Kamerstuk 33240-X-1

Jaarverslag Ministerie van Defensie 2011

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2011

Gepubliceerd: 16 mei 2012
Indiener(s): Hans Hillen (minister defensie) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33240-X-1.html
ID: 33240-X-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 16 mei 2012

Ontvangstenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 				  miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 				  miljoen)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

6

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

13

3.

Beleidsprioriteiten

13

4.

Beleidsartikelen

33

 

4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

33

 

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

42

 

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

49

 

4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

58

 

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

66

 

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

73

 

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

85

5.

Niet-beleidsartikelen

92

 

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

92

 

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

92

 

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

92

6.

Bedrijfsvoeringparagraaf

97

     

C.

Jaarrekening

103

7.

De verantwoordingsstaat

103

8.

De saldibalans

104

9.

Topinkomens

110

     
 

Baten-lastendiensten

111

10.

De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten

111

11.

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

112

12.

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

119

13.

Baten-lastendienst Paresto

128

     

D.

Bijlagen

135

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

135

Bijlage 2:

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

136

Bijlage 3:

Overzichtsconstructie van de additionele uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie over 2011

137

Bijlage 4:

Milieu

139

Bijlage 5:

Lijst met afkortingen

158

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2011 zal verantwoording worden afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2011 inclusief de Nota van Wijziging 2011 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 11). Het jaarverslag bestaat uit de «aanbieding en dechargeverlening», de leeswijzer, het beleidsverslag, de beleidsartikelen, de jaarrekening en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven controleverklaring.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Investeringsprojecten

De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie en beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2011. In het geval van de DMO gaat het om verschillen vanaf € 10 miljoen, bij het CDC gaat het om de verschillen vanaf € 5 miljoen.

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van het ministerie van Defensie, de saldibalans en een opgave van topinkomens. Ook is de verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht van toezichtrelaties en ZBO/RWT’s (bijlage 1), een overzicht van de inkoop van adviseurs en ander tijdelijk personeel (bijlage 2), een overzichtsconstructie van de additionele uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie over 2011 (bijlage 3), de milieubijlage (bijlage 4) en een lijst met afkortingen (bijlage 5). De Defensie Industrie Strategie (DIS) is niet meer als bijlage opgenomen in dit jaarverslag. Zoals reeds aangekondigd in de begroting 2012, zijn de in de DIS genoemde instrumenten inmiddels geconcretiseerd en verankerd in de defensieorganisatie. Daarom kan de DIS als uitgevoerd worden beschouwd. In 2012 zal Defensie, in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), de DIS evalueren en indien nodig actualiseren. Indien er naar aanleiding van deze evaluatie een geactualiseerde DIS tot stand komt, zal Defensie over de voortgang daarvan aan de Kamer rapporteren.

Groeiparagraaf

Het jaarverslag 2011 bevat een aantal verbeteringen ten opzichte van het jaarverslag 2010. In deze leeswijzer is allereerst een generieke toelichting op de systematiek van de doelstellingenmatrices opgenomen. In het beleidsverslag wordt invulling gegeven aan de toezegging van de minister tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting 2012 op 29 en 30 november 2011 dat in begrotingen en jaarverslagen gerapporteerd zal worden over de stand van zaken ten aanzien van de bezuinigingen en reorganisatie. Hierbij zullen, op verzoek van de Tweede Kamer, ook zogenoemde key performance indicators van de bezuinigingen weergegeven worden, zodat de uitvoering daarvan op een aantal belangrijke punten inzichtelijk wordt. Daarnaast is in het beleidsverslag de ontwikkeling van de investeringsquote in 2011 weergegeven. Verder wordt in het beleidsverslag conform de toezegging van de minister tijdens de begrotingsbehandeling van november 2011 de voortgang van de sourcing agenda weergegeven.

Op advies van de Algemene Rekenkamer zijn in de begroting 2012 de budgetten voor opleidingen bij de operationele commando’s meegenomen in de tabellen budget verdeeld naar operationele doelstellingen. Bij de begroting 2011, ten opzichte waarvan in dit jaarverslag verantwoording wordt afgelegd, waren de opleidingen echter nog niet meegenomen. Om toch een zo uitgebreid mogelijk beeld te geven in dit jaarverslag, zijn bij de beleidsartikelen van de operationele commando’s zowel tabellen inclusief als exclusief de opleidingsbudgetten weergegeven. Bij de indicatoren in beleidsartikel 24 (CKmar) zijn bij operationele doelstelling 2(beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving)de indicatorenen metingen voor maritieme grensbewaking gewijzigd naar aanleiding van een onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Tevens is bij de beleidsartikelen 25 (DMO) en 26 (CDC) bij de tabellen van de investeringen naast de kolom «projectvolume conform begroting 2012» een kolom met het «projectvolume conform begroting 2011» opgenomen. Deze toevoeging van de projectvolumes uit 2011 vergroot de vergelijkingswaarde met de overige cijfers uit 2011, zoals de realisatie per project in 2011. In de bedrijfsvoeringsparagraaf zal tot slot, overeenkomstig de toezegging van de minister in notaoverleg van 6 juni 2011 over de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1 van 8 april 2011), gerapporteerd worden over het feitelijk beheer en het verbeterprogramma.

Doelstellingenmatrices

In dit jaarverslag wordt bij de beleidsartikelen 21 (CZSK), 22 (CLAS), 23 (CLSK) en 24 (CKmar) in de doelstellingenmatrices gerapporteerd in hoeverre de operationele doelstellingen in 2011 zijn gerealiseerd. In deze tabellen wordt in de kolom «inzet» gerapporteerd over de gerealiseerde inzet ten opzichte van de geplande inzet. In de kolom «totaal aantal operationeel gerede eenheden» wordt de realisatie van organiek of specifiek gerede eenheden afgezet tegen de planning. Organiek gereed betekent dat een eenheid het geheel van taken uit kan voeren waarvoor deze standaard is ingericht. Specifiek operationeel gereed betekent dat een eenheid een deel van de organieke taak kan uitvoeren. In de toelichting onder de tabellen zal bij «nationale inzet» en «internationale inzet» alle gerealiseerde inzet worden toegelicht. Bij de toelichting op de gereedheid zullen onder het kopje «operationele gereedheid» alleen die eenheden worden toegelicht waarbij de realisatie significant negatief afwijkt ten opzichte van de geplande gereedstelling.

Na Prinsjesdag 2010 zijn de in de begroting 2011 geformuleerde gereedheidsdoelstellingen neerwaarts bijgesteld. U bent hierover geïnformeerd in de antwoorden op vragen naar aanleiding van de behandeling van de ontwerpbegroting 2011 (Bijlage 1 bij Handelingen TK 2010–2011, nr. 32), in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis en in de 1e suppletoire begroting 2011 (Kamerstuk 32 780 X, nr. 2). Als doelstelling van de geplande inzet en geplande gereedheid in de matrices is daarom zowel de oorspronkelijke doelstelling (begroting 2011) als de laatste aan de Kamer gemelde bijstelling van de doelstelling weergegeven.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De begroting voor 2011 is opgesteld door een demissionair kabinet dat heeft gekozen voor een beperkte, technische invulling van de beleidsagenda. Vanzelfsprekend is in 2011 meer gebeurd dan uit de beleidsagenda van de begroting te herleiden is. Dit beleidsverslag heeft daarom een enigszins afwijkende indeling ten opzichte van de beleidsagenda 2011. Waar mogelijk, is er echter voor gekozen de structuur van de beleidsagenda te volgen.

Het jaar 2011 heeft in het teken gestaan van de uitwerking van de structurele bezuinigingen. Hieronder wordt ingegaan op de gevolgen van de bezuinigingen voor 2011. Tevens wordt gerapporteerd over de drie hoofdpunten van aandacht uit de beleidsagenda 2011, te weten inzet, personeel en operationele gereedstelling. Tot slot wordt gerapporteerd over de stand van zaken van de reorganisatie, zoals met de Kamer is afgesproken tijdens het notaoverleg over de beleidsbrief van 6 juni 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 31).

Financiële situatie

Algemeen

In oktober 2010 is het huidige kabinet aangetreden. In het regeerakkoord is vastgesteld dat Defensie in 2011 € 200 miljoen en structureel € 635 miljoen moet bezuinigen. Daar bovenop is het noodzakelijk binnen de defensiebegroting de komende jaren € 175 miljoen te bezuinigen en te herschikken om de financiële huishouding van de krijgsmacht op orde te brengen.

De invulling van de bezuiniging van € 200 miljoen in 2011 is vastgelegd in de Nota van Wijziging op de begroting 2011 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 11). Deze bezuinigingen zijn toegelicht in de brief aan de Tweede Kamer van 18 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16). De financiële taakstelling in de Nota van Wijziging is volledig gerealiseerd. Dit gebeurde deels door de instroom van personeel te beperken door middel van een algemene vacaturestop voor burgerpersoneel en een selectieve vacaturestop voor militair personeel. Deze instroombeperkende maatregelen hebben geleid tot een vermindering van de salarisuitgaven met € 37 miljoen. Daarnaast zijn in de Nota van Wijziging investeringen voor een bedrag van € 163 miljoen naar latere jaren verschoven. Dit bedrag bestaat voor € 20 miljoen uit grotere infrastructuurprojecten (waaronder nieuwbouw, legering en schietfaciliteiten) en voor € 143 miljoen uit grotere materieelprojecten (waaronder NH-90, militaire satellietcommunicatie, Joint Support Ship, infanteriegevechtsvoertuigen, zelfbeschermingpakketten voor de F-16 en het vaartuig Zeeuwse wateren waarvan later op grond van de beleidsbrief de verwerving is geschrapt).

Deze maatregelen zijn uitgevoerd conform de Nota van Wijziging, met dien verstande dat de uitgestelde betaling voor het Joint Support Ship toch in 2011 is gerealiseerd vanwege de vertraging bij de levering van de zes nieuwe Chinook-helikopters.

De eerste helft van 2011 heeft verder vooral in het teken gestaan van de voorbereidingen van de beleidsbrief. Het resultaat daarvan is verwerkt in de begroting 2012. In de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis is uiteengezet hoe Defensie het regeerakkoord zal uitvoeren en hoe knelpunten structureel worden opgelost. Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen moties bij het notaoverleg van 6 juni 2011 zijn enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Zo worden alle vier in aanbouw zijnde patrouilleschepen in dienst genomen. Tevens worden tot en met 2017 in totaal acht Cougar-transporthelikopters behouden en blijft het derde DC-10 transportvliegtuig tot uiterlijk 31 december 2013 operationeel. Voorts zal de personele vulling bij de Koninklijke marechaussee voor 2012 en 2013 worden verhoogd tot 98 procent en worden ten behoeve van het oefen- en trainingsprogramma van de krijgsmachtdelen vijftig extra sportinstructeurs aangenomen. Deze maatregelen zijn budgettair gedekt ten laste van het investeringsbudget en door gebruik te maken van de in 2010 en 2011 uitgekeerde prijsbijstelling.

Financieel en materieelbeheer

De in 2011 genomen maatregelen ter verbetering van het financieel en materieelbeheer, conform het plan van aanpak voor de verbetering van het beheer naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2010, hebben het gewenste effect gehad. In het financieel beheer zijn door gerichte maatregelen en extra aandacht het uitgavenbeheer en verplichtingenbeheer verbeterd. Dit heeft onder andere tot gevolg gehad dat de beoogde doelstelling voor het betaalgedrag, – defensiebreed voldoen aan de rijksnorm van 90 procent op tijd betaalde facturen – is gehaald.

Voor het materieelbeheer is prioriteit gegeven aan het beheer van gevoelig materieel (wapens, cryptoapparatuur en munitie). Hiertoe zijn specifieke maatregelen geformuleerd voor de defensieonderdelen met onvolkomenheden op het gebied van gevoelig materieel.

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt, naast de rapportage over het feitelijke financieel en materieelbeheer, ingegaan op de voortgang van het bovengenoemde plan van aanpak dat is gevalideerd door de Audit Dienst Defensie (ADD). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging om twee keer per jaar te rapporteren over de voortgang van de maatregelen om het beheer op orde te brengen.

Investeringsquote

De investeringsquote is in 2011 uitgekomen op 16 procent, terwijl in de ontwerpbegroting 2011 nog een quote van bijna 20 procent was voorzien. In de onderstaande grafiek is het verloop van de verwachte investeringsquote in 2011 weergegeven. De daling is het gevolg van de verwerking van de maatregelen uit de Nota van Wijziging, de effecten van de beleidsbrief voor 2011 en de herschikkingen tussen investeringen en exploitatie. Deze herschikkingen waren noodzakelijk om de gereedstelling van de operationele commando’s in stand te houden. De daling van de investeringsquote is reeds aangekondigd in de beleidsbrief.

Inzet

Internationaal

In 2011 hebben 33301 Nederlandse militairen bijdragen geleverd aan crisisbeheersingsoperaties en de opbouw van veiligheidsorganisaties in Afghanistan, Libië, Afrika, het Midden-Oosten en op de Balkan. Zij doen dit veelal in internationaal verband, bijvoorbeeld voor de NAVO, de EU en de VN.

Overzicht missies

Overzicht missies

In de tweede helft van 2011 is de redeployment van het materieel van de Task Force Uruzgan uit Afghanistan voltooid. Ondertussen is in juni 2011 de Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM) in Kunduz formeel van start gegaan. Deze is gericht op de versterking van het Afghaanse civiele politieapparaat en de verdere ontwikkeling van het justitiële systeem. De Nederlandse bijdrage bestaat onder meer uit een Police Training Group (PTG), een bijdrage van civiele politieagenten aan de EUPOL-missie en rule of law deskundigen in Kabul en Kunduz. Het gaat in totaal om ongeveer 545 militairen, agenten, diplomaten en civiele deskundigen. De inzet van militairen concentreert zich op het opleiden van agenten en het in de praktijk begeleiden van agenten in de provincie Kunduz door Police Mentoring and Liaison Teams (POMLT’s). De inzet van vier F-16 jachtvliegtuigen is in 2011 voortgezet. Zij opereren sinds 1 november 2011 vanaf Mazar-e-Sharif. Tot slot levert Nederland stafofficieren aan diverse ISAF-hoofdkwartieren.

De krijgsmacht heeft van 23 maart tot en met 31 oktober tevens een bijdrage geleverd aan de NAVO-operatie Unified Protector (OUP) in Libië. OUP had, op basis van resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad, tot doel de bevolking te beschermen en toezicht te houden op de naleving van een No Fly Zone en het tegen Libië ingestelde wapenembargo. De Nederlandse bijdrage heeft bestaan uit een mijnenjager, zes F-16 jachtvliegtuigen en KDC-10 tankvliegtuig. Ook hebben Nederlandse militairen deelgenomen aan AWACS-vluchten en hebben zij deel uitgemaakt van verschillende NAVO-hoofdkwartieren. In totaal hebben ongeveer 500 Nederlandse militairen deelgenomen aan OUP.

In 2011 heeft Nederland opnieuw bijgedragen aan de piraterijbestrijdingsoperaties Atalanta en Ocean Shield in de wateren voor de kust van Somalië. De schepen van de Verenigde Naties die varen voor het Wereld Voedsel Programma (WFP) en de schepen die varen voor de African Union Mission in Somalia (AMISOM) hebben mede daardoor alle veilig hun havens kunnen bereiken. De internationale beveiliging van de vaarroute door de Golf van Aden is effectief maar de dreiging van piraterij blijft bestaan doordat een steeds groter zeegebied onveilig wordt gemaakt. Nederland heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de uitvoering van operaties vlak voor de kust van Somalië om daarmee de bewegingsvrijheid van piraten te beperken. Van januari tot en met midden juni leverde Nederland de commandant van de Navo-Task Force 508. In deze periode namen Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Tromp deel aan operatie Ocean Shield. Hr.Ms. Tromp heeft de opvarenden van een gekaapt Iraans schip bevrijd en de vastgenomen piraten voor vervolging overgedragen aan het Openbaar Ministerie. Van september tot en met november nam Hr.Ms. Zuiderkruis deel aan operatie Atalanta. Door de gezamenlijke inspanningen ter bestrijding van piraterij is het aantal kapingen sinds mei 2011 sterk afgenomen.

Het aantal verzoeken van Nederlandse reders om bescherming door de overheid van kwetsbare schepen in de Indische Oceaan is in 2011 toegenomen. Bij wijze van proef heeft Defensie daarom in maart en april twee zelfstandige militaire beveiligingsteams (Vessel Protection Detachments, VPD’s) aan boord geplaatst van twee kwetsbare zeetransporten. Het AIV-rapport «Piraterijbestrijding op zee – een herijking van publieke en private verantwoordelijkheden» van december 2010 heeft aanbevolen in bepaalde gevallen tot de bescherming van koopvaardijschepen over te gaan. Defensie heeft daarop een beleidskader opgesteld waarin de operationele, juridische en financiële voorwaarden voor de inzet van VPD’s zijn beschreven en heeft de VPD-capaciteit uitgebreid. In 2011 hebben VPD’s met succes in totaal tien Koninkrijksgevlagde, kwetsbare zeetransporten beschermd.

Ook op het Afrikaanse vasteland zijn Nederlandse militairen ingezet, als adviseur, waarnemer, instructeur of trainer. Zo draagt Nederland met drie militairen bij aan de EU-missie (EUSEC) in de Democratische Republiek Congo (DRC). In Burundi zijn in 2011 diverse projecten uitgevoerd onder de vlag van het Security Sector Development (SSD)-programma, zoals een genderprogramma en een bedrijfsvoeringsonderzoek bij een Burundese hersteleenheid. Onder het ACOTA-programma zijn in 2011 instructeurs ingezet in Rwanda en Burundi om trainingen van Afrikaanse troepen voor AMISOM en UNAMID te ondersteunen. Met het onafhankelijk worden van Zuid-Sudan op 9 juli 2011 is het mandaat van de United Nations Mission in Sudan (UNMIS) beëindigd en is een einde gekomen aan de inzet van 30 Nederlandse militairen en civiele politiefunctionarissen in deze VN-missie. In december 2011 heeft het kabinet besloten een bijdrage te leveren aan de United Nations Mission in South Sudan (UNMISS)(Kamerstuk 29 521, nr. 177 van 22 december 2011).

In 2011 heeft Nederland wederom bijgedragen aan de Frontex-operatie Indalo. Jaarlijks wordt deze maritieme grensbewakingsoperatie van de EU uitgevoerd in de Middellandse Zee nabij Spanje. Defensie heeft in juni 2011 vier weken met twee mijnenbestrijdingsvaartuigen en Hr.Ms. Mercuur deelgenomen. Het doel van Indalo is het tegengaan van illegale migratie vanuit Algerije en Marokko naar de EU. Tijdens de Nederlandse inzet zijn drie schepen met illegale migranten en één schip met drugs overgedragen aan de Spaanse autoriteiten.

In de eerste helft van 2011 heeft Nederland de leiding gehad van een EU-battlegroup, maar deze is niet ingezet. De militaire bijdragen aan de operaties in het Midden-Oosten en Kosovo zijn in 2011 voortgezet. De grootschalige Nederlandse inzet in Bosnië eindigde in het najaar van 2011 met de gefaseerde terugkeer van de laatste tientallen militairen. Vijf militairen blijven nog actief op het gebied van opleiding en training van de Bosnische strijdkrachten. Ook de Nederlandse inzet in de European Union Police Mission (EUPM) in Bosnië is eind 2011 beëindigd. Tot slot is de deelneming aan de NATO Training Mission Iraq (NTM-I), in lijn met het Navo-besluit over het beëindigen van deze operatie, eind 2011 stopgezet.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2011 met diverse middelen deelgenomen aan grotere en kleinere operaties in het buitenland. De wereldwijde inzet van de krijgsmacht heeft het belang onderstreept dat ons land hecht aan de actieve bevordering van internationale veiligheid en stabiliteit. Defensie blijft betrokken bij de opbouw van Afghanistan, maar de focus is verlegd naar het trainen van de Afghaanse politie, zodat deze in staat wordt gesteld op den duur zelf de veiligheid in eigen land te handhaven. De onvoorziene operatie in Libië heeft laten zien dat de krijgsmacht in staat is snel te reageren op nieuwe ontwikkelingen in de wereld. In de Hoorn van Afrika en voor de kust van Somalië wordt nog steeds opgetreden tegen piraten die de zeeroutes onveilig maken. In 2011 heeft de krijgsmacht voor het eerst ook individuele kwetsbare zeetransporten beschermd door de inzet van VPD’s. Deze voorbeelden tonen de veelzijdigheid en flexibiliteit van de defensieorganisatie aan. De piraterijbestrijdingsoperaties Atalanta en Ocean Shield, alsmede de inzet van VPD’s hebben voor een duidelijke afname van het aantal kapingen gezorgd.

Nationaal

De krijgsmacht heeft ook in eigen land en in Koninkrijksverband een belangrijke rol gespeeld bij de handhaving van de veiligheid. Naast de structurele taken van onder meer de Koninklijke marechaussee (Kmar), de Kustwacht, de (Bijzondere) Bijstandseenheden, inzet in het kader van Search and Rescue (SAR) taken, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) en de inzet van mijnenjagers en hydrografische opnemingsvaartuigen op de Noordzee, heeft de krijgsmacht frequent incidentele taken uitgevoerd. De civiele autoriteiten hebben in 2011 opnieuw meer dan in voorgaande jaren een beroep gedaan op defensiecapaciteiten. Zo groeide de vraag naar helikopters, het onbemande observatievliegtuig Raven en searchteams van de genie. Het aantal malen dat Defensie bijstand bood en steun verleende, steeg van 94 in 2010 naar 122 in 2011. De toename is mede te verklaren door de toenemende bekendheid van de speciale capaciteiten van de krijgsmacht onder civiele autoriteiten.

Defensieduikers van de marine en de genie hebben veelvuldig ondersteuning geleverd aan de politie bij preventief explosievenonderzoek onderwater en het zoeken naar vuurwapens en vermiste personen, bijvoorbeeld in Hoofddorp, Best en Den Bosch. In maart is Hr.Ms. Middelburg ingezet om voor de kust van Duinkerken te zoeken naar vermiste opvarenden van de Nieuwpoort 28 die daar was vergaan. De marine heeft daarnaast combat trackers ingezet in Limburg en Spijkenisse ter ondersteuning van de politie bij het zoeken naar een vermiste persoon.

De marechaussee heeft het afgelopen jaar een aantal grootschalige of langdurige bijstandsverzoeken uitgevoerd, zoals de inzet van recherchecapaciteit ten behoeve van de gerichte aanpak van drugscriminaliteit in Noord Brabant en diverse onderzoeken in Amsterdam. Ook heeft de Kmar langere tijd bijgedragen aan de beveiliging van de burgemeester van Helmond en heeft zij de politie in Utrecht een aantal weken ondersteund met surveillance- en opsporingscapaciteit. Daarnaast heeft de Kmar veelvuldig de politie ondersteund met ME-capaciteit bij voetbalwedstrijden en andere publieke evenementen zoals de TT in Assen.

De luchtmacht bewaakt permanent het Nederlandse luchtruim en beveiligt het op afroep. In 2011 is de Quick Reaction Alert (QRA) van twee F-16’s elf keer ingezet. Dit betrof zes maal verkeersvliegtuigen die niet reageerden op oproepen van de luchtverkeersleiding en vijf maal Russische bommenwerpers. Drie van de verkeersvliegtuigen zijn metterdaad onderschept. Met het verkenningssysteem RecceLite uitgeruste F-16’s hebben infraroodopnamen gemaakt van dijken en waterkeringen in Limburg. Bovendien zijn deze F-16’s ingezet ter ondersteuning van de politie bij een onderzoek naar witwaspraktijken. Chinook en Cougar-helikopters zijn ingezet bij onder meer de bestrijding van bos- en duinbranden, de zoektocht naar een ontsnapte delinquent in Breda en voor hulpverlening. De luchtmachtbrandweer tot slot heeft schuimblusvoertuigen ingezet bij branden in Moerdijk en Zevenbergen.

De landmacht heeft bij de wateroverlast in Limburg in januari voertuigen en militairen ingezet om burgers te evacueren uit door het water bedreigde gebieden. In samenwerking met de politie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) zijn in Venlo, Tilburg, Oosterhout en Breda search-teams ingezet bij de doorzoeking van verschillende percelen en de opsporing van drugs. Daarbij zijn miljoenen euro’s aan crimineel geld gevonden. Onbemande observatievliegtuigen van de landmacht zijn meerdere malen ingezet, bijvoorbeeld ter ondersteuning van het Hoogheemraadschap Delfland om dijken te inspecteren en in Noord-Brabant, Culemborg en Arnhem ter ondersteuning van de politie. In mei zijn verkenners, specialisten van het Joint ISTAR Command (JISTARC) en 130 militairen ingezet bij de bestrijding van een grote duinbrand in Bergen. Specialisten van het JISTARC hebben de politie ook meerdere malen bijgestaan in verschillende politieonderzoeken.

Geniespecialisten hebben de politie ondersteund bij het forensisch onderzoek na de brand in Moerdijk. Tot slot is landmachtpersoneel en -materieel ingezet bij het zoeken naar vermiste personen en bij justitiële onderzoeken onder andere in Doetinchem, Schiedam en Middelburg.

De minister van Defensie voert het beheer over de Kustwacht en heeft deze taak belegd bij de marine. Vanuit het kustwachtcentrum worden eenheden, zoals Dorniers, helikopters en mijnenbestrijdingsvaartuigen, ingezet voor verscheidene handhavings- en dienstverleningstaken op de Noordzee. Daarvoor is binnen het kustwachtcentrum onder andere een Maritiem Informatie Knooppunt (MIK) opgericht, waarin politie, marechaussee, douane en marine informatie delen en samen optreden.

Tot slot is de krijgsmacht in 2011 ingezet in het Caribische deel van het Koninkrijk. Zo is de training van Curaçaose en Arubaanse milities ondersteund en zijn sociale vormingsprojecten begeleid. Een marinierscompagnie van het CZSK is op Aruba gestationeerd en een infanteriecompagnie van het CLAS op Curaçao. Het CZSK vervulde kustwachttaken en de Kmar de reguliere militaire politietaak, grensbewaking, beveiliging burgerluchtvaart en politiedienst op de luchthavens evenals de criminele inlichtingentaak ten behoeve van de Nederlandse Kustwacht in het Caribisch gebied. Ook steunde de Kmar met een facilitair ondersteuningsteam een operatie in de Bon Futuro gevangenis en met recherchecapaciteit het politiekorps Caribisch Nederland in Bonaire. De lokale autoriteiten werden voorts ondersteund op het gebied van grens- en vreemdelingentoezicht, drugscontroles en de bestrijding van drugs-, gewelds- en migratiecriminaliteit. Duikploegen hebben op Aruba, Bonaire en Curaçao bijstand geleverd en bemanningsleden van Hr.Ms. Rotterdam hebben de politie ondersteund met de doorzoeking van twee plaatsen delict. De Explosieven Opruimingsdienst tenslotte heeft het afgelopen jaar tweemaal explosieven geruimd in dit deel van het Koninkrijk.

Beleidsconclusie: In 2011 is nationaal opnieuw meer dan in voorgaande jaren een beroep gedaan op defensiecapaciteiten. De gegarandeerde capaciteiten zijn het gehele jaar beschikbaar geweest en zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteiten zijn veelvuldig ingezet. Zo kon Defensie desgevraagd op diverse plekken in Nederland opvangcapaciteit gereed stellen voor grootschalige evacuaties en waren er op permanente basis 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. In Koninkrijksverband leverde Defensie structureel en incidenteel ondersteuning in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Operationele gereedheid en operationele inzetbaarheid

Algemeen

Na Prinsjesdag 2010 zijn de in de begroting 2011 geformuleerde operationele doelstellingen neerwaarts bijgesteld. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de antwoorden op vragen naar aanleiding van de behandeling van de ontwerpbegroting 2011 (Bijlage 1 bij Handelingen TK 2010–2011, nr. 32), in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis en in de 1e suppletoire begroting 2011 (Kamerstuk 32 780 X, nr. 2). Het grootste deel van deze bijgestelde operationele doelstellingen is gerealiseerd. Waar dit niet volledig het geval was, werd dit onder andere veroorzaakt door de lagere personele vulling en de materiële gereedheid, bijvoorbeeld als gevolg van een gebrek aan reservedelen voor de CV-90. Daarnaast hebben zich enkele onvoorziene omstandigheden in de bedrijfsvoering voorgedaan, zoals onvoorziene defecten aan de voortstuwing van Hr.Ms. Zuiderkruis. Desondanks is alle gevraagde inzet gerealiseerd.

Tijdens het algemeen overleg van 14 december 2011 over het jaarverslag van de IGK is het lid Hernandez (PVV) toegezegd in het jaarverslag in te gaan op de waarborging van offensief handelen bij militairen. Militairen, onder wie de jonge leidinggevenden, worden binnen Defensie gevormd, opgeleid en getraind om offensief te kunnen optreden wanneer dat nodig is. Na een initiële opleiding trainen de militairen bij de eenheden waarbij kennis, kunde, vaardigheden en mentaliteit voor een breed geweldsspectrum ontwikkeld en getoetst worden, zowel in defensieve als offensieve zin. Daarmee is ook het offensief handelen gewaarborgd. Tijdens uitzendingen blijken de opleiding en training aan de vereisten te voldoen. Individuen en eenheden zijn voldoende in staat om offensief te handelen wanneer de situatie dat vereist.

Ook in 2011 zijn verscheidene projecten in realisatie of voltooid die de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht vergroten. Hieronder wordt een aantal projecten genoemd. Het betreft hier geen volledig overzicht. Meer informatie over projecten is opgenomen bij beleidsartikel 25.

F-16

De verwerving van het luchtverkenningsysteem RecceLite voor de F-16 is in 2011 voltooid. Het systeem wordt op dit moment onder meer ingezet in Afghanistan voor de opsporing van IED’s maar ook voor nationale taken. Het project F-16 Link-16 is uitgevoerd bij alle ingedeelde F-16 toestellen. Daardoor is het onder meer mogelijk om met de F-16 op te treden in geïntegreerde netwerken (Network Enabled Capabilities).

Infanterie Gevechtsvoertuig CV-90

In 2011 zijn alle bestelde pantservoertuigen op drie na geleverd en de laatste drie volgden begin 2012. Het CLAS is bezig met de ingebruikname van de voertuigen door de pantserinfanteriebataljons. Enkele kinderziektes zijn inmiddels verholpen en in 2011 hebben zich geen nieuwe grote technische problemen meer voorgedaan. De verhoging van de inzetbaarheid heeft nadrukkelijk de aandacht.

Helikopters

In 2011 hebben Nederland en België besloten te gaan samenwerken bij het onderhoud van de NH-90. Het betreft de gezamenlijke verwerving van onderdelen. Momenteel wordt onderzocht of het onderhoud van de Belgische NH-90’s en onderdelen daarvan op het Logistiek Centrum Woensdrecht kan worden uitgevoerd.

Landingsvaartuigen

In 2011 zijn de laatste landingsvaartuigen LCVP Mk Vc in gebruik genomen. Deze vaartuigen zijn een belangrijke bouwsteen in het amfibische vermogen van Defensie. De LCVP’s zijn in staat personeel en materieel zoals de Viking-voertuigen snel aan land te zetten. De eenheden zijn geëmbarkeerd aan boord van de LPD’s en worden onder meer ingezet bij anti-piraterijoperaties.

Tweede testtoestel JSF

Op grond van de deelneming aan de operationele testfase en de afspraak daarover in het regeer- en gedoogakkoord heeft Nederland in 2011 een tweede F-35 toestel aangeschaft. Hierover is de Kamer op 8 april 2011 geïnformeerd (Kamerstuk 26 488, nr. 261) waarna op 20 april 2011 een algemeen overleg volgde. Het eerste toestel wordt naar verwachting geleverd in augustus 2012 en het tweede begin 2013.

Beleidsconclusie: Hoewel door de maatregelen en door omstandigheden zoals de lagere personele vulling en materiële gereedheid niet alle oorspronkelijke doelstellingen volledig zijn gerealiseerd, is alle gevraagde inzet geleverd.

Personeel

De in de beleidsagenda vermelde verwachting dat de vulling in 2011 zou oplopen tot 95,8 procent in 2011 is niet uitgekomen. Als gevolg van de bezuinigingen is voor 2011 een vacaturestop voor burgers afgekondigd en de instroom van militairen beperkt. De beoogde maximale vulling is op basis van de Nota van Wijziging van november 2010 aangepast tot 93,4 procent en uiteindelijk is de vulling uitgekomen op 92,4 procent. Het totale personeelsbestand (exclusief agentschappen) is in 2011 met bijna 4000 VTE’n gedaald. Hiermee komt Defensie in 2011 uit op een eindejaarssterkte van ongeveer 58 400 VTE’n. De vermindering van de personele omvang ligt hiermee op schema.

In 2011 is een begin gemaakt met de toepassing van de sturingsinstrumenten van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) dat moet bijdragen aan de gewenste personeelsopbouw, inclusief de noodzakelijke verjonging. Tegelijkertijd wordt gestreefd naar modernisering en harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden.

Nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord en Sociaal Beleidskader (SBK)

In december 2011 is met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord, inclusief SBK, voor het defensiepersoneel. Dit SBK loopt van 1 januari 2012 tot 1 januari 2016 en is van toepassing op alle reorganisaties op grond van de beleidsbrief en de daaruit volgende startbrief over de reorganisatie bij Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 37 van 1 augustus 2011). Het SBK is gericht op het vinden van nieuw werk voor defensiepersoneel dat als gevolg van de reorganisaties bij Defensie zal vertrekken. Het SBK biedt tevens een vangnet als het niet lukt om nieuw werk te vinden.

In overleg met de centrales zijn in augustus 2011 tevens enkele afspraken gemaakt over personeelsmaatregelen die gedurende de reorganisatie gelden, in de periode 1 augustus 2011 tot 1 januari 2016. Deze maatregelen moeten zorgen voor een transparante en eerlijke toedeling van de beschikbare functies voor het militair en burgerpersoneel van Defensie, gelijkwaardige keuzemogelijkheden voor het zittend personeel met dezelfde uitgangspunten, een optimale personeelsopbouw en het voorkomen van onnodige overtolligheid.

Opleidingen

Ten behoeve van de instroom bij Defensie is de derde lichting leerlingen begonnen aan de mbo- opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa), verdeeld over dertig Regionale Opleidingscentra (ROC’s). De afgelopen zomer zijn de eerste geslaagde leerlingen de organisatie ingestroomd. Deze aspirant-militairen behoren tot de eerste lichting VeVa-leerlingen die in 2009 met een VeVa-opleiding is begonnen aan één van de destijds zeven deelnemende ROC's.

Om de doorstroom te vergroten en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van militairen (onderofficieren en manschappen) zonder civiel erkend diploma te verbeteren, is de pilot «Erkenning Verworven Competenties» (EVC) gestart. De pilot heeft tot doel deze medewerkers, met gebruik van EVC, een mbo-diploma op niveau twee of drie van de Wet Educatie Beroepsonderwijs te laten halen. Indien de pilot succesvol is, zal het traject voor grote groepen militairen beschikbaar komen.

Eind 2011 zijn drie bachelor-opleidingen aan de NLDA erkend en geaccrediteerd waarmee civiele wetenschappelijke bachelor-diploma's aan cadetten en adelborsten van de NLDA kunnen worden uitgereikt. Daarmee is een langdurig traject tot een succesvol einde gebracht. De positie van het hogere militair personeel op de arbeidsmarkt wordt daardoor aanzienlijk verbeterd.

Veteranenwet

De invoering van een Veteranenwet is in 2010 in een stroomversnelling geraakt toen Kamer en kabinet besloten niet langer afzonderlijk maar eendrachtig de voorbereidingen daarvoor ter hand te nemen. Defensie heeft ondersteuning verleend en op 15 juni 2010 was de initiatiefwet een feit. De Veteranenwet verankert de bijzondere zorgplicht van de overheid voor veteranen en hun relaties. Deze bijzondere zorgplicht van de overheid geldt niet alleen voor veteranen die als gevolg van hun inzet te maken hebben gekregen met gezondheidsklachten, maar heeft juist ook tot doelgezondheidsproblemen te voorkomen bij militairen als gevolg van de inzet tijdens oorlogsomstandigheden of bij vredesmissies door een goede voorbereiding op, begeleiding tijdens en opvang na inzet. De in deze wet vastgestelde regelingen betreffen onder andere de instelling van één loket voor veteranenzorg en een veteranenombudsman. Voorts wordt een kader opgesteld voor de vereisten waaraan de voorbereiding van militairen en diens relaties voor uitzending moeten voldoen. De toegevoegde waarde van deze wet is dat voor de veteraan de toegang tot de voorzieningen wordt gestroomlijnd en daarmee de voorzieningen toegankelijker worden gemaakt.

Het voorstel is op 1 november 2011 door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2011 zonder stemming aangenomen. Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer is de motie-Van Kappen (VVD) c.s. aangenomen die aandacht vraagt voor de positie van militairen die voor nationale taken worden ingezet. Er wordt nu gewerkt aan de uitvoeringsregeling bij algemene maatregel van bestuur en de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering. Met de bonden wordt hierover overleg gevoerd.

Schaderegeling veteranen

Voor de schaderegeling voor veteranen die voor 1 juli 2007 gewond zijn geraakt tijdens een uitzending in het kader van oorlogs- of crisisbeheersingsoperaties is een bedrag van € 110 miljoen voorzien. Hiervoor is € 107,2 miljoen uit de onderuitputting van de HGIS-voorziening crisisbeheersingsoperaties overgeheveld naar de defensiebegroting. Het restant van € 2,8 miljoen wordt gefinancierd uit de reguliere defensiebegroting (Zie Kamerstuk 30 139, nr. 97).

De schaderegeling voor deze groep veteranen wordt zo snel mogelijk in overleg met de centrales van overheidspersoneel uitgewerkt. De uitvoering van de regeling is voorzien voor 2012 en 2013. In januari 2012 heeft het eerste overleg met de centrales voor overheidspersoneel plaatsgehad.

Integriteit

Defensie hecht groot belang aan een organisatie waarin integriteit en professionaliteit voorop staan. In 2011 is het stelsel van integriteitszorg verder verbeterd. Zo is het centrale inzicht in de aantallen en typen meldingen van integriteitschendingen vergroot. Ook is het aantal risicoanalyses uitgebreid zodat een duidelijk beeld ontstaat van kwetsbare processen. Om het integriteitsbeleid verder te versterken heb ik een commissie Integriteitszorg Defensie onder leiding van Luitenant-generaal b.d. C.J.M. de Veer gevraagd onderzoek te doen. De uitkomsten van het onderzoek kwamen in oktober 2011 beschikbaar en zij zijn bepalend geweest voor de verbetering van het stelsel van integriteitzorg. Eind 2011 is een eerste aanzet voor verbetering gegeven met de ontwikkeling van een integriteitsbeleidsnota waarin onder meer ambitie, visie en doelen duidelijk zijn vastgesteld. Ook is begonnen met de vereenvoudiging en actualisering van de regelgeving op dit gebied.

In vervolg op onderzoeken uit 2006 en 2008 is in 2011 het derde kwantitatieve onderzoek naar ongewenst gedrag bij Defensie uitgekomen. Hieruit blijkt dat in de periode 2006–2010 zowel bij mannen als vrouwen een dalende trend te zien is ten aanzien van het ongewenst seksueel gedrag. Ondanks de geconstateerde verbeteringen is blijvende aandacht noodzakelijk voor een sociaal veilige werk- en leefomgeving. In het bijzonder bij het functioneren van leidinggevenden is nog verbetering mogelijk. Dit sluit aan bij de bevindingen van het onderzoek naar omgangsvormen op de opleidingsinstituten.

Over de voortgang van de maatregelen die Defensie heeft genomen naar aanleiding van het onderzoek naar de omgangsvormen op de opleidingsinstituten is de Kamer geïnformeerd in de personeelsrapportage van 24 oktober 2011 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 11).

Beleidsconclusie: De personele vulling is uiteindelijk uitgekomen op 92,4 procent. Het totale personeelsbestand (exclusief agentschappen) is in 2011 met bijna 4000 VTE’n gedaald. Hiermee komt Defensie in 2011 uit op een eindejaarssterkte van circa 58 400 VTE’n. Het in december 2011 overeengekomen SBK maakt het mogelijk defensiepersoneel dat als gevolg van de reorganisaties bij Defensie zal vertrekken te ondersteunen bij het vinden van nieuw werk en biedt tevens een vangnet als het niet lukt om nieuw werk te vinden. Het stelsel van integriteitzorg bij Defensie wordt mede op grond van de bevindingen van de commissie Integriteitszorg verder versterkt. Dat gebeurt onder andere door het opstellen van een integriteitsbeleidsnota waarin onder meer ambitie, visie en doelen duidelijk zijn vastgesteld. De Veteranenwet is in 2011 zowel door de Tweede als de Eerste Kamer met algemene stemmen aanvaard waardoor een bijzondere zorgplicht van de overheid voor veteranen en diens relaties in de wet is verankerd. Voor de schaderegeling veteranen is € 110 miljoen beschikbaar gekomen. De uitvoering van de regeling is voorzien voor 2012 en 2013.

Voortgang van de reorganisatie

Hieronder volgt een overzicht van de reorganisatie aan de hand van een aantal mijlpalen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Knops en Ten Broeke die de regering verzoekt de Kamer op deze manier twee maal per jaar te informeren over de reorganisatie (Kamerstuk 32 733, nr. 10).

  • Na de publicatie van de beleidsbrief op 8 april 2011 is de implementatie ter hand genomen. Het meest concreet was het stilzetten op 9 mei van de op te heffen operationele eenheden. Daarbij zijn onder meer de Leopard-2 tanks stilgezet en worden deze voor verkoop gereed gemaakt. Tevens worden vier mijnenjagers, negentien F-16’s, negen Cougars, zes pantserhouwitsers, de Zuiderkruis en de helft van de anti-tankcapaciteit afgestoten.

  • Een deel van het stilgezette materieel wordt niet afgestoten maar wordt behouden. Dit materieel wordt gebruikt ter vergroting van de voorraden aan reserveonderdelen. Zo zullen 40 MRAT Fenneks worden ontmanteld om daarmee de ketenvoorraad op het noodzakelijke niveau te brengen. Verder worden drie van de zes stilgezette pantserhouwitsers en vier F-16’s ontmanteld.

  • Het realiseren van besparingen in de besturing en de ondersteuning duurt langer. Het voorbereiden én het nemen van maatregelen op deze terreinen kosten tijd en het resultaat is nog niet direct zichtbaar. In 2011 konden op deze gebieden nog nauwelijks besparingen worden bereikt.

  • In juli zijn projectleiders aangewezen voor de bezuinigingen met grote organisatorische gevolgen. Zij hebben zogenoemde blauwdrukken opgesteld voor onder andere bestuur, materieellogistiek, opleidingen, personeelslogistiek en informatievoorziening die als richtinggevende documenten worden gebruikt bij de vormgeving van de reorganisatietrajecten.

  • Op 1 augustus heeft de Secretaris-generaal (SG) de reorganisatie formeel ter hand genomen binnen een aantal op politiek niveau vastgestelde kaders. Het betreft de financiële kaders, de invoering van een numerus fixus-systeem, de opheffing van operationele onderdelen en de afstoting van wapensystemen, het algemeen organisatiebesluit Defensie en de contouren van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. De SG heeft op zijn beurt de hoofden van de defensieonderdelen opgedragen te beginnen met de verschillende reorganisaties.

  • De kaders voor de reorganisatie zijn centraal vastgesteld en er is voorzien in centrale coördinatie, begeleiding en ondersteuning. Dit laat onverlet dat de reorganisatie door de lijnorganisatie wordt uitgevoerd, onder verantwoordelijkheid van de hoofden van de zeven defensieonderdelen. Zij hebben zelf bepaald op welke wijze zij hun veranderorganisatie wilden inrichten en de doorlooptijden van de reorganisatietrajecten verschillen. De hoofden informeren de SG periodiek over de voortgang van hun plannen.

  • De periode tot midden september is gebruikt voor onderlinge afstemming en voor de aanscherping van de opdrachten. Vervolgens is over de plannen advies gevraagd aan de Centrale Medezeggenschapscommissie. In verband daarmee zijn tot eind september geen onomkeerbare stappen gezet. De hoofden van de defensieonderdelen hebben vervolgens midden oktober hun plannen van aanpak ter goedkeuring voorgelegd aan de ambtelijke leiding.

  • In 2011 zijn voorts voorbereidingen getroffen voor de overdracht van de materieellogistieke bedrijven van de DMO aan de operationele commando’s per 1 januari 2012. Dit was het eerste zogenoemde omklapmoment in de organisatie. Daarmee is, na het stilzetten van eenheden en materieel in mei 2011, de tweede grote verandering zichtbaar in de organisatie.

  • In 2011 is eveneens gewerkt aan de nadere vormgeving van de numerus fixus en met de centrales van overheidspersoneel is overeenstemming bereikt over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord voor het defensiepersoneel.

  • Na 8 april is een begin gemaakt met het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. De Kamer is hierover onder andere geïnformeerd met twee brieven over het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie en het vervolg daarop (Kamerstuk 32 733, nr. 44 en Kamerstuk 32 733, nr. 47 van respectievelijk 31 augustus en 27 oktober 2011). Besluiten over fase 2 en fase 3 van de vastgoedoperatie volgen in 2012.

Beleidsconclusie: Na de publicatie van de beleidsbrief op 8 april 2011 is de implementatie voortvarend van start gegaan, allereerst door het stilzetten op 9 mei van de op te heffen operationele eenheden. Op 1 augustus heeft de SG de reorganisatie formeel ter hand genomen. De SG heeft op zijn beurt de hoofden van de defensieonderdelen opgedragen de verschillende reorganisaties te starten. De reorganisatie is daarmee in de lijn belegd. De materieellogistieke bedrijven van de Defensie Materieel Organisatie zijn op 1 januari 2012 overgedragen aan de operationele commando’s. Dit was het eerste zogenaamde omklapmoment in de organisatie. Daarmee is een tweede grote verandering zichtbaar geworden in de organisatie. In 2011 is eveneens gewerkt aan de nadere invulling van de numerus fixus en is tot slot een eerste slag gemaakt in het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie.

Defensie key performance indicators

Aan het lid Ten Broeke (VVD) heb ik toegezegd de Kamer twee keer per jaar key performance indicators te doen toekomen ten behoeve van de bezuinigingen, namelijk bij de verantwoording en bij de begroting. In de tabel hieronder treft u de indicatoren aan. Aan de hand van deze indicatoren zal de komende jaren met behulp van kleurcodes worden gerapporteerd.

Heringericht en verkleind (reorganisatie)

Eenheden opgeheven

Wapensystemen afgestoten

– 2013–2019: wapensystemen afgestoten

Nieuwe defensieorganisatie ingericht

– Bestuursstaf heringericht en dertig procent verkleind

– systeemlogistieke bedrijven geheel bij Operationele commando’s

– DPOD opgericht bij CDC

– JIVC opgericht bij DMO

Omvang en opbouw van formatie en personeel in 2016 cf numerus fixus

– omvang: ongeveer 53 000 defensiemedewerkers

– onder – bovenbouw: 60/40

– militair – burger: 80/20

– minder topfunctionarissen: 80+10 in projectpool

– gemiddelde leeftijd met 1 jaar gedaald t.o.v. 2011

Vastgoed gereduceerd en herbelegd

– 2012–2016: uitvoering herbeleggingsplan vastgoed

– vanaf 2017: structurele besparing € 61 miljoen

Op orde en inzetbaar

Personeel gereed

– 2013: operationele eenheden gevuld

– 2014: overige eenheden gevuld

Voorraden op niveau

– 2012: brandstof voor inzet, inzetvoorbereiding en oefenprogramma

– 2012 (eind): kleding en uitrusting

– 2013: urgente munitietekorten (overige munitie vanaf 2014)

– 2014: voorraad reservedelen gestabiliseerd

Materieel gereed

– 2013: normering instandhouding gereed

– 2013: normering ondersteuning gereed

Eenheden geoefend

– 2013: een bij de operationele doelstellingen passend oefenprogramma gerealiseerd, trainingsniveau voldoende

Voortgang van de sourcingagenda

Hieronder volgt een overzicht van de sourcingagenda. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 733, nr. 26) die de regering verzoekt in de halfjaarlijkse rapportages eveneens aandacht te besteden aan sourcing.

Zoals gesteld in de beleidsbrief kunnen door activiteiten te sourcen besparingen worden gerealiseerd. Daarnaast kan de bestuurlijke complexiteit worden gereduceerd, innovatie worden gestimuleerd, dienstverlening worden verbeterd en de flexibiliteit van de organisatie worden vergroot. Het betreft de keuze tussen zelf doen, uitbesteden of samenwerken. In maart 2011 is het programmabureau sourcing opgericht dat de uitvoering van de sourcingagenda en projecten bij de defensieonderdelen ondersteunt en stimuleert.

In de brief van 1 februari 2012 (Kamerstuk 31 125, nr. 8) is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering van sourcingprojecten. In die brief heb ik tevens gereageerd op het rapport over samenwerkingsmogelijkheden met de defensiegerelateerde industrie.

In 2011 is voor de volgende diensten en activiteiten onderzocht of samenwerking of uitbesteding voordelen kan opleveren. Het onderzoek kan zich ook richten op delen van een dienst of activiteit.

  • IV/ICT-diensten

    Er zijn vijf onderdelen van de IV en ICT-dienstverlening onderzocht: mainframehosting, telefonie, IV-advies en applicatiediensten, werkpleklogistiek en ICT-infrastructuur. De voorbereiding van de aanbesteding mainframehosting bevindt zich al in een vergevorderd stadium. Recent is begonnen met de voorbereiding voor uitbesteding van de overige vier onderdelen.

  • Catering

    Dit betreft de exploitatie van bedrijfsrestaurants en kantines en vergader-, lunch- en dinerservices in Nederland en Münster. De aanbesteding van deze activiteiten wordt voorbereid.

  • Vastgoeddiensten

    Dit betreft nieuwbouwdiensten, renovatie en sloop van vastgoed, uitvoering van planbare onderhoudsprojecten, niet planbaar onderhoud en commandantenvoorzieningen. De aanbesteding van deze activiteiten wordt voorbereid.

  • Instandhouding lichte wielvoertuigen

    Dit heeft betrekking op het deelproject van lichte voertuigen (7,5 kN) van het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen. Hierover bent u geïnformeerd met de brief van 23 september 2011 (Kamerstuk 26 396, nr. 88). De aanbesteding van deze activiteiten wordt voorbereid.

  • Nationaal Militair Museum

    Dit project omvat het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud, beheer en de facilitaire dienstverlening van het Nationaal Militair Museum. Het project bevindt zich in de aanbestedingsfase.

  • Instandhouding van kleine en lichte vaartuigen

    Het onderzoeksrapport is bijna gereed. De afwegingsfase wordt begin 2012 voltooid.

  • Onderhoud en kalibratie van meet- en testapparatuur

    Het onderzoeksrapport is bijna gereed. De afwegingsfase wordt begin 2012 voltooid.

  • Onderhoud van luchtverkeersbeveiligingssystemen

    De afwegingsfase van dit project is in 2011 voltooid en het bevindt zich nu in de voorbereidingsfase.

  • Bewaking & beveiliging (buiten het geweldsspectrum)

    Het onderzoek is in 2011 voltooid. Besluitvorming is in voorbereiding.

  • Instandhouding Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

    Deze dienst bevindt zich in de aanbestedingsfase.

  • Bloedvoorziening

    In 2011 is tevens de militaire bloedvoorziening onderzocht. Besloten is de huidige combinatie van zelf doen en uitbesteden te handhaven om de leverbetrouwbaarheid en beschikbaarheid in het missiegebied te kunnen blijven verzekeren.

Samenwerking defensiegerelateerde industrie

Een extern onderzoeksbureauheeft op verzoek van de defensiegerelateerde industriede situatie bij de systeemlogistieke bedrijven geïnventariseerd. Het bureau heeft onderzocht op welke deelgebieden er kansen bestaan voor samenwerking of uitbesteding aan de defensiegerelateerde industrie. Het eindrapport is in november 2011 aangeboden aan de minister van Defensie. Naar aanleiding van dit rapport is de sourcing agenda uitgebreid met de omvangrijke instandhouding van het Landing Platform Dock (LPD1 & 2), het Joint Support Ship, de Cougar-helikopters en de middelzware en zware operationele wielvoertuigen van het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen. Voorts wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van civiel medegebruik van de defensiehaven Den Helder. Het betreft de zogenoemde Task Force «de Boer» die in 2011 met haar werkzaamheden is begonnen.

Beleidsconclusie: In 2011 is voor een groot aantal diensten en activiteiten onderzocht of samenwerking of uitbesteding voordelen kan opleveren. Op grond hiervan is onder meer besloten tot uitbesteding van vijf IV/ICT-diensten. De voorbereiding van de aanbesteding mainframehosting bevindt zich al in een vergevorderd stadium. De voorbereiding voor uitbesteding van de overige vier onderdelen is recent van start gegaan. De projecten Nationaal Militair Museum en VOSS bevinden zich in de aanbestedingsfase. De aanbesteding van vier andere activiteiten wordt voorbereid. Op grond van een rapport van de defensiegerelateerde industrieis de sourcing agenda uitgebreid met enkele omvangrijke onderzoeken naar de instandhouding van diverse systemen.

Internationale samenwerking

Internationale samenwerking is een belangrijke pijler voor Defensie om de toegang tot capaciteiten te vergroten. Door de bezuinigingen is de noodzaak tot internationale samenwerking alleen maar gegroeid. Het gaat echter niet alleen om het terugdringen van kosten maar ook om het vergroten van de slagkracht.

Zoals aangekondigd in de beleidsbrief voert Defensie met diverse bondgenoten intensieve gesprekken over verdere samenwerking. Daarbij wordt voortgebouwd op reeds bestaande samenwerkingsverbanden, zoals die met België, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Om de Europese defensiesamenwerking te versterken wordt onder meer een internationale samenwerkingsagenda gehanteerd. In 2011 heb ik hiertoe met diverse collega’s gesproken over samenwerking bij de vervanger van de F-16. Nu wordt al intensief samengewerkt met Noorwegen, Denemarken, Portugal en België op het gebied van de F-16 zelf. De F-16 vliegers trainen veelvuldig samen, ontwikkelen en gebruiken dezelfde tactieken en leiden gezamenlijk instructeurs op. Ook in missies wordt waar mogelijk samengewerkt. In het kader van de beoogde intensivering van de bilaterale samenwerking zal verdere samenwerking op lucht- en landmachtgebied met België worden onderzocht.

Een stevig draagvlak voor internationale samenwerking is van groot belang. Het soevereiniteitsbeginsel speelt daarbij een belangrijke rol. Ik heb dan ook het initiatief genomen voor een discussie met de Kamer over dit beginsel en zijn betekenis voor uiteenlopende samenwerkingsvormen. Mede in dit licht is de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) om advies gevraagd. Het rapport van de AIV op 9 januari 2012 en de Kamer is hierover geïnformeerd op 17 februari 2012 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 71).

In 2011 zijn er nog geen opbrengsten verbonden aan internationale samenwerking op materieelgebied. Internationaal overleg kost tijd. Besparingen kunnen pas worden ingeboekt indien concrete samenwerking een feit is. De opbrengsten uit internationale samenwerking zullen met Financiën worden afgestemd zodra deze concreet zijn. Financiën kent hierbij een positieve grondhouding om de opbrengsten aan Defensie te laten toevallen.

Beleidsconclusie: Gezien het toenemende belang van internationale samenwerking worden hierover met diverse bondgenoten intensieve gesprekken gevoerd. De versterking van deze samenwerking kost echter tijd en in 2011 zijn hieraan nog geen opbrengsten verbonden.

Overzicht verloop begroting 2011

Stand begroting 2011 (inclusief Amendement en Nota van Wijziging)

8 258 563

   

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2010

– 79 544

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties

56 270

Overheveling van / naar andere departementen

20 140

Bijstelling uitgaven

– 30 000

Bijstelling ontvangsten

– 7 119

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS

– 137 200

Loon / prijsbijstelling

69 036

Totaal beleidsmatige mutaties

– 108 417

   

Autonome mutaties

 

Bijstelling ontvangsten

9 571

Bijstelling uitgaven

– 3 307

Totaal autonome mutaties

6 264

Totaal jaarrekening 2011

8 156 410

Beleidsmatige mutaties voor 2011

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2010

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2011 is € 79,5 miljoen minder uitgegeven als gevolg van de doorwerking van de begrotingsuitvoering in 2010 in 2011.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor crisisbeheersingsoperaties

Als onderdeel van de eindejaarsmarge in 2010 zijn de uitgaven voor HGIS verhoogd met € 56,3 miljoen.

Overheveling van / naar andere departementen

Per saldo is in 2011 € 20,1 miljoen ontvangen van andere departementen. Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 16,1 miljoen ontvangen voor de uitvoering van de bescherming van ambassadepersoneel door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van het CKmar. Verder is BTW-compensatie ontvangen ten bedrage van € 12,1 miljoen voor de buitenlandse opleidingen als gevolg van wijziging van de onderwijsvrijstelling en € 1,6 miljoen voor het uitbesteden van diensten voor onderhoud van de PPS Kromhoutkazerne. Van het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn bijdragen ontvangen van in totaal € 4,3 miljoen voor de grensbewaking en politionele taken van het CKmar op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba en € 5,8 miljoen als bijdrage voor de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA). Verder zijn bijdragen van in totaal € 2,4 miljoen ontvangen van een aantal ministeries voor de kustwacht nieuwe stijl. Daarnaast draagt het ministerie van Defensie € 6,3 miljoen bij aan de centrale exploitatiekosten van het project C2000 en € 6 miljoen voor de uitvoering van civiele politiemissies door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ten slotte is € 15,7 voor het niet-relevante deel van de pensioenen niet tot realisatie gekomen. Dit deel is overgedragen aan het ministerie van Financiën. Bovendien is nog een bedrag van € 2 miljoen ontvangen voor een bijdrage voor de C-17 van het ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn er nog enkele kleine overhevelingen. Verder resteert een aantal kleine mutaties met een totaal van € 3,5 miljoen.

Bijstelling uitgaven

De bijstelling van de uitgaven met € 30 miljoen betreft de vrijval van € 80 miljoen die is veroorzaakt door maatregelen naar aanleiding van de Beleidsbrief in 2011 zijn genomen. Daarnaast is het budget met € 50 miljoen gesuppleerd als gevolg van een eerder dan geplande betaling voor pensioenen.

Bijstelling ontvangsten

Dit betreft enerzijds een neerwaartse bijstelling als gevolg van een andere fasering van de opbrengsten uit verkoop van materiaal en onroerende zaken (– € 38,3 miljoen) en anderzijds hogere ontvangsten (€ 31,8 miljoen) die voornamelijk worden veroorzaakt door de afdracht van het positieve resultaat van de baten-lastendiensten aan het moederdepartement. Per saldo gaat het om € 6,5 miljoen. Daarnaast resteren enkele kleine bijstellingen tot een totaal van € 3 miljoen.

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS

De voorziening voor HGIS is niet volledig gerealiseerd. De neerwaarts bijstelling bedroeg € 137,2 miljoen. Hiervan is € 107,2 miljoen overgeheveld naar de defensiebegroting ter financiering van de schaderegeling voor veteranen. Deze regeling, waarvoor € 110 miljoen wordt uitgetrokken, is voor militairen die voor 1 juli 2007 gewond zijn geraakt tijdens oorlog- of crisisbeheersingsoperaties (Kamerstuk 30 139, nr. 97).

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de reguliere uitkering van loon- en prijsbijstelling voor de defensiebegroting.

Autonome mutaties voor 2011

Bijstelling ontvangsten

Van de totale bijstelling van ontvangsten met € 9,6 miljoen heeft € 1,8 miljoen betrekking op hogere ontvangsten HGIS. Het overige deel is veroorzaakt door enerzijds vertraging in verkopen van materieel (€ 5,7 miljoen) en anderzijds hogere ontvangsten bij de defensieonderdelen door hogere geneeskundige diensten en uit medegebruik.

Bijstelling uitgaven

De eindrealisatie van de uitgaven was aanvankelijk € 6,2 miljoen hoger dan geraamd. Door de doorwerking van de hogere ontvangsten met € 9,6 miljoen op de uitgaven, wordt de hogere eindrealisatie van de uitgaven meer dan volledig gecompenseerd. Per saldo resteert een neerwaartse bijstelling van de uitgaven met € 3,3 miljoen.

Overzicht voltooide onderzoeken

De comptabiliteitswet bepaalt dat al het beleid periodiek wordt onderzocht op doeltreffendheid en doelmatigheid. Als dit onderzoek plaatsheeft op het niveau van een algemene of een operationele doelstelling dan spreken we van een beleidsdoorlichting.2 Deze onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden in een meerjarige programmering opgenomen in de begroting. In de begroting 2010 is uiteengezet dat het niet gemakkelijk is de effecten van het beleid in kaart te brengen en deze effecten te koppelen aan de gestelde ambities en de daaraan bestede middelen (doeltreffendheid).

De onderstaande tabel toont de realisatie van de voor het begrotingsjaar 2011 voorziene evaluaties en rapportages:

Soort onderzoek

Onderwerp

Status

Vindplaats

Beleidsdoorlichtingen

     
       
 

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF in het kader van eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Bos enVan Geel-gelden

Voltooid september 2011

27 925, nr. 436

       
 

Actieplan Werving en Behoud

In uitvoering - Voltooid medio 2012

 
       

Overige onderwerpen

     
       
 

Tussentijdse evaluatie kleinschalige missies en SSR-/SSD-activiteiten 2010

Voltooid mei 2011

29 521, nr. 167

Intern onderzoek VTC-systemen

Op 28 februari 2012 heb ik naar aanleiding van mondelinge vragen toegezegd uw Kamer nader te informeren over het gebruik van vodeoteleconferencing (VTC) systemen bij Defensie. Het systeem waarin is ingebroken stond volledig los van de netwerken van Defensie en de veiligheid van de eigen netwerken is dan ook niet in gevaar geweest. Uit intern onderzoek is gebleken dat de DMO, het CZSK en het CLSK in een aantal gevallen geburik maakten van een onvoldoende beveiligd VTC-systeem. Om herhaling te voorkomen is bepaald dat defensieonderdelen uitsluitend gebruik mogen maken van VTC-systemen die door de Beveiligingsautoriteit zijn geaccrediteerd.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

Algemene doelstelling

Duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Doelbereiking

Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De regering voerde daartoe een actief veiligheidsbeleid dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de nationale veiligheid, maar zich uitstrekte tot conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw wereldwijd.

Evaluatie

Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie ingegaan op het resultaat van de operatie. De onderwerpen die hierbij centraal staan, zijn het beoogde doel van de missie en de inspanning waarmee dit doel uiteindelijk wordt bereikt. Bij operaties die meerdere jaren duren wordt de Tweede Kamer tussentijds geïnformeerd door middel van periodieke evaluaties.

Budgettaire gevolgen van beleid

Ten laste van dit beleidsartikel zijn de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties ondergebracht bij de gelden afkomstig uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Voor de diverse operaties zijn dit de uitgaven geweest die een rechtstreeks verband hebben met de operatie en niet gemaakt zouden zijn bij een reguliere bedrijfsvoering. De niet-additionele uitgaven van de eenheden die zijn ingezet ten behoeve van een operatie zijn ten laste van het leverende organisatieonderdeel gebracht.

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil

Verplichtingen

318 362

359 927

351 258

302 029

223 487

270 694

– 47 207

Uitgaven

             

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

waarvan

14 588

8 679

8 598

8 515

7 316

2 300

5 016

EUFOR/Althea

14 229

7 905

7 291

7 281

6 105

1 300

4 805

EUPM

182

194

206

104

44

200

– 156

KFOR

177

285

713

538

561

 

561

EULEX

 

279

376

588

606

800

– 194

EUMM Georgië

 

16

12

4

     
               

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

waarvan

252 484

285 642

315 760

272 717

130 886

105 210

25 676

ISAF Stage III

232 566

285 600

315 607

203 698

10 094

 

10 094

ISAF redeployment

     

64 146

51 514

100 000

– 48 486

Nationale bijdrage aan ISAF-staven

     

4 754

13 419

5 000

8 419

EUPOL

 

42

153

119

98

210

– 112

Geïntegreerde Politiemissie

       

55 761

 

55 761

ISAF PRT

1 346

           

ISAF/F-16 Detachement

14 245

           

Operatie SRF

3 030

           

Operatie Enduring Freedom

1 297

           
               

Vrede en stabiliteit in het Midden Oosten

             

waarvan

9 019

2 268

584

587

559

540

19

UNIFIL Libanon

9 019

1 828

27

       

UNTSO

 

380

520

587

559

500

59

EUBAM Rafah

 

60

37

   

40

– 40

               

Vrede en stabiliteit in Afrika

waarvan

 

5 141

14 697

18 343

27 030

10 300

16 730

UNMIS

 

1 169

1 567

1 259

1 036

400

636

EUSEC (FIN)

 

135

169

205

204

100

104

EUFOR Tchad/RCA

 

3 792

5 073

1 385

14

 

14

BINUB

 

45

29

     

0

EU NAVFOR Atalanta

   

5 951

11 049

3 297

1 000

2 297

ALLIED PROTECTOR

   

1 876

     

0

UNAMID

   

20

51

21

100

– 79

AMIS

   

12

8

   

0

Ocean Shield

     

4 386

7 788

8 700

– 912

Libië (Unified Protector)

       

14 670

 

14 670

               

Vrede en stabiliteit in IRAK

waarvan

2 692

383

709

428

324

 

324

NTM-I

708

383

709

428

324

 

324

Stabilisatiemacht Irak (SFIR)

1984

           
               

Vrede en stabiliteit in de Persische Golf

waarvan

30

205

274

225

368

 

368

CFMCC

 

139

256

196

244

 

244

NLTC

 

66

18

29

124

 

124

Enduring Freedom /CTF-150

30

           
               

Overige operaties en kleine missies

waarvan

5 328

1 120

4 392

2 924

1 825

7 700

– 5 875

Overige operaties en kleine missies

5 328

 

3 349

1 398

1 825

5 500

– 3 675

Bijdrage aan Politiemissies

 

1 120

1 043

1 526

0

2 200

– 2 200

Totale uitgaven operaties

284 141

303 438

345 014

303 739

168 308

126 050

42 258

Uitgaven contributies, waarvan

             

NAVO AOM/ EU contributies

11 547

17 475

15 079

14 580

17 794

16 000

1 794

Afdracht premie/koopsom pensioenen

8 140

7 110

         

Totaal uitgaven contributies

19 687

24 585

15 079

14 580

17 794

16 000

1 794

Voorziening HGIS

         

128 644

– 128 644

Totale uitgaven

303 828

328 023

360 093

318 319

186 102

270 694

– 84 592

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

3 788

12 440

20 494

9 347

3 214

1 407

1 807

Verplichtingen

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

De lagere realisatie van de verplichtingen met € 47,2 miljoen is hoofdzakelijk het gevolg van de ISAF redeployment. Dit kan worden verklaard doordat minder personeel is ingezet dan voorzien en bovendien doordat de Task Force sneller dan gepland is afgebouwd.

Uitgaven

Toelichting bij de verschillen groter dan € 2,5 miljoen

De ontwerpbegroting 2011 was vastgesteld op € 270,7 miljoen, inclusief een voorziening HGIS van € 128,7 miljoen. De begroting, exclusief voorziening HGIS, bedroeg € 142 miljoen. In 2011 werd ten behoeve van het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 186 miljoen uitgegeven.

Een onderschrijding van € 48 miljoen hangt samen met de ISAF redeployment. Hiervoor is minder personeel ingezet dan voorzien en bovendien is de Task Force sneller afgebouwd dan gepland.

De nieuwe Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM) die in 2011 van start is gegaan, is voor het bedrag van € 56 miljoen gefinancierd uit de voorziening HGIS.

Het restant (– € 128,6 miljoen) uit de voorziening HGIS is vrijgegeven en aangewend voor de financiering van de schaderegeling veteranen (107,2 miljoen). Het overige deel is doorgeschoven naar 2012.

Hieronder volgt een toelichting op operaties waarbij de realisatie meer dan € 2,5 miljoen afwijkt van de begroting.

EUFOR Althea

De missie EUFOR Althea was oorspronkelijk gepland tot maart 2011 en begroot op € 1,3 miljoen. De missie is verlengd tot november 2011 (Kamerstuk 29 521, nr. 137). Door deze verlenging bedroeg de realisatie in 2011 in totaal € 6,1 miljoen.

ISAF STAGE III

De Nederlandse bijdrage aan ISAF in Uruzgan eindigde per 1 augustus 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 279). In het jaarverslag 2010 is uiteengezet dat ten behoeve van de reparatie van tijdens de missie gewisseld of beschadigd materieel een bedrag van € 13 miljoen moest worden opgenomen in de begroting 2011.

Dit bedrag is opgenomen in de 1e suppletoire begroting. Met de 2e suppletoire begroting werd de raming bijgesteld naar € 10 miljoen. De realisatie bedroeg € 10 miljoen.

ISAF redeployment

Met de brief van 28 september 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 405) is de totale raming voor de redeployment neerwaarts bijgesteld naar € 211 miljoen. Voor het jaar 2011 bedroeg de begroting € 100 miljoen. De realisatie in 2011 bedroeg € 51,5 miljoen. De onderrealisatie wordt verklaard door verschillende factoren. In de Redeployment Task Force is minder personeel ingezet dan voorzien en bovendien is de Task Force sneller dan gepland afgebouwd. Er is minder materieel naar Nederland getransporteerd door afstoting en schenkingen aan internationale partners in het missiegebied en door het achterblijven van materieel voor de nieuwe Geïntegreerde Politietrainingsmissie. Hierdoor is ook de behoefte aan herstel van het materieel verminderd en bovendien is, ten gevolge van de bezuinigingsmaatregelen bij Defensie, voor een deel van het wel teruggekeerde materieel geen herstel meer nodig.

Nationale Bijdrage aan ISAF-staven

De nationale bijdrage aan ISAF-staven werd met het beëindigen van de inzet in Uruzgan vanaf 2011 afzonderlijk zichtbaar gemaakt in de begroting. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2011 is dit begroot op € 5 miljoen. Zoals gemeld in de brief van 28 september 2010 heeft Nederland diverse militaire functies gevuld bij Regional Command South van ISAF tot 1 november 2011. Vanaf mei 2011 werd bovendien begonnen met de vulling van functies bij Regional Command North ter ondersteuning van de GPM. Ook de Nederlandse ondersteunende elementen werden verlengd ten behoeve van de GPM. Als gevolg van deze aanvullende Nederlandse bijdragen werd met de 1e suppletoire begroting de stand met € 8,0 miljoen verhoogd tot € 13,0 miljoen. De realisatie bedroeg in 2011 € 13,4 miljoen.

Geïntegreerde Politietrainingsmissie

Midden 2011 begon de Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM) in Noord-Afghanistan zoals gemeld in de brief van 7 januari 2011 (Kamerstuk 27 925, nr. 415). De additionele uitgaven waren geraamd op € 112 miljoen (exclusief de Nationale Bijdrage aan ISAF staven). In 2011 is € 55,8 miljoen gerealiseerd. De onderrealisatie in de deployment wordt verklaard door vertraging in de realisatie van de permanente infrastructuur in Kunduz en Mazar-e-Sharif. Met betrekking tot de deployment wordt € 7 miljoen doorgeschoven van 2011 naar 2012. De onderrealisatie van de instandhoudingsfase kan worden verklaard door de vertraagde deployment, waardoor de instandhoudingsfase later is begonnen dan voorzien.

Tezamen met de Nationale Bijdrage aan ISAF-staven brengt dit, voor het aandeel van Defensie in de GPM, de realisatie op € 69,2 miljoen.

Operatie Unified Protector

In maart 2011 begon de eerste Nederlandse bijdrage aan de door de NAVO geleide operatie Unified Protector (OUP) voor een periode van drie maanden (Kamerstuk 32 623, nr. 6 van 23 maart 2011). De raming bedroeg € 14,6 miljoen en werd opgenomen in de 1e suppletoire begroting. De Nederlandse bijdrage werd twee keer verlengd, en beëindigd per 31 oktober 2011 (Kamerstukken 32 623, nr. 24 en 47). Met de 2e suppletoire begroting werd de raming bijgesteld naar € 14,4 miljoen. De realisatie bedroeg € 14,7 miljoen.

Overige operaties en kleine missies

De verlaging van de uitgaven op overige operaties en kleine missies van in totaal € 5,9 miljoen is voor een deel veroorzaakt door een lagere realisatie van kleinere individuele uitzendingen (– € 3,7 miljoen). Verder is € 2,2 miljoen voor bijdragen aan politiemissies overgeheveld naar het ministerie van V&J.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

In het kader van bijdragen aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de operaties beschreven.

Operationele doelstelling 1 – Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

European Union Force (EUFOR)/Althea

De Nederlandse bijdrage aan de missie EUFOR Althea was oorspronkelijk gepland tot maart 2011. De missie is verlengd tot november 2011 (Kamerstuk 29 521, nr. 156). Op 19 november 2011 is de bijdrage aan het executieve deel van het mandaat van EUFOR Althea beëindigd. Sindsdien bestaat de bijdrage nog uit vijf militairen ten behoeve van de trainingmissie (Capacity Building and Training) EUFOR Althea.

European Union Police Mission (EUPM)

EUPM richt zich sinds 2002 op de capaciteitsopbouw van het politieapparaat met speciale aandacht voor de ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Het Nederlandse mandaat werd op 31 december 2011 beëindigd (Kamerstuk 21501–02 nr. 1094).

Kosovo Force (KFOR)

KFOR ondersteunt, naast het waarborgen van de stabiliteit en veiligheid, de opbouw van de Kosovo Security Forces (KSF). In november 2010 werd het mandaat voor de missie verlengd tot oktober 2011 (Kamerstuk 28 676, nr. 117). In november 2011 werd het mandaat verlengd tot oktober 2012 (Kamerbrief 28 676 nr. 141). De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE) dat bestaat uit twee marechaussees. Tevens is in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) geplaatst, bestaande uit twee militairen van de MIVD.

European Union Rule of Law Mission (EULEX)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen om zo een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame en democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). Het mandaat van de missie werd op 9 maart 2010 verlengd tot 14 juni 2012 (Kamerstuk 21 501–02, nr. 949). De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo bestaat uit personeel van het CKmar, de politie, justitie, de douane en enkele civiele experts.

Operationele doelstelling 2 – Vrede en stabiliteit in Afghanistan

International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven en verbeteren van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren. De Nederlandse bijdrage aan ISAF bestond in 2011 uit de volgende elementen:

Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM)

Nederland traint vanaf juni 2011 de Afghaanse politie in Noord-Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 415). Daarvoor worden per rotatie in totaal 545 personen uitgezonden die deels in de provincie Kunduz, deels in de hoofdstad Kabul en deels in Mazar-e-Sharif worden gestationeerd. De GPM bestaat uit de volgende elementen:

  • Police Training Group (PTG)

    De PTG is gestationeerd in Kunduz. Het betreft 225 civiele en militaire opleiders en trainers en vijf justitiële experts. Duitse eenheden in het gebied zorgen voor hun bescherming. Voor de medische, logistieke en stafondersteuning van de politietrainers staan 125 Nederlandse militairen ter beschikking.

  • Air Task Force (ATF)

    De ATF is opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat de Nederlandse vliegtuigen die permanent voor (PTG) ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. De ATF beschikt over vier F-16 gevechtsvliegtuigen, aanvankelijk in Kandahar en later in Mazar-e-Sharif. De eenheid is aldaar sinds 1 november 2011 operationeel.

  • Bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF

    Nederland heeft een personele bijdrage geleverd aan de hoofdkwartieren van ISAF, het daaronder geplaatste operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command – IJC) en aan de trainingsmissie NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A).

Overige eenheden ter ondersteuning van de missie in Afghanistan

  • Redeployment Task Force (RDTF)

    De Redeployment Task Force is per mei 2011 opgeheven. Een gedeelte van het materieel is, nadat het op Kandahar Airfield (KAF) is onderhouden, op transport gezet naar Noord-Afghanistan voor inzet tijdens de GPM. Ook is materieel aan partners overgedragen. Het resterende TFU-materieel is per vliegtuig of per schip vervoerd naar Nederland. In Kandahar is in 2011 een deel van de door Nederland gebruikte locaties overgedragen aan partners.

  • European Union Police Mission (EUPOL)

    In 2008 is begonnen met de EU Police Mission (EUPOL) in het zuiden van Afghanistan waarvoor het Ckmar enkele functionarissen leverde. Deze functionarissen werden vooral ingezet in het zuiden van Afghanistan. Daarnaast is personeel ingezet afkomstig van de ministeries van Buitenlandse Zaken (specialisten) en Veiligheid en Justitie (Rule of Law en politie). De EUPOL-functionarissen richtten zich in 2011 vooral op het dagelijks mentoren van het operationele coördinatiecentrum en het provinciale politietrainingscentrum in de provincies Uruzgan en Kandahar. De bijdrage van Defensie aan de EUPOL-missie in Zuid-Afghanistan is beëindigd in augustus 2011.

  • United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA)

    Nederland levert vanaf november 2011, ten behoeve van de VN-missie in Afghanistan, een Police Advisor die is gestationeerd in Kunduz.

Operationele doelstelling 3 – Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2011 officieren geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon en op het hoofdkwartier van UNTSO te Jeruzalem. De waarnemers hebben tot taak toe te zien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie. De Nederlandse deelname aan deze missie is voor onbeperkte duur. De additionele uitgaven voor deze missie zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah–Gaza)

Nederland leverde in 2011 voor deze missie drie marechaussees. Zij stonden stand-by in Nederland. In 2011 heeft de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel. In 2011 is dan ook geen realisatie geweest. De Nederlandse bijdrage is in juni 2010 verlengd tot 24 mei 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 970) en werd in juni 2011 verlengd tot 31 december 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1074).

USSC (United States Security Coordinator)

De missie van USSC beoogt de Palestijnse veiligheidssector te professionaliseren, als basisvoorwaarde voor een levensvatbare toekomstige Palestijnse staat en om een veilige leefomgeving voor de Palestijnse burgers te creëren. De twee bij het USSC-team in Ramallah ingezette hoofdofficieren houden zich bezig met de Intermediate Leadership Course (ILC), voor de training van het middenmanagement van de Palestijnse veiligheidssector. Vanaf januari 2011 is de bijdrage uitgebreid met een verbindingsofficier (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1011) en vanaf midden 2011 met een militair adviseur (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1074).

Operationele doelstelling 4 – Vrede en stabiliteit in Afrika

European Naval Force (EUNAVFOR) / Operation ATALANTA

In 2011 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan antipiraterijoperaties in de wateren omsloten door India, Afrika en het Arabisch schiereiland. In de periode midden september tot begin december 2011 leverde Nederland een bijdrage met Hr.Ms. Zuiderkruis (Kamerstuk 29 521, nr. 168). Nederland heeft daarmee bijgedragen aan de bescherming van schepen van het VN World Food Program en de VN missie African Union Mission in Somalië, aan de bescherming van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en aan het patrouilleren in gebieden met een verhoogde piraterijdreiging. Sinds oktober 2010 levert Nederland ook een personele bijdrage aan het operationele hoofdkwartier (OHQ) in Northwood.

Ocean Shield

Nederlandse marineschepen zijn in 2011 ingezet voor de NAVO-operatie Ocean Shield voor piraterijbestrijding in de omgeving van Somalië als onderdeel van de Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG). Het betrof Hr.Ms. De Ruyter in de maanden januari en februari, gevolgd door Hr.Ms. Tromp van midden maart tot midden juni 2011.

United Nations Mission in Sudan (UNMIS)

Nederland heeft vanaf april 2006 bijgedragen aan de United Nations Mission in Sudan (UNMIS) in Sudan (Kamerstuk 29 237, nr. 86). In 2011 waren marechaussees, civiele politie (UNPOLs) en militaire waarnemers (UNMO’s) voor de missie werkzaam. Tevens werkten Nederlandse militairen bij UNMIS in ondersteunende functies. Het takenpakket van de UNMO’s bestond uit het toezien op de uitvoering van de Comprehensive Peace Agreement (CPA) van 9 januari 2005 tussen Noord- en Zuid-Sudan. De UNPOLs begeleidden en trainden de lokale politiemacht in het zuiden van Sudan. Het jaar 2011 stond voor UNMIS in het teken van de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan op 9 juli en daaraan gekoppeld de beëindiging van het UNMIS-mandaat. In maart 2011 is besloten het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan UNMIS tot 9 juli 2011 te verlengen (Kamerstuk 29 521, nr. 162 van 4 maart 2011). Eind juli 2011 zijn alle militairen in Nederland teruggekeerd.

United Nations African Union Mission (UNAMID)

In 2007 is besloten dat de Verenigde Naties een vredesmissie zouden gaan uitvoeren in Darfur (Sudan) ter aanvulling op de African Union Mission in Sudan. Deze missie heeft tot taak het creëren van een veilige omgeving voor humanitaire organisaties die hulp verlenen aan de bevolking in de vluchtelingenkampen. De Nederlandse bijdrage, bestaande uit twee stafofficieren, richt zich op de planning en op het monitoren van de logistieke ondersteuning van de missie. In de tweede helft van 2011 hebben in verband met visumproblematiek geen Nederlandse militairen deelgenomen aan UNAMID. De Nederlandse bijdrage loopt sinds augustus 2007 en wordt jaarlijks opnieuw bekeken. In maart 2011 is besloten het mandaat voor deze missie met een jaar te verlengen tot 31 maart 2012 (Kamerstuk 28 521, nr. 162).

United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC)

Het Counter Piracy Programme (CPP) van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) richt zich in de regio Oost-Afrika op de versterking van de capaciteiten in de landen die de Djibouti Code of Conduct hebben ondertekend op het gebied van strafvervolging en berechting van verdachten van piraterij. De werkzaamheden van de Nederlandse Police Advisor (PA) richten zich op de versterking van het politieapparaat in de desbetreffende landen. De Nederlandse bijdrage aan UNODC is in juni 2011 met 1 jaar verlengd tot 29 mei 2012.

Africa Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA)

ACOTA is een door de Verenigde Staten geleid programma ter versterking van de capaciteit van Afrikaanse partnerlanden om VN/AU-gemandateerde vredesmissies in Afrika uit te voeren. Sinds 2008 steunt Nederland het programma financieel en sinds 2011 ook militair. Begin en half 2011 hebben twee militairen het programma in Rwanda ondersteund en eind 2011 in Burundi.

European Union Security (EUSEC)

De European Union Security (EUSEC)-missie in de Democratische Republiek Congo (DRC) is een kleinschalige Security Sector Reform (SSR)-missie, die adviseert en assisteert bij de hervorming van de veiligheidssector. Nederland ondersteunt de ontwikkeling en professionalisering van het geïntegreerde Congolese leger. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is op 2 mei 2005 van start gegaan en het EU-mandaat is verlengd tot 1 oktober 2012. Nederland neemt sinds mei 2006 deel aan EUSEC. Tegen de achtergrond van schaarse defensiecapaciteit, beperkt missierendement en veranderende beleidsprioriteiten is in augustus 2011 besloten om de militaire bijdrage per 1 februari 2012 te beëindigen. In 2011 waren drie militairen geplaatst in Kinshasa en in Goma.

Operatie Unified Protector (OUP)

In de periode van 23 maart 2011 tot en met 31 oktober 2011 heeft de Nederlandse regering eenheden ingezet in het kader van de operatie Unified Protector (OUP) in Libië. Deze operatie bestond uit twee delen, namelijk de handhaving van de No Fly Zone inclusief de bescherming van de burgerbevolking (de zogenaamde No Fly Zone-plus), en de handhaving van het wapenembargo. Op 22 maart 2011 besloot de Nederlandse regering tot een bijdrage aan de uitvoering van het wapenembargo (Kamerstuk 32 623 nr. 6). Met een aanvullende brief van 30 maart 2011 (Kamerstuk 32 623 nr. 15) is de Kamer geïnformeerd over het besluit deze bijdrage onder dezelfde voorwaarden mede in te zetten voor de handhaving van de No Fly Zone-plus. Deze bijdrage is twee maal verlengd (Kamerstukken 32 623 nr. 24 van 10 juni 2011 en 32 623 nr. 47 van 21 september). De periode van de tweede verlenging eindigde op 31 oktober. De Nederlandse bijdrage bestond uit een mijnenjager, een KDC-10 tankvliegtuig (tot 4 april) en zes F-16 jachtvliegtuigen. Daarnaast is Nederlands personeel actief geweest in de internationale staven en heeft Nederlands personeel deel uitgemaakt van de AWACS-bemanningen. Verspreid over de gehele periode hebben ongeveer 500 Nederlandse militairen een bijdrage geleverd aan OUP.

De Hr.Ms. Tromp werd tevens ingezet voor de kust van Libië.3 Dit fregat werd onderweg naar de inzet voor Ocean Shield voor een korte periode ingezet ten behoeve van evacuaties van burgers. De boordhelikopter is na een mislukte operationele actie in Libië vastgehouden en de bemanning werd gevangengenomen. Na korte tijd is de bemanning vrijgelaten.

Operationele doelstelling 5 – Vrede en stabiliteit in Irak

NATO Training Mission Iraq (NTM-I)

In Irak heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de staf van NTM-I (Kamerstuk 29 521, nr. 153). De NAVO-missie in Irak, actief sinds 2004, heeft als doel het assisteren van de Iraakse regering bij het versterken van de interne veiligheid door middel van het ondersteunen bij de opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties. De nadruk van de missie lag sinds 2008 op advisering en begeleiding. In 2009 is een begin gemaakt met leiderschapstraining voor marine en luchtmacht, training van gendarmerie- en grensbeveiligingseenheden en het opzetten van opleidingsinstituten voor politie en krijgsmacht. Nederland heeft sinds het begin een bijdrage aan deze missie geleverd. In december 2011 heeft de NAVO besloten NTM-I te beëindigen, waarmee ook een eind kwam aan de Nederlandse bijdrage.

Operationele doelstelling 6 – Vrede en stabiliteit in Perzische Golf

Combined Force Maritime Component Command / Task Force 151 (CFMCC/TF 151).

Naast de EU-operatie Atalanta en de NAVO-operatie Ocean Shield is Combined Task Force 151 (CTF 151) een derde multinationaal initiatief dat onder CMFCC bijdraagt aan piraterijbestrijding en de bescherming van de scheepvaart in de Golf van Aden en het Somalië Bassin. Vanaf 29 juni voert de Nieuw-Zeelandse staf aan boord van het Amerikaanse fregat USS Anzio het commando over CTF 151. In deze staf is een Nederlandse planningsofficier van het CZSK opgenomen.

Netherlands Liaison Team CENTCOM (NLTC)

Ter ondersteuning van de ISAF-missie zijn functionarissen geplaatst bij het Netherlands Liaison Team CENTCOM in Tampa, Verenigde Staten.

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CZSK heeft in 2011 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn mede veroorzaakt door het beperkte aanbod van technisch en medisch geschoold personeel. Het tekort aan technisch geschoold personeel had ook gevolgen voor de materiële gereedheid. Die materiële gereedheid is daarnaast negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en het niet kunnen aangaan van verplichtingen tijdens de verplichtingenstop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor CZSK is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij beleidsartikel 25 – DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde begroting voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

568 909

610 707

644 982

599 001

573 652

561 898

11 754

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Commando ZSK Nederland

536 296

507 713

530 595

521 057

498 245

484 002

14 243

Operationele eenheden

448 798

412 071

418 381

403 584

388 901

382 941

5 960

Opleidingen

87 498

95 642

112 214

117 473

109 344

101 061

8 283

Commando ZSK Caribisch Gebied

48 698

51 116

55 104

45 129

45 644

46 967

– 1 323

Kustwacht Nederland

5 864

8 315

22 388

24 690

26 932

24 329

2 603

Kustwacht voor de Nederlandse

7 166

2 538

3 416

2 796

2 748

2 871

– 123

Antillen en Aruba

             

Totaal programma-uitgaven

598 024

569 682

611 503

593 672

573 569

558 169

15 400

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando ZSK

33 397

19 991

20 225

14 783

11 896

17 407

– 5 511

Bijdragen aan baten-lastendiensten

7 931

6 023

6 620

5 394

4 749

5 204

– 455

Totaal apparaatsuitgaven

41 328

26 014

26 845

20 177

16 645

22 611

– 5 966

Totaal uitgaven

639 352

595 696

638 348

613 849

590 214

580 780

9 434

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

14 587

14 002

13 613

11 791

9 876

13 564

– 3 688

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De posten die bij de programma-uitgaven worden genoemd, zorgen mede voor de hogere realisatie van verplichtingen.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De realisatie van programma-uitgaven is € 15,4 miljoen hoger dan geraamd, voornamelijk door hogere formatie-uitgaven. Aan oefentoelagen is € 4 miljoen meer uitgegeven. Als gevolg van de ontwikkeling van het personeelsbestand is er een hogere realisatie van voornamelijk opleidingen voor een bedrag van € 7,7 miljoen. Verder is € 2 miljoen meer gerealiseerd aan personele uitgaven als gevolg van gewijzigde premies voor zorg en pensioenen. Dit is gecompenseerd in de uitdeling van de loonbijstelling.

In 2011 zijn de facilitaire activiteiten van Defensie geconcentreerd binnen het Facilitair Bedrijf Defensie (FBD) van de Bedrijfsgroep Facility Services van het CDC. Daardoor is bij CZSK voor € 1,6 miljoen minder uitgegeven aan facilitaire zaken. Tenslotte zijn er diverse kleinere mutaties tot een totaal van € 3,3 miljoen.

Apparaatsuitgaven

De lagere realisatie van de apparaatsuitgaven van € 5,9 miljoen wordt veroorzaakt door lagere personele uitgaven.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2011 excl. opleidingen

Realisatie 2011 excl. opleidingen

Begroting 2011 incl. opleidingen

Realisatie 2011 incl. opleidingen

operationele doelstelling 1

44,9

48,0

56,7

61,5

operationele doelstelling 2

189,5

200,6

239,5

257,0

operationele doelstelling 3

148,6

140,3

187,8

179,8

Totaal

382,9

388,9

484,0

498,2

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek) operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden

Om een aantal eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, onderhoud uit te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit de onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en hoeveel daar in werkelijkheid beschikbaar waren. De planning gaat uit van de begroting 2011 inclusief de aanpassingen hierop in de 1e suppletoire begroting en de beleidsbrief.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Zeestrijdkrachten 2011

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal eenheden

Inzet

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

OD1

OD1 + OD2

OD3

 

Specifiek

Organiek

 
   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Staf

NLMARFOR

0,5

0,5

1

   

1

1

   

Schepen en onderzeeboten

Fregatten

1

0,8

6

1→21

0,7

2→11

2,3

3

3

Bevoorradingsschepen

0,3

2

   

0,7

0,5

1,3

1,5

Landing Platform Docks

0,6

0,6

2

1,4

0,2

1,5

0,6

0,4

Onderzeeboten

0,6

0,5

4

   

2

1,6

2

2,4

Ondersteuningsvaartuig

   

1

   

1

1

   

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

1,5

1,9

10→62

3

2,7

1

1,8

6→22

2,8

Hydrografische opnemingsvaartuigen

1

0,9

2

   

1,8

1,9

0,2

0,1

Ondersteuningsvaartuig CARIB

   

1

   

0,8

0,8

0,2

0,2

Korps Mariniers

Mariniersbataljons

0,1

2

1

1

   

1

1

Ondersteunende mariniersbataljons

   

2

1→02

1,8

1→22

0,2

   

Unit Interventie Mariniers

1

1

1

   

1

1

   

Marinierscompagnie CARIB

   

1

1

1

   

Bootpeloton Caribisch gebied

   

1

1

1

   

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

0,1

1

   

1

1

   

Mobiele hospitaalfaciliteit

   

1

   

1

1

   
X Noot
1

Doelstelling is gewijzigd bij de 1e suppletoire begroting

X Noot
2

Doelstelling is gewijzigd als gevolg van de beleidsbrief

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse reeds lopende crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De realisatie van de geplande inzetopdrachten komt door uiteenlopende oorzaken niet volledig overeen met de inzet die was voorzien in de begroting 2011. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. In die gevallen waarin aan boord van een schip een helikopter geëmbarkeerd was, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 23 – Commando luchtstrijdkrachten.

Internationale inzet

NLMARFOR

Tot juli 2011 heeft Nederland het commando gevoerd over de Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG2), een maritiem onderdeel van de Immediate Reaction Force (IRF) van de NATO Response Force (NRF). Dit verband is gedurende de commandoperiode ingezet in anti-piraterijoperatie Ocean Shield voor de kust van Somalië. Hiervoor is personeel van NLMARFOR ingezet.

Fregatten

Achtereenvolgens zijn Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Tromp, inclusief een boordhelikopter van het Defensie Helikopter Commando (DHC) en een boardingteam van het Korps Mariniers, ingezet als vlaggeschip van SNMG2 in anti-piraterijoperatie Ocean Shield. Hr.Ms. Tromp werd op de reis naar het operatiegebied voor een korte periode ingezet voor de kust van Libië ten behoeve van evacuaties van burgers.

Bevoorradingsschepen

In aanvulling op de planning in de begroting is Hr.Ms. Zuiderkruis met een boordhelikopter van het DHC, een boardingteam van het Korps Mariniers en een Maltees Vessel Protection Detachement (VPD) voor een periode van drie maanden ingezet in de operatie Atalanta, een anti-piraterijoperatie van de EU.

Onderzeeboten

In de eerste helft van 2011 is een gerubriceerde inzetopdracht uitgevoerd en in november is een tweede gerubriceerde inzetopdracht begonnen.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

In 2011 zijn Hr.Ms. Haarlem en Hr.Ms. Vlaardingen ingezet in de Standing NATO Mine Countermeasure Group 1 (SNMCMG1), een maritiem onderdeel van de Immediate Reaction Force (IRF) van de NATO Response Force (NRF). Eind maart werd Hr.Ms. Haarlem onttrokken aan dit verband en met enkele andere eenheden van het verband ingezet in de operatie Unified Protector (OUP) voor de kust van Libië. Ten behoeve van de voortzetting van de inzet werd in juni de bemanning van de Hr.Ms. Middelburg gewisseld met die van de Hr.Ms. Haarlem. Hr.Ms. Vlaardingen heeft zich na de beëindigen van de deelneming aan OUP weer bij SNMCMG1 gevoegd. De gehele maand juni zijn het ondersteuningsvaartuig Hr.Ms. Mercuur en de mijnenjagers Hr.Ms. Zierikzee en Hr.Ms. Willemstad op roulatiebasis ingezet voor de kust van Spanje bij de grensbewakingsoperatie Indalo van het Europees agentschap FRONTEX.

Marinierseenheden

De schepen die zijn ingezet voor anti-piraterijoperaties waren voorzien van een boardingteam van het Korps Mariniers. Voorts zijn in 2011 tien VPD’s ingezet op civiele schepen voor de beveiliging van kwetsbare scheepstransporten tegen piraten.

Nationale inzet

Stationsschip in het Caribisch gebied

Achtereenvolgens zijn Hr.Ms. Rotterdam (LPD), Hr.Ms. Johan de Witt (LPD) en Hr.Ms. Van Amstel (fregat) met een boordhelikopter van het DHC ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied.

Kustwacht Nederland

Door de mijnenbestrijdingsvaartuigen zijn in het kader van operatie Beneficial Cooperation explosieven geruimd op het Nederlandse deel van het continentaal plat. In totaal was de doelstelling 180 vaardagen. Door de maatregelen uit de beleidsbrief is het aantal mijnenbestrijdingsvaartuigen verlaagd van tien naar zes. In overleg met de Kustwacht is overeengekomen dat het aantal vaardagen wordt verlaagd naar 120. Van deze vaardagen waren 100 voor operatie Beneficial Cooperation en 20 dagen voor handhavingstaken op afroep in urgente gevallen. In totaal zijn er 104 vaardagen voor de kustwacht gerealiseerd voor explosievenopruiming in het kader van operatie Beneficial Cooperation. Van de beschikbaarheid op afroep is geen gebruik gemaakt.

Hydrografische opnamedagen

Ten behoeve van het actualiseren van zeekaarten en nautische publicaties van het Nederlandse deel van het continentaal plat en Caribisch Nederland zijn 233 hydrografische opnamedagen gerealiseerd. De doelstelling voor 2011 was gesteld op 270 opnamedagen door mijnenbestrijdingsvaartuigen en hydrografische opnemingsvaartuigen. Door problemen met de voortstuwing, opnameapparatuur, de weersomstandigheden en de gevolgen van de beleidsbrief voor de mijnenbestrijdingsvaartuigen zijn niet alle opnamedagen gerealiseerd.

Defensie Duikgroep (DDG)

Door eenheden van de DDG is regelmatig steun verleend aan civiele autoriteiten ter ondersteuning van zoekacties en justitieel onderzoek.

Operationele gereedheid

Het grootste deel van de eenheden heeft de gereedheidsdoelstellingen volledig gerealiseerd. Dit wordt daarom niet verder toegelicht. Hieronder worden die eenheden toegelicht waarvoor geldt dat deze voor het grootste deel wel operationeel gereed zijn geweest, maar waarbij de doelstelling niet volledig is gerealiseerd.

Bevoorradingsschepen

Door defecten aan en modificaties van de voortstuwing van Hr.Ms. Zuiderkruis was de gereedheid van dit schip in de eerste helft van het jaar onvoldoende om de doelstelling in de begroting te behalen. In de tweede helft van het jaar is het schip in aanvulling op de reeds voorziene inzet van CZSK-eenheden ingezet voor de anti-piraterijoperatie Atalanta.

Onderzeeboten

Wegens recuperatie na inzet en een noodzakelijke onderhoudsperiode ter waarborging van de zeewaardigheid is de eindejaarsrealisatie lager uitgekomen.

Ondersteunende mariniersbataljons

Het amfibisch logistiek bataljon heeft een personele ondervulling en is daardoor in staat gebleken slechts één mariniersbataljon tegelijkertijd te ondersteunen.

Marinierseenheden CARIB

Door het ontbreken van nachtzichtapparatuur, .50 mitrailleurs en goed werkende verbindingsapparatuur is de materiële gereedheid zodanig dat de eenheden in het Caribisch gebied minder goed in staat zijn taken in het hoogste deel van het geweldsspectrum uit te voeren.

Bootpeloton Caribisch gebied

De gereedheid van het bootpeloton Caribisch gebied wordt beperkt vanwege meerdere defecte Boston Whalers.

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLAS heeft in 2011 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn mede veroorzaakt door het beperkte aanbod van technisch en medisch geschoold personeel. Het tekort aan technisch geschoold personeel had ook gevolgen voor de materiële gereedheid. Die materiële gereedheid is daarnaast negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en het niet kunnen aangaan van verplichtingen tijdens de verplichtingenstop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor het CLAS is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij beleidsartikel 25 – DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde begroting voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1 159 964

1 336 805

1 392 558

1 349 347

1 261 386

1 295 680

– 34 294

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Operationeel Commando

987 631

1 010 183

1 048 387

1 098 768

1 042 161

1 031 422

10 739

Operationeel Commando

743 178

765 606

790 252

817 619

767 223

789 248

– 22 025

Opleidingen

244 453

244 577

258 135

281 149

274 938

242 174

32 764

Totaal programma-uitgaven

987 631

1 010 183

1 048 387

1 098 768

1 042 161

1 031 422

10 739

Apparaatsuitgaven

             

Staf Operationeel Commando

315 262

292 155

299 400

265 794

221 105

246 076

– 24 971

Bijdragen aan baten-lastendiensten

30 881

28 547

23 570

20 120

17 664

18 182

– 518

Totaal apparaatsuitgaven

346 143

320 702

322 970

285 914

238 769

264 258

– 25 489

Totale uitgaven

1 333 774

1 330 885

1 371 357

1 384 682

1 280 930

1 295 680

– 14 750

Ontvangsten

             

Totale ontvangsten

32 651

19 144

17 382

21 017

21 470

15 823

5 647

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 34,3 miljoen lager dan begroot. Dit betreft € 26 miljoen aan lagere personeelsgebonden uitgaven. Het overige deel van € 8,3 miljoen betreft het minder aangaan van verplichtingen voor huisvesting, onderhoud infrastructuur en overige exploitatie.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De realisatie van de programma-uitgaven zijn per saldo € 10,7 miljoen hoger dan begroot. Als gevolg van interne herschikkingen € 24,1 miljoen meer gerealiseerd voor opleidingen, ten laste van de apparaatsuitgaven.

Verder is € 4,6 miljoen meer uitgegeven aan personele uitgaven als gevolg van gewijzigde premies voor zorg en pensioenen. Dit is gecompenseerd via de loonbijstelling.

In 2011 zijn de facilitaire activiteiten van Defensie geconcentreerd binnen het FBD van de bedrijfsgroep Facility Services van het CDC. Daardoor is voor € 11,4 miljoen minder gerealiseerd op de programma-uitgaven voor facilitaire activiteiten bij het CLAS. Ten slotte is € 6,5 miljoen minder gerealiseerd vanwege terughoudendheid bij de uitvoering van activiteiten, vooruitlopend op de besluitvorming over en als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis.

Apparaatsuitgaven

De lagere realisatie van apparaatsuitgaven is hoofdzakelijk het gevolg van een interne herschikking van € 24,1 miljoen van de apparaatsuitgaven naar de programma-uitgaven voor opleidingen.

Ontvangsten

De meerontvangsten van € 5,6 miljoen betreffen vooral extra geneeskundige ontvangsten en ontvangsten voor geleverde brandstof.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2011 excl. opleidingen

Realisatie 2011 excl. opleidingen

Begroting 2011 incl. opleidingen

Realisatie 2011 incl. opleidingen

operationele doelstelling 1

2,0

9,7

2,6

13,2

operationele doelstelling 2

284,7

281,6

372,0

382,6

operationele doelstelling 3

502,5

475,8

656,7

646,4

Totaal

789,2

767,2

1 031,4

1 042,2

Operationele doelstellingen:

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek) operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Om een aantal eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, onderhoud uit te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit de onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en hoeveel daarvoor in werkelijkheid beschikbaar waren. De planning gaat uit van de begroting 2011 inclusief de aanpassingen hierop in de 1e suppletoire begroting en de beleidsbrief.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Landstrijdkrachten 2011

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

 
   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

HRF HQ

NL deel staf HRF HQ

   

1

0,8

1

0,2

   

Korps Commandotroepen

Commandotroepen-compagnie

0,1

4

   

2

2

2

2

Air

Manoeuvre

Brigade

Brigadestaf + Stafcompagnie

   

1

 

0,5

1

0,5

Infanteriebataljon Luchtmobiel

   

3

   

1

1,3

2

1,8

Gevechtssteun eenheden

   

3→1,51

1,0

1,6→0,91

0,3

1,4→0,61

0,5

Logistieke eenheden

   

3

0,3

1

0,7

2

2

Natres-bataljons

   

2

2

2

   

Gemechaniseerde

Brigades

(13 en 43

Mechbrig)

Brigadestaf + Stafcompagnie

0,1

2

0,2

1

0,7

1

0.9

Pantserinfanterie

Bataljon/ tankbataljon

0,1

6→41

1→02

0,2

0,8

0,1

4,2→3,21

4,2

Brigade verkenningseskadron1

   

2

0,5

0,4

1,6

1,5

Afdeling Veldartillerie

   

2→11

   

0,3→0,252

1,7→

0,751

1,3

Pantsergeniebataljon1

   

2

0,2

0,5

0,1

1,5

1,5

Logistieke eenheden

   

4

0,7

0,9

0.1

3,1

3,2

Natres-bataljons

   

3

2,7

3

0,3

   

Operationeel Ondersteuningscommando

Land

Kernstaf Geniebrigade

0,1

1

 

0,3

0

0

1

0,7

Kernstaf Logistieke brigade

0,1

1

 

0,3

0

0

1

0,7

Geniebataljon

   

1

   

0,4→0,61

0,6

0,6→0,41

0,3

JISTARC -modules1

0,1

0,1

7

   

1,3

2,3

5,7

4,7

Commando Luchtdoelartillerie

(batterij)

   

2→11

0,3

1

1→01

1,0

CIS-bataljon (compagnie)

   

3

 

0,7

1,3

1,7

2,3

CIMIC-bataljon/Cimic support elements

   

6

   

2,3

2,3

3,7

3,7

Bevoorradings- en Transportbataljon

0,1

0.1

2

0,2

0,7

0,9

1,3

0.9

Geneeskundig bataljon/

Geneeskundige compagnie

0,1

7

3,7

3

1,2

4

2,2

Herstelcompagnie

   

3

1,4

1,9

1,1

1,1

0,5

Explosieven Opruimingsdienst

Ploegen

2

2

48

17,8

22

1,3

26

28,8

X Noot
1

Samenstelling van de eenheid is als gevolg van de beleidsbrief aangepast.

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse reeds lopende crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De realisatie van de geplande inzetopdrachten komt door uiteenlopende oorzaken niet volledig overeen met de inzet die was voorzien in de begroting 2011. Het CLAS heeft echter aan alle inzetopdrachten voldaan.

Internationale inzet

Algemeen

Gedurende het hele jaar zijn bijdragen geleverd aan missies in de vorm van individueel uitgezonden stafofficieren en -onderofficieren naar de diverse internationale hoofdkwartieren.

Korps Commandotroepen (KCT)

Het KCT heeft een bijdrage geleverd aan de Dienst Speciale Interventies (DSI) en heeft deelgenomen aan diverse discrete operaties.

13 en 43 Gemechaniseerde Brigade

Anders dan voorzien in de begroting zijn delen van de brigadestaf van de 43 Gemechaniseerde Brigade ingezet voor de Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM). Het betreft respectievelijk 1 (NLD) Police Training Group en 2 (NLD) Police Training Group in Kunduz.

44 Pantserinfanteriebataljon

Delen van het 44 Pantserinfanteriebataljon zijn ingezet voor de GPM. Deze inzet was niet voorzien en is in 2011 toegevoegd aan het takenpakket van deze eenheid. De B-compagnie is ingezet voor de eerste (NLD) Police Training Group. Sinds december 2011 is de A-compagnie van het 44 pantserinfanteriebataljon ingezet voor de tweede (NLD) Police Training Group.

Operationeel ondersteuningscommando Land (OOCL)

Gedurende 2011 hebben de kernstaf Geniebrigade en de kernstaf Logistieke brigade van het OOCL diverse samengestelde eenheden ingezet voor de GPM. Er is een deployment element geleverd voor komst van 1 (NLD) Police Training Group.

JISTARC26

Het JISTARC heeft een module ingezet voor de GPM. Het ISTAR-bataljon vormt sinds 19 oktober 2011 samen met het Tactical Air Reconnaissance Center (TARC) van het CLSK en delen van het CSZK en het CKmar het Joint ISTAR Commando (JISTARC).

100 en 200 Bevoorradings- en Transportbataljon

Beide bataljons hebben met transport- en clustercompagnieën bijgedragen aan de ondersteuning van de GPM.

400 Geneeskundig bataljon

Het bataljon beschikt over zeven samengestelde geneeskundige clusters. Het bataljon heeft een bijdrage geleverd aan het role 3 hospitaal op Kandahar Airfield (KAF) en personele bijdragen aan de GPM en aan regionale ISAF-commando’s.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)

Door de EODD zijn voor de GPM voortdurend twee ploegen ingezet.

Nationale inzet

Algemeen

Eenheden van het CLAS hebben gedurende het hele jaar militaire bijstand verleend. De voornaamste inzetten worden hier benoemd. Tevens is steun verleend aan evenementen, zoals veteranendag en Prinsjesdag in Den Haag, de Vierdaagse in Nijmegen en de Nationale Taptoe in Rotterdam.

11, 13 en 43 Gemechaniseerde Brigade

Diverse eenheden hebben militaire bijstand geleverd aan de bestrijding van branden. Onder leiding van Regionaal Militair Commando (RMC-)West (11 Air Manoeuvre Brigade) zijn 560 landmachtmilitairen ingezet voor bluswerkzaamheden bij de duinbranden in de omgeving van Bergen en Schoorl. RMC-Noord (43 Gemechaniseerde Brigade) heeft bijstand verleend aan de brandbestrijding in het natuurgebied Aamsveen bij Enschede en RMC-Zuid (13 Gemechaniseerde Brigade) verleende bijstand aan de bestrijding van de brand op de Kalmthoutse Heide in de omgeving van Woensdrecht. Als gevolg van de brand bij Chemiepack in Moerdijk is drie weken onafgebroken ondersteuning voor commandovoering geleverd aan civiele autoriteiten. Tot slot heeft een Advanced Search Team van het 41 pantsergeniebataljon de FIOD geassisteerd in Venlo, Oosterhout, Tilburg en Breda bij de opsporing van crimineel geld.

11 Geniecompagnie

De 11 geniecompagnie heeft in de regio Doetinchem een Engineer Advanced Reconnaissance Search actie uitgevoerd in de vorm van het opsporen van een wapen na een misdrijf.

NATRES

De NATRES-bataljons hebben in het kader van Host Nation Support veelvuldig Amerikaanse munitie- en wapentransporten begeleid en hiervoor bewakings- en beveiligingssteun geleverd. Tevens zijn bij Ittersum en Borgharen tijdens de wateroverlast in januari 2011 ook militairen van de nationale reserve ingezet.

Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL)

Het JISTARC heeft met een All Source Information Center (ASIC)-analyseteam in het kader van militaire bijstand de politie meerdere malen ondersteund met kennis, expertise en middelen in verschillende politieonderzoeken. Tevens heeft het JISTARC, in het kader van de openbare orde en veiligheid, meerdere malen op verschillende plaatsen in het land luchtsurveillance uitgevoerd met het Raven-systeem, een onbemand observatievliegtuig. Daarnaast heeft JISTARC in 2011 onbemande observatievliegtuigen ingezet ter ondersteuning van de politie in Noord-Brabant, Culemborg en Arnhem. Ook zijn deze observatievliegtuigen ingezet om dijken te inspecteren.

Bevoorradings- en Transportbataljons

De 100 en 200 Bevoorradings- en Transportbataljons hebben in samenwerking met het 30 NATRES- bataljon transportsteun geleverd tijdens de wateroverlast in Limburg.

103 Constructiecompagnie

De 103 constructiecompagnie is in het westen van Nederland ingezet voor het zoeken naar bewijsmateriaal voor een moordonderzoek.

Berging & Identificatiedienst

De Berging & Identificatiedienst heeft op diverse plaatsen steun geleverd aan de civiele autoriteiten bij de berging van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)

In 2011 heeft de EODD 142 keer een melding van verdachte pakketjes ontvangen en heeft tijdens die inzet 200 van dergelijke pakketjes geruimd. Daarnaast heeft de EODD 1 879 meldingen van conventionele explosieven ontvangen en heeft tijdens die inzet 1 762 conventionele ruimingen uitgevoerd.

Operationele gereedheid

Het grootste deel van de eenheden heeft de gereedheidsdoelstellingen volledig gerealiseerd. Dit wordt daarom niet verder toegelicht. Hieronder worden die eenheden toegelicht waarvoor geldt dat deze voor het grootste deel wel operationeel gereed zijn geweest, maar waarbij de doelstelling niet volledig is gerealiseerd.

High Readiness Force Headquarters

De staf van de High Readiness Force HQ, inclusief het Staff Support Battalion en het CIS-bataljon, kampte met beperkingen in de personele en materiële gereedheid.

Air Manœuvre Brigade (AMB)

Het is voor de Brigadestaf en stafcompagnie 11 AMB lange tijd niet mogelijk geweest organiek en geïntegreerd te oefenen. Ook waren er beperkingen in de materiële gereedheid. Wel is in de tweede helft van het jaar succesvol de oefening Falcon Autumn geleid en heeft de staf van de 11 AMB deelgenomen aan de oefening Odyssee Sword. De gevechtssteuneenheden kenden beperkingen in de personele gereedheid en beperkingen in de materiële gereedheid, onder andere door een tekort aan nachtzichtapparatuur. Tevens waren zij beperkt geoefend. De NATRES-bataljons van 11 Air Manoeuvre Brigade kampten met verouderde verbindingsmiddelen en beperkte inzetbaarheid van helderheidsversterkers, waardoor ook deze eenheden niet gereed waren voor alle organieke taken.

Gemechaniseerde brigades

De pantserinfanteriebataljons kenden beperkingen in de personele gereedheid als gevolg van een toename van de irreguliere personele uitstroom. De beschikbaarheid van voldoende CV-90’s is bij deze eenheden van groot belang, terwijl juist de inzetbaarheid hiervan beperkt was. Dit had een negatieve invloed op de geoefendheid. De Verkenningseskadrons van de brigades waren het merendeel van dit jaar specifiek operationeel gereed vanwege beperkingen in de personele gereedheid en het ontbreken van certificering. Deze eenheden zijn inmiddels gevuld en beter getraind. De afdelingen veldartillerie zijn in 2011 begonnen met een reorganisatie als gevolg van de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis. Zij hadden te maken met een tekort aan opgeleid personeel en tevens was de gereedheid van onder andere de pantserhouwitsers en de Fenneks beperkt. De pantsergeniebataljons zijn eveneens in 2011 begonnen met reorganisaties. Een aantal oefeningen is hierdoor vervallen. De geoefendheid werd beperkt door een gebrek aan munitie en lopen van .50 mitrailleurs. Tevens waren er tekorten aan reservedelen en was er een teruglopende inzetbaarheid van voertuigen zoals de YPR en de Fennek, en van verbindingsmiddelen. Een aantal logistieke eenheden was vanwege reorganisaties en door tekorten aan specialistisch personeel specifiek operationeel gereed. Een beperkte inzetbaarheid van de geneeskundige shelters door gebrek aan reservedelen leverde beperkingen op in de gereedheid van de geneeskundige compagnieën.

Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL)

Bij het Commando luchtdoelartillerie zijn (sub-)eenheden stilgezet en is de gereedstellingsopdracht overgegaan van het 11 naar 13 Luchtverdedigingsbataljon. Tevens waren de Fennek-platforms voor de Stinger-raketten beperkt inzetbaar wat ertoe bijdroeg dat het Commando luchtdoelartillerie specifiek in plaats van organiek gereed was. Het CIS-bataljon kende beperkingen in de personele en in de materiële gereedheid. Tevens was er een tekort aan rijopleidingen. Het geneeskundig bataljon kampte met personele wisselingen, een gebrek aan functieopleidingen en kende een ondervulling van de functies van Algemeen Militair Verpleegkundige. Daarnaast was de inzetbaarheid van ziekenauto’s beperkt en was er een tekort aan FM9000-radio's. In combinatie met de beperkte geoefendheid als gevolg van een tekort aan rijopleidingen en uitstroom van ervaren kaderleden en/of manschappen, was de eenheid specifiek operationeel gereed.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

Door een gebrek aan ploegcommandanten, specifiek EODD-materieel en intensief gebruik van het materiaal en de hoge uitval waren slechts achttien ploegen specifiek operationeel gereed om de nationale kerntaken te kunnen uitvoeren.

4.4 Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert operationeel gerede lucht- en grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLSK heeft in 2011 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn mede beïnvloed door het beperkte aanbod van technisch en medisch geschoold personeel. Het tekort aan technisch geschoold personeel had ook gevolgen voor de materiële gereedheid. Die materiële gereedheid is daarnaast negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en het niet kunnen aangaan van verplichtingen tijdens de verplichtingenstop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor het CLSK is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij beleidsartikel 25 – DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde begroting voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

713 180

684 171

679 404

754 488

609 073

674 040

– 64 967

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Commando luchtstrijdkrachten

546 938

642 101

619 496

611 520

582 701

593 281

– 10 580

Commando luchtstrijdkrachten

479 164

580 709

561 483

554 376

531 480

523 820

7 660

Opleidingen

67 774

61 392

58 013

57 144

51 221

69 461

– 18 240

Kustwacht voor de Nederlandse

3 901

           

Antillen en Aruba

             

Totaal programma-uitgaven

550 839

642 101

619 496

611 520

582 701

593 281

– 10 580

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando luchtstrijdkrachten

129 393

74 816

99 083

100 861

94 200

93 465

735

Bijdragen aan baten-lastendiensten

14 333

12 566

11 405

8 707

8 456

7 294

1 162

Totaal apparaatsuitgaven

143 726

87 382

110 488

109 568

102 656

100 759

1 897

Totaal uitgaven

694 565

729 483

729 984

721 088

685 357

694 040

– 8 683

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

16 829

10 877

9 970

15 986

13 556

9 181

4 375

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 65 miljoen lager dan begroot. De verplichtingen zijn hoofdzakelijk lager bij de opleidingen ten bedrage van € 55 miljoen, waaronder vliegeropleidingen en bij instandhoudingsuitgaven van het Commando luchtstrijdkrachten voor € 10 miljoen. Belangrijkste oorzaak hiervan is de inzet in Libië, waardoor minder opleidingen plaatsvonden.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De programma-uitgaven zijn € 10,6 miljoen lager dan begroot. Dit is met name het gevolg van versobering van oefeningen en het niet doorgaan van oefeningen in verband met de inzet in Libië, ad. € 3,7 miljoen. Ook is € 2,2 miljoen minder uitgegeven dan geraamd aan helikopteronderhoud. Verder is € 5,1 miljoen minder gerealiseerd door minder onderhoud aan voertuigen en overig materieel en door minder opleidingen en andere persoonsgebonden uitgaven.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2011 excl. opleidingen

Realisatie 2011 excl. opleidingen

Begroting 2011 incl. opleidingen

Realisatie 2011 incl. opleidingen

operationele doelstelling 1

28,9

151,8

32,7

166,4

operationele doelstelling 2

274,5

161,7

310,8

177,3

operationele doelstelling 3

220,4

218,0

249,6

239,0

Totaal

523,8

531,5

593,2

582,7

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek)_operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Om een aantal eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, onderhoud uit te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit de onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en hoeveel daarvoor in werkelijkheid beschikbaar waren. De planning gaat uit van de begroting 2011 inclusief de aanpassingen hierop in de 1e suppletoire begroting en de beleidsbrief.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Luchtstrijdkrachten 2011

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

 
   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

Squadron

0,1

0,7

5→4 1

   

2,1→1,82

2,1

2,9→2,21 2

1,9

Helikopters

Apache

Squadron

   

1

0,3

0,5

0,1

0,5

0,6

 

Chinook

Squadron

0,1

5→0,5

0,4

0,4

0,1

0,6

0,6

Cougar

Squadron

0,1

1→0,52

0,2

0,5→0,2

0,1

0,5→0,31

0,2

Lynx

Squadron

0,3

0,2

1

0,2

0,5

0,3

0,5

0,5

AB-412

Squadron

0,3

0,7

1

   

0,7

0,7

0,3

03,

NH-90

Squadron

   

1

   

0,5

0,5

0,6

Luchttransport

(K)-DC10

Squadron

0,2

0,3

1

   

0,7→0,41 2

0,6

0,3→0,6

0.4

C-130

Squadron

0,3

0,2

1

   

0,5→0,4

0,5

4,2→3,22

0,5→0,6

Geleide wapens

Patriot batterij

Fire platoon

   

4→32

1→02

3,0

2,3

0,7

Force protection

OGRV-eenheden

Pelotons

1,5

3

   

1,0

1,8

2,0

1,2

Air C-4 ISR

AOCS

Eenheid

1

1

1

   

1

1

   
 

NDMC

Eenheid

   

1

   

1

1

   

Kustwacht Nederland

Dornier

Eenheid

0,5

0,5

1

   

0,5

0,7

0,5

0,3

X Noot
1

Doelstelling is gewijzigd als gevolg van (moties op) de beleidsbrief

X Noot
2

Doelstelling is gewijzigd bij de 1e suppletoire begroting

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse reeds lopende crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De realisatie van de geplande inzetopdrachten komt door uiteenlopende oorzaken niet volledig overeen met de inzet die was voorzien in de begroting 2011. Het CLSK heeft echter aan alle inzetopdrachten voldaan.

Internationale inzet

Jachtvliegtuigen

Gedurende geheel 2011 zijn vier F-16 jachtvliegtuigen ingezet voor de ISAF-operatie in Afghanistan en zijn negen F-16’s stand-by geweest voor de NRF/European Battle Group. Ter ondersteuning van operatie Unified Protector zijn zes F-16’s ingezet.

Maritieme helikopters

In 2011 hebben verschillende Lynx-helikopters als boordhelikopter van de stationsschepen deelgenomen aan antidrugsoperaties in het Caribische gebied en overige kustwachtactiviteiten. Daarnaast zijn er Lynx-helikopters als boordhelikopter ingezet voor de EU-operatie Atalanta en de NAVO-operatie Ocean Shield voor piraterijbestrijding. Tenslotte is een Lynx-helikopter als boordhelikopter ingezet in Libië. De boordhelikopter is na een mislukte actie in Libië vastgehouden en de bemanning is gevangen genomen. Na korte tijd is de bemanning vrijgelaten.

Luchttransport

De (K)DC-10 en de C-130 zijn ingezet voor ondersteuning van de operatie ISAF en OUP terwijl de Gulfstream-IV een grote rol heeft gespeeld in het vervoer van politieke en militaire hoogwaardigheidsbekleders voor werkbezoeken naar het inzetgebied. De Do-228 is in 2011 vanaf het eiland Lampedusa ingezet ten behoeve van FRONTEX.

Eind februari is een KDC-10 in gezet voor de evacuatie van 82 burgers van diverse nationaliteiten uit Libië. Tevens is er met een C-130, die daarvoor twee weken gestationeerd is geweest op Malta, een vlucht uitgevoerd waarbij 42 personen zijn geëvacueerd uit Libië. Daarnaast zijn veel geplande vluchten door de omstandigheden in Libië niet doorgegaan. In maart is een Fokker 50 ingezet voor het vervoer van Athene naar Nederland van de bemanning van de door Libië vrijgelaten Lynx-bemanning.

In april is een KDC-10 ingezet voor het vervoer van gevangen genomen piraten vanuit Somalië naar Nederland voor berechting. Het ging om negen personen die werden begeleid door twintig personen van de Kmar.

In 2011 is de vliegbasis Eindhoven 29 keer beschikbaar gesteld voor Europese geldtransporten. Op de vliegbasis wordt hiervoor een platform ter beschikking gesteld en worden extra beveiligingsmaatregelen uitgevoerd in samenwerking met het CKmar.

In maart is er voor het eerst een KDC-10 ingezet ten behoeve van het vervoer van een Vessel Protection Detachement naar Mumbai.

Gedurende 2011 is vanaf januari het gehele jaar onafgebroken Object Grondverdediging (OGRV) personeel (gemiddeld 25 personen) ingezet voor de ISAF-operatie in Afghanistan op de locaties Kandahar Airfield en Mazar-e-Sharif. Tevens is tussen maart en september ter ondersteuning van de operatie Unified Protector OGRV-personeel (10 personen) ingezet in Sardinië.

Brandweer

In het kader van een multinationale overeenkomst is besloten, na het vertrek van het Canadese contingent op vliegbasis Minhad in de Verenigde Arabische Emiraten, met ingang van december 2010 de Nederlandse bijdrage uit te breiden tot twee brandweervoertuigen en zes man personeel. Per april 2011 is de personele capaciteit teruggebracht naar drie man en per 1 oktober 2011 is de ondersteuning op personeelsgebied geheel komen te vervallen. De twee brandweervoertuigen, een van het CLSK en een van het CZSK, worden terug verscheept naar Nederland. Eén is inmiddels teruggekeerd, de andere wordt midden maart 2012 terug verwacht.

Nationale inzet

In het kader van de derde hoofdtaak van Defensie levert het CLSK gereedgestelde eenheden voor de militaire bijstand in het kader van ICMS, steunverlening in het openbaar belang en noodhulp. De volgende gereedstelling is in 2011 gerealiseerd: QRA met F-16’s en het Air Operations Control System, gereedstelling van helikoptercapaciteit ten behoeve van Search and Rescue (SAR), patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden, en andere nationale taken zoals bluscapaciteit met transporthelikopters en luchttransport voor noodhulp.

Jachtvliegtuigen

De luchtmacht bewaakt permanent het Nederlandse luchtruim en beveiligt het op afroep. In 2011 is de QRA van twee F-16’s elf keer ingezet. Dit betrof zes maal verkeersvliegtuigen die niet reageerden op oproepen van de luchtverkeersleiding en vijf maal Russische bommenwerpers. Drie van de verkeersvliegtuigen zijn metterdaad onderschept. Tweemaal is een F-16 met Recce-Lite ingezet ten behoeve van andere overheidsdiensten. In januari is onderzoek verricht naar de verzadigingsgraad van dijklichamen van de Maas ten behoeve van het Waterschap Peel en Maasvallei. In april is er ondersteuning verleend aan de FIOD. Eveneens in april zijn er ten behoeve van het KLPD in Noord-Brabant gedurende twee vluchten foto’s gemaakt ten behoeve van het oprollen van een ondergrondse wietplantage.

Transporthelikopters

In 2011 was er droogte en veel gevaar voor natuurbranden. Dit zorgde voor een aantal aanvragen voor consignatie van blushelikopters. In totaal is er tien dagen één blushelikopter en zijn er acht dagen twee helikopters geconsigneerd geweest. Twee Cougar-helikopters zijn ingezet voor het blussen van een natuurbrand in het Fochteloërveen nabij Bovensmilde. Verder is twee dagen geblust in het duingebied bij Schoorl. Op de eerste dag zijn drie Cougars en twee Chinook-helikopters ingezet. Op de tweede dag werd volstaan met twee Cougars en één Chinook. Bij een natuurbrand op de grens met België bij Kalmthout zijn twee dagen twee Chinook-helikopters ingezet. Ten slotte is er nabij de Duitse grens bij Aamsveen in de buurt van Enschede geblust met één Chinook.

Cougar-helikopters hebben door het uitfaseren van de Lynx-helikopter per 1 juli 2011 de taak gekregen om als back-up voor patiëntenvervoer te fungeren voor de Waddeneilanden. Eind 2011 is daar de back-up voor de SAR-taak aan toegevoegd.

In juni is op verzoek van de politie via de Gemeenschappelijke Meldkamer een Chinook tijdens zijn oorspronkelijke vlucht ingezet voor het zoeken naar een ontsnapte gedetineerde. In mei is op verzoek van de Veiligheidsregio Twente een Chinook-helikopter ingezet om het voetbalelftal van FC Twente van Amsterdam naar Enschede te vervoeren. Hiermee werd voorkomen dat rondom de spelersbus filevorming op de A1 zou optreden.

De Alouette-helikopters zijn diverse malen ingezet ten behoeve van koninklijk vervoer. Een Alouette is tevens ingezet in oktober voor een gecombineerde vlucht waarbij ten behoeve van CLSK een onderzoek is uitgevoerd naar natuurverstoring, en ten behoeve van Staatsbosbeheer de grote grazers werden geteld in het natuurgebied bij de Oostvaardersplassen.

Luchttransport

Met de twee Dorniers wordt 24 uur per dag en 7 dagen per week een parate status gehandhaafd waardoor zij binnen 90 minuten ter plaatse kunnen zijn. De toestellen worden dagelijks ingezet ter preventie en controle van milieu- en handhavingstaken en indien noodzakelijk voor de uitvoering van Search and Rescue missies. Daarnaast zijn de toestellen ingezet tijdens de duinbranden bij Schoorl. Bij het uit- en invliegen op Maritiem Vliegkamp De Kooy hebben ze steeds het duingebied van Schoorl geïnspecteerd op natuurbrand.

Force Protection

OGRV-personeel inclusief de hondenbegeleiders is veelvuldig ingezet voor beveiligingstaken in Nederland en op buitenlandse oefenterreinen. Het ging daarbij om inzet voor beveiligingsopdrachten bij meerdere nationale oefeningen, beveiligingsopdrachten in Eemshaven en tijdens Luchtmachtdagen. Tevens leverde OGRV-personeel ondersteuning aan algemene werkzaamheden op het Vierdaagse terrein en ondersteuning aan opleidingseenheden.

SAR-helikopters

De Agusta Bell (AB-412) helikopters van het SAR-Squadron hebben in totaal 174 patiëntenvluchten uitgevoerd.

De Lynx SAR-helikopters van het Defensie Helikopter Commando, gestationeerd op Maritiem Vliegkamp de Kooy, zijn per 1 juli 2011 uitgefaseerd. Ze hebben tot 1 juli 2011 22 SAR-vluchten gevlogen. Daarnaast zijn acht kustwachtvluchten uitgevoerd. In totaal zijn 30 vluchten uitgevoerd met een totale vliegduur van 57,1 uur.

In maart is op verzoek van de Commissaris van de Koningin van Zeeland met behulp van een Dornier van de Kustwacht voor de kust van Duinkerken gezocht naar de bemanning van een omgeslagen Nederlandse vissersboot.

Demonstratie- en herdenkingsvluchten

Er zijn diverse demonstratievluchten uitgevoerd met helikopters en vastvleugelige toestellen. Ook is er een bijdrage geleverd aan herdenkingen, zoals bij Roermond en Margraten. Met de Alouette zijn diverse evenementen ondersteund zoals de Nijmeegse Vierdaagse en de Wereldhavendagen.

E-One schuimblusvoertuigen

Het CLSK heeft in 2011 meerdere malen schuimblusvoertuigen van het type E-One ingezet ter ondersteuning van de civiele brandweer. In januari zijn drie voertuigen met in totaal 29 brandweerlieden ingezet bij de brand bij Chemiepack in Moerdijk. In mei zijn er eveneens drie voertuigen ingezet bij een brand in een palletfabriek bij Zevenbergen. Ten slotte hebben twee voertuigen ondersteuning geleverd bij het blussen van een natuurbrand nabij Kalmthout.

Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

Er is ondersteuning verleend aan de Quick Reaction Alert (QRA)-inzet en taakuitvoering met een robuust operationeel netwerk dat communicatie tussen vliegtuigen onderling en tussen vliegtuigen en grondeenheden mogelijk maakt, ook wel Link 16 genoemd.

Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS NM)

AOCS Nieuw Milligen draagt permanent zorg voor de bewaking van het luchtruim. In totaal zijn 33 incidenten afgehandeld waarbij geen radioverkeer tussen de begeleidende grondstations en toestellen was.

Extra openstelling vliegbases voor nationale operaties

Ten behoeve van incidenteel gebruik door derden zijn in 2011 de vliegbases 21 keer buiten de reguliere openingstijden ter beschikking gesteld voor orgaantransplantatievluchten.

Bewakingshonden en explosievenhonden

Drie maal zijn er in 2011 in de Eemshaven honden van CLSK ingezet ten behoeve van Host Nation Support. In februari en april betrof het bewakingshonden en explosievenhonden. In november zijn alleen explosievenhonden ingezet. Voorts zijn op verzoek van de burgemeester van Den Helder twee explosievenhonden ingezet voor de Marine dagen.

Operationele gereedheid

Het grootste deel van de eenheden heeft de gereedheidsdoelstellingen volledig gerealiseerd. Dit wordt daarom niet verder toegelicht. Hieronder worden die eenheden toegelicht waarvoor geldt dat deze voor het grootste deel wel operationeel gereed zijn geweest, maar waarbij de doelstelling niet volledig is gerealiseerd.

Apache-helikopters

Bij de gevechtshelikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden achtergebleven bij de planning. Een gebrek aan reservedelen was hiervan de grootste oorzaak. Door de lage inzetbaarheid van de Apaches konden te weinig bemanningen de status van combat ready bereiken.

Chinook-helikopters

Doordat in 2010 een achterstand in trainingsuren is ontstaan hebben enkele bemanningen nog niet de status van combat ready kunnen bereiken. Hierdoor is alleen specifieke operationele gereedheid gerealiseerd.

Lynx-helikopters

Doordat de ingezette bemanningen niet volledig combat ready zijn valt de gerealiseerde inzet onder specifiek operationeel gereed.

NH-90 helikopters

De NH-90 heeft in het afgelopen jaar geen operationele gereedheid gerealiseerd doordat de invoering is vertraagd.

Geleide wapens

Het aantal operationeel gerede Patriot-eenheden is achter gebleven bij de planning. Oorzaken hiervan waren technische problemen met onder andere de commandocentrale, de radarset en sommige lanceerinstallaties.

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede voor het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket.

Het CKmar is belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in artikel 6 van de Politiewet 1993 de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings-)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn ondermeer geregeld in het strafrecht en de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: de grenspolitietaak, bewaken en beveiligen en internationale en militaire politietaken. Het CKmar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel en van de beschikbaarheid van voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. Voor het behalen van een groot deel van de operationele doelstellingen is het CKmar afhankelijk van de vraag naar de diensten van het CKmar. Met name de nationale taken van het CKmar – zoals grenstoezicht, opsporing en de bijzondere beveiliging – hebben een sterk vraaggestuurd karakter.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

311 429

381 054

399 720

381 059

398 677

374 722

23 955

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Operationele taakvelden

335 547

344 723

331 247

369 403

366 835

344 667

22 168

Operationele taakvelden

296 497

299 037

299 037

321 178

320 245

303 283

16 962

Opleidingen

39 050

45 686

45 686

48 225

46 590

41 384

5 206

Totaal programma-uitgaven

335 547

344 723

331 247

369 403

366 835

344 667

22 168

Apparaatsuitgaven

             

Staf Koninklijke Marechaussee

32 844

31 355

30 184

30 427

30 662

27 173

3 489

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 722

4 357

4 200

3 584

2 959

2 882

77

Totaal apparaatsuitgaven

37 566

35 712

34 384

34 011

33 621

30 055

3 566

Totaal uitgaven

373 113

380 435

365 631

403 414

400 456

374 722

25 734

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

4 940

4 839

8 301

5 941

6 219

4 652

1 567

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen bedraagt totaal € 24 miljoen. De hogere realisatie wordt met name verklaard bij de uitgavenposten voor € 25,7 miljoen.

Uitgaven

De hogere realisatie van de programma-uitgaven bedraagt totaal € 22,2 miljoen. Dit heeft de volgende oorzaken.

De hogere realisatie betreft voor € 12,9 miljoen de beveiliging van ambassades door personeel van het CKmar. Hiervoor bestaat een convenant met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het bedrag van € 12,9 miljoen maakt deel uit van een budgetoverheveling van € 16,1 miljoen die wordt genoemd bij de toelichting op de beleidsmatige mutaties in het beleidsverslag bij de alinea «overheveling van/naar andere departementen».

De uitgaven voor grensbewaking op Bonaire, Sint Eustatius en Saba waren € 3,5 miljoen hoger dan begroot. Voor politionele taken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is € 0,8 miljoen meer gerealiseerd.

Verder zijn de uitgaven verhoogd met € 1,3 miljoen als gevolg van hogere premies voor zorg en pensioenen. Dit is gecompenseerd met de uitdeling van de loonbijstelling. De overige bijstelling bedraagt € 3,7 miljoen en is het gevolg van een herziene vullingslijn op basis van de ontwikkeling van het personeelsplafond.

Verdeling naar taakvelden

bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2011

excl. opleidingen

Realisatie 2011

excl. opleidingen

Begroting 2011

incl. opleidingen

Realisatie 2011

incl. opleidingen

Beveiliging

73,3

76,3

83,3

87,4

Vreemdelingenwetgeving

128,8

156,6

146,4

179,4

Militaire politietaken

35,7

45

40,6

51,6

Politietaken burgerluchtvaartterreinen

32,5

17,1

37

19,6

Civiele vredes- en internationale taken

26,9

16,9

30,6

19,3

Assistentie, Samenwerking en Bijstand

6

8,3

6,8

9,5

Totaal

303,3

320,2

344,7

366,8

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

0

0

0

0

Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten

111

10

13

3

Aantal teams voor persoonsbeveiliging ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken

4

4

0

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

100%

0

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

100%

100%

0

X Noot
1

In het eerste kwartaal van 2010 is er geen registratie geweest. In het restant van het jaar zijn elf opdrachten persoonsbeveiliging bij het bezoek van militaire autoriteiten uitgevoerd.

Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Controle conform bepalingen Schengen-grenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en ten aanzien van Schiphol binnen de met Amsterdam Airport Schiphol (AAS) nog overeen te komen normen voor de doorlooptijden bij de persoonscontroles aan de paspoortbalies.

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Burgerluchtvaart:

       

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%1

100%

0

           

Vrachtvaart – Cruiseschepen – Ferry’s

       

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– fysieke controle (opvolging controle adviezen ZUIS2)

75%

   
 

– inreis

   

84%

9%

 

– uitreis

   

89%

14%

           

Pleziervaart – Visserij

       

– administratieve controle op aangemelde schepen (afkomstig van buiten Schengen)

100%

100%

100%

0

– Landelijke gecombineerde controledagen pleziervaart en visserij (100% administratieve en fysieke controle

5

5

0

X Noot
1

Op dit moment is het CKmar – door een gebrek aan technische middelen – nog niet in staat om een 100 procent administratieve controle uit te voeren. Er is geen systeem beschikbaar voor een 100 procent administratieve verwerking van het aanbod van de burgerluchtvaart.

X Noot
2

Het informatiesysteem ZUIS genereert op basis van informatie en analyse controlevoorstellen.

Toelichting tabel

Naar aanleiding van een onderzoek van de Algemene Rekenkamer zijn begin 2011 de indicatoren en metingen voor maritieme grensbewaking gewijzigd. Voor de maritieme grensbewaking is een risicoanalyse uitgevoerd met behulp van het Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem (ZUIS). Op basis van het daaruit volgende controleadvies zijn de passagiers/bemanning van het vaartuig fysiek gecontroleerd. Eind 2009 heeft de Bestuursraad Kmar ingestemd met de afspraak dat minimaal 75 procent van de vaartuigen met een risico-indicatie fysiek gecontroleerd dient te worden. Deze productieprognose is opgenomen met ingang van de begroting 2012. Voor de segmenten pleziervaart en visserij heeft voor schepen die van buiten het Schengengebied komen alleen een fysieke controle plaatsgehad als de administratieve gegevens daartoe aanleiding gaven. Verder is het streven om voor deze segmenten vijf risicogestuurde (gecombineerde) 100 procent-controledagen te organiseren.

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Veiligheid

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Aantal vaststellingen van illegalen in het grensgebied

Inzet heeft plaats in overleg met het bevoegd gezag

3 222

Realisatie is afhankelijk van het aanbod

1 597

Identiteit in het AC-proces

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

100% (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Aantal uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

6 451

Realisatie is afhankelijk van het aanbod en beschikbare capaciteit

6 742

1

X Noot
1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Toelichting tabel

Eind 2010 oordeelde de Raad van State dat de huidige wetgeving van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) onvoldoende was om het effect van grenscontrole te voorkomen. Het eerste half jaar van 2011 kon er daardoor beperkt worden gecontroleerd. Op 1 juni 2011 is de wetgeving aangepast en zijn er beperkingen in frequentie en intensiteit vastgelegd in het vreemdelingenbesluit. Vanaf dat moment konden er wel weer MTV-controles worden uitgevoerd, maar met name op luchthavens en in treinen zijn minder controles toegestaan dan in de jaren hiervoor. De cijfers voor het MTV zullen hierdoor structureel lager uitvallen dan de eerdere jaren.

In juli 2010 is de Algemene Asielprocedure (AA) verlengd naar acht dagen. Door de aanpassing van het proces is de norm van (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur niet langer representatief voor het proces. In de begroting 2012 is deze indicator niet meer opgenomen.

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

       

Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn

95%

90%

97%

7%

Aantal misdrijfdossiers

1 194

1 500

1 162

–/– 338

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

49%

50%

46%

–/– 4%

Percentage technisch sepot

8%

<5%

9%

4%

Toelichting tabel

Er zijn in 2011 1162 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie (OM) te Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt vooral veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 110 misdrijfverbalen aangeboden aan andere Openbaar Ministeries.

Het achterblijven van het percentage processen-verbaal «lik-op-stuk» wordt vooral veroorzaakt doordat bij projectmatige onderzoeken, onderzoeken in buitenland en missiegebieden en onderzoeken in het Caribisch gebied het toepassen van «lik-op-stuk» niet altijd mogelijk is in verband met de lokale wetgeving. Hetzelfde geldt voor interne onderzoeken naar misdrijven, uitgevoerd door de staf van het CKmar. In de opbouw van het kengetal van het technisch sepot is de verwijtbaarheid of eventuele onderliggende motivatie om een zaak toch in te brengen niet meegenomen. Over de periode 2008 tot en met 2011 is gekeken naar het aantal zaken dat vanwege nalatigheid of fouten van het CKmar met technisch sepot is afgedaan. Het blijkt over een periode van drie jaar om slechts acht zaken te gaan. Dit is minder dan 0,01 procent.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Verschil

2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

       

Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn.

91%

90%

91%

1%

         

Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn.

85%

90%

84%

– 6%

         

Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn.

96%

90%

91%

1%

Toelichting tabel

Aan de doelstelling inzake de response-tijden is in 2011 niet geheel voldaan. Het gebrek aan eenduidige registratie is de voornaamste oorzaak voor de onderrealisatie. Het betrokken personeel meldt zich niet eerst bij de centrale maar gaat ter plaatse direct over tot hulpverlening.

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening

Indicatoren

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 20111

Verschil

2011

Aantal beschikbare eenheden

       

– 4 ME-pelotons (Mobiele Eenheden)

4

4

3,8

– 0,2

– 3 BE-pelotons (Bijstandseenheden)

3

3

1,6

– 1,4

– 1 AE (Aanhoudingseenheid)

1

1

1

0

X Noot
1

Realisatie is op basis van het gemiddelde van zes meetmomenten gedurende 2011 (gelijk aan managementrapportage Defensie)

Toelichting tabel

De bijstandsorganisatie van het CKmar heeft in 2011 te maken gehad met personele tekorten in twee categorieën specialistische functies waardoor niet volledig aan de gewenste gereedheid is voldaan. In samenhang met de huidige defensiebrede reorganisatie worden de bijstandseenheden omgevormd tot een nieuw te vormen landelijke bijstandsorganisatie Kmar. Uitgangspunt hierbij is dat de bijstandsorganisatie bestaat uit een toolbox met vier pelotons voor ME en BE-taken en bijzondere eenheden.

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Koninklijke Marechaussee 2011

Organieke eenheid

Inzet

OD1

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

OD1 + OD2

OD3

Specifiek

Organiek

   
 

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Personeel voor civiele politiemissies en voor de uitvoering van politietaken ter ondersteuning van uitgezonden eenheden van de operationele commando’s (volgens de planningsnorm van één opsporingsambtenaar per 100 uitgezonden militairen)

90

92

306

   

153

153

153

153

                   

Peloton BE voor Crowd Riot Control

   

1

1

1

   
                   

Personeel voor het samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIP’s in het buitenland

13

9

39

   

26

26

13

13

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling worden gegeven aan alle inzetvormen. Ten aanzien van de CRC-taak geldt dat de haalbaarheid afhankelijk is van de inzetlocatie en de beschikbare voorbereidingstijd. Het BE-peloton voor de CRC-taak is hierdoor specifiek operationeel gereed.

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Doelbereiking

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door de levering van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door de aanschaf van het materieel, de instandhouding hiervan en de afstoting. Hierbij was de DMO verantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid over wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling. In de paragraaf prestatiegegevens van de DMO wordt toegelicht in hoeverre deze doelstellingen zijn bereikt.

Externe factoren

De verwerving van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel is mede afhankelijk van de door de gebruiker gestelde eisen en de productiecapaciteit van de leveranciers. Hierover zijn in 2011 geen bijzonderheden te melden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

2 379 718

1 933 323

2 180 072

1 128 782

1 573 828

2 148 664

– 574 836

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Investeringen zeestrijdkrachten

266 637

240 177

411 184

264 813

276 814

268 520

8 294

Investeringen landstrijdkrachten

649 360

637 886

562 788

363 811

239 317

269 728

– 30 411

Investeringen luchtstrijdkrachten

438 244

426 739

159 644

238 256

222 293

306 681

– 84 388

Investeringen Koninlijke marechaussee

16 828

10 452

15 536

15 062

13 515

18 950

– 5 435

Investeringen Defensiebreed

   

37 427

133 190

135 141

201 489

– 66 348

Investeringen overig

26 277

36 298

36 849

21 676

21 514

23 202

– 1 688

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten

261 991

246 017

274 912

270 907

275 420

247 462

27 958

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten

277 105

263 339

355 082

292 611

264 830

300 263

– 35 433

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten

259 161

298 196

299 267

310 050

321 088

286 834

34 254

Totaal programma-uitgaven

2 195 603

2 159 104

2 152 689

1 910 376

1 769 932

1 923 129

– 153 197

Apparaatsuitgaven

             

Staf Defensie Materieelorganisatie

253 505

256 823

270 498

259 127

258 140

243 754

14 386

Bijdragen aan baten-lastendiensten

3 053

2 590

2 453

3 105

1 784

1 781

3

Totaal apparaatsuitgaven

256 558

259 413

272 951

262 232

259 924

245 535

14 389

Totaal uitgaven

2 452 161

2 418 517

2 425 640

2 172 608

2 029 856

2 168 664

– 138 808

Ontvangsten

             

Totale ontvangsten

44 717

49 623

300 240

292 916

259 981

274 367

– 14 386

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

In de periode voorafgaande aan de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis is Defensie terughoudend geweest met het aangaan van verplichtingen. Dit heeft tot gevolg dat in 2011 minder verplichtingen zijn aangegaan dan in de begroting voor 2011 was voorzien. Vooral als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief zijn bij meerdere projecten verplichtingen niet aangegaan. Het betreft onder meer de projecten Vernieuwing TITAAN, Verwerving HV-brillen, Combat Identification, Herintroductie Mijnenveegcapaciteit, Modificatie MK48 torpedo, Instandhouding Goalkeeper, Midlife Upgrade BV 206, Vervanging mortier opsporingsradar, Verwerving Precision Guided Munition, AH-64D Zelfbescherming en Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/ mode S). Voor enkele kleinere projecten zijn verplichtingen eerder aangegaan dan voorzien.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De realisatie van de totale programma-uitgaven is € 153,1 miljoen lager dan begroot. Dit heeft de volgende oorzaken.

Vanwege een vermindering van de uitgaven in 2010 zijn via de eindejaarsmarge de programma-uitgaven in 2011 vermeerderd met € 5 miljoen.

Daarentegen is € 35,8 miljoen van de geplande investeringen aangewend voor een hogere bijdrage aan het Navo-budget en voor de exploitatie van het CDC.

Verder zijn de investeringsuitgaven lager € 75 miljoen door een bijdrage aan de materiële exploitatie voor de noodzakelijke ondersteuning van de gereedstelling in 2011.

Naar aanleiding van de beleidsbrief zijn activiteiten van tankbataljons, F-16’s en Cougar-eenheden stilgezet, waardoor € 27,2 miljoen minder is gerealiseerd.

De uitgaven zijn verder verminderd als gevolg van vertraagde verkoopopbrengsten van roerende goederen bij de DMO voor € 20,7 miljoen en van onroerende goederen bij het CDC voor € 31,9 miljoen. Dit is gecompenseerd binnen het investeringsbudget. De mogelijkheid daartoe ontstond door vooral de vertraging van de projecten NH-90 en Groot Pantserwielvoertuig (Boxer).

De eindrealisatie bij de investeringen was € 19,7 miljoen hoger als het gevolg van uitgaven die eerder zijn gedaan dan voorzien bij de projecten JSS, Chinook en Vervanging F-16.

Bij de logistieke ondersteuning door DMO-bedrijven was de eindrealisatie € 14,1 miljoen hoger, vooral als gevolg van hogere uitgaven voor het onderhoud van wapensystemen en operationele zaken. Verder resteren per saldo diverse kleine mutaties tot een totaal van € 2 miljoen.

Apparaatsuitgaven

De realisatie van de apparaatsuitgaven is € 14,4 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de defensiebrede energie-uitgaven, die zijn € 16 miljoen hoger dan voorzien als gevolg van een structurele stijging van de energiekosten. Bovendien is € 2,4 miljoen meer gerealiseerd als gevolg van gewijzigde premies voor zorg en pensioenen. Dit is gecompenseerd door de loonbijstelling. Oorzaak van het resterende verschil is een aantal kleine wijzigingen, per saldo – € 4 miljoen.

Ontvangsten

Er is in totaal € 14,4 miljoen minder aan ontvangsten gerealiseerd dan begroot. Dit is met name het gevolg van vertraagde verkoopopbrengsten van roerende goederen ad. – € 20,7 miljoen. Daar staan € 5,3 miljoen meer ontvangsten tegenover als gevolg van de vertraagde ontvangsten uit 2010 van het NATO Sea Sparrow Project Office.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Voorzien in nieuw materieel

In 2011 hebben zich op dit gebied onder andere de volgende ontwikkelingen voorgedaan.

In 2011 is zoveel mogelijk invulling gegeven aan de uitgangspunten van duurzaam inkopen. Midden 2011 zijn door het ministerie van Infrastructuur & Milieu de resultaten gepresenteerd van de monitor «Duurzaam Inkopen 2010». Uit het onderzoek blijkt dat Defensie binnen de afgesproken randvoorwaarden van het programma «Duurzaam Inkopen» voor 100 procent duurzaam aanbesteedt. Het gebruik van geïntegreerde contractvormen waarbij in verschillende contractfasen werkzaamheden worden uitbesteed aan een private partij blijft voor Defensie een aandachtspunt.

In 2011 is de opstelling van het implementatieplan voor het assortimentsmanagement voltooid. Met de projecten «Doorontwikkeling DMO» en «CDC Toekomstvast» is respectievelijk op 1 november 2011 en 1 januari 2012 een deel van het implementatieplan voor het assortimentsmanagement uitgevoerd. De verdere uitvoering wordt met kracht ter hand genomen. De uitvoering zal zijn voltooid gelijktijdig met de implementatie van het vernieuwde materieellogistiek beleid vanaf 1 januari 2013.

Uitgaven investeringen

Wijzigingen van meer dan € 10 miljoen worden afzonderlijk toegelicht, evenals wijzigingen in de planning van het Defensie Materieelproces (DMP).

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2011)

Fasering tot 1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume (begroting 2012)

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

186,3

2012(2012)

177,9

2,5

3,0

0,5

186,3

Fast Raiding Interception and Special forces Craft (FRISC)

28,6

2014(2012)

0,3

14,1

4,6

– 9,5

28,6

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

35,1

2014(2013)

0

6,0

4,8

– 1,2

10,4

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)

1 553,3

2014(2014)

1 513,1

12,7

9,4

– 3,3

1 553,3

LCF Munitie

335,1

2017(2016)

299,2

3,5

4,4

0,9

335,1

LCF Walreserve

37,5

2011(2011)

34,3

0,6

1,1

0,5

 

Patrouilleschepen

511,5

2015(2014)

352,9

94,7

71,0

– 23,7

529,7

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

377,6

2015(2015)

32,8

92,0

102,0

10,0

383,2

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Patrouilleschepen

Momenteel worden de patrouilleschepen geleverd en worden proeftochten uitgevoerd. In het Materieelprojectenoverzicht 2011 (MPO, 22 september 2011, Kamerstuk 27 830 nr. 90) is aan de Kamer gemeld dat een vertraging is ontstaan bij de levering van de Geïntegreerde Sensor- en Communicatie Suite (GSCS). Deze vertraging had kunnen leiden tot een vertraging van de levering van het JSS met een jaar. Defensie heeft besloten om de levering van de GSCS van het JSS om te wisselen met die van het vierde patrouilleschip. Hierdoor kan het JSS alsnog volgens de planning geleverd worden. Het gevolg hiervan is dat het vierde patrouilleschip niet in 2014 maar in 2015 gereed zal zijn.

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

De uitvoering van dit project is in 2011 verlopen zoals voorzien. Naar aanleiding van de gerealiseerde werkzaamheden in december 2011 heeft Defensie op grond van de voorwaarden in het contract besloten in dat jaar uitgaven te doen die aanvankelijk waren voorzien voor 2012. Hierdoor was ook de realisatie in 2011 hoger. Als gevolg van de wissel van de GSCS met het project Patrouilleschepen zal het JSS toch in 2015 volledig zijn voltooid en kan een vertraging worden vermeden.

Tabel projecten in planning

Investeringen zeestrijdkrachten

Planning DMP-proces1

 

2010

2011

2012

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

(B)

(C)

 

Instandhouding Goalkeeper1

     

Instandhouding Luchtverdedigings- en commandofregatten

 

(A)

A

Instandhouding M-fregatten (deels in realisatie)1

     

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten1

     

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

(A)

A

 

Midlife update BV206D

A (A)

   

Modificatie MK48 Torpedo1

     
X Noot
1

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

Het project Herintroductie mijnenveegcapaciteit is als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief geschrapt.

Instandhouding Luchtverdedigings- en commandofregatten

De behoeftestelling van het project Instandhouding LC-fregatten is vertraagd.

Instandhouding M-fregatten

De Hr.Ms. Van Speijk wordt begin 2012 geleverd. Er bestaat dan nog een aantal restpunten, zoals de plaatsing van het systeem voor passieve elektronische oorlogsvoering, Dit systeem zal naar verwachting in 2012 worden geïnstalleerd. Daarnaast wordt het schip uitgerust met een tijdelijke navigatieverlichting en een tijdelijke versie van één van de radioantennes. De definitieve apparatuur wordt later in 2012 geïnstalleerd.

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

De naam van het project is gewijzigd in Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD). In het MPO 2011 van september 2010 is aan de Kamer gemeld dat de behoeftestelling met een jaar verschoven. Met de brief van 26 september 2011 (Kamerstuk 27 830, nr. 91.) is de Kamer geïnformeerd over de behoeftestellingsfase (A-fase) van dit project.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2011)

Fasering tot 1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume (begroting 2012)

Battlefield Managementsystem (BMS)

62,7

2013(2012)

32,3

15,8

10,1

– 5,7

62,7

Datacommunicatie Mobiel Optreden

41,7

2013(2012)

25,6

9,5

7,5

– 2,0

42,8

Groot Pantservoertuig (ontwikkeling)

 114,2

2013(2013)

99,3

4,0

1,7

– 2,3

114,2

Groot Pantserwielvoertuig (productie)

705,7

2017(2017)

87,2

94,4

70,6

– 23,8

729,6

IGV (productie en training)

1 136,9

2012(2012)

981,6

112,6

86,5

– 26,1

1 118,1

Pantserhouwitser

467,9

2017(2012)

433,3

 

6,1

6,1

 

Tactische Indoor Simulation (TACTIS)

84,1

2012(2011)

72,1

1,2

11,0

9,8

84,1

Vervanging genie- & doorbraaktank

77,3

2013(2013)

23,6

17,2

8,7

– 8,5

87,4

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Groot Pantserwielvoertuig (Boxer)

Als gevolg van een vertraging van de levering van de voertuigen zijn ook de daaraan gerelateerde betalingen vertraagd.

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV)

De levering van een klein aantal voertuigen is vertraagd zonder consequenties voor de ingebruikname. Daarnaast is in de periode voorafgaande aan de beleidsbrief een aantal verplichtingen aangehouden.

Tabel projecten in planning

Investeringen landstrijdkrachten

Planning DMP-proces1

 

2010

2011

2012

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

 

(A)

A

Vervanging bouwmachines grondverzet- en wegherstelmiddelen

 

(A)

A

Vervanging brugleggende tank

 

(D)

 

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

(A)

 

A

Verwerving CE-pakketten IGV

(A)

 

A

Verwerving precision guided munition 1

     
X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

Momenteel zijn de uitgangspunten voor het beleid op dit gebied nog niet vastgesteld. De behoeftestelling voor dit project verschuift hierdoor naar eind 2012.

Vervanging bouwmachines grondverzet- en wegherstelmiddelen

Beperkte capaciteit bij Defensie heeft geleid tot een vertraging van de A-fase van het project.

Vervanging brugleggende tank

Het project is herijkt en met drie jaar verschoven. Momenteel wordt een studie uitgevoerd hoe het project op grond van gewijzigde voorwaarden uitgevoerd zal worden. Naar verwachting wordt deze studie midden 2012 voltooid.

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

Het project is herijkt en vertraagd als gevolg van de herschikkingen. De mortieropsporingsradars behoren inmiddels tot het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando. Hierdoor is de inbedding van de eenheid bij Defensie gewijzigd met als gevolg een vertraging in A-fase.

Verwerving CE-pakketten IGV

Dit project is met twee jaar vertraagd als gevolg van de maatregelen van de beleidsbrief. Voorzien was dat de A-brief in 2011 verzonden zou worden. Naar verwachting wordt dit 2012.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume

(begroting 2011)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume

(begroting 2012)

Aanschaf C-130/(K)DC-10 simulatoren

34,9

2012(2012)

25,4

2,9

5,9

3

36,0

AH 64D MTADS

83,5

2012(2012)

69,8

9,5

6,0

– 3,5

83,5

AH 64D Upgrade

122,3

2015(2014)

5,2

17,6

4,9

– 12,7

118,0

Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2)

364,1

2015(2012)

237,0

76,5

13,9

– 62,6

364,6

Derde DC-10

45,3

2011(2012)

31,4

4,0

1,9

– 2,1

 

F-16 Link 16

120,6

2018(2012)

101,7

6,0

0,4

– 5,6

 

F-16 M5 modificatie

52,3

2014(2012)

29,5

11,5

4,9

– 6,6

51,0

F-16 Mode 5 IFF

40,8

2018(2013)

5,6

12,5

7,3

– 5,2

39,3

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening fase 1

61,9

2015(2014)

35,8

3,6

0,2

– 3,4

58,8

F-16 Zelfbescherming (ASE)

81,0

2014(2013)

3,3

9,3

2,8

– 6,5

81,0

Vervanging F-16 System Development and Demonstration

792,1

2012(2012)

785,1

11,6

5,8

– 5,8

792,1

Vervanging F-16 NL projecten

48,4

2012(2012)

31,4

8,5

8,7

0,2

41,5

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

AH-64D Upgrade

De modificatie zal worden uitgevoerd via Foreign Military Sales (FMS), door tussenkomst van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Aan Amerikaanse zijde is vertraging opgetreden bij het onder contract brengen en de uitvoering van de modificatie. De vertraging hierdoor voor het project AH-64D Upgrade is momenteel nog niet duidelijk.

Chinook Uitbreiding en Versterking (4 + 2)

Tijdens de testvluchten is gebleken dat de helikopters nog niet volledig voldoen aan de door Defensie gestelde eisen. Hierdoor is de levering van de eerste helikopter vertraagd van eind 2011 naar 2012.

Derde DC-10

Als gevolg van de voorziene afstoting van het vliegtuig na 2013 zal het toestel niet meer geschikt worden gemaakt voor passagiersvervoer. Hierdoor is het projectbudget gedaald van € 45,3 miljoen naar € 37,0 miljoen. De laatste facturen worden in 2012 betaald. Het project is voltooid.

Tabel projecten in planning

Investeringen luchtstrijdkrachten

Planning DMP-proces1

 

2010

2011

2012

AH-64D Verbetering bewapening2

     

AH 64D Zelfbescherming (ASE)2

(B)

B (C)

(D)

Chinook Midlife Update

(A)

 

A

Cougar Midlife Update

(A)

   

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket2

     

F-16 M6.5 Onderhoudstape

A (A)

   

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening Fase II

(B,C,D)

B,C,D

 

Patriot Vervanging COMPATRIOT2

     

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding / productie

   

(D)

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw- Milligen

 

(B)

(C) C

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen

X Noot
2

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

AH-64D Verbetering bewapening

Met de beleidsbrief is de Kamer geïnformeerd over de verlenging van het project met een jaar.

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

In 2011 is de Kamer over dit project geïnformeerd met de brief over de voorstudiefase (B-fase), waarna het project is gemandateerd.

Chinook Midlife Update

In 2011 heeft Defensie nader onderzoek uitgevoerd hoe de midlife update van de Chinook zo goed mogelijk kan worden uitgevoerd. In 2012 wordt de Kamer met de A-brief geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek.

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening Fase II

Met de beleidsbrief is de Kamer geïnformeerd over een herfasering van het project. Na de besluitvorming over de vervanger van de F-16 zal de kamer worden geïnformeerd over de verdere behoeftestelling van dit project.

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume

(begroting 2011)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume

(begroting 2012)

Deelname PSFD MoU

 

2046(2046)

50,9

20,4

35,2

14,8

123,0

Aanschaf twee toestellen inclusief bijkomende middelen

 

2013(2013)

80,0

60,8

77,8

17,0

237,1

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Op grond van het regeerakkoord zijn definitieve besluiten over de vervanging van de F-16 pas voorzien voor een volgende kabinetsperiode. Wel is in 2011 besloten tot de aanschaf van een tweede F-35 testtoestel, waarvoor in 2011 de verplichtingen zijn aangegaan. Het eerste toestel wordt naar verwachting geleverd in augustus 2012 en het tweede begin 2013. Daarnaast neemt Defensie deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding voor de F-35 (Joint Strike Fighter).

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw-Milligen

De B-fase is voltooid. Over de resultaten van de B en C-fasen wordt de Kamer geïnformeerd met een gecombineerde B/C-brief zoals is toegezegd door de staatsecretaris van Defensie tijdens het algemeen overleg van 10 juni 2009 (Kamerstuk 31 700 X nr. 125).

Investeringen Defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume

(begroting 2011)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume

(begroting 2012)

C-17

138,3

2012(2012)

130,8

9,6

3,4

– 6,2

 

C-IED blok 1 & 2

34,2

2013(2013)

17,0

3,3

0,9

– 2,4

34,2

MILSATCOM lange termijn defensiebreed

135,9

2015(2014)

90,1

15,0

2,9

– 12,1

133,0

Modernisering navigatiesystemen

36,4

2015(2013)

13,0

5,9

0,9

– 5,0

36,4

NH-90

1 169,5

2016(2014)

689,5

143,3

77,5

– 65,6

1 174,9

OAD SRIM

44,3

2012(2011 (2011)

20,8

15,8

18,4

2,6

 

Richtkijker schutter lange afstand

30,5

2014(2012)

15,8

5,6

– 5,6

30,5

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

De positionering van de eerste Advanced Extreme High Frequency satelliet is vertraagd als gevolg van voortstuwingsproblemen. Hierdoor is de lancering van de tweede satelliet met een jaar verschoven naar april 2012. Het betalingsschema is dienovereenkomstig aangepast, waardoor in 2011 minder is gerealiseerd.

NH-90

De levering van de NH-90 is met een kwartaal vertraagd. Over het aangepaste leveringsschema is de Kamer geïnformeerd met de jaarrapportage over dit project over het jaar 2011. In de periode voorafgaande aan de beleidsbrief is een aantal verplichtingen aangehouden.

Tabel projecten in planning

Investeringen Defensiebreed

Planning DMP-proces1

 

2010

2011

2012

Combat Identification (Combat ID)

(A)

 

A

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

 

(B)

B

Defensiebrede vervanging wielberging

(A)

   

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF Mode 5/Mode S)

(A)

   

Verbeterd Operationeel Soldaatsysteem (VOSS)

 

C

D (D)

Vervanging deelsystemen TITAAN

   

A

Vervanging Grondterminals MILSATCOM

     

Vervanging HV/VHF-radio (IEZB/FM9000)

(A)

 

A

Vervanging Licht Indirect Vurend Systeem

 

(A)

A

Verwerving HV-brillen2

     
X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen

X Noot
2

De naam van het project is gewijzigd in Verwerving HV Brillen.

Combat Identification (Combat ID)

Als gevolg van nader onderzoek naar de kwantitatieve behoefte is het project is verschoven. Voorzien was dat de A-brief in 2011 verzonden zou worden. Naar verwachting wordt dit 2012.

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

In 2011 is de kamer geïnformeerd over vervanging van het 7,5 kN-voertuig, de lichte vrachtauto. Naar verwachting zal de B-fase voor de resterende behoefte in het tweede kwartaal van 2012 worden voltooid.

Defensiebrede vervanging wielberging

De planning van dit project is als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief verschoven.

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

Het project verloopt zoals voorzien. Naar verwachting zal de Kamer in het vierde kwartaal van 2012 worden geïnformeerd over de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase).

Vervanging deelsystemen TITAAN

De naam van het project is gewijzigd in Vernieuwing TITAAN. Voorzien was dat de A-brief in 2011 verzonden zou worden. Naar verwachting wordt dit 2012.

Vervanging grondterminals MILSATCOM

Naar aanleiding van de maatregelen van de beleidsbrief is de planning van het project verschoven.

Vervanging HV/VHF-radio (EZB/FM9000)

Met het MPO 2011 is de Kamer geïnformeerd over de herijking van het project en een verlenging van drie jaar als gevolg van de maatregelen van de beleidsbrief.

Vervanging Licht Indirect Vurend Systeem

Met het MPO 2011 is de Kamer geïnformeerd over de herijking van het project en een verlenging van twee jaar als gevolg van de maatregelen van de beleidsbrief.

Operationele doelstelling 2 – Instandhouding van materieel

Redeployment ISAF

In 2011 zijn herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan het materieel dat in Afghanistan is gebruikt. In augustus 2011 is het HGIS-budget voor het herstel van het materieel voor 2011 naar beneden bijgesteld. De oorzaak hiervan was dat het materieel later in Nederland arriveerde dan voorzien en door de afstoting van meer materieel. Daarnaast is prioriteit gegeven aan de voorbereiding van de Geïntegreerde Politietrainingsmissie in Kunduz. De herstelwerkzaamheden aan het materieel dat in Afghanistan is gebruikt duren nog tot ten minste eind 2012.

Leverbetrouwbaarheid van de bevoorrading

Reservedelen, munitie, bedrijfsstoffen en kleding & uitrusting

In de onderstaande tabel wordt de gemiddelde leverbetrouwbaarheid van bevoorrading in 2011 weergegeven.

 

Gem.

Norm

Marinebedrijf

57

80

Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen

88

80

KPU-bedrijf

79

80

Defensie Bedrijfstoffen Bedrijf

91

80

Defensie Munitiebedrijf

77

80

Logistiek Centrum Woensdrecht

85

80

In 2011 is door drie bedrijven gemiddeld ruim aan de gestelde norm voldaan. Het Defensie Munitiebedrijf en het KPU-bedrijf voldoen nagenoeg aan deze norm.

Het Munitiebedrijf voldoet net niet aan de norm doordat niet alle munitiesoorten volledig beschikbaar zijn voor de uitvoering van het opleidingen- en trainingprogramma. Oorzaak is het langdurig voorzien in de munitiebehoefte voor de inzet van de krijgsmacht in Afghanistan, waardoor de voorraden zijn gedaald. Daarnaast is de verwervingstermijn voor munitie in het algemeen lang. Het KPU-bedrijf heeft de norm van 80 procent net niet gehaald doordat een grote hoeveelheid artikelen in 2011 tijdelijk niet op voorraad was en moet worden nageleverd. Een deel van deze achterstanden is door projectmatig te werken ingehaald.

Het Marinebedrijf heeft de norm niet gehaald als gevolg van de veroudering van reservedelen. De 80 procent is daarnaast niet gehaald omdat ook in 2011 is ingeteerd op de voorraden. Begin 2010 konden tijdelijk geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Hierdoor is vertraging ontstaan bij de aanvang van de verwervingsprocessen. Dit heeft ertoe geleid dat de voorraden van vooral artikelen met een lange verwervings- of levertijd in 2011 lager waren en dat een aantal contracten niet verlengd is, met als gevolg tijdelijke knelpunten in de levering.

Per 1 januari 2012 is als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief de zeggenschap over de systeemlogistieke bedrijven (Marinebedrijf, Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen en Logistiek Centrum Woensdrecht) overgegaan van de DMO naar de drie operationele commando’s. De budgetten van de DMO zijn echter nog niet overgedragen naar de drie operationele commando’s. Na 2012 zal de verantwoording over deze bedrijven worden opgenomen in andere delen van het jaarverslag.

Operationele doelstelling 3 – Afstoten overtollig materieel

Bij de afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische zaken.

Overtollige niet-strategische zaken zoals tenten, aggregaten en eenvoudige bedrijfswagens worden voor openbare verkoop overgedragen aan Domeinen Roerende Zaken. De opbrengsten hiervan bedroegen in 2011 € 4,3 miljoen.

Overtollige strategische zaken zoals wapensystemen worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan heeft plaats in goede samenwerking met Domeinen. Het materieel wordt in beginsel verkocht aan overheden die voldoen aan de criteria van het Nederlandse wapenexportbeleid. Een exportvergunning is altijd nodig. In het verkoopcontract wordt de voorwaarde gesteld dat bij doorverkoop van het wapensysteem toestemming van de Nederlandse staat is vereist. Iedere voorgenomen verkooptransactie wordt in de Commissie Verkoop Defensie Materieel behandeld. Hierin zijn de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Defensie vertegenwoordigd. In 2011 zijn geen grote contracten gesloten. De totale waarde van de in 2011 gesloten verkoopcontracten bedroeg ongeveer € 12 miljoen. Het betreft onder meer een verkoop van munitie aan Denemarken en stoorzenders aan Noorwegen. Het betreft ook kleine contracten voor onderdelen en reservedelen van de Leopard-tank aan onder meer Duitsland en Noorwegen. Ten slotte zijn in Afghanistan diverse goederen verkocht, zoals containers en voertuigen, met een totale waarde van € 2,4 miljoen.

De totale verkoopopbrengsten (ontvangsten) in 2011 bedroegen ongeveer € 201 miljoen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie. Een groot deel van de ontvangsten betreft termijnbetalingen van in eerdere jaren gesloten verkoopcontracten.

Het MPO 2011 bevat een overzicht van projecten van materieel in afstoting. Het betreft vooral overtollige wapensystemen. Voor het materieel van deze afstotingsprojecten is momenteel nog geen koper gevonden. Op de als gevolg van de financiële crisis beperkte afzetmarkt is wel belangstelling getoond voor de aankoop van dit materieel.

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doeltreffende en doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CDC heeft zich in 2011 verder ontwikkeld als een op de gebruiker gerichte en kostenbewuste shared-service organisatie. De producten en diensten van het CDC komen in goede afstemming met de gebruikers en de beleidsverantwoordelijken tot stand. De verbetering van de dienstverlening is een van de belangrijkste strategische doelen van het CDC. In 2011 is het CDC begonnen met de uitwerking van een grote reorganisatie. Deze reorganisatie is gericht op de verbetering van de (geïntegreerde) dienstverlening aan de gebruiker, een grotere flexibiliteit van de organisatie en de realisatie van opgelegde taakstellingen.

Het jaar 2011 stond ook in het teken van de voorbereiding en uitvoering van de verhuizing van CDC-onderdelen naar de Kromhoutkazerne in Utrecht. In 2011 zijn in totaal ongeveer 1000 VTE’n al naar Utrecht verhuisd.

Naast de reguliere bewaking en sturing van de prestaties van de bedrijfsgroepen zijn in 2011 ook vergelijkende benchmarkonderzoeken en sourcingtoetsen uitgevoerd. Hierbij zijn vergelijkingen met de markt of met andere overheidsdiensten gemaakt waaruit de mate van marktconformiteit naar voren komt. De vergelijkende onderzoeken zorgen ervoor dat het CDC als interne leverancier van de defensieorganisatie de prijzen zo laag mogelijk houdt. Verder kunnen op grond van de vergelijkingen beslissingen worden genomen over samenwerkingsverbanden met andere partijen. In 2011 is het project Publiek-Private Samenwerking (PPS) Kromhoutkazernein de opleverfase beland, is besloten de dienst mainframehosting aan te besteden en zijn stappen gezet in de richting van het van de markt betrekken van cateringdiensten.

Externe factoren

Het CDC werkt op grote schaal samen met private partijen. Samenwerking met en uitbesteding aan deze partijen heeft veel voordelen maar brengt ook afhankelijkheden met zich mee. Dit maakt het CDC ook kwetsbaarder voor bewegingen in de markt. Onverwachte faillissementen en overnames kunnen bijvoorbeeld een ongestoorde dienstverlening in de weg staan. Het CDC is zich bewust van deze kwetsbaarheden en maakt bij elke samenwerking een risicoafweging.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

688 459

1 552 006

1 274 914

1 042 011

1 055 941

1 147 491

– 91 550

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie

48 963

54 280

56 254

50 764

57 952

50 240

7 712

Bedrijfsgroep Transport

90 088

93 253

99 740

93 032

74 390

88 887

– 14 497

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

76 900

88 944

93 146

92 562

85 698

76 815

8 883

Bedrijfsgroep Facility Services

56 233

188 034

207 986

210 522

191 607

160 281

31 326

Bedrijfsgroep Personele Diensten

69 832

88 723

114 462

115 619

90 192

94 043

– 3 851

Attachés

17 146

16 700

20 587

21 939

20 437

20 688

– 251

Investeringen Infrastructuur

184 356

197 896

220 069

219 435

240 239

213 401

26 838

Investeringen Informatievoorziening

124 509

93 355

90 826

88 300

78 518

95 087

– 16 569

Exploitatie Informatievoorziening

97 253

124 574

127 345

143 657

142 174

145 423

– 3 249

Nederlandse Defensie Academie

53 666

64 249

63 674

58 563

50 210

52 021

– 1 811

Totaal programma-uitgaven

818 946

1 010 008

1 094 089

1 094 393

1 031 417

996 886

34 531

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando DienstenCentra

61 834

67 179

59 628

53 070

188 810

140 738

48 072

Bijdragen aan baten-lastendiensten

7 259

11 454

12 376

12 294

9 562

9 867

– 305

Totaal apparaatsuitgaven

69 093

78 633

72 004

65 364

198 372

150 605

47 767

Totaal uitgaven

888 039

1 088 641

1 166 093

1 159 757

1 229 789

1 147 491

82 298

Ontvangsten

             

Totale ontvangsten

58 639

58 667

85 418

68 916

131 282

129 269

2 013

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 91,6 miljoen lager dan begroot. De lagere realisatie is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van het meerjarige contract voor de C-17 (€ 14 miljoen) en € 100 miljoen aan neerwaartse bijstellingen van de verplichtingen voor infrastructuurprojecten, die als gevolg van een terughoudend verplichtingenregime niet zijn aangegaan in afwachting van de uitkomst van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Dit betreft onder meer de nieuwbouw van legeringsprojecten en projecten in het kader van het «nieuwe werken» bij de diverse defensieonderdelen. Daar staat tegenover dat de activiteiten van het Facilitair Bedrijf Defensie zijn overgedragen van de defensieonderdelen naar het CDC, waardoor de verplichtingen zijn verhoogd met € 18 miljoen. Daarnaast zijn er diverse kleinere verplichtingen, totaal € 4,4 miljoen, eerder aangegaan dan was voorzien.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Bedrijfsgroep Ivent

De hogere realisatie van de uitgaven met € 7,7 miljoen voor de bedrijfsgroep Ivent betreft voor € 2,3 miljoen een verhoging van de personele vulling en voor € 5,4 miljoen een aanpassing van de budgetten aan de activiteiten.

Bedrijfsgroep Transport

Bij de bedrijfsgroep Transport is € 14,5 miljoen minder gerealiseerd dan begroot door een vermindering van transport-activiteiten. Deze maatregel bleek begin 2011 noodzakelijk om het activiteitenniveau van CDC in lijn te brengen met het beschikbare budget.

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

Bij de bedrijfsgroep Gezondheidszorg is in verband met de doorwerking van de eindejaarsmarge het budget verhoogd met € 5,8 miljoen en daarnaast met € 3 miljoen voor hogere productie.

Bedrijfsgroep Facility Services

De hogere uitgaven bij de bedrijfsgroep Facility Services houden voor € 18 miljoen verband met de facilitaire dienstverlening die binnen het Facilitair Bedrijf Defensie (FBD) wordt geconcentreerd. De defensieonderdelen hebben hiervoor budgetten overgedragen. Voor betalingsverkeer is in 2011 € 7,5 miljoen betaald. Voorts is € 6 miljoen meer uitgegeven als gevolg van de doorwerking van de eindejaarsmarge uit 2010.

Investeringen infrastructuur

De investeringen op het gebied van infrastructuur zijn per saldo € 26,8 miljoen hoger. Het budget voor PPS Kromhout van € 23,6 miljoen is overgeheveld naar de exploitatie (apparaatsuitgaven). Daar staan diverse kleinere projecten van € 20,4 miljoen tegenover en een betaling van € 30 miljoen voor het project Gilze-Rijen, zodat DVD een eerder aangegane lening vervroegd kon aflossen.

Investeringen informatievoorziening

Als gevolg van vertragingen bij de uitvoering van projecten is € 16,6 miljoen minder gerealiseerd bij de investeringen informatievoorziening.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven betreffen voor € 16 miljoen hogere uitgaven van DBBO, een overheveling van € 23,6 miljoen vanuit investeringen infrastructuur voor de bijdrage aan de exploitatie PPS Kromhout, € 4,9 miljoen als gevolg van herziening van de vullingslijn, alsmede enkele kleinere aanpassingen. Bovendien is er meer gerealiseerd als gevolg van gewijzigde premies voor zorg en pensioenen (€ 2,3 miljoen). Dit is gecompenseerd met de uitdeling van de loonbijstelling.

Ontvangsten

De verkoopontvangsten zijn neerwaarts bijgesteld met € 21,7 miljoen als gevolg van de vertraging van verkoopopbrengsten voor afstotingsprojecten, zoals de Tapijnkazerne te Maastricht, staf OCKmar Kalverstraat te Apeldoorn en Topgrafische Dienst te Emmen.

Hier tegenover staan hogere overige ontvangsten van € 23,5 miljoen. Deze worden veroorzaakt door afroming van het positieve resultaat 2010 van de baten-lastendienst DTO (€ 20 miljoen), alsmede meerontvangsten als gevolg van hogere productie bij de bedrijfsgroep Gezondheidszorg (€ 3,5 miljoen).

Investeringen Infrastructuur

Investeringen Infrastructuur

Project volume (2011)

Fasering tot1

Gerealiseerde Uitgaven t.m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven

Project volume (2012)

Nieuwbouw Schiphol

140,4

2014 (2012)

91,6

55,6

28,6

– 27,0

140,4

Herbelegging infrastructuur vliegbases

Soesterberg en Gilze-Rijen

232,5

2012 (2010)

203,6

0,0

7,9

7,9

232,5

Infrastructuur en voorziening KMA

52,3

2018 (2013)

16,2

10,0

4,6

– 5,4

52,3

Aanpassing/renovatie

Plein/Kalvermarktcomplex

26,0

2012 (2011)

11,1

8,8

6,8

– 2,0

26,0

Hoger onderhoud Woensdrecht

78,5

2017 (2013)

2,3

34,1

9,0

– 25,1

76,6

Nieuwbouw LOKKmar

85,5

2016

10,8

10,2

9,3

– 0,9

84,5

EPA Maatregelen

64,4

2018 (2020)

11,4

3,7

0,0

– 3,7

64,4

Strategisch Vastgoedplan Kmar

 

2016

4,2

0,0

2,5

2,5

32,3

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

Nieuwbouw Schiphol

De uitvoering van het hoofdgebouw is vertraagd. Daarnaast is vertraging opgetreden bij de voltooiing en herziening van bestekken, alsmede bij de aanbesteding van percelen als gevolg van het uitstel van verplichtingen ten gevolge van de beleidsbrief.

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

Enkele deelprojecten in voorbereiding en uitvoering zijn vertraagd. Het project is daarom niet in 2010 voltooid en enkele betalingen die voor 2010 waren voorzien, zijn in 2011 gedaan. Dit geldt onder meer voor de groen- en compensatieverplichtingen, de nieuwbouw van de bedrijfsstoffen- en brandstoffenloods en de voltooiing van enkele beveiligingsprojecten. Ook hebben de aanleg van een bijtankfaciliteit en de inrichting van een planongebouw op Deelen de nodige vertraging ondervonden. Dit werd veroorzaakt door vertraging bij vergunningen in het kader van de monumentenwet en veranderde beveiligingseisen. De laatste drie deelprojecten zullen naar verwachting in 2012 worden voltooid waarmee het totale project gerealiseerd is.

Infrastructuur en voorziening KMA

Als gevolg van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie zijn de nieuwbouw van de legering en aanpassing van de buitensportvoorzieningen op de Trip van Zoudtlandtkazerne stilgezet.

Hoger Onderhoud Woensdrecht

De realisatie van de nieuwbouw van het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) zou oorspronkelijk in 2011 en 2012 zijn. In afwachting van nadere besluitvorming in het kader van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie is deze nieuwbouw uitgesteld.

Door het later afgeven van twee essentiële vergunningen (Wet Milieubeheer en Natuurbeschermingswet) zijn de werken Logistiek en Avionica respectievelijk pas in april en mei 2011 opgestart. Daarnaast is vertraging opgetreden bij de aanbesteding en gunning van de overige deelprojecten als gevolg van het uitstel van verplichtingen naar aanleiding van de beleidsbrief.

Investeringen Informatievoorziening (IV)

Omschrijving project Bedragen x € 1 miljoen

Projectvolume (begroting 2011)

Fasering tot 1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011 (cfm OB 2011)

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil uitgaven 2011

Projectvolume (begroting 2012)

DI-informatisering

59,3

(2015)

21,0

5,0

0,2

– 4,8

 

SPEER

268,1

2014 (2014)

209,8

28,1

22,6

– 5,5

268,1

Herinrichting personele functiegebied

 

2011 (2010)

37,0

1,4

0,9

– 0,5

 

Legacy ERP (PALS)

36,0

2014 (2013)

20,5

5,6

2,4

– 3,2

34,2

@migo

19,0

2012 (2012)

7,6

8,8

8,2

– 0,6

19,0

Electronic Key Management System (EKMS)

18,0

2015 (2013)

0,0

8,0

0,4

– 7,6

18,0

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

7,5

2012 (2012

0,6

2,6

1,6

– 1,0

7,5

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2011 opgenomen.

SPEER (ERP M&F)

De meerjarige verdeling van het taakstellende programmabudget van € 268,1 miljoen berust op de ontwerp-, bouw- en migratieplanning van het Programma SPEER. Voor 2011 werd een bedrag van € 28,1 miljoen gereserveerd. Bij de herijking van het programma in 2010 zijn verschuivingen aangebracht in de programmaplanning. Met het oog op complexiteitsreductie zijn is de planning van verschillende projecten gewijzigd en dat had in 2011 gevolgen voor de omvang van het uitbesteed werk, de grootste kostenfactor van het programma. Uiteindelijk is in 2011 € 5,5 miljoen minder uitgegeven dan aanvankelijk geraamd, hoofdzakelijk door minder uitbesteed werk. De lagere uitgaven in 2011 hebben geen gevolgen voor de omvang van het taakstellende programmabudget. De Tweede Kamer wordt middels voortgangsrapportages tweemaal per jaar geïnformeerd over het Programma SPEER.

Electronic Key Management System (EKMS)

Met dit systeem beoogt Defensie het handmatige proces te automatiseren van aanmaken, registreren en uitgeven van cryptosleutels, codeboeken, crypto hard- en software en documentatie. In 2011 stond aanvankelijk € 8 miljoen voor dit project op de begroting. Omdat de projectvoorbereiding door Defensie in samenwerking met TNO en de reacties van de industrie meer tijd heeft gekost dan geraamd, is een vertraging ontstaan. Deze vertraging zal ook nog doorwerken tot in 2012, waarbij de voltooiing van de projectvoorbereiding inclusief de aanbesteding is voorzien voor eind 2012.

Prestatiegegevens CDC

Prestatiegegevens CDC

Toelichting

Prestatiegegevens gebruikers

Het CDC levert een breed scala aan diensten die voornamelijk indirect bijdragen aan de door Defensie te behalen operationele doelstellingen. Een deel van de diensten levert echter een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak». Per bedrijfsgroep is dit nader uitgewerkt.

Resultaat operationele koppelvlakken in 2011

Over 2011 zijn twee indicatoren onder de streefwaarde van 80 procent uitgekomen. De lagere scores hebben niet geleid tot knelpunten in de operationele inzet of operationele gereedstelling van de eenheden. Bij de «voorraad medische ge- en verbruiksartikelen» en de «voorraad bloed» is de score beneden de norm gebleven in verband met beperkt beschikbare budgetten. De lagere voorraadniveaus waren wel voldoende om in de dagelijkse operationele behoefte te voorzien.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

Grondslag van het artikel

In overeenstemming met artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

4 771

2 106

2 245

2 236

6 238

2 248

3 990

Geheime uitgaven

4 771

2 106

2 245

2 236

6 238

2 248

3 990

Totaal uitgaven

4 771

2 106

2 245

2 236

6 238

2 248

3 990

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

Grondslag van het artikel

In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling opgenomen als nieuwe mutaties. Vervolgens worden deze bedragen verdeeld over de begrotingsartikelen.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 4 516

4 516

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

             

Onvoorzien

             

Nader te verdelen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 4 516

4 516

Totaal uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 4 516

4 516

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Algemene doelstelling

De beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.

Doelstellingen

Doelstelling 1: Ondersteunen minister bij het besturen van de defensieorganisatie.

De minister is adequaat ondersteund bij de besturing van de defensieorganisatie. Hij is dagelijks geïnformeerd over alle relevante ontwikkelingen.

Doelstelling 2: Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.

In de ontwikkeling en monitoring van beleid is veel aandacht besteed aan de budgetdiscipline bij de defensieorganisatie, de verbetering van het financieel en materieelbeheer en de vereenvoudiging van interne procedures.

Doelstelling 3: Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.

De resultaten van deze doelstelling worden toegelicht onder de tabel «budgettaire gevolgen van beleid».

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2011.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1 625 811

1 610 884

1 656 817

1 682 458

1 738 334

1 728 760

9 574

Apparaatsuitgaven

             

Bestuursstaf

133 587

107 722

125 259

125 721

116 779

123 951

– 7 172

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

60 786

64 679

70 723

70 848

72 751

78 968

– 6 217

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 724

273

         

Totaal apparaatsuitgaven

199 097

172 674

195 982

196 569

189 530

202 919

– 13 389

Programma-uitgaven

             

Pensioenen en uitkeringen *)

1 076 410

1 103 371

1 069 855

1 147 502

1 224 066

1 177 179

46 887

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

129 342

123 669

124 278

109 833

123 102

125 074

– 1 972

Ziektekostenvoorziening

14 728

15 553

12 128

8 812

5 783

6 218

– 435

Milieu-uitgaven

6 370

5 230

6 617

6 530

3 842

5 470

– 1 628

Subsidies en bijdragen

16 590

20 542

14 610

19 697

21 554

19 314

2 240

Bijdragen aan de Navo

94 418

64 113

75 857

74 613

67 248

75 559

– 8 311

Internationale samenwerking

3 284

4 074

4 660

4 121

3 039

4 019

– 980

Wetenschappelijk onderzoek

80 879

78 627

85 416

74 736

69 447

71 774

– 2 327

Overige uitgaven

76 794

26 687

42 182

53 284

39 857

41 234

– 1 377

Totaal programma-uitgaven *)

1 498 815

1 441 866

1 435 603

1 499 128

1 557 938

1 525 841

32 097

Totaal uitgaven

1 697 912

1 614 540

1 631 585

1 695 697

1 747 468

1 728 760

18 708

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

428 201

409 224

11 510

20 533

14 212

9 046

5 166

*) waarvan niet relevant

31 465

30 026

33 840

41 922

81 915

97 166

– 15 251

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

Er is voor € 9,6 miljoen meer aan verplichtingen gerealiseerd dan begroot. De posten die bij de uitgaven worden genoemd, zorgen tevens voor de hogere verplichtingen.

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 13,4 miljoen is in het bijzonder een gevolg van onderrealisatie salarissen (€ 6,0 miljoen) door van een hogere daling van de bezetting dan verwacht en als gevolg hiervan minder opleidingen (€ 1,4 miljoen). Tevens was er onderrealisatie bij overig materieel (€ 6 miljoen) waaronder een overheveling van de activiteiten van overig materieel naar informatievoorziening (€ 2,9 miljoen) in verband met opdrachten aan Ivent.

Pensioenen en uitkeringen

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 46,9 miljoen wordt veroorzaakt doordat een eerder voor 2012 voorziene betaling aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in 2011 is verricht.

Bijdragen aan de NAVO

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 8,3 miljoen is in het bijzonder een gevolg van een lagere Military Budget Call (MBC) van € 4,8 miljoen, een lagere bijdrage aan de AWACS-exploitatie van € 1,1 miljoen en een lagere bijdrage aan de AWACS-investeringen van € 1,8 miljoen. De onderrealisatie komt doordat de NAVO minder in rekening heeft gebracht dan oorspronkelijk was overeengekomen.

Ontvangsten

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 5,2 miljoen is in het bijzonder een gevolg van een ontvangst van € 1,6 miljoen voor de paysheet 1e kwartaal 2012 en € 1,4 miljoen hogere verrekenbare ontvangsten van de NAVO.

Nadere toelichting Wetenschappelijk Onderzoek Defensie

Omschrijving (bedragen x € 1 000,–)

Verwachte uitgaven in 2011

Gerealiseerde uitgaven in 2011

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

42 344

44 942

2 598

Programmafinanciering NLR

516

516

0

Contractonderzoek technologie-ontwikkeling

15 501

16 420

919

Small Business Innovation Research (EZ-financiering)

108

108

0

Enveloppe innovatie, kennis en onderzoek

8 675

5 012

– 3 663

Contractonderzoek kennistoepassing

4 630

2 449

– 2 181

Totaal generaal

71 774

69 447

– 2 327

De primaire doelstelling van de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek is de ondersteuning van de krijgsmacht met gerichte Research & Development (R&D). Daarnaast draagt Defensie met dit R&D-onderzoek bij aan de versterking van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie door de Defensie Industrie Strategie (DIS). Vanaf 2010 heeft Defensie een korting doorgevoerd op de centrale R&D-budgetten. Deze korting loopt op tot € 22,2 miljoen in 2013 en betreft voor het grootste deel (€ 17 miljoen) de financiering van kennisopbouwprogramma’s bij TNO. Het centrale budget voor technologieontwikkeling is niet gekort. In 2011 is de genoemde korting programmatisch ingevuld en daarmee is de implementatie van de herijking van de kennisportefeuille uitgevoerd.

Op initiatief van Nederland is er overleg gestart met een aantal landen op het gebied van Strategic Mutual Assistance in Research and Technology (SMART). Het gaat daarbij om nieuwe samenwerkingsconcepten op het gebied van Research & Technology. De concepten richten zich op gezamenlijke pooling en sharing. In 2011 is duidelijk geworden dat Noorwegen en Nederland in 2012 het initiatief zullen nemen om bilateraal deze samenwerking gestalte geven.

Het centrale budget voor kennistoepassing(gebruik) is verminderd tot ongeveer € 6 miljoen in 2011 en verdere jaren70. De kennisondersteuning door TNO en de GTI’s dient door de defensieonderdelen met eigen middelen te worden bekostigd. Het centrale budget is bedoeld voor de financiering van niet-planbare, acute kennisondersteuning. Daarnaast wordt dit budget belast met interdepartementaal afgesproken bijdragen aan de financiering van het exploitatietekort van grote experimentele onderzoeksfaciliteiten van TNO en de GTI’s.

Defensie participeert binnen het Topsectorenbeleid in de topsectoren High Tech Systems en Materialen (System of Systems, Cyber, Sensoren) en Water (Slimme schip). De bijdrage van Defensie daaraan wordt vanuit de centrale R&D-middelen gefinancierd.

Programmafinanciering TNO, MARIN en NLR

In 2011 is uitvoering gegeven aan het R&D-plan 2011 en daarmee is bijgedragen aan de implementatie van de uitgebrachte nieuwe Strategische Kennis en Innovatie Agenda van Defensie.

Defensie wil een hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht blijven. Investeren in de opbouw en instandhouding van een defensiespecifieke kennisbasis met centrale Research & Development middelen blijft hiervoor onontbeerlijk.

Defensie heeft in 2011 kennis en kunde laten opbouwen bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. Dit had plaats door middel van 63 programma’s, waarvan vijftien nieuw in 2011 gestarte programma’s terwijl zeventien programma’s in 2011 zijn voltooid. De vijftien nieuwe onderzoekprogramma’s betreffen onderzoek op de gebieden van: Radar, Onderzeeboten, Platformtechnologie, Maritieme Situational Awareness, Vergroten mentale veerkracht, Lucht- en raketverdediging, C4, Integraal beheer, Next generation small arms, Modellering Defensieoperaties, Cyber Defence en Luchtwaardigheid. Van de in totaal zeventien voltooide onderzoeksprogramma’s zijn de eindresultaten beschikbaar. Het betreffen onder andere Joint EOV-technologie, Innovatieve PGU, Information operations, Optimale nazorg personele inzetbaarheid (Biostress), Militair prestatievermogen en Gezondheidsmonitoring, Informatiebeveiliging, NEC-transformatie en Munitie levensduur.

Contractonderzoek technologie-ontwikkeling

Naast de hierboven gemelde programmafinanciering liepen er 73 Nationale Technologie Projecten (NTP’n); 33 daarvan zijn in 2011 voltooid, waaronder Colour the Insight (kleur bij nachtcamera’s), Cybergovernance en SAMM (maintenance op afstand). Gedurende 2011 heeft Defensie Research & Development (DR&D) wederom twee specifieke activiteiten georganiseerd. Het aankomend management van Defensie is betrokken bij de Innovation Game enhet midden- en kleinbedrijf is betrokken bij de Defensie Innovatie Competitie. Beide activiteiten hebben geleid tot een aantal nieuwe innovatieprojecten waaronder een voor een lichtgewicht helm.

Small Business Innovation Research (EL&I-financiering)

In 2011 is het thema Veilig Landoptreden uitgeschreven. Hierop zijn vele reacties ontvangen. Naar de beste ideeën wordt een haalbaarheidstudie gedaan. De komende jaren zullen hiervoor bedragen van € 400 000 tot € 500 000 worden uitbetaald.

Enveloppe innovatie, kennis en onderzoek

Gedurende het jaar zijn door EL&I gelden beschikbaar gesteld voor de enveloppe innovatie, kennis en onderzoek. Een aantal projecten kon echter niet op tijd worden gecontracteerd. De daarmee gemoeide budgetten blijven voor de projectuitvoering beschikbaar. In het domein van Maatschappelijke Veiligheid binnen de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid met de ministeries van Justitie en Veiligheid en van Economie, Landbouw en Innovatie is het project Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS) in uitvoering.

Contractonderzoek kennistoepassing

In 2011 waren er nog 30 lopende projecten. Daarvan zijn er 21 in de loop van 2011 afgesloten.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen:

  • 1. Rechtmatigheid

  • 2. Totstandkoming beleidsinformatie

  • 3. Financieel beheer en materieelbeheer

  • 4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Naast het verschaffen van het beeld van het feitelijke financieel en materieelbeheer over 2011 onder het bovengenoemde derde verplichte onderdeel van de bedrijfsvoeringsparagraaf, wordt tevens ingegaan op de voortgang van het plan van aanpak voor het verbeteren van het financieel, materieel- en personeelsbeheer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag 2010 van de Algemene Rekenkamer. De bedrijfsvoeringsparagraaf wordt afgesloten met een schematische weergave van de voortgang van de maatregelen en doelstellingen in 2011. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging om twee keer per jaar hierover te rapporteren. De Audit Dienst Defensie (ADD) heeft de voortgang van het plan van aanpak onderzocht en heeft geen opmerkingen. De realisatie van de maatregelen en doelstellingen voor 2011 zijn getoetst aan de geleverde onderbouwing en de eigen bevindingen van de auditdienst.

1. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.

In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven. Ook de tolerantiegrens voor fouten van de baten-lastendiensten van Defensie is niet overschreden.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de niet-financiële informatie van de (beleids)artikelen in het jaarverslag is gecontroleerd op de aspecten ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid. Tussen de uitkomst van de totstandkoming en hetgeen in het jaarverslag staat vermeld zijn geen verschillen geconstateerd.

Programma stuur- en verantwoordingsinformatie

Naar aanleiding van het in 2009 verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer «Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie» is het programma Stuur- en verantwoordingsinformatie opgericht. In 2011 zijn de activiteiten gericht op de verbetering van de managementrapportage als brugdocument tussen de begroting en het jaarverslag voltooid. De gegevens in de managementrapportages over gereedheid zijn juist en volledig overgenomen in het Jaarverslag.

Daarnaast was de focus gericht op de oplossing van de resterende tekortkomingen in de totstandkoming van de operationele gereedheidsinformatie. Met het uitbrengen van de nieuwe CDS Aanwijzing A/801 Gereedstelling in het eerste kwartaal van 2012 wordt daar deels invulling aan gegeven. De uniformiteit van informatiegeneratie bij de operationele commando’s wordt vergroot, en daar waar afwijkingen bestaan in het genereren van informatie wordt dit toegelicht.

De verbetering van de kwaliteit van de broninformatie wordt opgenomen in het lopende defensiebrede Programma basisadministraties.

Verbeteren inzicht sturing, beheersing en verantwoording van de materiële exploitatie

Naar aanleiding van de knelpunten in de materiële exploitatie (Kamerbrief 32 123 X, nr. 122) is in 2011 begonnen met de verbetering van de beheersing door middel van een genormeerde koppeling tussen doelstellingen, activiteiten en middelen. Hiertoe dienen de normen nodig voor de allocatie van middelen te worden vastgesteld; voltooiing hiervan heeft plaats in 2013. Het beheersingsproces wordt verder verfijnd door een andere inrichting van de financiële administratie.

In 2011 is bij DMO de ramingssystematiek verbeterd, onder meer doordat de uitgavenramingen meerjarig aan wapensystemen worden gekoppeld. Verder zijn de bestaande en benodigde normen voor brandstofverbruik en munitie geïnventariseerd.

3. Financieel en materieelbeheer

Financieel beheer

In 2011 zijn de inspanningen binnen het financieel beheer gericht op de opheffing van de onvolkomenheden, geconstateerd door de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij het Jaarverslag 2010. In het plan van aanpak opgesteld naar aanleiding hiervan, zijn de nieuwe visie voor het verbeteren van het financieel beheer en de benodigde verbetermaatregelen beschreven. Naast een aantal structurele maatregelen gericht op vereenvoudiging van het beheer, hadden deze maatregelen in het bijzonder betrekking op de gestelde prioriteiten voor 2011, te weten de verbetering van het uitgavenbeheer en verplichtingenbeheer. De benoemde maatregelen zijn uitgevoerd.

Prioriteiten

Door een goed uitgavenbeheer is het betaalgedrag in 2011 verbeterd. Voor het eerst is meer dan 90 procent van de facturen binnen 30 dagen betaald, waarmee Defensie aan de rijksbrede norm voldoet. Het doel is structureel aan deze norm te voldoen. Belangrijke vooruitgang is geboekt door de verkleining van de terugval in de tijdigheid van betalen in de eerste maanden van het jaar. Voor de jaarovergang naar 2012 zijn aanvullende maatregelen genomen, zoals de waarborging van voldoende personele capaciteit bij zowel de defensieonderdelen als het FDC en het zolang mogelijk doorbetalen in 2011, waardoor het percentage tijdige betalingen in januari 2012 hoger ligt dan begin 2011. Daarnaast is om het betalingsproces meer doelmatig te laten verlopen het Defensiebreed Handtekeningen en Bevoegdheden Register ingevoerd en is de onderliggende regelgeving in 2011 vereenvoudigd.

Ter verbetering van het verplichtingenbeheer is de interne regelgeving vereenvoudigd door middel van een tweetal maatregelen. Ten eerste wordt vanuit de optiek van het voeren van een doelmatige administratie gebruik gemaakt van de Aanwijzingsregeling verplichtingen = kas Rijksoverheid 2010. Verplichtingen onder € 30 000 worden niet langer individueel in de financiële administratie vastgelegd, waardoor de focus is gericht op verplichtingen met een relatief groot financieel volume en risico. Defensie kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan verplichtingen naar onder meer aard, leveranciers, valuta en aanbestedingsregels. Daarom wordt gebruik gemaakt van de ruimte die de Comptabiliteitswet biedt voor het waarderen van een verplichting. Uitgangspunt is geen uitgaven zonder vastgelegde verplichtingen, waarmee tevens het budgetbeheer is gediend.

De tweede maatregel betreft het niet meer vastleggen van interne dienstverleningsovereenkomsten met de eigen baten-lastendiensten als verplichting, hetgeen de beheerslast vermindert.

Het voorschottenbeheer is dusdanig verbeterd dat ook de moeilijke dossiers over lang uitstaande voorschotten alsnog worden verrekend. De verbeteringen in het verplichtingenbeheer hebben geleid tot een verlaging van de extracomptabele correcties. De ter controle aan de ADD aangeboden financiële verantwoording is voor de verplichtingen gecorrigeerd voor een bedrag van € 9,9 miljoen. Het bedrag betreft het saldo van twee door de ADD uitgevoerde controles, waarvan één gericht op de mutaties op verplichtingen en één gericht op de standen (uitkomsten), een tegengesteld beeld laten zien van respectievelijk € 110,5 miljoen te laag en € 100,6 miljoen te hoog en leiden alleen gesaldeerd tot een getrouwe verplichtingenstand in de verantwoording (mutaties) en de saldibalans (standen).

Overige activiteiten

De algemene verbetermaatregelen en daaruit volgende activiteiten in 2011 hebben betrekking op de oprichting van het Financieel Administratie- en Beheerkantoor (FABK) en de doorontwikkeling van de permanente monitor financieel beheer. Dit kantoor wordt naar verwachting op 1 januari 2013 operationeel en standaardiseert het ondersteunende administratieve proces van de begrotingsuitvoering zoveel mogelijk.

De permanente monitor financieel beheer, een zelfcontrole instrument dat dient ter verbetering van de kwaliteit van het financieel beheer, is voor de belangrijkste geldstromen beschikbaar en wordt door alle defensieonderdelen gebruikt. In 2012 wordt de monitor voor de verdere uitrol van SAP en in voorbereiding op de FABK-oprichting verder ontwikkeld.

Materieelbeheer

Het project Professionaliseren materieelbeheer Defensie (PMD) wordt gefaseerd uitgevoerd tot in 2014. In 2011 lag conform het plan van aanpak voor de verbetering van het beheer de focus van de verbeterplannen op de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden, waarbij prioriteit is gegeven aan het beheer van gevoelig materieel (wapens, cryptoapparatuur en munitie). Hiertoe zijn specifieke maatregelen geformuleerd die de oorzaken van de onvolkomenheden moeten wegnemen. Daarnaast zijn generieke verbetermaatregelen geformuleerd die gericht zijn op een structurele waarborging van de kwaliteit van het beheer. De voor 2011 geplande maatregelen zijn op enkele uitzonderingen na uitgevoerd.

Generieke maatregelen

Ten behoeve van het gebruik in 2012 is het Voorschrift materieelbeheer Defensie (VMD) doorontwikkeld, inclusief geactualiseerde assortimentsinstructies voor cryptoapparatuur en klein kaliber wapens. Daarnaast is een deel van de publicaties voor gevoelig materieel geschoond. De eerste voorbereidingen voor het op een gestructureerde wijze voor gebruikers digitaal ontsluiten van actuele publicaties zijn getroffen.

De Visie materieelbeheer is voltooid. In dit document wordt de context van het materieelbeheer en de factoren van invloed op de kwaliteit hiervan beschreven. De Visie vormt samen met de in 2011 geschreven blauwdruk matlog de basis voor de herinrichting van het materieellogistieke veld in de komende reorganisaties.

De registratiesystemen voor klein kaliber wapens (SARS) en cryptoapparatuur (CCIRS) zijn inmiddels operationeel. De vaste artikelgegevens in de systemen voor gevoelig materieel zijn geschoond. Om de kwaliteit van deze data te kunnen waarborgen, wordt de gegevensbeheerorganisatie ingericht en geschikt gemaakt voor data-analyse.

Voor de gevoelige materieelsoorten klein kaliber wapens, cryptoapparatuur en munitie zijn opleidingen (door)ontwikkeld en belegd in de staande organisatie. Tevens is het relevante personeel waar mogelijk opgeleid. Ook is de basis gelegd om te komen tot een gestandaardiseerd functiebestand voor het materieelbeheer.

De Monitor kwaliteit materieelbeheer is ter beschikking gesteld en stapsgewijs toegepast bij alle eenheden van de defensieonderdelen. De monitor vormt in 2012 het instrument voor de lijn om de kwaliteit van het beheer te meten en te kunnen bijsturen op gedrag.

Specifieke maatregelen

Naast bovengenoemde generieke activiteiten zijn specifieke maatregelen genomen voor de defensieonderdelen met onvolkomenheden op het gebied van gevoelig materieel. Defensiebreed heeft dit geleid tot een verbetering van het beheer van gevoelig materieel. Zowel het munitiebeheer als het cryptobeheer laten een vooruitgang zien, waarbij het cryptobeheer de norm van 80 procent behaalt.

Het munitiebeheer blijft ondanks de verbetering, met een percentage van 73 procent nog onder de norm. De dataschoning van munitie is voltooid. De kwaliteit van het wapenbeheer is licht gedaald, met name bij CZSK en in mindere mate bij CLAS. De overige defensieonderdelen voldoen aan de norm.

4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Personeelsbeheer

Conform het plan van aanpak voor de verbetering van het beheer is prioriteit gegeven aan het wegwerken van de onvolkomenheid ten aanzien van de kwaliteit van de informatievoorziening bij personeelsadministratiesystemen. Hiertoe is het plan van aanpak Aanwezigheid «wettelijke» documenten vereist in personeelsdossiers in uitvoering. In 2012 zal het plan van aanpak zijn voltooid en voldoen de personeelsdossiers aan de wettelijke eisen.

Voor de monitoring van de kwaliteit van personeelsbeheer is het monitoringsinstrument fout- en signaalrapportage (PeopleChecks) ontwikkeld. Door de vergroting van de bewustwording bij de verantwoordelijken is gedurende 2011 sprake van een positief verloop in de afdoening van de Peoplecheck meldingen door de defensieonderdelen. Daarnaast is verdere invulling aan het Control Framework Personeel Functiegebied gegeven. In aanloop naar 2013 zijn de toekomstige organisatiedelen die (deels) verantwoordelijk worden voor het personeelsbeheer geïnformeerd over de aanpak en de stand van zaken op dit gebied.

Redeployment

Fase drie van de redeployment is voltooid. Een gedeelte van het materieel van de Task Force Uruzgan is overgebracht naar Noord-Afghanistan voor inzet in de Geïntegreerde Politietrainingsmissie. Een ander gedeelte is overgedragen aan partners en het resterende materieel is teruggekeerd naar Nederland. De redeployment van crypto en wapens is beheerst verlopen, het onderzoek naar het overige materieel is nog niet gereed. In 2011 is fase vier – onderhoud, herstel en overdracht van operationeel inzetbaar materieel aan de operationele commando's – begonnen en de voltooiing daarvan is voorzien voor begin 2013.

Defensiebrede risico’s in 2011

In 2011 is begonnen met de implementatie van de Beleidsbrief. Dit betekent een grote verandering voor de gehele defensieorganisatie. Als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen en de onzekerheid hierover komt de motivatie van het personeel onder druk te staan. Dit risico is dan ook aangemerkt als een van de te volgen Defensiebrede risico’s gedurende 2011. De benoemde beheersmaatregelen waren in het bijzonder gericht op een open en eerlijke communicatie over de noodzaak en voortgang van de reorganisatie en het toekomstperspectief van het personeel. Ook in 2012 wordt de ontwikkeling van dit risico gevolgd.

Een tweede defensiebreed risico had betrekking op de bedrijfsvoering, namelijk het programma SPEER. Dit programma draagt zorg voor één defensiebreed geïntegreerd IV-systeem (SAP) waarmee de bedrijfsvoering wordt ondersteund. Om het programma SPEER te kunnen beheersen is een aantal maatregelen uitgevoerd, waaronder capaciteitsuitbreiding voor ondersteuning van de nieuwbouw en het beheer van SAP en meer aandacht voor de opbouw en uitbereiding van kennis in de lijnorganisatie.

Evaluatie van subsidies

Naar aanleiding van het rapport «Leren van subsidie-evaluaties» van de Algemene Rekenkamer worden in 2012 alle door Defensie in de jaren 2010 en 2011 verstrekte subsidies geëvalueerd om te kunnen voldoen aan de wettelijke plicht minstens eenmaal in de vijf jaar te evalueren.

Aanschaf ICT-diensten en ICT-producten

De Instructie rijksdienst schrijft voor dat bij de aanschaf van ICT-diensten of ICT-producten in bepaalde gevallen gebruik moet worden gemaakt van open source en standaarden. Binnen Defensie wordt bij investeringen op het gebied van software standaard een bewuste afweging gemaakt omtrent het gebruik van open source software, een belangrijk aspect hierbij is dat de bedrijfsvoering niet in gevaar mag komen. De behoefte aan specifieke software die niet altijd als open source beschikbaar is, beveiligingsdoeleinden en samenwerking met (militaire) partners zijn redenen om specifiek te kiezen voor closed source producten. Daarnaast wordt interoperabiliteit en koppelbaarheid van nieuwe software systemen aan de bestaande software meegenomen in de toetsing, hetgeen kan leiden tot de conclusie dat het gebruik van open source praktisch niet mogelijk is.

Om een geleidelijke overgang op termijn mogelijk te maken worden open source producten naast closed source producten geïmplementeerd. Tevens wordt in grote contracten een clausule opgenomen omtrent migratie van commercial of the shelf (COTS) naar open source (indien van toepassing), daarmee worden marktpartijen verplicht mee te werken aan de migratie naar een open source variant.

Schematische weergave Verbetermaatregelen beheer ministerie van Defensie – Onvolkomenheden RJV 2010

Financieel beheer – generieke maatregelen

Doelstellingen per thema

Effecten maatregelen / voorbeelden van resultaten

Verbeteren uitgavenbeheer

Norm 90% tijdige betalingen gehaald

Handtekeningen en Bevoegdheden Register ingevoerd

Verbeteren verplichtingenbeheer

Regelgeving aangepast en grotendeels geïmplementeerd

Extracomptabele correctie over 2011 bedraagt per saldo € 9,9 miljoen

Algemeen

Doorontwikkeling permanente monitor financieel beheer

Voorbereidingen Financieel Administratie- en Beheerkantoor op schema

Materieelbeheer – generieke maatregelen

Doelstellingen per thema

Effecten maatregelen/ voorbeelden van resultaten

Wet- en regelgeving op orde brengen

Eerste concept-beheerregimes opgesteld (deels in Visie materieelbeheer en deels als bijlage bij fit-gap analyse)

Beheerprocessen en besturing op orde brengen

Visie materieelbeheer doorontwikkeld

Doorontwikkelde criteria risicoanalyse (deels in Visie materieelbeheer en deels als bijlage bij fit-gap analyse)

Informatievoorziening op orde brengen

Stamgegevens gevoelig materieel in registratiesystemen geschoond

Formatie, opleiding en kennis op orde brengen

Opleidingen gevoelig materieel ontwikkeld, belegd en beschikbaar

Uitrol en beheer Monitor Kwaliteit Materieel (MKM) Beheer en sturen op gedrag

Ontwikkeling en inrichting MKM voortgezet

Evaluatiesessies

Beheer materieel crisisbeheersingsoperaties

Analyse en afhandeling bevindingen redeployment ISAF voor klein kaliber wapens en crypto

Materieelbeheer – specifieke maatregelen

Doelstellingen per thema

Effecten maatregelen / voorbeelden van resultaten

Kwaliteit gevoelig materieel verbeteren

(norm is 80%)

Munitiebeheer: defensiebreed 73% voldoende, defensiebrede verbetering ten opzichte van 2010

Wapenbeheer: met defensiebreed 77% voldoende voldoen de meeste defensieonderdelen aan de norm

Cryptobeheer:

– Apparatuur: defensiebreed 83% voldoende

– Sleutels en publicaties: defensiebreed 84% voldoende

Kwaliteit beheer niet-gevoelig materieel verbeteren (norm is 80%)

Alle defensieonderdelen voldoen aan de norm van 80%

Centraal voorraadbeheer verbeteren

Administratie op orde bij DMO/LCW

Kwaliteit informatievoorziening materieeladministratiesystemen

Stamgegevens munitie opgeschoond bij alle defensieonderdelen (exclusief bestuursstaf)

Personeelsbeheer – generieke maatregelen

Doelstellingen per thema

Effecten maatregelen/ voorbeelden van resultaten

Afdoening Peoplecheck foutmeldingen door defensieonderdelen

Aantal vergelijkbare fouten is ten opzichte van 2010 aantoonbaar gedaald

Kwaliteit personeelsdossiers

Ongeveer 20 000 dossiers zijn gecontroleerd

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2011 van het ministerie van Defensie (X)

Bedragen in EUR 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (inclusief Amendement)

Realisatie 1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

8 199 681

8 258 563

457 309

7 440 616

8 156 410

459 810

– 759 065

– 102 153

2 501

                   

Beleidsartikelen

6 473 189

6 532 071

448 263

5 696 044

6 402 704

445 598

– 777 145

– 129 367

– 2 665

                   

20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

270 694

270 694

1 407

223 487

186 102

3 214

– 47 207

– 84 592

1 807

21 Commando zeestrijdkrachten

561 898

580 780

13 564

573 652

590 214

9 876

11 754

9 434

– 3 688

22 Commando landstrijdkrachten

1 295 680

1 295 680

15 823

1 261 386

1 280 930

21 470

– 34 294

– 14 750

5 647

23 Commando luchtstrijdkrachten

674 040

694 040

9 181

609 073

685 357

13 556

– 64 967

– 8 683

4 375

24 Commando Koninklijke marechaussee

374 722

374 722

4 652

398 677

400 456

6 219

23 955

25 734

1 567

25 Defensie Materieelorganisatie

2 148 664

2 168 664

274 367

1 573 828

2 029 856

259 981

– 574 836

– 138 808

– 14 386

26 Commando Dienstencentra

1 147 491

1 147 491

129 269

1 055 941

1 229 789

131 282

– 91 550

82 298

2 013

                   

Niet-beleidsartikelen

1 726 492

1 726 492

9 046

1 744 572

1 753 706

14 212

18 080

27 214

5 166

                   

70 Geheime uitgaven

2 248

2 248

 

6 238

6 238

 

3 990

3 990

 

80 Nominaal en onvoorzien

– 4 516

– 4 516

       

4 516

4 516

 

90 Algemeen

1 728 760

1 728 760

9 046

1 738 334

1 747 468

14 212

9 574

18 708

5 166

8. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2011 (bedragen x € 1 000)

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

8 156 410

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

459 810

3)

Liquide middelen

42 088

4a)

Rekening-courant RHB

7 669 056

4)

Rekening-courant RHB

0

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

147 965

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

78 333

     

7)

Openstaande rechten

0

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

8)

Extra-comptabele vorderingen

503 123

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

503 123

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

9)

Extra-comptabele schulden

0

10)

Voorschotten

2 535 660

10a)

Tegenrekening voorschotten

2 535 660

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

11)

Garantieverplichtingen

0

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

3 851 647

12)

Openstaande verplichtingen

3 851 647

13)

Deelnemingen

0

13a)

Tegenrekening deelnemingen

0

 

Totaal

15 167 261

 

Totaal

15 167 261

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2011 (alle bedragen x € 1 000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 42 088 en bestaat uit de volgende saldi:

Kas

9 141

Bank

32 947

Totaal

42 088

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 78 333.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Commando DienstenCentra

Voor de uitgaven buiten begrotingsverband staan twee contracten open met een vordering groter dan € 10 000. Dit betreft een contract met de Bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waarvan voor de salarissen november en december een bedrag van € 31 970 nog te ontvangen was per 31-12-2011. Intussen is in het bedrag ontvangen. Daarnaast betreft dit een contract met de Bedrijfsgroep Vastgoed en beveiliging inzake salariskosten, waarvan voor de salarissen november en december een bedrag van € 10 412 nog te ontvangen was per 31-12-2011. Intussen is in het bedrag ontvangen.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 147 965. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 84 935) en daarnaast voor € 36 734 uit vooruitontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 26 296) betreft gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 503 123 (alle bedragen x € 1 000).

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

11 006

Baten-lastendiensten Defensie

86 813

Domeinen

43 035

CMH/MRC

8 897

Diversen

22 786

Buitenlandse mogendheden

32 645

Koninklijke Schelde Groep lening

14 294

Verkoop overtollige goederen

348 852

Subtotaal

568 328

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

65 205

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2011

503 123

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2012 tot en met 2020 via de Dienst Domeinen (ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 348 852 tegoed. De Dienst Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

Daarnaast staan op de Domeinen nog twee vorderingen open. Het betreft ontvangsten voor afstoting van roerende zaken voor een bedrag van € 15 164 en ontvangsten voor de afstoting van onroerende zaken voor een bedrag van € 27 255.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van € 20 240, betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. In 2011 zijn de termijnen voor 2009, 2010 en 2011 ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 14 294.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 348 852 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2011: € 154 271).

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2011: € 154 271).

Vorderingen groter dan € 2 000 die in 2011 buiten invordering zijn gesteld (alle bedragen x € 1 000).

Bestuursstaf

Een vordering op de belastingdienst met een bedrag van € 3 591 is afgeboekt. Het betreft de teruggaaf van betaalde BTW op NAVO-investeringsprojecten. In 2011 is overeenstemming bereikt tussen Defensie en Financiën op welke wijze het te vorderen bedrag bepaald mag worden. In 2012 zal op basis van de afspraken een nieuwe vordering ingesteld worden nadat Financiën het te vorderen bedrag heeft gecontroleerd. Het te vorderen bedrag zal naar verwachting € 3 471 bedragen.

ad 9. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 535 660. De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Jaar van ontstaan

Bedragen x € 1 000

<2007

189 095

2008

165 549

2009

126 061

2010

326 068

2011

1 728 887

Totaal

2 535 660

Van de verstrekte voorschotten van voor 1-1-2011 is in 2011 een bedrag verrekend van € 1 870 497. In 2011 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 795 829 waarvan in 2011 reeds € 66 942 werd verrekend.

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

De declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven zijn in 2011 voor een bedrag van € 1 141 384 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2011 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Een voorschot van € 166 304 betreft de aanschaf van zes Chinook-helikopters. De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats in 2012 en 2013. Er is enige vertraging in de levering.

Een voorschot van € 124 639 betreft de aanschaf van het eerste JSF-testtoestel. De levering heeft in 2012 plaats en de verrekening van het verstrekte voorschot begint in 2013.

Een voorschot van € 128 440 betreft de aanschaf van 200 stuks van het Groot Pantserwielvoertuig (Boxer). De levering en verrekening van het verstrekte voorschot zijn vooralsnog voorzien voor de periode 2012–2016.

ad 11. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2011 is er een openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen weg te nemen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning. In 2011 zijn er geen aanspraken geweest.

ad 12. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1 000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3 851 647. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de desbetreffende termijnkoers.De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,746.

Ten opzichte van de voorgaande jaren worden de aangegane verplichtingen alleen geadministreerd als de verplichting groter dan € 30 is. Daarnaast zijn de overeenkomsten die betrekking hebben op de exploitatie-uitgaven en gesloten worden met de baten-/ lastendiensten ook niet meer als aangegane verplichting opgenomen in de administratie. Hierdoor zijn deze verplichtingen niet meer opgenomen in de stand openstaande verplichtingen.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2011

4 539 756

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

7 875 690

Subtotaal

12 415 446

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8 563 799

Openstaande verplichtingen per 31/12/2011

3 851 647

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

Openstaande verplichtingen van € 249 885 hebben betrekking op de start van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering heeft plaats in 2012 tot en met 2015. Ten opzichte van het oorspronkelijke leverschema is de levering vertraagd.

Met het MoU over productie, instandhouding en doorontwikkeling (Production Sustainment & Follow-on Development, PSFD) uit 2006 wordt de samenwerking tussen Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden op het gebied van de JSF voortgezet. Deze MoU heeft een looptijd van 45 jaar en heeft tot doel de productie, instandhouding en doorontwikkeling van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het MoU afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten. De openstaande verplichting van € 93 714 wordt in de periode 2012 tot en met 2 046 betaald.

De openstaande verplichting van € 11 801 in verband met het eerste Nederlandse JSF-testtoestel wordt in de periode tot en met 2012 betaald. De levering is voorzien voor 2012.

De openstaande verplichting van € 69 941 in verband met het tweede Nederlandse JSF-testtoestel wordt in de periode tot en met 2013 betaald. De levering is voorzien voor 2013.

Voor overige aan het project «Vervanging F-16» gerelateerde deelprojecten zijn voor een bedrag van € 14 971 openstaande verplichtingen opgenomen. Daarnaast staat voor de doorontwikkeling € 11 288 aan verplichtingen open.

Openstaande verplichtingen van € 523 664 betreffen de aanschaf van 200 stuks van het Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De levering is vooralsnog voorzien voor de periode 2012–2016.

Een openstaande verplichting van € 220 939 betreft de aanschaf van een Joint Support Ship (JSS), te leveren door Damen Schelde Naval Shipbuilding. De betalingen hebben plaats in de periode 2012 tot en met 2014 en de levering is voorzien voor 2014. Het project ligt op schema.

Een openstaande verplichting van € 101 652 betreft de aanschaf van zes nieuwe Chinook-helikopters bij de firma Boeing in de Verenigde Staten. De betalingen hebben plaats in 2012. De levering is ten opzichte van het oorspronkelijke leverschema vertraagd.

Een openstaande verplichting van € 341 802 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de NAVO. Hierbij wordt gevlogen met drie Boeing C-17 Globemasters vanuit Hongarije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

ad 13. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

9. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro's.

Functie

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Totaal 2010

Belastbaar jaarloon 2011

Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2011

Totaal 2011

Motivering

Opmerkingen

Een officier medisch specialist

140 031

19 482

160 427

179 933

19 771

199 704

Bij functie passende emolumenten

Inkomsten betreffen niet alleen salaris: uitbetaling meerjarige bindingspremie € 33 930, toelage officieren-arts € 19 007 (abusievelijk dubbel betaald), toelage officieren-medisch specialist € 23 155, functioneringstoelage € 2 120, beloning € 2 083 en 40-urige werkweek € 6 169.

BATEN-LASTENDIENSTEN

10. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Bedragen in € 1 000

1

2

3=2–1

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2010

01

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

       
 

Totale baten

352 098

393 811

41 713

407 982

 

Totale lasten

352 098

352 588

490

387 570

 

Saldo van baten en lasten

0

41 223

41 223

20 412

           
 

Totale kapitaalontvangsten

60 000

225

– 59 775

17 881

 

Totale kapitaaluitgaven

111 000

78 884

– 32 116

60 434

           
           

02

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

       
 

Totale baten

233 105

208 000

– 25 205

260 565

 

Totale lasten

233 785

215 390

– 18 395

265 413

 

Saldo van baten en lasten

– 680

– 7 390

– 6 810

– 4 848

           
 

Totale kapitaalontvangsten

69 201

73 647

4 446

31 684

 

Totale kapitaaluitgaven

73 869

74 758

889

36 243

           

03

Baten-lastendienst Paresto

       
 

Totale baten

112 586

88 526

– 24 060

113 216

 

Totale lasten

112 586

89 267

– 23 319

110 912

 

Saldo van baten en lasten

0

– 741

– 741

2 304

           
 

Totale kapitaalontvangsten

760

249

– 511

0

 

Totale kapitaaluitgaven

1 449

2 941

1 492

1 604

11. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst

(Bedragen x € 1 000)
 

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

315 143

355 555

40 412

364 121

Opbrengsten overige departementen

36 810

37 830

1 020

43 532

Opbrengst derden

145

89

– 56

209

Rentebaten

 

323

323

77

Vrijval voorzieningen

 

14

14

43

Bijzondere baten

   

0

 

Totaal baten

352 098

393 811

41 713

407 982

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

199 307

172 508

– 26 799

212 768

– materiële kosten

98 091

144 504

46 413

126 865

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

3 000

2 257

– 743

1971

– materieel

46 000

29 601

– 16 399

35 914

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

 

2 145

– rente

5 700

3 718

– 1982

4 259

– bijzondere lasten

   

0

3 648

Totaal lasten

352 098

352 588

490

387 570

Saldo van baten en lasten

0

41 223

41 223

20 412

Algemeen

In 2011 is de inhuur verder teruggebracht. Nieuwe investeringen zijn kritisch beoordeeld en vervangingsinvesteringen zijn uitgesteld. Dit zal een blijvend karakter hebben omdat steeds meer gebruik gemaakt zal worden van thin clients en telesticks. De traditionele werkplek bestaande uit desktop of laptop wordt in de komende jaren vervangen door de veel goedkopere thin cliënt en telestick. De kosten van deze thin cliënt en telestick worden beschouwd als exploitatie en niet meer als investering/activa.

Opbrengst moederdepartement

De substantieel hogere omzet moederdepartement is voornamelijk het gevolg van het minder snel dalen van de vraag vanuit de defensieonderdelen dan in de begroting was voorzien. Ten opzichte van 2010 is een daling van de omzet te zien op een aantal gebieden. Binnen de generieke IV is voor werkplekdiensten Defensie een tariefverlaging doorgevoerd. Doelmatigheid heeft geleid tot een lagere afname van het aantal diensten.

Opbrengst overige departementen

De dienstverlening aan de overige departementen heeft pas plaats na goedkeuring door de Secretaris-Generaal van het moederdepartement. De opbrengsten overige departementen zijn ten opzichte van 2010 met € 6 miljoen afgenomen omdat bij het standaardportfolio minder vraag was naar deze diensten.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening aan derden betreft de Navo en haar partners. De dienstverlening bestond in 2011 uit incidentele kleine opdrachten.

Omzet per productgroep (bedragen x € 1 miljoen)
 

2008

2009

2010

2011

Omzet categorie Generiek

243,9

240,3

253,1

235,7

Omzet categorie Specifiek

134,5

162,8

154,8

157,8

De omzet van Ivent bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus (PDC).De nadere toelichting is opgenomen bij de tabel doelmatigheidsindicatoren.

Personele kosten

Als gevolg van vacaturemanagement is er vrijwel geen instroom van personeel.

De in de afgelopen jaren ingezette koers om de inhuur van personeel te beperken, is voortgezet. Aflopende contracten worden niet meer verlengd. Ook worden de tarieven van inhuur verlaagd met het oog op de marktomstandigheden,.

Materiële kosten (Bedragen x € 1 000)
 

Begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Directe kosten

41 991

71 647

29 656

Huisvestingskosten

10 500

14 451

3 951

Kantoorkosten

3 400

5 859

2 459

Algemene kosten

3 700

10 896

7 196

Kosten hard- en software

38 500

41 651

3 151

Totaal materiële kosten

98 091

144 504

46 413

De directe kosten zijn in 2011 hoger dan begroot als gevolg van de hogere opbrengsten.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn voornamelijk veroorzaakt door lagere investeringen, een goede liquiditeitsbeheersing en een gunstige stand op de rekening courant bij het ministerie van Financiën.

Resultaat

Het saldo van baten en lasten over 2011 bedraagt € 41 miljoen positief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Dit positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere omzet moederdepartement, minder inhuur personeel en lagere afschrijvingskosten door uitgestelde investeringen.

Balans per 31 december 2011

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

7 317

5 424

Materiële activa

   

– gebouwen en terreinen

19 126

21 029

– machines en installaties

8 369

9 987

– computerapparatuur

55 187

60 219

– overige bedrijfsmiddelen

1 611

2 336

Voorraden

2 194

4 118

Debiteuren

14 466

43 724

Nog te ontvangen/overlopende activa

27 974

35 141

Liquide middelen

69 761

33 269

Totaal activa

206 005

215 247

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

12

– verplichte reserve

   

– onverdeeld resultaat

41 223

20 412

Subtotaal eigen vermogen

41 235

20 412

Voorzieningen

198

6 320

Leningen bij het ministerie van Financiën

25 061

63 872

Crediteuren

61 139

63 238

Nog te betalen/overlopende passiva

78 372

61 405

Totaal passiva

206 005

215 247

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten bedraagt € 41 miljoen. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar (€ 404,6 miljoen in 2009, € 407,9 miljoen in 2010 en € 393,4 miljoen in 2011) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 20 miljoen. Dit betekent dat € 21 miljoen zal worden afgedragen aan het moederdepartement.

Debiteuren

De stand debiteuren is fors lager dan ultimo 2010 vanwege de late kassluiting bij het moederdepartement. Hierdoor kon de doorbelasting tot 20 december aan de orde zijn.

Leningen bij het ministerie van Financiën (langlopend)

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Leningen bij het ministerie van Financiën

   

Vermogensconversielening

12 606

Investeringsleningen

25 061

51 266

Totaal leningen

25 061

63 872

De leningen zijn opgenomen ter financiering van de vaste activa. De aflossingen bevatten mede een vervroegde aflossing van € 19 miljoen. De aflossing is gedaan vanuit de hogere liquide middelen om zo de rente te verlagen die wordt betaald aan het ministerie van Financiën. De lagere rentelasten worden verwerkt in de tarieven 2013.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2010

Dotaties 2011

Vrijval 2011

Onttrekkingen 2011

Stand 31-12-2011

Wachtgelduitkeringen

5 636

   

– 5 636

FPU57

684

 

– 14

– 472

198

Totaal aan voorzieningen

6 320

0

14

– 6 108

198

De voorziening wachtgelduitkering dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement. De onttrekking betreft de betaling aan het moederdepartement. De resterende voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde en is langlopend.

Nog te betalen/overlopende passiva

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Salarissen en sociale lasten

7 865

7 677

Aflossing leningen ministerie van Financiën

36 831

31 806

Overige overlopende passiva

33 676

21 922

Totaal overlopende passiva

78 372

61 405

De post «salarissen en sociale lasten» betreft reserveringen voor vakantiedagen en opbouw van vakantiegeld. De toename van het saldo leningen wordt veroorzaakt doordat een deel van de beoogde aflossing in 2011 pas in januari 2012 is geboekt. De overige overlopende passiva bestaan met name uit nog te ontvangen facturen en vooruitgefactureerde omzet. In deze post is een bedrag van € 8 miljoen opgenomen voor een claim van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zie Kamerbrief INDiGO (Kamerstuk 30 573, nr. 66).

Kasstroomoverzicht

(Bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

6 485

33 269

26 784

         

2.

Totaal operationele kasstroom

52 500

115 150

62 650

         
 

Totaal investeringen (–/–)

– 60 000

– 24 697

35 303

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

225

225

3.

Totaal investeringskasstroom

– 60 000

– 24 472

35 528

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

 

– 20 400

– 20 400

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 51 000

– 33 786

17 214

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

60 000

 

– 60 000

4.

Totaal financieringskasstroom

9 000

– 54 186

– 63 186

       

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

7 985

69 761

61 776

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is het positieve resultaat de belangrijkste factor, gevolgd door de afname van het debiteurensaldo.

Investeringsstroom

De gerealiseerde investeringen zijn zoals eerder vermeld lager dan vorig jaar en lager dan begroot. In 2011 is minder geïnvesteerd in werkplekken, in een upgrade van NAFIN en in upgrades van de datacentra.

Financieringskasstroom

In 2011 is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Aan het moederdepartement is het onverdeeld resultaat 2010 ad € 20,4 miljoen uitgekeerd.

Doelmatigheidsparagraaf

In 2011 is duidelijk geworden dat de doelmatigheidsindicatoren worden beïnvloed door de reorganisaties bij Defensie. Processen en registraties veranderen en zorgen voor onbetrouwbare meetresultaten. In 2011 heeft de focus van doelmatigheid gelegen op operationele prestaties en financiële doelmatigheid. De hieronder vermelde scores berusten op metingen gedurende de eerste tien maanden, omdat daarna de registraties te veel werden beïnvloed. De financiële cijfers betreffen wel het gehele jaar. Door het omvangrijke portfolio dat wordt gevoerd, is het niet mogelijk om model 3.80 van de Rijksbegrotingsvoorschriften (de doelmatigheidsindicatoren) volledig te voeren. Generieke kostprijzen per product zijn niet e geven door de grote verscheidenheid en karakter van het door DTO gevoerde portfolio.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2011

Omschrijving generieke deel

2008

2009

2010

2011

Leverbetrouwbaarheid SLA's

84,7%

87,8%

86,0%

83,7%

Oplossend vermogen Service Desk Defensie

76,3%

75,6%

69,0%

65,6%

Tijdigheid klachtafhandeling

67,0%

89,9%

90,0%

Opdrachtgeverstevredenheid

74,0%

72,8%

70,0%

Vte'n totaal

 

2 178

2 181

2 062

– Burgers

 

2 056

2 083

1965

– Militairen

 

122

98

97

         

Saldo baten/lasten als % van totale baten

       

Omschrijving specifiek deel

2008

2009

2010

2011

Kostprijs per werkplek (norm)

99%

98%

88%

85%

Kostprijs per werkplek (realisatie)

92%

87%

82%

80%

Omzet categorie Generiek (in € miljoen)

243,9

240,3

253,1

235,7

Housing

 

2,6

2,4

2,7

Defensiepas en MFCS

 

8,9

8,1

6,0

Handelsgoederen

 

20,3

16,5

14,5

Evenementen

 

3,7

0,1

 

Dienstontw & klantopdracht

 

128,7

 

1,4

WDD algemeen

 

9,4

134,3

120,9

WDD specifiek

 

21,2

10,8

17,5

Communicatie dienst basis

 

5,6

31,4

27,2

Communicatie dienst specifiek

 

39,0

9,3

7,8

Connectivity

   

40,2

37,7

Omzet categorie Specifiek (in € miljoen)

134,5

162,8

154,8

157,8

Dienstontw& klantopdracht specifiek

 

1,0

 

Advies en applicaties

 

34,5

36

23,3

IV diensten

 

6,5

13,7

74,3

Externe applicatie diensten

 

6,2

3,4

1,8

Software

 

1,0

0,9

0,7

Hosting ERP

 

21,2

27,7

25,5

Hosting MF

 

12,0

10,0

1,0

Applicatie hosting

 

13,1

11,0

2,0

Exploitatie connectivity

 

0,1

0,2

0,1

Hosting Overig

 

0,2

0,1

 

Marktkosten IV-I & IV-E gelden

 

69,6

48,0

28,2

NSA

 

1,4

0,9

Dubbele beheerlasten

 

1,0

 

Kleine diverse omzetposten

 

0,8

0,4

 

In 2011 is de operationele doelmatigheid tot uiting gekomen in de kwaliteit IV-voorziening en door de leverbetrouwbaarheid van Service Level Agreements (SLA’s). In 2011 is de sturing op SLA’s afgenomen vanwege het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten. In 2012 worden nieuwe indicatoren ontwikkeld die betere sturingsmogelijkheden bieden.

Het personeels- en arbeidsplaatsenbestand van het baten-lastendeel is voor het eigen personeel beneden de grenzen van het dubbelslot baten-lastendienst gebleven. Gemiddeld heeft DTO een bezetting van 2 025 VTE’n aan eigen personeel. Doelmatigheid op het gebied van personeel is vooral zichtbaar geworden in de terugdringing van de inhuur. Door vacaturemanagement is het personeelsbestand afgenomen (zie toelichting personele kosten).

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek voor 2007 is gesteld op 100. De daling van de kostprijs per werkplek komt door een verhoging van de doelmatigheid. Tot en met 2008 werd de omzet voor werkplekken gerealiseerd door vooraf een prijs per werkplek af te stemmen met de beleidsverantwoordelijke. In 2009 is er gefactureerd op basis van beschikbaar budget en vanaf 2010 berust de facturatie van werkplekdiensten op de werkelijke afname. In 2011 is de prijs verder gedaald tot 80 procent. Tezamen met een afname van het aantal werkplekken in 2011 is derhalve een aanzienlijke doelmatigheid bereikt.

In de begroting 2011 is geen nadere verdeling opgenomen van de categorie specifiek en generiek.

De omzet van Ivent bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus (PDC).

De meest omvangrijke diensten zijn de werkplekdiensten en telefonie (38 procent van de omzet). De volgende grote omzetcategorie (18 procent van de omzet) betreft de IV diensten. Ten opzichte van 2010 is sprake van een aanzienlijke stijging van deze dienst. Er is sprake van een ontwikkeling dat losse producten worden afgebouwd en naar een pakket van IV-diensten wordt overgegaan.

12. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE (DVD)

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst

(Bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

84 908

76 126

– 8 782

111 747

Omzet inzake programmafacturen

instandhouding

130 015

126 460

– 3 555

133 826

Omzet huisvesting

18 182

10 526

– 7 656

9 737

Omzet overige departementen

 

558

558

802

Omzet derden

 

10

10

29

Mutatie onderhanden werk

 

– 7 659

– 7 659

2 904

Rentebaten

100

 

– 100

 

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

   

0

 

Vrijval uit voorzieningen

 

142

142

682

Bijzondere baten

 

1 837

1 837

838

Totaal baten

233 105

208 000

– 25 205

260 565

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

68 105

62 415

– 5 690

97 955

– uitbesteding

 

2 626

2 626

3 705

– materiële kosten

13 806

11 736

– 2 070

14 012

– programmagelden instandhouding

130 015

125 128

– 4 887

134 864

Rentelasten investeringen DVD

1 579

1 233

– 346

1 368

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

15 462

7 603

– 7 859

6 683

Rentelasten rekening-courant

 

38

38

225

Afschrijvingskosten

       

– materieel

2 098

1 272

– 826

1 519

– materieel huisvestingsactiviteiten

2 720

2 722

2

2 806

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

550

466

– 84

498

– bijzondere lasten

 

151

151

1 778

Totaal lasten

233 785

215 390

– 18 395

265 413

Saldo van baten en lasten

– 680

– 7 390

– 6 810

– 4 848

Algemeen

In de jaarrekening 2011 zijn voor het eerst de cijfers van de Dienst Beveiliging Vastgoed (DBV) niet meer opgenomen. De DBV is per 1 januari 2011 opgegaan in de Defensie Bewakings- en beveiligingorganisatie (DBBO). De DBBO voert een kas/verplichtingenadministratie. De vergelijkende cijfers 2010 zijn nog wel inclusief DBV.

Het tegenvallende resultaat ten opzichte van de begroting is primair veroorzaakt door bezuinigingen op de begroting van het moederdepartement. Hierdoor is minder omzet gerealiseerd dan begroot. Voorts was sprake van teruglopende inkomsten als gevolg van lagere aanbestedingsresultaten.

Omzet moederdepartement

Als gevolg van de bezuinigingen zijn de oorspronkelijk verwachte inkomsten niet gerealiseerd. Verder zijn er in 2011 geen EPA gelden ontvangen.

Omzet huisvesting

De omzet huisvesting is de ontvangen tegemoetkoming voor het beschikbaar stellen van de door de DVD gedane investeringen in gebouwen en werken & terreinen voor de zogenaamde leenfaciliteit

projecten (afschrijvingen en rente) alsmede de rentebaten over de investeringen van nog niet opgeleverde leenfaciliteit projecten (inclusief voorfinanciering).Door de vertraging in uitvoering van deze projecten zijn er minder investeringen gedaan, als gevolg waarvan minder leningen opgevraagd zijn en dus minder rente in rekening is gebracht bij het moederdepartement.

Omzetoverige departementen/derden

De omzet overige departementen en omzet derden zijn vanwege de geringe omvang in de begroting 2011 bij de begrote omzet van het moederdepartement gevoegd.

Mutatie onderhanden werk

In de begroting is deze post nihil gesteld. De negatieve mutatie onderhanden werk hangt samen met het ontbreken van aanwas van nieuwe opdrachten, nieuwbouw aan het eind van het boekjaar en een hogere voorziening voor verwachte verliesgevende projecten.

Rentebaten

Over het positief saldo van de rekening-courant bij het ministerie van Financiën is in 2011 nagenoeg geen rentevergoeding ontvangen.

Vrijval uit voorzieningen

Ten opzichte van de begroting is een deel van de voorzieningen vrijgevallen door een neerwaartse bijstelling voor FPU-voorziening en garantievoorziening.

Bijzondere baten

De bijzondere baten worden gevormd door de omzet uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten hierin worden gevormd door vrijval van transitoria en diverse kleinere posten.

Uitbesteding

De gerealiseerde kosten voor uitbesteding bedragen € 2,6 miljoen. Voor een aantal nieuwbouwprojecten is de projectvoering uitbesteed.

Omzet per product(groep)

(Bedragen x € 1 000)
 

Begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Expertise & Advies

6 921

9 059

2 138

8 219

Verwerving & afstoting

21 094

20 394

– 700

28 011

COVO

1 644

1980

336

4 310

Instandhouding

55 249

45 262

– 9 987

45 226

Beveiliging

 

28 141

Overig

 

1 230

De producten instandhouding, verwerving en afstoting genereren meer dan de helft van de omzet. Zowel ten opzichte van 2010 als de begroting 2011 is de omzet gedaald, dit is voornamelijk veroorzaakt door minder opdrachten vanuit het moederdepartement.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

Dit betreft de verschuldigde rente voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Voor de verklaring van de daling van € 7,9 miljoen wordt verwezen naar de baten bij de huisvestingsactiviteiten.

Afschrijvingskosten materieel

Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan was voorzien in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn later in het jaar gerealiseerd dan begroot of zijn uitgesteld naar volgend jaar. Een deel van de transportmiddelen is in 2011 tegen boekwaarde overgedragen aan DBBO.

Dotaties aan voorzieningen

Eind 2011 is voor 25 personen een voorziening getroffen van € 0,5 miljoen voor de interne herplaatsingsperiode van zes maanden.

Bijzondere lasten

Dit zijn lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. Het betreft reserveringen voor oude nog te factureren c.q. te crediteren bedragen die niet meer kunnen worden verrekend en posten waarvan onvoldoende kostenreserveringen zijn gedaan.

Balans per 31 december 2011

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Materiële activa

   

– grond en gebouwen

95 670

129 826

– gebouwen in aanbouw

102 940

62 508

– transportmiddelen

2 010

3 058

– overige

458

651

Vlottende activa

   

Onderhanden werk

10 131

17 790

Debiteuren

372

272

Vorderingen op moederdepartement

353

327

Overlopende activa

16 974

54 752

Liquide middelen

58 278

3 222

Totaal activa

287 186

272 406

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

8 091

13 139

– verplichte reserve

   

– onverdeeld resultaat

– 7 390

– 4 848

Leningen bij het ministerie van Financiën

195 484

190 613

Voorzieningen

942

7 987

Crediteuren

17 946

15 593

Schulden aan moederdepartement

22 983

7 231

Overlopende passiva

49 130

42 691

Totaal passiva

287 186

272 406

Onderhanden werk

Het onderhanden werk omvat de kosten van lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen opbrengst is ontvangen. De daling van € 7,7 miljoen ten opzichte van 2010 wordt enerzijds veroorzaakt door een afname van het onderhanden werk als gevolg van afgewikkelde oude projecten en het ontbreken van nieuwe opdrachten, anderzijds door een hogere voorziening voor verliesgevende projecten.

Overlopende activa

De post overlopende activa bedraagt ultimo 2011 € 17,0 miljoen. In 2010 was dit € 54,8 miljoen. De daling wordt veroorzaakt doordat in 2011 meer budget voor programmagelden voor nieuwbouw beschikbaar was. Op 21 december is de kas voor nieuwbouw bij het moederdepartement gesloten – in 2010 was dit 12 november – waardoor de vordering op het moederdepartement is gedaald.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten wordt ten laste gebracht van het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 12,4 miljoen. De stand aan het eind van 2011 bedraagt € 0,7 miljoen.

Schulden aan moederdepartement

De schuld aan het moederdepartement bedraagt € 23,0 miljoen. Het betreft te laat ontvangen inkoopfacturen die niet meer in 2011 betaald konden worden. Voorts bestaat de schuld uit de over te dragen voorziening wachtgelden.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2010

Dotaties 2011

Vrijval 2011

Onttrekkingen 2011

Stand 31-12-2011

Garantieverplichtingen

123

9

– 57

– 75

0

Wachtgelduitkeringen

6 503

457

 

– 6 402

558

FPU 57+ voorziening

1 361

0

– 84

– 893

384

Totaal aan voorzieningen

7 987

466

– 141

– 7 370

942

Toelichting voorzieningen

De voorziening garantieverplichtingen dient ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van de beroepsaansprakelijkheid. Conform de «Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbedrijf (RVOI)» is de DVD in bepaalde gevallen aansprakelijk te stellen tot de hoogte van het honorarium van het betreffende project

De voorziening wachtgelduitkering dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement.

Leningen bij het ministerie van Financiën

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Leningen bij het ministerie van Financiën

   

Vermogensconversielening

5 325

9 101

Investeringsleningen

190 159

181 512

Totaal leningen

195 484

190 613

Met de leningen van het ministerie van Financiën worden de materiële vaste activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden bepaald in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vaste activa. De vermogensconversielening loopt tot 2 038 met een rente van 5,0 procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van 3 jaar tot ongeveer 50 jaar tegen rentepercentages variërend van 1,7 procent tot 5,6 procent.

Overlopende passiva

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Aflossing leningen ministerie van Financien

7 626

4 406

Vooruitontvangen bedragen

2 650

1 542

Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen

35 501

32 945

Te betalen vakantiegelden

1 776

1972

Betalingen onderweg

0

0

Te betalen vakantiedagen

1 577

1 826

Totaal overlopende passiva

49 130

42 691

De post «met betrekking tot huidig boekjaar te betalen bedragen» bestaat onder andere uit te betalen programmagelden en te betalen apparaatskosten. De stijging ten opzichte van 2010 wordt vooral verklaard door het niet tijdig factureren door aannemers en een achterstand bij de verwerking van inkoopfacturen.

De reservering voor gratificaties in het kader van ambtsjubilea van € 0,2 miljoen is ook opgenomen in deze post.

Kasstroomoverzicht 2011

(Bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

31 039

3 222

– 27 817

         

2.

Totaal operationele kasstroom

4 139

56 167

52 028

         
 

Totaal investeringen (–/–)

– 69 051

– 40 626

28 425

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

150

31 597

31 447

3.

Totaal investeringskasstroom

– 68 901

– 9 029

59 872

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 200

– 200

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 4 818

– 33 932

– 29 114

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

69 051

42 050

– 27 001

4.

Totaal financieringskasstroom

64 233

7 918

– 56 315

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

30 510

58 278

27 768

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gestegen ten opzichte van het plan. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de effecten van het meer kunnen doorbelasten in 2011 van vooruitbetaalde nieuwbouwprogrammagelden en een daling van het onderhanden werk.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het betreft hier vooral investeringen in activa gebouwen en voor een gering deel in activa voertuigen. Het grote verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lage afroep van de leenfaciliteit in verband met de vertraging van het project Hoger Onderhoud Woensdrecht en Opleidingscentrum Kmar. Tevens zijn twee panden als onderdeel van het leenfaciliteitproject Gilze-Rijen verkocht aan het moederdepartement.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen lager dan geraamd. Verder zijn leningen aan het ministerie van Financiën afgelost ad € 30,8 mln in verband met de overdracht in economisch eigendom aan het moederdepartement van de panden van vliegbasis Gilze-Rijen.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2011

omschrijving generiek deel

2008

2009

2010

2011

VTE-totaal (excl. externe inhuur)

1 008,0

1 020,5

1 297,7

986,0

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,9%

1,1%

– 2,0%

– 3,5%

Servicelevels (norm = 90%)

77%

88%

85%

81%

Projecttevredenheid (norm = 90%)

80%

77%

94%

95%

Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker)

92,4

94,4

87,9

80,7

omschrijving specifiek deel

2008

2009

2010

2011

Kostprijzen per product(groep)

       

Expertise & Advies

 

77,06

76,69

81,96

Verwerving & afstoting

 

74,06

73,24

67,94

COVO

 

64,07

62,17

53,87

Instandhouding

 

60,93

59,67

63,79

Gemiddelde kostprijs per product

 

65,94

65,18

64,18

         

Omzet per productgroep (pxq) in € 1 000

       

Expertise & Advies

 

10 160

8 219

9 059

Verwerving & afstoting

 

31 842

28 011

20 394

COVO

 

7 130

4 310

1980

Instandhouding

 

47 833

45 226

45 262

Beveiliging

 

29 014

28 141

Overig

 

1 482

1 230

De kostprijzen zijn voor het jaar 2008 niet opgenomen in verband met het feit dat er in 2009 een wijziging is geweest in de product(groepen). Hierdoor is een goede vergelijking met 2008 niet mogelijk.

Kostprijzen per productgroep

De kostprijzen per productgroep of de tarieven per uur laten in 2011 gemiddeld een hogere kostprijs zien ten opzichte van de voorgaande jaren. Het verschil heeft te maken met de verschillende mix van de salarisschalen en de inhuurschalen die nodig zijn om de producten te realiseren.

Omzet per product

De producten instandhouding, verwerving en afstoting genereren meer dan de helft van de omzet. Ten opzichte van 2010 is de omzet gedaald. Dit is voornamelijk veroorzaak door minder opdrachten vanuit het moederdepartement.

VTE

In tegenstelling tot het jaar 2009 zijn in 2010 in de realisatie ook de cijfers van de DBV meegenomen. Vanaf 2011 is de DBV opgenomen in de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie die een kas/verplichtingenadministratie voert.

Een aandachtspunt voor de DVD is de doelmatigheid van de inzet van middelen. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:

  • de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

  • het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

  • de sturing op serviceniveaus, project- en gebruikerstevredenheid (kwaliteitsindicatoren).

Benchmarkonderzoeken

Naar aanleiding van de in 2008 gehouden benchmark naar de marktconformiteit van de tarieven voor de producten «Instandhouding» en «Nieuwbouw» is een nieuw besturingsmodel ingevoerd. Daarnaast is in 2010 een Blauwdruk Vastgoed & Beveiliging opgesteld. In 2010 heeft deze Blauwdruk in het teken gestaan van de verdere ontwikkeling van uniforme richtlijnen voor alle interne processen. Deze fase vormt de randvoorwaarde voor de verdere groei van de doelmatigheid in de komende planperiode. In 2011 is een Public Private Comparitive uitgevoerd met betrekking tot de DVD en de eventueel uit te besteden diensten. Dit heeft er in geresulteerd dat in 2012 een Public Sector Comparitive wordt begonnen voor de eventueel uit te besteden diensten.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden werk en exclusief programmagelden instandhouding en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe VTE’n. Door de daling van de bouwmarktprijzen van ongeveer 14,2 procent is de omzet van de DVD met € 3,2 miljoen afgenomen. Een deel van de dienstverlening berust op een percentage van het bouwvolume van projecten.

(Kwaliteits)indicatoren

De bedrijfsgroep werkt een aantal jaren met een pakket aan indicatoren waarmee de kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten. Op grond van de uitkomsten wordt de dienstverlening indien nodig aangepast via de dienstverleningsovereenkomsten. De doelstelling van de bedrijfsgroep is een voortdurende toename van de kwaliteit van de dienstverlening.

Naast een jaarlijks gebruikerstevredenheidsonderzoek worden diverse soorten dienstverlening gemeten: de snelheid van reageren op en de opheffing van defecten en storingen, en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een raming of offerte. Ook wordt de tevredenheid over uitgevoerde projecten gemeten. Een nadere beschouwing van deze indicatoren heeft geleid tot de conclusie dat de normen van 2010 niet realistisch zijn. Daarom zijn deze normen in overleg met de gebruikers verlaagd en is het niveau van de dienstverlening neerwaarts bijgesteld.

Samenvatting

De bezuinigingen bij Defensie hebben geleid tot een verlaging van het beschikbare budget voor de baten-lastendienst DVD en daarmee van de capaciteitsbehoefte. Voor het eerst sinds lange tijd was er daarom geen sprake meer van een capaciteitstekort. Ook was er sprake van een algemene daling van de kosten in de bouw. Dit alles heeft geresulteerd in een financieel verlies in 2011 voor de DVD. Ook heeft dit de productiviteit negatief beïnvloed omdat de productiviteit wordt gedefinieerd als de omzet per directe VTE.

13. BATEN-LASTENDIENST PARESTO

Staat van baten- en lastendienst

(Bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

111 411

86 228

– 25 183

108 939

Opbrengsten overige departementen

   

0

 

Opbrengst derden

775

680

– 95

795

Rentebaten

400

94

– 306

42

Overige opbrengsten

 

1 524

1 524

3 440

Vrijval voorzieningen

   

0

 

Bijzondere baten

   

0

 

Totaal baten

112 586

88 526

– 24 060

113 216

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

61 130

53 232

– 7 898

60 776

– materiële kosten

49 305

34 815

– 14 490

47 753

Rentelasten

170

25

– 145

115

Afschrijvingskosten

   

0

 

– materieel

981

946

– 35

896

– immaterieel

   

0

 

– desinvesteringen

 

249

   

Overige lasten

   

0

 

– dotaties voorzieningen

1 000

0

– 1 000

1 372

– bijzondere lasten

   

0

0

Totaal lasten

112 586

89 267

– 23 319

110 912

Saldo van baten en lasten

0

– 741

– 741

2 304

Algemeen

Als gevolg van de bezuinigingen bij het moederdepartement is er in 2011 sprake geweest van vraagdemping, neerwaartse bijstelling van de dienstverleningsovereenkomsten en sluiting van een aantal locaties. De omzet uit verkopen is gedaald door een daling van het aantal gasten.

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement bestaat uit twee delen. Het betreft hier de opbrengst bedrijfsvoering (verkopen) en de opbrengst bijdrage defensieonderdelen.

Opbrengst bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep

Bedragen x € 1 000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Omzet regulier

36 839

26 769

Omzet niet-regulier

9 946

8 806

Omzet logistiek ondersteuning

13 956

8 265

Totaal opbrengst verkopen

60 741

43 840

De opbrengst bedrijfsvoering is ten aanzien van de opbrengst verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;

  • De niet-reguliere omzet is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties gehouden worden;

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De lagere reguliere omzet wordt veroorzaakt door een versobering van de dienstverlening, een daling van het gastenaantal en een lagere besteding per gast. De omzet logistieke ondersteuning ligt lager dan de begroting als gevolg van een achterblijvende vraag.

Opbrengst bijdrage defensieonderdelen

De opbrengst bijdrage defensieonderdelen betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. De onderverdeling van deze bijdrage naar de defensieonderdelen is als volgt:

Opbrengst uit bijdragen defensieonderdelen

Bedragen x € 1 000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Commando landstrijdkrachten

20 699

17 724

Commando zeestrijdkrachten

5 468

4 585

Commando luchtstrijdkrachten

7 916

6 708

Commando Koninklijke marechaussee

2 880

2 227

Commando Dienstencentra

8 142

6 795

Defensie Materieelorganisatie

2 162

1 368

Bestuursstaf

3 402

2 981

Totaal bijdrage defensieonderdelen

50 669

42 388

De opbrengst bijdrage defensieonderdelen ligt € 8,3 miljoen lager dan begroot voor 2011. Dit wordt veroorzaakt doordat als gevolg van doorwerking van de bezuinigingen in 2010 het budget dat de defensieonderdelen in 2011 beschikbaar hadden voor vergoeding aan Paresto voor de personele en materiële inzet op de locaties, lager was dan oorspronkelijk begroot.

Opbrengst derden

De opbrengsten derden betreffen de opbrengst die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,98) en de lopende rekening courant met het ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0).

Overige opbrengsten

Dit betreft de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met de leveranciers en de producentenbonussen. Deze opbrengsten zijn niet initieel begroot.

Personele kosten

De realisatie van gemiddelde bezetting over 2011 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Bedragen x € 1
 

Budget

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

170

52 566

159

51 339

Burger personeel

1 034

47 205

908

46 103

Overige categorieën:

       

Inhuur en uitzendkrachten

26

61 005

36

57 627

Herplaatsers en SBK

30

47 205

19

46 103

Totaal/Gemiddeld

1 260

48 213

1 122

47 215

Zowel op locaties als op het servicekantoor is strikte personeelsplanning en vacaturemanagement toegepast en zijn tijdelijke contracten uitgefaseerd. Dit heeft geleid tot een verminderde instroom van burgerpersoneel. Operationele knelpunten zijn opgevangen met inhuur, voor een groter deel dan gebudgetteerd. Het tarief daarentegen is lager dan gebudgetteerd.

Materiële kosten

De materiële kosten betreffen de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten ingrediënten (€ 30,3 miljoen), automatiseringskosten (€ 2,1 miljoen) en overige exploitatiekosten (€ 2,4 miljoen). De daling ten opzichte van het budget is voor het overgrote deel te verklaren door lagere inkoopkosten en versobering van de dienstverlening.

Afschrijvingskosten

De gerealiseerde afschrijvingskosten zijn beïnvloed door versnelde afschrijvingen in verband met de overdracht van materiële vaste activa aan CDC en in het kader van de verwachte outsourcing cateringdienstverlening.

Rentelasten

Dit betreft rente die Paresto verschuldigd is op de lening van het ministerie van Financiën, evenals de rente op de lopende rekening-courant.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen en bijzondere lasten. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement.

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2011 bedraagt € 0,741miljoen negatief. Het resultaat komt conform de vigerende regelgeving ten laste van het eigen vermogen. De grens voor de exploitatiereserve voor 2011 is € 5,1 miljoen, te weten maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar. Paresto komt daardoor niet boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit.

Balans per 31 december 2011

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

979

1 851

– overige materiële vaste activa

41

305

Voorraden

4 975

4 317

Debiteuren

– 800

 

Nog te ontvangen

930

2 032

Liquide middelen

3 498

7 149

Totaal activa:

29 790

31 914

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

5 808

5 635

– verplichte reserve

   

– onverdeeld resultaat

– 741

2 304

Leningen bij het Ministerie van Financiën

 

383

Voorzieningen

 

9 029

Crediteuren

10 528

7 490

Nog te betalen

14 195

7 073

Totaal passiva

29 790

31 914

Materiële vaste activa

Op deze post hebben extra afschrijvingen en desinvesteringen plaatsgevonden. Ten aanzien van de waardering is rekening gehouden met het eindscenario van outsourcing medio 2013.

Voorraden

De voorziening incourante voorraden is getroffen om de verwachte waardevermindering van de balansvoorraden op te vangen. De waardevermindering is het gevolg van de afnemende (oefen)activiteiten bij de Defensieonderdelen.

Crediteuren

Het crediteurensaldo bedroeg ultimo 2011 € 10,5 miljoen. € 8,8 miljoen (84 procent) van dit saldo betreft één crediteur en twee facturen. In de eerste maand van 2012 zijn beide facturen betaald.

Eigen vermogen

In 2011 heeft Paresto een uitkering gedaan aan moederdepartement van € 2,1 miljoen. De grens voor de exploitatiereserve voor 2011 is € 5,1 miljoen, te weten maximaal 5 procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto komt daardoor niet boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit.

Leningen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Leningen bij het ministerie van Financiën

   

Investeringsleningen

383

Totaal leningen

383

Voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand

Dotaties

Vrijval

Onttrekkingen

Stand

 

31-12-2010

2011

2011

2011

31-12-2011

Wachtgelduitkeringen

9 029

0

 

– 9 029

0

Totaal aan voorzieningen

9 029

0

0

– 9 029

0

De voorziening dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeldaanspraken van voormalig medewerkers. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement. De bestaande voorziening is als kortlopende schuld aan het moederdepartement opgenomen. De kosten van interne herplaatsers worden in de personele kosten verantwoord.

Nog te betalen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2011

Stand 31-12-2010

Vakantieverplichting personeel

3 253

3 292

Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen

0

399

Restitutie defensieonderdelen

0

0

Overige schulden

10 942

3 382

Totaal nog te betalen

14 195

7 073

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,6 miljoen te betalen vakantiedagen en € 1,6 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De stijging van overige schulden is te verklaren door de post nog af te dragen voorziening wachtgeld.

Kasstroomoverzicht 2011

(Bedragen x € 1 000)
   

1

2

3=2–1

   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

8 751

15 777

7 026

         

2.

Totaal operationele kasstroom

581

6 864

6 283

         
 

Totaal investeringen (–/–)

– 760

– 59

701

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

249

249

3.

Totaal investeringskasstroom

– 760

190

950

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

 

– 2 100

– 2 100

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 689

– 782

– 93

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

760

 

– 760

4.

Totaal financieringskasstroom

71

– 2 882

– 2 953

         

5.

Rekening–courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

8 643

19 949

11 306

Kasstroom uit operationele activiteiten

Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. Door een afname van de debiteurenstand en de post vorderingen is de operationele kasstroom hoger dan begroot.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten zijn opgenomen de investeringen die in 2011 hebben plaatsgevonden. Het verschil tussen realisatie en begroting betreft voornamelijk het uitstellen van eerder geplande investeringen.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement vanwege de overschrijding van de exploitatiereserve is verricht.

Doelmatigheidsparagraaf

Het is niet mogelijk om model 380 uit de Rijksbegrotingsvoorschriften (de doelmatigheidsindicatoren) volledig te voeren. De omzet bij Paresto bestaat uit de verkoop van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor is er geen kostprijs per product.

De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de bruto-marge van de locaties. De hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2011

Omschrijving generieke deel

2008

20091

2010

2011

Omzet verkopen (x € 1000)

60 085

59 746

57 331

43 840

Vte'n totaal

1 476

1 429

1 271

1 121

– waarvan in eigen dienst

1 332

1 285

1 195

1 085

– waarvan inhuur

144

144

76

36

         

saldo baten/lasten als % van totale baten

5,0%

0,6%

2,0%

0,1%

Omschrijving specifiek deel

2008

2009

2010

2011

Aantal locaties

143

140

130

125

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

40 708

41 810

45 087

39 082

% Ziekteverzuim

9,1%

8,1%

8,6%

8,9%

% Bruto marge locaties

29,7%

32,0%

32,8%

37,7%

Gasttevredenheid2

7,0

 

7,3

 
X Noot
1

Omzet exclusief correctie € 4,3 miljoen

X Noot
2

Niet gehouden in 2009 en 2011

Het overgrote deel van de kosten van Paresto, ruim 90 procent, bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo doelmatig mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de prductiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Uit bovenstaand overzicht blijkt duidelijk dat beide indicatoren zich de afgelopen jaren positief hebben ontwikkeld. De daling in de productiviteit van 2010 naar 2011 wordt ondanks een daling van het aantal VTE’n onder andere verklaard door lagere omzetten als gevolg van minder bestedingen en afnemende gastenaantallen. Het gasttevredenheidsonderzoek tweejaarlijks uitgevoerd. In 2010 heeft Paresto het rapportcijfer 7,3 gekregen ten opzichte van een 7,0 in 2008.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 TOEZICHTRELATIES EN ZBO'S/RWT'S

Het ministerie van Defensie kent één rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) die tot taak heeft te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2011

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering (realisatiecijfers)

Financiering (realisatiecijfers)

Financiering (realisatiecijfers)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

       

begroting

premies1

tarieven

       

SZVK

X

 

Ziektekosten verzekering krijgsmacht

21

41,6

   

www.szvk.nl

 

beschikbaar in mei t+1

     

22

34,3

       
     

23

14,3

       
     

24

10,6

       
     

25

2,3

       
     

26

6,8

       
     

91

1,7

       
X Noot
1

Bedragen x € 1 miljoen

BIJLAGE 2 OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Uitgaven (in € x 1 000)

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

62

 

2. Organisatie- en formatieadvies

2 230

 

3. Beleidsadvies

393

 

4. Communicatieadvisering

29

 
     

Beleidsgevoelig

 

2 714

     

5. Juridisch advies

0

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

640

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

1 995

 
     

(Beleids)ondersteunend

 

2 635

     

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

85 395

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

85 395

Totaal uitgaven inhuur externen

 

90 744

Afgezet tegen de totale loonsom van Defensie inclusief de baten-lastendiensten en de inhuuruitgaven, bedroeg het inhuurpercentage over 2011 2,6. De berekening van dit percentage is conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012. Het percentage voor externe inhuur valt daarmee ruim onder de norm van maximaal tien procent externe inhuur die is vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2011 door het Ministerie van Defensie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen mantelcontracten
 

2011

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

1

Toelichting inhuur externen buiten mantelcontracten

Defensie had in 2011 ten behoeve van sourcing 62 uur specifieke financiële expertise ingehuurd tegen een tarief van € 228 (exclusief BTW).

BIJLAGE 3 – OVERZICHTSCONSTRUCTIE VAN DE ADDITIONELE UITGAVEN VOOR DE DERDE HOOFDTAAK VAN DEFENSIE OVER 2011

In dit overzicht zijn de extra uitgaven opgenomen die rechtstreeks en uitsluitend toegerekend kunnen worden aan de derde hoofdtaak: «de handhaving van de nationale rechtsorde en de ondersteuning van civiele overheden, zowel nationaal als internationaal, bij rampenbestrijding en vredesopbouw». Het gaat hierbij zowel om inzet binnen het Koninkrijk der Nederlanden in de vorm van structurele nationale taken en militaire bijstand en steunverlening, als om internationale noodhulp.

Structurele nationale taken

Defensie voert structureel een aantal taken uit voor civiele overheden, waaronder de taken van het CKmar, de Kustwacht, en de Bijzondere Bijstandseenheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie.

Militaire bijstand en steunverlening

Defensie wordt ook ingezet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De krijgsmacht verleent bovendien hulp in het geval van een ramp of zwaar ongeval, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit wordt militaire bijstand of steunverlening genoemd. Het defensiepersoneel wordt hierbij onder civiel gezag ingezet.

De additionele uitgaven van militaire bijstand en steunverlening worden door de aanvragende instantie vergoed. Tot en met 2009 werden deze additionele uitgaven verrekend door een factuur aan de aanvrager te sturen, in veel gevallen een gemeente. Deze verrekensystematiek zorgde voor veel onduidelijkheid en onnodige bureaucratie. In overleg met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie en de gemeenten is besloten deze verrekensystematiek aan te passen. Sinds 2010 hebben de aanvragende instanties structureel een bedrag ter beschikking gesteld aan Defensie waaruit alle additionele uitgaven voor militaire bijstand en steunverlening worden vergoed die zich in dat jaar voordoen. Deze nieuwe verrekensystematiek staat bekend als Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK).

Defensie is in 2011 veelvuldig ingezet voor militaire bijstand en steunverlening, waaronder:

  • de inzet van het CKmar tijdens de jaarwisseling, Koninginnedag en voetbalwedstrijden, bij zeden- en liquidatieonderzoeken, de bestrijding van drugscriminaliteit, de persoonsbeveiliging van hoge ambtsbekleders en begeleiding bij het overbrengen van Somalische piraterijverdachten naar Nederland;

  • de ondersteuning met blushelikopters bij bos- en heidebranden in Schoorl en Bergen, Aamsveen, Fochteloërveen en de Kalmthoutse Heide;

  • de ondersteuning met crashtenders bij branden in Moerdijk en Zevenbergen;

  • de ondersteuning met een transportvliegtuig bij het vervoer van Somalische piraterijverdachten;

  • de ondersteuning met onbemande vliegtuigjes (UAV) bij bos- en heidebranden, observaties en dijkcontroles,

  • de ondersteuning van de Nationale Reserve bij diverse zoekacties;

  • de ondersteuning door specialisten van JISTARC met kennis, expertise en middelen bij branden en diverse politieonderzoeken;

  • ondersteuning door duikers van de Duik- en Demonteergroep bij preventieve explosievenonderzoeken en zoekacties naar (vuur)wapens en vermiste personen;

  • de ondersteuning met Hr.Ms. Middelburg bij het zoeken naar vermiste bemanningleden van een vissersschip;

  • ondersteuning door de EODD bij 1 762 ruimingen van conventionele explosieven en 200 ruimingen van verdachte pakketjes in heel Nederland;

  • inzet van de krijgsmacht op de Caribische eilanden voor hulp bij het ruimen van gevonden munitie, zoeken naar wapens en bestrijding van woninginbraken, alsmede de ondersteuning aan Korps Politie en ondersteuning van duikers naar het zoeken van vermiste personen.

De additionele uitgaven van militaire bijstand en steunverlening bedroegen in 2011 in totaal € 2,241 miljoen.

Internationale noodhulp

Defensie kan worden ingezet ten behoeve van internationale noodhulp en humanitaire hulpverlening. Noodhulp is gericht op de ondersteuning van en hulp aan staten, terwijl humanitaire hulpverlening is gericht op individuen. Over de uitvoering van humanitaire taken wordt overlegd door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De additionele uitgaven van deze inzet worden verrekend met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Defensie heeft in 2011 geen verzoeken voor internationale noodhulp en/of humanitaire hulpverlening van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen.

BIJLAGE 4 – MILIEU

Algemeen

Defensie meet en registreert de milieubelasting als gevolg van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodem-, water- en luchtverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Daarnaast wordt de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009) gevolgd. Deze informatie wordt zowel voor verantwoording gebruikt in de vorm van dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

Met de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 wordt het beleid op milieugebied, zoals dat door het ministerie van Defensie vanaf 1993 wordt gevoerd, voortgezet. De looptijd van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 bedraagt vier jaar, namelijk van 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan en het Rijksbeleid wordt uitgevoerd. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven.

In 2011 is een tussentijdse evaluatie van het duurzaamheidsbeleid van Defensie uitgevoerd die zal leiden tot bijsturing van het beleid in 2012. Daarbij zijn van invloed de wijziging van het Rijksbeleid onder het kabinet Rutte, nieuwe Europese en nationale regelgeving, inkrimping van en bezuiniging op de defensieorganisatie en invoering van Systeemgericht Toezicht en van het «Nieuwe Werken». Tevens is met deze evaluatie een aanzet gegeven voor de nieuwe Duurzaamheidsnota 2013–2016.

De drie belangrijkste elementen van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement. Jaarlijks wordt de voortgang van de realisatie van de doelstellingen uit de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 gemonitord. Bij de uitvoering van de maatregelen uit de DDN2009 begint enige vertraging zichtbaar te worden als gevolg van verlaging van budgetten en capaciteitsgebrek in de uitvoeringsorganisaties.

In deze bijlage wordt de belasting van het milieu per milieuthema met behulp van indicatoren in beeld gebracht. In 2011 heeft een aanpassing van de indicatoren plaatsgevonden waarbij enkele nieuwe indicatoren zijn geïntroduceerd en enkele niet meer valide indicatoren zijn verwijderd. Ook worden de achtergronden en ontwikkelingen van het afgelopen jaar toegelicht. Aan het slot van deze milieubijlage is een overzicht met alle indicatoren opgenomen.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de doelstellingen van het kabinet Rutte, de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen (2002/2010), het vierde Nationale Milieubeleidsplan (2001) en de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (het BLOW-convenant). De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen. Op energiegebied is de belangrijkste beleidswijziging dat Nederland het minimale percentage duurzame energie ten opzichte van het totale energieverbruik heeft bijgesteld naar veertien procent in het jaar 2020. Dit is gelijk aan de Europese doelstelling. Onder Balkenende IV was dit nog twintig procent. Ook de normen voor CO2-uitstoot zijn bijgesteld naar twintig procent in 2020 ten opzichte van 1990 (was dertig procent).

Doelstellingen energie

Eindjaar

D1

Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van twee procent per jaar.

jaarlijks

D2

Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen honderd procent duurzaam zijn.

2012

Toelichting Doelstelling 1 (Energiebesparing)

De energiecijfers van gas en elektriciteit bij het onroerend goed zijn in 2011 in toenemende mate gemeten met behulp van op afstand afleesbare elektronische meters, wat de kwaliteit van de metingen ten goede komt.

Figuur 1 Totaal energieverbruik (in 1000 GJ), onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen.

Figuur 1  Totaal energieverbruik (in 1000 GJ), onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen.

Het totale energieverbruik in 2011 is ten opzichte van 2010 met 4 procent gedaald. Daarbij zijn de hoeveelheden brandstof voor het roerend goed weliswaar met 5 procent gestegen, maar de hoeveelheid energie ten behoeve van het onroerend goed is afgelopen jaar met 16 procent gedaald. Dit is toe te wijzen aan de hoge gemiddelde temperatuur in 2011 waardoor 27 procent minder aardgas is gebruikt. Over de afgelopen vier jaar is de doelstelling van twee procent energiebesparing bij het onroerend goed en de voertuigen gerealiseerd.

Figuur 2 Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. elektriciteit)

Figuur 2  Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. elektriciteit)

Als gevolg van nieuwbouw, het uitvoeren van energiebesparende maatregelen aan de gebouwen en door afstoting van bij voorkeur energetische slechte gebouwen is de energie-efficiency van de ruimteverwarming van het gebouwenbestand (gecorrigeerd naar de strengheid van de winters) de afgelopen vier jaar verbeterd.

Het energiebesparingsprogramma bij het vastgoed loopt vanwege de bezuinigingen vertraging op. De fondsen voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen bij de grote verwarmde gebouwen zijn over een langere periode (einddatum 2017 i.p.v. 2015) uitgesmeerd. Er is daarom besloten het energetisch onderzoek naar de gebouwen tussen de 500 m2 en 1000 m2 ook enige jaren (uitvoering in 2015–2016) door te schuiven om te voorkomen dat er op een gegeven moment verouderde onderzoeksrapporten liggen. Het afgelopen jaar zijn wederom gebouwbeheerders opgeleid om energiebesparing te realiseren bij het gebruik van gebouwen en het gedrag van gebruikers.

Naar aanleiding van een geslaagde proef met LED-verlichting zijn de rolbanen van de vliegbasis Woensdrecht, het maritiem vliegkamp De Kooy en het Militaire Luchtvaartterrein Deelen geheel van LED-verlichting voorzien en die van de vliegbases Leeuwarden, Gilze-Rijen en Eindhoven gedeeltelijk. In 2012 en 2013 worden deze projecten afgerond.

Bij de aanschaf van personenauto’s worden alleen nog voertuigen met het energielabel A of B aangeschaft. Daarnaast wordt binnen Defensie gewerkt aan de introductie van het «Nieuwe Werken» met daaraan gekoppeld een vermindering van het woon-werkverkeer en een reductie van het benodigde oppervlakte aan kantoorgebouwen en het daarbij behorende energiegebruik. De Kromhoutkazerne in Utrecht, die inmiddels vrijwel volledig gereed en in gebruik is, fungeert als proeftuin voor deze ontwikkelingen.

Een deel van de infanteriegevechtsvoertuigen CV90 is van hun zware bepantsering ontdaan om in vredestijd met een lager brandstofverbruik te kunnen oefenen. Gaan de voertuigen op uitzending, dan worden de pantserplaten weer aangebracht. Bij de Koninklijke Marine is een nieuwe scheepssimulator aangeschaft. Hiermee kan brugpersoneel een deel van de opleiding in de simulator uitvoeren zonder dat daarbij scheepsbrandstof wordt verstookt.

Ten slotte is Defensie in 2011 gestart met twee onderzoeken op energiegebied. Het eerste onderzoek betreft de mogelijke inzet van Energy Service Companies (ESCO’s) op militaire complexen. De ESCO investeert daarbij in energiebesparende maatregelen, waarna het bedrijf uit de bespaarde energiekosten wordt betaald. In het tweede onderzoek wordt in samenwerking met het Directoraat-Generaal Organisatie Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) gekeken worden naar de mogelijkheden van energieopwekking en -besparing op en rond de defensieterreinen in Den Helder. Onder andere wordt gedacht aan energiebesparing en vergroening van de energievoorziening door middel van geothermie, wind- en zonne-energie en groen gas. Het is nadrukkelijk de bedoeling om naar gebiedsgerichte concepten te kijken, waarbij Defensie, de gemeente Den Helder en andere partijen tot innovatieve en betaalbare energieoplossingen komen.

Toelichting Doelstelling 2 (honderd procent duurzame energie in de gebouwde omgeving)

In 2011 was honderd procent van de ingekochte elektriciteit duurzaam opgewekt. Een klein deel van het elektriciteitsverbruik wordt door Defensie zelf in de warmtekracht (WKK)-centrale te Den Helder en in een aantal kleinere WKK-installaties met behulp van aardgas opgewekt. In 2011 was daarom 95 procent van de totaal gebruikte elektriciteit als duurzaam te bestempelen. De WKK-centrales produceren naast elektriciteit ook warm water voor het verwarmen van gebouwen. Groen gas is nog onvoldoende op de markt aanwezig om het aardgas te vervangen. Defensie probeert waar mogelijk groen gas in te kopen en blijft de marktontwikkelingen op dat gebied volgen. Het afgelopen jaar is een aantal lokale initiatieven (bijvoorbeeld in Zwolle) in beeld gekomen, waar met behulp van biomassa warm water voor stadsverwarming wordt geproduceerd. Defensie staat positief ten opzichte van deze ontwikkelingen en probeert waar mogelijk aan te sluiten.

Het afgelopen jaar zijn de drie windturbines in Coevorden door minister Hillen in gebruik genomen. Het totaal vermogen van het windturbinepark bedraagt 9 Megawatt en de voorziene productie zal uitkomen op ongeveer vijf procent van het elektriciteitsverbruik van Defensie. Sinds de opening is er in het laatste kwartaal van 2011 5,2 miljoen kWh duurzame elektriciteit geproduceerd, goed voor 1,4 procent van het Defensieverbruik in 2011.

Defensie is verantwoordelijk voor de veiligheid in het Nederlandse luchtruim en houdt dat met diverse radarposten in de gaten. Hoge objecten zoals windmolens in de buurt van deze radars veroorzaken verstoringen. Door aanscherping van het rekenmodel voor radarverstoringen en door modificatie van de bestaande radarinstallaties kan toch ruimte gecreëerd worden voor nieuwe civiele windmolenparken. De toetsingsmethodiek zal medio 2012 met regelingen in het kader van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn vastgelegd. Bij de radar in Woensdrecht loopt momenteel zo’n modificatieproject, waaraan de exploitant van het windmolenpark meebetaalt.

Defensie berekent op basis van de energiecijfers onder andere de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden en koolmonoxide. Hierbij is de belangrijkste indicator de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder kooldioxide (CO2).

De uitstoot van CO2 is in 2011 met 4 procent gedaald ten opzichte van 2010.

Figuur 3 Emissie kooldioxide (CO2) van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken

Figuur 3 Emissie kooldioxide (CO) van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken

Ozonlaag-aantastende stoffen

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2011 is de emissie van ozonlaagaantastende stoffen uit zowel de roerende zaken als de onroerende zaken licht gestegen. Vanuit het roerend goed lekte afgelopen jaar 5,6 procent van de geïnstalleerde hoeveelheid weg. Bij het onroerend goed was dit 5,1 procent. In 2011 is in overleg met de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een begin gemaakt met het beter in beeld krijgen van de mobiele installaties bij Defensie, dit ook naar aanleiding van wijzigingen in de Europese verordeningen over ozonlaag aantastende stoffen en broeikasgassen. Installaties met HCFK’s zullen bij het einde van hun levensduur vervangen worden. Verder is een Plan van Aanpak opgesteld voor het versneld vervangen of aanpassen van installaties in het vastgoed en in het materieel die om bedrijfsvoeringsredenen niet mogen uitvallen en de installaties die meer dan tien kilogram HCFK’s bevatten. In 2012 start de uitvoering van dit Plan van Aanpak.

Geluid

Doelstellingen geluid

Eindjaar

D3

Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is.

jaarlijks

D4

Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen.

2012

Toelichting doelstelling 3 (Geluidruimtebeslag)

Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen niet stijgt. Bij alle objecten waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte berekend en wordt bezien of de zone kan worden aangepast. Dit vindt plaats gekoppeld aan de actualisatie van de vergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (voorheen Wet milieubeheer).

In 2013 zal Defensie in overleg met het ministerie van Infrastructuur & Milieu de geluidszone van luchtvaartterrein Volkel als onderdeel van het luchthavenbesluit Wet luchtvaart vaststellen. Voor de luchtvaartterreinen De Peel en Woensdrecht wordt nu gewerkt aan de voor de vaststelling van een zone benodigde Milieu Effect Rapportages. De verruiming van de mogelijkheden voor de nieuwbouw van woningen binnen de geluidszones van militaire luchtvaartterreinen is vastgelegd in het Besluit militaire luchthavens (BML). Dit besluit krijgt per luchthaven doorwerking op het moment dat voor die luchthaven een luchthavenbesluit is vastgesteld. Wettelijk dient voor elke luchthaven een luchthavenbesluit te zijn vastgesteld binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de gewijzigde Wet luchtvaart op 1 november 2009. Het project ligt op schema en moet dus 1 november 2014 afgerond zijn.

Toelichting doelstelling 4 (Schietgeluid)

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van Infrastructuur & Milieu aangeleverd. In september 2010 is door I&M in overleg met Defensie een aangepast beleidsstandpunt «militair schietgeluid» vastgesteld. De juridische inpassing van de nieuwe rekenmethodiek zal plaats gaan vinden in het Activiteitenbesluit.

Gevaarlijke stoffen

Doelstellingen gevaarlijke stoffen

Eindjaar

D5

Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 5 (Veilig gebruik gevaarlijke stoffen)

In 2009 heeft Defensie haar aandacht gericht op een inventarisatie van de stoffen die zij van buiten de EU importeert boven de in REACH vermelde drempelwaarde van één ton per jaar. Defensie heeft geen stoffen in gebruik die door Defensie aangemeld dienen te worden bij het Europees Chemie Agentschap ECHA. Eventuele aanmelding geschiedt door de «eigenaar» van een product, dit is degene die de receptuur in eigendom heeft of diens vertegenwoordiger in Europa, bv. de importeur. Voor één stof, ottofuel, zal Defensie bij wijze van proef bij het ministerie van I&M een uitzondering vragen om zo de volledige procesgang in kaart te brengen. Tot zo ver zijn geen problemen voorzien bij de realisatie van de maatregel.»

De veiligheidsinstructies van geregistreerde chemische stoffen zijn in de organisatie beschikbaar gemaakt door middel van een database op Intranet. Er wordt bezien op welke manier dit onderwerp het beste in de mbo-vakopleiding voor milieu- en veiligheidsfunctionarissen kan worden opgenomen, zodat de bekendheid met de database kan worden vergroot.

Luchtkwaliteit

Doelstellingen luchtkwaliteit

Eindjaar

D6

Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 6 (Luchtkwaliteit)

Bij de keuze van nieuw materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency van de motoren, waarmee indirect de luchtkwaliteit gediend is. Tevens koopt Defensie meer en meer «van de plank» waardoor voertuigen vaker voldoen aan de civiele luchtkwaliteitsnormen. Er zijn inmiddels enkele voorbeelden van projecten waarbij emissie-eisen nadrukkelijk aan de orde komen. Bij de vervanging van de dieselgeneratoren van de LC-fregatten is als eis opgenomen dat moet worden voldaan aan de Tier 3-eisen van Annex VI van de IMO MARPOL Conventie (regeling Voorkoming Verontreiniging door Schepen). Bij het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen wordt gekeken naar de operationele mogelijkheden om Euro 5 (dus zeer schone motoren) motoren toe te passen. Voor civiele dienstauto’s, waarvoor Defensie de Rijksbrede inkoper is, wordt conform de criteria van het programma «Duurzaam Inkopen» ingekocht, wat schonere auto’s oplevert. Inmiddels kunnen door het Rijk ook elektrische en hybride dienstauto’s worden afgeroepen.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Op basis van nationaal beleid moeten «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd.

Doelstellingen bodem

Eindjaar

D7

Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben afgerond en zestig procent van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor afronding van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023.

2012

2023

D8

Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen.

2011

Toelichting doelstelling 7 (Bodemsaneringsoperatie)

Eind 2011 was 99 procent van de te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie daadwerkelijk onderzocht. Het komende jaar worden de resterende 42 locaties nog onderzocht. Van de 3 800 onderzochte verdachte locaties is inmiddels 84 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of dat de noodzakelijke sanering is afgerond.

Figuur 4 Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016

Figuur 4 Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016

Een gunstige ontwikkeling is dat er in 2011 bij graaf- en bouwactiviteiten nauwelijks nieuwe verdachte locaties zijn bij gekomen. Dit was in het verleden wel het geval. Defensie ligt nog steeds op schema om de spoedeisende saneringen in 2015 te hebben afgerond en alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben. Zoals het er nu naar uit ziet zal eind 2012 59 procent van de spoedeisende saneringen van Defensie zijn afgerond.

Toelichting doelstelling 8 (Bodemverontreiniging door schietoefeningen)

Het onderzoek naar de ballistische eigenschappen van «groene» munitiesoorten die bij schietoefeningen gebruikt zouden kunnen worden, is vertraagd door leveringsproblemen van de munitie. Door de samenstelling van deze munitie treedt geen loodverontreiniging van de zandkogelvangers meer op. De proefneming van nieuwe alternatieve kogelvangers naar Zwitsers model, waardoor het loodprobleem ook wordt verminderd, is in Harderwijk gaande. In 2012 zal een evaluatie plaatsvinden om te bezien of deze methodiek breder kan worden toegepast.

Water

Doelstelling water

Eindjaar

D9

Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het leidingwaterverbruik realiseren van vijf procent t.o.v. 2008.

2012

D10

Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben afgerond naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld.

2010

D11

Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan vijftig procent (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken.

2012

Toelichting doelstelling 9 (Besparing op leidingwatergebruik)

In 2011 is over het leidingwaterverbruik bij Defensie niet volledig gerapporteerd. Er kunnen daarom over afgelopen jaar vooralsnog geen conclusies getrokken worden. Dit manco zal in 2012 worden rechtgetrokken. Gezien de afname van het grondwaterverbruik in de afgelopen 10 jaar tot zeer kleine hoeveelheden wordt daarover niet meer gerapporteerd.

Toelichting doelstelling 10 (Onderzoek, watertoetsen en -balansen)

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond-, drink- en afvalwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2011 is verder gewerkt aan het opstellen van de toetsen en balansen waardoor nu 37 procent van het op te stellen aantal gereed is. Indien nodig zijn extra watermeters geplaatst om een beter inzicht te krijgen in de waterstromen op een object. De onderzoeken naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater waren in 2010 al afgerond, in 2011 zijn verbetermaatregelen vastgesteld en is het uitvoeringsprogramma opgesteld. Dit programma kan om budgettaire redenen voorlopig niet worden gerealiseerd.

Toelichting doelstelling 11 (Uitvoering waterbesparende maatregelen)

In 2008 zijn 21 waterbeheerplannen op de grotere kazernes en vliegbases afgerond. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in 2009 gestart. Bij de voorzieningen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterbesparende douchekoppen, beperking doorspoelhoeveelheden van toiletten en bemetering. Ongeveer dertig procent van de maatregelen is tot nu toe in uitvoering genomen en afgerond.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.

Doelstellingen afval

Eindjaar

D12

Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden.

Jaarlijks

D13

Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007.

2012

Toelichting doelstelling 12 (Implementatie afvalbeleid)

Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

De totale hoeveelheid afval die Defensie produceert, daalt al een aantal jaren. In het verslagjaar is ook de hoeveelheid bedrijfsafval opnieuw gedaald. In 2011 is de applicatie waarmee de hoeveelheden afvalstoffen gevalideerd werden buiten werking gesteld. Daarom is gewerkt met een noodprocedure voor de validatie die in 2012 zal worden omgezet tot een volwaardige procedure.

Toelichting doelstelling 13 (Reduceren hoeveelheid restafval)

Het milieubeleid van Defensie stuurt op het verminderen van de hoeveelheid restafval door een betere scheiding van afval aan de bron en door middel van preventie. Door aanhoudende aandacht voor afvalscheiding is ook in 2011 opnieuw minder restafval afgevoerd en wordt dus aan de doelstelling voldaan.

Figuur 6. Hoeveelheid restafval in ton

Figuur 6. Hoeveelheid restafval in ton

Om preventie van het ontstaan van afval vorm te geven, is in 2010 vastgesteld op welke defensielocaties meer dan 150 kilo restafval per medewerker per jaar vrijkomt. Voor deze 20 objecten worden uiterlijk in 2012 afvalpreventie- en scheidingsplannen opgesteld. In 2011 zijn reeds vier plannen opgeleverd. De Koninklijke Marine heeft ook afvalmanagement-plannen voor haar schepen op poten gezet.

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheid

Eindjaar

D14

Defensie zal in 2012 in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen.

2012

Toelichting doelstelling 14 (Implementatie extern veiligheidsbeleid)

De aanpassing van het externe veiligheidsbeleid rond munitiecomplexen (nota Van Houwelingen), waarmee dit meer in overeenstemming komt met civiel beleid, is in 2009 uitgewerkt in het voorstel voor het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Dit besluit is in 2011 in werking getreden.

Het vaststellen van externe veiligheidszones rond luchtvaartterreinen kan pas plaatsvinden nadat:

  • de berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen is vastgesteld en/of een berekeningsmethodiek voor militaire helikopters is vastgesteld,

  • externe veiligheidszones zijn berekend voor militaire luchthavens en

  • in overleg met het ministerie van I&M een beleidskader en normstelling voor militaire luchthavens is vastgesteld.

De sinds 2005 toegepaste rekenmethode voor vaste vleugelvliegtuigen bestaat uit een kans-, locatie- en gevolgmodel. De rekenmethode wordt door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in stappen geëvalueerd. De eerste stap betreft het locatiemodel en is afgerond. Het kans- en risicomodel worden in 2012 onderzocht. Dit zal leiden tot aanpassing van de berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen. Wanneer deze stap is afgerond kan verder worden gewerkt aan de twee volgende stappen. Realisatie van de volledige doelstelling in 2012 lijkt nog mogelijk, hoewel vanaf een bepaald punt de regie niet meer in handen van Defensie is.

De ontwikkeling van een berekeningsmethodiek externe veiligheid voor militaire helikopters heeft in 2010 en 2011 geen voortgang geboekt. Probleem is het vinden en kunnen gebruiken van een geschikte database voor helikopterongevallen. In 2012 wordt onderzocht in welke mate aansluiting kan worden gevonden bij de berekeningsmethodiek voor civiele helikopters, aangevuld met statistische ongevalsdata voor militaire helikopters gebruikmakend van openbare bronnen voor ongevalsdata. Voor buisleidingen is het externe veiligheidsbeleid verwoord in het Besluit EV Buisleidingen, dat sinds 1 januari 2011 van kracht is. Defensie heeft meegewerkt aan het tot stand komen van dit Besluit.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuur

Eindjaar

D15

Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000.

Jaarlijks

D16

Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 15 (Biodiversiteit)

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en te behouden. Defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd, waaruit blijkt dat deze terreinen – als gevolg van gebruik en beheer – gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna.

Het Ministerie van Defensie dient voor het Natura-2000 gebied Witterveld een beheerplan op te stellen. Tegen het aanwijzingsbesluit is door derden beroep aangetekend; de Raad van State heeft hierover oktober 2010 uitspraak gedaan. Op het moment dat door de uitspraak van de Raad van State rechtszekerheid over het besluit is verkregen, is gestart met het opstellen van een beheerplan. In 2011 is door het Ministerie van EL&I gewerkt aan de uitwerking van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De uitkomsten van de PAS zijn essentiële bouwstenen voor het beheerplan. De oplevering van het beheerplan wordt in 2013 voorzien.

Het Ministerie van Defensie heeft in de periode 2009–2011 voor die Natura2000-gebieden, waar Defensie mede-belanghebbende is, het merendeel van de benodigde effecten-analyses opgesteld. Deze effecten-analyses dienen als input voor de beheerplannen die door andere overheden worden opgesteld.

Daarnaast is in 2011 een studie opgeleverd om te onderzoeken hoe militair gebruik zich verhoudt tot de aanwezige natuur- en landschapswaarden op militaire terreinen en wat de kwalitatieve bijdrage van Defensie is aan natuur en landschap in Nederland. Uit het rapport blijkt dat Defensie droge heidelandschappen, heischrale graslanden, stuifzanden, hoogveen en duin- en kweldergebieden beheert waar hoge natuurwaarden voorkomen. In de meeste van deze gebieden is meer dan vijftig procent van de doelsoorten en/of de Rode Lijstsoorten aanwezig.

In 2011 is ook de notitie «Bescherming waardevolle bomen en boomstructuren op defensieterreinen» vastgesteld, waarin een inventarisatie is aangekondigd en beheersmaatregelen om het waardevolle bomenbestand te beschermen. De beheersmaatregelen zullen in bestaande procedures als structuur- en ontwikkelingsplannen, standaard oefenkaarten, e.d. worden opgenomen.

Toelichting doelstelling 16 (Milieu op zee)

De operationele introductie van het onderwatergeluidbeheersysteem SAKAMATA heeft in 2010 plaatsgevonden, gecombineerd met een formeel voorschrift van de Koninklijke Marine en de benodigde opleidingen op de Operationele School. De doorontwikkeling van het systeem loopt en de doorontwikkeling van de nieuwe wijze van risicobeoordeling ligt op schema.

De internationale samenwerking van Nederland met de Noorse en de Amerikaanse Marine wordt voortgezet. In het kader van het testen van het systeem op zee is in juni 2011 een «full-scale seatrial» uitgevoerd.

Milieumanagement

Goed werkende milieumanagementsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieumanagementsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen. Defensie zal haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren.

Doelstellingen milieumanagement

Eindjaar

D17

Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 17 (Milieumanagement)

In 2011 zijn goede stappen voorwaarts gemaakt om de werking van de milieuzorgsystemen verder te verbeteren. De Koninklijke Marine en de Koninklijke Marechaussee waren al gecertificeerd, de systeemdocumentatie van de Koninklijke Landmacht en het Commando Dienstencentra is nu ook gecertificeerd evenals delen van de Bestuursstaf, de Koninklijke Luchtmacht en de Defensie Materieel Organisatie. Een aantal elementen van milieuzorg is inmiddels defensiebreed belegd: de beoordeling en analyse van nieuwe wet- en regelgeving, het melden van milieuvoorvallen en -incidenten, het meten en registreren van milieucijfers en het vaststellen van een defensiebreed milieuaspectenregister. Nadelig werkt het wegvallen van de auditcapaciteit op milieugebied van de Accountants Dienst Defensie.

Vanwege het wegvallen van het registratiesysteem voor milieucijfers in 2011, is gewerkt aan het opzetten van een nieuw registratiesysteem waaruit managementinformatie over de milieuprestaties gegenereerd kan worden. Om het risico op fouten zo veel mogelijk te beperken is gekozen voor een systeem dat informatie uit bestaande bronsystemen over energie, brandstoffen, emissies etc. haalt.

Handhaving

Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILenT) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuvergunningen op de grotere defensieobjecten; kleinere objecten vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente. Inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.

In 2011 zijn door de Inspectie voor Leefomgeving en Transport 40 inspectiebezoeken uitgevoerd en is in 10 gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Door tijdig herstel van tekortkomingen heeft dit slecht in één geval tot een dwangsombeschikking geleid.

Figuur 7. Percentage voornemens tot het opleggen van een last onder dwangsom ten opzichte van het totaal aantal bezoeken

Figuur 7. Percentage voornemens tot het opleggen van een last onder dwangsom ten opzichte van het totaal aantal bezoeken

In 2011 is in nauw overleg met de inspectiedienst verder gewerkt aan de invoering van «Systeemgericht Toezicht» bij Defensie. Hierbij wordt door de ILenT meer gebruik gemaakt van inspecties die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen goed genoeg werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. Een defensiebrede systematiek voor de beoordeling van milieurisico’s is inmiddels opgeleverd, aan geharmoniseerde controlelijsten wordt gewerkt evenals aan een registratiesysteem om de resultaten van inspecties beter inzichtelijk te maken. Ook kunnen er zo analyses op de meest voorkomende manco’s worden uitgevoerd.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Defensie is in 2011 actief geweest in onder andere Afghanistan, Bosnië Herzegovina, voor de kust van Somalië en in Soedan.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Eindjaar

D18

Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren.

Jaarlijks

D19

Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 18 (Oefeningen en operaties)

Binnen de Navo is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld. Dit beleid gaat er van uit dat tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties binnen de operationele mogelijkheden zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Het beleid is uitgewerkt in Navo-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant in het veld en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en operaties. Nederland is zeer actief bij de ontwikkeling van milieuprocedures in Navo-verband.

Milieumanagement is onderdeel van de planning voor oefeningen en operaties, met als doel het minimaliseren van de milieueffecten van de operationele bedrijfsvoering en het voldoen aan internationale en nationale regelgeving. Nederland heeft het hanteren van de Navo-procedures van kracht verklaard voor alle grote oefeningen en operaties. De Navo-procedure op het gebied van milieumanagement is uitgewerkt in een nationale CDS Aanwijzing.

Toelichting doelstelling 19 (Milieu op compounds)

Het afgelopen jaar zijn diverse initiatieven genomen om compounds energiezuiniger en milieuvriendelijker te maken. Zo zullen in Kunduz zonnepanelen toegepast worden voor de opwekking van elektriciteit. Nederland blijft ook in Navo-verband actief met het standaardiseren en verbeteren van handboeken op het gebied van milieuverantwoorde compounds.

Materieel

Onder het kabinet Balkenende IV is het programma «Duurzaam Inkopen» opgestart met als doel de ontwikkeling van markten voor duurzame producten te stimuleren. Met een jaarlijks inkoopvolume van ca. € 40 miljard kan de overheid daarbij een rol van betekenis spelen en een duidelijke voortrekkersrol op zich nemen. Duurzaam inkopen betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit, ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten. Duurzaamheidsaspecten lopen vaak gelijk op met operationele eisen. Tijdens operaties betekent een laag energieverbruik van kampementen en materieel bijvoorbeeld minder logistieke opvoer van brandstof onder gevaarlijke omstandigheden.

Doelstellingen materieelkeuzeproces

Eindjaar

D20

Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu en sociale criteria bij de keus van militair materieel.

Jaarlijks

 

Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen.

2010

Toelichting doelstelling 20 (Milieuaspecten bij materieelkeuze)

Als uitwerking van dit rijksbrede beleid is in het Handboek Verwerving Defensie (HVD) en het Handboek Europees Aanbesteden (HEA) ook een hoofdstuk met betrekking tot duurzaam inkopen opgenomen. In het HVD is aangegeven dat duurzaamheidscriteria bij aanbestedingen moeten worden meegewogen. Als ondersteuning voor de inkopers en verwervers is een werkinstructie Duurzaam Inkopen opgesteld. Slechts in een drietal gevallen is het toegestaan af te wijken van de eisen voor duurzaam inkopen. Dit is het geval als de eisen met betrekking tot duurzaamheid niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de eisen voor veiligheid, als de aanschaf van een duurzaam product substantieel duurder is en als duurzame producten of diensten niet in voldoende mate beschikbaar zijn. In dat kader neemt militair materieel een bijzondere positie in. Militair materieel moet wereldwijd onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige wijze inzetbaar zijn. Dit betekent dat niet in alle gevallen invulling kan worden gegeven aan de duurzaamheidscriteria. Wel wordt er, met behoud van de operationele eisen, actief naar gestreefd om bij aanschaf van materieel en materialen de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen en de normen van internationale verdragen, verordeningen en nationale wetten zoveel mogelijk na te leven.

Voor de categorieën dienstauto’s en elektriciteit/gas voert Defensie het categoriemanagement; dat wil zeggen dat zij deze producten voor de gehele overheid inkoopt. Bij dienstauto’s stellen de criteria dat voldaan wordt aan de hoogste energielabels; er is in 2011 ook een kavel ingekocht met hybride en elektrische voertuigen. Bij elektriciteit wordt inmiddels 100 procent groene stroom verworven.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan meer dan 12 000 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouw- als in de exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij douches en toiletten), hergebruik van sloopmaterialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie is het aspect Duurzaam Bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuur

Eindjaar

D21

Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het ministerie van VROM vastgestelde GPR Gebouw®-minimumscores.

2010

D22

Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen.

2009

Toelichting doelstelling 21 (Toepassing GPR)

Het softwareprogramma GPR-Gebouw, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld, was tot nu toe bij de Defensie Vastgoed Dienst alleen in gebruik voor kantoor- en lesgebouwen. In 2011 zijn de modules voor logies-, bijeenkomst- en industriegebouwen ingevoerd, zodat nu bij vrijwel alle nieuwbouw- en renovatieprojecten GPR kan worden toegepast. De door het ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde minimumscore van 7 punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek bij Defensie goed gehaald. Zolang GPR-Gebouw nog niet volledig is ingevoerd worden de lijsten met Dubo-maatregelen uit het Nationale pakket Utiliteitsbouw gebruikt.

In 2011 is bij 32 projecten het toepassingspercentage toegenomen van 63 procent naar 85 procent. Interdepartementaal wordt door Defensie meegewerkt aan het formuleren van duurzame besteksteksten in STABU-bestekken voor de utiliteitsbouw en RAW-bestekken voor de Grond-, weg- en waterbouwsector.

Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie bedraagt nu 56 procent van het totaal opgesteld vermogen tegen 55 procent in 2010. De invoering van HR-ketels gaat daarmee gestaag verder.

Figuur 8. Percentage (opgesteld) vermogen ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Figuur 8. Percentage (opgesteld) vermogen ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Toelichting doelstelling 22 (Duurzaamheid in Programma’s van Eisen en vastgoedplannen)

In 2009 is geregeld dat in alle programma’s van eisen voor infrastructuur een paragraaf «Milieu-eisen inclusief duurzaamheidsaspecten» wordt opgenomen. Hierin staat onder andere dat de duurzaamheidscriteria van het Rijksbrede programma Duurzaam Inkopen moeten worden gevolgd.

In 2011 is een aantal vastgoedplannen onder de loep genomen. Gebleken is dat in alle plannen rekening wordt gehouden met duurzaamheid. Het «Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw», inmiddels vervangen door «Duurzame Stedenbouw, the next step» (2010), wordt daarbij gehanteerd.

De Defensie Vastgoed Dienst participeert in de werkgroep «Doorontwikkeling duurzaam inkopen in de GWW (grond-, weg- en waterbouw)-sector», waarin de grote opdrachtgevers in de GWW-sector duurzaam inkopen verder ontwikkelen voor toepassing in geïntegreerde contractvormen.

De duurzaamheidscriteria voor de GWW-sector zijn door CROW, het kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, vertaald naar teksten voor gebruik in bestekken.

Veiligheid, Arbeidsomstandigheden en Milieu

In 2007 is naar aanleiding van een aantal ongevallen binnen de defensieorganisatie besloten tot de invoering van het Veiligheidsmanagementsysteem Defensie (VMS Def), waarbij ook Arbeidsomstandigheden (arbo) worden meegenomen. In de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 is opgenomen dat milieu- en arbo-procedures zoveel mogelijk op elkaar zullen worden afgestemd. In 2010 is besloten defensiebrede milieuprocedures in het VMS Def op te nemen: dit geldt onder andere voor de procedures op het gebied van het verzamelen van milieugegevens, het analyseren en in de organisatie bekend stellen van nieuwe wet- en regelgeving en de beschrijving van de verantwoordelijkheden van commandanten op milieu-, arbo- en veiligheidsgebied. Tenslotte is in 2011 een aantal opleidingen, waaronder die voor bataljonscommandanten en die op mbo-niveau, op de gebieden milieu, arbo en veiligheid meer gecombineerd en in samenhang gegeven.

Financiën

Zowel op het gebied van het vastgoed als bij het materieel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de methodiek van life cycle costing (LCC), waarbij investerings- en exploitatiekosten in samenhang worden bezien. Bij het vastgoed is er de mogelijkheid bouwprojecten in een DBFMO-constructie (Design Build Finance Maintain Operate) aan te besteden, maar ook als de exploitatie in eigen beheer plaatsvindt, kunnen de exploitatiekosten in de aanbestedingscriteria opgenomen worden. Momenteel worden drie pilot-gebouwen op LCC-kosten doorgerekend en worden die kosten door aanpassingen in het ontwerp vervolgens geminimaliseerd. Eind 2012 ligt er dan een werkende berekeningsmethodiek waarmee nieuwbouw- en renovatieprojecten LCC-technisch kunnen worden doorgerekend.

Communicatie

Vanuit de gedachte dat milieu in de normale bedrijfsvoering geïntegreerd dient te zijn rapporteert Defensie vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.

Het afgelopen jaar heeft Defensie diverse publicaties over milieuonderwerpen, zoals de bouw van de windturbines in Coevorden, in de Defensiekrant en in vakbladen geplaatst. Daarnaast heeft Defensie zich tijdens de Open Dagen van de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marine op natuur- en milieugebied gepresenteerd. Voor het eigen milieu- en veiligheidspersoneel is een themadag georganiseerd, waarop recente ontwikkelingen zijn toegelicht.

BIJLAGE 5 – LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

BZK

=

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke marechaussee

CLAS

=

Commando landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en BewakingsOrganisatie

DBV

=

Directie Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidsnota

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research and Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGF

=

EuropeseGendarmerie Force

EL&I

=

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

GVKKA

=

Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liasion and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VIP

=

Very Important Person

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem