Kamerstuk 33330-23

Gewijzigd amendement van de leden Paulus Jansen en Voortman ter vervanging van nr. 15 dat regelt dat de huurprijs weer kan dalen, wanneer het inkomen onder de in de wet genoemde kritische grens komt te liggen

Dossier: Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

Gepubliceerd: 6 februari 2013
Indiener(s): Paulus Jansen (SP), Linda Voortman (GL)
Onderwerpen: burgerlijk recht huisvesting huren en verhuren recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33330-23.html
ID: 33330-23
Origineel: 33330-15

Nr. 23 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN PAULUS JANSEN EN VOORTMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 15

Ontvangen 6 februari 2013

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 250, vierde lid, wordt «de artikelen 252 en 254» vervangen door: de artikelen 252, 252b en 254.

II

Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Na artikel 252a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 252b

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 252a lid 6 kan een huurder ten aanzien van woonruimte die een zelfstandige woning vormt en ten aanzien waarvan een verhoging van de huurprijs op basis van artikel 252a lid 1 heeft plaatsgevonden, een voorstel als bedoeld in artikel 252 doen, strekkend tot verlaging van de huurprijs op de grond dat enig huishoudinkomen waarop een zodanige verhoging is gebaseerd:

    • a. gelijk is aan of lager is dan het in artikel 10 lid 2 eerste volzin onderdeel a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte eerstgenoemde bedrag, of

    • b. gelijk is aan of lager is dan het in onderdeel b van die volzin genoemde bedrag, doch hoger is dan het in onderdeel a van die volzin eerstgenoemde bedrag.

  • 2. Indien een voorstel als bedoeld in lid 1 wordt gedaan, verstrekt de huurder gegevens met betrekking tot de betrokken huishoudinkomens. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens de huurder verstrekt.

  • 3. Indien een overeenkomst tot wijziging van de huurprijs tot stand komt naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 2, is de verlaging van de huurprijs op basis van een voorstel als bedoeld in lid 1 niet mogelijk, tenzij blijkt dat de verhuurder niet door het verzuim is benadeeld.

III

Na artikel II, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 14 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien sprake is van een voorstel tot verlaging van de huurprijs als bedoeld in artikel 7:252b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek:

    • a. toetst de huurcommissie, voor zover huishoudinkomens voorwerp van geschil zijn tussen partijen, dat voorstel aan de betrokken krachtens artikel 10, tweede lid, geldende maximale huurverhogingspercentages, en of die huishoudinkomens:

      • 1°. lager zijn dan of gelijk zijn aan het betrokken in artikel 10, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, eerstgenoemde bedrag, of

      • 2°. gelijk zijn aan of lager zijn dan het betrokken in onderdeel b van die volzin genoemde bedrag, doch hoger zijn dan het betrokken in onderdeel a van die volzin eerstgenoemde bedrag,

      en

    • b. is de huurprijs tot welke de uit het voorstel voortvloeiende huurprijsverlaging leidt niet hoger dan de huurprijs die zou hebben gegolden, indien die mede gebaseerd was geweest op de lagere huishoudinkomens zoals die naar aanleiding van die toetsing zijn komen vast te staan.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de huurprijs weer kan dalen, wanneer het inkomen onder de in de wet genoemde kritische grens komt te liggen.

Bij een inkomensverlaging die leidt tot de toepassing van een lager huurverhogingspercentage, kan een huurverlagingsverzoek worden gedaan dat betrekking heeft op het verschil tussen de huurverhogingen die hebben plaatsgevonden op basis van het eerdere hogere inkomen, en de (fictieve, lagere) huurverhogingen die in dezelfde periode op basis van het lagere inkomen hadden kunnen plaatsvinden. Stel dat op basis van het eerdere hogere inkomen (bijv. € 44.000) de huur gedurende twee jaar met het basispercentage + 5 procentpunt is gestegen, en op basis van het nieuwe lagere huishoudinkomen (bijv. € 38.000) slechts kan worden verhoogd met het basispercentage + 1 procentpunt, dan kan de huurverlaging dus maximaal tot gevolg hebben dat er een huur komt die bestaat uit het oorspronkelijke huurbedrag + 2 stijgingen met het basispercentage + 1 procentpunt (een bedrag van twee keer 4 procentpunten lager dan de bestaande huur dus). Een dergelijke mogelijkheid voor een huurverlagingsverzoek kan ook worden gedaan voor dalingen tussen alle inkomenscategorieën (bijv. ook voor een terugval van 44.000 naar 28.000 en een daling van € 38.000 naar € 28.000).

Doordat kinderen het huis verlaten, een ZZP’er tegenvallende inkomsten heeft, een huurder stopt met werken of een bewoner overlijdt, kan het inkomen fors dalen waardoor met het huidige voorstel de huurders mogelijk het huis moeten verlaten omdat de huur te hoog is. Dit levert naast verhuiskosten ook extra stress op, bovenop de problemen die gepaard gaan met inkomensverlies. Bovendien is het vanwege wachtlijsten lang niet altijd mogelijk om snel door te stromen naar een goedkopere huurwoning. Met dit amendement komen mensen na inkomensdaling niet onnodig in financiële problemen door de forse huurstijgingen van de jaren ervoor. De huur daalt immers bij inkomensverlies onder de kritische grens.

Paulus Jansen Voortman