Gepubliceerd: 14 maart 2013
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33335-7.html
ID: 33335-7

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 maart 2013

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over het wetsvoorstel gebruik Friese taal. Hieronder treft u, mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie, de antwoorden op de ingebrachte vragen aan, waarbij ik zoveel mogelijk de indeling volg van het verslag.

Algemeen

De SGP-fractie vraagt naar de nieuwe elementen van dit wetsvoorstel ten opzichte van bestaande wetten, naast de instelling van het Orgaan voor de Friese taal.

De instelling van het Orgaan voor de Friese taal betreft inderdaad een nieuw element in dit wetsvoorstel. Daarnaast bevat het wetsvoorstel nog een aantal belangrijke nieuwe elementen. Het betreft ten eerste de bepaling waarin wordt vastgelegd dat de officiële talen in de provincie Fryslân het Nederlands en het Fries zijn (voorgestelde artikel 2). Daarmee wordt de bestaande situatie wettelijk vastgelegd. Daarnaast is de bepaling inzake het opstellen van regels over het gebruik van de Friese taal door de decentrale overheden in Fryslân aangescherpt. Dit is voor deze bestuursorganen een verplichting geworden (voorgestelde artikel 5, eerste lid). Ook is een verplichting toegevoegd om over het gebruik van de Friese taal een beleidsplan op te stellen (voorgestelde artikel 5, tweede lid). Een ander nieuw element betreft de bepaling dat in dagvaardingen in strafzaken, en in oproepingen of uitnodigingen voor een zitting in andere zaken, moet worden vermeld dat de betrokkenen het recht hebben om op de zitting Fries te spreken (voorgestelde artikel 15, tweede lid). Verder is nieuw de bepaling dat in de openbare registers de in de Friese taal gestelde stukken of opgaven samen met de vertalingen worden ingeschreven (voorgestelde artikel 16, tweede lid). Op grond van de nu geldende regelgeving worden de vertalingen ingeschreven in plaats van de in de Friese taal gestelde stukken of opgaven. Ten slotte wordt een aantal wetten dat betrekking heeft op het rechtsverkeer gewijzigd in die zin dat daarin eedbepalingen in het Fries worden toegevoegd. Ook nieuw is uiteraard dat de bepalingen inzake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer in één wet worden opgenomen in plaats van in aparte wetten.

Bestuursafspraak Friese taal en cultuur

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de wenselijkheid van nieuwe bestuursafspraken onderschrijft.

Ik onderschrijf het belang van bestuursafspraken op het gebied van de Friese taal en cultuur, ook om invulling te geven aan de zorgplicht van het Rijk ten aanzien van de Friese taal en cultuur. In 1989 is de eerste bestuursafspraak Friese taal en cultuur gesloten die in 1993 is geactualiseerd. Met de vaststelling van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (hierna Europees Handvest) in 1992 en de inwerkingtreding in 1998, kreeg het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur een nieuwe impuls. Onder het Europees Handvest vallen de beleidsterreinen onderwijs, culturele activiteiten en voorzieningen, rechterlijke autoriteiten, bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten, media, economisch en sociaal leven en grensoverschrijdende uitwisselingen. Teneinde uitvoering te geven aan de Handvestverplichtingen hebben het Rijk en het provinciaal bestuur van Fryslân in 2001 op bovenstaande onderwerpen een nieuwe meerjarige bestuursafspraak Friese taal en cultuur (BFTC) gesloten1. In 2010 is de BFTC 2001–2010 verlengd met een jaar tot 31 december 2011. De BFTC is per 1 januari 2012 verlopen. De onderhandelingen voor een nieuwe Bestuursafspraak Friese taal en cultuur zijn in de afrondende fase.

Daarnaast vragen deze leden de regering in te gaan op de mogelijkheden om de zorgplicht van de Rijksoverheid ten aanzien van het Fries uit te werken in een wetsartikel waarin ofwel een eigen beleidsplan of bestuursafspraken tussen Rijk en provincie vastgelegd worden. Ook de leden van de CDA-fractie en de leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen over de mogelijkheden voor een wettelijke verankering van bestuursafspraken.

Het voorstel zoals dat is voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State bevatte de bepaling dat het Rijk en de provincie Fryslân periodiek bestuursafspraken maken over de uitwerking van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur en over de bekostiging daarvan. De Afdeling heeft er echter op gewezen dat een dergelijke bepaling niet noodzakelijk is voor de samenwerking tussen het Rijk en de provincie Fryslân. In het advies van de Afdeling heb ik aanleiding gezien deze bepaling te schrappen, omdat die vooral een symbolische waarde heeft. Daarmee heb ik echter op geen enkele wijze willen afdoen aan het bestaan van de zorgplicht ten aanzien van het Fries en het belang van de totstandkoming van bestuursafspraken in de praktijk. Die praktijk hoeft naar mijn oordeel echter niet in wetgeving verankerd te worden, zoals de Afdeling advisering van de Raad van State ook heeft aangegeven. Daarbij komt dat de afspraken beter kunnen worden vastgelegd in een bestuursafspraak, zoals nu het geval is, dan in een wettelijke bepaling. Dit biedt een grotere flexibiliteit in de wijze van formuleren van de afspraken tussen het Rijk en de provincie. Ook past het wettelijk vastleggen van de afspraken bij nader inzien mindergoed bij het karakter van de afspraken die vooral een praktische uitwerking van het beleid zijn.

Op de vraag van de leden van de SP-fractie of de regering bereid is ervoor te zorgen dat Radio Fryslân in heel Nederland te beluisteren is, antwoord ik dat iedereen die Friestalige uitzendingen wil beluisteren, dit nu ook al op een relatief eenvoudige manier kan realiseren.

In beginsel vallen radio en televisie-uitzendingen niet onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel. Dat neemt niet weg dat ik het belang van de mogelijkheid om Friestalige uitzendingen te kunnen beluisteren onderschrijf. Daarbij heeft de regering een zorgplicht voor een breed en gevarieerd Friestalig programma-aanbod.

Van oudsher informeren de publieke regionale omroepen de inwoners van de eigen provincie over nieuws en actualiteiten. In de provincie Fryslân is de Stichting Omrop Fryslân sinds het ontstaan in 1988 de publieke regionale radio en televisiezender, die zelfstandig opereert en de Friese gemeenschap van een gevarieerd programmapakket in de Friese taal voorziet. Met de komst van internet is het bereik van de omroep significant gegroeid en de praktijk leert dat de voorziening om radio-uitzendingen buiten de grenzen van de eigen provincie aan te bieden reeds bestaat en ten volle benut wordt. Zo zendt Omrop Fryslân radio-uitzendingen op dit moment 24 uur per dag live via internet uit, waardoor deze uitzendingen voor iedereen, waar ook ter wereld, te volgen zijn. Gezien deze praktijk is er geen reden om vanuit de regering maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat er in heel Nederland via de radio naar Friestalige uitzendingen geluisterd kan worden.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het in stand houden van een basisinfrastructuur voor de Friese taal en cultuur een wettelijke taak van de provincie Fryslân moet zijn, waarmee is gewaarborgd dat de provincie altijd een deel van het provinciefonds inzet voor die wettelijke taak, ook bij een gesloten huishouding. Zij vragen naar het standpunt van de minister in dezen.

In reactie op deze vraag kan ik melden dat er voornemens zijn om taken inzake de Friese taal aan de provincie Fryslân over te dragen. In het rapport Ruimte, Regie en Rekenschap van de «Gemengde commissie decentralisatie-voorstellen provincies»2, worden diverse voorstellen gedaan aangaande de decentralisatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Rijk naar de provincies. Over het rijksbeleid met betrekking tot het Fries noemt de commissie in haar rapport het volgende:

«De commissie adviseert om rijkstaken op het terrein van de Friese taal zoveel mogelijk naar de provincie Fryslân te decentraliseren. De «Stuurgroep decentralisatie Friese taal van Rijk naar de provincie Fryslân»3 heeft vervolgens positief geadviseerd over de mogelijkheid om het vast stellen van kerndoelen Fries te decentraliseren naar de provincie.

De planning is erop gericht om dit voorjaar het wetsvoorstel inzake de kerndoelen Fries aan u aan te bieden. Met dit voorstel beoogt de regering het gebruik van de Friese taal in de provincie Fryslân te bevorderen en bij te dragen aan de kwaliteit van het vak Fries in het onderwijs. Daarin wordt voorgesteld om de provincie Fryslân onder voorwaarden de bevoegdheid te geven om de kerndoelen voor de Friese taal vast te stellen voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, en speciaal onderwijs.

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe het opgaan van de enige Nederlandse universitaire opleiding Friese taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen in een brede bachelor Europese talen en culturen, zich verhoudt tot artikel 7, eerste lid, sub f en sub h van ditzelfde Handvest. Bovendien vragen zij zich af hoe dit zich verhoudt tot de in de memorie gebezigde argumentatie dat voor het behoud en verdere ontwikkeling van een levend erfdeel van taal en cultuur toepasselijke en noodzakelijke voorwaarden geschapen en gehandhaafd dienen te worden.

De Rijksuniversiteit Groningen (RuG) was voornemens om de opleiding Friese taal en cultuur te integreren in een brede bachelor Europese talen en culturen. Eind 2012 is echter van dit voornemen afgezien en is besloten onderwijs in en bestudering van de Friese taal aan de RuG binnen een nieuwe opleiding «Minorities and Multilingualism» mogelijk te maken. De uitvoering van dit plan zal de komende 6 jaar financieel worden ondersteund door het Ministerie van OCW met een bedrag van € 120.000 per jaar, terwijl ook de RuG en de provincie hieraan een bijdrage leveren. Hiermee is verzekerd dat de Friese taal en letterkunde aan de RuG bestudeerd kan worden.

Daarbij worden er in de komende jaren initiatieven ontplooid voor verbreding van de studie naar een toekomstbestendige BaMa-opleiding waarbij de instandhouding van een basisvoorziening voor de beoefening van de Friese taal en letterkunde ook voor de toekomst verzekerd wordt. Daarbij is in 2012 bekend geworden dat de University Campus Fryslân en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden een master Multilingualism mogen gaan aanbieden, waarbij de Fryske Akademy en de RuG betrokkenheid hebben. Deze opleiding kan het huidige opleidingsaanbod in de Friese taal en cultuur verrijken.

Ik ben van mening dat hiermee, conform artikel 7 van het Europees Handvest4, passende vormen en middelen voor het onderwijs in en bestudering van de Friese taal aanwezig zijn en dat studie en onderzoek naar regionale talen of talen van minderheden wordt bevorderd door het genoemde opleidingsaanbod.

De leden van de fracties van de VVD, PvdA, het CDA, en de ChristenUnie verzoeken de regering uiteen te zetten waarom zij ervoor kiest om de nieuwe wet te beperken tot het bestuurlijk- en rechtsverkeer. Laatstgenoemde leden vragen in dit verband waarom de regering er niet voor kiest de reikwijdte van deze wet uit te strekken tot de domeinen van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur (BFTC) en zoals ook genoemd in het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden. In dat kader vragen deze leden voorts of de regering kenbaar wil maken of zij onderhavig wetsvoorstel ziet als stap in de goede richting of als eindstation.

De regering heeft ervoor gekozen de reikwijdte van deze wet te beperken tot het (formele) verkeer tussen overheid en burgers bij gerechtelijke instanties en bij bestuursorganen in de provincie Fryslân. Voor andere terreinen kan worden volstaan met de huidige specifiek daarvoor geldende regels – zo gelden voor het onderwijs regels voor de voertaal – en met de mogelijkheid om bestuursafspraken te maken. Overigens is in andere Europese landen waar taalwetgeving tot stand is gekomen ook een dergelijke keuze gemaakt. Wel wordt er, zoals eerder aangegeven, naast dit wetsvoorstel nog een wetsvoorstel op OCW-terrein voorbereid dat ertoe strekt de bevoegdheid om kerndoelen Fries voor het onderwijs vast te stellen bij de provincie Fryslân neer te leggen.

Fries in het bestuurlijk verkeer

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de reikwijdte in deze wet is van het begrip bestuursorgaan en of de inwoners van Fryslân aan deze wet het recht kunnen ontlenen om in het Fries te kunnen communiceren met de centrale, gemeenschappelijke meldkamer van de Noordelijke provincies in Drachten.

Voor de reikwijdte van het begrip bestuursorgaan geldt de definitie van «bestuursorgaan» zoals die is opgenomen in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Het kan bij een bestuursorgaan gaan om a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Uit artikel 3 van het wetsvoorstel volgt dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met deze bestuursorganen voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd, alsmede met de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen.

De behoefte van Friese burgers om in het Fries te kunnen communiceren met de gezamenlijke meldkamer voor Noord-Nederland in Drachten wordt erkend. Op dit moment is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor de instelling en de instandhouding van de meldkamers. De huidige voorzitter van de veiligheidsregio in Fryslân, burgemeester Crone van Leeuwarden, heeft in oktober 2012 in diverse media aangegeven dat mensen die contact hebben met de meldkamer Noord-Nederland in Drachten in het Fries terecht kunnen.

Daarbij is in bestuursafspraken vastgelegd dat de rijksoverheid er zorg voor draagt dat inwoners van de provincie Fryslân bij contact met de hulpdiensten zo veel als mogelijk de Friese taal kunnen gebruiken.

De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering weten in hoeverre de Rijksoverheid van plan is voor haar bestuursorganen, werkzaam in de provincie Fryslân, regels op te stellen voor het gebruik van de Friese taal. Welke diensten kennen al een dergelijk beleid en wat zijn daarvan de effecten?

Ten aanzien van in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen geldt als uitgangspunt dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met deze bestuursorganen (zie artikel 3). Voor andere bestuursorganen die in de provincie Fryslan werkzaam zijn bepleit ik vooral een praktische omgang met het recht om het Fries te gebruiken. In de praktijk zijn mij geen knelpunten bekend.

De leden van de CDA-fractie verwijzen naar een aanbeveling in het rapport van de derde driejaarlijkse evaluatie ronde van het Committee of Experts van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden om voor gedecentraliseerde rijksdiensten modelregelingen vast te stellen als formele basis voor het gebruik van het Fries in correspondentie. Heeft sinds deze aanbeveling in 2008 gedaan is, een van de ministeries een dergelijk document opgesteld, zo vragen zij.

De genoemde aanbeveling is erop gericht een meer formele basis voor het gebruik van het Fries in uitgaande correspondentie te realiseren. Mij zijn geen voorbeelden van een dergelijke modelregeling bekend. In aansluiting op het antwoord op de voorgaande vraag merk ik op dat ik van oordeel ben dat een dergelijke meer formele basis niet nodig is én onnodige regeldruk zou opleveren. Het is mijn indruk dat het gebruik van de Friese taal bij de gedecentraliseerde rijksdiensten in de praktijk zijn weg vindt.

De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere motivering van het niet aanmerken van het Nedersaksisch als officiële taal. Is de regering bereid om zich in te zetten voor de erkenning van het Nedersaksisch onder deel III van het Europees Handvest?

In 2012 heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer geïnformeerd over het standpunt van de Nederlandse regering om niet over te gaan tot erkenning van het Nedersaksisch onder Deel III van het Europees Handvest5. Er is toen aangegeven dat Nederland de beleidsinspanningen op regionaal niveau ter bescherming en bevordering van het Nedersaksisch zeer verwelkomt. Enerzijds omdat ons land daarmee actief bijdraagt aan het behoud van de culturele en taalkundige verscheidenheid van dit deel van Europa, anderzijds omdat Nederland daarmee voldoet aan de verplichtingen onder Deel II van het Europees Handvest. Daarbij is tevens aangegeven dat het niet opportuun is tot erkenning van het Nedersaksisch onder deel III over te gaan.6 Dit standpunt is niet veranderd.

De leden van de CDA-fractie wijzen op de aanbeveling van het Committee of Experts van het Europees Handvest om zorg te dragen dat de gedecentraliseerde, in de provincie Fryslân gevestigde rijksdiensten, en direct onder de rijksoverheid ressorterende openbare diensten in Fryslân, maatregelen nemen die hen in staat stellen documenten in het Fries op te stellen, omdat aan de verplichting van het Handvest in art. 10 lid 1 onder c niet wordt voldaan. Zij vragen of door dit wetsvoorstel deze aanbeveling gerealiseerd zal worden?

Artikel 10, eerste lid, aanhef onder c, van het Europees Handvest bevat de verplichting om toe te staan dat de bestuurlijke autoriteiten in een bepaald gebied documenten opstellen in een regionale taal of taal van een minderheid. Daar wordt in ieder geval aan voldaan. Daarnaast kan het Orgaan voor de Friese taal, dat met dit wetsvoorstel wordt ingesteld, het opstellen van documenten in het Fries stimuleren door activiteiten te ontplooien om de gelijke positie van de Friese taal en de Nederlandse taal in de provincie Fryslân te bevorderen.

De leden van de CDA-fractie wijzen op een krantenartikel inzake de beperkte kennis van het Fries bij de meldkamer van 1-1-27. Deze leden menen dat een wettelijke regeling dat dergelijke protocollen over het mondeling gebruik van het Fries voor nooddiensten moeten worden vastgelegd uitstekend zou passen in het voorliggende wetsvoorstel. Wil de regering dit in overweging nemen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Allereerst hecht ik eraan om te reageren op het aangehaalde krantenartikel. Volgens mijn informatie was er in genoemd geval geen sprake van een beperkte kennis van het Fries bij de meldkamer. Het betrof een verwarring over de plaats waar het voorval zich afspeelde die niet door een taalbarrière was ingegeven.

Hoewel het belang om tot goede afspraken te komen door mij wordt erkend, acht ik het niet wenselijk om protocollen voor nooddiensten in voorliggend wetsvoorstel te regelen. De landelijke meldkamerorganisatie is een verantwoordelijkheid van de minister van V&J en deze draagt er zorg voor dat de vorm van de organisatie uitgewerkt wordt met betrokken partijen zonder dat regiospecifieke aspecten uit het oog worden verloren. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, in beantwoording op de vragen van de PvdA-fractie over de gemeenschappelijke meldkamer, bestaat er op dit moment een praktijk waarin het Fries mondeling gebezigd kan worden in contact met medewerkers van de meldkamer in Drachten.

De leden van de CDA-fractie wijzen tevens op de aanbeveling van het Committee of Experts van het Europees Handvest om activiteiten te organiseren ter bevordering van het gebruik van de Friese taal in de rechtstreeks onder haar toezicht staande economische en sociale sectoren omdat aan de verplichting van het Handvest in art. 13 lid 2 onder b niet wordt voldaan. Zal door dit wetsvoorstel deze aanbeveling gerealiseerd worden, zo vragen deze leden?

Het onderhavige wetsvoorstel bevat alleen regels voor het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. De aanbeveling van het Committee of Experts betreft het artikel van het Europees Handvest om activiteiten te organiseren ter bevordering van het gebruik van de Friese taal in economische en sociale sectoren. In de praktijk worden er in de provincie Fryslân initiatieven ontwikkeld om het gebruik van de Friese taal in deze sectoren te stimuleren.

De provincie voorziet bijvoorbeeld met ingang van 2013 in een meerjarige bijdrage voor de uitbreiding van de taken van het Steunpunt Fries. Het Steunpunt Fries houdt zich bezig met de ontwikkeling van voorlichtingsmateriaal en de ontwikkeling en uitgave van lesmateriaal over meertaligheid en Fries voor een hele reeks consultatiebureaus, voorschoolse opvang, peuterspeelzalen en primair, voortgezet en beroepsonderwijs. Verder houdt het Steunpunt Fries zich bezig met voorlichting en advies over taalbeleid aan gemeenten, de zorgsector en het bedrijfsleven.

Daarnaast worden er in het kader van het project «Frysk yn «e Soarch», dat ook door de provincie Fryslân wordt gesubsidieerd, activiteiten georganiseerd om het draagvlak voor het gebruik van de Friese taal in de zorgsector te vergroten. Voorts treedt de provincie Fryslân in dialoog met organisaties als de Kamer van Koophandel, werkgevers- en werknemersorganisaties met betrekking tot de economische meerwaarde van het Fries.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de waarneming deelt, dat in de praktijk blijkt dat de grote versnippering van wetgeving over de verschillende beleidsterreinen (zie de breedte van de domeinen van het Europees Handvest) en ministeries tot veel onwetendheid, vertraging of onduidelijkheden leidt. Deze leden vragen de regering in dit verband ook in te gaan op vergelijkbare situaties in onder andere Wales, Finland en Ierland, waar sprake is van een taalwet die op meerdere maatschappelijke domeinen van toepassing is.

In Finland, Ierland en Wales zijn taalwetten van kracht voor respectievelijk het Saami, Iers en Welsh, die naar mijn oordeel een vergelijkbare reikwijdte hebben als het voorliggende voorstel.

