Kamerstuk 33400-H-5

Verslag van een schriftelijk overleg aangaande de kabinetsreactie op het koopkrachtonderzoek uitgevoerd op Caribisch Nederland

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2013

Gepubliceerd: 19 oktober 2012
Indiener(s): Eddy van Hijum (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-H-5.html
ID: 33400-H-5

Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 oktober 2012

Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties behoefte over de brief van de staatssecretaris van Financiën, van 11 juni 2012, met de kabinetsreactie op het koopkrachtonderzoek uitgevoerd op Caribisch Nederland ( Kamerstuk 33000-H, nr. 7), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 13 juli 2012 aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 18 oktober 2012 zijn ze door hem beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Hijum

De adjunct-griffier van de commissie, Giezen

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatsecretaris betreffende het koopkrachtonderzoek op de BES-eilanden.

De inwoners van de BES-eilanden zijn geconfronteerd met de invoering van een nieuw belastingstelsel. Dit wordt beter geïnd dan het oude. Waarom is ervoor gekozen dat de opbrengsten niet hoger mogen zijn dan de opbrengsten van het oude systeem, waaronder slecht werd geïnd? Waarom is ervoor gekozen dat de eilandbewoners worden gecompenseerd, mocht er toch meer geld binnenkomen?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat de feitelijke getallen het beeld schetsen dat de meeste ingezetenen van de BES-eilanden er financieel op vooruit zijn gegaan, maar deze mensen toch blijk geven van een gevoel in koopkracht te zijn gedaald. Gezien het feit er geen tot weinig gegevens bekend zijn over lonen en koopkracht binnen de BES-eilanden, wat klopt er dan van deze beweringen? Hoe wordt dat geverifieerd?

Uit de brief komt naar voren dat er op de BES-eilanden verwarring is ontstaan over de algemene bestedingsbelasting, dit heeft een prijsopdrijvend effect gehad. Hoe komt het dat hier zoveel verwarring over is ontstaan? Hoe wordt duidelijkheid geschept voor ondernemers, zodat er voortaan geen verwarring meer zal zijn? Wordt er voorlichting gegeven over deze belasting? Kunnen de prijzen dan ook weer omlaag gaan?

In de brief lezen de leden van de VVD-fractie over de dubbele heffing die ontstaat door de verschillende inningsvormen tussen eilanden (zoals bij Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba). Zit er momenteel beweging in om deze dubbele heffing aan te pakken?

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat er nu nog geen gegevens beschikbaar zijn over de belastingopbrengsten. Hoe komt het dat deze gegevens nog niet bekend zijn? Wanneer zullen deze gegevens wel bekend zijn en hoe wordt er voor gezorgd dat deze in de toekomst sneller beschikbaar zijn?

Uit de brief blijkt dat de belastingopbrengsten van de eilanden onvoldoende zijn om de vele voorzieningen op de eilanden te kunnen bekostigen. Hoeveel betaalt de Nederlandse staat aan de BES-eilanden om deze voorzieningen op peil te houden en om wat voor voorzieningen gaat het?

In de brief schrijft de staatsecretaris dat er geen tot weinig gegevens bekend zijn over de economische en sociale dynamiek op de BES-eilanden, de hoogte van het BNP en de hoogte van inkomsten en de inkomstenverdeling op de eilanden. Wordt er momenteel onderzoek gedaan, zodat deze gegevens beschikbaar komen? Hoe wordt er dan een schatting gemaakt van de belastinginkomsten? Hoe wordt fraude dan opgespoord en tegengegaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de koopkracht- en marktwerkingonderzoeken over Caribisch Nederland. Blijkbaar heeft de transitie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) enkel problemen met zich meegebracht. Deze leden hebben enkele aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie waarschuwen dat het koopkrachtonderzoek te weinig inzicht biedt over de vraag wat procentueel de reële koopkrachtloonontwikkeling is geweest. De inflatie in Caribisch Nederland als het gaat om consumentprijzen in 2011 wordt nergens expliciet vermeld. Wat was de inflatie in 2011? Wat is de tussenstand in 2012? Alhoewel wordt beschreven dat de nettolonen zijn gestegen door de verlaging van de inkomstenbelasting en de uitkeringen daarnaast zijn opgeschroefd, wat beiden de koopkracht verbetert, wordt de reële koopkrachtverandering nergens beschreven. De ontwikkeling van de BTW, dubbele (import)heffingen, wordt ook niet meegenomen in de berekening. De leden van de fractie van de PvdA vinden dat de regering op deze wijze de problemen op de eilanden niet goed kan inschatten. Hetzelfde geldt voor de Kamer.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de prijzen op de eilanden vooral stijgen door gestegen prijzen op de wereldmarkt, de overstap naar de USD, en dubbele heffing van indirecte belastingen. Dit geheel van ontwikkelingen lijkt toch aan te geven dat de koopkrachtontwikkeling negatief is geweest, aangezien er een hoge inflatie is geweest. De eilanden zijn erg afhankelijk van import en transport, zeker vanaf Sint Maarten, aangezien de eilanden te klein zijn alle goederen zelf te produceren. Tegelijkertijd is de inkoopmacht van de BES-eilanden klein, wegens hun geringe afzetmarkt. De prijzen van de import zijn gestegen door dubbele heffingen en van het transport door hogere benzineprijzen. Deze leden vragen hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat Sint Maarten geen dubbele indirecte belasting op producten naar de BES-eilanden heft. Klopt het dat de accijns op benzine op de BES-eilanden is gestegen van $ 0,09 naar $ 0,34 per liter omdat de eilanden een Nederlandse gemeente zijn geworden? Kan dit niet meer gefaseerd worden doorgevoerd?

De leden van de fractie van de PvdA vinden het erg vreemd dat de belastinginkomsten in 2011 veel hoger liggen dan de geraamde inkomsten opgenomen in het wetsvoorstel met het fiscale stelsel voor de BES-eilanden, maar dat de Nederlandse regering toch denkt dat er geen koopkrachtverlies is geweest. Kan de staatssecretaris voor elke belasting- en premiepost aangeven hoeveel inkomsten er waren geraamd en hoeveel er in 2011 daadwerkelijk is binnengekomen? Kan de staatssecretaris deze verschillen verklaren? Deze leden kunnen moeilijk geloven dat de inkomstenbelasting op Caribisch Nederland zover is verlaagd dat de hogere algemene bestedingsbelasting en accijns is gecompenseerd, zeker als de totale belastinginkomsten zo fors zijn gestegen. In het koopkrachtonderzoek wordt vermeld dat de macrobelasting- en premiedruk in 2011 ook is gestegen, vooral door de zorgpremie. Dit is al een nominale achteruitgang. De reële koopkrachtdaling, wanneer de inflatie over 2011 wordt meegenomen in de berekening van koopkrachtverlies, moet nog veel hoger zijn. Wat wordt de druk in 2012 ten opzichte van 2011?

De leden van de PvdA-fractie krijgen signalen dat er niet langer gespaard wordt door gezinnen op het eiland als gevolg van de verslechterde koopkrachtpositie. Klopt dit? Zo nee, waarom niet? Ook krijgen de leden berichten dat steeds meer werknemers op de BES-eilanden voorschotten op hun salaris aanvragen. Klopt dit? Zo nee, waarom niet?

In algemene zin proeven de leden van de PvdA-fractie dat de Nederlandse regering de koopkrachtproblemen op de BES-eilanden een zaak vindt van de openbare lichamen zelf. De eilandsbesturen, in de eerste plaats bijzondere gemeenten, moet hun situatie oplossen met decentraal beleid. Maar welke opties hebben de eilandbesturen hier voor? Welke vrijheid hebben zij in het vaststellen van de vastgoedbelasting, bestedingsbelasting, overdrachtsbelasting, accijnzen, inkomstenbelasting en kansspelbelasting? Het grootste gedeelte betreft rijksbelastingen en premies vastgesteld door de Nederlandse regering. Welke adviezen heeft de staatssecretaris voor de eilandsbesturen? Waarom gaat de staatssecretaris niet in overleg met Sint Maarten over het correct toepassen van de algemene bestedingsbelasting?

II Reactie van de staatssecretaris

De vaste commissie voor Financiën heeft enkele nadere vragen gesteld over de kabinetsreactie op het koopkrachtonderzoek uitgevoerd op Caribisch Nederland.

Ik zal op de vragen en opmerkingen zoveel mogelijk ingaan in de volgorde waarin zij gesteld respectievelijk gemaakt zijn. Als fracties vergelijkbare vragen hebben gesteld of soort gelijke opmerkingen hebben gemaakt, worden de reacties gecombineerd.

De leden van de VVD fractie hebben gevraagd naar de reden waarom ervoor is gekozen dat de opbrengsten van het nieuwe fiscale systeem niet hoger mogen zijn dan de opbrengsten van het oude systeem, waaronder slecht werd geïnd. De leden van de VVD fractie vragen zich af waarom de eilandbewoners worden gecompenseerd, mocht er toch meer geld binnenkomen.

Het gehanteerde uitgangspunt, dat de opbrengst van de op Caribisch Nederland geldende belastingen die op rijksniveau worden geheven op macroniveau gelijk moet zijn aan de opbrengst van het oude fiscale stelsel, geldt voor het jaar van introductie van het nieuwe fiscale stelsel voor Caribisch Nederland.

Zoals in de memorie van toelichting is opgemerkt van de Belastingwet BES (Kamerstukken, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 189, nr. 3), heeft dit uitgangspunt een nauwe samenhang met één van de andere in dezelfde memorie van toelichting genoemde uitgangspunten, namelijk het streven naar draagvlak in Caribisch Nederland. Het uitgangspunt geldt dus voor het jaar van introductie van het fiscale stelsel voor Caribisch Nederland.

De leden van de VVD fractie informeren naar de tegenstrijdigheid dat de feitelijke getallen van het koopkrachtonderzoek het beeld schetsen dat de meeste ingezetenen van de BES-eilanden er financieel op vooruit zijn gegaan, maar dat deze mensen toch blijk geven van een gevoel in koopkracht te zijn gedaald. De leden van de VVD fractie willen weten wat er van deze beweringen klopt en hoe dit geverifieerd wordt.

In het onderzoeksrapport van Ecorys wordt, zoals aangehaald door de leden van de VVD fractie, vastgesteld dat de meeste ingezetenen van Caribisch Nederland er financieel op vooruit zijn gegaan. In het rapport wordt verder vastgesteld dat een aantal groepen een risico hebben op koopkrachtverlies. Het gaat hierbij om de groep met een inkomen rond het minimumloon en parttimers, AOV’ers met een klein pensioen, werknemers in loondienst die niet werkzaam zijn bij de overheid of bij grotere bedrijven en ondernemers met een laag inkomen.

De koopkracht op Caribisch Nederland is in het Ecorys rapport analytisch en cijfermatig benaderd. In dat kader is in het rapport aandacht besteed aan de omvang en de oorzaken van de inflatie, aan de effecten op het besteedbaar inkomen van het nieuwe belastingstelsel en aan wijzigingen in de bruto inkomens. Al deze factoren zijn, inclusief de verbeterde naleving van het belastingstelsel, van invloed op de individuele veranderingen in koopkracht die de eilandbewoners hebben ervaren. Naar aanleiding van het rapport is onderkend dat er kwetsbare groepen bestaan – evenals in de rest van Nederland – en welke deze zijn.

Een verklaring voor de gepercipieerde stijging van de macrobelasting- en premiedruk kan liggen in de verbeterde naleving van het belastingstelsel. In de perceptie van burgers kan daarom sprake zijn van toegenomen belastingdruk.

Met het onderzoek van Ecorys heeft het kabinet op een zo objectief mogelijke manier de perceptie van eilandbewoners getoetst aan de feiten. Een verdere verificatie acht het kabinet dan ook niet nodig.

De leden van de VVD fractie vragen naar het ontstaan van de verwarring rond de algemene bestedingsbelasting. Hieromtrent willen de leden van de VVD fractie verder weten hoe er meer duidelijkheid geschapen wordt voor ondernemers, of er voorlichting wordt gegeven en vragen de leden van de VVD fractie of de prijzen weer kunnen dalen.

Voor de invoering van het nieuwe fiscale stelsel op Caribisch Nederland gold de Belasting op de Bedrijfsomzetten (BBO; die geheven wordt ter zake van het verrichten van leveringen en diensten) op Saba en Sint Eustatius en de omzetbelasting (OB; die niet alleen op leveringen en diensten geheven wordt, maar ook ter zake van de invoer van goederen) op Bonaire. Daarnaast werden er ook invoerrechten geheven op Bonaire. De BBO en OB waren ieder -zij het de BBO meer dan de OB, die in een beperkt aantal gevallen een recht op aftrek van voorbelasting kent- een cumulatieve belasting.

De nieuwe algemene bestedingsbelasting (ABB) is een bestedingsbelasting die zowel diensten als invoer van goederen als leveringen van eindproducten door binnenlandse producenten belast. Afgezien van de specifieke regeling voor producenten wordt op goederen derhalve slechts alleen ABB geheven op het moment van invoer daarvan in Caribisch Nederland. De vervolgleveringen na invoer van de goederen zijn derhalve niet meer belast met ABB.

Sommige ondernemers hebben onterecht op iedere levering van een goed ABB berekend, terwijl dit nog maar eenmalig hoeft te gebeuren. Deze ondernemers passen nog de oude fiscale systematiek van de OB toe. Het is dus gebleken dat de mate van gewenning aan het nieuwe fiscale stelsel met name bij kleinere ondernemers wat tijd in beslag heeft genomen. De ABB had theoretisch gezien volgens het koopkrachtonderzoek juist een prijsverlagend effect gehad moeten hebben, met name op Bonaire omdat bij de introductie van de ABB de tarieven van de veelal hoge invoerrechten op nihil zijn gesteld.

De Belastingdienst/Caribisch Nederland (hierna: B/CN) heeft vooruitlopende op het verschijnen van het koopkrachtonderzoek van Ecorys al besloten de voorlichting over de (juiste) toepassing van de ABB verder te intensiveren. Zo is voorlichting verleend aan horeca ondernemers over de verschillende behandeling voor de ABB van ter plekke genuttigde en meegenomen maaltijden. Hoewel de aandacht daarbij met nadruk gericht wordt op ondernemers, is ook voor burgers informatiemateriaal gemaakt over de heffing van ABB bij de invoer van goederen. Het wegnemen van de onjuiste toepassing van de ABB biedt de desbetreffende ondernemers de ruimte om hun prijzen te verlagen zonder dat men marge hoeft in te leveren.

Ten overvloede wijs ik hierbij op de mogelijkheid die de eilandbesturen hebben om prijsbeleid te voeren.

Zowel de leden van de VVD fractie als de leden van de PvdA fractie informeren naar de stand van zaken met betrekking tot de dubbele indirecte heffing in relatie tot Sint Maarten en Curaçao.

Zoals het kabinet meerdere malen heeft uiteengezet wordt dubbele heffing van indirecte belastingen tussen delen van het Koninkrijk ongewenst geacht omdat het internationaal gebruikelijk is dat heffing van indirecte belastingen plaatsvindt in het land van verbruik en niet in het land dat goederen exporteert. Daarom is het kabinet van mening dat Sint Maarten de export van goederen vanuit Sint Maarten naar Saba en Sint Eustatius zou moeten vrijstellen van de op Sint Maarten geheven Belasting op Bedrijfsomzetten (BBO) met een tarief van 5%. Daarbij kan worden opgemerkt dat de BBO een vrijstelling kent voor een groot aantal eerste levensbehoeften. Ter zake van de levering en derhalve ook de export van deze goederen wordt geen BBO geheven. Hoewel ook voor deze goederen op Saba en Sint Eustatius ABB ter zake van invoer wordt geheven, kan er voor deze eerste levensbehoeften dus geen sprake zijn van «dubbele heffing».

Met Sint Maarten is al geruime tijd overleg gaande om de regering van Sint Maarten te doen besluiten, overeenkomstig internationaal gebruik, de export van goederen vrij te stellen van BBO; in ieder geval in het kader van het goederenverkeer tussen de Koninkrijksdelen en met name ten aanzien van de export van goederen naar Saba en Sint Eustatius. In dit kader is ook nog recent met de nieuwe minister van Financiën van Sint Maarten, de heer Tuitt, over dit onderwerp gesproken. Dat gesprek is constructief verlopen. (zie ook het antwoord op de Kamervragen van de leden Hachchi en Koşer Kaya, Aanhangsel van de handelingen 2011–2012, nr. 2988)

Ter zake van het goederenverkeer tussen Curaçao en Bonaire heb ik in op 28 oktober j.l. met de minister van Financiën van Curaçao, de heer Jamaloodin, een Convenant getekend. Hierin zijn afspraken neergelegd om de fiscale belemmeringen in het inter-landelijk goederenverkeer tussen Curaçao en Caribisch Nederland, in het bijzonder de cumulatie van indirecte belastingen, zo veel mogelijk weg te nemen. De voornaamste afspraken hebben betrekking op de inrichting en uitvoering van de geldende wet- en regelgeving op Curaçao en in Caribisch Nederland alsmede het opzetten van een voorlichtingscampagne ten behoeve van bedrijven, hun afnemers en particulieren over de (fiscale) faciliteiten die reeds bestaan in het kader van in-, uit- en doorvoer van goederen. Daarnaast wordt een aanzet gemaakt tot het plegen van nader overleg over onderlinge gegevensuitwisseling ten aanzien van het onderlinge goederenverkeer.

Overigens blijkt uit het Koopkrachtonderzoek dat 70 à 75 % van het goederenverkeer vanaf Curaçao naar Bonaire al plaatsvindt via entrepots op Curaçao waardoor op de betrokken goederen noch invoerrechten noch OB drukt (zie ook Kamerstukken II, 2011–12, 33 000, H, blz. 5/6).

Tenslotte verwijs ik in dit verband nog naar de werkgroep inter-landelijk verkeer die zich zal buigen over het samenstel van onderlinge relaties tussen Caribisch Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarbij zullen zowel het personen- als goederenverkeer aan de orde komen. In de groep die zich over het goederenverkeer zal buigen, zullen duurzame oplossingen voor de knelpunten in het inter-landelijk verkeer moeten worden gevonden waarbij ook opties als een douane-unie of een vrijhandelszone zullen worden bezien. Daarbij zullen recente afspraken van Aruba met Bonaire en Curaçao over nauwere economische samenwerking en het in dat kader afzien van heffing van invoerrechten en andere indirecte belastingen een inspiratiebron kunnen zijn.

De leden van de VVD en de PvdA fractie informeren naar de gegevens over de belastinginkomsten in 2011. De leden van de VVD fractie vragen naar de oorzaak van het nog niet bekend zijn van de totale belastingopbrengsten over 2011 op de BES eilanden. De leden van de VVD fractie willen graag weten wanneer de belastingopbrengsten wel bekend zullen zijn en hoe deze gegevens in de toekomst sneller beschikbaar zullen komen. De leden van de PvdA fractie verzoeken om een overzicht van alle geraamde belasting- en premieposten en de daadwerkelijke inkomsten. Hierbij willen de leden van de PvdA fractie graag een verklaring voor eventuele verschillen.

In tegenstelling tot de belastingopbrengsten, zijn de gegevens over de kasontvangsten tijdig beschikbaar en deze lopen mee in het reguliere proces van de overige Nederlandse belasting- en premieontvangsten. Op basis hiervan wordt in de Nederlandse begrotingsstukken als het Financieel Jaarverslag en de Miljoenennota gerapporteerd. De kasopbrengsten bevatten echter zowel inkomsten van het oude fiscale stelsel als het nieuwe fiscale stelsel.

Om een goed beeld te krijgen van welke belastingontvangsten aan 2011 toegerekend dienen te worden, zijn daarom de opgelegde belastingaanslagen van belang. De kasontvangsten over 2011 bevatten zoals gezegd ontvangsten over voorgaande jaren en in latere jaren komen ontvangsten binnen die toegerekend dienen te worden aan 2011. Op basis van de aanslagen wordt duidelijk welke inkomsten aan het belastingjaar 2011 kunnen worden toegerekend.

Op dit moment is het totaal aan opgelegde aanslagen nog onzeker voor twee belastingen: de loon- en inkomstenbelasting en de vastgoedbelasting. Er kan voor beide echter nu wel een reële schatting worden gemaakt wat de opbrengst zal zijn. Onderstaand is de tabel weergegeven met de laatst bekende cijfers van de meeropbrengst van het fiscale stelsel voor Caribisch Nederland in 2011 in dollars, zoals met u gedeeld in mijn brief van 10 oktober jongstleden:

Raming Rijksbelastinginkomsten 2011 (* 1 000 dollar)

Huidige raming totale opbrengst Rijksbelastingen

Oorspronkelijke raming 2011

63,605

51,842

Inflatiecorrectie 2011 (5,9%)

3,05

Correctie voor lastenverlichting OFM 2012

3,75

Resterende ruimte voor lastenverlichting

4,963

Om deze meeropbrengst te kunnen verklaren vindt u hieronder een tabel met de oorspronkelijke raming voor het fiscale stelsel van Caribisch Nederland en de raming voor de daadwerkelijke opbrengst:

Bedragen x USD 1 000

Opbrengst 2011

Oorspronkelijke raming 2011

Vastgoedbelasting (raming)

* 9 500

4 108

Algemene bestedingsbelasting

32 413

23 037

Opbrengstbelasting

174

1 307

Overdrachtsbelasting

1 315

2 674

Accijnzen

6 625

4 550

Loon- en inkomstenbelasting (raming)

** 13 024

15 466

Kansspelbelasting

554

700

Totaal rijksbelastingen

****63 605

*** 51 842

Premies volksverzekeringen en werkgeversverzekeringen

   

– Werkgeverspremies (raming)

35 280

 

– Volksverzekeringen (raming)

17 816

 

Totaal rijksbelastingen en premies

*****116 701

 

* Deze raming van de totale opbrengst vastgoedbelasting is gebaseerd op 90% van de onroerende zaken die inmiddels zijn gewaardeerd. Deze waardering is nog niet definitief. De aanslagen zijn nog niet opgelegd.

** Deze raming is gebaseerd op een extrapolatie op basis van de loonheffinggegevens van 39% van de belastingplichtigen. De definitieve opbrengst is nog niet bekend.

*** Dit getal dient te worden gecorrigeerd voor de inflatie van 2011 (5.9%).

**** Voor volgende jaren komt de opbrengst 3,75 miljoen dollar lager uit vanwege de doorwerking van de in het OFM 2012 al ingevoerde lastenverlichting (vooral bestaande uit de verhoging van de belastingvrije som, de ouderentoeslag en de verlaging van het ABB-tarief op diensten). Dit totaalbedrag is een combinatie van opgelegde aanslagen en ramingen (van de vastgoedbelasting en de verdeling van loon- en inkomensheffing over de premieontvangsten en de loon- en inkomstenbelasting).

***** Dit bedrag is vanwege het bekend worden van de raming van de opbrengst van de vastgoedbelasting 9 500 hoger dan de 108 201 die eerder is gemeld aan de Tweede Kamer en aan de eilandbesturen.

Zoals in de tabel is te lezen, zijn er vier getallen die toelichting vereisen.

Ten eerste dient de opbrengst voor de vastgoedbelasting te worden toegelicht. B/CN legt dit jaar de aanslagen op voor de vastgoedbelasting over het jaar 2011. Dit houdt verband met het feit dat B/CN voor de heffing van deze belasting dient te beschikken over kwalitatief goede gegevens over de onroerende zaken op Caribisch Nederland. De bestanden die in 2011 beschikbaar waren voor B/CN, waren onvolledig en voor zover beschikbaar, deels van onvoldoende kwaliteit. De inspanningen van B/CN zijn erop gericht om een bestand aan te leggen waarin nagenoeg al het onroerend goed op Caribisch Nederland is beschreven en gewaardeerd. B/CN is voornemens de waardebeschikkingen binnenkort te versturen. Pas daarna kunnen aanslagen worden opgelegd en wordt de opbrengst van de vastgoedbelasting voor het jaar 2011 bekend. Op dit moment heeft de waardering van de onroerende zaken op Caribisch Nederland voor 90% plaats gevonden. Op basis van deze gegevens is een schatting gemaakt van de opbrengst van de vastgoedbelasting. De uiteindelijke opbrengst kan nog veranderen, o.a. door de mogelijkheid dat belastingplichtigen bezwaar maken tegen de waardebeschikking van hun onroerend goed.

Ten tweede dient de opbrengst van de loon- en inkomstenbelasting te worden toegelicht. De totale opbrengst van de loon- en inkomstenbelasting is op dit moment niet bekend. Dit hangt samen met de wijze van heffen en inning van deze belasting. Er vindt een gecombineerde heffing van de loonbelasting en de premies voor de volksverzekeringen (AOV, AWW en inkomensafhankelijk werknemersdeel van de zorgverzekeringspremie) plaats op het loon en daarnaast een heffing van door de werkgevers betaalde werknemerspremies.

Het tarief van de gecombineerde heffing van loonbelasting en premies bedraagt 30,4% bij een belastbare som van maximaal 250 000 dollar, daarboven bedraagt het tarief 35,4%. Deze tarieven worden alleen geheven voor zover het inkomen hoger is dan de belastingvrije som, en de eventuele kindertoeslag en/of een ouderentoeslag. Het tarief van de werknemersverzekeringen bedraagt 18,4% van de (totale) loonsom. De werkgever houdt gedurende het jaar deze heffingen voor al zijn werknemers in, en draagt deze per kwartaal als één bedrag voor zijn gehele bedrijf in één keer op aangifte af aan de Belastingdienst. Op dat moment is nog niet bekend om hoeveel werknemers het gaat en wat hun individuele inkomen is.

Het splitsen van de opbrengst in een deel belasting, een deel premies volksverzekeringen en een deel door werkgevers betaalde werknemersverzekeringen is pas mogelijk na analyse van individuele inkomensgegevens van belastingplichtigen. Die analyse over 2011 kan pas met enige mate van kwaliteit plaatsvinden na binnenkomst van de per werknemer geïndividualiseerde jaaropgave loonbelasting en van de aangiften inkomstenbelasting over 2011 bij B/CN. Op basis van een analyse van de nu beschikbare gegevens van 39% van de belastingplichtigen voor de loonbelasting is een extrapolatie gedaan om een schatting te geven van de totale opbrengsten voor 2011. De definitieve opbrengst is dus echter nog niet bekend en kan nog verschillen van de opbrengst waar nu van wordt uitgegaan.

Ten derde dient de geraamde opbrengst voor het totale fiscale stelsel over 2011 gecorrigeerd te worden met de inflatie. De gewogen inflatie voor Caribisch Nederland in 2011 bedroeg 5,9%. Dit betekent dat de geraamde totale opbrengst in 2011 54,9 miljoen dollar was.

Ten vierde is het belangrijk op te merken dat per 1 januari 2012 via het OFM 2012 al 3.75 miljoen dollar structureel aan lastenverlichting is doorgevoerd.

Indien de geraamde opbrengst en de opbrengst (gecorrigeerd voor de lastenverlichting die al is doorgevoerd) wordt bekeken, lijkt er op basis van de huidige inzichten een meeropbrengst van 5 miljoen dollar te zijn over het belastingjaar 2011. Hierover ben ik in gesprek gegaan met de bestuurders van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In de gesprekken met de eilandbestuurders heb ik overeenstemming bereikt over een pakket aan maatregelen, met inachtneming van het budgettaire kader en de uitvoerbaarheid van de maatregelen. Over dit pakket aan maatregelen, die ik voornemens ben voor Caribisch Nederland via een nota van wijziging op te nemen in het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2013, heb ik u in mijn brief aan de Tweede Kamer van 10 oktober jongstleden geïnformeerd

Er zijn twee opvallende verschillen tussen de belastingraming en de belastingopbrengst, deze zijn te vinden bij de algemene bestedingsbelasting en de vastgoedbelasting.

Een verklaring voor het verschil voor de algemene bestedingsbelasting is gelegen in drie verschillende oorzaken. Ten eerste was de inflatie in 2011 aanzienlijk, welke er automatisch voor zorgt dat de opbrengst van de ABB mee stijgt. Daarnaast is door Ecorys vastgesteld dat de naleving van het fiscale stelsel aanzienlijk is gestegen. Vooral bij de ABB zal dit tot een hogere opbrengst hebben geleid. Als goederen worden ingevoerd op Caribisch Nederland, moet er onmiddellijk eenmalig de ABB heffing worden afgerekend bij de grens. De opzet van deze wijze van heffing zorgt voor een goede naleving. Tenslotte is gebleken dat er meer mensen op Caribisch Nederland wonen dan ten tijde van het opstellen van de raming van de belastingopbrengsten bekend was. Het CBS heeft later het bevolkingsaantal hoger vastgesteld.

Een verklaring voor het verschil voor de vastgoedbelasting is dat bij de raming er onvoldoende bekend was over de hoeveelheid onroerend goed op Caribisch Nederland. Bij de uiteindelijke waardering van de onroerende goederen op Caribisch Nederland is gebleken dat er zich veel meer onroerende goederen op de eilanden bevonden dan tot dan toe verwacht.

Bovenstaande gegevens over de belastingopbrengsten zullen in de toekomst sneller beschikbaar zijn. Zoals gezegd waren de vastgoedbelasting en de loon- en inkomstenbelasting de middelen waar lange tijd de opbrengst onzeker was. Nu ongeveer 90% van het onroerend goed op Caribisch Nederland is getaxeerd en opgenomen in werkbare bestanden, kan worden volstaan met het actualiseren van het bestand waarin de gegevens van alle via de vastgoedbelasting in de heffing te betrekken onroerende zaken zijn opgenomen. Het splitsen van de opbrengst van de gecombineerde heffing van de loon-/inkomstenbelasting enerzijds en premies volksverzekeringen anderzijds vergt, zoals hiervoor aangegeven, analyse van loonbelastingkaarten en (alle) individuele aangiftegegevens.

De VVD fractie heeft geïnformeerd hoe de gegevens over de belastingopbrengsten in de toekomst sneller beschikbaar zullen komen. Voor latere jaren zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om mede op basis van gegevens uit eerdere belastingjaren in een veel eerder stadium een verantwoorde raming te kunnen maken van de opbrengst van de loon-/inkomstenbelasting enerzijds en de premies volksverzekeringen anderzijds.

De leden van de VVD fractie informeren naar de bijdrage die de Nederlandse staat levert aan de BES eilanden om hun voorzieningen op peil te houden, en om welke voorzieningen het gaat.

De bijdragen van Nederland aan Caribisch Nederland bestaat ten eerste uit de vrije uitkering vanuit het BES-fonds (32,1mln. in 2012). Daarnaast geven departementen zelf middelen uit aan Caribisch Nederland in de vorm van bijzondere uitkeringenen de rijksuitgaven welke worden ingezet om de rijkstaken uit te voeren. De eigen inkomsten van Caribisch Nederland bedragen ongeveer 15 mln. per jaar.

Een overzicht van alle uitgaven van de Rijksoverheid in Caribisch Nederland wordt conform de aangenomen motie Hachchi (33000-IV nr. 28) voor het eerst opgenomen in een bijlage bij de begroting 2013 van het BES-fonds (33 400 H). Een vergelijking van de inkomsten en uitgaven ten aanzien van Caribisch Nederland is dus dan voor het eerst mogelijk.

Het kabinet wijst erop dat de openbare lichamen sinds de transitie onderdeel van Nederland zijn en dat bij het afzetten van de inkomsten tegenover de uitgaven ook de economische omstandigheden en schaalnadelen moeten worden meegewogen. De uitgaven aan Caribisch Nederland hebben – net zoals de uitgaven aan het Europese deel van Nederland – betrekking op tal van voorzieningen: van onderwijs tot zorg, van politie tot sociale uitkeringen, etc. De Rijksoverheid streeft hierbij naar een voorzieningenniveau dat passend is in de regio en recht doet aan de positie van de drie eilanden in het Nederlandse staatsbestel.

De leden van de VVD fractie informeren naar het gebrek aan gegevens over de economische en sociale dynamiek op de BES eilanden, de hoogte van het BNP en de hoogte van de inkomsten en inkomstenverdeling op de eilanden. De leden van de VVD fractie willen graag weten of er momenteel onderzoek wordt gedaan om deze gegevens beschikbaar te maken.

Niet alle gegevens die nodig zijn voor bijvoorbeeld de berekening van de hoogte van het BBP worden op dit moment door het CBS bijgehouden. Het kabinet zal, indien gewenst, specifiek onderzoek verrichten om zicht te houden op de sociaaleconomische situatie op de eilanden. Op dit moment zijn geen onderzoeken voorzien.

De leden van de VVD fractie willen graag weten hoe er een schatting wordt gemaakt van de belastinginkomsten.

De raming voor het nieuwe fiscale stelsel – waarvan 2011 het eerste jaar was – is in 2008 opgesteld aan de hand van de destijds voorhanden zijnde cijfermatige gegevens. Op basis van de beperkte hoeveelheid gegevens die beschikbaar was, is destijds een inschatting gemaakt van de opbrengst onder het oude fiscale stelsel. Deze inschatting is uitgangspunt geweest voor de opbrengst die met het nieuwe fiscale stelsel behaald diende te worden.

Deze methodologie is in de schriftelijke stukken met betrekking tot het wetsvoorstel Belastingwet BES verschillende malen toegelicht.

Voor de belastingjaren die na 2011 zullen volgen, zal een schatting van de belastingopbrengsten worden gemaakt op basis van de belastinginkomsten van voorgaande belastingjaren.

De leden van de VVD fractie informeren naar de wijze waarop fraude wordt opgespoord en tegengegaan op de BES eilanden.

De opsporing en bestrijding van fiscale fraude op de BES is een onderdeel van het takenpakket van de Belastingdienst Caribisch Nederland. Deze opsporing en bestrijding verloopt nagenoeg op dezelfde wijze als in Europees Nederland. De opsporing op de BES leunt dus ook sterk op controles, waarnemingen ter plaatse en algemene informatievergaring. De relatief beperkte omvang van de eilanden en het werken met lokale (controle) medewerkers maakt dat fraudesignalen vaak eerder aan de oppervlakte komen dan in Europees Nederland. Zo nodig verleent de Belastingdienst in Europees Nederland bijstand bij de aanpak van de fraude. In zware fraude gevallen kan ook de Belastingdienst Caribisch Nederland een beroep doen op inzet van en/of ondersteuning door de FIOD.

De leden van de PvdA fractie merken op dat het koopkrachtonderzoek weinig inzicht biedt in de koopkrachtontwikkeling, omdat de inflatie nergens wordt vermeld. De leden van de PvdA fractie informeren daarom naar de inflatiecijfers van 2011, en de tussenstand van de inflatie in 2012.

De vaststelling van de leden van de PvdA fractie dat de inflatiecijfers niet worden vermeld in het koopkrachtonderzoek is niet juist. De inflatiecijfers en een analyse van de oorzaken hiervan zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van het onderzoeksrapport.

De inflatie op Bonaire bedroeg in 2011 6.5%. De inflatie op Saba bedroeg in 2011 7.4%. De inflatie op Sint Eustatius bedroeg in 2011 10.9%.

In het tweede kwartaal van 2012 bedroeg de inflatie op Bonaire 3%, op Saba 3.9% en op Sint Eustatius 5.3 %. Het CBS vermeldt hierover op haar website dat de inflatie op de eilanden van Caribisch Nederland in het tweede kwartaal van 2012 flink lager was dan in het eerste kwartaal. In het eerste kwartaal was de inflatie ook al afgenomen.

De leden van de PvdA fractie merken op dat de reële koopkrachtvermindering nergens wordt beschreven in het koopkrachtonderzoek. De ontwikkeling van de btw, de dubbele (import)heffingen en de stijging van de prijzen zijn niet meegenomen in de berekeningen. Dit geheel van ontwikkelingen lijkt naar mening van de leden van de PvdA fractie aan te geven dat de koopkrachtontwikkeling negatief is geweest, aangezien er een hoge inflatie is geweest.

Graag wil ik hier opmerken dat de reële koopkrachtverandering beschreven wordt op pagina 83 tot en met 85 van het onderzoeksrapport. Ik veronderstel dat de leden van de PvdA fractie aan de ABB refereren met de verwijzing naar de btw, welke alleen in het Europese deel van Nederland wordt geheven. In de berekeningen door Ecorys zijn zowel de dubbele importheffingen als de ABB meegenomen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het klopt dat de accijns op benzine op de BES-eilanden is gestegen van $ 0,09 naar $ 0,34 per liter omdat de eilanden een Nederlandse gemeente zijn geworden en of dit niet meer gefaseerd kan worden doorgevoerd.

Vóór de transitie bedroeg het bijzonder invoerrecht op benzine op Bonaire omgerekend $ 0,34 per liter en op Sint Eustatius en Saba $ 0,16 per liter.1 Om een zo veel mogelijk eenduidig fiscaal stelsel op Caribisch Nederland te bewerkstelligen, is het bijzonder invoerrecht vervangen door een accijns op benzine. Daarbij wordt deze, mede in het kader van het verschuiven van directe naar indirecte belastingen, op Sint Eustatius en Saba gefaseerd op het op Bonaire geldende niveau gebracht. De eerste stap betrof het vaststellen van de benzineaccijns voor Sint Eustatius en Saba op het niveau dat op Bonaire gold op het moment vlak voor de transitie, dus op $ 0,34 per liter. In verband met het vervallen van het invoerrecht op Bonaire is in het kader van de transitie de benzineaccijns op Bonaire verhoogd naar omgerekend $ 0,42 per liter.

De leden van de PvdA fractie refereren aan de stijging van de belasting- en premiedruk in 2011, waarbij vooral de zorgpremie gestegen is. De leden van de PvdA fractie willen graag weten wat de druk in 2012 wordt ten opzichte van de druk in 2011.

Wat betreft de collectieve belasting- en premiedruk voor 2012 is het van belang dat recente informatie over het BBP van de eilanden ontbreekt. Zoals aangegeven worden niet alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van de hoogte van het BBP op dit moment door het CBS bijgehouden.

Ecorys heeft op basis van de laatst bekende cijfers over 2009 en 2007 een extrapolatie gemaakt naar 2011. Een probleem daarbij is het inschatten van de omvang van de schaduweconomie. Door het beter functioneren van de Belastingdienst Caribisch Nederland wordt de schaduweconomie kleiner. De verbeterde compliance moet ook in het BBP worden verwerkt voor een goede vergelijking van de collectieve belastingdruk over jaren. Dit is lastig gezien het – per definitie – ontbreken van gedetailleerde gegevens over de omvang van de schaduweconomie. Ook de toename van het aantal inwoners van de openbare lichamen zal invloed hebben op de omvang van het BBP. Ecorys schrijft dan ook dat er bij de presentatie van de cijfers over de macro belastingdruk de nodige kanttekeningen geplaatst moeten worden. Het kabinet kiest er dan ook voor om geen eigen berekening van de collectieve belasting- en premiedruk te maken.

Wel zullen de belastinginkomsten en de bevolkingsomvang nauwkeurig in de gaten worden gehouden.

De leden van de PvdA fractie hebben signalen ontvangen dat gezinnen op de eilanden niet meer sparen als gevolg van de verslechterde koopkracht. De leden hebben ook vernomen dat steeds meer werknemers voorschotten op hun salaris aanvragen. De leden van de PvdA fractie vragen wat er klopt van deze signalen.

Het kabinet heeft geen concrete informatie dat er minder gespaard wordt of dat er steeds meer werknemers een voorschot op hun salaris aanvragen. Wel zijn er signalen dat er groepen mensen met schulden te maken hebben. Dit wordt steeds zichtbaarder omdat na de transitie zaken als het betalen van belastingen nu wel direct moet gebeuren en belastingschulden niet langer jaren kunnen doorschuiven.

De leden van de PvdA fractie proeven dat de Nederlandse regering meent dat de koopkrachtproblemen op Caribisch Nederland een zaak van de openbare lichamen zelf zijn. De eilanden zouden hier zelf beleid op moeten voeren. De leden van de PvdA fractie willen in dit verband weten welke opties de eilanden hiervoor hebben en welke adviezen de staatssecretaris de eilanden geeft. Ook refereren de leden van de PvdA fractie aan de rijksbelastingen en vragen zich af welke vrijheid de eilanden hebben bij het vaststellen van deze belastingen.

De Nederlandse regering heeft in de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport niet willen aangeven dat de koopkrachtproblemen op Caribisch Nederland een zaak zijn van de openbare lichamen zelf. De openbare lichamen zijn medeoverheden die samen met de rijksoverheid verantwoordelijk zijn voor het beleid voor de inwoners van Caribisch Nederland.

Het vaststellen van de Rijksbelastingen is uiteraard een Rijksaangelegenheid. De openbare lichamen hebben hier geen bevoegdheid. Wel vindt er periodiek overleg plaats met de eilandbesturen over fiscale aangelegenheden zodat signalen vanuit de eilanden bij de besluitvorming betrokken kunnen worden.

De openbare lichamen kunnen uitsluitend de eilandbelastingen heffen die uitputtend worden genoemd in de wet Financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze eilandbelastingen zijn vergelijkbaar met de belastingen die gemeenten mogen heffen. De belangrijkste inkomstenbron voor de openbare lichamen is de vrije uitkering uit het BES-fonds, welke vergelijkbaar is met het gemeentefonds voor gemeenten. In het Bestuurlijk Overleg financiële verhoudingen BES, dat tweemaal per jaar plaats vindt, wordt de hoogte van de vrije uitkering met de Bestuurscolleges van de openbare lichamen besproken. Met deze en andere inkomstenbronnen kunnen de openbare lichamen eigen beleid voeren. Daarnaast beschikken de eilanden ook over andere mogelijkheden, bijvoorbeeld tot het voeren van prijsbeleid. Op deze wijze kunnen de eilanden hun aandeel dragen in het totale beleid voor Caribisch Nederland.

De leden van de PvdA fractie vragen ten slotte waarom de staatssecretaris niet in overleg gaat met Sint Maarten over het correct toepassen van de Algemene Bestedingsbelasting.

De ABB is een belasting die alleen op Caribisch Nederland wordt geheven. Indien de leden van de PvdA fractie hiermee doelen op de dubbele indirecte belasting in relatie tot Sint Maarten, verwijs ik naar mijn eerdere antwoord hieromtrent.