in 2013 nog wel voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. In sommige gevallen moeten wel concessies worden gedaan aan het voortzettingsvermogen en is het beperkter mogelijk operaties gelijktijdig uit te voeren. De aard en omvang van die concessies zullen in voorkomend geval afhangen van de verlangde inzet en de duur van een missie. Zodra de krijgsmacht weer op orde is, kunnen de inzetbaarheidsdoelstellingen zonder voorbehoud worden behaald.

44

Kunt u een overzicht geven van de gevolgen van de ingezette reorganisatie bij Defensie die met de Beleidsbrief in gang is gezet voor het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht voor 2013?

De maatregelen uit de beleidsbrief hebben op tal van terreinen gevolgen voor het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. De actuele stand van het voortzettingsvermogen is gemeld in de doelstellingenmatrixes per operationeel commando in de begroting 2013. Vanwege de maatregelen uit de beleidsbrief zijn de omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies aan beperkingen onderhevig. Door de afstoting van onder meer een gedeelte van de pantserhouwitsers, de mortieren 120mm, de bevoorradingsschepen, de jachtvliegtuigen, de Cougar-transporthelikopters, de mijnenbestrijdingscapaciteit neemt het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht af.

45

Kunt u een overzicht geven in tabelvorm van de personele gevolgen van het lagere investeringsbudget, met bijzondere aandacht voor de gevolgen van het gespecialiseerde personeel en het personeel dat bij de verwerving betrokken is voor het jaar 2010, 2011, 2012 en 2013?

Nee, de veronderstelde relatie tussen het investeringsbudget en het gespecialiseerde personeel dat is betrokken bij de verwerving is om twee redenen niet aanwezig. Ten eerste is er geen directe relatie tussen de omvang van het investeringsbudget en het aantal projecten. Het lagere investeringsbudget heeft er voornamelijk toe geleid dat projecten in omvang zijn gereduceerd. Ten tweede wordt het genoemde personeel niet alleen ingezet voor investeringsprojecten, maar ook voor blijvende taken op het gebied van wapensysteemmanagement.

46

Hoe verhoudt de inzetbaarheid zich tot de internationale verplichtingen? Worden de grenzen van de inzetbaarheid afgestemd met internationale partners?

Het lidmaatschap van internationale organisaties zoals de Navo en de EU brengt voor Nederland verplichtingen mee. Het Navo-bondgenootschap berust op het beginsel van een proportionele inbreng door alle deelnemende landen. Nederland geeft al jaren minder geld uit aan Defensie dan de Navo-norm van twee procent van het BNP. Zowel wat de besteding per hoofd van de bevolking als het percentage van het BNP betreft, blijft ons land ruim onder het bondgenootschappelijke gemiddelde. Het percentage defensie-uitgaven van het BNP vertoont bovendien een neerwaartse trend en zal met de voorziene daling in 2015 uitkomen omstreeks de 1 procent.

De grenzen van de inzetbaarheid zijn onderwerp van regulier overleg in de Navo en de EU. Overleg over de beschikbare Nederlandse capaciteiten met partners loopt onder meer via het NATO Defense Planning Process (NDPP). Als gevolg van de recente bezuinigingen heeft Nederland de Navo moeten melden dat eerder gedane toezeggingen in dat kader voor de beschikbaarstelling van eenheden niet of maar beperkt kunnen worden waargemaakt. Het telkens verder beperken van de inzetbaarheid wegens bezuinigingen ondermijnt de betrouwbaarheid van Nederland als partner.

47

Hoe vaak heeft de minister zijn Belgische, Duitse en Noorse ambtsgenoten in 2012 ontmoet?

In 2012 heb ik mijn Noorse, Duitse en Belgische collega’s ontmoet tijdens verschillende Navo- en EU-bijeenkomsten in februari, maart, april, september en oktober en in mei tijdens de Navo-Top van Chicago. In februari heb ik mijn collega’s tevens ontmoet op de Sicherheitskonferenz in Duitsland. In maart heb ik een werkbezoek gebracht aan Noorwegen, waar ik mijn Noorse collega heb gesproken. Ook heb ik mijn collega’s twee keer ontmoet tijdens bijeenkomsten van de Northern Group. In januari heb ik mijn Belgische ambtgenoot gesproken tijdens een werkdiner in Zeeland. In september heb ik een werkbezoek aan België gebracht.

48

Hoeveel afspraken zijn er voorzien tussen de minister en zijn Belgische, Duitse en Noorse ambtsgenoten in 2013?

Er zijn voor 2013 nog geen afspraken gemaakt voor bilateraal overleg met de Belgische, Duitse of Noorse ministers. Ik zal mijn ambtgenoten in elk geval ontmoeten bij de ministeriële vergaderingen van de Navo en de EU en op bijeenkomsten van de Northern Group.

49

Is er in 2014 ook sprake van verminderde inzetbaarheid die direct volgt uit reorganisaties die met de bezuinigingsplannen te maken hebben?

De gereedstellingsopdrachten aan de operationele commandanten houden rekening met de reorganisaties en het feit dat de krijgsmacht nog niet op orde is. De krijgsmacht moet in 2014 op orde zijn. De verkleining en de aanpassing van de organisatie zullen in 2016 zijn voltooid. Met de opgedragen aantallen operationeel gerede eenheden kan Defensie in 2014 voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen.

50

Waardoor komen de vertragingen in de operationele gereedstelling en in hoeverre worden deze vertragingen ingelopen in het gegeven jaar?

Vertragingen bij het tijdig behalen van de opgedragen operationele gereedstelling worden doorgaans veroorzaakt door vertraging van een gepland onderhoudstraject of een onverwacht technisch defect. Vanwege de beperkte onderhoudscapaciteit en de noodzakelijke voorbereidingstijd van technische projecten lukt het doorgaans niet deze vertragingen in te lopen, waardoor de operationele gereedheid later wordt behaald. Daarnaast hebben inzet en grote veranderingen bij de automatisering van materieellogistieke processen (SPEER) invloed op de gereedstelling.

51

Kan een overzicht gegeven worden van de inzetbaarheid van de belangrijkste systemen bij de krijgsmacht?

Bijgevoegd een overzicht van de belangrijkste systemen waarbij zich knelpunten voordoen.

Systemen

Omschrijving knelpunt

Prognose knelpunt opgelost

Zeesystemen

M-fregatten

Uitloop instandhoudingsprogramma fregatten

2016

LCF

Helikopter transportsysteem voor de NH-90

2016

Mijnenbestrijdings-vaartuigen

Onvoorziene tegenvallers in het onderhoud

2013

Torpedowerkschip

Betrouwbaarheid diverse installaties

2014

Onderzeeboten

Veroudering van systemen,

voorraadsituatie reservedelen,

personele capaciteit

2013

Bevoorradingsschip Hr. Ms. Amsterdam

Vertraging groot onderhoud

2013

Landsystemen

CV-90

Tekort reservedelen

2013

Fennek

Tekort reservedelen

2013

UAS (Raven)

Tekort reservedelen

2013

Patriot

Radarset

Tekort reservedelen

2013

PzH2000

Tekort reservedelen

2013

.50 M2QCB

Schietverbod vanwege slijtage

2015

Leopard 2 bergingstank

Tekort reservedelen

2013

Luchtsystemen

F-16

Beschikbaarheid van de motoren en tekort aan technisch personeel en reservedelen. Daarnaast vermindert de inzetbaarheid door technische veroudering.

2014

Chinook

Groot onderhoud

2014

Cougar

Groot onderhoud motoren

2014

Apache

Groot onderhoud

2013–2014

NH-90

Invoering SAP

Tekort aan reservedelen

N.t.b.

(K)DC-10

Omwille van de veiligheid mogen vracht en personeel niet gecombineerd worden vervoerd.

2013

C-130 Hercules

Twee toestellen beschikken niet over het vereiste zuurstofsysteem waardoor alleen troepen en missie essentieel personeel kan worden vervoerd.

2013

52

Wanneer worden de inzetbaarheidsdoelstellingen van de verschillende krijgsmachtsonderdelen gehaald?

Zie het antwoord op vraag 43.

53

Hoe verhouden de huidige inzetbaarheidsdoelstellingen zich met de beleidsopties zoals beschreven in het «Eindrapport Verkenningen» uit 20108?

De huidige inzetbaarheidsdoelstellingen zijn geënt op het ambitieniveau van de minvariant van de beleidsoptie Veelzijdig Inzetbaar van de Verkenningen. Op enkele punten is hiervan afgeweken. Deze afwijkingen hangen nauw samen met de maatregelen die Defensie heeft aangekondigd in de beleidsbrief.

54

In hoeverre wordt de beperking in inzetbaarheid veroorzaakt door problemen met materieel?

55

In hoeverre wordt de beperking in inzetbaarheid veroorzaakt door een tekort aan reserveonderdelen?

56

In hoeverre wordt de beperking in inzetbaarheid veroorzaakt door een tekort aan technisch/onderhoudspersoneel?

De inzetbaarheid wordt beïnvloed door een veelvoud van factoren. Zo zijn er problemen met het materieel, die op hun beurt samenhangen met tekorten aan reservedelen en de beschikbaarheid van gekwalificeerd technisch personeel. In het kader van het op orde brengen van de krijgsmacht verbetert de reservedelensituatie. Dit gaat echter langzaam doordat de bestel- en levertrajecten vaak lang zijn. Het tekort aan technisch en onderhoudspersoneel heeft eveneens de volle aandacht, maar laat zich moeilijker oplossen omdat deze tekorten ook op de civiele arbeidsmarkt bestaan. De beperkte beschikbaarheid van reservedelen en van specialistisch personeel zet de materiële gereedheid onder druk. De beschikbaarheid van materieel heeft gevolgen voor de geoefendheid van eenheden. Dit manifesteert zich bijvoorbeeld nadrukkelijk bij helikopters, waar te weinig vlieguren kunnen worden gemaakt om voldoende bemanningen op te leiden. Het streven is erop gericht de gereedheid in 2014 weer op orde te hebben. Het inlopen van tekorten is hiervoor een voorwaarde.

57

Wat zijn de kosten van de voortgezette inzet van F-16 jachtvliegtuigen voor International Security Assistance Force (ISAF)?

De inzet van de Nederlandse F-16’s is een integraal onderdeel van de geïntegreerde politietrainingsmissie. De additionele uitgaven voor de inzet van de Air Task Force (ATF) worden samen met die voor de Police Training Group (PTG), EUPOL en international staven voor 2013 geraamd op € 84 miljoen.

58

Welk militair materieel staat momenteel gereed voor verkoop of op de nominatie voor verkoop?

Een overzicht van het defensiematerieel dat beschikbaar is voor verkoop treft u aan in het Materieelprojectenoverzicht 2012 (Kamerstuk 27 830, nr. 105).

59

Kunt u concreter maken hoe het militaire bezoldigingssysteem gemoderniseerd wordt en wat hierbij de besparing is?

De modernisering van het militaire bezoldigingssysteem is onderwerp van overleg met de centrales van overheidspersoneel en richt zich op vereenvoudiging en harmonisatie van arbeidsvoorwaarden, met voldoende ruimte voor individuele keuzes.

60

Wat zijn de kosten voor het voor verkoop gereedmaken van het militair materieel dat wordt afgestoten? Hoeveel wordt beoogd te verdienen aan het militair materieel dat wordt afgestoten?

De opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel zijn altijd het resultaat van commercieel vertrouwelijke onderhandelingen. Hierbij speelt de restwaarde van het materieel een rol, evenals de omstandigheden op de markt voor defensiematerieel. Bijkomende kosten zijn onder meer afhankelijk van de afspraken die worden vastgelegd in het verkoopcontract. De afleveringskosten bedragen ongeveer 15 procent van de verkoopwaarde.

In de ontwerpbegroting 2013 is op pagina 45 onder de post «Programmaontvangsten» een raming opgenomen van de verwachte ontvangsten uit de verkoop van overtollig defensiematerieel. Voor de periode 2013 tot en met 2017 bedraagt deze raming ongeveer € 600 miljoen. Op grond van reeds gesloten contracten is het momenteel zeker dat Defensie van de € 600 miljoen ongeveer € 200 miljoen aan termijnbetalingen zal ontvangen.

61

Welke acties worden ondernomen om de kwaliteit en motivatie van medewerkers van de krijgsmacht te waarborgen/verbeteren?

Medewerkers van Defensie worden tijdens hun loopbaan voortdurend geschoold en bijgeschoold. De opleidingen en trainingen worden getoetst, zodat een kwaliteitsstandaard gegarandeerd is. Veel militaire opleidingen zijn bovendien civiel gecertificeerd. Bij oefeningen en trainingen hanteert Defensie het uitgangspunt train as you fight. Een uitdagend en realistisch oefenprogramma met goed materieel en een goede uitrusting, en een organisatie die op orde is, leveren een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit en motivatie van de militair. Verder krijgt iedere medewerker door functionerings- en beoordelingsgesprekken inzicht in zijn functioneren. Door onder meer het persoonlijk ontwikkelingsplan en door middel van coaching wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld zichzelf verder te ontwikkelen.

62

Wanneer kan de Kamer een evaluatie van de numerus fixus verwachten? Kan de numerus fixus onveranderd blijven of zullen er aanpassingen moeten worden gedaan?

Met de brieven van 7 oktober en 2 november 2011 (Kamerstuk 32 733, nrs. 48 en 49) heb ik de Kamer geïnformeerd over de numerus fixus per defensieonderdeel. In de brief van 1 augustus 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 37) heb ik aangekondigd dat de numerus fixus dit jaar wordt geëvalueerd. Zoals ik in de antwoorden op de vragen over het Jaarverslag en de slotwet van Defensie 2011 heb gemeld, zijn er vooruitlopend hierop al kleine aanpassingen gedaan om knelpunten op te lossen. Eind dit jaar zal ik de Kamer per brief uitgebreider informeren over de aanpassingen van de numerus fixus.

63

Met ingang van 2013 worden het Joint Informatievoorziening Commando (JIVC) en de Dienst Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) opgericht. Hoe ziet het bijbehorende organigram van beide onderdelen er uit?

JIVC:

VAM: Vraag en Aanbod Management

C4I&I: Command, Control, Communication, Computers Information & Information Management

KIXS: Kennis Innovatie eXperimenten en Simulatie

DPOD

R&I

Regie & Integratie

         

MD:

Management Development

       

DGV:

Diensten Geestelijke Verzorging

     

DCBMW:

Dienstencentrum Bedrijfs Maatschappelijk Werk

   

DCR:

Dienstencentrum Reïntegratie

     

VRD:

Veteranen Reservisten Decoraties

     

O&F:

Organisatie & Formatie

       

P-Planning:

Personeels-Planning

       

REPOS:

Rechtspositie

         

DCJDV:

Dienstencentrum Juridische Dienst Verlening

   

DCWS:

Dienstencentrum Werving en Selectie

     

DCC:

Defensie Coördinatie Centrum

     

EBD/BBO:

Externe Bemiddeling Defensie/Begeleidings- en Bemiddelingsorganisatie

DCHR:

Dienstencentrum Human Resources

     

SMD/BMB:

Sociaal Medische Dienst/Bijzondere Medische Beoordelingen

64

Kunt u nader ingaan op de oprichting van het JIVC en de DPOD? Op welke wijze wordt hieraan invulling gegeven? Wordt de DPOD uitsluitend centraal belegd of zullen er ook vertakkingen zijn bij andere defensieonderdelen met bepaalde bevoegdheden?

65

Kunt u toelichten hoeveel personeelsleden, uitgesplitst in burger en militair, uit welke huidige onderdelen in de in 2013 op te richten DPOD worden opgenomen?

66

Wat zijn de korte en lange termijn gevolgen voor de personeelsleden, uitgesplitst in burger en militair, die vanuit de personele dienstencentra zullen worden opgenomen in de DPOD met het oog op de (mogelijke) toekomstige doorontwikkeling van de DPOD?

Met de oprichting van het JIVC en de DPOD wordt schaarse capaciteit gebundeld. Het zijn afzonderlijke organisatie-elementen die de zeven defensieonderdelen ondersteunen. Bij het Commando DienstenCentra wordt de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) opgericht, waar de bestaande personeelgerelateerde dienstencentra en een deel van de P&O-ondersteuning van de defensieonderdelen worden ondergebracht. De vorming van de DPOD verloopt in twee stappen. Op 1 januari 2013 aanstaande wordt het organisatiedeel opgericht dat wordt belast met de sturing, de ondersteuning, de regie en de integratie van projecten en programma’s in het P&O-domein. Verder wordt het vervolg van de reorganisatie voorbereid waarbij de gehele DPOD wordt betrokken, inclusief de dienstencentra. Naar verwachting is dit midden 2014 voltooid. Bij de oprichting van de DPOD is een bestand van 312 vte’n betrokken, 149 militairen en 163 burgermedewerkers. De uiteindelijke organisatie zal bestaan uit 1 141 functies, 579 militaire en 562 burgermedewerkers. Nadere informatie over het JIVC vindt u in het antwoord op vraag 67.

67

Kunt u een toelichting geven op de samenstelling van het JIVC?

Defensie richt een Joint IV Commando (JIVC) op om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de informatievoorziening te bevorderen, de integratie van operationele en bestuurlijke IV te versterken en vraag en aanbod in het IV-domein beter op elkaar af te stemmen. Het JIVC, waarin de Bedrijfsgroep IVENT van het CDC en het ressort C4I van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) worden samengevoegd, stuurt alle IV en ICT-uitvoeringsorganisaties aan. Daarmee worden ook besparingen bereikt. De bestuursstaf zal ook in de toekomst de «wat»-vraag formuleren. Het «hoe» is de aangelegenheid van het nieuwe JIVC. Aan besluiten over sourcing van delen van de IV en de IV-organisatie (zoals telefonie en mainframe hosting) wordt in de sourcingagenda aandacht besteed. Het JIVC wordt ondergebracht bij de DMO. Voor het organogram van het JIVC verwijs ik u naar vraag 63 en voor de positionering van de directeur JIVC in de DMO verwijs ik u naar het organogram behorend bij vraag 99 dat u in de bijlage aantreft.

Het JIVC zal uit de volgende afdelingen bestaan:

– Staf

De Staf adviseert de directeur JIVC over de besturing van het JIVC waarbij het BPB-proces (Beleid, Plan en Begroting) en de producten daaruit de leidraad vormen.

– VAM

De afdeling VAM (Vraag en Aanbod Management) richt zich op de regulering van vraag en aanbod in het IV-domein en de totstandkoming van een samenhangende informatiehuishouding die aansluit op de bedrijfsvoering van Defensie.

– C4I&I

De afdeling C4I&I (Command, Control, Communications, Computer, Informationsystems en Informatiemanagement en -beheer) is verantwoordelijk voor het voorzien in, de inrichting, instandhouding en afstoting van militaire IV en ICT-producten en diensten voor het huidige en toekomstige operationele optreden.

– Operations

De afdeling Operations is verantwoordelijk voor de inrichting, instandhouding en afstoting van, overwegend, niet-militaire IV en ICT-producten en diensten. De dienstverlening van deze afdeling staat op de sourcingagenda.

– KIXS

De afdeling KIXS (Kennis, Innovatie, eXperimenten en Simulatie) is verantwoordelijk voor kennis en innovatie gericht op het verbeteren of vernieuwen van de producten en diensten van het JIVC en de IV-componenten van defensiesystemen en -projecten.

68

Uit welke onderdelen en met welke personele bezetting, uitgesplitst in burger en militair, zal het JIVC bestaan?

Zie voor het organogram het antwoord op vraag 63

 

VTE’n

Burgers

Militairen

Directeur JIVC (plv D-JIVC projectstoel)

1

1

0

Afdeling Staf

40

35

5

Afdeling VAM

161,6

132,6

29

Afdeling C4I&I

854

574

280

Afdeling KIXS

59

45

14

Subtotaal

1 115,6

787,6

328

Afdeling Operations

2 183,5

2 060,5

123

Totaal

3 299,1

2 848,1

451

69

Kunt u per afzonderlijk onderhoudsbedrijf toelichten hoeveel personeelsleden, uitgesplitst in burger en militair, met de overdrachten naar de operationele commando’s zijn meegegaan? Kunt u daarbij eveneens toelichten met welke zekerheden dan wel onzekerheden en met welke taken het personeel, uitgesplitst in burger en militair, van de onderhoudsbedrijven zijn overgedragen?

De onderhoudsbedrijven zijn eind 2011 overgedragen van de DMO aan de operationele commando’s CZSK, CLAS en CLSK. Deze bedrijven zijn met hun bestaande takenpakket, organisatie en personeel overgedragen aan de operationele commando’s. Bij deze verschuivingen zijn de medezeggenschap van de gevende en ontvangende partijen en de centrales van overheidspersoneel betrokken geweest. Er is bij deze overdrachten niets aan de (on)zekerheden voor het betrokken personeel veranderd. Bij de operationele commando’s maken zij integraal deel uit van de thans lopende reorganisatietrajecten.

Personeelsleden per onderhoudsbedrijf per 31-12-2011

Bedrijf

 

Militair

Burger

Totaal

Marinebedrijf

48

1905

1953

Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen

40

491

531

Logistiek Centrum Woensdrecht 

354

604

958

70

Wanneer zijn de bestuurlijke en ondersteunende processen voor het laatst aangepast? Is hieraan voorafgaand onderzoek gedaan? Heeft u onderzoek laten doen naar de verbetermogelijkheden van deze processen? Zullen alle bestuurlijke en ondersteunende processen opnieuw ingericht worden?

Defensie evalueert en verbetert continu de processen. Dat is de verantwoordelijkheid van de commandanten van de defensieonderdelen. De veranderingen die daaruit voortkomen, zijn beperkter van omvang dan de veranderingen die met de huidige reorganisatie samenhangen. De laatste grote verandering van de organisatie en de processen van geheel Defensie was in 2005 met de invoering van een nieuw besturingsmodel. Daarna zijn voorafgaand aan de beleidsbrief van 8 april 2011 diverse onderzoeken uitgevoerd, waarin is gekeken naar mogelijkheden de organisatie en de processen te verbeteren, de besturing te vereenvoudigen en de bezuiniging te behalen. Met de huidige reorganisatie zullen uiteindelijk vrijwel alle bestuurlijke en ondersteunende processen opnieuw worden ingericht. Op dit moment wordt nog een onderzoek door externen uitgevoerd dat zich concentreert op de bestuurlijke processen rondom werving, verwerving en veranderingsprocessen. Zie tevens het antwoord op de vragen 71 en 72.

71

Kunt u toelichten welke kernprocessen van de werving en de verwerving onderzocht zullen worden? Op welke termijn zal dit onderzoek starten?

72

Kunt u een omschrijving geven van de kernprocessen van de werving en verwerving zoals opgenomen in de bij de begroting behorende brief9 van 18 september 2012 inzake de voortgang van de reorganisatie?

Het onderzoek richt zich op de bestuurlijke processen rondom werving (vooral de instroom van nieuw personeel) en verwerving (zowel de behoeftestelling als het Defensie Materieel Proces). Ook de omgang met veranderingsprocessen maakt deel uit van het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door ABD TOP Consultants. De opdracht laat de ruimte om de genoemde processen zo nodig in de volle breedte te onderzoeken, voor zover dat binnen het tijdschema mogelijk is. Het onderzoek is inmiddels begonnen en zal voor het einde van het jaar worden voltooid.

73

Biedt het grote aanbod aan gebruikt defensiematerieel ook kansen om kosten te besparen?

Indien gebruikt materieel voldoet aan de gestelde eisen en goedkoper is dan nieuw materieel, verwerft Defensie in voorkomende gevallen gebruikt materieel, zoals het derde DC-10 vliegtuig en de Leguaanbrug op een wielonderstel. Gebruikt materieel is echter vaak operationeel of technisch verouderd. Het voldoet dan niet aan de eisen waardoor kostbare modificaties nodig zijn. Ook de hoogte van de instandhoudingskosten kan de aankoop onaantrekkelijk maken. Gebruikt materieel kan in de aanschaf voordelig zijn, maar is gedurende de levensduur vaak kostbaar.

74

Welke fundamentele veranderingen om een moderne en aantrekkelijke werkgever te blijven op lange termijn worden er ondernomen, anders dan in de sfeer van de primaire arbeidsvoorwaarden?

Een fundamentele verandering die met kracht zal worden voortgezet, is de transformatie naar een open personeelssysteem voor burgers én militairen. Door meer samenwerking met maatschappelijke partners op het gebied van in-, door- en uitstroom en door een intensievere uitwisseling van personeel met werkgevers binnen en buiten de overheid vergroot Defensie haar aantrekkelijkheid als werkgever. Tevens werkt zij hiermee aan de verankering van de krijgsmacht in de samenleving. Defensie gaat verder op de weg die is ingeslagen met het flexibel personeelssysteem. Hiermee is life time employment niet langer de regel, maar de uitzondering geworden. De instroom en initiële opleiding van personeel die Defensie van oudsher zelfstandig voor haar rekening nam, worden voor een belangrijk deel verzorgd in samenwerking met Regionale Opleiding Centra. De uitstroom van personeel wordt ondersteund door intensieve loopbaanbegeleiding en velerlei arrangementen met het bedrijfsleven.

Om een moderne en aantrekkelijke werkgever te blijven investeert Defensie ook in een goede opleiding, goede uitrustingen en goede oefen- en trainingsmogelijkheden. De maatregelen in het kader van de «krijgsmacht op orde» staan in het teken hiervan. Daarnaast biedt Defensie haar personeel uitstekende ontwikkelingsmogelijkheden. Dit is een belangrijk criterium bij de keuze voor een werkgever. In het kader van het flexibel personeelssysteem is de ontwikkeling van personeel niet alleen gericht op het functioneren bij Defensie zelf, maar ook op de mogelijkheden van personeel om buiten Defensie aan de slag te gaan. De verhoging van de employability van personeel is niet alleen van belang voor militairen, maar ook voor het burgerpersoneel van Defensie. Het P&O-beleid van Defensie is er tevens op gericht beter aan te sluiten bij de veranderende wensen van medewerkers in verschillende fasen van hun loopbaan.

75

Kunt u de fasen en maatregelen van het herbeleggingsplan gedetailleerder weergeven?

De uitvoering van het herbeleggingsplan gebeurt in drie fasen. De eerste fase omvat de maatregelen waarover als eerste duidelijkheid bestond. In totaal gaat het om circa dertig afzonderlijke maatregelen, waaronder de herschikking van kantoorlocaties en kazernes. Vanuit deze fase lopen momenteel nog enkele onderzoeken door, voordat tot uitvoering van maatregelen kan worden overgegaan. Dit betreft onder andere de herontwikkeling van het Marine Etablissement Amsterdam en de ontwikkeling van alternatieve huisvesting voor de te sluiten kazernes in Doorn en Weert.

De tweede fase betreft maatregelen waarvoor meer onderzoek en overleg noodzakelijk was. Veelal hing dit samen met de nadere uitwerking van de reorganisatieplannen. Het betreffen diverse maatregelen. Omdat voor sommige organisatiedelen eerder duidelijkheid ontstond dan voor andere, is een splitsing gemaakt in een fase 2a die deze zomer is begonnen en een fase 2b die komende maanden in uitvoering gaat. Fase 2a beslaat de huisvesting van de militaire muziek, de Nationale Reserve, de gezondheids- en tandheelkundige centra en de militaire objecten in de regio Breda. Fase 2b betreft onder meer de reductie van werkplaatsen, een doelmatiger belegging van bestaande objecten, verdergaande vermindering van huur- en kleine locaties (onder andere de verplaatsing van de Paraschool uit Breda), en herbelegging van logistieke complexen en doelmatiger opslag (onder andere bij het Munitiebedrijf). In de derde en laatste fase wordt, met als uitgangspunt de nieuw gecreëerde situatie, een Strategisch Vastgoedplan Defensie opgesteld dat ook aan de Kamer zal worden aangeboden.

Ten aanzien van de opbrengsten uit de verkoop van infrastructuur en gronden geldt dat nadere afspraken zijn gemaakt met het ministerie van Financiën over de eerste fase van het herbeleggingsplan. Deze opbrengsten vallen toe aan de defensiebegroting. Verdere afspraken over verkoopopbrengsten zullen worden gemaakt als de maatregelen voor de fasen 2a en b geheel bekend zijn en gesproken kan worden over concrete voorstellen. Gegeven de onzekerheid van deze opbrengsten worden deze nog niet geraamd in de begroting.

76

Kunt u een overzicht geven van de in- en uitstroom van personeel over de afgelopen vijf jaar en het aantal vacante functies? Hoeveel functies verwacht u dat in op 1 januari 2013 nog vacant zullen zijn?

In de onderstaande tabel is de in- en uitstroom van personeel over de afgelopen vijf jaar weergegeven. Omdat de uitvoering van reorganisaties nog moet beginnen en medewerkers worden verplaatst bij Defensie is het aantal vacatures op 1 januari 2013 moeilijk in te schatten.

77

Wat was per maand de instroom van jong personeel bij Defensie?

In de onderstaande tabel is de instroom per maand van jong personeel (25 jaar en jonger) in 2012 weergeven.

78

Wat waren de afgelopen vijf jaar de kosten voor de wervingscampagne? Hoeveel beraamt u van 2013 tot 2017 uit te geven aan de wervingscampagne?

Voor 2013 is ruim € 16 miljoen gereserveerd. Het budget voor de jaren daarna is afhankelijk van de wervingsbehoefte. Vanaf 2008 tot en met 2012 is € 107 miljoen aan werving besteed waarbij voor 2012 een prognose is gehanteerd.

79

Is de wervingscampagne voor personeel uit 2012 geëvalueerd op effect?

Er is een tussentijdse evaluatie van de wervingscampagne uitgevoerd. De belangstelling en het aantal sollicitaties is in de eerste zes maanden gestegen. Het lijkt erop dat deze trend aanhoudt.

80

De operationale eenheden zijn op dit moment nog niet volledig gevuld en ook in 2013 zal, gezien het achterblijven van de instroom van nieuw en jong personeel bij Defensie ten opzichte bij de uitstroom, de volledige vulling van de operationele eenheden niet realiseerbaar zijn. Op welke wijze zijn de aanvullende maatregelen in de begroting verwerkt?

De aanvullende maatregelen hebben onder meer betrekking op arbeidsmarktcommunicatie en wervings- en bindingspremies. Deze activiteiten zijn reeds opgenomen in de begroting.

81

In hoeverre kunnen de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde problemen met betrekking tot de inzetbaarheid van de F-16 de komende jaren worden opgelost?

In haar Monitoringrapport van 3 april 2012 (Kamerstuk 31 300, nr. 28) constateert de Algemene Rekenkamer dat er geen evenwicht is tussen de ambities van het kabinet, het vliegurenbudget, het aantal vliegers en het aantal toestellen. Ik acht de benadering van de Algemene Rekenkamer in beginsel correct, al gaat het bij de gereedstelling van eenheden niet om een exacte wetenschap. In de beleidsbrief van 8 april 2011 heb ik uiteengezet dat de komende jaren, als gevolg van de ingrijpende bezuinigingen en de reorganisatie, de ambitie van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niet volledig kan worden waargemaakt. Het doel is de krijgsmacht in 2014 op orde te hebben. Het zal de komende jaren nog de nodige inspanning vergen om de gereedheid van de jachtvliegtuigen te waarborgen. De bevindingen van de Algemene Rekenkamer illustreren dit eens te meer.

De inzet van F-16’s voor buitenlandse missies blijft ook de komende jaren mogelijk. Met het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn onlangs nadere afspraken gemaakt over de financiering van crisisbeheersingsoperaties. Als gevolg daarvan zal Defensie in meer gevallen financiering uit het HGIS-budget krijgen voor extra vlieguren van F-16’s, indien er een trainingsachterstand ontstaat als gevolg van de inzet voor een missie. Dit wordt per missie beoordeeld. Door de trainingsachterstand in te lopen, wordt de inzetgereedheid weer op peil gebracht. Met de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie van 13 juni jl. (Kamerstuk 32 503, nr. 7) is de Kamer daarover geïnformeerd.

82

Zullen volgens de planning de kleding en uitrusting volledig op orde zijn in 2014?

Conform de huidige planning zal de kleding en uitrusting op orde zijn in 2012. Zie tevens de rapportage daarover (Kamerstuk 32 733, nr. 81).

83

Wat is de stand van zaken bij de verwerving van het Medium Altitude Long Endurance Unmanned Air Vehicle (MALE-UAV) systeem?

84

Is er al een keuze gemaakt voor een van de productalternatieven voor de MALE UAV? Zo ja, kunt u dit productalternatief nader toelichten? Zo nee, waarom niet?

De keuze voor een product is nog niet gemaakt. Met de brief van 14 december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10) is de Kamer geïnformeerd over de behoeftestellingsfase van het project Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV). In deze brief is de Kamer gemeld dat in de voorstudiefase (B-fase) van het project in overeenstemming met het Defensie Materieel Proces (DMP) een marktverkenning wordt uitgevoerd. Naar verwachting zal de Kamer nog dit jaar worden geïnformeerd over de resultaten van de B-fase. In overeenstemming met de A-brief aan de Kamer wordt een eerste beperkte operationele ingebruikname (Initial Operational Capability) voorzien in 2015 en volledige operationele ingebruikname (Fully Operational Capability) in 2016. De uiteindelijke keuze voor een product en een leverancier wordt gemaakt in de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase). Over de resultaten van de verschillende fasen van het DMP, waaronder de verwervingsstrategie, zal ik de Tweede Kamer informeren.

85

Kunt u aangeven wanneer de Unmanned Air Vehicles (UAV’s) boven Nederland kunnen vliegen?

De UAV’s zijn inzetbaar in Nederland in delen van het luchtruim die voor dat doel zijn vrijgemaakt, de zogenoemde segregated areas. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief over de behoeftestellingsfase (A-brief) van 14 december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10). Defensie beziet momenteel hoe de toestellen zo spoedig mogelijk in het volledige Nederlandse luchtruim kunnen worden ingezet.

86

Hoe verloopt de samenwerking met het ministerie van Veiligheid en Justitie op het gebied van cyber? Tot welke vlakken strekt deze samenwerking zich uit?

Binnen de kaders van de Nationale Cyber Security Strategie wordt intensief met het ministerie van Veiligheid & Justitie en andere departementen samengewerkt, onder meer door deelneming aan de Cyber Security Raad en het Nationale Cyber Security Centrum (NCSC). Defensie heeft een liaison in het NCSC en zowel het Defensie Cyber Emergency Resonse Team (DefCERT) als de MIVD zal binnenkort samenwerkingsafspraken met het NCSC sluiten voor wederzijdse ondersteuning en bestendiging van de samenwerking. Verder wordt momenteel bezien hoe structurele samenwerking kan worden versterkt, onder meer ten aanzien van het werven, opleiden en inzetten van specialistisch personeel.

Onder meer de MIVD en de AIVD dragen bij aan het verder ontwikkelen van het Cyber Security Beeld Nederland (CSBN) dat jaarlijks onder verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het ministerie van Veiligheid & Justitie wordt opgesteld. Het NCSC meldt incidenten die mogelijk de nationale veiligheid raken aan de diensten. Verder werkt de Koninklijke marechaussee samen met het KLPD onder gezag van het Openbaar Ministerie aan de bestrijding van criminaliteit in het digitale domein.

87

Wat zijn de kosten van de maatregelen om het energieverbruik van de krijgsmacht te reduceren? Wat zijn de totaal te verwachten opbrengsten van het nemen van maatregelen om het energieverbruik te reduceren?

88

Overweegt u TNO in te schakelen voor onderzoek naar mogelijkheden om energie te besparen? Waarom wel/niet?

89

Welke maatregelen worden getroffen om het brandstofgebruik van Defensie terug te dringen?

Defensie reduceert waar mogelijk het energieverbruik. In het antwoord op vraag 164 is het vastgoed aan de orde. In de begroting informeerde ik u over het belang van energiebesparing tijdens het operationele optreden. In het kader van kennisopbouw is er structureel overleg met de kennisinstituten, zoals TNO, de industrie en internationale partners in de Navo en de EU. Nederland speelt op dit moment een belangrijke rol in het Navo-project Sustainable Military Compounds. In Kunduz en Mazar-e-Sharif zijn waardevolle ervaringen opgedaan met de lokale opwekking van energie. De Nederlandse bases zijn voorzien van zonnepanelen die een deel van de benodigde energie leveren. De toepassing ervan zal nog worden uitgebreid. De ervaringen zullen worden meegenomen in vervolgstudies naar de Innovative Base en »de basis van de toekomst» die in 2013 zullen worden voltooid. Daarnaast zijn er defensiebrede bewustwordingsprogramma’s, zoals dat over «het nieuwe rijden». Dat programma is erop gericht militaire chauffeurs het gaspedaal minder diep te laten intrappen indien de operationele omstandigheden dat toelaten. Ten slotte is in het operationeel optreden energiebesparing te bereiken bij de aanschaf van nieuw materieel. Zo is de energie-efficiency van motoren een belangrijk criterium bij de materieelkeuze.

De kosten van de hierboven genoemde maatregelen op de bases van Kunduz en Mazar-e-Sharif bedroegen circa € 100 000. Vanwege de relatief hoge brandstofkosten in operatiegebieden verdienen dit soort maatregelen zich sneller terug dan in Nederland.

90

Wat houdt de voortrekkersrol van Nederland in bij de Joint Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) organisatie?

In Navo-verband wordt gewerkt aan de totstandkoming van een biometrisch concept. Nederland heeft daarbij het voortouw, omdat Nederlandse deskundigen tijdens ISAF relevante ervaring hebben opgedaan met biometrische technieken, onder andere bedoeld om de asymmetrische dreiging (waaronder IED) in netwerken te lokaliseren. De Nederlandse krijgsmacht coördineert het internationale overleg over de inzet van biometrische capaciteiten voor militaire operaties, de juridische mogelijkheden binnen de mandaten van dergelijke operaties, en de technische voorwaarden voor samenwerking.

91

Wat is de relatie tussen de op te richten signals intelligence (SIGINT)-cybereenheid en het Defensie Cyber Commando (DCC)?

De gezamenlijke SIGINT-Cybereenheid stelt signals intelligence en cybercapaciteiten beschikbaar voor de inlichtingenprocessen van de AIVD en de MIVD. De gezamenlijke eenheid is verantwoordelijk voor de verwerving en ontsluiting van data. De productie van de gezamenlijke eenheid is daarmee onderdeel van de all source inlichtingenproductie van de diensten. De wijze waarop de krijgsmacht wordt ondersteund met inlichtingen, waaronder inlichtingen over of mede verkregen uit het digitale domein, verandert hiermee niet.

Zoals vermeld in de Defensie Cyber Strategie zal bij de ontwikkeling en inzet van offensieve cybercapaciteiten voor de Commandant der Strijdkrachten zoveel mogelijk worden gebruikgemaakt van de kennis, middelen en relaties van de MIVD. Dit betekent dat de MIVD nauw zal samenwerken met het Defensie Cyber Commando (DCC). Deze samenwerking zal zowel vanuit de SIGINT-Cybereenheid als vanuit andere onderdelen van de dienst gestalte krijgen.

92

Wordt door deze SIGINT-cybereenheid data gewisseld met de Amerikaanse National Security Agency? Zo ja, onder welke verdragen valt deze uitwisseling?

Over de samenwerking met buitenlandse diensten kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) kunnen de AIVD en de MIVD samenwerken met partnerdiensten, onder meer op het gebied van SIGINT.

93

Wanneer wordt overlegd met Duitsland over de genoemde concrete mogelijkheden tot verdere samenwerking op landmachtgebied?

In een High Level Steering Group bespreken Nederland en Duitsland met enige regelmaat de bilaterale samenwerking, waaronder die op landmachtgebied. Daarnaast bespreken de landen in de Army Steering Group de vooruitgang van alle samenwerkingsprojecten op landmachtgebied en nemen ze besluiten over aanvullende studies en samenwerkingsmogelijkheden. De Army Steering Group zal in november opnieuw bijeen komen.

94

Wat zijn de voornemens voor het deelnemen aan Europese technologie programma’s voor 2013?

Defensie neemt actief deel aan technologieprogramma’s van het EDA. Defensie zal in 2013 deelnemen aan twee Research & Technologyprogramma’s van het EDA, te weten het Joint Investment Programme CBRN en het Joint Investment Programme Unmanned Maritime Systems. Daarnaast is Defensie van plan deel te nemen aan het Joint Investment Programme Innovative Concepts & Emerging Technologies nr. 2.

95

Welke operationele behoeften zullen in het kader van het Europees Defensie Agentschap (EDA) nader op elkaar worden afgesteld?