Finland en Ierland kennen sinds 2003 een taalwet t.b.v. de bescherming en bevordering van de minderheidstalen. De Saami taalwet geeft die minderheidsgroep het recht om de eigen taal te gebruiken in de rechtszaal en bij verschillende publieke instellingen, zoals in de gemeenten in Finland waar het Saami gesproken wordt. In Ierland zijn in de «Official Language Act 2003» regels vastgelegd voor het gebruik van het Iers door publieke- en staatsorganen, zoals de rijksoverheid. Ierland kent daarnaast twee organen die belast zijn met de bevordering van de Ierse taal. In Wales is er een Welsh Language Act die eveneens gelijkenissen kent met voorliggend wetsvoorstel. In de taalwetgeving in Wales is het volgende geregeld: de instelling van een Welsh Taal Orgaan (Welsh Language Board)8, het recht om Welsh te spreken in gerechtelijke procedures en de plicht voor alle organisaties in de publieke sector om diensten te verrichten aan de bevolking van Wales waarbij het Welsh en het Engels een gelijke positie hebben.

Ik kan de waarneming van de CDA-fractie dat er versnippering zou zijn over de verschillende beleidsterreinen en dat deze resulteert in onwetendheid, vertraging of onduidelijkheden, niet onderschrijven. Ik heb een coördinerende rol waar het de verplichtingen inzake de Friese taal betreft en ben uit dien hoofde in de praktijk betrokken bij de onderwerpen die de Friese taal aangaan. Daarmee is de onderlinge samenhang voldoende geborgd.

Fries in het rechtsverkeer

De leden van de SP-fractie wijzen op problemen die kunnen ontstaan als gevolg van de verplichting om ook in het Fries te kunnen communiceren. Zij wijzen in dit verband op situaties van grensoverschrijdende dossiervorming. Betekent dit voorstel dat in al die gevallen ook een vertaling aanwezig moet zijn en hoe wordt voorkomen dat gevaarlijke situaties ontstaan door het niet voor handen zijn van Nederlandstalige documenten, zo vragen deze leden.

Het onderhavige wetsvoorstel bevat naar mijn oordeel goede voorzieningen om onwenselijke situaties waar de leden van de SP-fractie op doelen te voorkomen.

Wat betreft het bestuurlijk verkeer is in het voorgestelde artikel 7, eerste lid, onder a, geregeld dat een schriftelijk stuk dat bestemd, of mede bestemd is voor buiten de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen of bestuursorganen van de centrale overheid, tevens in de Nederlandse taal wordt opgesteld. Er is dan dus altijd een Nederlandse versie voorhanden. Verder regelt het voorgestelde artikel 14, dat betrekking heeft op het opstellen van het proces-verbaal in het Fries, dat de rechter kan bepalen dat een vertaling in het Nederlands wordt gemaakt. Ook is bepaald dat de rechter ambtshalve, of op verzoek van een bij de zaak betrokkene, kan bepalen dat een vertaling in het Nederlands wordt opgesteld van in de Friese taal gestelde processtukken (artikel 15, derde lid). In dit verband verdient ook nog opmerking dat er maar heel weinig zaken in het Fries worden gevoerd. Daarnaast geldt voor stukken die in de openbare registers moeten worden ingeschreven, zoals notariële akten, als hoofdregel dat tevens getrouwe vertalingen in het Nederlands moeten worden overgelegd en dat zowel de in de Friese taal gestelde stukken als de vertalingen worden ingeschreven in het register (zie het voorgestelde artikel 16).

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe wordt voorkomen dat door de herziening van de gerechtelijke kaart9 het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer onder druk komt te staan. De leden van de CDA-fractie hebben hier nog geen goed gevoel bij, temeer daar de Raad voor de rechtspraak het ook al te ver vond gaan dat hetgeen tijdens een terechtzitting in het Fries wordt gesproken, ook in die taal wordt vermeld in het proces-verbaal. Deze leden vragen of hier – mede gezien het zeer lage percentage rechtszaken waarin de Friese taal wordt gebruikt – geen andere oplossingen te bedenken zijn, bijvoorbeeld de mogelijkheid voor advocaten om bij de griffie vooraf te melden dat waarschijnlijk Fries gesproken gaat worden?

Zoals de leden van de CDA-fractie terecht opmerken, wordt maar in heel weinig rechtszaken gebruik gemaakt van het Fries. In de praktijk levert dit geen problemen op. Van de zijde van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heb ik begrepen dat zij praktisch zullen omgaan met het recht om gebruik te maken van het Fries en dat zij voornemens zijn in de uitnodiging of oproeping voor een zitting aan de betrokkenen te vragen om in voorkomende gevallen aan te geven dat gebruik wordt gemaakt van het Fries, zoals de leden van de CDA-fractie ook voorstellen. Op die manier kunnen tijdig de daarvoor benodigde voorzieningen, zoals de aanwezigheid van een tolk, worden getroffen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak het afgelopen decennium een rechtszaak in het Fries is gevoerd en hoe vaak een rechter dit recht ontzegd heeft en op welke gronden.

Er vindt op dit moment geen registratie plaats van het gebruik van de Friese taal in rechtszaken. De rechtbank Noord-Nederland heeft wel aangegeven dat het aantal gevallen beperkt en stabiel is. In de praktijk zijn er geen problemen bekend bij het gebruik van de Friese taal in de rechtszaal en het recht om Fries te spreken wordt niet ontzegd.

Deze leden vragen de regering nader te onderbouwen waarom een aantekening dat de tijdens de zitting gesproken tekst in het Fries was, onvoldoende is. Zij vragen de regering om een cijfermatige onderbouwing of weerlegging van het argument dat de «gemiddelde Fries» de taal niet in geschrift beheerst.

Voor de bevordering van de taal is het van belang dat niet alleen wordt aangetekend dat het Fries is gebruikt, maar dat dit ook werkelijk in de Friese taal wordt weergegeven. Ik zie dit als een belangrijk punt voor de bevordering van de Friese taal als officiële taal in Fryslân naast het Nederlands. De provincie Fryslân stelt periodiek een taalatlas op10. De Friese taalatlas geeft een overzicht van het beheersingsniveau en het gebruik van de Friese taal onder de inwoners van de provincie Fryslân. Tot nu toe is er in 2007 en 2011 een taalatlas verschenen, waarin een cijfermatige onderbouwing gegeven wordt van het beheersingsniveau van de Friese taal in de provincie Fryslân. Uit de gegevens van 2011 blijkt dat ongeveer 30% van de inwoners van de provincie Fryslân Fries kan schrijven. Met betrekking tot leesvaardigheid geeft ruim driekwart van de ondervraagden aan (heel) goed tot vrij aardig in staat te zijn Fries te lezen. Dit percentage neemt in vergelijking tot de cijfers uit de taalatlas van 2007 toe. Er is dus sprake van een minderheid die het Fries kan schrijven, maar met 30% is dit geen kleine minderheid. Er is daarnaast een grote groep mensen, die bovendien in aantal toeneemt, die Fries kunnen lezen.

Orgaan voor de Friese taal

De leden van de VVD-fractie vragen naar een toelichting op de status van het Orgaan voor de Friese taal. Ook vragen zij wat de directe consequenties zijn voor de uitvoering van dit wetsvoorstel en het functioneren van het Orgaan voor de Friese taal. De leden van de SP-fractie stellen een soortgelijke vraag.

Door middel van dit wetsvoorstel wordt het Orgaan voor de Friese taal ingesteld. Dit Orgaan komt in de plaats van het huidige Consultatief Orgaan Fries (COF) en heeft ook een uitgebreider takenpakket dan het COF. Ik verwijs in dit verband naar hetgeen hierover is opgemerkt in de toelichting op de artikelen 18 tot en met 23 van het wetsvoorstel.

Het is wel de bedoeling de organisatiestructuur van het Orgaan voor de Friese taal zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de huidige organisatie van het COF. Zo zal het secretariaat van het Orgaan voor de Friese taal fysiek worden ondergebracht bij de provincie Fryslân, net als nu het geval is bij het COF.

Het Orgaan voor de Friese taal is een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges (artikel 1, onder a, Kaderwet adviescolleges). Op grond van artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges, dat betrekking heeft op adviescolleges waarvan de adviestaak niet de hoofdtaak is, geldt een deel van de Kaderwet adviescolleges niet ten aanzien van het Orgaan voor de Friese taal. Het betreft hoofdstuk 3 inzake samenstelling en inrichting van adviescolleges, hoofdstuk 5 inzake begroting en programmering en artikel 28 inzake verslaglegging. De overige bepalingen van de Kaderwet adviescolleges, die onder andere betrekking hebben op (de wijze van) advisering en standpuntbepaling, gelden wel voor het Orgaan voor de Friese taal.

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze andere Europese landen de bescherming van hun regionale talen hebben geborgd. Is daarvoor ook specifieke wetgeving gebruikt en op welke terreinen van het maatschappelijk leven heeft deze wetgeving invloed?

Een taalwet is een goed instrument voor de bescherming en bevordering van minderheidstalen. Eerder is in beantwoording op vragen van de CDA-fractie aangegeven dat er in Finland, Ierland en Wales ook taalwetten van kracht zijn. In deze taalwetten wordt net als in het voorliggende wetsvoorstel de positie van de betreffende minderheidstaal beschermd door middel van wetgeving die gericht is op overheidsinstellingen en gerechtelijke organen. De genoemde landen hebben bij de bescherming van de minderheidstalen in de taalwetgeving gekozen voor een reikwijdte die zich uitstrekt tot het bestuurlijke en rechtsverkeer.

De leden van de CDA-fractie vragen of er in de nabije toekomst ook een Orgaan voor het Limburgs, Zeeuws, Nedersaksisch, Papiamentu en Engels komen. Zou het niet meer voor de hand liggen als de rijksoverheid een Orgaan voor kleine talen in zou te stellen, om de kennis over beleid en regelgeving ten aanzien van al deze regionaal gesproken talen te bundelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De regionale talen die ons land rijk is, zijn van grote waarde voor ons cultureel erfgoed. Ik hecht er aan dat deze talen het linguïstisch spectrum in Nederland blijven verrijken. Ik acht het evenwel niet opportuun om organen voor de verschillende regionale talen in het leven te roepen, of een gezamenlijk orgaan voor verschillende regionale talen.

De Friese taal heeft een bijzondere positie in Nederland, daar het de enige officieel erkende taal is naast het Nederlands in de provincie Fryslân. Deze bijzondere positie heeft in de eerste plaats een historische oorsprong en wordt, zoals in de memorie van toelichting uiteengezet is, eveneens ingegeven door het feit dat de Nederlandse regering zich onder de Europese verdragsafspraken verplicht heeft om het Fries als tweede officiële taal in de provincie Fryslân te bevorderen en in stand te houden. Een dergelijke verplichting bestaat niet ten aanzien van andere regionale of non-territoriale talen die in Nederland bestaan.

Dit rechtvaardigt in mijn optiek het realiseren van een Orgaan, welke alleen belast wordt met taken gericht op de Friese taal en cultuur.

De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de verwachte formatie zal zijn van het nieuwe Orgaan voor de Friese Taal. Daarnaast vragen zij zich af hoe dit orgaan zich verhoudt tot andere organisaties die nauw bij het Fries betrokken zijn, zoals de Fryske Akademy, Afûk, het Europeesk Bureau foar Lytse Talen en de Ried fan de Fryske Beweging. Deze leden vragen de regering nader te motiveren waarom de leden van Orgaan voor de Friese Taal niet direct door de provincie Fryslân benoemd worden.

Het Orgaan voor de Friese taal zal met uitgebreidere taken dan het huidige COF belast worden, zoals eerder al is aangegeven. Het COF bestaat conform het instellingsbesluit uit vijf leden. Op dit moment zijn dit er overigens vier, daar de positie van voorzitter vacant is. Het aantal leden van het Orgaan voor de Friese taal zal ook minimaal vijf bedragen. In het licht van het verzwaarde takenpakket kan ik mij voorstellen dat dit aantal met enkele leden wordt uitgebreid. Ik zal hierover in overleg treden met de provincie Fryslân en het Orgaan voor de Friese taal om te kijken wat noodzakelijk is om de taken op een goede wijze uit te voeren.

Het Orgaan voor de Friese taal zal eraan bij kunnen dragen dat het Fries in de praktijk een gelijkwaardige positie krijgt naast het Nederlands. Omdat het een orgaan betreft dat een expliciete wettelijke adviestaak heeft richting de minister van Binnenlandse Zaken en gedeputeerde staten van de provincie Fryslân is het uniek ten opzichte van alle andere organisaties binnen de provincie Fryslân die zich bezighouden met de bevordering en ontwikkeling van de Friese taal. Omdat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gedeputeerde staten van de provincie Fryslân allebei geadviseerd worden door het Orgaan van de Friese taal zijn beiden betrokken bij de benoeming, schorsing en ontslag van voorzitter en overige leden.

Friestalige modellen voor kandidaatstelling bij verkiezingen

De leden van de CDA-fractie en de D66-fractie hebben vragen over de passage in de memorie van toelichting inzake het beschikbaar stellen van Friestalige modellen voor onder meer kandidaatstelling bij de verkiezingen.

Naar aanleiding van de toezegging in 2010 zijn de modellen voor de kandidaatstelling voor de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2011 vertaald en gepubliceerd11. Ook voor de toekomst onderschrijf ik de wenselijkheid van Friestalige modellen voor de formulieren voor kandidaatstelling en ik zal mij inspannen voor het beschikbaar stellen van genoemde Friestalige modellen voor de provinciale statenverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen.

Keuze voor afzonderlijke wet

De leden van de SGP-fractie vragen waarom naar de mening van de regering het niet overzichtelijker is om de desbetreffende bepalingen in de verschillende wetten op te nemen bij de thema’s waarop de wijzigingen betrekking hebben. Is het voor de positie van bijvoorbeeld het Fries in het bestuursrecht niet duidelijker wanneer de bepalingen daarover direct in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen?

Doel van het huidige wetsvoorstel is om te komen tot één taalwet waarin het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer én het rechtsverkeer wordt geregeld. Een essentieel onderdeel van het onderhavige wetsvoorstel is de instelling van het Orgaan voor de Friese taal, dat kan rapporteren over de wensen en behoeften ten aanzien van het gebruik van de Friese taal aan zowel bestuursorganen als rechterlijke instanties die in Fryslân zijn gevestigd of de provincie Fryslân als werkgebied hebben. Gelet op de instelling van het Orgaan voor de Friese taal ligt het meer voor de hand niet te volstaan met wijziging van de bestaande wetgeving, maar te komen tot een afzonderlijke Friese taalwet net als in de genoemde voorbeelden uit andere Europese landen. Om die reden wordt ook voorgesteld om de bepalingen over het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer over te hevelen naar deze nieuwe afzonderlijke wet.

Ook vragen de leden van de SGP-fractie hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot de positie van de andere talen die binnen het Koninkrijk worden gesproken.

Zoals ook in het nader rapport is toegelicht, zijn andere talen die in Nederland onder de werking van het Europees Handvest vallen, zoals het Limburgs, het Nedersaksisch, het Jiddisj en de talen van Sinti en Roma niet door Nederland aangemerkt als officiële talen. Het belang van hun bescherming ligt met name op het culturele vlak, als onderdeel van het Europees cultureel erfgoed. Ten aanzien van het Papiaments en het Engels op de BES-eilanden is in de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IBES) vastgelegd dat in het verkeer met de bestuurlijke autoriteiten mede gebruik kan worden gemaakt van het Engels of het Papiaments. De taal in de rechtspraak op de BES-eilanden is geregeld in de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

In de IBES is vastgelegd dat een ieder de Nederlandse taal kan gebruiken in het verkeer tussen de eilandsraden en de bestuursorganen van de openbare lichamen, de Rijksvertegenwoordiger en personen die in de openbare lichamen werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de centrale overheid. In de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie wordt de taal in het rechtsverkeer geregeld: de uitspraken van het Hof en de gerechten in eerste aanleg worden gedaan in het Nederlands. Overigens zijn de voertalen bij het Hof en de gerechten in eerste aanleg Engels, Nederlands en Papiaments, aldus artikel 9 van de Rijkswet.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de kosten van het wetsvoorstel gemonitord worden en wat de onduidelijke factoren daarbij zijn. Tevens ontvangen de leden graag van de regering een overzicht van de voorziene kosten als gevolg van het wetsvoorstel.

Het wetsvoorstel brengt regels inzake het gebruik van het Fries als rechts- en bestuurstaal bijeen, vult deze aan en draagt bij aan verankering van de inmiddels gegroeide praktijk. Aangezien de hoofdregels voor het gebruik van het Fries bij terechtzittingen al in de huidige wetgeving zijn vastgelegd en het wetsvoorstel alleen voorziet in een aanscherping van enkele regels, wordt niet direct een grote toename verwacht van het gebruik van het Fries. Dit zal tevens gelden voor de mogelijkheid processtukken in het Fries op te stellen en het opstellen van het proces-verbaal in het Fries, waar summier gebruik van wordt gemaakt.

In het bestaande beleid van gemeenten, provincie en rechterlijke instanties in Fryslân vallen de opleidingsbudgetten voor cursussen Fries onder de reguliere bedrijfsvoeringkosten. De eventuele kosten voor extra cursussen als gevolg van dit wetsvoorstel kunnen uit die budgetten worden gedekt. De kosten voor het Orgaan voor de Friese taal worden gedekt uit de budgetten die er nu al zijn voor het Berie foar it Frysk en het COF.

De Raad voor de Rechtspraak heeft reeds aangegeven dat zij verwacht dat de meerkosten voor de rechtspraak zeer gering zullen zijn. Dit is ook mijn verwachting. Niettemin zal de wet enige financiële gevolgen hebben voor de rechtspraak. Van de zijde van de rechtbank in Leeuwarden komt naar voren dat niet exact bekend is hoeveel zaken er in het Fries gevoerd worden, maar dat dit hooguit enkele tientallen per jaar zijn. Het aantal gevallen waarbij dan een tolk moet worden ingeschakeld is naar verluidt op één hand te tellen. Het inhuren van een tolk kost doorgaans rond de 30 tot 40 euro per uur plus reiskostenvergoeding. Dit wetsvoorstel en de herziening van de gerechtelijke kaart brengt met zich mee dat een aantal extra tolken moeten worden aangesteld. Om als tolk Fries ingeschreven te worden in het register, is één van de eisen tolkervaring. Omdat het voor het Fries lastig is om ervaring op te doen is recentelijk een toetsingskader vastgesteld. De rechtbank kan tegen geringe kosten een toetsingsmoment inkopen en daarmee een nieuwe tolk aanstellen en inschrijven in het register.

Consultatie

De leden van de D66-fractie vragen aan de regering om te reageren op de bezwaren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders dat de Friese sectoren kanton en civiel te maken hebben met een groeiende vertegenwoordiging van eisers door partijen die niet uit Friesland afkomstig zijn, en dat er daardoor een verzwaring ontstaat voor de gerechtsdeurwaarder, en er daardoor ook procedurele vertragingen op zullen treden. De aan het woord zijnde leden vragen de regering tevens op welke wijze het overleg met de provincie Fryslân over aanvullende onderwerpen betreffende het gebruik van de Friese taal vorm zal krijgen.

Mijn indruk is dat de samenwerking tussen het Rijk en de provincie Fryslân, op zowel politiek als ambtelijk niveau, goed verloopt. Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draag ik zorg voor de positie van de Friese taal. In die hoedanigheid bezie ik eveneens of er aanvullende onderwerpen met betrekking tot het Fries zijn waarover afspraken gemaakt dienen te worden. Hierbij zal ik, al naar gelang wens en noodzaak, het nodige contact met de provincie Fryslân onderhouden. Ik zie geen reden de goedlopende contacten en overleggremia zoals die in de praktijk bestaan te formaliseren. Daarbij heeft het nieuw in te stellen Orgaan voor de Friese taal ook de mogelijkheid om onderwerpen met betrekking tot de Friese taal en cultuur op directe wijze bij mij of de gedeputeerde staten van de provincie Fryslân te agenderen.

De leden van de D66-fractie ontvangen graag een gemotiveerd overzicht van alle wijzigingen ten opzichte van het ter consultatie aangeboden voorstel.

Dit wetsvoorstel verschilt inderdaad op een aantal punten van de consultatieversie van het wetsvoorstel. Dit is voor een deel het gevolg van de opmerkingen die in het kader van de consultatie zijn gemaakt (zoals wordt toegelicht in onderdeel 11 van de memorie van toelichting). Daarnaast is het wetsvoorstel nog aangepast om tegemoet te komen aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Naast redactionele en wetstechnische aanpassingen betreft het ook inhoudelijke aanpassingen. Hieronder zal ik per hoofdstuk een overzicht geven van de belangrijkste inhoudelijke aanpassingen. De consultatieversie van het wetsvoorstel is overigens nog steeds terug te vinden op www.internetconsultatie.nl, onder «gesloten consultaties».

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Het in de consultatieversie voorgestelde artikel 2, waarin werd vastgelegd dat bestuursafspraken worden gemaakt, is geschrapt naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Zie hierover het nader rapport (onderdeel 6).

Verder is een definitie van «Onze Minister» toegevoegd in het ingediende wetsvoorstel (artikel 1).

Hoofdstuk 2 Gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer

In het ingediende wetsvoorstel is, anders dan in de consultatieversie, de uitzonderingsbepaling van het huidige artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht toegevoegd (artikel 3, tweede lid). Dit om mogelijke knelpunten in de praktijk te voorkomen.

Voorts is in het ingediende wetsvoorstel voor in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen, die niet tot de centrale overheid behoren, de verplichting opgenomen een beleidplan op te stellen inzake het gebruik van de Friese taal (artikel 5, tweede lid). In de consultatieversie was dit nog als «kan»- bepaling geformuleerd. Deze wijziging is doorgevoerd naar aanleiding van een opmerking in het kader van de consultatie (zie hierover onderdeel 11 van de memorie van toelichting).

Hoofdstuk 3 Gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer

De artikelen in dit hoofdstuk zijn aangepast in verband met de herziening van de gerechtelijke kaart. Er wordt in het ingediende wetsvoorstel gesproken over de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (en niet meer over een in de provincie Fryslân gevestigd gerecht of een terechtzitting welke gehouden wordt in de provincie Fryslân, zoals in de consultatieversie).

Eveneens in verband met de herziening van de gerechtelijke kaart is in de artikelen 11 en 15, tweede lid, als criterium voor het gebruik van de Friese taal toegevoegd dat de betrokkene in de provincie Fryslân woont, feitelijk verblijf houdt of zetel heeft. Zie hierover met name de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 in de memorie van toelichting.

Verder is het in de consultatieversie opgenomen artikel 12, tweede lid, geschrapt dat regelde dat rechterlijke instanties in Fryslân regels konden stellen over situaties waarin inschakeling van een tolk niet nodig is. Bij nader inzien leek het beter dit aan de beoordeling van de betreffende rechter over te laten dan daar regels over te laten stellen.

Artikel 14, tweede lid, is aangepast in die zin dat wat betreft de formulering wordt aangesloten bij het huidige artikel 6 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Daarmee blijft de mogelijkheid behouden om hetgeen in het Fries is gesproken in het Nederlands in het proces-verbaal op te nemen en daarin aan te tekenen dat de Friese taal is gebezigd. De in de consultatieversie opgenomen gewijzigde bepaling zal op een later moment in werking treden (zie artikel 33 van het ingediende wetsvoorstel). Deze aanpassing is gedaan naar aanleiding van opmerkingen in het kader van de consultatie (zie onderdeel 11 van de memorie van toelichting).

In artikel 15, tweede lid, is in het ingediende wetsvoorstel toegevoegd wat de consequenties zijn als in dagvaardingen of oproepingen of uitnodigingen voor een zitting de vermelding ontbreekt dat de betrokkene het recht heeft om op de zitting Fries te spreken. In artikel 16, tweede lid, is toegevoegd dat tenzij in de stukken of opgaven anders is bepaald de tekst van de Nederlandse vertaling geldt. Bij nader inzien leek het wenselijk op deze punten meer duidelijkheid te verschaffen in de wettekst.

Hoofdstuk 4 Instelling Orgaan voor de Friese taal

In de eerste plaats is de naam «Raad voor de Friese taal» gewijzigd in «Orgaan voor de Friese taal». Dit naar aanleiding van een opmerking in het kader van de consultatie (zie hierover onderdeel 11 van de memorie van toelichting).

Daarnaast is in artikel 19, eerste lid, van het ingediende wetsvoorstel een algemene taakomschrijving van het Orgaan toegevoegd.

Verder is de in de consultatieversie opgenomen bepaling (artikel 19, tweede lid) dat een ieder bevoegd is wensen en behoeften inzake het gebruik van de Friese taal voor te leggen aan de Raad (nu het Orgaan) geschrapt, aangezien dit ook zonder een wettelijke bepaling mogelijk is.

Voorts is toegevoegd ten opzichte van de consultatieversie dat het Orgaan niet alleen kan adviseren over de uitvoering van de bestuursafspraak Friese taal en Cultuur, maar ook over de totstandkoming daarvan (artikel 19, tweede lid, onder b).

Ook is de in de consultatieversie opgenomen bepaling over het stellen van kaders inzake vorm en inhoud van regels en beleidsplannen en de bekendmaking daarvan, geschrapt (voorgestelde artikel 20). Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering is de regeling op dit onderdeel aangepast (zie onderdeel 7 van het nader rapport). Bij nader inzien leek het niet noodzakelijk en ook ongewenst zulke verregaande bevoegdheden aan het Orgaan toe te kennen op dit punt.

Ten slotte is in het ingediende wetvoorstel toegevoegd dat de voorzitter, vice-voorzitter en overige leden van het Orgaan worden benoemd op voordracht van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân, om recht te doen aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Hoofdstuk 5 Opneming van de Friese formuleringen inzake eed en belofte in overige wetgeving

Het in de consultatieversie opgenomen artikel 32 dat strekte tot wijziging van artikel 2:6 van de Awb is geschrapt. Hetgeen daarin was geregeld volgde bij nader inzien al uit het huidige artikel artikel 2:6 Awb.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Nieuw ten opzichte van de consultatieversie is het voorgestelde artikel 33 dat de inwerkingtreding op een later moment van de wijziging van artikel 14 regelt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie vragen in welke situaties het gebruik van de Friese taal een onevenredige belasting vormt. Ook vragen zij naar het aantal keren én recente voorbeelden dat bestuursorganen in Fryslân om die reden verzoeken de Nederlandse taal te gebruiken.

De uitzondering in artikel 3, tweede lid, is identiek aan artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze uitzondering is destijds opgenomen omdat van decentrale overheden en gedeconcentreerde rijksdiensten in Fryslân in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij altijd alle aan hen gerichte in het Fries gestelde documenten zo goed kunnen begrijpen als nodig is. Daarbij is gedacht aan zeer gespecialiseerde diensten die niet in staat zijn de Friese taal voldoende te lezen. Zoals destijds reeds is gesteld, is een toepasbare regeling voor dit soort gevallen alleen mogelijk door middel van een globaal geformuleerde uitzonderingsbepaling12. Voorts is bekend dat burgers die Fries praten in contacten met de bestuursorganen, af en toe het verzoek krijgen om over te schakelen naar het Nederlands. Mijn indruk is dat dit met name bij grote bestuursorganen, die misschien minder binding met Fryslân hebben, en callcentra die voor bestuursorganen werken kan voorkomen, al zijn hier geen cijfers van te geven. Mij zijn geen recente voorbeelden bekend van situaties waarbij er sprake is van een onevenredige belasting van het bestuurlijke verkeer door het gebruik van het Fries.

Artikel 4

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of met artikel 4 ook schriftelijke verkeer wordt bedoeld. Tevens verdient dit artikel in de beleving van de leden van de PVV-fractie nog enige toelichting c.q. uitwerking, aangezien niet geheel duidelijk wordt of Friezen bij iedere vorm van contact met de overheid (al dan niet binnen de provincie Friesland) desgewenst het Fries kunnen gebruiken.

Artikel 4 gaat over de mogelijkheid voor bestuursorganen en de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen om in het verkeer binnen de provincie Fryslân de Friese taal te gebruiken. Met artikel 4 wordt zowel op het mondeling als het schriftelijk verkeer gedoeld.

De situatie waar de leden van de PVV-fractie op doelen, wordt geregeld in artikel 3. Artikel 3 ziet op de mogelijkheid voor burgers om in het verkeer met de overheid de Friese taal te gebruiken. Dit artikel ziet zowel op het mondeling als op het schriftelijk verkeer. Dit artikel regelt dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met bestuursorganen voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd, alsmede met de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen. De inhoud van het contact maakt daarbij niet uit; bij ieder vorm van contact kan de Friese taal worden gebruikt. Wel is de mogelijkheid om de Friese taal te gebruiken beperkt tot het verkeer met bestuursorganen die in de provincie Fryslân zijn gevestigd. De reikwijdte van deze bepaling sluit derhalve aan op het huidige artikel 2:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5

In artikel 5 van het wetsvoorstel wordt een aantal uitzonderingen benoemd. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de regering waarom de gemeente Ooststellingwerf hier niet in is genoemd. Kan de regering tevens aangeven hoeveel inwoners op de totale hoeveelheid inwoners van deze gemeente Nedersaksisch, Fries en/of Nederlands spreken? Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

De gemeente Ooststellingwerf neemt geen uitzonderingspositie in. In Ooststellingwerf heeft 36,3% van de bevolking het Fries als moedertaal. Door 11,8% van de bevolking wordt het Stellingwerfs gesproken als moedertaal. In Weststellingwerf wordt door 21,8% van de bevolking het Fries gesproken als eerste moedertaal. Voor 22,3% van de mensen in de gemeente Weststellingwerf is dat het Stellingwerfs. Het Nederlands wordt in beide gemeenten door ongeveer 50% van de mensen als moedertaal genoemd.

De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op de zorgen van de Ried fan de Fryske Beweging (RfdFB) en het Konsultatyf Orgaan (KO) dat schaalvergroting in het bestuur er toe leidt dat bestuursorganen uit Fryslân verdwijnen, terwijl artikel 3 het gebruik van de Friese taal in het verkeer met bestuursorganen beperkt tot de provincie Fryslân. De RfdFB en het KO stellen voor daarom in artikel 5, vierde lid, «kunnen» te vervangen door «moeten». Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op dit voorstel.

Ik ben met deze organisaties eens dat ook bestuursorganen die niet tot de centrale overheid behoren en die niet in de provincie Fryslân gevestigd zijn, maar wiens werkterrein zich wel uitstrekt tot (een deel van) de provincie Fryslân, zoveel mogelijk moeten worden gestimuleerd om regels te stellen over het gebruik van de Friese taal. Daarom is in het wetsvoorstel aan het Orgaan voor de Friese taal ook de taak opgedragen om ondersteuning te bieden bij het opstellen van dergelijke regels (artikel 19, tweede lid, onder c). Een verplichting voor deze categorie bestuursorganen om die regels te stellen gaat mij echter te ver. Dit brengt voor deze bestuursorganen de nodige lasten met zich mee, terwijl het aantal gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de Friese taal bij (een deel van) deze bestuursorganen wellicht gering is. Overigens betekent het stellen van regels ook niet automatisch dat gebruik zal kunnen worden gemaakt van het Fries op een wijze als voorzien in artikel 3 van het onderhavige wetsvoorstel. Het zijn immers de betreffende bestuursorganen zelf die de regels kunnen stellen en de inhoud daarvan kunnen bepalen.

Artikel 6

De leden van de SGP-fractie vragen aan wat voor gedeconcentreerde rijksdiensten moet worden gedacht bij organen van de centrale overheid die gericht zijn op een deel van de provincie Friesland.

Hierbij valt te denken aan de belastingdienst. Andere voorbeelden zijn buiten- en inspectiediensten waarover sommige ministeries beschikken.

Artikel 7

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of er met artikel 7 tevens in voorzien wordt dat alle vonnissen die in het Fries zijn vastgelegd tevens naar het Nederlands worden vertaald, dit in verband met het belang van de toegankelijkheid van de jurisprudentie.

Het voorgestelde artikel 7 heeft betrekking op het bestuurlijk verkeer en ziet dus niet op vonnissen van gerechtelijke instanties. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet er overigens ook niet in dat vonnissen in het Fries kunnen worden opgesteld. Deze worden in het Nederlands opgesteld.

De leden van de CDA-fractie vragen of de beperking tot bestuursorganen uitdrukkelijk in artikel 7 van de wet kan worden opgenomen.

Zoals de leden van de CDA-fractie terecht veronderstellen ziet het voorgestelde artikel 7 op schriftelijke stukken van bestuursorganen. Naar mijn idee behoeft dit geen nadere verduidelijking in de wettekst. Dit blijkt reeds voldoende uit de plaatsing van het artikel in het hoofdstuk over bestuurlijk verkeer.

Artikelen 14 en 33

In de toelichting op artikel 14 lezen de leden van de SGP-fractie dat de wijziging uiterlijk na 5 jaar in werking zal treden. Zij vragen waarom die termijn van 5 jaar niet expliciet in artikel 33 is opgenomen, zodat het tijdelijke karakter uitdrukkelijk blijkt uit de tekst van het wetsvoorstel.

Er is voor gekozen om de termijn waarop de wijziging in werking treedt niet wettelijk vast te leggen om de nodige flexibiliteit te behouden. Op deze manier kan in overleg met de Raad voor de rechtspraak en de betrokken gerechtelijke instanties worden bekeken wat een geschikt moment is voor de inwerkingtreding van deze wijziging.

Artikel 16

De leden van de SGP-fractie vragen hoe onderscheid wordt gemaakt tussen wat bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek komt te staan over de Friese taal en wat in de specifieke taalwet komt te staan. Waarom is bijvoorbeeld de algemene bepaling uit artikel 2:27 BW niet in dit wetsvoorstel opgenomen, terwijl er in dit wetsvoorstel wel weer een extra verplichting wordt gegeven rond de vertaling in het Nederlands?

Als een stichting of vereniging haar werkzaamheden gedeeltelijk in Friesland verricht, kan worden afgezien van een vertaling van de akte en statuten in het Nederlands. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of het hierbij uitmaakt of een dergelijke stichting of vereniging het grootste deel van haar werk in Friesland heeft of dat ook een (zeer) beperkt deel voldoende is.

Artikel 2:27 BW regelt welke bepalingen in acht moeten worden genomen bij het bij notariële akte oprichten van een vereniging. In de tweede volzin van het tweede lid van dat artikel is bepaald dat indien de vereniging haar zetel heeft in de provincie Fryslân de akte in de Friese taal kan worden verleden, zulks in afwijking van de in in de eerste volzin neergelegde hoofdregel dat de akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Uit het oogpunt van inzichtelijkheid van wetgeving is ervoor gekozen deze uitzondering in art. 2:27, tweede lid, te laten staan en niet over te hevelen naar dit wetsvoorstel. In aanvulling daarop bepaalt artikel 16, derde lid, van het onderhavige wetsvoorstel dat als sprake is van een dergelijke akte en de betreffende vereniging haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in de provincie Fryslân verricht, dat dan kan worden afgezien van een Nederlandse vertaling (en dus alleen de Friese akte hoeft te worden ingeschreven in de openbare registers). Overigens is dit laatste nu ook al in de wetgeving bepaald, namelijk in artikel 35, tweede lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers en daarmee dus ook al los van het BW geregeld. Door opname in het onderhavige wetsvoorstel wordt deze bepaling wel beter vindbaar.

Verder spreekt de voorgestelde bepaling alleen over het «geheel of gedeeltelijk» verrichten van werkzaamheden in de provincie Fryslân. Er is niet nader uitgewerkt hoe groot het deel van de werkzaamheden moet zijn dat in de provincie Fryslân wordt verricht.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk