Kamerstuk 33182-21

Amendement van het lid Omtzigt dat voorziet in de introductie van een adviesrecht en beroepsrecht voor het intern toezicht van pensioenfondsen

Dossier: Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

Gepubliceerd: 15 mei 2013
Indiener(s): Pieter Omtzigt (CDA)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33182-21.html
ID: 33182-21
Wijzigingen: 33182-44

Nr. 21 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 15 mei 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel D, wordt na artikel 103 een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 103a. Adviesrecht intern toezicht

  • 1. Het intern toezicht bij een pensioenfonds met een paritair bestuur, een paritair gemengd bestuur of een omgekeerd gemengd bestuur adviseert het pensioenfonds desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen.

  • 2. Het pensioenfonds stelt het intern toezicht in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het pensioenfonds met betrekking tot:

    • a. het nemen van maatregelen van algemene strekking;

    • b. wijziging van de statuten van het pensioenfonds;

    • c. gehele overdracht van de verplichtingen of de beleggingen van het pensioenfonds; en

    • d. liquidatie of fusie van het pensioenfonds.

  • 3. Het advies van het intern toezicht wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het tweede lid bedoelde besluiten.

  • 4. Bij het vragen van advies wordt aan het intern toezicht een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal hebben.

  • 5. Het pensioenfonds deelt het belanghebbendenorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee, of het een advies niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies wordt afgeweken.

II

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt 1 wordt na de dubbele punt ingevoegd: intern toezicht of.

2. In punt 2 wordt «Het belanghebbendenorgaan» vervangen door «Het intern toezicht, bedoeld in artikel 103a, eerste lid, of het belanghebbendenorgaan», wordt «artikel 115c, eerste lid,» vervangen door «artikel 103a, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 115c, eerste lid,» en wordt na de dubbele punt ingevoegd: het intern toezicht of.

3. In punt 3 wordt na de dubbele punt ingevoegd: het intern toezicht of.

Toelichting

De huidige wet- en regelgeving voorziet in een beroepsrecht voor de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan tegen besluiten van het pensioenfondsbestuur bij de rechter. In dit wetsvoorstel vervalt dit beroepsrecht (behalve voor het onafhankelijk bestuursmodel, waar het belanghebbendenorgaan dit recht heeft).

Tot voor kort waren niet alle groepen belanghebbenden verplicht vertegenwoordigd in het bestuur van het fonds. Om toch te borgen dat het fondsbestuur tot een evenwichtige belangenafweging komt, is in de huidige wetgeving een beroepsrecht ingebouwd tegen bepaalde besluiten van het bestuur. Dit beroepsrecht komt nu toe aan de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Dat is onder meer logisch omdat de gepensioneerden tot nu niet altijd rechtstreeks vertegenwoordigd zijn in het bestuur, maar wel zitting hebben in de deelnemersraad – als die is ingesteld – en het verantwoordingsorgaan.

In het wetsvoorstel neemt de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad belangrijke taken van het verantwoordingsorgaan over. Daarnaast krijgen de gepensioneerden op grond van het wetsvoorstel een rechtstreekse vertegenwoordiging in het bestuur.

In de praktijk is regelmatig gebleken dat het beroepsrecht voor de deelnemersraad de slagkracht en flexibiliteit bij beleidsvorming en besluitvorming binnen het pensioenfonds niet altijd ten goede komt. Er zijn veel onderwerpen, waarover het bestuur eerst een voorgenomen besluit moet nemen, dan advies moet vragen en pas nadat advies is uitgebracht tot besluitvorming kan overgaan.

Nu pensioenregelingen altijd tot stand komen in een vorm van overleg tussen werkgevers en werknemers (eerste vorm van «democratie»), zou het voldoende moeten zijn dat het pensioenfonds als uitvoerende instantie één orgaan heeft waarin alle belanghebbenden zijn vertegenwoordigd (tweede vorm van «democratie»). In de meeste bestuursmodellen is dat het bestuur, anders is dat het belanghebbendenorgaan. Het is dus niet meer nodig via een extra orgaan van belanghebbenden bestuursbesluiten te kunnen blokkeren. Derhalve ligt het (her-)invoeren van een beroepsrecht voor de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad dat lijkt op de deelnemersraad niet voor de hand.

Toch lijkt het nuttig – vanuit een oogpunt van voldoende checks and balances in de besluitvorming bij een pensioenfonds – om een interne toetsingsmogelijkheid te behouden. Het ligt daarbij meer voor de hand om de bevoegdheden van het intern toezicht te versterken. Daarbij is te denken aan het geven van de bevoegdheid aan het intern toezicht om bepaalde belangrijke besluiten vooraf te beoordelen en op deze specifieke bevoegdheid een beroepsrecht te geven bij de rechter. Het intern toezicht bestaat uit professionals die voldoende deskundigheid en competenties hebben om de beleidsproblematiek in al zijn facetten te beoordelen. Bovendien mag worden aangenomen dat zij uitsluitend handelen vanuit het totaalbelang van het pensioenfonds.

Een dergelijke beroepsmogelijkheid zou dan moeten worden gekoppeld aan een adviesbevoegdheid van het intern toezicht op voorgenomen besluiten die grote gevolgen kunnen hebben voor het pensioenfonds. Voorgenomen besluiten die het bestuur vooraf voor advies aan het intern toezicht zou moeten voorleggen kunnen zijn:

  • Het nemen van maatregelen van algemene strekking;

  • Wijziging van de statuten van het pensioenfonds;

  • Fusie, liquidatie en collectieve overdracht van verplichtingen en beleggingen.

Daarnaast zou het intern toezicht de mogelijkheid moeten hebben om gevraagd of op eigen initiatief advies uit te brengen over aangelegenheden die het fonds aangaan.

Omdat bij bestuursmodellen met een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad verondersteld mag worden dat de belanghebbenden al voldoende invloed hebben via het bestuur, zijn de aanvullende besluiten die de wet noemt voor het beroepsrecht van het belanghebbendenorgaan hiervoor niet toegevoegd aan het adviesrecht van intern toezicht.

Het beroepsrecht dat aan dit adviesrecht wordt gekoppeld betreft de situatie dat het advies niet wordt opgevolgd, of dat het advies wordt gegeven op basis van verkeerde of incomplete informatie. Een dergelijk beroepsrecht heeft bovendien slechts zin als dat in een vroeg stadium van besluitvorming kan worden meegenomen, zodat het nog invloed kan hebben. Als het beroepsrecht wordt gegeven na afronding van de besluitvorming door het bestuur, dan komt de rechtszekerheid teveel in het geding.

De hiervoor genoemde toekenning van adviesrechten met beroepsmogelijkheid bij de rechter zijn in het onafhankelijk en het onafhankelijk gemengd bestuursmodel toegekend aan het belanghebbendenorgaan. Het belanghebbendenorgaan heeft advies- en goedkeuringsrecht op belangrijke beleidsbeslissingen van het bestuur én een beroepsrecht bij de ondernemingskamer. Hiermee is het voor het belanghebbendenorgaan in het onafhankelijk en het onafhankelijk gemengd bestuursmodel niet nodig het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.

Het amendement voorziet derhalve in de introductie van een adviesrecht (onderdeel I) en beroepsrecht (onderdeel II) voor het intern toezicht van pensioenfondsen met een paritair, paritair gemengd en omgekeerd gemengd bestuursmodel rondom in ieder geval de onderwerpen uit bovenstaande opsomming.

Omtzigt