Het EDA beoogt capaciteitstekorten te verminderen en Europese defensiesamenwerking te bevorderen. Onder de noemer Pooling and Sharing neemt het EDA initiatieven die de lidstaten moeten stimuleren gezamenlijk behoeften te definiëren en nationale plannen op elkaar af te stemmen. Het zijn echter de lidstaten zelf die besluiten gezamenlijk capaciteiten te ontwikkelen en te gebruiken.

96

Welke sourcingprojecten op het gebied van materieelonderhoud lopen momenteel? Welke staan in de planning of zijn in onderzoeksfase?

101

Blijft onderhoud onderdeel van de sourcingsagenda? Wordt er, gezien de lange sourcingstrajecten, tussentijds ervaring opgedaan met pilots?

Onderhoud van wapensystemen blijft onderdeel van de sourcingagenda. Binnenkort zal ik u uitvoerig informeren over de stand van zaken van de lopende sourcingprojecten en de fase van het sourcingproces waarin zij zich bevinden. Aan de volgende projecten op het gebied van instandhouding en onderhoud wordt momenteel gewerkt:

  • instandhouding Cougar;

  • instandhouding Chinook;

  • instandhouding JSS en LPD 1 & 2;

  • kleine en lichte vaartuigen;

  • kalibratie meet- en testapparatuur;

  • instandhouding van meerdere landsystemen (zoals de CV90, Boxer, Fennek, Bushmaster, Viking en BV206);

  • instandhouding SMART-L;

  • vervanging van de dienstmotoren van de Kmar;

  • instandhouding (en opleidingen) MALE UAV;

  • onderhoud luchtverkeersbeveiligingssystemen;

  • instandhouding van de nieuw te verwerven medium power radar;

  • instandhouding operationele wielvoertuigen;

  • instandhouding van het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS);

  • publiek private samenwerking onderhoud F100-motoren van de F-16.

De complexiteit en omvang van defensieprojecten en juridische kaders beperken de mogelijkheden om echt pilots uit te voeren. Defensie hanteert een fasegewijze benadering die het mogelijk maakt lessen te trekken uit projecten die verder gevorderd zijn in de uitvoering.

97

Kunt u een overzicht geven van de gebieden waar regelgeving wordt vereenvoudigd en bureaucratie wordt verminderd?

Op diverse gebieden wordt de regelgeving vereenvoudigd door kritisch te bezien of die nodig is, met andere kan worden samengevoegd of verouderd is. In het kader van «beheer op orde» (zie ook vraag 23) wordt onder andere de regelgeving vereenvoudigd. Zo hoeven alleen nog financiële verplichtingen boven de € 30 000 te worden vastgelegd, omdat de risico’s onder die grens klein zijn ten opzichte van de (administratieve) capaciteit die nodig is. In het materieelbeheer is een begin gemaakt met het opschonen van de regelgeving. In het kader van een betere toegankelijkheid en meer overzicht is de publicatie van regelgeving gecentraliseerd. De Hoofddirectie Bedrijfsvoering, die begin 2013 zal worden opgericht, heeft onder meer tot doel de bedrijfsvoering te vereenvoudigen. De bureaucratie zal daarnaast onder andere verminderen door de vermindering van dertien beleidsverantwoordelijken tot één, de vereenvoudiging van processen (zie ook vraag 70), het centraal stellen van de uitvoering en door de verbetering van de rapportagesystematiek.

98

Kunt u een organigram maken van de nieuwe bestuurlijke verhoudingen zoals die zijn uitgewerkt in het nieuwe besturingsmodel waar Defensie in 2013 mee gaat werken?

99

Kunt u per organisatieonderdeel middels een organigram inzichtelijk maken hoe de bestaande en de nieuwe organisatiedelen en hun bestuurlijke verhouding zoals die zijn uitgewerkt eruit komen te zien in het nieuwe besturingsmodel waar Defensie in 2013 mee gaat werken? Hoe komt de personele bezetting, uitgesplitst in burger en militair, eruit te zien?

Hieronder vindt u een overzicht met de aantallen vte’n per defensieonderdeel gesplitst in militairen en burgers. Dit overzicht heeft betrekking op de vragen 99 (aantal vte’n geheel per defensieonderdeel) en 100 (aantal vte’n staf). De aantallen berusten op de herijkte numerus fixus per 1 januari 2016.

 

Aantal burgers

Aantal militairen

Opleiding

Bijzonder

Totaal aantal

 

totaal

staf

totaal

staf

   

totaal

staf

Bestuursstaf

849

322

770

342

   

1 619

664

CDC

4 282

246

2 937

55

   

7 219

301

DMO

1 788

201

680

45

   

2 468

246

CLAS

1 973

73

15 771

201

1 181

38

18 963

274

CZSK

2 058

56

6 981

135

755

221

10 015

191

CLSK

806

57

5 885

317

666

 

7 357

374

Kmar

441

120

5 370

137

176

 

5 987

257

Totaal

12 197

1 075

38 394

1 232

2 778

259

53 628

2 307

Opleiding: betreft de formatie voor (langdurige) opleidingen

Bijzonder: 38 vte'n voor het Instituut samenwerking Defensie en Relatiezieken-

huizen, 221 vte'n voor de Caribische Milities

De organogrammen van de defensieonderdelen zijn gevoegd in de bijlage *).

100

Kunt u een organigram maken van de nieuwe organisatie van de staven zoals die zijn uitgewerkt in de reorganisatieplannen?

Zie voor de aantallen medewerkers het antwoord op vraag 99. De desbetreffende organogrammen zijn gevoegd in de bijlage *).

101

Blijft onderhoud onderdeel van de sourcingsagenda? Wordt er, gezien de lange sourcingstrajecten, tussentijds ervaring opgedaan met pilots?

Zie het antwoord op vraag 96.

102

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Knops10 over het betrekken van het midden- en klein bedrijf bij sourcing?

Defensie heeft in overeenstemming met de motie-Knops (Kamerstuk 33 000-X, nr. 20) een stappenplan gemaakt om de voorstellen van het midden- en kleinbedrijf te behandelen en waar mogelijk van deze initiatieven gebruik te maken. Defensie beoordeelt samen met het bedrijfsleven welke voorstellen met deze methode begin 2013 wordt beproefd.

103

Welke concrete stappen zijn ondernomen om de sourcing van een aantal taken te realiseren?

In de brief van 27 april jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 10) is onder meer uiteengezet welke activiteiten Defensie onderneemt om de sourcingprojecten uit te voeren. Vanaf 2011 voert de hoogambtelijke stuurgroep Sourcing de regie over de samenstelling en uitvoering van de sourcingagenda. In deze stuurgroep participeert ook het ministerie van Financiën. Een programmabureau Sourcing ondersteunt deze stuurgroep. Het bureau ondersteunt en begeleidt de uitvoerders van sourcingtrajecten, bewaakt de voortgang van de projecten, verzorgt cursussen en brengt de kennis over sourcing bijeen in een kennisbank. Defensie is in overleg met de centrales van overheidspersoneel om afspraken te maken over hun betrokkenheid aan het begin van sourcingtrajecten. Ik streef ernaar om voor het einde van dit jaar een akkoord met de centrales van overheidspersoneel te bereiken. Als een akkoord is bereikt, zal ik u daarover informeren. Omdat het succes van samenwerking of uitbesteding afhankelijk is van de kwaliteit van de aansturing en van het contractmanagement bij Defensie richt Defensie daarvoor «vraag- en aanbodmanagementorganisaties» in die de defensievraag en het aanbod van de leveranciers op elkaar afstemmen. In oktober informeer ik u uitvoerig over de stand van zaken van de lopende sourcingprojecten.

104

Wat is de stand van zaken van het rapport sourcing catering dat sinds 2009 gereed is? Wanneer zijn vervolgstappen voorzien?

105

Op welke termijn wordt het project Uitbesteden Cateringdiensten afgerond?

190

Kunt u een update geven over de stand van zaken van de mogelijke uitbesteding van de catering (Paresto) bij Defensie?

In 2011 is besloten delen van de defensiebrede catering uit te besteden. Momenteel worden, mede naar aanleiding van adviezen vanuit de medezeggenschap, diverse scenario’s voor de personele transitie met elkaar vergeleken, waaronder ook uitstel in combinatie met personele reductie. De berekeningen die daartoe worden gemaakt zijn afhankelijk van overeenstemming met de vakbonden over het sociaal statuut. Ondertussen bereidt het project de verdere aanbesteding voor. Het is de verwachting dat Defensie de gestelde eisen voor de dienstverlening in het derde kwartaal van 2013 bekend kan maken. Bij de dienstverlening zijn tussen de 500 en 1 000 functies betrokken. De financiële omvang van de dienstverlening is tussen de € 50 miljoen en € 100 miljoen per jaar. Voltooiing van het project Uitbesteding Cateringdiensten wordt midden 2015 voorzien.

106

Wat ontvangt Defensie in 2013 voor het civiel medegebruik van de Defensiehaven Den Helder?

Op dit moment worden de activiteiten van het verzelfstandigde Havenbedrijf uitgewerkt, zodat invulling kan worden gegeven aan het civiele medegebruik van de defensiehaven Den Helder. Omdat nog niet duidelijk is welke inkomsten zullen ontstaan, zijn voor deze activiteiten geen ontvangsten voor 2013 opgenomen in de begroting.

107

Hoe passen de bezuinigingen in de bredere internationale context? Wordt dit internationaal afgestemd?

In diverse Navo- en EU-overleggen verstrekken de lidstaten elkaar doorlopend informatie over hun ambities, plannen en capaciteiten. In die overleggen blijkt dat veel landen in Europa onder invloed van mondiale economische krachten de inrichting van hun krijgsmacht verder moeten rationaliseren. Dit terwijl de wereld er niet veiliger op wordt. Omdat landen zich niet kunnen veroorloven teveel aan slagkracht in te boeten terwijl hun defensiebudgetten krimpen, moeten zij hun militaire doeltreffendheid en doelmatigheid verbeteren. Internationale militaire samenwerking en overleg in Navo- en EU-verband zijn daartoe relevant.

Internationale samenwerking moet meer dan nu het geval is prioriteit krijgen bij de ontwikkeling van capaciteiten, maar ook bij de uitwerking van plannen voor bezuinigingen op defensiegebied. In dit kader roept het Europese Defensie Agentschap de lidstaten op hun defensiebeleid zoveel mogelijk te harmoniseren. Uiteraard blijven de lidstaten zelf verantwoordelijk voor de operationele doelstellingen, de inrichting en de inzet van de krijgsmacht. Wel moeten zij rekening houden met de tekorten, overschotten en toekomstige prioriteiten en scenario’s die in de EU en in de Navo worden vastgesteld. Defensie spant zich in om behoeftestellingen en bezuinigingen goed op elkaar af te stemmen. Daarbij heeft samenwerking in meerjarige programma’s met gelijkgestemde partnerlanden de prioriteit. Wel moet worden bedacht dat meerjarige samenwerkingstrajecten alleen kans van slagen hebben als er sprake is van stabiele financiering. Er is voorts een rol weggelegd voor de nationale parlementen om in onderling overleg de defensie-inspanningen beter te coördineren en te harmoniseren.

108

Is de BTW verhoging inbegrepen bij de rijksbrede taakstellingen op Defensie? Zo nee, welke financiële consequenties brengt dit met zich mee voor Defensie?

Zie het antwoord op vraag 19.

109

Hoe verloopt de afhandeling van de schadeloosstelling aan veteranen?

Met de brief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 106) heb ik de Kamer hierover geïnformeerd.

110

Waarom wordt er in verband met de uitbreiding van het aantal Vessel Protection Detachments (VPD’s) niet rekening gehouden met stijgende inkomsten?

Op 16 juli jl. verlaagde de regering de bijdrage van de reders van € 8 300 naar

€ 5 000 per dag (Kamerstuk 32 706, nr. 33). Hierdoor namen de ontvangsten voor Defensie van de reders voor de inzet van een VPD af van gemiddeld € 116 000 naar € 70 000. Verder is het aantal VPD-aanvragen en -inzetten lager dan oorspronkelijk voorzien. Tegen deze achtergrond wordt geen rekening gehouden met stijgende inkomsten voor Defensie.

111

Welk aandeel van het totaal vertegenwoordigen de 175 VPD’s?

In totaal is € 20,4 miljoen geraamd voor de inzet van 175 VPD’s in 2013.

112

Wat zijn volgens de laatste inzichten de reële kosten per VPD?

De additionele kosten per VPD inzet zijn € 211 000 (Kamerstuk 32 706, nr. 30 van 24 mei 2012).

113

Betreft de afnemende inzetbaarheid de verminderde inzetbaarheid ten opzichte van de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de antwoorden op de vragen over de Beleidsbrief van 20117 of betreft dit een tussentijdse neerwaartse bijstelling van de inzetbaarheidsdoelstelling zoals geformuleerd in de antwoorden op de vragen over de Beleidsbrief?

Zie tevens het antwoord op vraag 43.

114

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 1? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 1?

115

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 2? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 2?

116

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 3? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 3?

117

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 4? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 4?

118

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 5? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 5?

119

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 6? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 6?

120

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 7? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 7?

121

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 8? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 8?

122

Kunt u de feitelijke inzetbaarheid toelichten met betrekking tot inzetbaarheidsdoelstelling 9? Op welke wijze en binnen welke termijn is de krijgsmacht inzetbaar ten behoeve van inzetbaarheidsdoelstelling 9?

123

Is de krijgsmacht voor de inzetbaarheidsdoelsteling zoals geformuleerd onder punt 1 tot en met punt 9, indien noodzakelijk per direct inzetbaar?

124

Voor hoeveel van de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd onder punt 1 tot en met punt 9, is de krijgsmacht tegelijkertijd inzetbaar?

125

Kunt u per inzetbaarheidsdoelstelling, zoals geformuleerd onder punt 1 tot en met punt 9, toelichten in combinatie met welke overige inzetbaarheidsdoelstelling(-en), zoals geformuleerd onder punt 1 tot en met 9, de krijgsmacht inzetbaar is en daarbij tevens toelichten op welke termijn de krijgsmacht in dat geval per onderdeel inzetbaar is?

De Commandant der Strijdkrachten geeft zijn operationele commandanten gereedstellingsopdrachten. Deze betreffen het vullen, uitrusten en oefenen van operationele eenheden voor hun organieke taak. De aantallen gereed te stellen eenheden zijn afgeleid van de inzetbaarheidsdoelstellingen en zijn vermeld in de doelstellingenmatrix in de beleidsartikelen in de begroting (zie tevens het antwoord op vraag 43). De opdrachten aan de operationele commandanten bevatten tevens een (gerubriceerde) aanduiding van de termijn (notice to move) waarbinnen de eenheid gereed moet zijn. Deze bepaling is samen met het tempo van politieke besluitvorming bepalend voor de termijn waarop eenheden werkelijk inzetbaar zijn.

Voor een operatie worden eenheden ingezet in een samenstelling die op de specifieke situatie en omstandigheden zijn afgestemd. Hierbij kunnen onderdelen betrokken zijn van verschillende organieke eenheden. Binnen de opgedragen termijn worden de eenheden samengesteld en zo nodig aanvullend getraind. Het hangt van de missie af op welke eenheden een beroep wordt gedaan. Met de gereedstelling zoals die onder de huidige omstandigheden mogelijk is, kan Defensie in 2013 nog wel voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. In sommige gevallen moeten wel concessies worden gedaan aan het voortzettingsvermogen en is het beperkter mogelijk operaties gelijktijdig uit te voeren. De aard en omvang van die concessies zullen in voorkomend geval afhangen van de verlangde inzet en de duur van een missie. Zodra de krijgsmacht weer op orde is, kunnen de inzetbaarheidsdoelstellingen zonder voorbehoud worden behaald.

126

Wat wordt verstaan onder de capaciteitsredenen waardoor de evaluatie van de Civiel-militaire samenwerking later wordt uitgevoerd?

De bezuinigingen en de reorganisatie leggen vooral in 2013 een groot beslag op de personele capaciteit. Daarom is in dit specifieke geval besloten deze evaluatie niet in 2013, maar in 2014 uit te voeren.

127

Hoe vaak heeft Defensie ondersteuning geleverd aan de civiele autoriteiten, onderverdeeld in structurele nationale taken, militaire bijstand op grond van het politiereglement 2012, militaire bijstand op grond van de Wet Veiligheidsregio's en militaire steunverlening in het openbaar belang? Hoeveel financiële middelen zijn hierbij ingezet?

De nationale inzet van Defensie is te onderscheiden in structurele taken en incidentele inzet. Voorbeelden van structurele taken zijn de reguliere taken van de Koninklijke marechaussee (bijvoorbeeld de politietaak op Schiphol en andere luchthavens, grensbewaking en beveiliging van paleizen), inzet van helikopters ten behoeve van search and rescue op de Noordzee en patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden, de inzet van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie bij het ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog en de bewaking van het Nederlandse luchtruim door F-16’s. De incidentele inzet van Defensie geschiedt op grond van de Politiewet, de Wet Veiligheidsregio’s en de Regeling Steunverlening in het Openbaar Belang. In onderstaande tabel is de inzet in 2012 tot en met de maand september weergegeven. Ook is de inzet van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de SAR-helikopters weergegeven.

Inzet op grond van

Aantal

Politiewet

85

Wet Veiligheidsregio’s

3

Regeling Steunverlening Openbaar Belang

18

Inzet EODD

1 184

Luchtruimbewaking

3

Patiëntenvervoer en Search and Rescue

146

Inzet in 2012 tot en met september

 

Defensie heeft voor de structurele nationale taken, militaire bijstand op grond van de Politiewet, militaire bijstand op grond van de Wet Veiligheidsregio's en militaire steunverlening in het openbaar belang sinds 2010 een voorziening voor additionele uitgaven beschikbaar van € 2,25 miljoen. Zie ook het antwoord op vraag 131.

128

Gaat het bij de indicatieve inzet van 11 alerts, met betrekking tot een onbekend vliegtuig in het Nederlands luchtruim in 2013, ook om onderscheppingen van Russische bommenwerpers? Zo ja, in hoeverre vliegen de Russische bommenwerpers in Nederlands luchtruim, aangezien u eerder in de beantwoording van schriftelijke vragen12 stelde dat onderschepping plaatsvindt in vrij toegankelijk luchtruim boven internationale wateren?

De indicatieve inzet betreft alarmeringen in verband met het binnenvliegen van het Nederlandse luchtruim door onbekende of verdachte luchtvaartuigen. Dat kunnen ook Russische bommenwerpers zijn die zich boven de Noordzee niet melden bij de verkeersleiding voordat ze het deel van het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied buiten de territoriale wateren binnenvliegen. In dit deel van het luchtruim (behorend tot het vluchtinformatiegebied Amsterdam) is Nederland volgens internationale afspraken verantwoordelijk voor vliegveiligheid en vluchtinformatie, maar geldt verdragsrechtelijk de vrijheid van vliegen boven internationale wateren. Nederland is van mening dat Russische bommenwerpers zich vanwege vliegveiligheidsredenen zouden moeten melden bij het binnenvliegen van het internationale luchtruim waar Nederland de luchtverkeersleiding verzorgt.

129

Zijn de bijdragen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Gemeentefonds van in totaal 2,25 mln. aan het fonds Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) wel voldoende, gezien het toenemende beroep op de krijgsmacht voor militaire bijstand en militaire steunverlening aan de civiele autoriteiten? Wat zijn de kosten voor Defensie in het kader van deze taken, en hoe worden eventuele kostenstijgingen gefinancierd?

130

Hoe verhoudt de hoogte van het FNIK zich tot de daadwerkelijke kosten gedurende de voorbije jaren?

131

Is het convenant dat ten grondslag ligt aan de FNIK al geëvalueerd? Zo ja, kunt u deze evaluatie uiteenzetten?

De eerste evaluatie van het convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK), gericht op de financieel-administratieve systematiek, is gaande. De toereikendheid van de voorziening en de additionele uitgaven van Defensie maken daarvan deel uit. De evaluatie die interdepartementaal wordt uitgevoerd is naar verwachting eind 2012 voltooid. In 2010 en 2011 bedroegen de additionele uitgaven voor militaire bijstand en steunverlening respectievelijk € 1,46 miljoen en € 2,24 miljoen. Bij een uitzonderlijk grote inzet waarvan de additionele uitgaven het totale beschikbare bedrag in één keer overstijgen, worden met de betrokken partijen afzonderlijk afspraken gemaakt over de verrekening. Alleen additionele uitgaven die de met de nationale inzet samenhangen, worden uit de voorziening vergoed.

132

Is er overwogen om de korting van 2 mln. niet op de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)-voorziening maar elders te laten neerslaan?

Nee. Als gevolg van het begrotingsakkoord is de HGIS in zijn geheel structureel gekort. Deze korting is vervolgens verdeeld over de HGIS-departementen. Voor Defensie gaat het om een structurele korting van € 2 miljoen op de HGIS- voorziening voor crisisbeheersingsoperaties.

133

Waar bestaat de ruim 37 mln. in 2015 voor de Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM) in Afghanistan specifiek uit?

Dit bedrag is een stelpost voor de transport- en herstelkosten van het materiaal dat terugkeert van de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan.

134

Hoeveel verzoeken voor een VPD zijn er in 2011 en 2012 binnen gekomen en hoeveel hiervan zijn gehonoreerd en uitgevoerd? Wat waren de redenen voor het weigeren van een VPD of het uiteindelijk niet leveren van een VPD?

Defensie heeft in maart 2011 het eerste VPD ingezet. Van maart 2011 tot 24 oktober 2012 ontving Defensie 142 VPD-aanvragen. Hiervan werden 32 aanvragen door reders vroegtijdig ingetrokken, 57 aanvragen afgewezen en 53 aanvragen gehonoreerd. Van de 53 gehonoreerde aanvragen trokken de reders er in een laat stadium dertien weer in. Het totale aantal VPD’s bedroeg derhalve 40. Tot 24 oktober werden 31 VPD’s ingezet. De overige negen VPD’s staan voor uitvoering gepland na 29 oktober.

Reden van afwijzing:

  • 26 tijd tussen aanvraag en inzet van het VPD te kort;

  • 15 geen capaciteit om de VPD-pakketten met uitrusting tijdig ter plaatse te krijgen;

  • 5 alternatieve route mogelijk;

  • 3 aanvraag voor bescherming buiten het risicogebied;

  • 6 geen Koninkrijksvlag;

  • 1 transport niet aangemerkt als kwetsbaar;

  • 1 te beveiligen schip te klein voor plaatsing van VPD.

135

Kunt u een specifieke datum geven (waar nu staat tweede helft van 2012) waarop besluiten worden genomen over de Nederlandse bijdragen voor EU NAVFOR Atalanta in 2013 en 2014?

Besluitvorming over de Nederlandse bijdrage in 2013 en 2014 aan de EU-operatie Atalanta en de Navo-operatie Ocean Shield is voorzien voor november aanstaande.

136

Zijn de contributies HGIS juridisch verplicht?

Ja, de contributies HGIS zijn juridisch verplicht. Het betreft bijdragen aan gemeenschappelijk gefinancierde operaties door de Navo en de EU. Deze uitgaven zijn opgenomen in het totaal aan juridische verplichtingen voor Artikel 1 Inzet voor 2013 (zie ook de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» in de ontwerpbegroting op pagina 26).

137

Waarom varieert de numerieke verhouding tussen de aantallen operationeel gerede eenheden en het voortzettingsvermogen? Is er een streefwaarde voor deze verhouding?

De operationele doelstellingen van het CZSK, het CLAS en het CLSK zijn verwoord in de doelstellingenmatrix die per operationeel commando in de begroting zijn opgenomen. In de matrix is het aantal eenheden, het aantal operationeel gerede eenheden en het voortzettingsvermogen weergegeven. De verhoudingen daartussen variëren als gevolg van verschillen in de aard van de eenheid, de onderhoudsbehoefte van het materieel en de gereedstellingseisen. Er is daarom geen streefwaarde voor die verhouding.

138

In 2013 stijgen de uitgaven voor gereedstelling bij het Commando Zeestrijdskrachten (CZSK). Daarna verminderen deze uitgaven weer. Waaruit bestaat deze verhoging en latere verlaging van de uitgaven?

De stijging van de uitgaven voor gereedstelling in 2013 is het gevolg van de toevoeging van het Marinebedrijf aan de CZSK-begroting. De vermindering van deze uitgaven in de jaren na 2013 laat zich verklaren door de afname van het aantal functionarissen dat werkzaam is bij het CZSK.

139

Kunt u toelichten waar de afkorting SSO's voor staat en wat onder deze bijdragen aan SSO's valt?

De afkorting SSO staat voor Shared Service Organisatie. De «bijdragen aan SSO’s» betreft slechts de subsidie aan Paresto. In 2013 zijn doorbelastingen aan de orde binnen de CDC-begroting, waar het budget centraal is belegd.

140

Kunt u toelichten hoe het komt dat de apparaatsuitgaven voor de staven bij het CZSK, ondanks de bezuinigingstaakstelling, toch stijgen in 2013?

De apparaatsuitgaven voor de staven bij het CZSK stijgen in 2013, aangezien het Marinebedrijf, waaronder de staf, aan het CZSK is toegevoegd. Voorheen stond het Marinebedrijf op de DMO-begroting.

141

Op welke wijze wordt het aantal vaardagen en mensoefendagen voor de krijgsmachtsdelen geraamd?

Het aantal vaardagen, mensoefendagen en vlieguren is genormeerd op grond van de vereiste opleidingen, training en oefening. Deze aspecten zijn weer een afgeleide van de voor de verschillende eenheden geldende operationele eisen. De normering is nog in ontwikkeling.

142

Wat was het aantal mensoefendagen voor het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) in de voorgaande jaren in vergelijking met de raming voor de periode 2013–2017?

Met ingang van het begrotingsjaar 2013 wordt gewerkt met mensoefendagen. Er zijn geen nauwkeurige cijfers beschikbaar van de voorafgaande periode.

143

Welke investeringen worden in 2013 gedaan bij het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen? Is bij deze investeringen de toets gedaan over het medegebruik van beschikbare en potentiële capaciteit bij het bedrijfsleven? Zo ja, wat is de uitkomst? Zo nee, kan de toets alsnog worden gedaan?

Behoudens kleinere vervangingsinvesteringen die noodzakelijk zijn vanwege ARBO- en milieuwetgeving, worden bij het DGBS in 2013 geen grote investeringen gedaan. Momenteel onderzoekt Defensie samenwerkingsverbanden met de industrie voor de instandhouding van voertuigtypen, zoals de CV90 en de Fennek.

144

Maken de F-16’s die de nucleaire taak van de NAVO moeten uitvoeren deel uit van de 17 F-16’s die operationeel gereed worden gehouden?

145

Hoe hoog zijn de uitgaven voor de gereedstelling van de F-16’s met een nucleaire taak? Wat kost de jaarlijkse deelname aan de oefening «Steadfast Noon»?

Op grond van internationale afspraken worden hierover geen mededelingen gedaan.

146

Wat was het aantal mensoefendagen en vlieguren voor het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) in de voorgaande jaren in vergelijking met de raming voor de periode 2013–2017?

Onderstaand treft u een overzicht van de vlieguren van 2010 – 2017. Weergegeven zijn de gerealiseerde uren in 2010 en 2011 en de geplande uren voor de jaren daarna. Zoals gemeld bij vraag 54, 55, 56, staat de materiële gereedheid onder druk en is het niet mogelijk de planuren te realiseren door de beperkte beschikbaarheid van reserve- en onderdelenvoorraad en een tekort aan technisch/onderhoudspersoneel. Dit geldt vooral voor de Apache, de Chinook, de NH90, de C-130, en de (K)DC-10.

 

2010 realisatie

2011 realisatie

2012 plan

2013 plan

2014 plan

2015 plan

2016 plan

2017 plan

F-16

15 172

16 013

12 800

12 800

12 800

12 800

12 800

12 800

PC-7

4 000

3 351

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Chinook

2 988

3 319

5 500

5 300

6 000

6 000

6 000

6 000

Apache

3 626

3 243

5 880

6 270

6 270

6 270

6 270

6 270

AB-412

788

881

1 050

800

-

-

-

-

AL-III

771

795

800

800

800

800

-

-

Cougar

3 646

1 122

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

NH-90

 

589

2 500

4 200

5 000

5 500

5 500

6 000

KDC-10

1 899

2 048

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

C-130

1 577

1 276

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

G-IV

612

455

800

800

800

800

800

800

147

Hebben de inkomsten uit de verkoop van materieel effect op de investeringsquote?

Ja. Bij hogere verkoopopbrengsten kan Defensie meer investeren. Uit de verkoopopbrengsten worden eerst de uitgaven gefinancierd die gemoeid gaan met het verkoopgereed maken van de systemen. De overige opbrengsten kan Defensie gebruiken voor het opvangen van tegenvallers op de begroting. Wanneer zich geen tegenvallers op de begroting voordoen, kan Defensie hiermee nieuwe investeringen financieren, wat leidt tot een hogere investeringsquote.

148

Hoe verhoudt de investeringsquote zich tot het percentage in andere NAVO lidstaten?

Voorop staat dat de krijgsmacht moet kunnen beschikken over voldoende modern en kwalitatief hoogwaardig materieel. Daarvoor is ten minste een investeringsquote nodig van 20. Sinds 2009 haalt Defensie dit percentage niet meer. Daarom is het belangrijk de komende jaren weer meer ruimte voor intensiveringen en innovatie te scheppen. Noodgedwongen zal die ruimte pas gaandeweg ontstaan. Het streven is om in 2016 weer omstreeks de 20 procent uit te komen. De wijze waarop de investeringsquote door de Navo-lidstaten wordt berekend verschilt per land. Om deze reden is een vergelijking tussen de investeringsquote van de verschillende lidstaten niet goed mogelijk.

149

Welk deel van de investeringsquote voor de jaren na 2013 is al ingevuld met het oog op de reeds aangegane verplichtingen?

In Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht is in de tabel op pagina 45 van de begroting voor alle jaren uit de begrotingsperiode gemeld welk deel van de uitgaven juridisch verplicht is. Voor 2014 is dit ongeveer 36 procent van de geplande uitgaven en voor de jaren daarna minder.

Defensie heeft investeringsplannen voor de komende tien jaar. Jaarlijks wordt besloten welke aanpassingen in de plannen noodzakelijk zijn om tot een sluitende begroting te komen. Zo kan Defensie binnen de begrotingskaders inspelen op wijzigingen in haar (internationale) omgeving.

150

Is het de verwachting dat in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) ook de projecten die onder Richtlijn 81 worden aanbesteed worden opgenomen?

In het Materieelprojectenoverzicht zijn strategische materieelprojecten opgenomen met een financiële omvang van meer dan € 25 miljoen. Het betreft materieel dat specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden. Dit militaire karakter is het uitgangspunt voor de opname in het Materieelprojectenoverzicht en niet de wijze waarop de materieelprojecten worden aanbesteed, bijvoorbeeld op grond van artikel 346 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie (VWEU) of Richtlijn 81.

151

Wordt er gelet op de financiële crisis ook in NAVO verband bezuinigd met het oog op een eventuele daling van de bijdrage?

De Navo bezuinigt op een aantal gebieden. Zo wordt de commandostructuur, die door alle landen wordt betaald, van ruim 13 000 mensen verkleind naar 8 800. Een aantal hoofdkwartieren, zoals Heidelberg, wordt gesloten, waardoor de kosten ook afnemen. Het vrijkomende budget wordt gebruikt voor kritische tekortkomingen in de Navo-capaciteiten, zoals is vastgesteld tijdens de Top van Lissabon van 2010. Per saldo dalen de bijdragen van de lidstaten dus niet, maar wordt het budget minder aan statische infrastructuur besteed en meer aan militaire capaciteiten.

152

Heeft de uitbreiding van het raketschild, zoals bekend gemaakt door het Amerikaanse European Command, gevolgen voor de omvang en kosten van het Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD) project?

Nee.

153

Waarom is het budget F-16 Zelfbescherming (ASE) doorgeschoven naar 2015?

Defensie wil met dit project aansluiten bij een lopend verwervingstraject van de Amerikaanse luchtmacht. Dit verwervingstraject neemt meer tijd in beslag dan voorzien als gevolg van concurrentie tussen de mogelijke fabrikanten. Hierdoor is het Nederlandse project met een jaar vertraagd en is de looptijd verlengd tot en met 2015.

154

Wat is de achterliggende oorzaak van het langer doorvliegen met de F-16?

De noodzaak van langer doorvliegen met de F-16 vloeit voort uit het regeerakkoord van oktober 2010 en de beleidsbrief van 8 april 2011. Op grond van de planning van de beleidsbrief zal de beoogde opvolger van de F-16 drie jaar later, dat willen zeggen in 2019, instromen dan in 2010 nog werd aangenomen. Hieruit volgt dat de uitfasering van de F-16 eveneens drie jaar later zal beginnen en dat het toestel langer in bedrijf zal moeten worden gehouden. Om dit mogelijk te maken zal Defensie in totaal € 300 miljoen investeren in drie afzonderlijke projecten. Het betreft de projecten «Langer doorvliegen F-16 – Operationele zelfverdediging» (Kamerstuk 32 733, nr. 62), «Langer doorvliegen F-16 – Instandhouding» en «Langer doorvliegen F-16 – Vliegveiligheid en luchtwaardigheid».

155

Hoeveel F-35’s kunnen worden aangeschaft voor de huidige project reservering?

Ervan uitgaande dat de trend naar intensievere internationale samenwerking in de nabije toekomst aanhoudt, acht Defensie een operationeel verantwoorde taakuitvoering mogelijk met 56 F-35 jachtvliegtuigen. Er zullen dan minder operaties tegelijkertijd en van minder lange duur dan nu kunnen worden uitgevoerd, maar wel met toestellen van de vereiste kwaliteit. Het is niet mogelijk de verwerving en exploitatie van 56 F-35 toestellen in te passen in de huidige reservering van € 4,5 miljard of de huidige exploitatie-uitgaven van de F-16. Dit was ook niet de verwachting toen in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 de reservering van € 4,5 miljard in het investeringsoverzicht werd aangekondigd. Die reservering was namelijk lager dan eerdere bedragen vanwege de bezuinigingen in het regeerakkoord en in de wetenschap dat een volgend kabinet pas over aantallen en budgetten zou besluiten. De reservering zou dus desgewenst opnieuw kunnen worden aangepast. Los van het aantal toestellen waartoe zou worden besloten, heeft Defensie in haar budget in de komende kabinetsperiode al de benodigde 620 miljoen euro voor vervangingsinvesteringen in de F-35 geraamd.

De invoering van de F-35 is voorzien vanaf 2019 en het toestel zal tot halverwege de eeuw in gebruik zijn. Volgens de laatste berekeningen gaan 56 toestellen Defensie over een periode van 30 jaar € 6,85 miljard kosten (€ 2,6 miljard meer aan investeringsuitgaven en € 4,25 miljard meer aan exploitatie-uitgaven) vergeleken met de reservering van € 4,5 miljard en de meerjarige exploitatiereeks van de F-16. De extra uitgaven zullen de financiële ruimte beperken om in die jaren andere investeringsuitgaven te doen. Defensie is zich hiervan terdege bewust. Het beslag op het totale investerings- en exploitatiebudget in die periode is echter niet zodanig dat a priori hoeft te worden getwijfeld aan de inpasbaarheid in de defensiebegroting.

Op grond van ontwikkelingen in binnen- en buitenland, waaronder financiële en veiligheidspolitieke, past Defensie haar investeringsplannen regelmatig aan, zowel voor de korte als voor de lange termijn. De begroting is daarbij het strakke financiële kader. Als het investeringen later in de planningsperiode of daarna betreft waarvoor doorgaans nog geen verplichtingen zijn aangegaan, zijn aanpassingen goed mogelijk. Defensie is overigens in staat ook op kortere termijn haar plannen aan te passen. Een voorbeeld uit het afgelopen decennium is de bouw en introductie van patrouillevaartuigen en, gelijktijdig, de vervroegde uitfasering van M-fregatten.

In het licht van het bovenstaande kan de vraag hoeveel toestellen kunnen worden aangeschaft van de huidige reservering op twee manieren worden beantwoord. De eerste benadering gaat uit van de aanwending van € 4,5 miljard uitsluitend voor de aanschaf van gevechtstoestellen. Het gaat immers om een reservering in het investeringsbudget. Daarbij moeten de kosten van de instandhouding gedurende de komende decennia nog apart in beeld worden gebracht. Defensie heeft daarvoor een exploitatiebudget dat los staat van het investeringsbudget. De tweede benadering behelst zowel de aanschafkosten als de exploitatiekosten. In aanmerking genomen dat de instandhouding van de F-35 meer zal gaan kosten dan wat Defensie nu aan de F-16 uitgeeft, zou een deel van de gereserveerde

€ 4,5 miljard daaraan moeten worden uitgegeven. In deze berekeningswijze zouden voor dat bedrag 35 toestellen kunnen worden aangeschaft. In de eerste berekeningswijze kunnen acht toestellen meer worden aangeschaft, inclusief de beide testtoestellen die al zijn gekocht.

156

Hoe verhouden zich de vertragingen in het NH-90 project, zoals het later contracteren van verplichtingen voor modificaties om het toestel geschikt te maken voor transporttaken, tot het uitfaseren van de laatste acht Cougars en de «capability gap» op het gebied van transporthelikopters?

De uitfasering van de acht Cougar-helikopters is eind 2017 voorzien. De levering van de NH-90 en de uitvoering van modificaties om het toestel te kunnen inzetten voor transporttaken zullen naar verwachting voor 2018 zijn voltooid. De transportcapaciteit van Defensie blijft hierdoor op een aanvaardbaar niveau.

157

Kunt u een overzicht geven van alle verschuivingen naar achter qua uitgaven voor materieelverwerving?

Het Materieelprojectenoverzicht 2012 (Kamerstuk 27 830, nr. 105), dat u bij de begroting heeft ontvangen, geeft dit overzicht.

158

Klopt het dat er voor 46,1 mln. geschoven is met de eerder aan de Kamer gemelde uitgaven voor de NH-90?

Het geraamde uitgavenbudget voor 2012 is verminderd. Door vertragingen ontstaan kosten op een later tijdstip dan voorzien, zodat € 46,1 miljoen moet worden verschoven. De verschuiving maakte het mogelijk om € 22,2 miljoen voor het project Joint Support Ship, zoals gemeld in mijn brief van 2 februari 2012 (Kamerstuk 33 000-X, nr. 67), in het defensiebudget van 2012 op te nemen.

159

Hoe kan het zijn dat het project Combat Identification (Combat ID), met zoveel operationele prioriteit, zoveel vertraging oploopt? Waarom is een splitsing aangebracht? Komen politiek en operationeel gevoelige projecten in aanmerking voor mandatering?

De vertraging in het project Combat ID is veroorzaakt doordat de te gebruiken technieken en standaarden nog onvoldoende zijn voor operationeel gebruik. Dit is ook gebleken uit verschillende studies. Daarnaast vergt de behoeftestelling voor het grond-grond domein nog nadrukkelijk aandacht, terwijl de behoefte voor het grond-lucht domein duidelijk en urgent is. Het project wordt in twee volgtijdelijke projecten gesplitst om de urgente en duidelijke behoefte tijdig te realiseren. Hierdoor is er ruimte voor nader onderzoek in het gronddomein. De financiële omvang van elk van de twee nieuwe projecten is lager dan € 25 miljoen, de directeur DMO wordt voor beide gemandateerd.

160

Waarom is besloten om twee jaar eerder dan voorzien te beginnen met de uitvoering van de B-fase van het Medium Altitude Long Endurance Unmanned Air Vehicle (MALE UAV)-project? Op welke wijze wordt het naar voren halen van de daarmee gemoeide investeringen gefinancierd, en hoe verhoudt zich dit tot het realiseren van verkoopopbrengsten van af te stoten materieel, waarmee de MALE UAV gefinancierd zou worden?

Om in 2015 te kunnen beschikken over een MALE UAV capaciteit is het project in overeenstemming met de aanvankelijke planning in 2012 begonnen. Gebleken is dat in de voorstudiefase uitgaven moeten worden gedaan vanwege de inschakeling van de kenniscentra. Hierdoor zijn delen van het projectbudget naar voren geschoven. Dit heeft geen gevolgen voor de financiering van andere investeringsprojecten van Defensie. Over de aanwending van de verkoopopbrengsten voor intensiveringen zijn afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Voor alle in de beleidsbrief van 8 april 2011 opgenomen intensiveringen, waarvoor voorafgaand aan de beleidsbrief nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt, geldt dat deze doorgang kunnen vinden door financiering uit het investeringsbudget.

161

Is een zichtbare relatie met nationale veiligheid bij onbemande luchtsystemen niet cruciaal voor het bredere draagvlak van het project?

De MALE UAV kan worden ingezet voor waarneming (surveillance), verkenning (reconnaissance), doelbepaling (target acquisition) en voor onderzoek naar de mate waarin een doel is beschadigd (battle damage assessment). Bewapening van de MALE UAV is echter niet aan de orde. In het nationale domein wordt de MALE UAV vooral voor waarneming en onderzoek ingezet. Voorbeelden daarvan zijn de inzet voor humanitaire hulpverlening bij rampen, kustwachttaken, dijkbewaking, terrorismebestrijding en andere steunverlening aan de civiele autoriteiten.

162

Wanneer wordt naar verwachting het complex Nieuwbouw Schiphol opgeleverd? Wat zijn de redenen van de vertraging? Wat zijn de gevolgen van de vertraging voor de werkzaamheden van de KMar op Schiphol?

163

Kunt u nader ingaan op de latere oplevering van de Nieuwbouw Schiphol voor de Kmar door een vertraging bij de aanbestedingsprocedure? Heeft deze vertraging operationele gevolgen?

Het complex Schiphol is opgedeeld in percelen. De oplevering van het hoofdgebouw (kantoren en legering) en het bedrijfsrestaurant is voorzien voor het eerste kwartaal van 2013. De oplevering van het logistiek complex inclusief gezondheidscentrum en opleidingsgebouw, volgt eind 2013 of begin 2014. De voltooiing van de terreininrichting is eind 2014 voorzien.

De oplevering van het hoofdgebouw is als gevolg van wijzigingen in het plan enige maanden vertraagd. Deze vertraging heeft geen directe operationele gevolgen voor de werkzaamheden van de Koninklijke marechaussee op Schiphol.

164

Wat betekent het naar achter schuiven van de Energie Prestatie Adviezen (EPA) voor de energie-uitgaven van Defensie?

Het Energie Prestatie Advies (EPA) betreft een verzameling van energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur in het vastgoed. De energiekosten daarvan zijn ongeveer € 80 miljoen per jaar. De totale besparingen op grond van het huidige EPA-programma, dat alleen de gebouwen groter dan 1 000 m2 betreft, bedragen ongeveer € 10 miljoen per jaar. Het doel van EPA is een besparing van ongeveer 0,7 Petajoule per jaar.

Het gewijzigde budget – waarbij de energiebesparingsgelden voor gebouwen in hoofdzaak verschuiven van 2012 naar 2015/2016 – resulteert in latere besparingen. Om die reden verwacht Defensie in de periode 2013 tot en met 2020 een verhoging van de energielasten van € 8 miljoen. Deze berekening berust op de huidige energieprijzen en een terugverdientijd van de maatregelen van zes jaar.

165

Hoeveel Defensie gebouwen hebben een energielabel A of B?

Op basis van de Europese Energy Performance of Buildings Directive en de Wet kenbaarheid energie gebouwen, die per 1 januari 2013 van kracht wordt, moeten gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, zoals de militaire musea, en gebouwen die Defensie verkoopt, worden voorzien van een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Het betreft enkele tientallen gebouwen waarvan de EPC bekend is. Daarnaast is van ongeveer 800 gebouwen een Energie Prestatie Advies (EPA) opgesteld, dat gebruikt wordt om tot verbetering van de energieprestatie van de defensiegebouwen te komen. Om van de EPC of EPA-waarden tot een A tot en met G-label te komen, is een aanvullende vertaalslag nodig. Daarmee is naar schatting twee manjaren gemoeid.

166

Wat is de reden voor de ruime begroting van tussen de 25 mln. en 50 mln. voor de nieuwbouw District Landelijke en Buitenlandse Eenheden (DLBE) CKmar?

Er is geen sprake van een ruime begroting. Om de positie van Defensie bij commerciële onderhandelingen zo goed mogelijk te waarborgen, wordt het financiële beslag van projecten die nog niet in de realisatiefase zijn, weergegeven in bandbreedtes. Bij het project nieuwbouw van het district Landelijke en Buitenlandse eenheden van de Koninklijke marechaussee betreft dit een bandbreedte van € 25 tot € 50 miljoen.

167

Kunt u toelichten wat de kosten zijn voor de herhuisvesting van de militaire muziek?

De investeringskosten hebben betrekking op de nieuwbouw voor de Marinierskapel te Rotterdam en de infrastructurele aanpassingen ten behoeve van het Trompetterkorps Koninklijke marechaussee te Apeldoorn. Het betreft respectievelijk € 4,5 miljoen en € 1,5 miljoen.

168

Wat betekent het verminderen van het aantal Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) locaties voor de responstijd ten aanzien van medische problemen?

Het verminderen van het aantal DGO-locaties heeft geen invloed op de responstijd bij medische problemen. Wanneer op een defensielocatie behoefte ontstaat aan spoedeisende medische zorg, wordt gebruik gemaakt van het aanwezige militair gezondheidscentrum. Als een dergelijk centrum niet voorhanden is of niet open is, wordt een beroep gedaan op de reguliere gezondheidszorg.

169

Zijn er inmiddels voldoende zendmasten geplaatst om het adequaat functioneren van het C2000 systeem mogelijk te maken?

Het ministerie van Defensie is een van de gebruikers van C2000 en het is betrokken bij diverse projecten om dit systeem te verbeteren. Het verbeteren van de dekking van C2000 valt echter onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid & Justitie dat daartoe het project Oplossen Dekkings Issues Nederland (ODIN) uitvoert. In het kader van het project ODIN worden 53 dekkingsproblemen in het C2000-netwerk voor 1 oktober 2013 verholpen door het bijplaatsen van 67 nieuwe opstelpunten. Het project ligt op schema.

170

Wat voor gevolgen heeft de bezuiniging op programmafinanciering TNO gehad voor defensiegerelateerde onderzoeksprojecten bij TNO?

Over de keuzes ten aanzien van de programmafinanciering TNO bij de begroting 2010 is de Kamer geïnformeerd met de brief van 28 januari jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 71). De besluiten zijn vanaf 2011 verwerkt in de onderzoeksprogrammering bij TNO. Dit heeft bij TNO geleid tot een capaciteitsreductie voor defensieonderzoek van ongeveer 150 vte’n.

171

In hoeverre kunnen en worden middelen voor onderzoek en ontwikkeling ingezet om kosten bij Defensie te reduceren?

De (centrale) middelen voor onderzoek en ontwikkeling worden ingezet om Defensie te ondersteunen in een doeltreffende en doelmatige taakuitvoering. De kennisondersteuning richt zich bijvoorbeeld ook op het reduceren van de kosten in onderhouds- en bevoorradingsketens en het minimaliseren van de levensduurkosten van materieel.

172

Welk percentage geeft Defensie uit aan research & development, respectievelijk research & technology? Hoe verhoudt zich dit tot andere landen in de EU?

De definitie van Research & Technologie (R&T) respectievelijk Research & Development (R&D) verschilt van land tot land, waardoor vergelijkingen lastig zijn. In Nederland worden de centrale middelen voor onderzoek en technologieontwikkeling tot R&T gerekend. Decentrale onderzoeksmiddelen in verwervingstrajecten gericht op materieelontwikkeling worden gerekend tot R&D. Internationale vergelijkingen betreffen meestal R&D-middelen. De meest recente vergelijking is een EDA-publicatie met gegevens over 2010. Uit deze publicatie blijkt dat het percentage voor R&D-middelen sterk verschilt in 24 landen. Het gemiddelde percentage van enkele toonaangevende landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, het Verenigde Koninkrijk en Zweden ligt op ongeveer 4 procent in 2010. Voor Nederland is dit 0,85 procent in 2010.

173

Waarom is ongeveer 5 mln. overgeheveld naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie als defensiebijdrage aan de instandhouding van de grote onderzoeksfaciliteiten van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)? Welke zeggenschap heeft Defensie dan nog, en hoe kan geborgd worden dat op deze bijdrage niet bezuinigd wordt?

Op grond van een overheidsbreed beleidskader voor de instandhouding van grote onderzoeksfaciliteiten bij TNO en de Grote Technologische Instituten is de bijdrage aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) bepaald. De bij het NLR betrokken departementen dragen deze kosten gezamenlijk. De bijdrage van Defensie is € 1,35 miljoen per jaar voor de periode 2010 – 2013. Deze bijdrage is overgeheveld naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, dat de regeling uitvoert. De besteding van de bijdrage is daarmee gewaarborgd voor deze periode.

174

Leidt het besluit tot ontmanteling in plaats van verkoop van de overtollige F-16's, Fennek's, pantserhouwitsers en Lynx-helikopters tot een extra kostenpost voor Defensie? Zo ja, hoe hoog is deze kostenpost?

Nee. Defensie heeft als voorwaarde gesteld dat de opbrengsten ten minste gelijk zijn aan de verwachte verkoopopbrengsten. De ontmanteling van het genoemde materieel leidt tot een verlaging van de exploitatiekosten waarmee de gederfde verkoopopbrengsten worden gecompenseerd.

175

Kunt u toelichten hoe het komt dat de uitgaven Staf Commando DienstenCentra (CDC) in 2013 nog niet dalen ondanks de taakstelling op staven?

De reorganisatie behelst veranderingen in processen, structuur en personeel. Dit geldt ook voor de staf van het CDC. Vanuit deze afdeling worden eenheden overgedragen aan andere afdelingen en er worden eenheden aan toegevoegd. Door de reorganisatie wordt de taakstelling op staven behaald, maar vanwege de toegevoegde eenheden blijft de omvang per saldo nagenoeg gelijk aan die in 2013.

176

Kunt u toelichten hoe het komt dat de uitgaven ondersteuning operationele eenheden in 2013 stijgen?

De uitgaven voor ondersteuning van operationele eenheden stijgen in 2013, doordat budgetten voor infrastructuur en Paresto centraal worden belegd bij het CDC. Deze budgetten lagen voorheen bij de defensieonderdelen. Gelijktijdig is het budget voor IV-exploitatie verschoven van het CDC naar de DMO.

177

Hoe komt het dat de bijdragen aan SSO’s in 2013 enorm stijgen?

De Paresto-subsidie (hier genoemd de bijdragen aan Shared Service Organisaties, SSO) wordt met ingang van 2013 centraal bij het CDC belegd. De budgetten hiervoor zijn ontvlochten bij de overige defensieonderdelen. Het totaal van de budgetten is gelijk gebleven. Zie tevens vraag 176.

178

Waar bestaan de posten attachés en overige exploitatie attachés specifiek uit? Kunt u het antwoord toelichten met de specifieke bedragen voor opleidingen, werving, dienstreizen, kleding, uitrusting en overige materiële zaken?

In de ontwerpbegroting voor 2013 is op pagina 59 het bedrag voor attachés gemeld onder «Apparaatsuitgaven». Dit is € 20,1 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit uitgaven aan personeel (€ 11,6 miljoen) en materieel (€ 8,4 miljoen). Deze bedragen staan ook in de tabel weergegeven onder «Apparaat per uitgavencategorie» bij de post «personele uitgaven waarvan attachés» respectievelijk «materiële uitgaven waarvan overige exploitatie attachés». Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen en reiskosten woon-werkverkeer. Materiële uitgaven voor attachés zijn voor het grootste deel personeelsgebonden. De uitgaven worden hoofdzakelijk gedaan op de plaats van tewerkstelling (Nederlandse ambassades en permanente vertegenwoordigingen), conform de regelgeving van Buitenlandse Zaken. Deze uitgaven bestaan uit dienstreizen, onderwijskosten gezinsleden, gezinsherenigingsreizen, dienstauto’s, telecommunicatie, belastingafdracht onbelaste vergoedingen, verrekening salariskosten lokaal personeel en overige materiële zaken.

Hieronder volgt een splitsing van de materiële uitgaven voor zover deze worden geraamd.

Uitsplitsing materiële uitgaven attachés x € 1 000

Dienstreizen

1 250

Onderwijs

1 016

Huisvesting

4 055

Gezinsherenigingsreizen

0,375

Transport

0,225

Telecommunicatie

0,081

Verhuizingen

0,715

Belastingafdracht onbelaste vergoedingen

0,725

Salariskosten lokaal personeel

0,300

Overige materiële zaken

0,409

Totaal

8 436

179

Kunt u een overzicht geven van de subsidies en bijdragen die in 2013 zullen worden verstrekt?

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de subsidies en bijdragen die in 2013 zullen worden verstrekt.

SUBSIDIES 2013

Bedragen x € 1 000

Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht

10

Nederlandse Reservisten Federatie Krijgsmacht

21

Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront

15

Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront

10

Veteranendag

2 466

Nationaal Comité Herdenking Capitulatie 1945 Wageningen

25

Steun oud-strijders Suriname

6

Zeecadettenkorps Nederland

20

Defensie Vrouwennetwerk

14

Veteranen Platform

158

Stichting het Veteraneninstituut

4 810

Hotel de Wereld

54

Stichting Militair Historisch Museum

8 070

Stichting Nationale Taptoe

173

Leerstoel Amsterdam

74

Diverse verenigingen

35

Stichting Maritiem Kenniscentrum

28

Stichting Gasturbine Onderwijs

5

Phantasy in Blue

18

Stichting Museum der Koninklijke marechaussee

115

Stichting Marechaussee Contact

40

Stichting Historische Vlucht

100

subtotaal subsidies 2013

16 267

 

 

Bijdragen

 

Stichting bijzondere scholen voor Onderwijs op Algemene Grondslag (STOAG)

2 481

Adviesraad Internationale Vraagstukken

79

Atlantische Commissie

167

Clingendael

701

subtotaal bijdragen 2013

3 428

Totaal

19 695

180

Van 2012 tot 2013 stijgen de wachtgelden, inactiviteitswedden en Sociaal Beleidskader (SBK)-gelden van het centraal apparaat met 64,6 mln. Wat is de oorzaak hiervan?

De uitvoering van de meeste reorganisaties zal in 2013 ter hand worden genomen. Omdat naar verwachting dan meer gebruik zal worden gemaakt van de regelingen van het sociaal beleidskader is een hoger budget gereserveerd dan in 2012.

181

Waarom staat er vanaf 2012 geen ziektekostenverzekering voor het centraal apparaat meer op de begroting?

De regeling Ziektekosten Voorziening Defensie (ZVD) is een overgangsregeling die betrekking had op de Ziekenfondswet (ZFW). Met de invoering van de Zorgverzekeringswet (ZVW) per 1 januari 2006 is de Ziekenfondswet afgeschaft. Vanaf 2013 is er niemand meer bij Defensie die nog recht heeft op een uitkering op grond van de ZVD.

182

Waarom stijgen de kosten voor de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) de komende jaren?

Ten opzichte van 2012 daalt het budget van de MIVD in 2013 met € 14,5 miljoen en structureel met circa € 10 miljoen. De beweging in het budget heeft twee oorzaken. Door de herbelegging van het budget voor ICT-dienstverlening naar DMO/Ivent daalt het budget van de MIVD vanaf 2013 met € 9 miljoen. Daarnaast is er in de begroting 2013 rekening gehouden met een personele vullingslijn die tot gevolg heeft dat de uitgaven in 2013 lager liggen en in de jaren daarna stijgen ten opzichte van 2013.

183

Hoeveel mensen maken gebruik van het SBK? Komt het aantal mensen dat gebruik maakt van het SBK overeen met de planning? Zo nee, welke oorzaken liggen daaraan ten grondslag?

Bij Defensie maakten op 1 oktober 2012 1 703 medewerkers gebruik van een van de regelingen van het sociaal beleidskader. Dit is in overeenstemming met de planning.

184

Klopt het dat er nauwelijks wijzigingen ten opzichte van vorig jaar zijn gemeld, met uitzondering van een aantal besluiten materieel niet af te stoten? Is het beleid nog steeds overtollig materieel alleen aan overheden te verkopen?

Ja. Het beleid voor de afstoting van overtollig strategisch defensiematerieel is niet gewijzigd. Overtollig strategisch defensiematerieel wordt in beginsel alleen verkocht aan andere overheden die voldoen aan de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie. Overtollig strategisch materieel kan ook worden verkocht aan de oorspronkelijke fabrikant. Incidenteel wordt strategisch materieel verkocht aan bedrijven. In dat geval moet de eindbestemming van het materieel bekend zijn of stelt Defensie als voorwaarde dat de systemen alleen mogen worden doorverkocht aan regeringen van landen die voldoen aan de gezamenlijke EU-criteria. In geval van de verkoop van strategisch materieel is, met uitzondering van de gevallen dat systemen in Nederland worden overgedragen, altijd een exportvergunning vereist. Daarnaast wordt in het contract de voorwaarde opgenomen dat in geval van doorverkoop de toestemming van de Nederlandse staat nodig is.

185

Welke bureaus voeren de veiligheidsonderzoeken voor de MIVD uit? Maken ze deel uit van de publieke sector?

Op grond van haar wettelijke taken voert de MIVD de onderzoeken zelf uit.

186

Bent u van plan de baten-lastendiensten te handhaven in de huidige organisatievorm?

187

Wordt overwogen de baten-lastendiensten te veranderen naar een kas/verplichtingen stelsel en wat zijn hierbij de argumenten?

Zoals in de beleidsbrief van 8 april 2011 is gemeld, onderzoekt Defensie de mogelijkheid om activiteiten of diensten uit te besteden. Dit geldt ook voor de diensten van haar baten- en lastendiensten. Indien tot uitbesteding wordt overgegaan, zal het deel van de dienst dat binnen Defensie blijft, in het kas/verplichtingenstelsel worden opgenomen. Dit draagt bij tot de vereenvoudiging van de besturing, de bedrijfsvoering en de beheersing.

188

Kunt u aangeven waarom de kostprijs per werkplek in 2013 met 16 procentpunt afneemt ten opzichte van 2012 en waarom deze vervolgens weer stijgt tot 72%?

Tot en met 2012 zal het aantal werkplekken dalen en ook de vaste lasten daarvan (onder andere vanwege de invoering van een nieuwe infrastructuur). Vanaf 2014 daalt alleen nog het aantal werkplekken, maar blijven de vaste lasten gelijk. Daardoor stijgen de gemiddelde kosten van een werkplek en komt het percentage uit op 72 procent van de kosten uit 2007, die als grondslag worden gehanteerd.

189

Welke projecten zijn bij de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) tegen welke voorwaarden gefinancierd met de leenfaciliteit?

De volgende projecten zijn gefinancierd met de leenfaciliteit: Nieuwbouw Koninklijke marechaussee Schiphol, Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Koninklijke marechaussee, hoger onderhoud Woensdrecht, herbelegging vliegbasis Soesterberg – Gilze-Rijen, en DVD interne investeringen (automatisering, communicatie- en transportmiddelen, inventaris en terreinen en gebouwen).

De looptijd van de lening wordt gekoppeld aan de economische levensduur van de onderliggende vaste activa. De infrastructurele investeringen hebben een aflossingstermijn van vijftien tot vijftig jaar. De overige investeringen worden tussen de vijf en tien jaar afgelost. De voorwaarden waartegen de projecten zijn gefinancierd, zijn bepaald in de openbaar toegankelijke Regeling baten-lastendiensten van de minister van Financiën (HAFIR A1.09).

190

Kunt u een update geven over de stand van zaken van de mogelijke uitbesteding van de catering (Paresto) bij Defensie?

Zie het antwoord op vraag 104.

191

Wat is de reden dat de personeelskosten bij Paresto in de meerjarenramingen niet evenredig dalen met de algemene personeelskosten?

Het dienstencentrum Paresto is een vraaggestuurde baten- en lastenorganisatie. De dienstverlening van Paresto berust op de vraag vanuit de defensieonderdelen. In 2013 wordt het overgrote deel van de reorganisaties uitgevoerd. Omdat Defensie per saldo kleiner wordt, zullen enkele locaties sluiten waar Paresto nu de dienstverlening verzorgt. Daardoor is sprake van een daling van het budget in 2013 ten opzichte van 2012. Daarna is er een nieuwe organisatie. Vanaf 2014 zijn de budgetten daarop afgestemd.

192

Is bekend hoe de rangen/schalen zich verhouden tot de krijgsmacht van andere EU lidstaten?

Op de internationale hoofdkwartieren, maar ook tijdens missies wordt samengewerkt met militairen van andere lidstaten van de Navo en van de EU. Hierbij worden gelijke werkzaamheden door militairen met gelijke rangen uitgevoerd. Ik leid hieruit af dat de EU-lidstaten geen uiteenlopende rangstelsels hanteren.

193

Wat wordt bedoeld met de post bijdrage leenconstructie Schiphol?

De nieuwbouw voor de Koninklijke marechaussee op Schiphol is gefinancierd met een leenfaciliteit (zie tevens het antwoord op vraag 189). De begroting van de Koninklijke marechaussee is vanaf 2013 verhoogd om aan de huisvestingsvergoeding aan de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) te voldoen voor de aflossing en rentebetaling. Als gevolg van de centralisatie van budgetten is deze post gelijktijdig overgedragen aan het CDC en daar opgenomen in de post Concentratie Facilitair Infra exploitatie.

194

Zal er door het op te richten Defensie Cyber Commando (DCC) worden samengewerkt met het Amerikaanse Cyber Command? Zo ja, hoe wordt deze samenwerking georganiseerd?

In internationaal verband zoekt Defensie vooral samenwerking met landen die een vergelijkbare ambitie en aanpak als Nederland voorstaan en die op een vergelijkbaar niveau opereren. De samenwerking is in eerste aanleg gericht op de uitwisseling van kennis. Later zal ook worden bezien wat de mogelijkheden tot samenwerking zijn bij oefenen en trainen en de ontwikkeling van operationele concepten.

Ook met de Verenigde Staten wordt overlegd om te bezien welke mogelijkheden tot samenwerking er zijn. Voor Defensie is het United States Cyber Command een interessante senior partner. Samenwerking gebeurt binnen de kaders zoals die gelden voor multilaterale of bilaterale militaire samenwerking. De samenwerking zal in de komende jaren gestalte worden gegeven.

195

Onder welke omstandigheden worden offensive cyber operations uitgevoerd? Hoe wordt de besluitvorming daarover geregeld?

Operationele cybercapaciteiten vormen een belangrijke aanvulling op de bestaande militaire capaciteiten en kunnen door de CDS worden ingezet bij militaire operaties. Deze capaciteiten kunnen zowel zelfstandig en als onderdeel van het optreden van andere eenheden worden ingezet. De inzet van offensieve cybercapaciteiten gebeurt op grond van een toereikend volkenrechtelijk mandaat. De besluitvormingsprocedure is gelijk aan die voor militaire operaties.

196

Op welke wijze is samenwerking tussen defensie en het bedrijfsleven voorzien op het gebied van cyber?

In het digitale domein is het bedrijfsleven de motor van innovatie, ook waar het gaat om het beveiligen en beschermen van ICT-infrastructuur. Defensie moet optimaal gebruik maken van deze innovatiekracht. Anderzijds wordt ook het bedrijfsleven geconfronteerd met een dreiging in het digitale domein. Om deze dreiging het hoofd te bieden, wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn voor de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleidingen. Tevens zal de oprichting van de cyber reservistenpool de samenwerking met het bedrijfsleven versterken.

Waar het bedrijfsleven gerubriceerde defensieopdrachten uitvoert en daarom kan worden geconfronteerd met digitale spionage, heeft de MIVD een adviserende en toezichthoudende rol.

197

In 2013 zal 15,3 mln. euro worden geïnvesteerd in cyber, waarna de investeringen oplopen naar ruim 23 mln. in 2017. In hoeverre kunt u met deze bedragen recht doen aan uw ambities op cyber?

198

Is bij de geraamde investeringen op het gebied van cyber voorzien in mogelijkheden om te investeren in offensieve capaciteiten?

Ondanks de ingrijpende bezuinigingen bij Defensie, die ook de operationele capaciteiten van de krijgsmacht raken, wordt de komende jaren geïnvesteerd in de vergroting van de digitale weerbaarheid, de ontwikkeling van operationele cybercapaciteiten en in personeel. Zoals in de beleidsbrief van 2011 en de Defensie Cyber Strategie is uiteengezet, heeft de ontwikkeling van een hoogwaardige cybercapaciteit prioriteit voor Defensie. De financiële middelen die de komende jaren beschikbaar komen, zijn op grond van de huidige inzichten voldoende om de voorziene capaciteit (personeel en middelen) in te richten. Indien nieuwe inzichten tot een behoefte aan aanvullende capaciteiten leiden, zullen die door herprioritering in het investeringsplan mogelijk worden gemaakt. In de huidige ramingen is er ook financiële ruimte voor de ontwikkeling van offensieve capaciteiten.

199

Bij het overzicht subsidies wordt aangegeven dat aan diverse verenigingen subsidie wordt toegekend, bijvoorbeeld 35 mln. in 2013. Welke verenigingen betreft het hier?

De onderstaande lijst betreft een opsomming onder van verenigingen die vallen onder de post «diverse verenigingen». De bedragen in het overzicht subsidies zijn weergegeven in duizenden euro's. Deze verenigingen ontvangen in 2013 gezamenlijk € 35 000.

  • Vereniging van Officieren der Genie

  • Vereniging van Officieren Logistieke Diensten

  • Vereniging Onderofficieren Logistiek

  • Vereniging Officieren van de Verbindingsdienst

  • Vereniging van Onderofficieren en oud Onderofficieren van het wapen van de Verbindingsdienst

  • Vereniging Infanterie Officieren

  • Vereniging van Officieren Artillerie

  • Vereniging Onderofficieren Artillerie

  • Vereniging Onderofficieren Cavalerie

  • Vereniging van Hoger Technisch Gevormde Officieren

  • Vereniging Onderofficieren Regiment Technische Troepen

  • Vereniging Onderofficieren Regiment van Heutsz

  • Vereniging Officieren Cavalerie

  • Vereniging Genie Onderofficieren

  • Vereniging Onderofficieren Militaire Administratie

200

Kunt u toelichten waarom er meer subsidie verstrekt wordt aan de Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront dan aan de Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront?

De hoogte van de subsidie is in overleg met de Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront en de Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront vastgesteld en is sinds 2004 ongewijzigd.

201

Wat is de doelstelling van Phantasy in Blue en waaraan wordt de subsidie besteed?

De Stichting Phantasy in Blue is opgericht met als doel het in breedst mogelijke zin promoten van de Nederlandse luchtvaart. Dit doet zij door het ontwikkelen, bouwen, testen en al dan niet permanent statisch of vliegend presenteren van luchtwaardige schaalmodellen van luchtvaartuigen uit de historie van de Nederlandse luchtvaart met inbegrip van de militaire luchtvaart.

Phantasy in Blue levert een positieve bijdrage aan het imago van het CLSK door bezoekers schaalmodellen van historische luchtvaartuigen te tonen. Dit heeft tot doel meer begrip en enthousiasme voor de Nederlandse militaire luchtvaart te kweken. De subsidie van Defensie wordt aangewend voor de ontwikkeling en instandhouding van de schaalmodellen van vliegtuigen die onderdeel zijn van de Nederlandse militaire luchtvaarthistorie.

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer