Kamerstuk 33182-24

Amendement van het lid Van Weyenberg dat ertoe strekt het wetsvoorstel voor wat betreft het advies- en beroepsrecht van (een minderheid van) de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad in overeenstemming te brengen met het onlangs tot wet verheven initiatiefwetsvoorstel van de leden Koser Kaya en Blok

Dossier: Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

Gepubliceerd: 15 mei 2013
Indiener(s): Steven van Weyenberg (D66)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33182-24.html
ID: 33182-24

Nr. 24 AMENDEMENT VAN HET LID VAN WEYENBERG

Ontvangen 15 mei 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 115a als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. De deelnemers- en pensioengerechtigdenraad adviseert het pensioenfonds desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na «deelnemers- en pensioengerechtigdenraad» ingevoegd: in ieder geval.

b. Aan het slot van onderdeel d vervalt: en.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden vijftien onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. het nemen van maatregelen van algemene strekking;

  • g. wijziging van de statuten en reglementen van het pensioenfonds;

  • h. vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening en de actuariële en bedrijfstechnische nota,bedoeld in artikel 145;

  • i. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;

  • j. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;

  • k. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;

  • l. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • m. een overeenkomst van uitbesteding;

  • n. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1;

  • o. het strategische beleggingsbeleid;

  • p. de premie;

  • q. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid;

  • r. vaststelling van een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 en een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138;

  • s. het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129; en

  • t. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Het advies van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het derde lid bedoelde besluiten.

  • 6. Bij het vragen van advies wordt aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal hebben.

II

In artikel I wordt onderdeel J als volgt gewijzigd:

1. In het eerste onderdeel wordt voor «belanghebbendenorgaan» ingevoegd: deelnemers- en pensioengerechtigdenraad of.

2. Het tweede onderdeel komt te luiden:

2. In het eerste lid wordt «De deelnemersraad kan» vervangen door «De deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad dan wel het belanghebbendenorgaan kunnen», wordt «artikel 111, eerste lid» vervangen door «artikel 115a, 2a-de lid, respectievelijk artikel 115c, eerste lid» en wordt «de deelnemersraad» telkens vervangen door: de deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad respectievelijk het belanghebbendenorgaan.

3. In het derde onderdeel wordt voor «het belanghebbendenorgaan» ingevoegd: de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad dan wel.

III

In artikel I komt onderdeel K te luiden:

K

Artikel 218 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «geleding deelnemersraad» vervangen door: minderheid deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad of minderheid belanghebbendenorgaan.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een gedeelte van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad dan wel een gedeelte van het belanghebbendenorgaan dat ten minste 30% van de leden omvat kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 115a, 2a-de lid, respectievelijk artikel 115c, eerste lid, indien:

    • a. de deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad respectievelijk het belanghebbendenorgaan met betrekking tot dat besluit niet voorafgaand in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen;

    • b. dat besluit niet in overeenstemming is met het advies van de deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad respectievelijk van het belanghebbendenorgaan of van dit gedeelte van de raad respectievelijk van dit gedeelte van het orgaan; of

    • c. feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan dit gedeelte van de deelnemers- en pensioensgerechtigdenraad respectievelijk van dit gedeelte van het belanghebbendenorgaan bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van het advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht.

Toelichting

Adviesrecht

Het doel van een pensioenfonds is het zorgen voor goede pensioenen voor de verzekerden van het fonds. Het fonds beheert daartoe uitgesteld loon van de verzekerden. Het zijn daarom primair de verzekerden die – binnen het kader van de wet– bevoegd en verantwoordelijk dienen te zijn met betrekking tot alle belangrijke inhoudelijke en procedurele besluiten van het fonds, want die besluiten raken hen direct. Daartoe dient de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad over alle belangrijke besluiten een adviesrecht te krijgen. Zo’n adviesrecht bestaat in de huidige situatie wel voor de deelnemersraad. Echter, in dit wetsvoorstel ontbreekt een adviesrecht voor de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Dit amendement brengt daar verandering in.

De in de Nota naar aanleiding van het verslag gegeven argumentatie voor het niet toekennen van adviesrechten aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad is niet sterk. Het argument dat pensioengerechtigden vertegenwoordigd zijn in het bestuur, waardoor verdere medezeggenschap voor deze groep niet nodig zou zijn, sterker nog, ongewenst is, tast echter tevens de medezeggenschapspositie van werknemers aan. Dit argument miskent voorts het verschil tussen de collectieve bestuursverantwoordelijkheid en de rol van de deelnemers en pensioengerechtigden bij de behartiging van deelbelangen in de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Het is niet voldoende om de adviesfunctie over te laten aan een raad van toezicht of visitatiecommissie, welke bestaat uit buitenstaanders die zelf niet worden geraakt door die besluiten.

Voorts zijn besturen doorgaans klein. Er zitten slechts enkele deelnemers en pensioengerechtigden in. Het is daardoor onmogelijk de diversiteit van de populatie van verzekerden van een fonds in het bestuur te vertegenwoordigen. De diversiteit kan in de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad veel beter tot zijn recht komen. Iedere specifieke groep heeft zicht op de eigen problemen die in de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad wel gesignaleerd kunnen worden. Daarom is het van belang dat de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad geconsulteerd wordt voorafgaande aan belangrijke besluiten.

Beroepsrecht

Het beroepsrecht beoogt een rechterlijke uitspraak te kunnen verkrijgen indien twijfel bestaat over de vraag of het fondsbestuur aan de wettelijke plicht tot evenwichtige belangenbehartiging in het pensioenbeleid voldoende inhoud heeft gegeven. De deelnemers- en pensioengerechtigdenraad is bij uitstek het orgaan dat in aanmerking komt om daartoe het initiatief te nemen, omdat in dit orgaan de diversiteit in de samenstelling van het verzekerdenbestand het beste tot uitdrukking kan komen.

Zoals dat thans – ingevolge artikel 217 van de Pensioenwet – ook geldt voor de deelnemersraad, regelt dit amendement dat in de nieuwe wetgeving ook aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad een beroepsrecht toegekend wordt. Dat ligt in de rede, nu in het voorliggende wetsvoorstel bij paritair bestuurde pensioenfondsen de deelnemersraad wordt omgevormd tot een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad en bij pensioenfondsen met onafhankelijke besturen het belanghebbendenorgaan in het wetsvoorstel wél een beroepsrecht krijgt.

Doordat in dit amendement ook is voorgesteld om aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad soortgelijke adviesbevoegdheden toe te kennen als die de huidige deelnemersraad thans heeft, blijft het beroepsrecht voor de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad gekoppeld aan het adviesrecht voor die raad.

Beroepsrecht minderheid van de deelnemersraad

Tevens strekt dit amendement ertoe het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met het onlangs tot wet verheven initiatiefwetsvoorstel van de leden Koşer Kaya en Blok (wet van 23 april 2012, Staatsblad 2012, 203). Deze wet kent aan een minderheid van de deelnemersraad een beroepsrecht toe. Er is geen goede grond om zo kort na deze wetswijziging dit minderheidsrecht weer te laten vervallen. Integendeel, nu in het voorliggende wetsvoorstel bij paritair bestuurde pensioenfondsen de deelnemersraad wordt omgevormd tot een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad en bij pensioenfondsen met een onafhankelijk bestuur wordt voorzien in de instelling van een belanghebbendenorgaan, ligt het in de rede het beroepsrecht toe te kennen aan een minderheid van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad èn het belanghebbendenorgaan.

Het beroepsrecht beoogt een rechterlijke uitspraak te kunnen verkrijgen indien twijfel bestaat over de vraag of het fondsbestuur aan de wettelijke plicht tot evenwichtige belangenbehartiging in het pensioenbeleid voldoende inhoud heeft gegeven. Besturen zijn klein en lang niet alle groeperingen (jongeren, ouderen, mannen, vrouwen, etc.) kunnen daarin zitting hebben. Bovendien worden in het bestuur besluiten genomen bij meerderheid van stemmen. Het feit dat de geledingen van deelnemers en pensioengerechtigden zitting hebben in het bestuur garandeert dus niet dat de besluiten altijd evenwichtig zijn. Daarom blijft de beroepsmogelijkheid voor een minderheid in de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad van essentieel belang.

Van Weyenberg