Gepubliceerd: 26 oktober 2011
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32752-8.html
ID: 32752-8
Origineel: 32752-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, derde volzin, wordt tussen «tweede lid» en «onder d» een komma geplaatst.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

1. Een politieke partij kan één instelling voor buitenlandse activiteiten aanwijzen als neveninstelling. Een instelling voor buitenlandse activiteiten kan slechts door één politieke partij zijn aangewezen en de instelling dient schriftelijk met de aanwijzing in te stemmen. De partij stelt Onze Minister schriftelijk in kennis van de aanwijzing en de instemming van de instelling.

2. Om een instelling voor buitenlandse activiteiten als neveninstelling aan te wijzen is vereist dat het een rechtspersoon is die uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht ter ondersteuning van zusterpartijen en -organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten.

C

In artikel 7, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een punt komma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. indien de politieke partij op de peildatum een instelling voor buitenlandse activiteiten heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 3a, een basisbedrag van € 43 379 en een bedrag van € 4 458 per kamerzetel van de politieke partij.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De subsidie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d, wordt slechts verstrekt voor die uitgaven van de aangewezen instelling voor buitenlandse activiteiten, die zijn gericht op activiteiten ter ondersteuning van zusterpartijen en -organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten, met als voorwaarde dat de politieke partij ten minste het ten behoeve van de instelling voor buitenlandse activiteiten verstrekte bedrag betaalt aan de instelling voor buitenlandse activiteiten.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «Onze minister» vervangen door: Onze Minister.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De artikelen 4:37 en 4:40 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 23, eerste lid, onder a, en 24» vervangen door: de artikelen 24, eerste lid, onder a, en 25.

2. In het vierde lid wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 25.

G

In artikel 13, eerste lid, wordt tussen «is verleend» en «aan met ingang van» ingevoegd: ambtshalve.

H

In artikel 22, eerste lid, wordt «hij» telkens vervangen door: zij.

I

In artikel 23 wordt «21» vervangen door: 22.

J

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, vervalt «en tweede».

2. In het tweede en derde lid wordt tussen «eerste lid» en «onder b en c» een komma geplaatst.

K

In artikel 25, onder c, wordt na «de vaststelling van de subsidie» ingevoegd: omvat.

L

Artikel 27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. de bijdragen van in totaal € 4 500 of meer die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 20, eerste lid, zijn geregistreerd.

2. In onderdeel b wordt «artikel 19» vervangen door: artikel 20.

M

In artikel 28, eerste lid, vervalt «en tweede», en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Op bijdragen aan een kandidaat is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

N

In artikel 29, tweede lid, onder a, vervalt «en tweede».

O

Artikel 30, tweede lid, komt te luiden:

2. Op bijdragen aan kandidaten geplaatst op de kandidatenlijst van de vereniging is artikel 28 van overeenkomstige toepassing.

P

In artikel 31, eerste lid, vervalt «en tweede», en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Op bijdragen aan een kandidaat is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

Q

In artikel 32, tweede lid, vervalt «, derde lid,».

R

In artikel 38 wordt «wet» vervangen door: Wet.

S

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

1. De bedragen, genoemd in artikel 7, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, worden ten behoeve van de kalenderjaren 2011 tot en met 2015, na toepassing van artikel 7, vierde lid, nader gewijzigd door het resultaat van de berekening:

a. per 1 januari 2011 te verlagen met 1,39%;

b. per 1 januari 2012 te verlagen met 1,5%;

c. per 1 januari 2013 te verlagen met 1,5%;

d. per 1 januari 2014 te verlagen met 1,5%;

e. per 1 januari 2015 te verlagen met 1,5%.

Toelichting

B, C en D

In het regeerakkoord is aangegeven dat de subsidies dienen te worden herijkt, gebundeld en vereenvoudigd. Met deze nota van wijziging wordt het budget van het MATRA Programma Politieke Partijen (MPPP) van het ministerie van Buitenlandse Zaken overgedragen naar de subsidieregeling voor politieke partijen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het MPPP maakt onderdeel uit van het Maatschappelijke Transformatie Programma (MATRA). Het MPPP is gebaseerd op twinning van partijen met dezelfde ideologische achtergrond; het zogenaamde party-to-party model. Het MPPP stelt de politieke partijen financieel in staat om zusterpartijen in Midden- en Oost-Europa en buurlanden van de Europese Unie bij te staan met kadervorming en netwerkopbouw. De subsidie in het kader van het MPPP wordt niet rechtstreeks aan de Nederlandse politieke partijen verstrekt, maar aan stichtingen die aan de deelnemende partijen zijn gelieerd. Het over te dragen budget vanuit het MATRA Programma betreft in totaal € 1 000 000.

Het ligt voor de hand dat er voor politieke partijen één subsidieregeling is op grond waarvan subsidie aan politieke partijen wordt verstrekt. In het wetsvoorstel is reeds opgenomen dat de verstrekte subsidie aan een politieke partij kan worden aangewend voor het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland en het ondersteunen van vormings- en scholingsactiviteiten ten behoeve van het kader van de partijen.

Het over te dragen budget vanuit het MPPP wordt een subsidiedeel voor activiteiten ter ondersteuning van zusterpartijen en -organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten en wordt op dezelfde wijze geoormerkt als dat voor politiek-wetenschappelijke instituten. Dat betekent dat deze subsidie alleen wordt toegekend als de partij een stichting voor deze buitenlandse activiteiten heeft aangewezen en dat de subsidie alleen voor die activiteiten kan worden gebruikt. De partijen worden verplicht de subsidie door te betalen aan de partijstichtingen.

Een verandering ten opzichte van de verdeelsystematiek van het MPPP is dat de subsidie op basis van de verdeelsystematiek van het wetsvoorstel niet wordt beperkt tot een limitatieve lijst van landen. Het is aan de partijstichtingen zelf om te bepalen voor welke landen ze de subsidie willen benutten. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hier geen inhoudelijke bemoeienis mee. Dat is in lijn met het uitgangspunt van het wetsvoorstel en de huidige Wet subsidiëring politieke partijen dat er geen bemoeienis is met de activiteiten waarvoor de politieke partijen de subsidies gebruiken en welke keuzes daarbij worden gemaakt. De enige voorwaarde is dat de subsidie wordt gebruikt voor de activiteiten genoemd in de wet.

E

In artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn standaardverplichtingen opgenomen die een bestuursorgaan desgewenst aan een subsidieontvanger kan opleggen. Het gaat bijvoorbeeld om verplichtingen met betrekking tot de administratie of het afleggen van rekening en verantwoording. Artikel 4:40 Awb ziet op de mogelijkheid om verplichtingen na de subsidieverlening uit te werken. Dit kan alleen indien dit in de beschikking tot subsidieverlening is vermeld. Teneinde zeker te stellen dat bij subsidieverlening aan politieke partijen algemene, voor ieder gelijke regels gelden, worden deze Awb-bepalingen uitgesloten.

L

De verplichting tot openbaarmaking van een bijdrage van een gever op grond van artikel 27 geldt als die bijdrage in totaal in een kalenderjaar € 4 500 of meer bedraagt. Dit wordt verduidelijkt door aan te sluiten bij de formulering van de verplichting tot registratie (artikel 24).

M en P

Met deze aanpassingen wordt de regeling voor anonieme bijdragen eveneens van toepassing op kandidaten. Zij waren abusievelijk niet onder de reikwijdte van deze regeling gebracht.

S

Het kabinet heeft in het regeerakkoord een fors pakket aan bezuinigingen voorgesteld. Het voorgenomen geheel aan taakstellingen leidt gezien het gelijkheidsbeginsel tot de noodzaak ook de uitgangspunten en kaders voor de subsidie aan politieke partijen kritisch te bezien. De herziening van het subsidiebeleid leidt tot een voorgenomen korting voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 met een percentage van vier maal 1,5%. Dit betekent dat de subsidiekorting oploopt tot 6% in 2015. Deze kortingen gelden niet voor het budget dat uit het MPPP is overgeheveld; daar is al een bezuiniging op doorgevoerd.

A, E tot en met K, N, O, Q en R

De wijzigingen strekken tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten in het wetsvoorstel. Die gebreken betreffen puur wetstechnische fouten, zoals verschrijvingen en onjuiste verwijzingen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner