Kamerstuk 32710-X-1

Jaarverslag van het Ministerie van Defensie (X)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2010

Gepubliceerd: 18 mei 2011
Indiener(s): Hans Hillen (minister defensie) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32710-X-1.html
ID: 32710-X-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 18 mei 2011

Ontvangstenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 				  miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie (Bedragen x € 1 				  miljoen)

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

6

1.

Aanbieding en dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

9

   

B.

Beleidsverslag

11

3.

Beleidsprioriteiten

11

4.

Beleidsartikelen

36

 

4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

36

 

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

47

 

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

55

 

4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

65

 

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

74

 

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

84

 

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

98

5.

Niet-beleidsartikelen

105

 

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

105

 

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

105

 

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

105

6.

Bedrijfsvoeringparagraaf

111

   

C.

Jaarrekening

116

7.

De verantwoordingsstaat

116

8.

De saldibalans

117

9.

Topinkomens

123

   
 

Baten-lastendiensten

124

10.

De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten

124

11.

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

125

12.

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

132

13.

Baten-lastendienst Paresto

141

   

D.

Bijlagen

148

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

148

Bijlage 2:

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

149

Bijlage 3:

Overzichtsconstructie van de additionele uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie over 2010

150

Bijlage 4:

Defensie Industrie Strategie

152

Bijlage 5:

Milieu

157

Bijlage 6:

Lijst met afkortingen

184

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie (X) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2010 dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

Het jaarverslag bestaat uit «de aanbieding en dechargeverlening», de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen.

In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie.

  • De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven controleverklaring.

  • De niet-financiële informatie moet informatie bevatten die geënt is op zogenoemde beleidsthema’s. De begroting en het jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn echter, op verzoek van de Tweede Kamer, niet ingericht naar beleidsthema’s maar naar defensieonderdelen. In dit jaarverslag wordt het gewenste inzicht zo goed mogelijk benaderd.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Hoofdtaken en ambitieniveau

In de Begroting 2010 is bij de inleiding op de beleidsartikelen in par. 2.2 ingegaan op de hoofdtaken en het ambitieniveau van Defensie. In dit jaarverslag wordt eveneens bij de inleiding op de beleidsartikelen in paragraaf 2.2 ingegaan op de realisatie van de hoofdtaken en het ambitieniveau van Defensie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Bij het beleidsartikel 20 – Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties zijn de verschillen toegelicht van meer dan € 2,5 miljoen als het gaat om de uitgaven. Bij de verplichtingen worden de verschillen toegelicht die groter zijn dan € 5 miljoen.

Investeringsprojecten

De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra (CDC). Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de Begroting 2010. In het geval van de DMO gaat het om verschillen vanaf € 10 miljoen, bij het CDC gaat het om de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Benamingen ministeries

In 2010 zijn met het aantreden van het kabinet-Rutte enkele ministeries gefuseerd, gereorganiseerd en daardoor van naam veranderd. In dit jaarverslag zullen de nieuwe benamingen van deze ministeries gehanteerd worden, ook al betreft het een ministerie zoals dat bestond voor het aantreden van het kabinet-Rutte.

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieel beheer, en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Zoals toegezegd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het spoeddebat met de Tweede Kamer op 15 oktober 2009 (HAN8502A35), wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf ingegaan op het betaalgedrag.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van het ministerie van Defensie, de saldibalans en een opgave van topinkomens. Ook is de verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen.

Bijlagen

Conform de Rijksbegrotingvoorschriften zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer niet meer als bijlage opgenomen, maar zijn deze opgenomen in de bedrijfsvoeringparagraaf.

Groeiparagraaf

In het jaarverslag 2010 is een aantal verbeteringen ten opzichte van het jaarverslag 2009 doorgevoerd. Allereerst is in het beleidsverslag meer informatie opgenomen over de investeringsquote. Daarbij zijn zowel de begrote als de gerealiseerde investeringen vermeld. Tevens is een samenvatting opgenomen van de bezuinigingsmaatregelen en herschikkingen die Defensie in 2010 heeft getroffen.

Bij beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties is per operationele doelstelling een uitgebreidere tabel opgenomen met informatie per missie. De informatie is nu per missie gegroepeerd in plaats van te zijn gesplitst in respectievelijk het beleidsartikel en een bijlage.

Bij beleidsartikel 25 – Defensie Materieel Organisatie (DMO) is de toelichting verbeterd in de vorm van een uitbreiding van de prestatiegegevens op het gebied van logistieke ondersteuning door de DMO.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Dit beleidsverslag blikt terug op de beleidsagenda van Defensie in de begroting 2010. Het verslag heeft dit jaar een andere vorm gekregen vanwege de val van het kabinet-Balkenende IV op 20 februari 2010. Het grootste deel van 2010 stond in het teken van de uitvoering van lopende operaties, de afbouw van de missie in Uruzgan en de redeployment van het personeel en het materieel. Daarnaast heeft Defensie veel aandacht besteed aan het op orde brengen van de financiële situatie en de bedrijfsvoering.

Defensiebijdragen aan de kabinetsdoelstellingen

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het kabinet-Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De onderstaande tabel verschaft op hoofdlijnen informatie over de resultaten van het vorige kabinetsprogramma.

Het beleid van Defensie was in eerste instantie gericht op de vierde doelstelling: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. Alle onderwerpen in de beleidsagenda van de begroting 2010 vielen onder deze kabinetsdoelstelling. Hieronder volgen in het kort de belangrijkste bijdragen:

Nummer en omschrijving kabinetsdoelstelling

Behaalde resultaten in jaar 2010

Relevant beleidsartikel

Financieel belang: realisatie jaar 2010

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

De totale personele sterkte – militair personeel en burgerpersoneel – was gemiddeld over 2010 ongeveer 95,6 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten).

Beleidsartikelen 21 tot en met 26 en niet-beleidsartikel 90

In 2010 is € 3 miljard uitgegeven aan salaris, sociale lasten en toelagen voor personeel.

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

Een investeringspercentage van 17,4 waarmee het behalen van een investeringspercentage van ten minste 20 gedurende de kabinetsperiode is behaald.

Beleidsartikelen 25, 26 en niet-beleidsartikel 90

Er is in 2010 een bedrag van € 1,4 miljard geïnvesteerd.

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

In 2010 lag zowel de inzetbaarheid (68,3 procent) als de inzet (10,4 procent) van de Nederlandse grondeenheden boven de Navo-norm van 50 procent respectievelijk 10 procent.

Beleidsartikel 20

De additionele uitgaven van de crisisbeheersingsoperaties bedroegen in 2010 € 318 miljoen.

Inzet Nederlandse militairen in 2010

Internationaal optreden

In 2010 hebben ongeveer 5500 Nederlandse militairen in uiteenlopende functies en samenstellingen en in een scala van regio’s een kwalitatief hoogwaardige bijdrage geleverd aan crisisbeheersingsoperaties en de opbouw van veiligheidsorganisaties. 1 Zij deden dit veelal in internationaal verband, zoals in het kader van de Navo, de EU en de VN. Militairen zijn actief geweest in Afghanistan, Afrika, het Midden-Oosten en op de Balkan, waar zij steeds meer onderdeel zijn geworden van een brede benadering van Diplomacy, Defence en Development. Deze wereldwijde inzet van Nederlandse militairen onderstreept de actieve betrokkenheid van ons land bij de bevordering van de internationale veiligheid en stabiliteit.

De operationele doelstellingen voor 2010 in het kader van crisisbeheersingsoperaties waren: vrede en stabiliteit in Europa/Balkan, vrede en stabiliteit in Afghanistan, vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, vrede en stabiliteit in Afrika, vrede en stabiliteit in Irak en vrede en stabiliteit in de Perzische Golf. Bij beleidsartikel 20 wordt dieper ingegaan op de Nederlandse bijdrage aan de verschillende missies.

Afghanistan

De grootste bijdrage in 2010 werd geleverd in Afghanistan. De Nederlandse strategie was er op gericht de lokale bestuurders, de plaatselijke overheidsdiensten en de Afghaanse veiligheidsorganisaties te ondersteunen. In 2010 kwam er een eind aan de missie in Uruzgan. Defensie is per 1 augustus 2010 begonnen aan de redeployment van het personeel en het materieel uit deze provincie en heeft zijn taken overgedragen aan een samenwerkingsverband van internationale partners; het zogenaamde Combined Team Uruzgan (CTU).

De overdracht van taken, verantwoordelijkheden en kennis van de Task Force Uruzgan (TFU) aan het CTU is voorspoedig en in goede samenwerking verlopen. Veel tijd is gestoken in de overdacht van onze kennis over en ervaring in Uruzgan. Een belangrijk onderdeel hiervan was het ter plekke introduceren van de opvolgers in het uitgebreide netwerk van lokale bestuurders, tribale en religieuze leiders en hulporganisaties dat Nederland in de provincie heeft opgebouwd. Daarnaast is veel aandacht besteed aan de uitwisseling van informatie over de tribale verhoudingen in de provincie, de veiligheidssituatie en de Nederlandse werkwijze.

Ook de redeployment is in 2010 goed verlopen. De omvang van de Redeployment Task Force (RDTF) was uiteindelijk fors kleiner dan oorspronkelijk voorzien. Dit kon vanwege de goede samenwerking met het CTU, het combineren van konvooien van het CTU en de RDTF en de vroege ontplooiing van de CTU-eenheden, waardoor de behoefte aan force protection binnen de RDTF afnam. Volgens plan zijn vóór 1 december 2010 de Nederlandse militairen van de TFUen van Task Force 55 teruggekomen in Nederland. Na 1 december 2010 was nog slechts een klein gedeelte van de RDTF in Afghanistan aanwezig voor de afhandeling van de laatste materieelkonvooien.

De training van Afghaanse veiligheidsorganisaties heeft ook in 2010 aan belang gewonnen. Ondanks de vooruitgang die al op dit gebied werd geboekt, bleef het hele jaar een dringende behoefte bestaan aan extra bijdragen van de internationale partners voor de training en mentoring van het Afghaanse leger en de politie. Nederland leverde in dit kader een bijdrage aan zowel EUPOL als de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A). De Nederlandse trainingsbijdrage liep voor een klein deel via de deelname aan de European Gendarmerie Force (EGF), die een bijdrage aan NTM-A levert op het gebied van training van de Afghaanse politie.

De Tweede Kamer heeft met de motie-Peters/Pechtold (Kamerstuk 27 925, nr. 392) op 21 april 2010 de regering opgeroepen de mogelijkheden in kaart te brengen om een bijdrage te leveren aan de opleiding en training van de Afghaanse civiele politie en haar daarover in overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet te informeren. Naar aanleiding van deze motie is de behoefte aan politietraining zorgvuldig bezien. Op 12 november 2010 heeft het kabinet, overeenkomstig artikel 100 van de Grondwet en het Toetsingskader 2009, gemeld de mogelijkheid en wenselijkheid van een bijdrage aan de internationale inspanningen in Afghanistan te onderzoeken (Kamerstuk 27 925, nr. 410). Aan dit onderzoek is de laatste anderhalve maand van het jaar besteed. De besluitvorming over de nieuwe Nederlandse bijdrage is inmiddels voltooid. De besluitvorming en uitvoering van deze bijdrage valt buiten de reikwijdte van dit jaarverslag.

Afrika

In Afrika leverde Nederland zijn grootste bijdrage in het kader van de inzet voor antipiraterij in de wateren rondom Somalië. Nederland heeft in zowel Navo- als EU-verband schepen en personeel ingezet. Omdat Nederland vanaf juli 2010 voor de periode van een jaar de commandant van het permanente vlootverband van de Navo, de Standing NATO Maritime Group (SNMG) 2 levert, voerde Nederland in de periodes dat de SNMG2 werd ingezet in operatie Ocean Shield ook het bevel over de schepen in deze operatie. Nederland droeg in de periode 24 september tot en met 5 november 2010 voor het eerst met een onderzeeboot bij aan de Navo-operatie Ocean Shield. De onderzeeboot werd in het kader van piraterijbestrijding ingezet als extra waarnemingscapaciteit voor de in het gebied aanwezige eenheden.

Met de inzet in 2010 van verschillende soorten schepen ten behoeve van zowel de EU- als de Navo-operatie heeft Nederland opnieuw een belangrijke bijdrage geleverd aan de doelstellingen van deze operaties. De Nederlandse marine heeft bijgedragen aan het beschermen van voedseltransporten van het World Food Programme (WFP), het in kaart brengen van de kampen en de manier van opereren van piraten en de verstoring van piraterijactiviteiten. In totaal zijn in 2010 153 vermoedelijke piraten vastgenomen door Nederlandse eenheden. Van hen zijn er 138 weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. De overige vijftien worden door toedoen van Nederland vervolgd. Tien verdachten zijn overgedragen aan Duitsland, nadat het Duitse motorschip Taipan op 5 april 2010 door Hr.Ms. Tromp werd ontzet. Tevens zijn vijf verdachten die door Hr.Ms. Amsterdam waren vastgenomen op 5 december 2010 op last van het Openbaar Ministerie naar Nederland overgebracht voor vervolging. Met de deelname van Hr.Ms. Johan de Witt aan de anti-piraterijoperaties werden nieuwe mogelijkheden verkend voor de bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Door met de lokale bevolking op zee gesprekken aan te gaan, is bruikbare informatie verkregen over het operatiegebied. Deze nieuwe aanpak heeft mede een goede bijdrage geleverd aan de versterking van de positie en de inzet van onze partners in deze regio.

In Afrika concentreerde Nederland zich in 2010 verder op fragiele staten in de Grote Meren-regio en de Hoorn van Afrika. In verschillende Afrikaanse landen zijn in totaal zo’n veertig Nederlandse militairen werkzaam geweest als adviseur, waarnemer, instructeur of trainer. Zo waren Nederlandse militaire waarnemers en politiefunctionarissen actief in de VN-missie in Soedan (UNMIS) en werkte Nederland intensief samen met Burundi bij de opbouw en verdere ontwikkeling van de krijgsmacht en de politieorganisatie van dat land. Voorts hebben Nederlandse militairen de ontwikkeling van Afrikaanse vredeshandhavingscapaciteiten in Kenia en Mali ondersteund en hebben ze geholpen bij de opbouw van de Congolese krijgsmacht in het kader van de European Union Security (EUSEC)-missie in de Democratische Republiek Congo. Tot slot heeft Nederland ten behoeve van een duurzame aanpak van piraterij vanaf juni 2010 een politieadviseur geleverd voor het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) in Kenia. Het antipiraterijprogramma van het UNODC richt zich op de ondersteuning van de politie en de kustwacht, de officier van Justitie, de rechtbanken en het gevangeniswezen in de Seychellen, Puntland en Somaliland.

Tot slot heeft het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) bij Ivoorkust logistieke ondersteuning verleend aan Franse eenheden. Hiertoe werd de Hr.Ms. Amsterdam van 22 december 2010 tot 11 januari 2011 ingezet als back up-ocatie voor het eventueel opvangen en transporteren van evacués, indien het tot een evacuatieoperatie zou komen in Ivoorkust. Gedurende drie dagen werd de Franse helikoptercarrier FS Tonnerre bevoorraad. De met deze inzet gepaard gaande uitgaven zullen in 2011 worden verantwoord.

Balkan, Midden-Oosten en Perzische Golf

Op de Balkan heeft Defensie in 2010 112 militairen geleverd voor EUFOR Althea en de EU Police Mission (EUPM) in Bosnië en voor de EULEX- en KFOR-missies in Kosovo. In het Midden-Oosten heeft Nederland in 2010 met in totaal ongeveer 12 militairen deelgenomen aan de United Nations Supervision Organisation (UNTSO) in Libanon, Syrië en Israël, de United States Security Coordinator (USSC) Dayton in Israël en de Palestijnse Gebieden, de Combined Maritime Forces in Bahrein en de NATO Training Mission in Iraq (NTM-I). Daarnaast waren op afroep drie militairen beschikbaar voor de EU Border Assistance Mission in Rafah (EUBAM Rafah), bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte, voor het geval deze missie zou worden gereactiveerd. Ten slotte zijn enkele Nederlandse militairen in 2010 betrokken geweest bij de bestrijding van internationale terroristische netwerken in de Perzische Golf. Militairen waren werkzaam bij de staf van het Combined Force Maritime Component Command in Bahrein en in het Netherlands Liaison Team van het United States Central Command in Tampa, Florida.

Hulp aan Haïti

Na de aardbeving in Haïti op 12 januari 2010 heeft Defensie een bijdrage geleverd aan de hulpoperatie aan het land. De KDC-10 heeft naast noodhulpgoederen ook het Nederlandse Urban Search and Rescue Team (USAR-team) naar de regio gebracht. Hr.Ms. Pelikaan is van 18 tot en met 28 januari 2010 ingezet ter ondersteuning van de humanitaire hulpoperatie. Het schip heeft humanitaire goederen afgeleverd en drinkwater geproduceerd. Mariniers hebben herstelwerkzaamheden verricht in de haven van Port-au-Prince en hebben de humanitaire hulpoperatie ondersteund, onder meer door het begeleiden van hulpverleners zoals het USAR-team.

Om bijdragen aan de internationale rechtsorde te kunnen leveren opereert Defensie bij voorkeur in multinationaal verband en binnen de bestaande institutionele structuren. Een belangrijk deel van haar taken heeft de krijgsmacht ook in 2010 uitgevoerd in VN, Navo en EU-verband.

In de eerste helft van 2010 vormde Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een EU-Battlegroup. De Nederlandse bijdrage bestond uit ongeveer 160 personen van wie het merendeel werd geleverd door het Korps mariniers. Deze eenheid is niet ingezet. In het kader van de NATO Response Force (NRF) heeft Nederland de eerste helft van 2010 deelgenomen aan NRF-14 met een amfibisch transportschip als maritiem commandoplatform en met F-16’s. Gedurende het hele jaar is een mijnenbestrijdingsvaartuig ingezet in het permanente mijnenbestrijdingsvlootverband van de Navo, de Standing NATO Mine Counter Measures Group (SNMCMG) 1. In juni zijn drie mijnenbestrijdingsvaartuigen op verzoek van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) ingezet ten behoeve van een operatie tegen illegale migranten bij de zuidoostkust van Spanje.

Het Nederlandse Navo-lidmaatschap is van groot belang. Nederland kan met tevredenheid terugkijken op de Navo-top in Lissabon, waar bondgenoten eensgezind een nieuwe agenda voor het bondgenootschap hebben vastgesteld. De boodschap uit Lissabon is dat bondgenoten onverminderd hechten aan een sterke trans-Atlantische band en dat de Navo zich moet vernieuwen om goed voorbereid te zijn op de veiligheidsuitdagingen van nu. Op de top zijn hiertoe de juiste stappen gezet. Zoals gemeld in de begroting 2010 is in het afgelopen jaar het Navo Strategisch Concept herzien. De regering heeft zich actief gemengd in de discussie over de herziening van dit Concept, dat tijdens de Navo-top in Lissabon is aangenomen. Het is een kort en krachtig document geworden, dat staat voor een flexibele en toekomstgerichte Navo die zich richt op drie kerntaken: collectieve verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid. Mede dankzij de inspanningen van Nederland is in het Strategisch Concept sterk ingezet op het belang van civiel-militaire samenwerking. Op de Navo-top zijn daarnaast belangrijke besluiten genomen over een algehele Navo posture review, de ontwikkeling van raketverdediging ter bescherming van het grondgebied en de bevolking van Europa, de hervorming van de Navo-commandostructuur en de agentschappen, en de goedkeuring van tien prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling. Defensie heeft tot slot in 2010 veel werk verricht voor de hervorming van het financiële beheer binnen de Navo en de oplossing van de budgettekorten.

Binnen de EU is met de oprichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), zoals in het Verdrag van Lissabon was voorzien, een belangrijke stap gezet in de vorming van een meer geïntegreerd en coherent buitenlands en veiligheidsbeleid, waaronder ook defensiebeleid. In het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) heeft Nederland zich ingezet voor de bevordering van de defensiesamenwerking in Europa. De EU heeft besloten tot verlenging van haar civiele en militaire ambitieniveau, de zogenaamde Headline Goals, met aanvullende richtlijnen voor de invulling daarvan.

Het European Defence Agency (EDA) heeft verder gewerkt aan enkele belangrijke initiatieven waaronder het European Air Transport Fleet-project dat beoogt onderlinge samenwerking op gebied van luchttransport te bevorderen. Ook werd voortgang gemaakt in de voorbereiding van een uitzendbaar forensisch laboratorium, bekostigd uit het operationeel budget van het EDA, dat zal bijdragen aan de inlichtingenverzameling bij incidenten met geïmproviseerde explosieven. Onder leiding van Frankrijk zal dit laboratorium worden ingezet voor de ISAF-missie in Afghanistan. Uiteindelijk moet het een «blauwdruk» en lessen opleveren waarvan alle lidstaten gebruik kunnen maken. Verder werden projecten georganiseerd om helikopterbemanningen, vooral uit Oost-Europese landen, te trainen voor inzet onder operationeel moeilijke omstandigheden. Dankzij dit project zijn ruim 60 bemanningen opgeleid voor inzet in onder meer ISAF. Ten slotte worden kostenbesparende projecten uitgevoerd op het gebied van gezamenlijke inkoop van satellietcommunicatie en logistieke outsourcing.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2010 deelgenomen aan diverse grotere en kleinere internationale crisisbeheersingsoperaties. Daarnaast zijn bijdragen geleverd aan de opbouw van veiligheidsorganisaties. De wereldwijde inzet van Nederlandse militairen onderstreept de actieve betrokkenheid van ons land bij de bevordering van de internationale veiligheid en stabiliteit. Defensie heeft vrijwel alle voorziene bijdragen aan de zes operationele doelstellingen van het internationaal optreden in het kader van crisisbeheersingsoperaties geleverd. Daarnaast werden ook onvoorziene bijdragen geleverd, zoals de ondersteuning van de hulpoperatie in Haïti aan het begin van het jaar. Volgens planning zijn per 1 augustus de taken van de TFU overgedragen aan de opvolgers en is de redeployment uit Uruzgan tussen 1 augustus en 1 december 2010 uitgevoerd.

Nationale inzet

In nationaal en Koninkrijksverband voerde Defensie zowel structurele als incidentele taken uit. Structurele taken zijn er voor het alle operationeel commando’s. Daarnaast hebben de civiele autoriteiten in 2010 meer dan voorheen op incidentele basis gebruik gemaakt van beschikbare defensiecapaciteiten. Het aantal aanvragen van civiele autoriteiten voor incidentele militaire bijstand en steunverlening steeg van 56 in 2009 naar 78 in 2010, los van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) die 1 543 keer is ingezet. Bij structurele taken gaat het onder andere om kustwachttaken in Nederland en in het Caribische gebied, explosievenopruiming op de Noordzee, bewaking van het Nederlandse luchtruim en de uitvoering van politietaken door het CKmar. Bij de incidentele bijstand gaat het onder meer om inzet van de Bijzondere Bijstandseenheden en van de Duik- en Demonteergroep (DDG) die tien keer ondersteuning heeft geleverd aan de politie bij preventief explosievenonderzoek onder water.

De beschikbaarheid van defensiecapaciteiten in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) verliep volgens planning. De gegarandeerde capaciteiten zijn het gehele jaar beschikbaar geweest en zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteiten zijn ingezet. Zo kon Defensie desgevraagd in Nederland opvangcapaciteit gereed stellen voor grootschalige evacuaties en waren er op permanente basis ruim 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. De uitgevoerde maatregelen in het kader van ICMS zijn in 2010 tussentijds geëvalueerd. Daaruit blijkt dat Defensie intussen inderdaad een structurele veiligheidspartner is op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing. Een aantal punten verdient echter nog aandacht, zodat steeds meer wordt gekomen tot een geïntegreerde aanpak van de nationale veiligheid. Het gaat dan om de verdere uitwerking van de samenwerking, zoals gezamenlijke opleidingen en trainingen.

Naast ICMS-verplichtingen zijn ook defensiemedewerkers en -middelen ingezet voor de Dienst Speciale Interventies, het USAR-team en het Landelijk Team Forensische Opsporing waarvan ook het Rampen Identificatie Team deel uitmaakt.

Het CKmar heeft het afgelopen jaar 25 maal bijstand geleverd; een forse stijging ten opzichte van 2009, toen het CKmar veertien maal bijstand leverde. Opvallend dit jaar was een aantal grootschalige of langdurige bijstandsverzoeken, zoals de inzet van recherchecapaciteit van het CKmar ten behoeve van de gerichte aanpak van drugscriminaliteit, bij een liquidatiezaak en een zedenzaak in Amsterdam. Daarnaast is het ministerie van Justitie ondersteund bij het transport van de van piraterij verdachte personen uit Djibouti en Oman naar Nederland. Het CKmar begeleidde deze verdachten en het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) voerde met een KDC-10 het vervoer naar Nederland uit. In het kader van de Samenwerkingsregeling Mobiele Eenheid Politie en Mobiele Eenheid van het CKmar zijn er vier inzetten geweest. In 2010 is ook tweemaal bijstand geleverd van de politie aan het CKmar.

Het CLSK bewaakt 24 uur per dag het Nederlandse luchtruim en beveiligt het Nederlandse luchtruim op afroep. Twee F-16 jachtvliegtuigen staan als Quick Reaction Alert permanent gereed om op te treden tegen dreigingen vanuit het luchtruim. Ze zijn meerdere keren in een verhoogde staat van paraatheid gebracht. Tweemaal zijn Russische vliegtuigen onderschept die in de richting van het Nederlandse luchtruim vlogen zonder hun identiteit bekend te maken. Defensiehelikopters zijn verscheidene malen in actie gekomen voor hulpverlening en ondersteuning in Nederland, onder meer bij de bestrijding van meerdere bos- en duinbranden in Bergen, Schoorl en nabij Heeze. Tevens hebben de helikopters een bijdrage geleverd aan het transport van het Nederlands elftal bij de huldiging in Nederland en is de huldiging facilitair ondersteund door het Marine Etablissement Amsterdam.

Bij de bestrijding van een grote brand op de Strabrechtse heide zijn door het Commando landstrijdkrachten (CLAS) diverse middelen ingezet zoals een geniecompagnie met genietank, wiellaadschop, tankwagen en waterwagens. Onbemande observatievliegtuigjes van het CLAS zijn meerdere malen ingezet ter ondersteuning van de politie om vroegtijdig zicht te krijgen op pogingen tot brandstichting en het ontstaan van rellen. Tevens is een observatievliegtuigje ingezet om resterende brandhaarden te detecteren bij bestrijding van de bosbrand nabij Bergen. Ook tijdens de jaarwisseling is dit systeem ingezet ter ondersteuning van de politie. Specialisten van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC) hebben de politie meerdere malen ondersteund met kennis, expertise en middelen in verschillende politieonderzoeken. De politie is daarnaast gedurende het jaar meerdere malen ondersteund met militaire capaciteiten bij het zoeken naar vermiste personen, wapens en munitie zowel op het land als in het water. Het betrof hier onder andere de inzet van geniemilitairen en de inzet van de DDG met het onbemande onderwatervaartuig REMUS.

Voor de geldtransporten van De Nederlandsche Bank is door Defensie gedurende het gehele jaar ondersteuning geleverd door de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO), het CKmar en de vliegbasis Eindhoven. Bij bomruimingen in Limburg en Gouda zijn naast de reguliere inzet van EODD ook andere middelen van het CLAS ingezet. In Limburg zijn drie Fennek-verkenningsvoertuigen ingezet voor gebiedsobservatie en in Gouda hebben 35 militairen van de Nationale Reserve de autoriteiten ondersteund bij een bomruiming aldaar. De Iraakse «Out of Country» verkiezingen te Utrecht zijn door Defensie facilitair ondersteund. Daarnaast heeft het CLAS de vierdaagse te Nijmegen traditioneel van steun voorzien.

Bij de bestrijding van de grieppandemie in Nederland heeft Defensie een belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding van de vaccinatiecampagne. Twee militairen van Defensie zijn tijdelijk gedetacheerd geweest bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter ondersteuning van de logistieke operatie voor de distributie van de griepvaccins.

In kustwachtverband werkte Defensie nauw samen met andere departementen. Het CLSK stelde kustwachtvliegtuigen beschikbaar en het CKmar voerde samen met andere kustwachtpartners de maritieme grensbewaking (in totaal 466 controles) uit. Tevens is het Kustwacht-vliegtuig van 1 tot 15 september 2010 in internationaal verband ingezet voor maritieme grensbewaking in het kader van Frontex in Griekenland. Naast deze maritieme grensbewaking heeft het CKmar een reguliere taak bij de grensbewaking op luchthavens en de nationale grenzen. Het gaat hier onder andere om beveiligingstaken, de handhaving van de vreemdelingenwetgeving en de uitvoering van politietaken op burgerluchtvaartterreinen.

Ook in het Caribische deel van het Koninkrijk was Defensie actief. Defensie heeft een marinierscompagnie van het CZSK op Aruba en een infanteriecompagnie van het CLAS op Curaçao gestationeerd. Er werd onder meer opleiding en training gegeven aan de Antilliaanse en Arubaanse milities. Gedurende het hele jaar zijn achtereenvolgens twee fregatten en een bevoorradingsschip ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied. Daarnaast wordt een structurele bijdrage geleverd aan de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (KWCARIB). De Nederlandse eenheden hebben samen met overig marinepersoneel in het Caribisch gebied in 2010 bijstand geleverd na twee orkaanpassages op de boven- en benedenwindse eilanden. Ook het CKmar levert een structurele bijdrage in de West die na de staatkundige transitie op 10 oktober 2010 aanzienlijk is uitgebreid. In de nieuwe staatkundige structuur heeft het CKmar op grond van de Veiligheidswet BES zelfstandige taken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gekregen die vrijwel gelijk zijn aan de taken in Nederland. Op Sint Eustatius en Saba heeft het CKmar op basis van de Veiligheidswet BES de algehele politietaak. Op Curaçao en Sint Maarten voert het CKmar onder andere taken uit ter ondersteuning van de lokale autoriteiten op het gebied van grens- en vreemdelingentoezicht, drugscontroles en de bestrijding van drugs-, gewelds- en migratiecriminaliteit. Het gehele jaar is facilitaire ondersteuning geleverd aan Justitie te Curaçao.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2010 in nationaal en in Koninkrijksverband haar bijdrage aan nationale veiligheid geleverd conform het beleidsvoornemen voor 2010. Nationaal werd verscheidene malen een beroep gedaan op defensiecapaciteiten en waren er op permanente basis 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. In Koninkrijksverband leverden de Kustwacht in het Caribisch gebied, het CZSK, het CLAS en het CKmar structureel en incidenteel ondersteuning in het Caribische deel van het Koninkrijk.

De hoofdpunten van het defensiebeleid

A. Investeren in personeel

Voldoende kwalitatief goed en gemotiveerd personeel is essentieel voor het functioneren van de krijgsmacht. Net als in 2009 was er in 2010 sprake van een toename in de vulling en een afname van het aantal militaire vacatures. De totale personele sterkte – militair en burgerpersoneel – was gemiddeld over het jaar ongeveer 95,6 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten).

De onderstaande paragrafen gaan in op de realisatie van de belangrijkste doelstellingen van het personeelsbeleid. Een gedetailleerde beschrijving is terug te vinden in de personeelsrapportage van oktober 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 4). In april 2011 is een personeelsrapportage over de tweede helft van 2010 aan de Kamer verzonden.

1. Stimuleren werving en behoud

Defensie heeft als gevolg van de kabinetsmaatregelen en interne financiële tegenvallers enerzijds en de beschikbare capaciteit om nieuw personeel op te nemen anderzijds, de vacatures geleidelijker ingevuld, zoals aangekondigd bij de begroting 2010.

In 2010 is in het kader van werving en behoud onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

Wervingsbonus

De doelstelling om met de wervingsbonus 2000 defensiemedewerkers te werven is niet gehaald. Gezien het relatief beperkte aantal sollicitanten en aanstellingen met een wervingsbonus kan worden gesteld dat de financiële «beloning»; voor het aandragen van nieuwe defensiemedewerkers niet het wervende effect heeft dat in eerste instantie was verwacht. De pilot liep tot eind 2010. Gezien het beperkte succes van de maatregel, het feit dat het aantal belangstellenden en sollicitanten ook zonder wervingsbonus groter is dan de instroombehoefte en de rijksbrede bezuinigingen, zal de inzet van het instrument wervingsbonus niet worden voortgezet.

Uitval selectie en keuring

Het uitvalpercentage in 2010 was 41,7 en daarmee weer op hetzelfde niveau als 2008. In 2009 was het uitvalpercentage 69,9.Uit de resultaten van de Keuring & Selectie blijkt dat 2009 een uitzonderlijk jaar was. De belangstelling en het aantal sollicitaties bij Defensie was toen uitzonderlijk hoog waardoor voor een groot aantal personen een keuring- en selectieproces is gestart.

Loopbaanbegeleiders

De laatste groep van loopbaanbegeleiders heeft de leergang loopbaanbegeleiding (HBO en MBO) voltooid. Hiermee is ook het opleidingstraject voor de initiële groep van 200 loopbaanbegeleiders gereed. Het aantal loopbaanbegeleiders is conform de uitgangspunten van het FPS in 2010 uitgekomen op 200 arbeidsplaatsen.

Opleidingsverloop

Het defensiebrede gemiddelde opleidingsverloop moet in 2012 tot maximaal 30 procent worden teruggebracht. In 2010 is de uitstroom tijdens de initiële opleiding iets toegenomen tot 41,1 procent. Dit was het gevolg van het feit dat in 2010 de nadruk is gelegd op de instroom van schaarse categorieën personeel, waarvoor in enkele gevallen de mentale en fysieke eisen hoger liggen dan gemiddeld.

Aan de andere kant is in 2010 de nadruk steeds meer komen te liggen op de instroom via de opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) van de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). Een groot gedeelte van de militaire opleiding wordt tijdens de ROC-tijd voltooid, waardoor de (uitval tijdens de) resterende interne opleidingsduur afneemt.

Belonen uitzendverleden van militairen

Ten behoeve van het behoud en de waardering van uitgezonden militairen is de motie-Knops/Eijsink in 2010 tot uitvoering gekomen (Kamerstuk 31 700 X, nr. 41). Deze motie betreft de toekenning van een gratificatie aan militairen die aan uitzendingen hebben deelgenomen en waarbij de totale duur van de inzet ten minste 365 dagen bedraagt. In het najaar van 2010 is met de centrales van overheidspersoneel voor de sector Defensie overeenstemming bereikt over de toekenning van de uitzendgratificatie van € 1 000 netto. In 2010 is de gratificatie aan 7 975 militairen uitbetaald.

Samenwerking met Regionale Opleidingscentra (Veiligheid en Vakmanschap)

De samenwerking met ROC’s bij de opleiding van manschappen en onderofficieren is verder geïntensiveerd. Ongeveer 2 200 leerlingen, verspreid over 30 ROC’s, zijn met ingang van het schooljaar 2010 gestart met de VeVa-opleiding op MBO-niveau 2 en 3 (verwacht was een aantal van 1 900 leerlingen). In het bijzonder de animo voor de VeVa-opleiding Grondoptreden is zeer groot. Tijdens de opleidingstijd op het ROC maken de leerlingen zich de theorie eigen en worden ze voor het militaire deel van de opleidingen begeleid door militaire instructeurs die tijdelijk tewerk zijn gesteld bij een ROC. Daarnaast doorlopen alle VeVa-leerlingen jaarlijks tien weken beroepspraktijkvorming (BPV) binnen Defensie. Dit geeft hun een goed beeld van het werken bij Defensie in het algemeen en bij het operationele commando in de opleidingsrichting van hun keuze in het bijzonder.

De niveau-2 leerlingen die in 2009 zijn begonnen met de VeVa-opleiding voltooien hun opleiding begin april 2011. Het traject van solliciteren, selectie en keuring voor een functie bij Defensie is eind 2010 begonnen. Vooralsnog is de werving, instroom en uitval bij de VeVa-opleiding overeenkomstig de verwachting. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de bezuinigingen is in 2010 steeds meer de nadruk komen te liggen op dit VeVa-instroomtraject via de ROC’s. In 2010 zijn de eerste stappen genomen om het huidige instroomproces van werven, selecteren en keuren hierop aan te passen. Er zijn voorbereidingen getroffen voor het ontwikkelen van VeVa-instroomopleidingen op niveau-4.

Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de bezuinigingen is in 2010 steeds meer de nadruk komen te liggen op dit VeVa-instroomtraject via de ROC’s. In 2010 zijn de eerste stappen genomen om het huidige instroomproces van werven, selecteren en keuren hierop aan te passen. Er zijn voorbereidingen getroffen voor het ontwikkelen van VeVa-instroomopleidingen op niveau-4.

Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap

Het beleidsinitiatief om te komen tot de oprichting van een Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap is in april 2010 stopgezet. Enkele maanden eerder, op 3 december 2009, had de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer reeds geïnformeerd dat de gesprekken met betrokken partijen op dat moment geen resultaat hadden opgeleverd en dat dit mogelijk zou kunnen leiden tot een heroverweging van dit project (Kamerstuk 29 544, nr. 210). Na overleg zijn de betrokken partijen begin 2010 tot de conclusie gekomen dat het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap geen doorgang kon vinden. Het bleek niet mogelijk de incidentele middelen die beschikbaar waren gesteld in het kader van de bestrijding van jeugdwerkloosheid aan te vullen tot de benodigde structurele financiering. Daarbij speelde tevens het probleem van beschikbaarheid van instructeurs bij Defensie een rol.

2. Het Flexibel Personeelssysteem

Het jaar 2010 heeft volledig in het teken gestaan van het overleg met de centrales van overheidspersoneel over de wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) in het kader van het Flexibel Personeelssysteem (FPS). Een vertraging hierbij werd veroorzaakt door een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling dat uiteindelijk leidde tot een koerswijziging in het gebruik van de beoogde sturingsinstrumenten. Dit had gevolgen voor zowel het overleg als voor de voorbereiding van de implementatie in de bedrijfsvoering. Eind 2010 is het overleg met de centrales over de wijziging van het AMAR voltooid. De wijziging van het AMAR is per 1 februari 2011 in werking getreden. Daarnaast is verdergegaan met de operationalisering van het Persoonlijk Ontwikkelplan, ook in de bedrijfsvoering, en de verbetering van de vacaturebank. Dit zijn twee belangrijke ondersteunende instrumenten in het kader van FPS. De verbetering van de vacaturebank is in 2010 uitgevoerd.

3. Verbeteren levensfasebeleid

Levensfasebeleid houdt in dat de medewerker en de leidinggevende overleggen over de wensen en behoeften ten aanzien van de levensfase en wat de organisatie hierbij aan mogelijkheden kan bieden. Op basis daarvan moet tot individuele afspraken worden gekomen. Functioneringsgesprekken en gesprekken over het Persoonlijk Ontwikkelplan zijn daarvoor de belangrijkste instrumenten. In 2010 is overeenstemming bereikt met de centrales van overheidspersoneel over een nieuw functioneringsgesprekformulier. De aandacht voor de veranderende behoefte in elke levensfase is in dit formulier verankerd. De aanpassing van het gespreksformulier op het intranet van Defensie (selfservice) heeft vertraging opgelopen. De verwachting is dat het in het voorjaar van 2011 in gebruik wordt genomen. Levensfasebeleid is verder een vast onderdeel in de opleiding van loopbaanbegeleiders. In 2010 zijn meerdere trainingen verzorgd. In het curriculum van de P&O-opleidingen voor leidinggevenden is het thema levensfasebeleid opgenomen.

4. Diversiteit

Ten behoeve van de drie doelgroepen van diversiteitsbeleid, te weten: etnisch-culturele minderheden, vrouwen en homoseksuelen zijn in 2010 op grond van het actieplan Diversiteit 2009–2012 activiteiten verricht. In september 2010 zijn in het regeer- en gedoogakkoord afspraken gemaakt die gevolgen hebben voor het diversiteitsbeleid van Defensie. Op 9 februari 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 32 500 X, nr. 84) dat het huidige diversiteitsbeleid wordt beëindigd.

In 2010 is veel gedaan aan het behoud en de doorstroom van vrouwen binnen Defensie, bijvoorbeeld door middel van het mentorproject vrouwelijke onderofficieren Defensie dat positief is geëvalueerd, en de ondertekening van het Charter «Talent naar de Top» door de staatssecretaris van Defensie in januari 2010. Het aandeel vrouwelijke militairen was in 2010 onveranderd 9 procent. Het aandeel vrouwelijk personeel is ook in 2010 iets gestegen tot 24,5 procent. In 2009 was dit 24 procent.

In het kader van het Nationaal Actieplan 1325 is in samenwerking met het Nederlandse en Spaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een groot internationaal symposium georganiseerd over het thema Gender in vredesoperaties. Defensie was in 2010 vertegenwoordigd op de Gay Pride en de Roze Zaterdag. Door het gevoerde diversiteitsbeleid toonde Defensie zich een organisatie die respect heeft voor haar medewerkers, ongeacht seksuele geaardheid.

In 2010 zijn tot slot verschillende initiatieven ondernomen die waren gericht op het vergroten van de instroom uit etnisch-culturele minderheden zoals de inzet van rolmodellen. Verder is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een meer gevarieerde samenstelling van het leerlingenbestand in de VeVa-opleiding, om zo aansluiting te vinden bij de gevarieerde samenstelling van de arbeidsmarkt. Het onderzoek doet hiervoor praktische aanbevelingen.

5. Sociale Veilige Werk- en Leefomgeving

In 2010 is een kwalitatief onderzoek verricht naar omgangsvormen op opleidingsinstituten bij Defensie. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de omgangsvormen op de opleidingsinstituten en de wijze waarop de geldende regels worden gehandhaafd. De bevindingen uit dit rapport waren aanleiding om nadere, gerichte maatregelen te nemen om de omstandigheden die ongewenst gedrag op opleidingsinstituten in de hand werken aan te pakken en om de regels die Defensie aan gedrag stelt beter te handhaven. Vervolgens is het tweejaarlijkse kwantitatief onderzoek naar ongewenst gedrag uitgevoerd. Het doel van deze derde meting was na te gaan in hoeverre het vóórkomen van ongewenst gedrag bij Defensie vier jaar (2006) na het hoofdonderzoek en twee jaar (2008) na de tweede meting is veranderd. In 2011 is het onderzoek gepubliceerd.

Begin 2010 is de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) formeel opgericht. De COID beoogt een expertisecentrum te zijn, gericht op de ondersteuning van leidinggevenden en medewerkers op het gebied van integriteit. De COID biedt diensten en producten aan zoals adviezen, voorlichting, (risico)analyses en onderzoeken. Hiermee kan de COID behulpzaam zijn bij het zowel preventief als repressief nemen van maatregelen om de integriteit binnen de organisatie te vergroten. Daarnaast beheert de COID het meldpunt ongewenst gedrag waar medewerkers hulp kunnen vragen. Inmiddels zijn een verbeterd meldingsformulier en rapportagesysteem ontwikkeld voor incidenten die verband houden met ongewenst gedrag.

De sociale aspecten van leidinggeven komen aan de orde in alle initiële en loopbaanopleidingen bij Defensie. Daarnaast is voor degenen die niet in aanmerking komen voor deze opleidingen, vooral burgers, een training ontwikkeld om de achterstand op dit gebied in te halen. In 2010 hebben 1 170 leidinggevende burgers en militairen deze tweedaagse training doorlopen. Via de leergang Collega-Coach Defensie zijn in totaal 273 collega-coaches opgeleid, waarvan 237 in 2010.

6. Vergroten mogelijkheden inzet reservisten

In 2010 is verder uitvoering gegeven aan de reservistennota die op 20 januari 2009 aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 31 700 X, nr. 79). Het streven om 2,5 procent van de functies in het uitzendgebied te vullen met reservisten is niet gewijzigd. In 2010 is anderhalf procent gerealiseerd. Per 1 april 2010 is het ServiceCentrum Employer Support Reservisten van start gegaan. Dit servicecentrum adviseert werkgevers onder andere over de financiële en juridische aspecten van het «uitlenen» van hun personeel als reservist. Onderdeel van de serviceverlening vormt de verstrekking van een tegemoetkoming aan de werkgever, indien zijn werknemer langdurig als reservist wordt ingezet.

7. Veiligheidsmanagement

In 2010 is het veiligheidsmanagement bij Defensie verder versterkt in de bedrijfsvoering van Defensie. Om het gewenste gedrag op het gebied van veiligheid in de organisatie te bevorderen is gewerkt aan de harmonisering en verbetering van de opleidingen voor deskundigen en voor lijnmanagement. Door middel van overleg met de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC), onder andere in een aparte werkgroep Veiligheid, Kwaliteit, Arbo en Milieu, wordt gewaarborgd dat het personeel een inbreng kan leveren. In samenwerking met de centrales van overheidspersoneel is voor de onderwerpen «agressie en geweld» en «dieselmotoremissies» een Arbocatalogus opgesteld die in 2011 wordt voltooid.

In 2010 is een informatiesysteem voor de melding van voorvallen ingevoerd, waardoor meer inzicht is ontstaan in ongevallen en bijna-ongevallen. Ook is een applicatie beschikbaar gekomen voor het registreren van risicoanalyses die in 2011 wordt ingevoerd. De defensiebrede uitvoering van risicoanalyses (inventarisaties) heeft in 2010 vertraging opgelopen onder andere door de latere oplevering van de benodigde IV-applicatie. In het jaarverslag over 2011 zullen de belangrijkste bevindingen worden gerapporteerd.

8. Verbeteren veteranenzorg

De Tweede Kamer is op 7 juni 2010 geïnformeerd over de erkenning, de waardering en de zorg voor veteranen (Kamerstuk 30 139, nr. 75). De inspanningen om de erkenning en waardering van veteranen te bevorderen zijn voortgezet. Het onderzoek dat in 2010 is verricht naar de wensen van veteranen van missies na 1979 wordt in het voorjaar van 2011 voltooid. In 2010 is de koppeling tussen de zorg voor veteranen en de toekenning van aanspraken aan militaire oorlogs- en dienstslachtoffers verder verbeterd. Er is een klachtenfunctionaris voor veteranen en dienstslachtoffers ingesteld en de oprichting van een overkoepelende centrale klachtencommissie werd voorbereid. Ook is een nieuw convenant voor het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) getekend. De verantwoordelijkheid voor de zorg aan veteranen en het toezicht daarop zijn daarin beter afgebakend en beschreven. Defensie heeft de financiering van het maatschappelijk werk voor veteranen van Stichting de Basis per 1 januari 2011 overgenomen van het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg. In 2010 zijn verscheidene maatregelen genomen voor een betere naleving van de procedures rond het verlaten van de militaire dienst. In 2010 heeft Defensie een voorstel gedaan voor de verruiming van het overgangsrecht bij de invoering van de medische protocollen voor het militair invaliditeitspensioen. Onder leiding van de Nationale ombudsman zijn in 2010 de uitgangspunten vastgesteld voor een schaderegeling voor veteranen van vroegere missies. In 2010 heeft Defensie een wetsvoorstel voor een Kaderwet veteranen ingediend (Kamerstuk 32 414, nr. 2 van 15 juni 2010). In dit wetsvoorstel zijn regels opgenomen betreffende de erkenning, de waardering en de zorg voor veteranen.

Beleidsconclusie: Het grootste deel van de beleidsprioriteiten op het gebied van investeren in personeel is in 2010 uitgevoerd. De maatregelen die onder de noemer van werving en behoud werden genomen hebben een rol gespeeld bij de verbetering van de personele vulling. Met de intensivering van de samenwerking met ROC’s is, net als in 2009, een belangrijke stap gezet om op structurele wijze te voorzien in de jaarlijks benodigde instroom van nieuw militair personeel. De interesse in een baan bij Defensie was in 2010 nog steeds groot. Er zijn verschillende activiteiten ondernomen zoals de instelling van een levensfasebeleid, de verbetering van een sociaal veilige werk- en leefomgeving en de verbetering van de veiligheid van personeel. De voorgenomen inspanningen op het terrein van diversiteit om Defensie als werkgever onder de aandacht te brengenzijn in 2010 grotendeels gerealiseerd. Het huidige diversiteitsbeleid zal op grond van de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord worden beëindigd. De ontwikkelingen op het gebied van veteranen en zorg verliepen voorspoedig.

B. Verbeteren van de operationele inzetbaarheid

Algemeen

Niet alle doelstellingen op het gebied van het verbeteren van de operationele inzetbaarheid werden in 2010 gehaald. Dat had vooral te maken met de gevolgen van een interne budgettaire problematiek.

Door de grote aandacht op eenheden die in operaties werden ingezet, in combinatie met de nodige versoberingsmaatregelen, was er in 2010 niet voldoende tijd en capaciteit beschikbaar om de eenheden die niet voor de ISAF-missie waren aangewezen, volledig te oefenen en te trainen. Bij de beleidsartikelen 21, 22 en 23 over de operationele commando’s wordt melding gemaakt van de eenheden die daarom specifiek gereed zijn gesteld. In 2010 werden verscheidene maatregelen genomen om tijdens de ISAF-missie versleten materieel te vervangen en de operationele gereedstelling te verbeteren.

Versterking inlichtingenketen

In 2009 zijn de middelen voor de verwerking van operationele inlichtingen gebundeld in het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC). Het JISTARC zou in 2010 operationeel gereed worden gesteld, maar dit proces heeft vertraging opgelopen. De beoogde uitbreiding van 20 medewerkers is daarom in 2010 nog niet tot stand gekomen. De operationele gereedstelling en de uitbreiding met 20 VTE’n is nu voorzien voor 2011. In 2010 heeft wel de eerder aangekondigde versterking van de MIVD met 20 functies plaatsgehad. Aanvullend daarop is in 2010 versneld de geplande functieuitbreiding doorgevoerd voor de jaren 2011 tot met 2013 van in totaal zeventien functies ten behoeve van contra-inlichtingen en veiligheidsonderzoeken van de MIVD. Daarnaast is de capaciteit voor veiligheidsonderzoeken tot 1 januari 2015 extra versterkt met zeven functies.

Oprichting van de operationele staf CDS

In 2008 is het project Oprichting Permanent Gezamenlijk Hoofdkwartier (PGHK) begonnen. Op 8 februari 2010 is de studie voltooid, waarin niet langer sprake is van het PGHK maar van de Operationele Staf CDS. Op 11 mei 2010 is begonnen met de reorganisatiefase. Het plan hiervoor is nagenoeg gereed, maar is vanwege de raakvlakken met voorziene bezuinigingsmaatregelen bij Defensie in 2010 aangehouden. In de begroting 2010 werd gemeld dat de oprichting van het PGHK eind 2010 een feit zou zijn en de reorganisatie midden 2011 zou zijn voltooid. Vanwege de uitwerking van de bezuinigingen op Defensie is de implementatie voor onbepaalde tijd vertraagd.

Verbetering van de bescherming van personeel op uitzending

In 2010 is opnieuw veel aandacht besteed aan de verbetering van de bescherming van personeel op uitzending. Het programma voor een bredere aanpak van de dreiging van Improvised Explosive Devices (IED) is voortgezet. Dit programma bestaat uit verscheidene deelprojecten. Zo is voor € 1,1 miljoen geïnvesteerd in de zogenaamde recce light pods die onder de F-16»s kunnen worden gehangen voor de opsporing van IED’s.

Versterking van de civiel-militaire samenwerking in operatiegebieden

De versterking van de civiel-militaire samenwerking heeft in Nederland, maar ook tijdens internationaal overleg veel aandacht gekregen. Nederland heeft veel ervaring opgedaan op dit gebied, vooral door de inzet in Afghanistan. Belangrijk is dat ook de Navo zich heeft gerealiseerd dat civiel-militaire samenwerking nodig is om effectief te zijn in crisisbeheersing. In het nieuwe Strategisch Concept wordt daar dan ook sterk op ingezet en dat is mede tot stand gekomen dankzij Nederlandse inspanningen. Nederland heeft hiermee een goede bijdrage geleverd aan de samenhang en effectiviteit van het beleid ten aanzien van diplomatie, veiligheid en ontwikkeling. De Navo krijgt een bescheiden, maar toereikende civiel-militaire planningscapaciteit, zodat vanaf het allereerste begin van een operatie beter rekening wordt gehouden met de niet-militaire aspecten van crisisbeheersing. Er is een duidelijke afbakening bereikt van de bijdrage die de Navo als politiek-militair bondgenootschap levert aan de comprehensive approach. De doelstelling om acht VTE’n in 2010 toe te voegen aan de CIMIC-eenheden is gerealiseerd. Daarmee zijn sinds 2008 in totaal 22 CIMIC-specialisten toegevoegd. In 2010 is elk Provinciaal Reconstructieteam (PRT) vanuit het CIMIC-bataljon gesteund met twee Cimic Support Elements (teams bestaande uit meerdere personen). Ook is de staf van het CIMIC-bataljon ingezet als staf van het PRT-9.

Verbetering van het voortzettingsvermogen van Apache helikopters

Overeenkomstig de motie-Knops c.s. van 22 november 2007 (31 200 X, nr. 50), worden vijf Apache-helikopters op dezelfde standaard gebracht als de overige toestellen. Dit is een meerjarig programma dat in 2011 voltooid zal worden.

Verbetering van de informatievoorziening

De invoering van ERP, het programma SPEER, is in juni 2010 tussentijds geëvalueerd. Op 18 juni 2010 zijn tijdens een zogenoemde tussenbalans besluiten genomen die ervoor zorgen dat het programma beheerst kan worden voortgezet tot de voltooiing in 2014. Het programma SPEER is in 2010 volgens plan gerealiseerd.

Materieelinstroom en -ontwikkeling

Defensie hecht groot belang aan goed materieel. In 2010 is veel nieuw materieel beschikbaar gekomen waarover in de voorgaande jaren aanschafbesluiten zijn genomen.

De levering van de CV-90 aan Defensie verloopt voorspoedig. De levering van de voertuigen aan Defensie zal in 2011 worden voltooid en de invoering bij het CLAS is naar verwachting in 2012 gereed. De beschikbaarheid van reservedelen is een aandachtspunt. Als gevolg van vertragingen bij de softwareleverancier voor de zes nieuwe Chinook-helikopters is de levering van de eerste van deze helikopters vertraagd tot 2011. In beleidsartikel 25 – DMO wordt de realisatie van deze en andere materieelprojecten toegelicht.

Ter vervanging van de verouderde Lynx-helikopters verwerft Defensie twintig helikopters van het type NH-90. De eerste helikopter, in een Meaningful Operational Capable (MOC) versie, werd op 21 april 2010 overgedragen aan Defensie. In juli 2010 volgde de overdracht van het tweede toestel en eind november die van het derde toestel. De helikopters worden gebruikt voor de ontwikkeling van opleidingen, operationele testen en evaluatie en voor de training van personeel. Door dit project heeft Defensie de beschikking gekregen over een technologisch hoogwaardige helikopter die is ontwikkeld en gebouwd door een samenwerkingsverband van zes Europese landen. Over het project NH-90 is de Kamer geïnformeerd door middel van een afzonderlijke jaarrapportage (Kamerstuk 25 928, nr. 46 van 26 november 2010).

Op 14 augustus 2010 is de eerste van vier satellieten gelanceerd die zullen gaan voorzien in voor Nederland gegarandeerde Advanced Extremely High Frequency (AEHF) ruimtecapaciteit. Bij het positioneren in de ruimte zijn complicaties opgetreden waardoor de satelliet later in positie kan worden gebracht dan was voorzien. Hierdoor is het lanceringschema van de overige satellieten aangepast. De lancering van de tweede satelliet is nu gepland voor maart 2012. Nederland zal naar verwachting vanaf begin 2013 beschikken over deze AEHF-ruimtecapaciteit.

Voorts werden in 2010 gestage vorderingen gemaakt met de bouw van de vier patrouilleschepen. De patrouilleschepen Holland, Friesland en Zeeland werden gedoopt en voor het patrouilleschip Groningen werd op 9 april de kiel gelegd. De afbouw van het eerste patrouilleschip Holland loopt een paar maanden achter op het oorspronkelijke schema. Over de bouw van deze schepen is de Kamer geïnformeerd op 3 november 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 87). De voor 2010 voorziene oplevering van het eerste Fast Raiding Interception and Special Forces Craft (FRISC) is vertraagd tot januari 2011. De oplevering is enkele maanden vertraagd onder andere als gevolg van leveringsproblemen van enkele essentiële onderdelen. De oplevering van de eerste vaartuigen blijft in lijn met het project patrouilleschepen.

In 2010 heeft Nederland gewerkt aan de vergroting van de toegang tot operationele capaciteiten door internationale samenwerking. Zo vergroot het C-17 initiatief van de Navo de strategische luchttransportcapaciteit. Met de deelneming aan dit initiatief kon Nederland in 2010 effectief gebruik maken van drie Boeing C-17 Globemaster transportvliegtuigen. De eenheid had in 2010 nog niet haar Full Operational Capable-status bereikt, maar Nederland heeft in 2010 in totaal zo'n 296 vlieguren kunnen gebruiken.

Op 1 september 2010 is het European Air Transport Command (EATC) in Eindhoven geopend door de toenmalige minister van Defensie, Van Middelkoop. Nederland neemt samen met Duitsland, Frankrijk en België deel aan het EATC. Nederlandse transportvliegtuigen hebben inmiddels de eerste opdrachten voor hun partners gevlogen. Het EATC heeft tot doel de beschikbaarheid van schaarse Europese luchttransport- en Air-to-Air refueling (AAR)-capaciteit te vergroten door de vliegtuigen van de betrokken landen gemeenschappelijk in te zetten onder één commando. Daarnaast richt de samenwerking zich op doctrineontwikkeling, opleiding en training, ondersteuning en instandhouding van de vloot. De totale capaciteit van het commando betrof in 2010 ruim 200 vliegtuigen. Deze vliegtuigen blijven opereren vanaf de nationale thuisbases, zodat het EATC niet leidt tot een toename van het aantal militaire vliegbewegingen op de vliegbasis Eindhoven. Nederland droeg in 2010 met ongeveer 25 functies bij aan het commando.

Materiële exploitatie

Om te voorkomen dat het exploitatiebudget van de DMO zou worden overschreden heeft Defensie begin 2010 een tijdelijke verplichtingenpauze ingesteld. Zoals onder meer gemeld in de brieven van 9 maart en 22 april 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nrs. 109 en 122) heeft Defensie maatregelen genomen die gevolgen hadden voor de begroting 2010. Het budget voor de exploitatie is verhoogd ten laste van het budget voor de investeringen, exploitatie-uitgaven met een investeringskarakter zijn ondergebracht in het investeringsbudget en de behoeftestellingen in het kader van de exploitatie zijn kritisch tegen het licht gehouden. Met uitzondering van de uitgaven voor uitzendingen is Defensie terughoudend geweest met het sluiten van nieuwe contracten. Bovendien zijn minder urgente verplichtingen uitgesteld en is het internationale oefenprogramma versoberd. De gevolgen van de beschreven maatregelen zijn zichtbaar gemaakt in de begroting voor 2011. De verschuiving van minder urgente verplichtingen heeft geleid tot een vertraging of een versobering van een aantal investeringsprojecten en een verlaging van de voorraadniveaus.

Tweede testtoestel JSF

Omdat de onderhandelingen in de Verenigde Staten over de prijs van het tweede F-35 testtoestel niet waren voltooid kon dit toestel in 2010 niet worden verworven. In het regeer- en gedoogakkoord is vastgelegd dat de regering in 2011 het tweede testtoestel aanschaft.

Beleidsconclusie: De doelstellingen met betrekking tot de inzet van de krijgsmacht zijn in 2010 gerealiseerd. Diverse eenheden hebben echter wel operationele beperkingen die van invloed zijn geweest op de gereedstelling en het voortzettingsvermogen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn beperkingen voor incidenteel onderhoud, tekorten aan reservedelen en bevoorradingsartikelen, materiële knelpunten bij een aantal wapensystemen en de kwalitatieve personele ondervulling bij specialistisch personeel. Over deze knelpunten en de reeds onderkende onbalans tussen doelen en middelen bent u geïnformeerd in de brief met daarin een toelichting op de nota van wijziging (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16 van 18 november 2010). De verschillende knelpunten worden nader toegelicht in de beleidsartikelen van de defensieonderdelen.

Ondanks de problematiek lag de materieelinstroom in 2010 niet stil. De mijlpalen van het programma SPEER die voor 2010 waren voorzien, zijn volgens plan gerealiseerd. De oprichting van het EATC en het C-17 initiatief van de Navo hebben er in 2010 bovendien voor gezorgd dat Defensie de toegang tot operationele capaciteiten door internationale samenwerking kon vergroten. Dit was relevant aangezien het de transportcapaciteit voor operaties vergrootte.

C. Verbetering bedrijfsvoering

Op het gebied van bedrijfsvoering is in 2010 goede voortgang geboekt bij prioriteiten als het op orde krijgen van het verplichtingenbeheer, de verbetering van het betaalgedrag en de verbetering en vereenvoudiging van het handtekeningen- en bevoegdhedenregister. Deze projecten dienen in maart 2011 voltooid te zijn, dan wel moeten er aanzienlijke verbeteringen tot stand zijn gebracht.

Bezuinigingsmaatregelen en herschikkingen

Het jaar 2010 stond voor Defensie voor een belangrijk deel in het teken van de aanpak van de financiële problematiek. Defensie leverde een structurele financiële bijdrage aan de maatregelen van het kabinet-Balkenende IV om de financiële tegenvallers het hoofd te bieden. Daarnaast had Defensie te maken met financiële tegenvallers in de eigen begroting, zoals vertraagde opbrengsten van materieelverkopen, tegenvallende ontvangsten en vertraagde opbrengsten van eerder genomen maatregelen. Daar bovenop kwamen kostenoverschrijdingen in de materiële exploitatie en hogere uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.

In 2010 heeft Defensie veel werk besteed aan korte termijnmaatregelen om de begroting binnen de kaders te houden en aan de benodigde voorbereidingen voor een gezondere uitgangspositie in 2011. Zo heeft Defensie een aantal herschikkingen uitgevoerd en versoberingsmaatregelen getroffen die gevolgen hebben voor de operationele doelstellingen. Om de tegenvallers en interne ramingsbijstellingen te financieren werd de toename van de personele vulling geleidelijker uitgevoerd en werden de dienstverlening en de ondersteuning versoberd. Dit zorgde in een aantal gevallen voor blijvend lange bevoorradingstijden van reserveonderdelen waardoor de druk op de inzetbaarheid van wapensystemen bleef bestaan. De operationele commando’s hebben hun activiteiten moeten terugschroeven, in samenspraak met de DMO en het Commando DienstenCentra (CDC). Ook zijn aanpassingen in investeringsprojecten gedaan. In beleidsartikel 25 – DMO wordt nader ingegaan op de projecten die het betreft. De maatregelen die de defensieorganisatie op korte termijn heeft moeten treffen om binnen het budgettaire kader te blijven, hebben gevolgen voor en worden gevoeld door het personeel.

Het interdepartementale project Verkenningen heeft in 2010 uitgewezen dat kostenontwikkelingen in de exploitatiesfeer Defensie een jaarlijks terugkerend tekort van € 100 tot € 150 miljoen opleveren. Factoren die een rol spelen zijn regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden en werk- en rusttijden, maar ook tegenvallende brandstofprijzen, achterstallig onderhoud en het fenomeen dat de levensduurkosten van materieel vooraf moeilijk nauwkeurig te schatten zijn. Zoals in de personeelsrapportage 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 112 van 19 maart 2010) is bericht, is de betaalbaarheid van de organisatie mede onder druk komen te staan als gevolg van de samenstelling en de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand. De verjonging van het personeelsbestand die met de invoering van het flexibel personeelssysteem (FPS) werd beoogd, is niet gehaald doordat de invoering van het FPS-sturingsinstrumentarium is vertraagd naar 1 februari 2011.

Personele maatregelen

Bij de begroting van 2010 was Defensie voornemens de organisatie geleidelijker te vullen en zich te richten op de werving en het behoud van de specifieke knelpuntcategorieën technische, medische en fysiek zware functies bij de verschillende Defensieonderdelen. Hieraan is in 2010 uitvoering gegeven.

Minder investeren

Defensie heeft in 2010 minder geïnvesteerd dan gepland in de begroting 2010. Dit vanwege de kabinetsmaatregelen en de financiële tegenvallers. In 2010 bedroeg het uiteindelijke investeringspercentage 17,4, waarmee Defensie wel de doelstelling heeft behaald om over de gehele afgelopen kabinetsperiode een investeringspercentage van 20 te halen.

Investeringen

Begroting 2010

Realisatie 2010

Investeringen BA 25 DMO

1 294 266

1 036 808

Investeringen BA 26 CDC

355 833

307 735

Investeringen NBA 90 Algemeen

65 400

68 804

Totaal investeringen Defensie

1 715 499

1 413 347

Investeringsquote

21,1%

17,4%

Kleine doelmatigheid

In het kader van de financiële problematiek is in 2010 een aantal maatregelen getroffen op het gebied van de kleine doelmatigheid. Zo is de frequentie voor de open dagen van de operationele commando’s teruggebracht van drie tot twee per jaar. Daarnaast is de uitvoering versoberd. In de planning is per jaar opgenomen welke operationele commando’s een open dag organiseren en is aan de overige operationele commando’s opgedragen deze open dagen te ondersteunen. De beoogde opbrengst is met deze maatregel gehaald.

Bij de militaire muziek werd ook in 2010 weer bezuinigd. Het grootste deel van deze besparing wordt gevonden in de versobering van de exploitatie. Door centralisatie van enkele stafactiviteiten vervallen daarnaast negen VTE’n. Dit levert in totaal een besparing van € 2,5 miljoen op. Dit is een besparing van ongeveer tien procent ten opzichte van 2009.

Reductie op R&D uitgevoerd

Vanaf 2010 voert Defensie een korting door op de centrale Research and Development budgetten die oploopt tot € 22,2 miljoen in 2013. Het grootste deel van deze bezuiniging, oplopend tot € 17 miljoen, betrof programmafinanciering waarmee TNO een voor Defensie relevante kennisbasis opbouwt en in stand houdt. Het centrale budget voor technologieontwikkeling gericht op concrete toepassingen blijft geheel behouden. In 2010 betrof de reductie € 5,5 miljoen. Over de invulling daarvan is de Kamer geïnformeerd op 26 november 2009 (Kamerstuk 27 830, nr. 47). Meer informatie over R&D is opgenomen in niet-beleidsartikel 90.

Militaire musea

In 2009 is het financiële kader van het project «Herinrichting Museaal Bestel Defensie» met ongeveer 20 procent naar beneden bijgesteld. Daaronder valt de realisatie van vervangende huisvesting voor het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg en het Legermuseum in Delft. In 2009 en 2010 is bestudeerd of en zo ja hoe die bijstelling gerealiseerd kon worden. Uiteindelijk kon door een personele doelmatigheidsslag en een aanpassing van de financiële randvoorwaarden voor het traject van Publiek Private Samenwerking (PPS) in Soesterberg het project in 2010 verder ter hand worden genomen. Alle betrokken musea zullen met minder personeel zo aantrekkelijk mogelijk voor het publiek moeten blijven. De eisen die gesteld werden aan de nieuwe huisvesting in Soesterberg zijn vooral ten aanzien van omvang bijgesteld en de verwachtingen met betrekking tot eigen inkomsten in de toekomst zijn voor het museum in Soesterberg verhoogd. De bouw van de huisvesting bevond zich in 2010 in de dialoogfase als onderdeel van de Europese aanbesteding.

Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie

In het kader van de Defensie Industrie Strategie hebben de ministeries van Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich ingezet om de bij te dragen aan de positie van de Nederlandse Defensie Gerelateerde Industrie (DGI) in de nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. In 2010 zijn veel activiteiten ondernomen ter bevordering van de mogelijkheden van de DGI. Ter versterking van de concurrentiekracht van de DGI is een bijdrage geleverd aan de internationale positionering van de DGI. Deze activiteiten zijn in bijlage 3 van dit verslag nader beschreven.

Verkenningen

In mei 2010 is het interdepartementale project «Verkenningen» voltooid met een slotconferentie. Het eindrapport is de Staten-Generaal op 29 maart 2010 toegezonden. De projectdirectie heeft de afgelopen twee jaar, op grond van op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, uiteenlopende beleidsopties ontwikkeld voor de krijgsmacht van de toekomst. Niet eerder is in Nederland op defensiegebied een interdisciplinaire, interdepartementale en internationale benadering gevolgd die zich laat vergelijken met die van de Verkenningen. Bij de vaststelling van het rapport heeft de ministeriële regiegroep van de Verkenningen besloten de werkwijze van de Verkenningen een structureel vervolg te geven, zowel binnen Defensie als in interdepartementaal verband. In de Verkenningen is veel aandacht besteed aan een consistente relatie tussen het ambitieniveau, de daarvoor benodigde samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daaruit voortvloeiende niveau van defensiebestedingen.

Beleidsconclusie: Het project Verkenningen is volgens planning in maart 2010 voltooid. Het project is succesvol verlopen. De Verkenningen bieden houvast en structuur ten behoeve van een goed gefundeerde discussie over de toekomstige Nederlandse defensie-inspanning en maken voor toekomstige beleidskeuzes inzichtelijk wat hun consequenties zijn. In 2010 is tot slot veel werk gestopt in het oplossen van de financiële problematiek bij Defensie. Om het structurele tekort in de materiële exploitatie het hoofd te bieden is een onderzoek begonnen om deze binnen de meerjarige financiële kaders te brengen.

Commissie Vliegenthart

Op 1 september 2008 is de commissie-Vliegenthart ingesteld die het veranderingsproces heeft gemonitord dat bij het CKmar in gang was ingezet met het Beleidsplan CKmar 2010. In oktober 2010 heeft de commissie de voortgang van het traject getoetst. De Kamer is op 4 februari 2010 geïnformeerd dat in het jaarverslag van 2010 aandacht zou worden besteed aan de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Vliegenthart (Kamerstuk 30 176, nr. 28). In de toelichting bij beleidsartikel 24 – Koninklijke marechaussee wordt dit uitgewerkt.

Overzicht voltooide onderzoeken

De Comptabiliteitswet bepaalt dat al het beleid periodiek wordt onderzocht op doeltreffendheid en doelmatigheid. Als dit onderzoek plaatsheeft op het niveau van een algemene of een operationele doelstelling dan spreken we van een beleidsdoorlichting. 2Deze onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden in een meerjarige programmering opgenomen in de begroting. In de begroting 2010 is uiteengezet dat het niet gemakkelijk is de effecten van het beleid in kaart te brengen en deze effecten te koppelen aan de gestelde ambities en de daaraan bestede middelen (doeltreffendheid).

De onderstaande tabel toont de realisatie van de voor het begrotingsjaar 2010 voorziene evaluaties en rapportages:

Soort onderzoek

Onderwerp

Status

Vindplaats

Evaluatie missies

Tussentijdse evaluatie kleinschalige missies en SSR-inzet

Voltooid mei 2010

29 521, nr. 141

    

Evaluatie missies

Eindevaluatie EUNAVFOR ATALANTA

  
 

– inzet Hr.Ms. Evertsen

– inzet Hr.Ms. Tromp en Hr.Ms. Johan de Witt

Voltooid mei 2010

Voltooid feb 2011

29 521, nr. 144

29 521, nr. 160

Vervanging en slijtage materieel Afghanistan

Evaluatie Van Geel gelden (2008–2009)

Gepland als onderdeel eindevaluatie ISAF (2011)

 
    

Evaluatie materieel

DMP-E Pantserhouwitser

In uitvoering – aanbieding TK: 2011

 
    

Evaluatie materieel

DMP-E Fennek

In uitvoering – aanbieding TK: 2011

 
    

Jaarrapportage

materieel

Vervanging F-16

Voltooid apr 2010

26 488, nr. 232

    

Jaarrapportage

materieel

NH-90

Voltooid jan 2010 (periode juli 2008-juni 2009)

Voltooid nov 2010 (periode juli 2009-juni 2010)

25 928, nr. 38

25 928, nr. 46

    

Jaarrapportage

materieel

Vervanging Pantservoertuigen M-577 en YPR

Voltooid apr 2010

26 396, nr. 82

    

Overig

Tussentijdse evaluatie ERP (Speer)

Voltooid jun 2010

31 460, nr. 14

    

Overig

Evaluatie Beleidsunit Air Traffic management (ATM) 1

Voltooid dec 2010 – ingebed in bredere studie Civiel Militaire samenwerking ATM van V&W en Defensie

 
    

Overig

Sourcingtoets Paresto

Voltooid apr 2010

 
X Noot
1

Gezamenlijke beleidseenheid op basis van een samenwerkingsovereenkomst gesloten in 2006 tussen de minister van Defensie en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op luchtvaartgebied.

Overzicht verloop begroting 2010

TOTAAL DEFENSIE

2010

Stand begroting 2010 (inclusief Amendement)

8 460 946

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2009

– 106 071

Doorwerking verkoopopbrengsten Domeinen uit 2009

80 344

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties

44 400

Bijstelling diverse ontvangsten

23 767

Overheveling van / naar andere departementen

5 251

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor bewaking ambassades

16 119

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor verwerving van C-17 tranportcapaciteit

20 000

Bijstelling pensioenen en uitkeringen (niet relevante deel)

– 18 702

Herfasering verkoopopbrengsten Domeinen

– 71 000

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS (EJM 2010 HGIS)

– 32 093

Bijstelling ontvangsten crisisbeheersingsoperaties HGIS

11 593

  

Totaal beleidsmatige mutaties

– 26 392

Autonome mutaties

 

Overheveling van naar andere departementen

0

Bijstelling ontvangsten

– 15 520

Bijstelling ontvangsten HGIS

– 3 653

Eindejaarsmarge 2010 HGIS (doorwerking, zie ook EJM beleidsmatig)

– 24 177

Eindejaarsmarge 2010

80 445

Totaal autonome mutaties

37 095

Totaal jaarrekening 2010

8 471 649

Toelichting mutaties

Beleidsmatige mutaties voor 2010

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2009

Het defensiebudget is verlaagd met € 106,1 miljoen. Dit betreft de doorwerking van de eindejaarsmarge 2009 als gevolg van de gerealiseerde bedragen in 2009.

Doorwerking verkoopopbrengsten Domeinen uit 2009

De ontvangstenbegroting is met € 80,3 miljoen verhoogd omdat de opbrengsten via de Dienst der Domeinen van termijnbetalingen uit 2009 naar 2010 zijn verschoven. Dit betrof de verkoop van Orion-vliegtuigen aan Portugal en een verschuiving naar een later moment van de verkoop van onroerende goederen.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties

Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 44,4 miljoen ontvangen voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.

Bijstelling diverse ontvangsten

De verhoging van de ontvangsten voor in totaal een bedrag van € 29,6 miljoen houdt onder meer verband met oude vorderingen op Canada (Goose Bay) en het medegebruik van het Maritiem Vliegkamp De Kooy. Daarnaast zijn ontvangsten het gevolg van afrekeningen voor energie en een extra ontvangst voor de wachtgelden over 2008 en 2009 van de baten-lastendiensten van Defensie.

Overheveling van/naar departementen

Het betreft hier verscheidene overhevelingen van en naar andere departementen die onder meer betrekking hebben op de ontwikkeling van windenergie in Coevorden en bijdragen voor de Kustwacht Nederland.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor de bewaking van ambassades

Het gaat hier om een bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de bewakingscapaciteit die het CKmar levert voor ambassades.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor de verwerving van C-17 transportcapaciteit

Het gaat hier om de investeringsbijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de Nederlandse deelname aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten.

Bijstelling pensioenen en uitkeringen (niet-relevante deel)

Op grond van het vermoedelijk beloop 2010 van de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen zijn de budgetten bijgesteld. Dit resulteert er in dat het niet-relevante deel daarvan verlaagd wordt ten gunste van het generale beeld.

Herfasering verkoopopbrengsten Domeinen

De verkoopopbrengsten zijn met € 71,0 miljoen neerwaarts bijgesteld als gevolg van een herfasering. Een dergelijke herfasering van de verkoopopbrengsten heeft conform de regelgeving een doorwerking in de uitgavenbegroting.

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS (EJM 2010 HGIS) en bijstelling uitgaven crisisbeheersingsuitgaven HGIS

Met deze mutaties zijn de overgebleven saldi op de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties vrijgegeven.

Autonome mutaties voor 2010

Bijstelling ontvangsten

De ontvangsten zijn neerwaarts bijgesteld als gevolg van de herfasering van de verkoopopbrengsten infrastructuur van ongeveer € 14,5 miljoen en minder ontvangsten van een eindafrekening Seasparrow-account, die in januari 2011 is verrekend in plaats van december 2010.

Bijstelling ontvangsten HGIS

De meerontvangsten zijn in het bijzonder veroorzaakt door de vergoedingen die zijn ontvangen voor de ondersteuning aan partnerlanden in Afghanistan.

Doorwerking eindejaarsmarge 2010

Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2010. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen. De overschrijdingen betreffen hoofdzakelijk betalingen voor pensioenen en verrekeningen voor infrastructuur.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

Algemene doelstelling

Duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Doelbereiking

Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De regering voerde daartoe een actief veiligheidsbeleid dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de nationale veiligheid, maar zich uitstrekte tot conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw wereldwijd.

Evaluatie

Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie, wanneer deze aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, indien mogelijk ingegaan op het resultaat van de operatie. De onderwerpen die hierbij centraal staan zijn het beoogde doel van de missie en de inspanning waarmee dit doel uiteindelijk wordt bereikt. Bij operaties die meerdere jaren duren wordt de Kamer tussentijds geïnformeerd door middel van periodieke evaluaties.

Budgettaire gevolgen van beleid

Ten laste van dit beleidsartikel zijn de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties ondergebracht bij de gelden afkomstig uit HGIS. Voor de diverse operaties zijn dit de uitgaven geweest die een rechtstreeks verband hebben met de operatie en niet gemaakt zouden zijn bij een reguliere bedrijfsvoering. De niet-additionele uitgaven van de eenheden die zijn ingezet ten behoeve van een operatie zijn ten laste van het leverende organisatieonderdeel gebracht.

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting

Verschil

Verplichtingen

317 885

318 362

359 927

351 258

302 029

323 500

– 21 471

Uitgaven

       

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

31 507

14 588

8 679

8 598

8 515

3 800

4 715

EUFOR/Althea

30 843

14 229

7 905

7 291

7 281

3 500

3 781

EUPM

547

182

194

206

104

 

104

KFOR

117

177

285

713

538

 

538

EULEX

  

279

376

588

300

288

EUMM Georgië

  

16

12

4

 

4

 

       

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

191 511

252 484

285 642

315 760

272 717

278 210

-5 493

ISAF fase III

143 943

232 566

285 600

315 607

203 698

188 000

15 698

ISAF REDEPLOYMENT

    

64 146

90 000

– 25 854

NATIONALE BIJDRAGE ISAF

    

4 754

 

4 754

EUPOL

  

42

153

119

210

– 91

ISAF (algemeen)

751

      

ISAF PRT

11 306

1 346

     

ISAF/F16-detachement

21 396

14 245

     

Operatie SRF

6 030

3 030

     

Operatie Enduring Freedom

8 085

1 297

     
        

Vrede en stabiliteit in het Midden Oosten

 

9 019

2 268

584

587

500

87

UNIFIL Libanon

 

9 019

1 828

27

   

UNTSO

  

380

520

587

500

87

EUBAM Rafah

  

60

37

   
        

Vrede en stabiliteit in Afrika

  

5 141

14 697

18 343

400

17 943

UNMIS

  

1 169

1 567

1 259

400

859

EUSEC (FIN)

  

135

169

205

 

205

EUFOR Tsjaad/RCA

  

3 792

5 073

1 385

 

1 385

BINUB

  

45

29

   

EU NAVFOR ATALANTA

   

5 951

11 049

 

11 049

ALLIED PROTECTOR

   

1 876

   

UNAMID

   

20

51

 

51

AMIS

   

12

8

 

8

OCEAN SHIELD

    

4 386

 

4 386

        

Vrede en stabiliteit in Irak

8 954

2 692

383

709

428

 

428

NTM-I

1 160

708

383

709

428

 

428

Stabilisatiemacht Irak (SFIR)

7 794

1 984

     
        

Vrede en stabiliteit in de Perzische Golf

7 277

30

205

274

225

 

225

CFMCC

  

139

256

196

 

196

NLTC

  

66

18

29

 

29

Enduring Freedom/CTF-150

7 277

30

     
        

Overige operaties en kleine missies

8 208

5 328

1 120

4 392

2 924

2 200

724

Overige operaties en kleine missies

8 208

5 328

 

3 349

1 398

 

1 398

Bijdrage aan politiemissies

 

 

1 120

1 043

1 526

2 200

– 674

Totale uitgaven operaties

247 457

284 141

303 438

345 014

303 739

285 110

18 629

Uitgaven contributies, waarvan

       

NAVO CRO/ EU contributies

5 263

11 547

17 475

15 079

14 580

16 000

– 1 420

VN-contributies

56 854

      

Afdracht premie/koopsom pensioenen

6 795

8 140

7 110

    

Totaal uitgaven contributies

68 912

19 687

24 585

15 079

14 580

16 000

– 1 420

Voorziening HGIS

     

22 390

– 22 390

Totale uitgaven

316 369

303 828

328 023

360 093

318 319

323 500

– 5 181

Ontvangsten

       

VN / NAVO / EU contributies

4 080

3 788

890

928

 

1 407

– 1 407

ISAF Stage III

  

6 330

16 546

   

Unifil

  

4 706

2 097

   

EUFOR/Althea

   

804

   

Overige ontvangsten

  

514

119

9 347

 

9 347

Totaal ontvangsten

4 080

3 788

12 440

20 494

9 347

1 407

7 940

Verplichtingen

Toelichting bij de verplichtingen groter dan € 5 miljoen

De lagere realisatie van de verplichtingen is in het bijzonder het gevolg van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan ISAF in Uruzgan. Dit heeft een vermindering van het aantal verplichtingen met meerjarige kaseffecten tot gevolg.

Uitgaven

Toelichting bij de uitgaven groter dan € 2,5 miljoen

De daadwerkelijke uitgaven in 2010 bedroegen € 318,3 miljoen. De begroting voor 2010 was vastgesteld op € 301,1 miljoen (exclusief voorziening HGIS). Het verschil van € 17,2 miljoen is een optelsom van nieuwe missies die zijn uitgevoerd in 2010, de verlenging van bestaande missies en lagere uitgaven in het kader van de derde fase van ISAF (ISAF fase III) en de RDTF. Hieronder zal een toelichting worden gegeven op de operaties waarbij de realisatie meer dan € 2,5 miljoen afwijkt van de begroting.

EUFOR Althea

De missie EUFOR Althea was oorspronkelijk gepland tot juni 2010 en begroot op € 3,5 miljoen. De missie is met bijna een jaar verlengd tot november 2011 (Kamerstuk 29 521, nr. 137). In 2010 is in totaal € 7,3 miljoen gerealiseerd voor EUFOR Althea. Voor de ondersteuning van partnerlanden heeft Nederland extra uitgaven gedaan waar tegenover ontvangsten staan die zijn verantwoord in de ontvangstenbegroting.

ISAF (fase III, inclusief Air Task Force)

De Nederlandse bijdrage aan ISAF in Uruzgan is in 2007 verlengd tot 1 augustus 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 279). In 2010 was € 188 miljoen begroot voor ISAF. Er is € 203,7 miljoen gerealiseerd. De meeruitgaven voor ISAF worden veroorzaakt door de inhuur van een Unmanned Aerial Vehicle (UAV). Voor de ondersteuning van partnerlanden heeft Nederland extra uitgaven gedaan, waar tegenover € 7,7 miljoen ontvangsten staan die zijn verantwoord in de ontvangstenbegroting. Een aantal posten voor de reparatie van tijdens de missie gewisseld of beschadigd materiaal is in 2010 niet tot betaling gekomen. Deze posten, voor een totaalbedrag van € 13 miljoen, zijn doorgeschoven naar 2011.

ISAF Redeployment

In de stand van zakenbrief van maart 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 388) is de Kamer geïnformeerd over de initiële raming van de redeployment van € 229 miljoen, verdeeld over 2010, 2011 en 2012. In de stand van zakenbrief van september 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 405) is deze raming naar beneden bijgesteld tot € 211 miljoen. Voor 2010 bedroeg de raming € 90 miljoen. Er is € 64,1 miljoen gerealiseerd. Het verschil van € 25,9 miljoen wordt verklaard door de verkoop van voorraden en materieel aan partnerlanden. Hierdoor was het volume van het terug naar Nederland te transporteren materieel minder groot dan oorspronkelijk gepland. Inherent hieraan kon de omvang van de RDTF substantieel worden teruggebracht.

Nationale Bijdrage ISAF

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting was de Nationale Bijdrage ISAF nog niet separaat zichtbaar gemaakt. De Nederlandse bijdragen aan ISAF-staven werden administratief ondergebracht in de ISAF fase III begroting. Halverwege augustus 2010 werd ISAF fase III beëindigd. De Nederlandse bijdrage aan staven werd gecontinueerd en in september verlengd (Kamerstuk 27 925, nr. 405). De Nederlandse bijdrage aan ISAF wordt sinds de beëindiging van ISAF fase III separaat inzichtelijk gemaakt in de begroting.

EUFOR Tsjaad/RCA

De regering heeft in 2008 besloten deel te nemen aan de missie EUFOR Tsjaad/RCA (Kamerstuk 29 521, nr. 54). Het onderhoud en herstel van het ingezette materieel, hoofdzakelijk Viking-gepantserde amfibievoertuigen, is grotendeels in 2010 uitgevoerd en voltooid.

EUFOR/ATALANTA

In 2010 zijn Hr.Ms. Tromp, Hr.Ms. Johan de Witt en Hr.Ms. Amsterdam in het kader van de EU-operatie Atalanta ingezet (Kamerstuk 29 521, nrs. 124 en 138). Over de verlenging van de Nederlandse inzet in EUFOR Atalanta was bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2010 nog geen besluitvorming, zodat dit niet in de raming is opgenomen.

OCEAN SHIELD

In 2010 zijn Hr.Ms. Zeven Provinciën, Hr.Ms. de Ruyter, Hr.Ms. Zeeleeuw (Kamerstuk 29 521, nrs. 138 en 145) en voor een korte periode Hr.Ms. Amsterdam (Kamerstuk 29 521, nr. 151) in het kader van de Navo-operatie Ocean Shield ingezet. Deze inzet was bij het opstellen van de begroting 2010 nog niet geraamd.

Navo AOM/EU-Contributies

Nederland draagt bij aan de gemeenschappelijke uitgaven van militaire operaties van de Navo (Allied Operations and Missions – AOM) en de EU (Athena). De totale Navo-contributiebijdrage voor AOM bedroeg in 2010 € 13,6 miljoen, waarbij de vooruitbetaling van het eerste betalingsverzoek voor contributie 2011 van € 3,9 miljoen inbegrepen was. De EU-contributiebijdrage bedroeg in 2010 € 1 miljoen.

Ontvangsten

In 2008 zijn met verscheidene EU- en Navo-partnerlanden Memoranda of Understanding (MoU’s) gesloten voor ondersteuning door Nederland. Ook zijn als gevolg van de overdracht van TFU voorraden goederen verkocht aan partnerlanden. De financiële vergoeding van € 7,7 miljoen is afkomstig van de vergoeding voor de ondersteuning en de verkoop van voorraden. Dit bedrag maakt deel uit van de overige ontvangsten van € 9,3 miljoen.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

In het kader van de levering van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de desbetreffende operaties beschreven. Bij iedere doelstelling wordt in een tabel een overzicht gegeven van de personele en materiële inzet bij de uitgevoerde operaties.

Operationele doelstelling 1 – Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

EUFOR

Bosnië-Herzegovina

Geheel 2010

National Support Element (NSE); Normal Framework Operations (NFO); Liaison Observation teams (LOT); CKmar-detachement (IPU)

Geen

80

EUPM

Bosnië-Herzegovina

Geheel 2010

CKmar

Geen

4

EULEX

Kosovo

Geheel 2010

CKmar

Geen

20

KFOR

Kosovo

Geheel 2010

Staf(o)officieren, NSE, NIC

Geen

8

European Union Force (EUFOR)/Althea

Het kabinet heeft in april 2009 besloten de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR tot juni 2010 voort te zetten (Kamerstuk 29 521, nr. 101). In maart 2010 is besloten de Nederlandse militaire deelname tot maart 2011 voort te zetten (Kamerstuk 29 521, nr. 137). De kern van de huidige Nederlandse bijdrage bestaat thans uit personeel voor het Regional Coordination Center van Regio-West, vier Liaison and Observation Teams (LOT), gehuisvest tussen de lokale bevolking in diverse LOT-huizen in Bosnië-Herzegovina, een detachement van EUFOR/Integrated Police Unit, dat in november is overgegaan in EUFOR/Specialised Element Team, een National Support Element (NSE) en personeel op het hoofdkwartier van EUFOR.

European Union Police Mission (EUPM)

EUPM richt zich sinds 2002 op de capaciteitsopbouw van het politieapparaat met speciale aandacht voor de ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Zowel het Nederlandse als het EU-mandaat loopt vooralsnog tot 31 december 2011.

European Union Rule of Law Mission (EULEX)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen om zo een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame en democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). Het mandaat van de missie werd op 9 maart 2010 verlengd tot 14 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 949). De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo bestaat uit personeel van het CKmar, de politie, justitie, de douane en enkele civiele experts. Functionarissen van het CKmar zijn in Kosovo op verschillende politieterreinen actief.

Kosovo Force (KFOR)

Het doel van de missie is het leveren van een bijdrage aan een veilige en stabiele (leef)omgeving in Kosovo (Kamerstuk 28 676, nr. 90). De KFOR-troepenmacht ziet toe op de naleving van het Military Tactical Agreement van 3 juni. Vanaf 2008 is KFOR tevens belast met de opbouw van de Kosovo Security Forces en de stand down van het Kosovo Protection Corps. In november 2010 werd het mandaat voor de missie verlengd tot oktober 2011 (Kamerstuk 28 676, nr. 117). De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE), dat bestaat uit twee marechaussees. Tevens is er in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) geplaatst, bestaande uit twee militairen van de MIVD.

Operationele doelstelling 2 – Vrede en stabiliteit in Afghanistan

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

TFU

Afghanistan

Tot 1 aug 2010

Task Force Uruzgan inclusief Apache-detachement en CIMIC

Patria, YPR, Fennek, Bushmaster, Pantserhouwitser

1 244

TF-55

Afghanistan

Tot 1 aug 2010

  

80

HQ RC(S)

Afghanistan

Geheel 2010

Reguliere Stafbijdrage aan hoofdkwartier Regional Command South

Geen

80

ATF

Afghanistan

F-16’s geheel 2010, transportheli’s tot 1okt 2010, Apaches tot 11 nov 2010

Luchtondersteuning, zowel tactisch als logistiek, van ISAF-operaties

4 F-16’s, 5 x AH-64 Apache, 5 x Cougar of Chinook

240

RDTF

Afghanistan

Vanaf juni 2010 opbouwend tot eind 2010

Redeployment Task Force, gestart in juni 2010 met de opbouw van de eenheid, per 1 augustus volledig operationeel en in oktober afgebouwd naar een kleinere RDTF-2 m.i.v. december 2010.

Diverse logistieke systemen en voertuigen om containers te behandelen.

550

Diverse

Afghanistan

Geheel 2010

Deel uitmakend van het ISAF HQ en diverse andere ondersteuning aan ISAF (CONTCO, CKmar, BSB, Cmd KAF, NIST, CSTC A, TF-150 Bahrein, NLTC, FSE Mirage, etc.)

Diverse voertuigen,

C-130

229

EUPOL

Afghanistan

Geheel 2010

CKmar

Geen

5

International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven en verbeteren van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren (Kamerstuk 27 925, nr. 279). De Nederlandse bijdrage aan ISAF bestond in 2010 uit de volgende elementen.

Task Force Uruzgan (TFU)

De kern van de Nederlandse bijdrage is tot augustus 2010 gevormd door een PRT. Daarnaast heeft Nederland in deze periode bijgedragen aan de opbouw van het Afghaanse leger door het leveren van Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT’s) en aan de begeleiding van de Afghaanse politie met Police Monitoring Teams (PMT’s). De TFU beschikte over diverse eenheden die zorgden voor de benodigde ondersteuning van het PRT en de trainingsteams, zoals een battlegroup (BG) ten behoeve van force protection, logistieke ondersteuning en staf- en inlichtingencapaciteit. Deze bijdrage is met ingang van 1 augustus 2010 beëindigd.

Task Force-55 (TF 55)

Vanaf april 2009 zijn ter verbetering van de inlichtingenpositie Nederlandse commando’s en mariniers ingezet in Afghanistan. Deze inzet was gericht op de uitvoering van verkenningen, het verzamelen van inlichtingen en het aangrijpen en arresteren van Talibanleiders en insurgents die zich bezig houden met het plegen van aanslagen en het plaatsen van geïmproviseerde explosieven. De militairen werden aangestuurd door het hoofdkwartier Regional Command South (RC(S)) van ISAF. Zij traden voornamelijk op in Uruzgan, maar konden in voorkomend geval ook daarbuiten worden ingezet. Deze bijdrage is met ingang van 1 augustus 2010 beëindigd.

Regional Command South (HQ RC(S))

De bijdrage in het zuiden viel onder RC(S). Nederland heeft in 2010 een aanzienlijke personele bijdrage geleverd aan het hoofdkwartier van RC(S).

Air Task Force (ATF)

De ATFis opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat de Nederlandse vliegtuigen en helikopters die permanent voor ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. De ATF beschikte over vijf Apache-helikopters voor gevechtssteun in Tarin Kowt en vier F-16 gevechtsvliegtuigen in Kandahar. Daarnaast beschikte de ATF over afwisselend drie Chinook-helikopters en vijf Cougar-helikopters voor luchttransporttaken. De transporthelikopters zijn per 1 oktober 2010 teruggetrokken en de aanvalshelikopters per 10 november 2010.

Redeployment Task Force (RDTF)

In augustus 2010 is voor de beëindiging van de missie en het terughalenvan personeel en materieel van de TFU uit Uruzgan de RDTF ontplooid. In december 2010 is het hoofdkwartier van de RDTF verplaatst naar Kandahar. Midden 2011 zal de gehele redeployment zijn voltooid.

Bijdrage aan het hoofdkwartier van ISAF in Kabul

Nederland heeft, naast een bijdrage aan de ISAF-eenheden in het zuiden, ook een personele bijdrage geleverd aan het hoofdkwartier van ISAF in Kabul. Nederland levert een personele bijdrage aan het strategisch hoofdkwartier (HQ ISAF), het daaronder geplaatste operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command – IJC) en aan de trainingsmissie NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A). De training van de Afghaanse veiligheidsorganisaties is steeds meer tot prioriteit van ISAF gemaakt. Om de verschillende trainingsinitiatieven in Afghanistan te coördineren is de NTM-Aopgericht. Nederland leverde in 2010 tien mensen voor de staf van de NTM-A. Daarnaast ontplooide Nederland vanaf februari 2010 als lid van de European Gendarmerie Force (EGF) twee marechaussees voor het NTM-A trainingscentrum in Mazar-e-Sharif. Een van de Nederlandse functionarissen in de staf van de NTM-Ais eveneens onder EGF-vlag gebracht.

Overige eenheden in Afghanistan

Voor de ondersteuning van alle hierboven genoemde eenheden zijn op meerdere locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn het Nederlands Contingentscommando in Kandahar, eenheden van het CKmar, personeel geplaatst bij het Amerikaanse Combined Security and Transition CommandAfghanistan (CSTC A) in Kabul en inlichtingencapaciteit. Tevens zijn er, mede ter ondersteuning van de ISAF-missie, functionarissen opgenomen in het Combined Force Maritime Component Command (CFMCC) in Bahrein en is personeel werkzaam bij het Netherlands Liaison team CENTCOM in Tampa in de Verenigde Staten.

European Union Police Mission (EUPOL)

In 2008 is begonnen met de EU Police Mission (EUPOL) in het zuiden van Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 272) waarvoor het CKmar een aantal functionarissen leverde. Daarnaast is personeel afkomstig van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (politie), Buitenlandse Zaken (specialisten) en Veiligheid en Justitie (Rule of Law). Tot de taken van EUPOL in Uruzgan behoren de ondersteuning van projecten en het mentoren van stafmedewerkers van de politie op provinciaal niveau. De EUPOL-functionarissen richtten zich in 2010 vooral op het dagelijks mentoren van het operationele coördinatiecentrum van de provincie Uruzgan en het provinciale politietrainingscentrum.

Operationele doelstelling 3 – Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

UNTSO

Israël, Egypte, Syrië, Libanon

Geheel 2010

Waarnemers

Geen

12

EUBAM Rafah

Gazastrook

Geheel 2010 op afroep gestaan, geen inzet

3 x monitor grenspost CKmar, op afroep beschikbaar

Geen

3

United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2010 officieren geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon en op het hoofdkwartier van UNTSO te Jeruzalem. De waarnemers hebben tot taak het toezien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie. De Nederlandse deelname aan deze missie is van onbeperkte duur. De additionele uitgaven voor deze missie zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah – Gaza)

Nederland leverde in 2010 voor deze missie drie marechaussees. Zij stonden stand-by in Nederland. In 2010 is er door de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel. De Nederlandse bijdrage is in juni 2010 verlengd tot 24 mei 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 970).

Operationele doelstelling 4 – Vrede en stabiliteit in Afrika

Vrede en stabiliteit in Afrika

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

ATALANTA

Kust Oost Afrika

Geheel 2010

Stafofficieren

Geen

3

OHQ (ATALANTA)

Northwood (UK)

Geheel 2010

Stafofficier

Geen

3

ATALANTA (EVTN)

Kust Oost Afrika

    
 

Tromp

17 febr t/m 17 apr

 

Fregat

190

 

Johan de Witt

17 apr t/m 30 juni

Maritieme patrouille

LPD

210

 

Amsterdam

10 sept t/m 19 nov

Maritieme patrouille

Bevoorradingsschip

170

OCEAN SHIELD

Kust Oost Afrika

    
 

Zeven Provinciën

1 juli t/m 3 sept

Maritieme patrouille

Fregat

180

 

De Ruyter

10 dec t/m 31 dec

Maritieme patrouille

Fregat

190

 

Zeeleeuw

24 sept t/m 20 nov

Maritieme patrouille

Onderzeeër

62

 

Amsterdam

19 nov t/m 11 dec

Maritieme patrouille

Bevoorradingsschip

170

UNMIS

Soedan

Vanaf 01-04-2006

Stafofficieren

Geen

26

UNAMID

Soedan

Vanaf 01-08-2007

Stafofficieren

Geen

2

EUSEC (FIN)

Congo

Geheel 2010

Stafofficier

Geen

3

Europe Naval Force (EUNAVFOR)/Operation ATALANTA

In 2010 heeft Nederland een substantiële bijdrage geleverd aan anti-piraterijoperaties voor de kust van Somalië. In de periode midden februari tot en met midden november 2010 leverde Nederland een bijdrage aan de operatie Atalanta met Hr.Ms. Tromp, Hr.Ms. Johan de Witt en Hr.Ms. Amsterdam (Kamerstuk 29 521, nrs. 124 en 138). Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van schepen van het World Food Programme en de African Union Mission in Somalië, het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Vanaf oktober 2010 leverde Nederland ook een personele bijdrage aan het Operationele Hoofdkwartier (OHQ) in Northwood.

Op 5 april heeft Hr.Ms. Tromp het Duitse koopvaardijschip Taipan ontzet nadat het was gekaapt door piraten. De tien gevangengenomen verdachten zijn via Nederland overgedragen aan Duitsland. In november heeft Hr.Ms. Amsterdam twintig piraterijverdachten aangehouden waarvan er uiteindelijk vijf naar Nederland zijn overgebracht voor vervolging.

Ocean Shield

In 2010 is Hr.Ms. Zeven Provinciën in de maanden juli en augustus als deel van een Standing NATO Maritime Group (SNMG) ingezet in de Navo-operatie Ocean Shield, gericht tegen piraterij in de omgeving van Somalië. De onderzeeboot Hr.Ms. Zeeleeuw heeft van 24 september tot 20 november 2010 als eerste onderzeeboot deelgenomen aan Ocean Shield (Kamerstuk 29 521, nr. 138 en 145). Hr.Ms. Amsterdam is als gevolg van de vertraging van het vertrek van Hr.Ms. De Ruyter aan het einde van haar deelname aan operatie Atalanta (19 november) tot 11 december ingezet in Ocean Shield (Kamerstuk 29 521, nr. 151). Hr.Ms. De Ruyter heeft op 8 december Hr.Ms. Amsterdam afgelost.

United Nations Mission in Sudan (UNMIS)

Nederland draagt sinds april 2006 bij aan de United Nations Mission in Sudan (UNMIS) in Soedan (Kamerstuk 29 237, nr. 86). In 2010 waren marechaussees, civiele politie (UNPOLs) en militaire waarnemers (UNMO’s) voor de missie werkzaam. Tevens werkten Nederlandse militairen bij UNMIS in ondersteunende functies. Het takenpakket van de UNMO’s bestaat uit het toezien op de uitvoering van de Comprehensive Peace Agreement (CPA) van 9 januari 2005 tussen Noord- en Zuid-Soedan. De UNPOLs begeleiden en trainen de lokale politiemacht in het zuiden van Soedan. In 2010 heeft UNMIS zich vooral gericht op de ondersteuning van de voorbereidingen voor het referendum van 9 januari 2011 dat deel uitmaakt van het CPA. De Nederlandse deelname aan UNMIS wordt jaarlijks opnieuw bekeken. In maart 2010 is besloten het mandaat voor de missie met een jaar te verlengen (Kamerstuk 29 237, nr. 116).

United Nations African Union Mission (UNAMID)

In 2007 is besloten dat de Verenigde Naties een vredesmissie zouden gaan uitvoeren in Darfur (Soedan) ter aanvulling op de African Mission in Soedan. Deze missie heeft tot taak het creëren van een veilige omgeving voor humanitaire organisaties die hulp verlenen aan de bevolking in de vluchtelingenkampen. Eind 2010 was deze missie voor 85 tot 90 procent gevuld. De Nederlandse bijdrage richt zich enerzijds op de planning en anderzijds op het monitoren van de logistieke ondersteuning van de missie. De Nederlandse bijdrage loopt sinds augustus 2007 en wordt jaarlijks opnieuw bekeken. In maart 2010 is het mandaat voor deze missie met een jaar verlengd tot 31 maart 2011.

European Union Security (EUSEC)

De European Union Security (EUSEC)-missie in de Democratische Republiek Congo (DRC) is een kleinschalige Security Sector Reform (SSR)-missie, die adviseert en assisteert bij de hervorming van de veiligheidssector. Nederland ondersteunt de ontwikkeling en professionalisering van het geïntegreerde Congolese leger. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is op 2 mei 2005 van start gegaan en het mandaat is in september 2010 met twee jaar verlengd tot 1 oktober 2012. Nederland neemt sinds mei 2006 deel aan EUSEC en deze deelname wordt jaarlijks opnieuw bekeken. In 2010 waren drie militaire adviseurs geplaatst in Kinshasa en in Goma.

Operationele doelstelling 5 – Vrede en stabiliteit in Irak

Vrede en stabiliteit

In Irak

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

NTM-I

Irak

Geheel 2010

Staf(o)officieren

Geen

5

NATO Training Mission Irak (NTM-I)

In Irak heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de staf van NTM-I (Kamerstuk 29 521, nr. 128). De betrokken militairen waren belast met de bestendiging van de opleidingsstructuur en van de continuïteit van de trainingsprogramma’s. Tevens vervulden zij uiteenlopende taken op het gebied van personeelsmanagement, trainingscoördinatie en begeleiding. Op 30 november 2009 heeft de Navo met de goedkeuring van de Periodic Mission Review van NTM-I besloten de missie te verlengen en de herziene taken daarvan vastgelegd. De regering heeft vervolgens de verschillende aspecten van de missie beoordeeld en in december 2009 besloten de Nederlandse bijdrage aan NTM-I met een jaar te verlengen tot 31 december 2010. Vervolgens is in december 2010 besloten de bijdrage nogmaals met een jaar te verlengen tot 31 december 2011.

Operationele doelstelling 6 – Vrede en stabiliteit in Perzische Golf

Vrede en stabiliteit in

Perzische Golf

Locatie

Periode

Bijdrage

Materieel

Personele aantallen

CMFCC/TF 151

Bahrein

Geheel 2010

Stafofficieren

geen

3

NLTC

Tampa (USA)

Geheel 2010

Stafofficieren

geen

3

Combined Force Maritime Component Command/Task Force 151 (CFMCC/TF 151)

Naast de EU-operatie Atalanta en de Navo-operatie Ocean Shield is Combined Task Force 151 (CTF 151) een derde multilateraal initiatief dat onder CMFCC bijdraagt aan piraterijbestrijding en de bescherming van de scheepvaart in de Golf van Aden en het Somalië Bassin. Sinds 29 november 2010 voert de Pakistaanse staf aan boord van het Britse fregat HMS Cornwall het commando over CTF 151. In deze staf is een Nederlandse planningsofficier van het CZSK opgenomen.

Voor de ondersteuning van diverse uitgezonden eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn functionarissen die zijn opgenomen in het CFMCC in Bahrein en personeel dat werkzaam is bij het Netherlands Liaison Team USCENTCOM (NLTC) in Tampa in de Verenigde Staten.

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau, zoals gesteld in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 3 van 18 september 2007). In de beleidsbrief worden de taken beschreven die eenheden van het CZSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CZSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben. Daarnaast moet er voldoende materieel beschikbaar zijn dat voldoet aan alle operationele vereisten en moeten er voldoende mogelijkheden zijn om realistisch op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie worden indirect weergegeven in het overzicht van operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

621 299

568 909

610 707

644 982

599 001

607 445

– 8 444

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Commando ZSK Nederland

554 279

536 296

507 713

530 595

521 057

509 069

11 988

Operationele eenheden

466 322

448 798

412 071

418 381

403 584

418 244

– 14 660

Opleidingen

87 957

87 498

95 642

112 214

117 473

90 825

26 648

Commando ZSK Caribisch Gebied

53 153

48 698

51 116

55 104

45 129

48 615

– 3 486

Kustwacht Nederland

4 597

5 864

8 315

22 388

24 690

24 718

– 28

Kustwacht voor de Nederlandse

5 872

7 166

2 538

3 416

2 796

2 847

– 51

Antillen en Aruba

       

Totaal programma-uitgaven

617 901

598 024

569 682

611 503

593 672

585 249

8 423

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando ZSK

36 026

33 397

19 991

20 225

14 783

17 621

– 2 838

Bijdragen aan baten-lastendiensten

9 929

7 931

6 023

6 620

5 394

5 575

– 181

Totaal apparaatsuitgaven

45 955

41 328

26 014

26 845

20 177

23 196

– 3 019

Totaal uitgaven

663 856

639 352

595 696

638 348

613 849

608 445

5 404

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

23 603

14 587

14 002

13 613

11 791

13 564

– 1 773

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De lagere verplichtingen worden naast een aantal kleinere exploitatieposten voornamelijk veroorzaakt doordat de overeenkomsten met een facilitair karakter (inclusief de huur van gebouwen en terreinen) meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig (€ 6,4 miljoen). Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De hogere uitgaven worden voor € 4,6 miljoen veroorzaakt door de doorwerking van de instroom van personeel vanuit eind 2009. Bovendien is een loonbijstelling van € 1,6 miljoen aan de defensieonderdelen beschikbaar gesteld die betrekking heeft op de gewijzigde premies voor zorg en het ABP. Daartegenover staat dat het CZSK € 2 miljoen heeft bijgedragen aan het niet-toereikende budget voor defensiebrede energie-uitgaven bij de DMO.

Vanuit de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Infrastructuur en Milieu en van Financiën in casu de Douane is € 2,2 miljoen overgeheveld naar de Kustwacht Nederland naar aanleiding van nadere afspraken over de inzet van schepen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2010

Realisatie 2010

Operationele doelstelling 1

77,1

83,2

Operationele doelstelling 2

174,2

164,7

Operationele doelstelling 3

166,9

155,7

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 (OD1): Beschikken over operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a (OD2a): Beschikken over operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.

Om met maritieme eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een deel van de maritieme eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak. Organieke taken zijn een combinatie van taken waarvoor de eenheid standaard is ingericht.

Operationele doelstelling 2b (OD2b): Beschikken over specifiek operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3 (OD3): Beschikken over voortzettingsvermogen bij de maritieme eenheden.

Om een aantal operationeel gerede maritieme eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om gepland groot onderhoud te kunnen uitvoeren en personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden die uit onderhoud komen, doorlopen een opwerkprogramma totdat het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn, respectievelijk beschikbaar waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden. Bij specifiek gerede eenheden wordt het specifieke karakter van de gereedheid toegelicht.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando Zeestrijdkrachten 2010

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Inzet

OD1

Operationeel gereed

OD2

OD3

  

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Organiek

Specifiek

Staf

NLMARFOR

1

1

1

0,1

0,9

Schepen en onderzeeboten

Fregatten

6

6

2

1,4

1

0,1

1,6

3

2,9

Bevoorradingsschepen

2

2

1

0,8

0,4

1

0,8

Landing Platform Docks

2

2

0,3

1

0,8

1

0,9

Onderzeeboten

4

4

1

0,8

1

0,7

0,5

2

2

Ondersteuningsvaartuig

1

1

1

0,3

0,7

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

10

10

1

1,1

4

0,1

2,8

5

6

Hydrografische opnemingsvaartuigen

2

2

2

1,2

0,1

0,7

Ondersteuningsvaartuig CARIB

1

1

0,1

1

0,8

0,1

Korps Mariniers

Mariniersbataljons

2

2

0,3

0,2

0,7

0,6

0,2

1

1

Ondersteunende mariniersbataljons

2

2

2

2

Unit Interventie Mariniers

1

1

1

1

Marinierscompagnie CARIB

1

1

0,1

1

0,7

0,2

Bootpeloton Caribisch gebied

1

1

-

1

0,7

0,3

Overige eenheden

Duik- en Demonteergroep (DDG)

1

1

1

1

 

Mobiele hospitaalfaciliteit

1

1

0,3

1

0,7

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse reeds lopende crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De inzetopdrachten komen door diverse oorzaken niet volledig overeen met de inzet die was voorzien in de begroting 2010. In de kolom voor inzet is in de begroting de duur van de inzet niet meegenomen. In de realisatie is dit wel het geval, aangezien hierin rekenkundige gemiddeldes staan. Hierdoor is, ondanks het feit dat aan meer dan de geplande inzetopdrachten invulling is gegeven, de kolom gerealiseerde inzet doorgaans lager. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. In die gevallen waarin aan boord van een schip een helikopter geëmbarkeerd was, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 23 – Commando luchtstrijdkrachten.

De begroting over 2010 kende geen opdrachten tot specifiek gereedstellen van eenheden. De gereedstellingsopdracht betrof alleen de volledige organieke taak. In dit jaarverslag wordt echter wel over specifieke gereedstelling gerapporteerd. De reden is dat de Algemene Rekenkamer eind 2009 – terwijl de begroting 2010 al was vastgesteld – heeft opgeroepen tot meer transparantie bij de feitelijke resultaten van gereedstelling, opdat beter inzicht ontstaat in wat «Defensie kan leveren». Ook in het jaarverslag over 2009 is om deze reden al gerapporteerd over specifieke gereedstelling (Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie, Kamerstuk 32 248, nrs. 1–2).

Internationale inzet

NLMARFOR

Vanaf juli 2010 voert Nederland het commando over de Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG 2), een maritiem onderdeel van de Immediate Reaction Force van deNRF. Dit verband participeert afwisselend met SNMG 1 in de Navo-anti-piraterijoperatie Ocean Shield voor de kust van Somalië. Hiervoor is personeel van de Netherlands Maritime Force (NLMARFOR) ingezet.

Fregatten

Gedurende het jaar zijn in totaal drie fregatten ingezet voor drie verschillende operaties. Van midden februari tot midden april is het fregat Hr.Ms. Tromp ingezet in de EU-operatie Atalanta. Verder levert Nederland van midden 2010 tot midden 2011 het stafschip voor de SNMG 2. Hieraan is in 2010 achtereenvolgens invulling gegeven met Hr.Ms. De Zeven Provinciën en Hr.Ms. De Ruyter. Met de SNMG heeft Hr.Ms. De Zeven Provinciën in juli en augustus deelgenomen aan Ocean Shield. In oktober heeft het schip voor een periode van twee weken deelgenomen aan operatie Active Endeavour in de Middellandse Zee. Hr.Ms. De Ruyter heeft Hr.Ms. De Zeven Provinciën in december afgelost en is aansluitend begonnen met haar deelname aan Ocean Shield.

Bevoorradingsschepen

In de tweede helft van 2010 is Hr.Ms. Amsterdam ingezet voor Atalanta en aansluitend een periode van drie weken voor Ocean Shield. Deze laatste bijdrage was nodig om de verlate aankomst van Hr.Ms. De Ruyter in het operatiegebied van Ocean Shield te compenseren. Ten slotte is het schip in december op verzoek van de Franse regering ingezet ter ondersteuning van Franse marineschepen bij Ivoorkust.

Amfibische schepen

Van midden 2009 tot midden 2010 was Hr.Ms. Johan de Witt beschikbaar als Afloat Command Platform voor de Joint Force Commander van de NRF. In de eerste helft van 2010 is het schip, inclusief bootgroep, een role-2 medische faciliteit en een Maltees vessel protectiondetachement ingezet in Atalanta. Hr.Ms. Rotterdam onderging in de eerste helft van 2010 volgens planning benoemd onderhoud.

Onderzeeboten

In de tweede helft van 2010 zijn Hr.Ms. Zeeleeuw en Hr.Ms. Dolfijn ingezet voor gerubriceerde opdrachten ten behoeve van de Commandant der Strijdkrachten en Ocean Shield.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

In 2010 werd achtereenvolgens door Hr.Ms. Middelburg en Hr.Ms. Zierikzee deelgenomen aan de Standing NATO Mine Counter Measure Group 1. In juni zijn twee mijnenbestrijdingsvaartuigen op verzoek van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) ingezet ten behoeve van operatie Indalo bij de Zuidoostkust van Spanje.

Marinierseenheden

Vanaf midden 2009 tot het begin van de redeployment uit Afghanistan in augustus 2010 maakte een compagnie van de mariniers deel uit van de TFU. Verder werd deelgenomen aan ISAF met special forces in Task Force 55, een Marine Joint Effect Observer Group en een Assault Engineering team.

Aan boord van de Luchtverdedigings en Commando fregatten (LCF), Hr.Ms. Johan de Witt en Hr.Ms. Amsterdam was tijdens de deelname aan Ocean Shield en Atalanta een team van de maritieme special operations forces geëmbarkeerd. Dit team fungeerde aan boord van de te escorteren schepen als beveiligingsteam en onderzocht verdachte vaartuigen.

Ondersteuningsvaartuig CARIB

In januari is Hr.Ms. Pelikaan ingezet ter ondersteuning van de humanitaire hulpverlening na de aardbeving op Haïti. Halverwege het jaar heeft het schip regulier een maand in onderhoud gelegen.

Marinierscompagnie CARIB

Een deel van de marinierscompagnie op Aruba is ingezet aan boord van Hr.Ms. Pelikaan voor het ondersteunen van de humanitaire hulpverlening op Haïti. Door onvoldoende materieel was de compagnie de laatste drie laatste maanden beperkt in haar mogelijkheden.

Nationale inzet

Stationsschip in het Caribisch gebied

Van februari tot en met augustus zijn achtereenvolgens Hr.Ms. Van Speijk en Hr.Ms. Van Amstel ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied. In de tweede helft van het jaar heeft Hr.Ms. Zuiderkruis als aflosser van Hr.Ms. Van Amstel invulling gegeven aan de taak van stationsschip in het Caribisch gebied.

Explosievenopruiming

Door de Alkmaarklasse mijnenbestrijdingsvaartuigen (AMBV’s) zijn in het kader van operatie Beneficial Cooperation 65 explosieven op het Nederlands deel van het continentaal plat geruimd.

Kustwacht Nederland

De bijdrage van Defensie aan Kustwacht Nederland met vaardagen van AMBV’s en Hr.Ms. Mercuur ten behoeve van controle en handhaving is midden 2010 met toestemming van de Raad voor de Kustwacht voor 2011 teruggebracht van 140 naar 80 dagen. Als gevolg van meer informatiegestuurd optreden was er minder behoefte aan geplande patrouilles en meer aan flexibele inzet. Tegelijkertijd zijn de dienstverleningstaak en de verantwoordelijkheid voor het ruimen van explosieven op de Noordzee en het Nederlands deel van het continentaal plat herbelegd als gezamenlijke inspanning van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Kustwacht Nederland en Defensie. Het CZSK levert hiervoor planmatig een inspanning van 100 vaardagen waarmee Kustwacht Nederland kan beschikken over 180 vaardagen.

Duikassistentie

Door de Duik- en Demonteergroep (DDG) is gedurende het hele jaar steun verleend op duikgebied. Voorbeelden zijn het voorbereiden van de haven van Amsterdam op Sail 2010 en het zoeken naar bewijsmateriaal in het Amsterdam-Rijnkanaal ten behoeve van de politie. De DDG heeft in 2010 tien keer ondersteuning geleverd aan de politie bij preventief explosievenonderzoek onder water.

Operationele gereedheid

Binnen het begrip operationele gereedheid (zie de tabel hierboven) is een onderscheid te maken tussen volledige gereedheid en specifieke gereedheid. Hieronder wordt per eenheid toegelicht wat de reden is geweest voor realisatie van deze specifieke gereedheid.

Fregatten

Door vacatures in het personeelsbestand werkt het CZSK met vullingsplannen gebaseerd op missieprofielen. Op basis van deze profielen wordt de bemanning aangepast aan de verwachte inzet. Hierdoor zijn sommige fregatten specifiek operationeel gereed gesteld voor inzet in anti-piraterijoperaties of in het Caribisch gebied.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

Voor AMBV's bestaan de missieprofielen NRF en Ready Duty Ship (RDS). Schepen die zijn toegezegd bij te dragen aan de onmiddellijk inzetbare eenheden van de NRF zijn organiek gereed. Eenheden met een RDS-profiel zijn specifiek operationeel gereed. Zij kunnen explosieven opsporen en vernietigen, maar kunnen dit wegens een beperkte bezetting geen 24 uur per dag doen. De eenheid is gereed om te worden ingezet voor algemene opdrachten zoals voor de Kustwacht Nederland, Mine Counter Measures-oefeningen, sparring partner en binnenlands vlagvertoon. Door een combinatie van een tekort aan gekwalificeerd personeel en verschuivingen in onderhoudstrajecten zijn er vier in plaats van vijf (specifiek) gerede AMBV's gerealiseerd.

Onderzeeboten

Door gebrek aan personeel heeft Hr.Ms. Walrus met een gereduceerde bemanning gevaren.

Ondersteuningsvaartuig onderzeedienst

Het regulier onderhoud aan Hr.Ms. Mercuur zou begin 2010 zijn voltooid. Door tekort aan budget ten behoeve van de materiële exploitatie en het beleid dat dientengevolge werd ingevoerd ten aanzien van uitgaven werd het schip uiteindelijk pas in september weer operationeel gereed.

Marinierseenheden

De gereedheid van de eenheden in Nederland stond onder druk door het grote tekort aan kaderpersoneel. De tekorten manifesteren zich vooral bij de onderofficieren in de rangen van sergeant en sergeant-majoor. De marinierseenheid in het Caribisch gebied wordt in zijn mogelijkheden beperkt door onder andere verouderderde verbindingsmiddelen, gebrek aan nachtzichtapparatuur en (tijdelijk) afgekeurde .50 mitrailleurs.

Hydrografische opnemingsvaartuigen

De totale realisatie van hydrografische opnamedagen dit jaar is 184 (68,2 procent) van de geplande 270 opnamedagen. De onderrealisatie wordt grotendeels veroorzaakt door defecte voortstuwingsinstallaties van de hydrografische opnemingsvaartuigen.

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau zoals verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 3 van 18 september 2007). In de beleidsbrief worden de taken beschreven die eenheden van het CLAS moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen realiseren en de gereedheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CLAS voldoende opgeleid en geoefend te zijn en te beschikken over gemotiveerd personeel. Daarnaast moet er voldoende materieel beschikbaar zijn dat voldoet aan alle operationele vereisten en moeten er voldoende mogelijkheden zijn om realistisch op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de consequenties van de achterblijvende personele vulling van de organisatie worden indirect weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

1 320 515

1 159 964

1 336 805

1 392 558

1 349 347

1 334 853

14 494

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Operationeel Commando

1 058 076

987 631

1 010 183

1 048 387

1 098 768

1 087 631

11 137

Operationeel Commando

804 001

743 178

765 606

790 252

817 619

849 107

– 31 488

Opleidingen

254 075

244 453

244 577

258 135

281 149

238 524

42 625

Totaal programma-uitgaven

1 058 076

987 631

1 010 183

1 048 387

1 098 768

1 087 631

11 137

Apparaatsuitgaven

       

Staf Operationeel Commando

315 862

315 262

292 155

299 400

265 794

255 899

9 895

Bijdragen aan baten-lastendiensten

35 800

30 881

28 547

23 570

20 120

16 323

3 797

Totaal apparaatsuitgaven

351 662

346 143

320 702

322 970

285 914

272 222

13 692

Totale uitgaven

1 409 738

1 333 774

1 330 885

1 371 357

1 384 682

1 359 853

24 829

Ontvangsten

       

Totale ontvangsten

38 842

32 651

19 144

17 382

21 017

15 823

5 194

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De posten die bij de uitgaven worden genoemd zorgen voor hogere verplichtingen van € 24,8 miljoen. Daartegenover staat dat overeenkomsten met een facilitair karakter (inclusief de huur van gebouwen en terreinen) meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig, waardoor de verplichtingen € 6,3 miljoen minder hard stijgen dan de uitgaven. De stand van de verplichtingen is verder verlaagd door een schoning in de administratie verlaagd met een bedrag van € 2,9 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Een hogere vulling dan gepland heeft € 26 miljoen hogere personele uitgaven als gevolg gehad. Deze zijn grotendeels gecompenseerd door € 17 miljoen lagere uitgaven bij gereedstelling door minder operationele activiteiten in 2010. Daarnaast heeft het CLAS een bijdrage van € 2,6 miljoen overgeheveld naar de DMO vanwege het niet-toereikende budget voor defensiebrede energie-uitgaven. Verder zijn er diverse kleine mutaties.

Apparaatsuitgaven

Voor de financiering van telefonie en werkplekdiensten is € 14 miljoen meer aangewend dan was begroot, doordat de vraag naar telefonie groter was dan verwacht en daarnaast een basisaccount voor iedere defensiewerknemer is ingevoerd.

Verder is een loonbijstelling van € 1,6 miljoen aan de defensieonderdelen beschikbaar gesteld in samenhang met de gewijzigde premies voor zorg en het ABP. Daartegenover staan € 2,8 miljoen lagere uitgaven door de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingmaatregelen zijn uitgewerkt. Verder zijn er diverse kleine mutaties om een deel van de hogere personele uitgaven bij de programma-uitgaven te compenseren.

Ontvangsten

Hogere ontvangsten betreffen € 4,2 miljoen extra ontvangsten voor geneeskundige zaken als tandheelkunde en fysiotherapie. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2010

Realisatie 2010

Operationele doelstelling 1

202,8

208,6

Operationele doelstelling 2

320,1

300,9

Operationele doelstelling 3

326,2

308,1

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen:

Operationele doelstelling 1(OD1): Beschikken over grondgebonden expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a(OD2a): Beschikken over (volledig) operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.

Om met grondgebonden eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak. Organieke taken zijn een combinatie van taken waarvoor de eenheid standaard is ingericht.

Operationele doelstelling 2b (OD2b): Beschikken over specifiek operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3 (OD3): Beschikken over voortzettingsvermogen bij de grondgebonden eenheden.

Om een aantal typen grondgebonden eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode is een groter aantal van dat type eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Grondgebonden eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Onderstaande matrix toont hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden. In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando landstrijdkrachten 2010

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

Inzet

OD1

Operationeel Gereed

OD2

OD3

  

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Organiek

Spec

HRF (L)HQ 1

NL deel staf HRF HQ

1

1

0.0

0.0

1.0

0.1

0.9

0.0

0.0

CIS battalion

1

1

0.0

0.0

1.0

0.1

0.9

0.0

0.0

Staff support battalion

1

1

0.0

0.0

1.0

0.1

0.9

0.0

0.0

Korps Commandotroepen

Commandotroepen-compagnie

4

4

0.0

0.3

3.0

2.3

0.0

1.0

1.4

Air Manoeuvre Brigade

Brigadestaf + Stafstafcompagnie

1

1

1.0

0.0

0.0

0.0

0.0

0.0

1.0

Infanteriebataljon Luchtmobiel

3

3

0.7

0.2

2.3

0.8

1.0

0.0

1.0

Gevechtssteun eenheden

3

3

0.0

0.2

3.0

0.1

1.3

0.0

1.4

Logistieke eenheden

3

3

0.3

0.1

2.7

1.0

1.9

0.0

0.0

Natres-bataljons

2

2

0.0

0.0

2.0

0.0

2.0

0.0

0.0

Gemechaniseerde Brigades (13 en 43 Mechbrig)

Brigadestaf + Stafstafcompagnie

2

2

1.0

0.0

1.0

1.0

0.9

0.0

0.1

Pantserinfanterie/

tankbataljon

6

6

1.0

0.3

1.0

1.2

0.0

4.0

4.5

Brigade verkenningseskadron

2

2

1.0

0.1

1.0

0.0

0.0

0.0

1.9

Afdeling Veldartillerie

2

2

0.5

0.1

0.5

0.0

0.1

1.0

1.8

Pantsergeniebataljon

2

2

1.0

0.2

0.0

0.3

0.1

1.0

1.4

Logistieke eenheden

4

4

1.0

0.1

1.0

0.5

0.1

2.0

3.3

Natres-bataljons

3

3

0.0

0.0

3.0

0.0

3.0

0.0

0.0

Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL)

Kernstaf Geniebrigade

1

1

0.0

0.0

0.0

0.0

0.0

1.0

1.0

Kernstaf Logistieke brigade

1

1

1.0

0.3

0.0

0.6

0.0

0.0

0.1

Geniebataljon

1

1

0.0

0.0

0.5

0.4

0.1

0.5

0.5

ISTAR bataljon/

JISTARC module

7

7

1.0

0.9

1.0

1.0

0.0

5.0

5.1

Commando luchtdoelartillerie

2

2

0.0

0.3

1.0

1.3

0.0

1.0

0.4

CIS-bataljon (3 x compagnie)

3

3

1.0

0.9

1.0

0.0

0.0

1.0

2.1

CIMIC-bataljon/Cimic support elements

6

6

2.0

1.4

1.0

1.0

0.1

3.0

3.5

Bevoorradings- en Transportbataljon

2

2

1.5

0.5

0.0

1.0

0.1

0.5

0.4

Geneeskundig bataljon/

Geneeskundige compagnie

7

7

1.0

1.0

4.0

0.9

0.9

2.0

4.2

Herstelcompagnie

3

3

0.0

0.0

2.0

0.6

2.4

1.0

0.0

Explosieven Opruimingsdienst

Ploegen

46 2

48

5.0

3.3

23

0.0

15.9

18

28.8

X Noot
1

Deze indeling in een drie-eenheid is conform vorige jaarverslagen.

X Noot
2

In tegenstelling tot wat in de Ontwerpbegroting 2010 was vermeld bestond de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) in 2010 formeel uit 48 ploegen. De realisatiecijfers zijn dan ook gebaseerd op 48 ploegen.

Toelichting

Algemeen

Het CLAS heeft in 2010 aan alle inzetopdrachten voldaan. De daadwerkelijke inzetopdrachten komen door diverse oorzaken niet volledig overeen met de geplande inzet in de begroting. Bijzonderheden over de bijdragen aan de missies vanuit het CLAS staan vermeld onder beleidsartikel 20. Het behalen van de doelstellingen heeft in 2010 onder druk gestaan door beperking van de financiële ruimte op materieel- en personeelsgebied.

De beperkingen van de financiële ruimte op materieel hebben geleid tot een verminderde beschikbaarheid van reservedelen, munitie en uitrusting waardoor de materiële gereedheid in negatieve zin werd beïnvloed. Ook de hoge belasting van het materieel door de inzet in Afghanistan was van invloed op de gereedstelling. Defect en niet meer snel inzetbaar te maken materieel in het inzetgebied is in een aantal gevallen vervangen door het onttrekken van materieel aan opwerkende eenheden in Nederland. Deze prioritering in combinatie met de hiervoor genoemde algemene problemen op materieellogistiek gebied, heeft geleid tot beperkingen in de reguliere operationele gereedstelling. Hoewel de inzet in het kader van ISAF fase III midden 2010 is beëindigd, heeft dit in 2010 nog niet geleid tot een verbetering van de situatie op materieel gebied. Het materieel dat in het kader van de redeployment wordt terugvervoerd naar Nederland, zal naar verwachting pas na onderhoud in de loop van 2011 en 2012 weer ter beschikking komen van de eenheden ten behoeve van het gereedstellingsproces.

Ook de achterblijvende instroom van personeel heeft het behalen van de doelstellingen in 2010 onder druk gezet. Ondanks de verbeterde arbeidsmarktsituatie was er gedurende het gehele jaar sprake van vacatures bij specifieke categorieën personeel waardoor de operationele gereedstelling van eenheden niet in alle gevallen conform doelstelling is gehaald. Door het beschikbare personeel te herschikken over de eenheden die gepland waren voor inzet, is gewaarborgd dat missies konden worden uitgevoerd. Deze herschikking is ten koste gegaan van de reguliere operationele gereedstelling.

Door de hiervoor genoemde oorzaken is een substantieel aantal eenheden niet of slechts «specifiek» operationeel gereed gesteld in 2010. Overigens zijn (delen van) eenheden «alternatief» ingezet in ISAF fase III, zoals wachtpelotons en detachementen voor psychological operations (psyops). Ook hebben dergelijke eenheden een bijdrage geleverd aan nationale inzet en inzetvoorbereiding.

Bovenstaande oorzaken verklaren voor een groot deel de verschillen tussen begroting en realisatie zoals weergegeven in de tabel. In de hierna volgende paragrafen zullen per type eenheid de eventuele verschillen tussen begroting en realisatie nader worden toegelicht voor achtereenvolgens de internationale inzet, de nationale inzet en de operationele gereedstelling.

De begroting over 2010 kende geen opdrachten tot specifiek gereedstellen van eenheden. De gereedstellingsopdracht betrof alleen de volledige organieke taak. In dit jaarverslag wordt echter wel over specifieke gereedstelling gerapporteerd. De reden is dat de Algemene Rekenkamer eind 2009 – terwijl de begroting 2010 al was vastgesteld – heeft opgeroepen tot meer transparantie bij de feitelijke resultaten van gereedstelling, opdat beter inzicht ontstaat in wat «Defensie kan leveren». Ook in het jaarverslag over 2009 is om deze reden al gerapporteerd over specifieke gereedstelling (Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie, Kamerstuk 32 248, nrs. 1–2).

Internationale inzet

Bij de missies (met name bij ISAF fase III en de redeployment) zijn samengestelde eenheden ingezet. Om vanuit de begroting toch een verband te kunnen leggen met ingezette eenheden, worden in de onderstaande paragrafen de organieke eenheden specifiek genoemd die zijn samengesteld ten behoeve van de missies. Naast deze eenheden heeft een groot aantal individuele militairen van het CLAS bijgedragen aan vrijwel alle in beleidsartikel 20 genoemde missies.

Redeployment Task Force (RDTF)

De RDTF is vanaf augustus 2010 verantwoordelijk geweest voor de redeployment uit Afghanistan. De samenstelling van de RDTF is gedurende de inzetvoorbereiding aangepast waardoor uiteindelijk aanzienlijk minder eenheden dan in de begroting voorzien een bijdrage hebben geleverd. Dit verklaart voor een deel de verschillen tussen begroting en realisatie zoals weergegeven in de tabel met betrekking tot de eerste operationele doelstelling.

Korps Commandotroepen

In tegenstelling tot wat is voorzien in de begroting, zijn in 2010 eenheden van het Korps Commandotroepen ingezet ter ondersteuning van de TFU als Task Force 55. Hiervoor heeft 103 Commandotroepencompagnie personeel geleverd van april tot en met juli 2010.

Air Manoeuvre Brigade (AMB)

In tegenstelling tot wat is voorzien in de begroting is de Brigadestaf Luchtmobiele Brigade in 2010 niet ingezet bij de staf van de TFU. Wel zijn enkele functionarissen daarvoor ingezet.

13 Infanteriebataljon Luchtmobiel heeft van december 2009 tot en met maart 2010 als kerneenheidopgetreden van battlegroup (BG)-11 van de TFU. Daarnaast is één compagnie van 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel als element van TFU BG-12 van april tot en met juli 2010 ingezet.

Van 11 Luchtverdedigingscompagnie zijn twee pelotons ingezet als Police Mentoring Team gedurende TFU BG-12. Daarnaast zijn individuele militairen ingezet bij de Air Task Force in de functie van doorgunner.

Delen van de logistieke eenheden zijn ingezet tijdens TFU BG-11. Bij het inzetten van 13 Infanteriebataljon tijdens TFU BG-11 is het gerelateerde deel van 11 Bevoorradingscompagnie en 11 Herstelcompagnie ingezet ter ondersteuning.

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

In tegenstelling tot wat is gemeld in de begroting, zijn de brigadestaven van 13 en 43 Mechbrig niet als geheel ingezet als TFU-staf. Op incidentele basis is personeel van met name brigadestaf 43 Mechbrig wel ingezet als kernfunctionaris in de staf TFU.

42 Pantserinfanteriebataljon heeft opgetreden als kerneenheid van TFU BG-12. 17 Pantserinfanteriebataljon heeft één compagnie geleverd voor TFU BG-11. 44 Pantserinfanteriebataljon heeft een verkenningspeloton geleverd voor TFU BG-11. In tegenstelling tot waar in de begroting vanuit werd gegaan, heeft 45 Pantserinfanteriebataljon geen force protection geleverd ten behoeve van de RDTF. De force protection werd geleverd door coalitiepartners.

Een detachement van 42 Brigadeverkenningseskadron is ingezet als Observer Mentoring Liaison Team vanaf november 2009 tot en met februari 2010.

De artillerie heeft bijgedragen aan ISAF met telkens één vuurmondpeloton aan TFU BG-11 (11 Afdeling Rijdende artillerie) en TFU BG-12 (14 Afdeling Veldartillerie). Hoewel in de begroting daar nog vanuit is gegaan, zijn er geen vuurmondpelotons meer ingezet als onderdeel van de RDTF.

Een compagnie van 11 Pantsergeniebataljon van 43 Mechbrig is ingezet ter ondersteuning van de battlegroup tijdens TFU-11. Van 41 Pantsergeniebataljon van 13 Mechbrig is een compagnie ingezet ter ondersteuning van de battlegroup tijdens TFU-12. Door de bataljons is uiteindelijk geen ondersteuning verleend aan de RDTF, hoewel hier in de begroting nog wel van werd uitgegaan.

Staf 43 Herstelcompagnie is van oktober 2009 tot en met maart 2010 ingezet als PRT-8. 13 Herstelcompagnie heeft met een herstelpeloton bijgedragen aan TFU BG-12.

Operationeel ondersteuningscommando Land (OOCL)

Een kernstaf uit de staf OOCL heeft vanaf augustus tot en met december 2010 leiding gegeven aan de Nederlandse redeployment.

Het Commando Luchtdoelartillerie heeft vanaf januari tot en met juli 2010 personeel geleverd ten behoeve van de psychological operations-elementen van ISAF en de RDTF. Deze inzet was niet in de begroting voorzien. Delen van het CIS 3-bataljon hebben tot en met oktober 2010 de TFU, de RDTF en EUFOR operationeel ondersteund.

Ook 103 ISTAR 4-bataljon en het CIMIC 5-bataljon hebben sterk bijgedragen aan ISAF en de RDTF. Vanuit het ISTAR-bataljon is elke battlegroup met een ISTAR-module ondersteund. Deze modules werden steeds vier maanden ingezet . Ook is personeel van dit bataljon ingezet als deel van de RDTF. Vanuit het CIMIC-bataljon is elk PRT gesteund met twee Cimic Support Elements gedurende 2010. Ook is de staf van het CIMIC-bataljon ingezet als staf PRT-9.

Alle logistiek eenheden van het OOCL hebben verschillende bijdragen geleverd in 2010 aan ISAF fase III en vooral ook aan de RDTF.

400 Geneeskundig bataljon beschikt over zeven samengestelde geneeskundige clusters. Ten behoeve van de ondersteuning van TFU BG-11 en 12 en de RDTF is telkens één geneeskundig cluster ingezet.

Zowel 100 als 200 Bevoorradings- en Transportbataljon hebben met transport- en clustercompagnieën bijgedragen aan TFU BG-11 en 12. Daarnaast vormde 200 Bevoorradings- en Transportbataljon de kern van de RDTF. Dit gebeurde met minder personeel dan oorspronkelijk voorzien in de begroting.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)

Door de EODD zijn tijdens ISAF fase III tot en met juli 2010 vijf ploegen ingezet. Vanaf augustus tot en met november 2010 heeft de EODD de RDTF met één ploeg ondersteund. Daarnaast leverde de EODD personeel ten behoeve van Weapon Intelligence Teams, die een belangrijke rol speelden bij de bestrijding van de dreiging op het gebied van IED’s. Omdat dit personeel over specifieke kennis en ervaring dient te beschikken, ging deze inzet ten koste van het aantal in Nederland beschikbare ploegen.

Nationale inzet

Militaire bijstand en steunverlening

In het kader van de afspraken over de intensivering van ICMS had het CLAS in 2010 continue in totaal 3 200 militairen op afroep gegarandeerd beschikbaar:

  • 2 000 militairen voor algemene steun

  • 1 200 militairen voor specifieke taken binnen de ICMS-afspraken

Bovenstaande op afroep beschikbare militairen waren daarbij beschikbaar uit alle organieke eenheden van het CLAS, ook van eenheden die als voortzettingsvermogen (OD3) zijn opgenomen in begroting en realisatie.

Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning, hebben eenheden van het CLAS in 2010 aan diverse multidisciplinaire oefeningen met civiele autoriteiten deelgenomen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De uitvoering van een multidisciplinaire evacuatieoefening van het RMC Zuid samen met de Universiteit van Eindhoven uitgevoerd (WAKE-UP). Diverse eenheden van het CLAS hebben hieraan een bijdrage geleverd (onder andere 30 Natresbat, het OOCL en de EODD). Deze oefening heeft de multidisciplinaire samenwerking in de regio versterkt.

  • Een Bomb Scene Management Training waaraan de EODD met het Korps Landelijke Politie Diensten heeft deelgenomen.

Voorbeelden van verleende militaire bijstand en steunverlening:

  • Specialisten vanuit 103 ISTAR-bataljon hebben de politie meerdere malen ondersteund met kennis, expertise en middelen in verschillende politieonderzoeken.

  • Meerdere keren heeft het CLAS in het kader van de openbare orde en veiligheid op verschillende plaatsen in het land luchtsurveillance uitgevoerd met het RAVEN-systeem (onbemand observatievliegtuig).

  • In juli 2010 is specifieke steun geleverd aan de bestrijding van een grote brand op de Strabrechtse Heide bij Heeze.

  • Eenheden van het CLAS hebben steun verleend aan diverse evenementen, zoals de Veteranendag en Prinsjesdag in Den Haag, Sail Amsterdam, de Vierdaagse in Nijmegen en de Nationale Taptoe in Rotterdam.

  • De Berging Identificatie Dienst van het CLAS heeft steun geleverd aan de civiele autoriteiten bij de berging van een slachtoffer uit de Tweede Wereldoorlog in Arnhem.

  • In het kader van Host Nation Support zijn Britse en Amerikaanse munitie- en wapentransporten begeleid en is hiervoor bewakings- en beveiligingssteun geleverd.

Binnen de Veiligheidsregio’s (VR) levert het CLAS een voortdurende bijdrage aan het opstellen van crisisplannen en multidisciplinaire Opleidings- en Trainingsproducten. Verder neemt het CLAS deel aan periodieke oefeningen van het Regionaal Operationeel Team (ROT) en bereiden ze bijstandsverzoeken voor. De Officieren Veiligheidsregio leveren op verzoek van de VR bijdragen aan onder andere het implementeren van Netwerkcentrisch werken. In 2010 zijn diverse rampenoefeningen ondersteund.

Het Staf Detachement Nationale Operaties (SDNO) is per 1 maart 2010 ingesteld. Het SDNO levert stafcapaciteit en het stafproces ten behoeve van de Landelijk Operationele Staf (LOS). Het SDNO kan in het kader van de derde hoofdtaak per 1 maart 2010 aan iedere calamiteitenorganisatie worden toegevoegd. Het SDNO heeft gedurende 2010 opgewerkt om per 1 januari 2011 initieel operationeel te zijn voor de LOS. Inmiddels is de datum voor het initieel operationeel zijn van de LOS bijgesteld naar 1 maart 2011. De bovenregionale groepen liaisonofficieren vormen een geïntegreerd onderdeel van het SDNO. 6

In de loop van 2010 hebben zich diverse opbouwactiviteiten voorgedaan, waaronder maandelijkse bereikbaarheidstesten via het SITCEN CLAS, een opkomstoefening, de oefening LOS-VAST (procedure oefening ter voorbereiding van CYBERSTORM) en deelname aan de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnitieerde oefening CYBERSTORM.

4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert operationeel gerede lucht- en grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau zoals verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 3 van 18 september 2007). In de beleidsbrief worden de taken beschreven die eenheden van het CLSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de gereedheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CLSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben. Daarnaast moeten er voldoende wapensystemen en materieel beschikbaar zijn die voldoen aan alle operationele vereisten en moeten er voldoende mogelijkheden zijn om realistisch op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie worden weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de DMO.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

714 728

713 180

684 171

679 404

754 488

757 292

– 2 804

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Commando luchtstrijdkrachten

506 687

546 938

642 101

619 496

611 520

615 906

– 4 386

Commando luchtstrijdkrachten

439 276

479 164

580 709

561 483

554 376

546 485

7 891

Opleidingen

67 411

67 774

61 392

58 013

57 144

69 421

– 12 277

Kustwacht voor de Nederlandse

15 303

3 901

0

0

0

0

0

Antillen en Aruba

       

Totaal programma-uitgaven

521 990

550 839

642 101

619 496

611 520

615 906

– 4 386

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando luchtstrijdkrachten

126 117

129 393

74 816

99 083

100 861

92 606

8 255

Bijdragen aan baten-lastendiensten

12 728

14 333

12 566

11 405

8 707

8 780

– 73

Totaal apparaatsuitgaven

138 845

143 726

87 382

110 488

109 568

101 386

8 182

Totaal uitgaven

660 835

694 565

729 483

729 984

721 088

717 292

3 796

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

17 592

16 829

10 877

9 970

15 986

9 181

6 805

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

Overeenkomsten met een facilitair karakter meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig, waardoor de verplichtingen € 3,4 miljoen minder hard stijgen dan de uitgaven. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

Een hogere personele vulling dan gepland heeft geresulteerd in hogere personele uitgaven van € 3 miljoen. Verder is een groot aantal (kleine) exploitatie-mutaties uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de overheveling van € 1,6 miljoen vanuit de DMO voor het EATC.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten van het CLSK hebben voor € 2,2 miljoen betrekking op de afwikkeling van oude vorderingen op onder andere Canada (Goose Bay), voor € 0,8 miljoen civiel medegebruik van maritiem Vliegkamp De Kooy en voor € 3,4 miljoen extra ontvangsten voor geneeskundige zaken als tandheelkunde en fysiotherapie. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2010

Realisatie 2010

Operationele doelstelling 1

153,8

116,5

Operationele doelstelling 2

218,6

241,6

Operationele doelstelling 3

174,1

196,3

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen bij die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 (OD1): Beschikken over operationeel gerede expeditionaire eenheden luchtstrijdkrachten voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a (OD2a): Beschikken over operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Om met luchtgebonden eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een deel van de luchtgevonden eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak. Organieke taken zijn een combinatie van taken waarvoor de eenheid standaard is ingericht.

Operationele doelstelling 2b (OD2b): Beschikken over specifiek operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval alleen bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij specifiek operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3 (OD3): Beschikken over voortzettingsvermogen van eenheden bij de luchtstrijdkrachten.

Om expeditionaire eenheden gereed te kunnen houden, is een groter aantal middelen noodzakelijk dan direct operationeel nodig is. Hierdoor is het mogelijk te recupereren, gepland onderhoud uit te voeren en personeelsleden opleidingen te laten volgen.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen bij die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Luchtstrijdkrachten 2010
 

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voort-zettingsvermogen

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal eenheden

(OD1 + OD2 + OD3)

Geplande inzet

(OD1)

Operationeel gereed

(OD2)

OD3

   

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Organiek

Specifiek

Jachtvliegtuigen

Squadron

5

0,4

0,4

2,0

1,5

0

2,6

3,1

Gevechtshelikopters

Squadron

1

0,2

0,2

0,5

0,1

0,2

0,3

0,5

Transporthelikopters

Squadron

2

0,6

0,2

0,8

0,3

0,2

0,6

1,2

Maritieme helikopters

Squadron

1

0,1

0,1

0,4

0,2

0

0,5

0,7

SAR helikopters

Squadron

1

0,3

0,6

0,3

0

0

0,4

0,4

Luchttransport

Squadron

2

0,2

0,9

1,0

0,4

0

0,8

0,7

Geleide wapens

Fire platoon

4

0

0

4,0

2,1

0

0

1,9

OGRV

Pelotons

3

0,5

0,4

1,0

2,5

0

1,5

0

Air Operations Control Station

Eenheid

1

1,0

1,0

0

0

0

0

0

NDMC

Eenheid

1

0

0

1,0

1,0

0

0

0

Kustwacht

Eenheid

1

0,5

0,5

0,5

0,3

0

0

0,2

NB: door afronding op één decimaal kunnen kleine afwijkingen ontstaan in de totalen.

Toelichting

Algemeen

Midden 2008 is besloten om de missie ISAF fase III met twee jaar te verlengen tot 1 augustus 2010.

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersings- en humanitaire operaties. De gerealiseerde inzetopdrachten komen door diverse oorzaken niet volledig overeen met de geplande inzet in de begroting. De hoge belasting en slijtage van het materieel tijdens militaire operaties was van negatieve invloed op het gereedstellingsproces. Daarnaast bleken in 2010 onvoldoende materieelbudgetten voorhanden. Ook personeelstekorten van vooral technisch personeel waren van invloed op dit proces. Dit alles heeft bij verschillende eenheden geresulteerd in een lagere realisatie van de operationele gereedheid. De inzet van eenheden voor operaties kreeg echter de hoogste prioriteit en bleef daardoor altijd gewaarborgd. In onderstaande paragrafen is de tabel verder toegelicht. CLSK heeft in 2010 aan al zijn inzetopdrachten voldaan.

Binnen het begrip Operationele Gereedheid (OD2) is onderscheid te maken tussen operationele gereedheid en specifieke gereedheid. In de paragraaf Operationele Gereedheid (OD2) wordt toegelicht wat de reden is geweest voor de realisatie van deze specifieke gereedheid.

De begroting over 2010 kende geen opdrachten tot specifiek gereedstellen van eenheden. De gereedstellingsopdracht betrof alleen de volledige organieke taak. In dit jaarverslag wordt echter wel over specifieke gereedstelling gerapporteerd. De reden is dat de Algemene Rekenkamer eind 2009 – terwijl de begroting 2010 al was vastgesteld – heeft opgeroepen tot meer transparantie bij de feitelijke resultaten van gereedstelling, opdat beter inzicht ontstaat in wat «Defensie kan leveren». Ook in het jaarverslag over 2009 is om deze reden al gerapporteerd over specifieke gereedstelling (Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie, Kamerstuk 32 248, nrs. 1–2).

Internationale inzet

Jachtvliegtuigen

Van januari tot en met december zijn permanent vier F-16 jachtvliegtuigen ingezet voor de ISAF-operatie in Afghanistan. In 2010 zijn negen F-16»s stand-by geweest voor de NRF/European Battle Group.

Gevechtshelikopters

Van januari tot november zijn permanent vijf Apache-gevechtshelikopters ingezet voor ISAF.

Transporthelikopters

Drie Chinook-helikopters en vijf Cougar-helikopters zijn achtereenvolgens ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan. Er zijn twee oorzaken voor het verschil bij de eerste operationele doelstelling tussen planning en realisatie. Ten eerste is bij de opstelling van de begroting uitgegaan van Cougar-helikopters, terwijl tijdens de realisatie zowel Cougar als Chinook-helikopters zijn ingezet. Voor eenzelfde transportcapaciteit zijn minder Chinook-helikopters dan Cougar-helikopters nodig. De gevraagde transportcapaciteit is echter volledig ingevuld. Ten tweede is midden 2010 besloten het laatste kwartaal van 2010 geen transporthelikopters meer in te zetten. Bij de uitvoering van de redeployment bleek dat de capaciteit niet meer nodig was, waardoor kosten konden worden bespaard.

Maritieme helikopters

In 2010 hebben verschillende Lynxhelikopters als boordhelikopter van de respectievelijke stationsschepen deelgenomen aan anti-drugsoperaties in het Caribische gebied en overige kustwachttaken. Daarnaast zijn er Lynxhelikopters als boordhelikopter ingezet voor de EU-operatie Atalanta en de Navo-operatie Ocean Shield. Bij beide operaties diende dit ter bescherming van civiele scheepvaart tegen piraterij.

Luchttransport

In de begroting zijn twee squadrons luchttransport en tankers opgenomen: één squadron met C-130 en één squadron met daarin de KDC-10, de F-50 en de Gulfstream IV. De KDC-10 en de C-130 zijn ingezet voor ondersteuning van de operatie ISAF. Ten opzichte van de begroting is meer inzet gerealiseerd dan vooraf gepland. Een grotere behoefte aan transportcapaciteit was hiervan de aanleiding.

In het kader van militaire bijstand en noodhulp is in 2010 het navolgende luchttransport ingezet. Er is twee maal met de KDC-10 richting Haïti gevlogen ten behoeve van het USAR-team. De eerste vlucht is uitgeweken naar Curaçao en op de terugweg zijn er adoptiekinderen meegevlogen. Met de tweede vlucht is het USAR-team opgehaald. Daarnaast is de Vliegbasis Eindhoven gebruikt voor het ontvangen van een tweede (civiele) vlucht met adoptiekinderen. Er zijn in 2010 twee vluchten met de KDC-10 uitgevoerd om gevangen genomen piraten voor berechting vanuit Somalië te vervoeren naar Nederland. Het ging om respectievelijk tien en vijf personen. Na de vliegramp te Tripoli is de enige overlevende met het regeringstoestel op vliegbasis Eindhoven gearriveerd. In december is er een KDC-10 ingezet voor het ophalen van archieven en bewijsmateriaal uit Sierra Leone ten behoeve van het Speciaal Hof voor Sierra Leone. Nabestaanden van gesneuvelde Nederlandse militairen zijn in het laatste kwartaal met luchttransport naar Afghanistan vervoerd voor een bezoek aldaar.

In 2010 is de Vliegbasis Eindhoven achttien keer beschikbaar gesteld voor Europese geldtransporten. Op de vliegbasis wordt hiervoor een platform ter beschikking gesteld en worden extra beveiligingsmaatregelen uitgevoerd in samenwerking met het CKmar.

Gedurende 2010 zijn diverse opdrachten voorbereid die echter niet tot uitvoering zijn gekomen. Het ging om het ophalen van strooizout met C-130 begin februari, het ophalen van stoffelijke overschotten na de vliegramp te Tripoli met de KDC-10, het verplaatsen van noodhulpmateriaal naar Hongarije voor de overstromingen aldaar in mei 2010 en noodhulp voor St. Maarten na de storm in augustus. Twee maal is een KDC-10 beschikbaar gesteld ten behoeve van noodhulp voor Pakistan eind september 2010 en voor luchttransport in het kader van noodhulp naar Albanië en Montenegro in december dat jaar.

OGRV-pelotons

Eén Operationeel Grond Verdedigingspeloton (OGRV-peleton) s gedurende vijf maanden ingezet voor ISAF. Het kleine verschil tussen doelstelling en realisatie wordt veroorzaakt door de afronding van getallen.

Brandweer

In 2010 is op vliegbasis Minhad in de Verenigde Arabische Emiraten tot begin december één MAC-11 crashtender (brandweervoertuig) met drie man personeel ingezet. Naar aanleiding van een multinationale overeenkomst is besloten na het vertrek van het Canadese contingent met ingang van december de Nederlandse bijdrage uit te breiden tot twee MAC-11 crashtenders en zes man personeel. Op Tarin Kowt zijn twee MAC-11 crashtenders, twee (kleinere) MAC-06 crashtenders en een voertuig ten behoeve van de kampbeveiliging ingezet met in totaal elf man personeel.

Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

In het kader van NRF-14 heeft de Nationale Datalink Management Cel de Navo-standaard voor communicatie (Link-16) mogelijk gemaakt aan boord van Hr.Ms. Johan de Witt.

Nationale inzet

Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

Er is ondersteuning verleend aan de Quick Readiness Alert (QRA)-inzet en taakuitvoering met een robuust operationeel netwerk dat communicatie tussen vliegtuigen onderling en tussen vliegtuigen en grondeenheden mogelijk maakt, ook wel Link 16 genoemd.

Demonstratie- en herdenkingsvluchten

Er zijn diverse demonstratievluchten uitgevoerd met helikopters en vastvleugelige toestellen. Ook is er een bijdrage geleverd aan herdenkingen, zoals bij Roermond en Margraten. De C-130 heeft ondersteuning geleverd aan de herdenking van operatie Market Garden. Tijdens het bevrijdingsfestival hebben helikopters artiesten op diverse bestemmingen gebracht. Met een Alouette zijn journalisten vervoerd bij het evenement Sail in Amsterdam.

Militaire Bijstand en Steunverlening

In het kader van de derde hoofdtaak van Defensie levert het CLSK gereedgestelde eenheden voor de militaire bijstand in het kader van ICMS, steunverlening in het openbaar belang en noodhulp. De volgende gereedstelling is in 2010 gerealiseerd: twee QRA F-16»s, gereedstelling van helikoptercapaciteit ten behoeve van Search and Rescue (SAR), patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden en andere nationale taken (bijvoorbeeld bluscapaciteit met transporthelikopters en luchttransport voor noodhulp). Daarnaast was er de beschikbaarheid van 50 militairen op 24 uur-waarschuwingstijd en 250 militairen op 48 uur-waarschuwingstijd in het kader van ICMS. Ten slotte is CLSK gevraagd zogenaamde niet-gegarandeerde capaciteiten in te zetten. Hieronder is beschreven welke inspanning het betreft.

Jachtvliegtuigen

In juni is de QRA (twee F-16»s op Quick Readiness Alert) ingezet ten behoeve van de onderschepping van een Turks verkeersvliegtuig dat niet reageerde op oproepen van de luchtverkeersleiding. In oktober is een onderschepping uitgevoerd van twee Russische Bears met de QRA.

SAR-helikopters

De Agusta Bell (AB-412) helikopters van het SAR-Squadron hebben gedurende het jaar 2010 in totaal 200 patiëntenvluchten uitgevoerd. Daarnaast zijn er tien SAR-vluchten uitgevoerd. In totaal is 788 uur gerealiseerd, de taakopdracht was 1 050 uur.

Het verschil in realisatie is onder meer het gevolg van vertragingen in het opzetten van onderhoudscontracten met de industrie. Door aanpassingen van de planning en door het uitvoeren van een inspectie in eigen beheer bleef de inzet voor SAR en patiëntenvluchten gegarandeerd.

De Lynx SAR-helikopters van het Defensie Helikopter Commando, gestationeerd op Maritiem Vliegkamp de Kooy, hebben gedurende 2010 in totaal 24 patiëntenvluchten uitgevoerd. Daarnaast zijn er 13 SAR-vluchten geweest. In totaal zijn 37 vluchten uitgevoerd met een totale vliegduur van 74,2 uur.

Vluchten/urenrealisatie:

SAR (medisch evacueren)

24

46,6 uur

SAR (overig)

13

27,6 uur

Gevechtshelikopters

In 2010 zijn geen gevechtshelikopters inzet voor nationale operaties.

Transporthelikopters

In juli zijn op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties één Alouette-, één Cougar- en één Chinook-helikopter ingezet om het Nederlands elftal te begeleiden.

Cougar en Chinook-transporthelikopters hebben in 2010 meerdere keren assistentie verleend bij het blussen van branden. Er zijn twee Cougar-helikopters ingezet voor het blussen van een duinbrand nabij Bergen (Noord-Holland). Een Chinook-helikopter is ingezet voor het blussen van een brand op Kamp de Kiek (Alphen Riel) en in juni en juli is een Cougar-helikopter ingezet op de Strabrechtse Heide. Er is geblust met beide types bij een bosbrand bij Oisterwijk in juli. Cougar-helikopters hebben in enkele gevallen de taak van het Patiëntenvervoer van de AB412 overgenomen toen deze helikopters niet beschikbaar waren.

E-One schuimblusvoertuigen

Het CLSK heeft in 2010 meerder malen schuimblusvoertuigen van het type E-ONE ingezet ter ondersteuning van de civiele brandweer. In maart is er met een E-ONE van de Vliegbasis Eindhoven een vrachtwagen met hooi geblust op de snelweg A2 en in april 2010 is er met een E-ONE geassisteerd bij een uitslaande brand in een timmerfabriek te Someren. De vliegbasis Gilze-Rijen heeft in april twee E-ONE’s ingezet voor een bermbrand nabij munitiekamp Alphen Riel en in juni één voor de brand op Kamp de Kiek (Alphen Riel). In juli is er een gecombineerde inzet geweest van blusheli en in totaal vier E-ONE’s voor de bestrijding van de bos- en heidebrand op de Strabrechtse heide. De E-ONE's waren afkomstig van de vliegbases Woensdrecht, Eindhoven en Volkel.

Dorniers (kustwacht)

De Dorniers hebben in 2010 een totaal van 1973 uren gevlogen. Hiervan zijn 1 500 uur gevlogen voor de Kustwachttaken, hetgeen ook overeen kwam met de door de Kustwacht gestelde norm. Van de overige uren kwam 100 uur voor rekening voor de basisopleiding luchtvaartnavigatoren, de overige 373 uren zijn besteed aan opleiding, training en instandhouding van de vliegers.

Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS NM)

Naast de begeleiding van de twee eerder genoemde QRA-vluchten heeft het AOCS in 2010 tien incidenten afgehandeld waarbij geen radioverkeer tussen de begeleidende grondstations en toestellen was. Tweemaal betrof dat incidenten van twee Russische Bear bommenwerpers. De eerste maal werden de toestellen gevolgd door de Duitse QRA en zijn de bommenwerpers niet in het Nederlands luchtruim geweest. De tweede maal zijn de toestellen door de Nederlandse QRA gevolgd (zie boven). Eenmaal is de QRA door het AOCS naar een hogere gereedheid gebracht wegens een onbekend toestel.

Extra openstelling vliegbases voor nationale operaties

Ten behoeve van incidenteel gebruik door derden zijn in 2010 de vliegbases 24 keer buiten de reguliere openingstijden ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld voor orgaantransplantatievluchten.

Afstoten en opheffen

Nederland heeft in november 2010 zes F-16 toestellen aan Chili overgedragen. De overige twaalf toestellen zullen dit jaar volgen.

In 2010 was afstoting voorzien van twee F-50 transportvliegtuigen. Deze zijn daarom vanaf 1 oktober 2010 niet meer operationeel gereed gesteld.

Operationele gereedheid

Jachtvliegtuigen

De doelstelling voor Operationele Gereedheid (OD2) is in 2010 niet helemaal gerealiseerd. In de eerste twee maanden van 2010 zorgden de extreme weersomstandigheden voor aanzienlijk minder mogelijkheden om gereedheid te kunnen realiseren. Vervolgens heeft de in februari ingestelde verplichtingenpauze grote gevolgen gehad voor de jachtvliegtuigen, waardoor benodigde reservedelen niet beschikbaar waren en onderhoudscontracten niet konden worden afgesloten. Ten slotte is het in september geconstateerde tekort op het brandstofbudget ook van invloed geweest op een dalende realisatie van de doelstellingen.

Maritieme helikopters

Als gevolg van nieuwe besluitvorming in het project Uitfasering Lynx-helikopters is er begin 2010 een bijstelling geweest van het aantal beschikbare toestellen. Dit aantal lag lager dan waar bij de begroting van is uitgegaan. Hierdoor is de realisatie van OD2 lager dan voorzien. Met de overgebleven Lynx-helikopters is echter gewoon aan de daarvoor geldende gereedheidsnormering voldaan.

Geleide Wapens

De realisatie van de doelstelling is onder de norm geweest als gevolg van uitlopende modificaties die zijn uitgevoerd op de verschillende (Commando)-containers en door klachten ten aanzien van verschillende systeemonderdelen. Tevens is de verminderde beschikbaarheid van personeel van invloed geweest die het gevolg is van individuele uitzendingen, opleidingen, vacatures en systeembeperkingen. Door onderlinge uitwisseling van systemen tussen de eenheden is de inzet van één cluster van twee Fire Platoons altijd gegarandeerd conform de gestelde eisen.

Kustwacht

De Kustwacht laat een kleine afwijking zien bij OD2. Deze is het gevolg van het niet meenemen van het onderhoud in de begroting onder het voortzettingsvermogen (OD3) terwijl deze wel is gerealiseerd. De kustwacht heeft wel volledig aan al haar opdrachten en verplichtingen voldaan.

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CKmar levert een bijdrage aan een veilige samenleving door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met een militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. Het CKmar draagt, als onderdeel van de krijgsmacht, bij aan de taken die in de Grondwet zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Verder staan de taken van het CKmar vermeld in ondermeer de Politiewet 1993, de Vreemdelingenwet 2000, de Luchtvaartwet en de Paspoortwet. De beleidsverantwoordelijke ministers bepalen jaarlijks de wijze waarop de taken van het CKmar moeten worden uitgevoerd.

Het CKmar kan snel en flexibel inspelen op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers. De taken van het CKmar zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving en blijven dit ook in de toekomst.

Verantwoordelijkheid

De minister is als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. De uitvoering heeft hij opgedragen aan de commandant van het CKmar.

Doelbereiking

Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket.

Het CKmar is belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in artikel 6 van de Politiewet 1993 de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar heeft snel en flexibel ingespeeld op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden of beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende opleidings-, oefen- en trainingsmogelijkheden.

Commissie Evaluatie Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2010

De commissie-Vliegenthart heeft in februari 2009 geconstateerd dat Defensie met de uitvoering van het Beleidsplan de juiste weg is ingeslagen en dat veel is bereikt en verbeterd. De uitvoering van het proces is echter nog niet voltooid. In 2010 heeft het CKmar zich ingespannen de doelstellingen te bereiken en het proces tot een blijvend succes te maken. Het CKmar heeft zich hierbij in het bijzonder gericht op de thema’s leiderschap, werkdruk en zingeving, flexibiliteit en generalisme en personeel en organisatie. De commissie-Vliegenthart heeft in het najaar van 2010 de inspanningen en het effect hiervan opnieuw getoetst. Door de commissie is geconstateerd dat het CKmar zich verder heeft ontwikkeld langs de lijnen van het Beleidsplan Kmar 2010.

Werkdruk, werkbeleving en zingeving

De werkdruk bij het CKmar is evenwichtiger over de organisatie verdeeld door een herverdeling van het personeel en een meer flexibele personeelsinzet. De leidinggevenden besteden aandacht aan afwisseling van werkzaamheden voor het personeel. Een voorbeeld hiervan is dat een aantal oefeningen van de Mobiele Eenheid (ME) is vervangen door reële inzet met de politie. De lage werkdruk en zingeving bij de medewerkers die belast zijn met wacht- en bewakingstaken blijven echter een aandachtspunt. Met innovatieve oplossingen en investeringen in de loopbaan van het desbetreffende personeel maakt het CKmar het werk aantrekkelijker.

Leiderschap

Het CKmar blijft investeren in de kwaliteit van leiderschap en heeft structurele voorzieningen getroffen om de kwaliteit hiervan te waarborgen. Zo zijn bijvoorbeeld bevoegdheden en verantwoordelijkheden lager in de organisatie belegd en wordt hieraan in de organisatie voortdurend aandacht besteed.

Personeel en organisatie

Het CKmar heeft een nieuw loopbaanbeleid ontwikkeld. Dit wordt in een pilot voor heel Defensie getoetst. De rollen in het sturingsconcept ten aanzien van P&O zijn verduidelijkt. De kwaliteit van het P&O-beheer heeft voordurend de aandacht. Naast het sturen en fysiek vullen van de organisatie heeft de mens achter de getallen nadrukkelijk de aandacht.

Flexibiliteit en Generalisme

Een flexibele inzet in combinatie met een brede inzetbaarheid draagt bij aan een positieve werkbeleving en verbetert de resultaten van de werkzaamheden. Het CKmar heeft hiertoe verscheidene maatregelen genomen. Zo worden steeds meer generalistische teams ingezet waarin ervaren medewerkers van uiteenlopende disciplines elkaar ondersteunen. Voorts hebben brigades met een relatief eenzijdig werkaanbod afspraken gemaakt over het onderhouden van de basisvaardigheden door de medewerkers. De medewerkers ervaren generalisme over het algemeen als een verrijking van de taakuitvoering.

Interne en Externe aansturing

De aansturing is verbeterd door het opnieuw beleggen van taken. De rol van de districtscommandant als integraal verantwoordelijke wordt daarbij zoveel mogelijk gerespecteerd en ingevuld. De commissie signaleert dat door de gezagsdragers nog steeds onvoldoende invloed uitgeoefend wordt op de prioriteitstelling van het CKmar. Indien de beschikbare capaciteit onvoldoende is om alle gewenste veiligheidsdiensten te bemannen, dient het gezag uitdrukkelijk prioriteiten en posterioriteiten te benoemen. Hierover wordt met de gezagsdragers nog in overleg getreden.

Schiphol

De problemen bij de personele vulling van de Brigade Grensbewaking van het district Schiphol zijn opgelost. Een van de belangrijkste resultaten is dat generalisme op Schiphol vorm heeft gekregen. Het vastleggen van de vaardigheden gekoppeld aan werkzaamheden heeft een positieve invloed op de werkbeleving van de medewerkers. Door onder andere de invoering van generalisme is de uitwisselbaarheid van personeel uit de verschillende brigades vergroot. Hiermee heeft het district Schiphol zelf de piekbelastingen opgelost.

Ontwikkelagenda

Het Beleidsplan Kmar 2010 en het rapport «Doorpakken richting 2010» zijn inmiddels opgevolgd door een ontwikkelagenda. Deze ontwikkelagenda geldt als basis om de geleidelijke en constante ontwikkeling van verdere verbeteringen te bewerkstelligen.

Uitkomsten werkbelevingsonderzoek

In 2008 is het voorlaatste werkbelevingsonderzoek uitgevoerd bij het CKmar. Mede op basis van dat onderzoek en andere onderzoeken die binnen het CKmar zijn uitgevoerd,zijn maatregelen genomen om de werkbeleving bij het CKmar te verbeteren. Begin 2011 is het personeel van het CKmar opnieuw uitgenodigd om deel te nemen aan het werkbelevingsonderzoek genaamd PICTURE. Op basis van de respons van het onderzoek (66 procent) kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar de totale populatie van het CKmar. De respons is overigens nagenoeg gelijk aan de respons in 2008.

Een eerste analyse van de uitkomsten van het werkbelevingsonderzoek laat zien dat de medewerkers van het CKmar enthousiast zijn over het werk, er plezier in hebben en dat men het werk ook aan kan. Medewerkers hebben een gezonde mate van bevlogenheid en zijn over het algemeen tevreden en voelen zich betrokken, zowel bij hun eigen eenheid als bij het CKmar. In vergelijking met het onderzoek uit 2008 wordt de werkdruk nu als passend ervaren. Daarnaast is men positief over de werksfeer en heeft men het gevoel dat men rechtvaardig wordt behandeld binnen de organisatie. Ook vindt men dat afspraken worden nagekomen en dat de organisatie geïnteresseerd is in zijn of haar welzijn. Het personeel is echter wel onzeker over de toekomst. Dit mede als gevolg van de verwachte bezuinigingen en de wijzigingen van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Ondanks dat zet men zich volledig in voor zijn of haar taak. Aan de medewerkers is gevraagd wat er zou moeten veranderen om te bereiken dat men met (nog) meer plezier naar het werk gaat. Verbetering van de loopbaanmogelijkheden blijft in dat verband een aandachtspunt. Een ander aandachtspunt betreft de arbeidsomstandigheden. 7 Leiderschap wordt nu overigens minder vaak als aandachtspunt genoemd als in 2008. Over het algemeen lijkt men hier meer tevreden over dan in 2008. Net als in 2008 wordt communicatie genoemd als aandachtspunt. Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.

Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

355 987

311 429

381 054

399 720

381 059

395 351

– 14 292

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Operationele taakvelden

327 112

335 547

344 723

331 247

369 403

366 339

3 064

Operationele taakvelden

290 594

296 497

299 037

299 037

321 178

322 134

– 956

Opleidingen

36 518

39 050

45 686

45 686

48 225

44 205

4 020

Totaal programma-uitgaven

327 112

335 547

344 723

331 247

369 403

366 339

3 064

Apparaatsuitgaven

       

Staf Koninklijke Marechaussee

35 585

32 844

31 355

30 184

30 427

25 893

4 534

Bijdragen aan baten-lastendiensten

2 838

4 722

4 357

4 200

3 584

3 119

465

Totaal apparaatsuitgaven

38 423

37 566

35 712

34 384

34 011

29 012

4 999

Totaal uitgaven

365 535

373 113

380 435

365 631

403 414

395 351

8 063

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

5 546

4 940

4 839

8 301

5 941

4 652

1 289

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De lagere verplichtingen worden voor € 11 miljoen veroorzaakt doordat de overeenkomsten met een facilitair karakter (inclusief de huur van gebouwen en terreinen) meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig. Bovendien is de stand van de verplichtingen door een schoning in de administratie verlaagd met een bedrag van € 1,7 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Uitgaven

Hogere uitgaven worden voor € 6,1 miljoen veroorzaakt door een convenant tussen Buitenlandse Zaken en Defensie met betrekking tot de beveiliging van ambassades in het buitenland. Deze beveiliging wordt uitgevoerd door personeel van het CKmar. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling naar taakvelden

Verdeling gelden naar taakvelden CKmar

Bedragen x € 1 000

Begroting 2010

Realisatie 2010 1

Verschil

Operationele taakvelden

322 134

321 178

– 956

    

Beveiliging

69 968

79 305

9 337

Vreemdelingenwetgeving

151 049

147 904

– 3 145

Militaire politietaken

30 252

46 559

16 307

Politietaken burgerluchtvaartterreinen

22 532

25 547

3 015

Assistentie, samenwerking en bijstand

8 607

4 799

– 3 808

Internationale crisis- en humanitaire operaties

39 726

17 065

– 22 661

X Noot
1

Dit bedrag is exclusief opleidingen.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

4

0

0

0

Aantal operationeel gerede eenheden (VTE'n) persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten

8

10

11 1

1

Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging in het kader van internationale vredesoperaties

20

20 (13) 2

20 (13)

0

Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

100%

0

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

100%

100%

0

X Noot
1

In het eerste kwartaal van 2010 is er geen registratie geweest. In het restant van het jaar zijn elf opdrachten persoonsbeveiliging bij het bezoek van militaire autoriteiten uitgevoerd.

X Noot
2

Defensie heeft besloten de gereedstellingsopdracht voor het Close Protection Team (CPT) van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) neerwaarts bij te stellen van 20 naar 13. Deze lagere gereedstelling is gerealiseerd in september 2010.

Toelichting tabel

Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Controle conform bepalingen Schengengrenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en, wat betreft Schiphol, binnen de met Amsterdam Airport Schiphol overeengekomen bezetting conform planning en verwachte passagiersaanbod van Schiphol.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil 2010

Burgerluchtvaart:

    

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%

100%

0

     

Cruiseschepen:

    

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

    

• inreis

79%

 

84%

– 16%

• uitreis

64%

 

92%

– 8%

     

Vrachtferry’s:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

    

• inreis

94%

 

84%

– 16%

• uitreis

96%

 

92%

– 8%

     

Personenferry’s:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

 

100%

  

• inreis

94%

 

84%

– 16%

• uitreis

96%

 

92%

– 8%

     

Pleziervaart:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

100%

– Landelijke projectdagen (gecombineerd met visserij), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft

5 projectdagen

3 projectdagen

3 projectdagen

0

     

Vissersschepen:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

100%

– Aantal projectdagen (gecombineerd met pleziervaart), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft

5 projectdagen

3 projectdagen

2 projectdagen

– 1

     

Vrachtvaart:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers.

100%

100%

100%

0

– fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS

 

100%

  

•  inreis

79%

 

84%

– 16%

• uitreis

88%

 

92%

– 8%

Toelichting tabel

Op basis van de Schengengrenscode (SGC) wordt idealiter iedere grenspassant van de buitengrens minimaal aan een eenvoudige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 2). Reizigers afkomstig van derde landen die de buitengrens van het Schengengebied passeren worden idealiter aan een grondige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 3). Voor burgerluchtvaart is sprake van een «gesloten systeem». Alle passagiers die het land in of uit reizen, worden vanzelf langs een controlepost geleid en aldaar fysiek gecontroleerd. De score van 100 procent fysieke controle is een logisch gevolg. De 100 procent administratieve controle voor de maritieme sector kan worden gegarandeerd aangezien alle informatie die door de vervoersmaatschappijen worden geleverd, in systemen wordt nagetrokken. De grondige (fysieke) controle op actuele risicoprofielen in de maritieme sector is in overleg met het beleidsverantwoordelijke departement risicogestuurd uitgevoerd. De daadwerkelijke controle heeft plaats aan de hand van de controleadviezen vanuit de risicoprofielen die in ZUIS 8 zijn vastgelegd. In overleg met het beleidsverantwoordelijke departement is door capaciteitsgebrek de norm gesteld op minimaal 75 procent daadwerkelijke controle van de uitgebrachte adviezen. De realisatie wordt bijgehouden voor de categorieën inreizende vaartuigen en uitreizende vaartuigen. De gerealiseerde percentages (84 procent voor inreizende vaartuigen en 92 procent voor uitreizende vaartuigen) betreffen een totaalscore van de verschillende segmenten.

Voor de segmenten pleziervaart en visserij geeft het CKmar invulling aan de doelstellingen door het risicogestuurd organiseren van landelijke controledagen. Op deze «projectdagen» is er sprake van 100 procent administratieve en fysieke controle. Daarnaast worden binnen deze segmenten aangemelde schepen die van buiten het Schengengebied komen meegenomen in de risicoanalyse van ZUIS. Op basis van het bijbehorende controleadvies worden de passagiers en de bemanning van het vaartuig administratief en indien nodig fysiek gecontroleerd. In 2010 zijn er vijf landelijke projectdagen georganiseerd. Op deze projectdagen wordt de prioriteit bij één segment gelegd. Het andere segment wordt gecontroleerd indien er voldoende aanbod, tijd en capaciteit beschikbaar is. De streefwaarde van drie projectdagen voor het segment visserij is hierdoor niet gerealiseerd.

In 2009 heeft de Europese Commissie de risicogestuurde uitvoering van het Schengen-aquis door Nederland geëvalueerd. In het voorjaar van 2010 is het rapport van de Schengen-evaluatiecommissie definitief vastgesteld. De algehele conclusie is dat Nederland op adequate wijze uitvoering geeft aan het Schengen-aquis.

Wachtrij op de luchthaven Schiphol

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

– Percentage van de passagiers dat bij aankomst maximaal 10 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole

99%

95%

– Percentage van de vertrekkende of transfererende passagiers dat maximaal 6 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole

81%

95%

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Vreemdelingen

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal vaststellingen van illegalen in het grensgebied

Inzet heeft plaats in overleg met het bevoegd gezag

3 624

Het aantal vaststellingen is afhankelijk van het aanbod

3 222

1

X Noot
1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Identiteit in het AC-proces

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

100% (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur

100%

100%

1

X Noot
1

In juli 2010 is de Algemene Asielprocedure (AA) verlengd naar 8 dagen. Door de aanpassing van het proces is de norm niet langer representatief voor het proces. Een nieuwe indicator is in ontwikkeling.

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland.

5 394

Het aantal uitzettingen is afhankelijk van het aanbod

6 451

1

X Noot
1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Toelichting tabel

Amsterdam Airport Schiphol (AAS) voert sinds eind 2009 geen metingen meer uit. Het CKmar heeft alle balies bezet conform planning op basis van het verwachte passagiersaanbod van Schiphol. Deze flexibiliteit heeft ertoe bijgedragen dat de zomerpiek adequaat is afgehandeld. Naar verwachting worden midden 2011 herziene prestatie-indicatoren geïntroduceerd in overleg met AAS en het beleidsverantwoordelijke departement.

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

    

Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn

99%

90%

95%

5%

Aantal misdrijfdossiers

1 250

1 500

1 194

– 306

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

42%

50%

49%

– 1%

Percentage technisch sepot

10%

<5%

8%

3%

Toelichting tabel

Er zijn in 2010 1194 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie (OM) te Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 160 misdrijfverbalen aangeboden aan andere Openbaar Ministeries. Hoewel een verbetering zichtbaar is in het percentage technische sepots, is de norm in 2010 niet gehaald. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een aantal met elkaar samenhangende misdrijfverbalen die om dezelfde reden zijn geseponeerd.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchtvaartterreinen.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

    

Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn.

98%

90%

91%

1%

Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn.

93%

90%

85%

– 5%

Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn.

96%

90%

96%

6%

Toelichting tabel

Aan de doelstelling inzake de response-tijden is in 2010 niet geheel voldaan. Het gebrek aan eenduidige registratie is de voornaamste oorzaak voor de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale maar gaat ter plaatse direct over tot hulpverlening.

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal beschikbare eenheden

    

– 4 ME-pelotons (Mobiele Eenheden)

4

4

4

0

– 4 BE-pelotons (Bijstandseenheden)

3

4

3

– 1

– 1 AE (Aanhoudingseenheid)

1

1

1

0

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen.

In verband met een efficiencymaatregel zijn in 2009 twee pelotons van de Bijstandseenheid (BE) van het District West samengevoegd voor statische beveiligingstaken.

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties CKmar 2010

Totaal aantal eenheden

Realisatie 2010

  

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Ingezet

Operationeel gereed

CKmar

Personeel voor civiele politiemissies

306 Mil

gem. 107

46

153

CKmar

BE-peloton voor Crowd Riot Control (CRC)

1

0

1

0

CKmar

Personeel t.b.v. het samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIPS in het buitenland

60 Mil

gem. 16

4

20

CKmar

Eskadron MP t.b.v. inzet i.h.k.v. Navo-opdrachten; reactietermijn van 180 dagen

1

X Noot
1

Eind 2009 is – als gevolg van de bezuinigingen en na vaststelling van de Ontwerpbegroting 2010 – besloten om met ingang van 1 januari 2010 niet langer het halve eskadron MP gereed te stellen.

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen. Wat betreft de CRC-taak geldt dat de haalbaarheid afhankelijk is van de inzetlocatie en de beschikbare voorbereidingstijd. De huidige voertuigen (YPR) blijken niet geschikt te zijn voor alle inzetvormen (zowel in nationaal als expeditionair verband).

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De DMO zorgt voor modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Doelbereiking

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door levering van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door de aanschaf van het materieel, de instandhouding en de afstoting. Hierbij was de DMO beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling. In de paragraaf prestatiegegevens van de DMO wordt toegelicht in hoeverre deze doelstellingen zijn bereikt.

Externe factoren

Het verwerven van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel is mede afhankelijk van de door de klant gestelde eisen en de productiecapaciteit van de leveranciers. De beschikbaarheid van capabel geschoold personeel, de toepasbaarheid van ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek en de stand van de techniek bepalen in hoge mate het behalen van deze algemene doelstelling. In 2010 is bovendien de problematiek van de hoge kosten van de materiële exploitatie een beperkende factor gebleken.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

2 807 209

2 379 718

1 933 323

2 180 072

1 128 782

1 794 099

– 665 317

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Investeringen zeestrijdkrachten

329 359

266 637

240 177

411 184

264 813

289 478

– 24 665

Investeringen landstrijdkrachten

520 900

649 360

637 886

562 788

363 811

355 702

8 109

Investeringen luchtstrijdkrachten

280 824

438 244

426 739

159 644

238 256

360 212

– 121 956

Investeringen Koninlijke marechaussee

24 144

16 828

10 452

15 536

15 062

16 959

– 1 897

Investeringen Defensiebreed

   

37 427

133 190

246 985

– 113 795

Investeringen overig

20 811

26 277

36 298

36 849

21 676

24 930

– 3 254

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten

178 696

261 991

246 017

274 912

270 907

240 393

30 514

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten

273 868

277 105

263 339

355 082

292 611

296 624

– 4 013

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten

159 045

259 161

298 196

299 267

310 050

256 762

53 288

Totaal programma-uitgaven

1 787 647

2 195 603

2 159 104

2 152 689

1 910 376

2 088 045

– 177 669

Apparaatsuitgaven

       

Staf Defensie Materieelorganisatie

466 816

253 505

256 823

270 498

259 127

246 512

12 615

Bijdragen aan baten-lastendiensten

1 502

3 053

2 590

2 453

3 105

1 919

1 186

Totaal apparaatsuitgaven

468 318

256 558

259 413

272 951

262 232

248 431

13 801

Totaal uitgaven

2 255 965

2 452 161

2 418 517

2 425 640

2 172 608

2 336 476

– 163 868

Ontvangsten

       

Totale ontvangsten

66 937

44 717

49 623

300 240

292 916

269 125

23 791

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget is lager dan aanvankelijk was voorzien als gevolg van vertragingen van grote investeringsprojecten. De investeringsbudgetten zijn aangepast ter compensatie van de hogere exploitatie-uitgaven bij de logistieke ondersteuning van de operationele commando’s. Daarnaast is het saldo van het niet-beleidsartikel 80 (Nominaal en onvoorzien) voor een bedrag van € 61 miljoen verwerkt met de investeringen. Verder heeft de budgettaire problematiek van begin 2010 geleid tot een verplichtingenpauze voor de logistieke ondersteuning. Dit heeft uiteindelijk voor heel 2010 bijgedragen aan € 205,1 minder verplichtingen. De aanpassing van de budgetten hangt samen met de herfasering van een aantal investeringsprojecten. Ook is € 78,3 miljoen voor de NH-90 uitgesteld. € 78,2 miljoen voor F-16 zelfbescherming (ASE) is vertraagd naar 2011, € 85 miljoen voor Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR) is doorgeschoven naar 2011 en € 51,1 miljoen voor Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten is vertraagd vanwege de aanbesteding. Het resterende verschil betreft diverse mutaties op de investeringprojecten kleiner dan € 25 miljoen.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De investeringsbudgetten zijn € 68 miljoen aangepast ter compensatie van de hogere exploitatie-uitgaven bij de logistieke ondersteuning van de operationele commando’s. Daarnaast is het saldo van het niet-beleidsartikel 80 (Nominaal en onvoorzien) voor een bedrag van € 61 miljoen verwerkt met de investeringen. Ook worden de naar latere jaren verschoven verkoopopbrengsten voor € 71 miljoen ten laste gebracht van de investeringen van de DMO. De aanpassing van de budgetten is mogelijk door de herfasering van een aantal investeringsprojecten. Hier staat tegenover de investeringsbijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de Nederlandse deelname aan het C-17 initiatief van de Navo ter vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit. Ten slotte is het budget van verschillende kleinere projecten aangepast. De mutaties binnen de projecten worden toegelicht bij de paragraaf uitgaven investeringen.

De uitgaven voor de logistieke ondersteuning zijn gestegen met € 20 miljoen aan afstotingskosten, € 33 miljoen voor brandstof en € 15 miljoen aan andere uitgaven voor de operationele ondersteuning. Daartegenover staat dat voor € 18,2 miljoen aan uitgaven voor munitie en onderhoud voor wapensystemen is vertraagd naar 2011. Het resterende verschil betreft meerdere kleinere posten.

Apparaatsuitgaven

Vanuit de andere defensieonderdelen is voor een bedrag van € 11,7 miljoen bijgedragen aan het budget voor defensiebrede energie-uitgaven. Het resterende verschil betreft meerdere kleinere posten.

Ontvangsten

Per saldo is in 2010 een bedrag van € 23,8 miljoen meer ontvangen dan aanvankelijk in de begroting van 2010 was voorzien. Bij de eerste suppletoire begroting van 2010 zijn de ontvangsten met € 78,1 miljoen verhoogd door vertragingen bij de verkoop van de Orion-vliegtuigen aan Portugal en de mijnenjagers aan Letland uit 2009. Bij de tweede suppletoire begroting zijn de verkoopopbrengsten voor € 71 miljoen geherfaseerd naar 2011 en verder. Het betreft wapensystemen zoals tanks en pantserhouwitsers. Het resterende verschil betreft meerdere kleinere posten.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Voorzien in nieuw materieel

De DMO heeft in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven aan de doelstelling «voorzien in». In 2010 hebben zich op dit gebied onder andere de volgende ontwikkelingen voorgedaan.

Ten aanzien van Duurzaam Inkopen is in 2010 verder invulling gegeven aan de implementatie van het kabinetsbeleid om vanaf 2010 100 procent duurzaam in te kopen (doelstelling 21 van het kabinet-Balkenende IV). De uitgangspunten van het rijksbrede programma Duurzaam Inkopen zijn onverkort van toepassing verklaard op verwervingsactiviteiten van Defensie, waaronder de agentschappen. Slechts in een aantal gevallen mag worden afgeweken van de uitgangspunten van het rijksbrede programma. Het betreft situaties waarbij de duurzaamheidseisen niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de eisen voor veiligheid, wanneer de aanschaf van een duurzaam product substantieel duurder is of in het geval dat duurzame producten en diensten niet in voldoende mate beschikbaar zijn.

In 2010 heeft Defensie als categoriemanager van het Rijk voor de inkoop van dienstauto's deelgenomen aan en aansluiting gezocht bij de stichting Dutch Consortium for the Tender of Electric Cars (DC-TEC). DC-TEC heeft als doelstelling de verwerving van vierhonderd elektrische voertuigen ten behoeve van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Naast het Rijk nemen ook andere overheden en verscheidene marktpartijen deel aan dit consortium.

Uitgaven investeringen

Projecten waarvan in 2010 voor € 10 miljoen of meer is gewijzigd worden afzonderlijk toegelicht, evenals wijzigingen in de planning van het Defensie Materieelproces (DMP). De Kamer heeft met de motie-Knops (Kamerstuk 32 123 X, nr. 68) de wens uitgesproken dat de voorstudiefase (B-fase), de studiefase (C-fase) en verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) van het DMP in beginsel niet worden samengevoegd. Om hier gevolg aan te geven wordt de Kamer sinds 2010 meer dan voorheen per afzonderlijke DMP-fase geïnformeerd over de voortgang van materieelprojecten.

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (cfm OB 2011)

Fasering tot *

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

186,3

2012

172,2

8,3

5,7

-2,6

FRISC

28,6

2012 (2011)

0,0

13,0

0,3

-12,7

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

35,1

2013 (2012)

0,0

10,9

0,0

-10,9

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)

1 553,3

2014 (2013)

1 507,0

7,5

6,1

-1,4

LCF Munitie

335,1

2016

297,1

2,5

2,1

0,4

LCF Walreserve

37,5

2011 (2010)

33,2

0,4

1,1

0,7

Patrouilleschepen

511,5

2014

206,9

139,8

146,0

6,2

Verwerving Joint Support Ship (JSS)

377,6

2015

2,3

41,4

30,5

-10,9

X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen

FRISC

In januari 2011 is het eerste Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC) opgeleverd door de leverancier. In februari 2011 begint de test- en evaluatiefase. De oplevering is enkele maanden vertraagd, onder andere als gevolg van de latere levering van een aantal onderdelen. Het betalingsschema is vanwege de vertraagde levering aangepast. De oplevering van de eerste vaartuigen blijft echter in lijn met het project Patrouilleschepen.

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

Er is voor een bedrag van € 10,9 miljoen aan betalingen overgeheveld naar latere jaren. Dit is grotendeels veroorzaakt doordat de nieuwbouw in Den Helder vertraging heeft opgelopen. Deze vertraging vormt echter geen belemmering voor de gereedstelling van de versterkte mariniersbataljons omdat deze van tijdelijke infrastructuur gebruik kunnen maken.

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

Een bedrag van € 10,9 miljoen aan betalingen is vertraagd naar 2011. Dit komt grotendeels doordat ontwerpactiviteiten van de werf Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) enkele maanden zijn uitgelopen. Hierdoor worden de betalingen voor deze ontwerpactiviteiten later uitgevoerd en worden bestellingen later geplaatst. Dit heeft geen gevolgen voor de geplande aanvang van de bouw van het schip in 2011.

Tabel projecten in planning

Investeringen zeestrijdkrachten

Planning DMP-proces *

2009

2010

2011

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

 

(BC) B

(D) C

Instandhouding Goalkeeper **

(A)

A

 

Instandhouding M-fregatten (deels in realisatie)**

   

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten**

   

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

(A)

 

A

Modificatie MK48 Torpedo**

(A) A

  
X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

X Noot
**

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

Instandhouding Goalkeeper

De brief over de A-fase is op 10 maart 2010 verzonden (Kamerstuk 32 123 X, nr. 106). Dit was later dan aanvankelijk voorzien als gevolg van een herschikking van het project.

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

In overeenstemming met de motie-Knops zijn de B- en C-fase van dit project gescheiden. Op 28 mei 2010 is de B-brief naar de Kamer verzonden (Kamerstuk 32 123 X, nr. 132). De planning van dit project is aangepast als gevolg van een budgettaire herschikking.

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

Met de MTMBD worden de Luchtverdedigings- en Commandofregatten voorzien van een sensorcapaciteit tegen ballistische raketten. Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Modificatie MK48 Torpedo

Defensie heeft voorlopige prijsinformatie ontvangen uit de Verenigde Staten waaruit is gebleken dat de prijs per modificatiepakket hoger is dan aanvankelijk was voorzien. Defensie onderzoekt momenteel hoe de behoefte zal worden vervuld.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project *

Projectvolume (cfm OB 2011)

Fasering tot **

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

Battlefield Managementsystem (BMS)

62,7

2012

22,0

13,4

10,3

– 3,1

Datacommunicatie Mobiel Optreden

41,7

2012

19,2

7,0

6,4

– 0,6

FGBADS (deel 1 fase 2 en deel 2)

126,0

2013 (2010)

110,6

1,0

1,8

0,8

Groot Pantservoertuig (ontwikkeling)

114,2

2013

98,6

7,0

0,7

– 6,3

Groot Pantserwielvoertuig (productie)

705,7

2017 (2016)

50,5

43,9

36,7

– 7,2

IGV (productie en training)

1 136,9

2012 (2016)

798,0

205,0

183,6

– 21,4

Medium Range Anti-Tank (MRAT)

201,5

2011 (2010)

196,7

3,5

2,3

– 1,2

Pantserhouwitser

467,9

2012 (2010)

420,8

49,0

12,5

– 36,5

Tactische Indoor Simulation (TACTIS)

84,1

2011 (2010)

66,2

3,2

5,9

2,7

Vervanging genie- & doorbraaktank

77,3

2013

9,2

15,0

14,4

– 0,6

X Noot
*

Het project Bushmaster is bij de Projecten in realisatie Defensiebreed opgenomen.

X Noot
**

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer)

Het projectbudget is verhoogd. Het betreft een prijsbijstelling van 2009 naar 2010. In 2010 stonden de voorbereiding van de serieproductie en de integratie van de C4I-systemen centraal. Hiervoor zal het contract nog moeten worden aangepast.

Gepantserde patrouillevoertuigen (Bushmaster)

Alle Bushmasters zijn geleverd en aan de uit Afghanistan teruggekeerde voertuigen worden onderhoudswerkzaamheden verricht. Het project is voltooid.

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

In 2010 heeft een bataljon met de CV-90 deelgenomen aan een gereedstellingsoefening. Verder is een tweede bataljon omgeschoold voor het gebruik van het voertuig. Een tekort aan reservedelen levert knelpunten op voor de inzetbaarheid van de CV-90. Inmiddels zijn contracten gesloten voor de verwerving van reservedelen. Daarnaast zijn de knelpunten met betrekking tot 35-mm munitie opgelost doordat de leverancier nieuwe munitie zal leveren. Hiermee gaan voor Defensie geen extra kosten gepaard. Het verschil tussen de verwachte en gerealiseerde uitgaven in 2010 is vooral het gevolg van een vertraging in de levering van de voertuigen en daardoor in de facturering.

Medium Range Anti Tank (MRAT)

Alle systemen zijn geleverd en het project is voltooid.

Pantserhouwitser (PzH2000)

Midden 2010 is het laatste systeem geleverd en het project voltooid. Het verschil in de verwachte en gerealiseerde uitgaven in 2010 is voornamelijk het gevolg van een uitgestelde BTW-betaling over overtollige Pantserhouwitsers die in opslag staan.

Vervanging genie- en doorbraaktank

Midden 2010 is een contractwijziging getekend om te voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van het voertuiggewicht.

Tabel projecten in planning

Investeringen landstrijdkrachten

Planning DMP-proces *

2009

2010

2011

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

 

(A)

A

Vervanging brugleggende tank

 

(D)

D

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

(A)

 

A

Verwerving CE-paketten IGV

 

(A)

A

Verwerving precision guided munition**

   
X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

X Noot
**

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

Het project is vanwege de versoberingsmaatregelen hergefaseerd.

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

Het project is vanwege nadere studie met een jaar verlengd.

Verwerving CE-pakketten IGV

Het project is vanwege een nog lopende studie hergefaseerd. Daarnaast is het budget verlaagd als gevolg van de versoberingmaatregelen. Hierdoor wordt een aantal beschermingspakketten van het infanteriegevechtsvoertuig CV-90 verminderd. Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Vervanging brugleggende tank

De vier brugsystemen op wielbasis zijn geleverd. De voorbereiding voor de serieproductie van de 10 brugsystemen op Leopard 2A4 onderstellen is in 2010 begonnen. De hiervoor benodigde Leopard 2A4 onderstellen zijn in 2010 verworven.

Verwerving Precision Guided Munition (PGM)

De behoeftestelling is gewijzigd op grond van de marktverkenning. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 9 juli 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 136).

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project *

Projectvolume

(cfm OB 2011)

Fasering tot **

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

Aanschaf derde en vierde C-130

68,0

2012 (2010)

47,7

1,4

10,9

9,5

Aanschaf C-130/(K)DC-10 simulatoren

34,9

2012 (2010)

9,7

10,2

15,7

5,5

AH-64 MTADS

83,5

2012

60,2

10,3

9,6

– 0,7

Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2)

364,1

2014 (2013)

226,3

68,2

10,7

– 57,5

Derde DC-10

45,3

2012 (2011)

31,3

5,0

0,1

– 4,9

F-16 Link 16

120,6

2012

101,3

4,6

0,4

– 4,2

F-16 M5 modificatie

52,3

2013 (2012)

23,1

8,8

6,4

– 2,4

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening fase 1

61,9

2014 (2011)

35,5

2,0

0,3

– 1,7

Vervanging F-16 System Development and Demonstration

792,1

2012

761,3

17,4

23,8

6,4

Vervanging F-16 NL projecten

48,4

2012

20,9

15,4

10,5

– 5,1

X Noot
*

Het project C-17 is bij projecten in realisatie defensiebreed opgenomen.

X Noot
**

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

Aanschaf derde en vierde C-130

De derde en vierde C-130 zijn in 2010 geleverd. Door een vertraging in de levering van de toestellen en daardoor latere betalingen is de realisatie in 2010 hoger dan aanvankelijk was voorzien. Het project is voltooid met de zekerheid dat de levering van de zelfgenererende zuurstofvoorziening is voorzien voor 2012. Dit is een additionele behoefte, waarvoor het projectvolume met € 2,4 miljoen is toegenomen. Uit de eerste resultaten van de operationele test- en evaluatiefase blijkt dat de toestellen naar verwachting vanaf mei 2011 operationeel kunnen worden ingezet.

Chinook Uitbreiding en Versterking (vier + twee)

Met de brief van 17 september 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 158) is de Kamer geïnformeerd over de vertraagde levering van de Chinook-toestellen. Als gevolg hiervan zijn ook de voor 2010 voorziene betalingen deels verschoven.

F-16 Vervanging System Development and Demonstration

Jaarlijks zijn er twee termijnbetalingen waarbij het mogelijk is de voor januari voorziene betaling al in december te voldoen. De voor januari 2011 voorziene betaling is betaald in 2010, waardoor meer is betaald dan aanvankelijk was geraamd.

F-16 Vervanging en Nederlandse projecten

De realisatie over 2010 is lager dan aanvankelijk was voorzien, onder meer doordat de aanvang van een van de deelprojecten is verschoven naar 2011.

Tabel projecten in planning

Investeringen luchtstrijdkrachten

Planning DMP-proces *

2009

2010

2011

AH 64D Upgrade

B/C/D

  

AH-64D Verbetering bewapening

A

  

AH 64D Zelfbescherming (ASE)

 

(B/C)

B (D)

Chinook Midlife Update

(A)

 

A

Cougar Midlife Update

(A)

A

 

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw- Milligen

  

B

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket **

   

F-16 Mode 5 IFF**

   

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening Fase II

(B/C)

(D) B,C,D

 

F-16 Zelfbescherming (ASE)**

   

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

   

Patriot Vervanging COMPATRIOT**

   
X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen

X Noot
**

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

AH-64D Upgrade

Met de brief van 28 oktober 2009 (Kamerstuk 27 830, nr. 67) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de B-, C-, en D-fase van het project AH-64D Upgrade. Dit project betreft de Block II Upgrade en omvat de vervulling van negentien deelbehoeften. Daarvan zijn zeventien deelbehoeften opgenomen in de Letter of Offer and Acceptance (LOA) met de Amerikaanse overheid. Voor de twee resterende deelbehoeften Blue Force Tracking en Video down/uplink is de B-, C-, en D-fase nog niet voltooid.

AH-64D Verbetering Bewapening

Met de brieven van 11 december 2009 en 3 mei 2010 (Kamerstuk 27 830, nrs. 68 en 76) is de Kamer geïnformeerd over de behoeftestelling van het project AH-64D Verbetering Bewapening. Het betreft een gemandateerd project.

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

De brief over de B-fase van dit project zal de Kamer na de beleidsbrief worden toegezonden.

Chinook Midlife Update

Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Cougar Midlife Update

De Kamer is over dit project geïnformeerd met de A-brief van 9 september 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 154) en de antwoorden op schriftelijke vragen van 3 december 2010 (Kamerstuk 23 500 X, nr. 45).

F-16 Infrarood geleide lucht-lucht raket

Defensie heeft voorlopige prijsinformatie ontvangen uit de Verenigde Staten waaruit is gebleken dat de prijs per raket aanzienlijk hoger is dan aanvankelijk was voorzien. Defensie onderzoekt de gevolgen voor de invulling van de behoefte.

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening (fase II)

De Kamer is in 2010 met afzonderlijke B-, C- en D-brieven geïnformeerd over dit project (Kamerstukken 27 830, nrs. 74, 80 en 84). De overeenkomst met de Amerikaanse overheid voor de aanschaf van de Small Diameter Bomb Increment I is eind oktober 2010 getekend.

F-16 Zelfbescherming (ASE)

Zoals gemeld in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) van september 2010 is het projectbudget verlaagd met € 10 miljoen. Hierdoor is naar verwachting een herziening van de behoefte noodzakelijk. Nadat de prijsinformatie over de modernisering van de ALQ-131 zelfbeschermingssystemen is ontvangen zal de behoefte worden afgestemd op het beschikbare budget. Naar verwachting zal dit ertoe leiden dat er minder systemen beschikbaar komen voor training en inzet.

Vervanging F-16 Voortgezette Verwervingsvoorbereiding/Productie

De Kamer heeft in april 2010 de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2009 ontvangen (Kamerstuk 26 488, nr. 232) en is met afzonderlijke brieven geïnformeerd op de momenten dat er formele besluiten over het programma of andere belangrijke ontwikkelingen waren te melden. Dat is onder meer gebeurd met brieven over de herstructurering van het F-35 programma (Kamerstuk 26 488, nrs. 217 en 222 van respectievelijk 17 februari en 23 maart 2010), het doorbreken van de Nunn-McCurdy kostengrens voor het F-35 programma in de Verenigde Staten (Kamerstuk 26 488, nr. 230 van 6 april 2010) en de hernieuwde certificering van het programma door het Pentagon (Kamerstuk 26 488, nrs. 242, 244 en 246 van respectievelijk 18 juni, 9 juli en 23 september 2010). Met de brief van 2 december 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 249) is de Kamer geïnformeerd over de geactualiseerde kostenraming voor het project. In het voorjaar heeft de Kamer de jaarrapportage over 2010 ontvangen.Het project Vervanging F-16 is in het kader van de beleidsbrief herijkt.

Investeringen Defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume

(cfm OB 2011)

Fasering to *

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

Bushmaster

74,3

2011

50,5

7,8

4,7

– 3,1

C-17

138,7

2012

119,8

9,0

11,0

2,0

C-IED fase 2 & 3

34,2

2013

12,0

5,8

5,0

– 0,8

MILSTACOM lange termijn

135,9

2015 (2014)

85,8

15,0

4,3

– 11,7

Modernisering navigatiesystemen

36,4

2013

11,1

5,8

1,9

– 3,9

NH-90

1 169,5

2015 (2014)

598,8

138,6

90,7

– 47,9

OAD SRIM

44,3

2011

3,9

16,6

16,9

0,3

Richtkijker schutter lange afstand

30,5

2012

9,6

1,2

6,2

5,0

X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen

MILSATCOM

Het betalingsritme is aangepast aan de latere productie van de AEHF-terminals. De oplevering van de terminals blijft in lijn met het beschikbaar komen van satellietcapaciteit.

NH-90

Voor dit project is € 47,9 miljoen verschoven naar latere jaren om het betalingsschema te laten aansluiten bij het aangepaste leveringsschema. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de tiende jaarrapportage over het helikopterproject NH-90 (Kamerstuk 25 928, nr. 46 van 26 november 2010).

Tabel projecten in planning

Investeringen Defensiebreed

Planning DMP-proces *

2009

2010

2011

Combat Identification (Combat ID)

(A)

 

A

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED)

(A)

  

Defensiebrede vervanging wielberging

(A)

 

A

Defensiebrede vervanging wielvoertuigen

(B/C)

(D)

B

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF Mode 5/Mode S)

(A)

 

A

Verbeterd Operationeel Soldaatsysteem (VOSS)

(C)

(D)

C

Vervanging deelsystemen TITAAN

(A)

 

A

Vervanging Grondterminals MILSATCOM

  

(A)

Vervanging HV/VHF-radio (IEZB/FM9000)

(A)

 

A

Verwerving HV-brillen – deel CLAS en deel CZSK **

(A) A

  

Verwervingtweede batch IISS reservedelen NH-90

(A)

  
X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

X Noot
**

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

Defensiebrede vervanging wielberging

Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Defensiebrede vervanging wielvoertuigen

Zoals gemeld in het materieelprojectenoverzicht 2010 vergt de B-fase meer tijd dan aanvankelijk voorzien en is het project geherfaseerd. Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Vervanging deelsystemen TITAAN

Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

Het vervolg van dit project wordt bezien in samenhang met de beleidsbrief die in het voorjaar van 2011 naar de Kamer is gestuurd.

Operationele doelstelling 2 – Instandhouding van materieel

Prestatiegegevens DMO

De prestaties op het gebied van logistieke ondersteuning door de DMO aan de andere defensieonderdelen worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. De dienstverleningsovereenkomsten hebben betrekking op zes hoofdproducten in de ondersteuning. Deze indeling vormt de leidraad voor de afspraken tussen de klant en de leverancier:

  • Het «voorzien in»;

  • (Wapen)systeemmanagement;

  • Bevoorrading en Assortimentsmanagement;

  • Onderhoud en Modificaties;

  • Afvoer en Afstoting;

  • Overige diensten.

Voor de instandhouding van het materieel zijn door de DMO voor 2010 dienstverleningsovereenkomsten opgesteld met het CLSK, het CKmar en het CDC. De financiële situatie bij Defensie in 2010 heeft ertoe geleid dat het CZSK en het CLAS de dienstverleningsovereenkomsten niet hebben getekend.

Aan alle operationele commando’s en het CDC wordt ieder kwartaal gerapporteerd over de realisatie van de in de dienstverleningsovereenkomsten gemaakte afspraken. Deze percentages worden in het onderstaande toegelicht voor de getekende dienstverleningsovereenkomsten.

Nagekomen afspraken Commando luchtstrijdkrachten

Van de gemaakte afspraken is in 2010 66,6 procent (48 van de 72 afspraken) gerealiseerd. Het betreft een gemiddelde over de eerste drie kwartalen. Het percentage van 66,6 ligt onder de norm van 90 procent. In overleg met de klant zijn afspraken verzet of verschoven. Het betreft onder meer afspraken over de modificatie van materieel.

Nagekomen afspraken Commando Koninklijke marechaussee

Van de gemaakte afspraken is in 2010 94,2 procent (49 van de 52 afspraken) gerealiseerd. Het betreft een gemiddelde over de eerste drie kwartalen. De drie niet nagekomen afspraken betreffen een systeemoverleg voor twee wapensystemen. Dit overleg is, in overleg met de klant, verzet of opgeschoven.

Nagekomen afspraken Commando DienstenCentra

Van de voor 2010 gemaakte afspraken is 82,5 procent (66 van de 80 afspraken) gerealiseerd. Het betreft een gemiddelde over de eerste drie kwartalen. De niet-nagekomen afspraken betreft een systeemoverleg dat, in overleg met de klant, is verzet of opgeschoven.

Reservedelen

In 2010 is de wachttijd bij de bevoorrading van reserveonderdelen toegenomen. De budgettaire krapte, die begin van 2010 leidde tot een verplichtingenpauze, was daarvan een belangrijke oorzaak. In geval van reservedelen met levertijden van meer dan een jaar, de zogenoemde long lead items, zijn de gevolgen ook in 2011 nog merkbaar. Op het gebied van munitie zullen de knelpunten in de dienstverlening tot na midden 2011 merkbaar zijn. Hierdoor zal naar verwachting de leverbetrouwbaarheid in 2011 verminderen. Dit zal bovendien leiden tot een lagere materiële gereedheid van een aantal wapensystemen.

In de onderstaande tabel wordt de leverbetrouwbaarheid in 2010 weergegeven. 9

Leverbetrouwbaarheid in 2010 in percentages

[%]/maand

gem. over 2010

Norm *

Marinebedrijf

  

Landelijk Bevoorradingsbedrijf

63,5

80%

– Algemeen Goederen Bedrijf

89,9

80%

– KPU-bedrijf

64,4

80%

– Defensie Bedrijfstoffen Bedrijf

88,9

80%

– Defensie Munitiebedrijf

76,7

n.t.b.

Logistiek Centrum Woensdrecht

88,3

80%

Bron: maandrapportages DMO in 2010

X Noot
*

Bij aanvang van het jaar 2010 zijn de normen voor de leverbetrouwbaarheid voor alle bedrijven gelijkgesteld op 80 procent.

Leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties

Deze prestatie-index heeft in 2010 niet geleid tot een representatief beeld van de leverbetrouwbaarheid. Het aantal wapensystemen dat per maand werd opgeleverd varieerde aanzienlijk.

Operationele doelstelling 3 – Afstoten overtollig materieel

Bij de afstoting van roerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische zaken. Overtollige niet-strategische zaken worden in beginsel aan Domeinen Roerende Zaken overgedragen. Deze goederen worden door Domeinen openbaar verkocht. De opbrengsten hiervan bedroegen in 2010 bijna € 3,4 miljoen.

Overtollige strategische zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop geschiedt in samenwerking met Domeinen. Het materieel wordt in beginsel verkocht aan overheden die voldoen aan de criteria van het Nederlandse wapenexportbeleid. Hierbij is een exportvergunning altijd nodig en in het verkoopcontract wordt de voorwaarde gesteld dat, voor eventuele doorverkoop van de wapensystemen toestemming is vereist van de Nederlandse staat. Iedere voorgenomen verkooptransactie wordt in de Commissie Verkoop Defensie Materieel behandeld. Hierin zijn vertegenwoordigd de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Defensie. De totale waarde van de in 2010 gesloten verkoopcontracten bedroeg ongeveer € 95 miljoen. Grote contracten betroffen de verkoop van vier Fokker 60 vliegtuigen, YPR-765 pantserrupsvoertuigen, M-109 houwitsers en de Patria-pantserwielvoertuigen. Verder is een aantal relatief kleine contracten gesloten over de verkoop van overtollig materieel in Afghanistan met onder andere Australië en de Verenigde Staten.

De totale verkoopopbrengsten (ontvangsten) bedroegen in 2010 bijna € 246 miljoen. Overigens betreft een groot deel van de ontvangsten termijnbetalingen van in eerdere jaren gesloten verkoopcontracten.

Van de in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 3 van 18 september 2007) genoemde afstotingsprojecten resteren momenteel nog de overtollige Leopard 2A6 tanks en de Pantserhouwitsers 2000. Voor dit materieel is nog geen koper gevonden. Op de beperkte afzetmarkt voor overtollig materieel van Defensie is wel belangstelling getoond voor overname van dit materieel, maar heeft deze belangstelling nog niet tot onderhandelingen geleid.

Over de verkoop van de overtollige Fokker 50-vliegtuigen worden momenteel besprekingen gevoerd.

De verkoopactiviteiten van de overtollige pantserrupsvoeruigen (Cheetah) hebben in 2010 niet geleid tot succes. De kans op verkoop wordt steeds lager ingeschat.

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doeltreffende en doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CDC heeft zich in 2010 verder ontwikkeld als een klantgerichte en kostenbewuste shared-service organisatie. De producten en diensten van het CDC komen in goede afstemming met de gebruikers en de beleidsverantwoordelijken tot stand. De producten- en dienstencatalogus (PDC) bevat een overzichtelijke weergave. Afspraken over de dienstverlening worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten (DVO’n) tussen de defensieonderdelen en de afzonderlijke bedrijfsgroepen van het CDC. Vanwege de financiële krapte binnen Defensie bleek het lastig om in 2010 tijdig alle DVO’n met de klanten af te sluiten. Gelukkig heeft dit niet geleid tot grote knelpunten in de uitvoering van de dienstverlening.

De verbetering van de dienstverlening is een van de belangrijkste strategische doelen van het CDC. In 2010 is het CDC begonnen met de uitwerking van een grote reorganisatie. Deze reorganisatie is gericht op de verbetering van de (geïntegreerde) dienstverlening voor de gebruiker, een grotere flexibiliteit van de organisatie en de realisatie van opgelegde taakstellingen.

Het jaar 2010 stond ook in het teken van de voorbereiding en uitvoering van de verhuizing van CDC-onderdelen naar de Kromhoutkazerne in Utrecht. In 2010 zijn in totaal ongeveer 1 000 VTE’n al naar Utrecht verhuisd.

Naast de reguliere bewaking en sturing van de prestaties van de bedrijfsgroepen zijn in 2010 ook vergelijkende benchmark-onderzoeken en sourcing-toetsen uitgevoerd. Hierbij zijn vergelijkingen met de markt of vergelijkbare overheidsdiensten gemaakt. Uit deze vergelijkingen blijkt de mate van marktconformiteit. Zij zorgen ervoor dat het CDC als interne leverancier binnen de defensieorganisatie de prijzen zo laag mogelijk houdt. Verder kunnen op grond van de vergelijkingen beslissingen worden genomen over samenwerkingsverbanden met andere partijen. In 2010 is het project Publiek-Private Samenwerking (PPS) Kromhoutkazernein de opleverfase beland, is besloten de dienst mainframe hosting aan te besteden en zijn stappen gezet in de richting van het van de markt betrekken van cateringdiensten. Verder zijn in 2010 diverse andere sourcing-onderzoeken in de rapportagefase beland.

Externe factoren

Het CDC werkt op grote schaal samen met private (markt)partijen. De financiële omvang hiervan bedroeg in 2010 circa 50 procent van de omzet van het CDC. Samenwerking met en uitbesteding aan deze partijen heeft veel voordelen, maar brengt ook afhankelijkheden met zich mee. Dit maakt het CDC ook kwetsbaarder voor bewegingen in de markt. Onverwachte faillissementen en overnames kunnen bijvoorbeeld een ongestoorde dienstverlening in de weg staan. Het CDC is zich bewust van deze kwetsbaarheden en maakt bij elke samenwerking een adequate risicoafweging.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

942 294

688 459

1 552 006

1 274 914

1 042 011

1 148 191

– 106 180

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Bedrijfsgroep Informatievoorziening

40 516

35 680

40 275

40 163

34 920

39 897

– 4 977

Bedrijfsgroep Transport

71 290

90 088

93 253

99 740

93 032

94 321

– 1 289

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

62 690

76 900

88 944

93 146

92 562

86 705

5 857

Bedrijfsgroep Facility Services

26 209

56 233

188 034

207 986

210 522

170 335

40 187

Bedrijfsgroep Personele Diensten

60 941

69 832

88 723

114 462

115 619

106 066

9 553

Attachés

17 468

17 146

16 700

20 587

21 939

20 688

1 251

Investeringen Infrastructuur

250 040

184 356

197 896

220 069

219 435

231 450

– 12 015

Investeringen Informatievoorziening

151 393

124 509

93 355

90 826

88 300

124 383

– 36 083

Exploitatie Informatievoorziening

46 890

97 253

124 574

127 345

143 657

159 891

– 16 234

Nederlandse Defensie Academie

50 908

53 666

64 249

63 674

58 563

59 604

– 1 041

Bedrijfsgroep ICT

8 329

13 283

14 005

16 091

15 844

16 012

– 168

Totaal programma-uitgaven

786 674

818 946

1 010 008

1 094 089

1 094 393

1 109 352

– 14 959

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando DienstenCentra

53 339

61 834

67 179

59 628

53 070

25 472

27 598

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 880

7 259

11 454

12 376

12 294

10 367

1 927

Totaal apparaatsuitgaven

58 219

69 093

78 633

72 004

65 364

35 839

29 525

Totaal uitgaven

844 893

888 039

1 088 641

1 166 093

1 159 757

1 145 191

14 566

Ontvangsten

       

Totale ontvangsten

43 766

58 639

58 667

85 418

68 915

96 654

– 27 739

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De neerwaartse bijstelling van de verplichtingen is voor € 88,2 miljoen het gevolg van een administratieve correctie op de verplichtingenstand van de infra-investeringen. Daarnaast zijn er minder verplichtingen in investeringen infrastructuur, zoals de nieuwbouw van het CKmar op Schiphol en investeringen informatievoorziening, zoals het Electronic Key Management System (EKMS).

Uitgaven

Programma-uitgaven

De hogere uitgaven bij de Bedrijfsgroep Personele Diensten worden veroorzaakt door de betaling van € 9 miljoen voor claims naar aanleiding van het helikopterongeluk in de Bommelerwaard. Bij de Bedrijfsgroep Gezondheidszorg is € 4 miljoen meer uitgegeven door hogere personele uitgaven bij de ARBO-dienst en € 1 miljoen voor bovenformatieve inhuur. Verder zijn er hogere uitgaven bij de Bedrijfsgroep Facility Services van € 14 miljoen ten behoeve van de bewaking van de vliegbases Soesterberg en Twente, € 19 miljoen ten behoeve van het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) en € 3 miljoen voor projectmatige inhuur.

Hiertegenover staan € 52,3 miljoen lagere uitgaven voor Informatievoorziening. Deze lagere uitgaven zijn ontstaan door herfasering van projecten (ad € 19 miljoen), door een correctieboeking (ad € 24 miljoen), de overdracht van budget aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de bijdrage aan de exploitatie van C2000 en lagere uitgaven voor de exploitatievoorbereiding van SPEER.

Bij de investeringen op het gebied van infrastructuur is een eenmalige bijdrage van € 6,1 miljoen ontvangen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor de ontwikkeling van windenergie in Coevorden. De huisvesting van het EATC heeft tot € 4 miljoen hogere uitgaven geleid. Verder zijn ten laste van de infra-investeringen voor € 10 miljoen budgetten herschikt voor de verhuis- en inrichtingskosten bij de DMO en is € 12 miljoen binnen het CDC herschikt.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven betreffen voor € 17 miljoen hogere infrastructurele uitgaven (instandhouding en gebruiksvergoeding) en € 4 miljoen bovenformatieve inhuur. Het resterende verschil betreft diverse kleinere posten, waaronder € 2 miljoen nog te verrekenen met de baten-lastendiensten.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn neerwaarts bijgesteld als gevolg van het vertragen van verkoopopbrengsten voor afstotingsprojecten, zoals de Topografische Dienst Emmen, Vliegbasis Twente, het stafgebouw van het opleidingscentrum van het CKmar in Apeldoorn en de Militair Geneeskundige Dienst in Ede.

Investeringen Infrastructuur

Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen)

Investeringen Infrastructuur

Project-volume * (2011)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

Nieuwbouw Schiphol

140.4

2014

64.8

31.3

26.8

-4.5

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

232.5

2012

196.7

10.0

6.9

-3.1

Infrastructuur voorziening KMA

52.3

2015

13.9

4.6

2.3

-2.3

Aanpassing / renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

26.0

2012

1.4

15.8

9.7

-6.1

Hoger Onderhoud Woensdrecht

76.6

2015

0.5

1.6

1.8

0.2

Nieuwbouw LOKKmar

85.4

2016

3.7

8.0

7.1

-0.9

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne (PPS)

n.v.t.

n.v.t

n.v.t.

0

4.5

4.5

EPA Maatregelen

64.4

2021

5.7

5.7

5.7

0

Strategisch Vastgoedplan KMar

32.5

2016

4.2

3.7

0

-3.7

X Noot
*

De projectvolumes zijn opgenomen exclusief honorarium, met uitzondering van het project «Herbelegging infrastructuur Gilze-Rijen» waarvoor het taakstellend bedrag inclusief honorarium DVD is opgenomen).

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Aanpassing/renovatie PKC

De planning van de uitvoering heeft 29 weken vertraging opgelopen. De verwachte opleveringsdatum verschuift naar december 2011 en de ingebruikname naar het vierde kwartaal van 2012.

Investeringen Informatievoorziening

Omschrijving project

Projectvolume (cfm OB 2011)

Fasering tot *

Gerealiseerde uitgaven t/m 2009

Verwachte uitgaven in 2010

Gerealiseerde uitgaven in 2010

Verschil uitgaven 2010

DI-informatisering

61,3

2015 (2015)

19,2

7,3

1,8

– 5,5

SPEER

268,1

2014 (2014)

179,2

37,5

30,6

– 6,9

Herinrichting personele functiegebied

38,4

2010 (2010)

34,8

1,4

2,2

– 0,8

Legacy ERP (PALS)

36,0

2013 (2013)

15,7

4,8

4,8

0,0

@migo

19,0

2012 (2013)

0,1

8,5

7,4

– 1,1

Secure Werkplekdienst Defensie (SWD)

20,7

2015 (2015)

0,0

2,7

0,0

– 2,7

Electronic Key Management System (EKMS)

18,0

2013 (2012)

0,0

6,0

0,0

– 6,0

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

7,5

2012 (2013)

0,0

2,1

0,5

– 1,6

Defensiebrede vervanging C2000 randapparatuur

9,2

2013

0,0

0,0

3,6

3,6

X Noot
*

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2010 opgenomen.

DI-informatisering

Met documentaire informatievoorziening worden alle activiteiten bedoeld die nodig zijn om een organisatie de documenten te verschaffen voor de taakuitvoering en hierover verantwoording te kunnen afleggen. De documentaire informatiefunctie binnen Defensie wordt stapsgewijs verbeterd door een aantal kleinere afzonderlijke projecten met een geringe financiële omvang. Dit komt de projectbeheersing ten goede en vermindert de risico’s. In de ontwerpbegroting 2010 van september 2009 werd nog uitgegaan van de volledige budgettaire behoefte van het programma »DIV-online» waarvoor in 2010 € 7,3 miljoen was gereserveerd. Daarna is besloten tot de stapsgewijze aanpak, waarvoor voor 2010 aanvankelijk € 4,8 miljoen was begroot. Naderhand is de behoefte bijgesteld naar € 2,6 miljoen. Beide wijzigingen zijn verwerkt in de suppletoire begrotingen. Van de begrote € 2,6 miljoen is in 2010 € 1,8 miljoen betaald. De betaling van het resterende bedrag heeft plaats in 2011. Ten slotte is in 2010 het documentmanagementsysteem XpostWeb verder in gebruik genomen.

SPEER (ERP M&F)

Voor 2010 was aanvankelijk een budget van € 37,5 miljoen beschikbaar voor het programma SPEER. In de tweede suppletoire begroting zijn, in overeenstemming met de besluitvorming van juni 2010, de meerjarige budgetten voor het programma SPEER in lijn gebracht met de planning van het programma. Daarbij is het voor 2010 beschikbare budget met € 5 miljoen verlaagd tot € 32,5 miljoen. Uiteindelijk is in 2010 € 30,6 miljoen uitgegeven waardoor per saldo een verschil van € 1,9 miljoen is ontstaan. Dit verschil is het gevolg van een langere dan verwachte doorlooptijd van facturering en betaling. Dit verschil heeft geen gevolgen voor de omvang van het totale programmabudget. De Kamer wordt aan de hand van halfjaarlijkse voortgangsrapportages geïnformeerd over het programma SPEER.

Electronic Key Management System (EKMS)

Defensie gebruikt voor haar taakuitvoering steeds vaker en steeds meer informatie met een vertrouwelijk of gerubriceerd karakter. Cryptomiddelen voorzien daarbij in de beveiliging. Het aanmaken, registreren en uitgeven van cryptosleutels, codeboeken, crypto hard- en software en documentatie geschiedt grotendeels handmatig en decentraal. Dit heeft meerdere tekortkomingen tot gevolg. Verder zijn cryptoproducenten in 2010 gestopt met de productie van papieren crypto en moderniseert en automatiseert de Navo haar cryptodistributie en beheerproces. Om de ambities van Defensie waar te maken moet digitale crypto op een adequate manier worden verwerkt en moet het beheer geautomatiseerd worden ondersteund. TNO heeft in een samen met Defensie uitgevoerde studie vastgesteld dat hiervoor een geautomatiseerd systeem, het EKMS het meest adequaat is. In 2010 stond aanvankelijk € 6 miljoen voor dit project op de begroting. Omdat de projectvoorbereiding meer tijd heeft gekost dan geraamd is echter een vertraging ontstaan.

Prestatiegegevens

Het CDC levert een breed scala aan diensten die voornamelijk indirect bijdragen aan de door Defensie te behalen operationele doelstellingen. Een deel van de diensten levert echter een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak». Per bedrijfsgroep is dit nader uitgewerkt.

Prestatiegegevens klanten

Het CDC levert een breed scala aan diensten die voornamelijk indirect bijdragen aan de door Defensie te behalen operationele doelstellingen. Een deel van de diensten levert echter een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak». Per bedrijfsgroep is dit nader uitgewerkt.

Resultaat operationele koppelvlakken in 2010

Iedere maand wordt de politieke en ambtelijke top van Defensie in de maandrapportage geïnformeerd over de status van deze operationele prestatie-indicatoren. Over 2010 zijn alle prestatie-indicatoren uitgekomen boven de gestelde streefwaarde van 80 procent in de begroting met uitzondering van de indicator «initiële officiersopleidingen». De lagere score van deze prestatie-indicator heeft niet geleid tot knelpunten in de operationele inzet of operationele gereedstelling van eenheden. De lagere score had te maken met een te hoog gestelde norm voor de instroom van cadetten en adelborsten in 2010.

Bovenstaande tabel geeft een cumulatief beeld over de prestatie-indicatoren in 2010. Voor de indicatoren met een * is een gemiddelde over de tien rapportages berekend, het betreft hier maandindicatoren die niet ook cumulatief worden berekend. Bij de levering van medicijnen is dit een gemiddeld over negen rapportages, aangezien er over juli en augustus geen cijfers beschikbaar waren.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

Grondslag van het artikel

In overeenstemming met artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

2 736

4 771

2 106

2 245

2 236

2 236

0

Geheime uitgaven

2 736

4 771

2 106

2 245

2 236

2 236

0

Totaal uitgaven

2 736

4 771

2 106

2 245

2 236

2 236

0

De geheime uitgaven worden jaarlijks door de president van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd.

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

Grondslag van het artikel

In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

0

0

0

0

0

– 85 041

85 041

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

Nader te verdelen

   

0

0

– 85 041

85 041

Totaal uitgaven

0

0

0

0

0

– 85 041

85 041

Toelichting

Begin 2010 is op dit artikel een deel van de doorwerking van de eindejaarsmarge 2009 verwerkt voor een bedrag van – € 6,9 miljoen, evenals de doorwerking van de uitgaven van de bij de verkoopopbrengsten via de Dienst der Domeinen in 2010 ingeboekte ontvangsten, die zijn doorgeboekt uit 2009 voor een bedrag van € 80,3 miljoen. Bij de 2e suppletoire begroting is dit artikel op nihil gesteld.

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Algemene doelstelling

De beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.

Doelstellingen

Doelstelling 1: Ondersteunen bewindslieden bij het besturen van de defensieorganisatie.

De bewindslieden zijn door de Bestuursstaf geadviseerd en ondersteund bij het besturen van de defensieorganisatie.

Doelstelling 2: Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.

In de ontwikkeling en monitoring van beleid is veel aandacht besteed aan de budgetdiscipline binnen de defensieorganisatie, de verbetering van het financieel en materieel beheer en de vereenvoudiging van interne procedures.

Doelstelling 3: Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.

De resultaten van deze doelstelling worden toegelicht onder de tabel «budgettaire gevolgen van beleid».

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

1 710 147

1 625 811

1 610 884

1 656 817

1 682 458

1 667 643

14 815

Apparaatsuitgaven

     

 

 

Bestuursstaf

153 784

133 587

107 722

125 259

125 721

111 607

14 114

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

54 794

60 786

64 679

70 723

70 848

74 671

– 3 823

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 970

4 724

273

0

0

0

0

Totaal apparaatsuitgaven

213 548

199 097

172 674

195 982

196 569

186 278

10 291

Programma-uitgaven

       

Pensioenen en uitkeringen *)

1 059 140

1 076 410

1 103 371

1 069 855

1 147 502

1 123 444

24 058

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

130 976

129 342

123 669

124 278

109 833

120 352

– 10 519

Ziektekostenvoorziening

13 667

14 728

15 553

12 128

8 812

9 274

– 462

Milieu-uitgaven

8 034

6 370

5 230

6 617

6 530

11 019

– 4 489

Subsidies en bijdragen

18 165

16 590

20 542

14 610

19 697

14 657

5 040

Bijdragen aan de Navo

66 864

94 418

64 113

75 857

74 613

77 364

– 2 751

Internationale samenwerking

1 987

3 284

4 074

4 660

4 121

5 332

– 1 211

Wetenschappelijk onderzoek

78 159

80 879

78 627

85 416

74 736

74 035

701

Overige uitgaven

34 935

76 794

26 687

42 182

53 284

35 888

17 396

Totaal programma-uitgaven *)

1 411 927

1 498 815

1 441 866

1 435 603

1 499 128

1 471 365

27 763

Totaal uitgaven

1 625 475

1 697 912

1 614 540

1 631 585

1 695 697

1 657 643

38 054

Ontvangsten

 

 

 

 

 

 

 

Totaal ontvangsten

289 539

428 201

409 224

11 510

20 533

9 609

10 924

*) waarvan niet relevant

24 090

31 465

30 026

33 840

41 922

60 694

– 18 772

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De posten die bij de uitgaven worden genoemd zorgen tevens voor hogere verplichtingen. Daartegenover staat dat overeenkomsten met een facilitair karakter meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig en dat minder meerjarige verplichtingen zijn aangegaan voor «Bijdragen aan de Navo» en «Milieu-uitgaven».

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 10,3 miljoen is in het bijzonder een gevolg van de verhoging van het inhuurbudget voor de projecten «Professionaliseren Materiaalbeheer Defensie» en «Beter Verbeteren» met respectievelijk € 4,9 miljoen en € 1,6 miljoen. Vervolgens is ten behoeve van deze projecten het budget voor de overige uitgaven verhoogd met € 1,8 miljoen.

Militaire pensioenen en uitkeringen

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 24,1 miljoen is in het bijzonder een gevolg van het niet tijdig in 2009 verrichten van een betaling aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds van € 37,5 miljoen. Deze betaling is in 2010 uitgevoerd. Daarnaast is € 4,8 miljoen overgeboekt naar Subsidies en Bijdragen. Deze uitgave was oorspronkelijk begroot onder de post Veteranenbeleid.

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 10,5 miljoen is in het bijzonder een gevolg van het achterblijven van loondoorbetaling bij externe bemiddeling. Personeel dat door reorganisaties overtollig is, wordt gedurende zes maanden eerst intern bemiddeld via het Sociaal Beleidskader van Defensie, en daarna extern. De kosten voor externe bemiddeling komen ten laste van Wachtgelden en Inactiviteitswedden. Gebleken is dat de termijn van interne bemiddeling van maximaal zes maanden vaak wordt overschreden. Daardoor komt overtollig personeel soms later, en voor een kortere duur in het externe bemiddelingstraject terecht en worden eveneens de loonkosten later en voor een kortere duur ten laste van Wachtgelden en Inactiviteitswedden gebracht.

Milieu-uitgaven

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 4,5 miljoen is in het bijzonder een gevolg van de overheveling van het project Windmolens Coevorden naar het CDC ten bedrage van € 3,1 miljoen.

Subsidies en Bijdragen

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 5 miljoen is in het bijzonder een gevolg van het toekennen van een subsidie aan de Stichting Veteranen Instituut (SVI) van € 4,8 miljoen. Deze uitgave was oorspronkelijk begroot onder de post Veteranenbeleid die valt onder het functiegebied Militaire Pensioenen en Uitkeringen.

Overige uitgaven

De overige uitgaven zijn € 14,6 miljoen hoger doordat in 2010 besloten is een uitzendbonus uit te keren. De uitzendbonus houdt in dat militairen een bonus krijgen van € 1 000 netto als zij minimaal twaalf maanden uitgezonden zijn geweest. De resterende verschillen betreffen diverse kleinere posten.

Nadere toelichting Wetenschappelijk Onderzoek Defensie

Omschrijving (bedragen x € 1 000,–)

Begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

47 054

47 054

Programmafinanciering NLR

515

515

Contractonderzoek technologie-ontwikkeling

18 412

20 354

1 942

Small Business Innovation Research (EZ-financiering)

200

90

– 110

Enveloppe innovatie, kennis en onderzoek

 

900

900

Contractonderzoek kennistoepassing

7 854

6 813

– 1 041

Totaal generaal

74 035

75 726

1 691

Uit de cijfers blijkt dat de realisatie van de uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek over 2010 € 1,7 miljoen meer is dan begroot.

De meeruitgaven betreffen budgetoverhevelingen van de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de projecten STARS en I-Bridge.

Programmafinanciering TNO, MARIN en NLR

In 2010 is uitvoering gegeven aan het R&D plan 2010 en daarmee aan de Strategische Kennis Agenda van Defensie. Vanuit het investeringsdeel van de begroting voor wetenschappelijk onderzoek heeft Defensie in 2010 kennis en kunde laten opbouwen bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. Dit had plaats door middel van 63 lopende programma’s, waarvan er elf in 2010 gestart zijn. Negentien programma’s zijn in 2010 voltooid en zeven progamma’s zijn vanwege de bezuinigingen op 31 december beëindigd. De elf nieuwe onderzoekprogramma’s die zijn gestart bij TNO en NLR betreffen onderzoek op het gebied van scheepskwetsbaarheid, signaturen, verbeterde waarneming, bescherming tegen biologische en chemische strijdmiddelen, effecten van sonarsystemen op zeezoogdieren, jachtvliegtuigen, autonome training, direct firing platforms en wapen- en munitie-inzet.

Van de in totaal negentien voltooide onderzoeksprogramma’s zijn de eindresultaten beschikbaar. Daaronder vallen onder andere Joint Air en Missile Defence en Operating at Night.

Contractonderzoek technologieontwikkeling

Daarnaast liepen er 73 Nationale Technologieprojecten (NTP’n) waarvan er 27 in 2010 zijn voltooid. Twee van deze projecten zijn het vemelden waard. Het eerste project is de Counter IED Robothelicopter, die succesvol is beproefd. Het tweede is het project Desinfecting Bandages dat zowel voor civiel als militair gebruik geschikt is bij behandeling van ernstige brandwonden.

Vanuit pijler 2 (Kennis en Innovatie) zijn in het domein van Maatschappelijke Veiligheid binnen de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Economische Zaken gezamenlijke projecten opgelopen. Zo is het project STARS, ingediend door Defensie vanuit de MIA-Veiligheid, halverwege 2010 gestart. Het project STARS richt zich op reconfigureerbaarheid van sensoren en sensornetwerken. Gedurende 2010 heeft Defensie Research and Development (DR&D) twee bijzondere activiteiten georganiseerd die beide invulling geven aan het innoveren bij Defensie. In de Innovation Game is vooral het aankomend management van Defensie via het Instituut Defensie Leergangen betrokken. De Innovatie Competitie betrekt het Midden en Klein Bedrijf (MKB) daarbij. Beide activiteiten hebben geleid tot een aantal nieuwe innovatie projecten, zoals een innovatieve airconditioner die inzetbaar is in de woestijn en de tropen.

Contractonderzoek kennistoepassing

In 2010 is gebruikgemaakt van de opgebouwde kennis en technologie die bekostigd is vanuit het materiële exploitatiedeel van de begroting voor wetenschappelijk onderzoek. In 2010 waren er nog 95 lopende projecten, 62 zijn er in de loop van 2010 afgesloten.

Vanaf 2010 voert Defensie een korting door op de centrale Research and Development-budgetten die oploopt tot € 22,2 miljoen euro in 2013. Het grootste deel van deze bezuiniging (oplopend tot € 17 miljoen euro) betreft een programmafinanciering waarmee TNO een voor Defensie relevante kennisbasis opbouwt en in stand houdt. Het centrale budget voor technologieontwikkeling die gericht is op concrete toepassingen blijft geheel behouden. In 2010 betrof de reductie € 5,5 miljoen. Over de invulling daarvan is de Kamer geïnformeerd op 26 november 2009 (Kamerstuk 27 830, nr. 47). Om de bezuinigingen voor 2011 en verder zorgvuldig te kunnen uitvoeren heeft Defensie een herijking van de kennisportfolio uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn op 28 januari 2010 aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 27 830, nr. 71). De door Defensie genomen bezuinigingsmaatregel laat het strategische partnerschap tussen Defensie en TNO onverlet.

Zoals in de brief van 16 juli 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 79) is beschreven is met TNO in de Raad voor het Defensieonderzoek overeenstemming bereikt over de implementatie van de herijking van de kennisportefeuille. Het overleg met TNO betrof in het bijzonder de expertisegebieden waarop wordt bezuinigd. Vanwege de uitkomst van de herijking heeft TNO in 2010 haar organisatie aangepast met als gevolg een personele krimp.

De uitkomsten van de herijking zijn bepalend voor de investeringen van Defensie in expertisegebieden bij TNO. De uitkomsten van de herijking hanteert Defensie bij de uitvoering van haar eigen Research and Development Plan voor 2011.

Op initiatief van Nederland is in oktober 2010 de internationale vergadering en workshop op het gebied van Strategic Mutual Assistance in Research and Technology (SMART) gehouden. De researchdirecteuren en hun staf uit Australië, België, Canada, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden en het Navo Research and Technology (R&T) Agency hebben zich gebogen over nieuwe samenwerkingsconcepten op het gebied van R&T. De concepten richtten zich op de verbetering van de doelmatige besteding van onderzoeksbudgetten door gezamenlijke onderzoeksplanning, het opbouwen en in stand houden van wederzijdse internationale kennisbases en portfoliomanagement. In 2011 zullen Australië, Canada, Duitsland, Nederland en Noorwegen het concept verder uitwerken.

Het centrale budget voor kennistoepassing wordt verminderd van circa € 11 miljoen in 2009 tot circa € 6 miljoen in 2011 en verdere jaren. De defensiespecifieke kennisbasis bij TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI’s) dient in principe met decentrale middelen te worden aangesproken. Het resterende budget is alleen bedoeld voor de financiering van acute kennisondersteuning die niet te plannen is. Daarnaast wordt dit budget belast met interdepartementaal afgesproken bijdragen aan de financiering van het exploitatietekort van grote technologisch faciliteiten van TNO en de GTI’s.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben in het bijzonder betrekking op een afrekening van Essent en een extra ontvangst voor de wachtgelden over 2008 en 2009 van de baten-lastendiensten van Defensie.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier verplichte onderdelen:

  • 1. rechtmatigheid;

  • 2. totstandkoming beleidsinformatie;

  • 3. financieel en materieelbeheer;

  • 4. overige aspecten van de bedrijfsvoering.

In deze bedrijfsvoeringsparagraaf ligt de focus op de tien prioriteiten, die zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit het rapport bij het Jaarverslag 2009 van het ministerie van Defensie (Kamerstuk 32 360 X, nr. 2).

Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.

In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven. Om binnen deze toleranties te blijven is een correctie op de aangegane en openstaande verplichtingen doorgevoerd. Ook de tolerantiegrens voor fouten van de baten-lastendiensten van Defensie is niet overschreden.

Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de niet-financiële informatie van de (beleids)artikelen in het jaarverslag is gecontroleerd op de aspecten ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid. De controleerbaarheid van de totstandkoming van de prestatiegegevens is verder verbeterd en de gegevens in de maandrapportages over gereedheid zijn juist en volledig overgenomen in het Jaarverslag.

In het rapport van de Algemene Rekenkamer «Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie» uit 2009 zijn tekortkomingen in het waarborgen van de betrouwbaarheid van de betreffende informatie onderkend. Naar aanleiding van dit rapport is het programma Stuur- en verantwoordingsinformatie opgericht. Dit programma heeft tot doel om in 2014 over optimale stuur- en verantwoordingsinformatie te beschikken, waarbij de basis voor deze adequate informatie volledig gevulde en betrouwbare bronsystemen vormen (prioriteit nr. 2). Dit verbeterprogramma is onderverdeeld in korte, middellange en lange termijndoelstellingen en loopt op schema.

Op 19 mei 2010 (Kamerstuk 32 248, nr. 5) is gemeld dat drie van de vier korte termijndoelstellingen zijn gerealiseerd. In 2010 is ook de laatste korte termijndoelstelling, het beschrijven van de totstandkoming van de appreciatie van commandanten, gerealiseerd. Deze beschrijving is opgenomen in de Aanschrijving Management Control 2011, waarin voorgeschreven staat hoe defensieonderdelen managementinformatie moeten aanleveren.

De doelstellingen voor de middellange termijn zijn gericht op de verbetering van de maandrapportage als brugdocument tussen de begroting en het jaarverslag. De activiteiten om deze doelstellingen te bereiken zijn in 2010 begonnen. Het programma voor de langetermijndoelstellingen is conform de planning nog niet begonnen. Het betreft een meerjarig programma en nog niet alle tekortkomingen die in 2009 zijn geconstateerd zijn al opgeheven.

Financieel en materieelbeheer

Het project Beter verbeteren, begonnen na de uitkomsten van het bezwaaronderzoek door de Algemene Rekenkamer in 2008, is in 2010 als overkoepelend project voortgezet. De onderdelen Verbetering financieel beheer en Professionaliseren materieelbeheer Defensie zijn in aparte projectorganisaties belegd.

In 2010 is hard gewerkt om de gewenste aandacht voor de verbeteringen in het beheer te realiseren (prioriteit nr. 1), onder andere door periodiek overleg tussen de secretaris-generaal van Defensie en de defensieonderdelen, waarbij het belang voor zorgvuldig beheer onder de aandacht is gebracht. Ook is (ruime) aandacht geschonken aan de verbetering van het beheer door de speciaal opgerichte projectorganisaties materieel en financieel beheer binnen de verschillende defensieonderdelen. Dit is onder andere gedaan door middel van kennisgroepen, voorlichtingsbijeenkomsten en pilotprojecten.

Financieel beheer

Het Meerjarig Verbeterplan Financieel beheer is in 2010 verder uitgevoerd. De belangrijkste doelstellingen voor dit jaar betroffen het verbeteren van het verplichtingen beheer (prioriteit nr. 3), het verbeteren van het betaalgedrag (prioriteit nr. 4), het invoeren en gebruiken van de continue monitor (prioriteit nr. 5) en het verbeteren en vereenvoudigen van het handtekeningen- en bevoegdhedenregister (prioriteit nr. 6).

Het beheer op openstaande verplichtingen is in 2010 verbeterd. In 2008 en 2009 werden nog grote correcties doorgevoerd om een getrouwe openstaande verplichtingenstand in de jaarrekening te kunnen verantwoorden. In 2010 was de doelstelling om de omvang van de benodigde correctie op de openstaande verplichtingen substantieel te verlagen. Uit de stand van de openstaande verplichtingen per 31 december 2010 blijkt dat deze verlaging is bereikt en de administratie is verbeterd. Echter, met betrekking tot de registratie van verplichtingen, blijkt dat nog relatief veel mutaties niet voor het juiste bedrag zijn vastgelegd in FINAD (te hoog dan wel te laag). In 2011 worden vereenvoudigingmaatregelen genomen om zowel de benodigde correctie als de foutieve mutaties in FINAD verder te laten afnemen.

Het betaalgedrag is verder verbeterd, hoewel de rijksbrede norm van 90 procent niet constant het gehele jaar is gerealiseerd. Vooral in de eerste maanden van 2010 is sprake geweest van relatief veel niet-tijdige betalingen. Oorzaak hiervan lag onder andere in een vervroegde afsluiting van het dienstjaar 2009 en de verplichtingenpauze als gevolg van de budgettaire problemen in de materiële exploitatie begin 2010. Dit heeft geleid tot verschillende maatregelen, waardoor in de laatste maanden van 2010 de norm van 90 procent wel is gehaald. Het gemiddelde over 2010 komt uit op ongeveer 85 procent. Het positieve effect van de getroffen maatregelen blijkt ook uit het feit dat in de eerste maanden van 2011 de terugval in de tijdigheid van betalen minder groot is dan in de eerste maanden van 2010.

De continue monitor voor de belangrijkste geldstromen is beschikbaar en is door alle defensieonderdelen in gebruik genomen. In 2011 zal de monitor verder worden ontwikkeld waardoor er een belangrijk zelfcontrole middel ontstaat voor de bewaking van de kwaliteit van het gevoerde financieel beheer.

In 2010 is een applicatie ontwikkeld waarmee, op een beheersvriendelijke wijze, de handtekeningen- en bevoegdheden van medewerkers kunnen worden vastgelegd die financiële beheershandelingen verrichten. In het eerste kwartaal van 2011 zal dit handtekeningen- en bevoegdhedenregister zodanig gevuld worden. Daardoor moet bij de defensieonderdelen een inventarisatie en actualisatie van bestaande bevoegdheden en mandaten worden uitgevoerd. Dit brengt een vereenvoudiging van het gebruik en het onderhoud met zich mee.

In het reguliere beheer is in 2010 aandacht geschonken aan het wegwerken van de achterstand in het verrekenen van voorschotten. Deze achterstand was in 2008 en 2009 reeds onderkend en dit heeft in 2010 geleid tot verschillende beheersmaatregelen. De oorzaak van de achterstand ligt onder andere in het niet tijdig aanleveren van benodigde documentatie, in het bijzonder prestatieverklaringen. In 2011 zal verder gewerkt worden aan het wegwerken van de achterstand in de verrekening van voorschotten.

Materieelbeheer

Het project Professionaliseren materieelbeheer Defensie wordt gefaseerd uitgevoerd en loopt door tot in 2014. In 2010 lag in de eerste plaats de focus op de materieelsoorten die worden aangemerkt als «gevoelig materieel», zoals munitie, klein kaliber wapens en crypto-apparatuur. Hiervoor zijn deelprogramma’s ontwikkeld langs de thema’s regelgeving, besturing en beheerprocessen, informatievoorziening, formatie, opleiding en kennismanagement.

De belangrijkste activiteiten voor het «gevoelig materieel» betroffen de implementatie van registratie- en administratiesystemen en het schonen van de data in deze systemen om de datakwaliteit in de materieeladministratiesystemen te verbeteren (prioriteit nr. 9). In het laatste kwartaal van 2010 zijn zowel een nieuw registratiesysteem voor klein kaliber wapens, onder de naam Small Arms Registration System (SARS), als een nieuwe versie van het registratiesysteem voor cryptoapparatuur in gebruik genomen.

Het schonen van de data voor klein kaliber wapen en crypto is in 2010 zo goed als volledig uitgevoerd. De dataschoning van munitie heeft de geplande einddatum niet gehaald. De capaciteit voor de uitvoering bleek niet tijdig en niet in de gewenste omvang beschikbaar. Het feitelijke schonen is daardoor pas in augustus 2010 begonnen in plaats van in juni. De bijgestelde verwachte einddatum is nu midden 2011.

Ten tweede was het «werkend verklaren» van het Voorschrift Materieelbeheer Defensie (VMD) als een prioriteit (nr. 7) benoemd voor 2010. Onder «werkend verklaren» wordt verstaan dat de defensieonderdelen het materieelbeheer conform de in het VMD genoemde normen, kaders en eisen inrichten en zo werken. Het betreft een meerjarig traject waarin het VMD regelmatig wordt aangepast aan de ervaringen uit de praktijk. Doordat een aantal randvoorwaarden niet tijdig is ingevuld, is de inwerkingtreding van het gehele VMD niet op 1 januari 2011 gerealiseerd.

De voorbereiding, regie en uitvoering van de redeployment zijn beheerst verlopen. Zo zijn problemen in de ICT voorziening tijdig gesignaleerd. Op basis hiervan zijn adequate maatregelen voor een beheerst verloop genomen (prioriteit nr. 8). De redeployment zal in de loop van 2011 worden voltooid.

Naast de deelprogramma’s voor de gevoelige materieelsoorten en de genoemde prioriteiten zijn in 2010 verschillende generieke activiteiten uitgevoerd. Er is bijvoorbeeld een aanvang gemaakt met het opstellen van het visiedocument Materieelbeheer Defensie, waarin de scope en de kaders voor sturing en werking van het materieelbeheer worden weergeven. Hiernaast zijn belangrijke stappen gezet in het realiseren van de defensiebrede monitor kwaliteit materieelbeheer, waaronder het beproeven van de checklists van de monitor bij een aantal geselecteerde eenheden en het integreren van de monitor met delen uit het VMD.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Personeel beheer

In 2008 is de digitalisering van de fysieke personeelsdossiers gerealiseerd. Hierbij is zichtbaar geworden dat de fysieke en digitale dossiers in een fors aantal gevallen niet aan de wettelijke eisen voldoen. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan de opschoning en verbetering van alle personeelsdossiers (prioriteit nr. 10). In oktober 2010 is het digitale personeelsdossier in P&O-selfservice ontsloten, en is voor een eerste groep werknemers het digitale personeelsdossier opengesteld. Het verlenen van toegang tot het eigen digitale personeelsdossier gebeurt stapsgewijs omdat het personeelsdossier eerst wordt gecontroleerd. Begin 2012 zal het plan van aanpak als geheel zijn voltooid waarmee de personeelsdossiers voldoen aan de wettelijke eisen.

Naast het schonen van personeelsdossiers zijn verschillende andere maatregelen genomen om de datakwaliteit van personeelsbeheer te verbeteren (prioriteit nr. 9), waaronder dataonderzoeken naar opleidingsgegevens, ambtsjubilea en uitzendgegevens. Tot op heden treedt een beperkte verbetering op in het gebruik van signaalrapportages door de lijncommandanten. Maatregelen om dit te verbeteren zijn inmiddels getroffen, maar blijvende aandacht is vereist.

Milieu en energie

De Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009, Kamerstuk 31 700 X, nr. 61) beschrijft het milieubeleid van Defensie voor de periode 2009 tot en met 2012. In 2010 is op het gebied van vermindering van de milieubelasting goede vooruitgang geboekt. Er is echter een vertraging zichtbaar bij de uitvoering van de maatregelen uit de DDN2009. In 2009 nog 70 procent van de maatregelen op schema, in 2010 is dat teruggelopen tot 65 procent. De oorzaak daarvan is met name gelegen in het naar beneden bijstellen van voor milieu beschikbare budgetten. Zo heeft de uitvoering van energiebesparende maatregelen voor de grote gebouwen vertraging opgelopen en moet ook het energetisch onderzoek aan kleinere gebouwen worden uitgesteld. In 2009 was sprake van grote afwijkingen op het gebied van energiegegevens. Hierop zijn in 2010 verbeteringen bij het verzamelen van de energiecijfers doorgevoerd, waardoor een betrouwbaarder beeld ontstaat. Het invoeren van de gecertificeerde milieuzorgsystemen ligt op koers. Met de VROM-Inspectie is een project begonnen om te komen tot de invoering van Systeemgericht Toezicht.

Financiële problematiek

Uit het interdepartementale project Verkenningen kwam naar voren dat kostenontwikkelingen in de exploitatiesfeer een jaarlijks terugkerend tekort van € 100 tot € 150 miljoen opleveren. Factoren die hierbij een rol spelen zijn regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden, werk- en rusttijden en milieu, maar ook tegenvallende brandstofprijzen, achterstallig onderhoud en het fenomeen dat de levensduurkosten van materieel vooraf moeilijk nauwkeurig te schatten zijn. Dit heeft ertoe geleid dat in 2010 een tijdelijke verplichtingenpauze is ingesteld om prioriteiten te kunnen stellen in de uitgaven voor de materiële exploitatie. Deze verplichtingenpauze had rechtstreekse gevolgen voor de gereedstelling van operationele eenheden en derhalve voor het behalen van de operationele doelstellingen. Deze interne exploitatieproblematiek en de taakstelling uit het regeerakkoord hebben ertoe geleid dat een incidenteel pakket aan maatregelen is genomen om de financiële problematiek voor de jaren 2010 en 2011 op te lossen (toelichting op Kamerstuk 32 500 X, nr. 11). In de beleidsbrief 2011 is een samenhangend geheel van maatregelen gepresenteerd om de omvang en samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare middelen opnieuw met elkaar in evenwicht te brengen.

De opgedane ervaringen uit het financieel en materieelbeheer hebben tot het inzicht geleid dat een vereenvoudigde wijze van sturing en beheersing noodzakelijk is. Tegelijk dwingt de taakstelling uit het regeerakkoord om kritisch te kijken naar de wijze waarop de bedrijfsvoering van Defensie is ingericht. Dit leidt ertoe dat in 2011 wordt bezien of de ambities van de verbeterprogramma’s Stuur- en verantwoordingsinformatie en Beter Verbeteren dienen te worden herijkt. Deze noodzaak wordt versterkt door de tussentijdse balans van het programma SPEER. Op grond van de laatste ervaringen en adviezen is de ambitie van SPEER opnieuw beoordeeld (Kamerstuk 31 460 nr. 14). Hierbij is een afweging gemaakt tussen de SAP-functionaliteiten die dringend gewenst zijn voor de verbetering van de bedrijfsvoering, waaronder de verbetering van het financieel en materieelbeheer, met inachtneming van het verandervermogen, de capaciteit van de betrokken organisatieonderdelen en het beschikbare budget. Door de gewenste vereenvoudiging van de sturing en beheersing in de tussenbalans is besloten om de in de begroting 2010 toegezegde invoering van interne kostensturing te verlaten en de uitgavensturing en uitgavenverantwoording voorop te stellen. Tevens wordt de toegezegde inrichting van de controlfunctie mede in het licht van de taakstelling uit het regeerakkoord in 2011 bezien.

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2010 van het ministerie van Defensie (X)

Bedragen in EUR 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (inclusief Amendement)

Realisatie 1

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

 

8 460 946

420 015

 

8 471 649

446 447

 

10 703

26 432

          

Beleidsartikelen

 

6 886 108

410 406

 

6 773 717

425 914

 

-112 391

15 508

          

20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

323 500

323 500

1 407

302 029

318 319

9 347

– 21 471

– 5 181

7 940

21 Commando zeestrijdkrachten

607 445

608 445

13 564

599 001

613 849

11 791

– 8 444

5 404

– 1 773

22 Commando landstrijdkrachten

1 334 853

1 359 853

15 823

1 349 347

1 384 682

21 018

14 494

24 829

5 195

23 Commando luchtstrijdkrachten

757 292

717 292

9 181

754 488

721 088

15 986

– 2 804

3 796

6 805

24 Commando Koninklijke marechaussee

395 351

395 351

4 652

381 059

403 414

5 941

– 14 292

8 063

1 289

25 Defensie Materieelorganisatie

1 794 099

2 336 476

269 125

1 128 782

2 172 608

292 916

– 665 317

– 163 868

23 791

26 Commando Dienstencentra

1 148 191

1 145 191

96 654

1 042 011

1 159 757

68 915

– 106 180

14 566

– 27 739

          

Niet-beleidsartikelen

 

1 574 838

9 609

 

1 697 932

20 533

 

123 094

10 924

          

70 Geheime uitgaven

2 236

2 236

 

2 236

2 236

0

0

0

0

80 Nominaal en onvoorzien

-85 041

-85 041

 

0

0

0

85 041

85 041

0

90 Algemeen

1 667 643

1 657 643

9 609

1 682 458

1 695 696

20 533

14 815

38 053

10 924

X Noot
1

De bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op € 1000)

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

8. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2010 (bedragen x € 1 000)

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

8 471 648

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

446 447

3)

Liquide middelen

59 602

4a)

Rekening-courant RHB

8 019 503

4)

Rekening-courant RHB

0

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

147 231

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

81 931

   

7)

Openstaande rechten

0

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

8)

Extra-comptabele vorderingen

633 446

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

633 446

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

9)

Extra-comptabele schulden

0

10)

Voorschotten

2 677 270

10a)

Tegenrekening voorschotten

2 677 270

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

11)

Garantieverplichtingen

0

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4 539 756

12)

Openstaande verplichtingen

4 539 756

13)

Deelnemingen

0

13a)

Tegenrekening deelnemingen

0

 

Totaal

16 463 653

 

Totaal

16 463 653

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2010 (alle bedragen x € 1 000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 59 602 en bestaat uit de volgende saldi:

Kas

8 197

Bank

51 405

Totaal

59 602

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 81 931.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Commando DienstenCentra

Dit betreft een contract met de Bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waar € 33 300 van te ontvangen was per 31 december 2010.

Uitgaven buiten begrotingsverband, groter dan € 2 000, gedaan in 2009 of eerder en die in 2010 nog niet werden terugontvangen (alle bedragen x € 1 000,–).

Commando Koninklijke marechaussee

Een contract van € 2 100 betreft de verrekening van de kosten van het CKmar inzake het vervoer van personen die geen toegang krijgen tot Nederland. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vordert de kosten die de overheid gemaakt heeft terug bij de vervoerders en vergoedt vervolgens Defensie voor haar aandeel in de kosten. Dit proces verloopt moeizaam. Ook dit jaar is, ondanks toezeggingen van de IND, geen voortgang geboekt bij de IND. Het CKmar handhaaft de vorderingen en zal op korte termijn nader overleg met alle betrokken partijen voeren.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 147 231. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 90 335) en daarnaast voor € 31 872 uit vooruitontvangen gelden van derden voor nog te verrichten uitgaven. Het restant (€ 25 024) betreft gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Hiervoor wordt geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 633 446 (alle bedragen x € 1 000).

Aard van de vordering

Bedrag

Actief personeel

12 437

Baten-lastendiensten Defensie

52 883

Belastingdienst teruggaaf BTW

6 980

CMH/MRC

6 305

Diversen

29 695

Buitenlandse mogendheden

27 323

Koninklijke Schelde Groep lening

20 420

Verkoop overtollige goederen

536 984

Subtotaal

693 027

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

59 581

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2010

633 446

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2011 tot en met 2015 via de Dienst Domeinen (ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 536 984 tegoed. De Dienst Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van € 20 420 betreft een aan de KSG verstrekt krediet voor de gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De eerste twee termijnen zijn ondanks rappelleren niet betaald. Damen Shipyards Group, die KSG heeft overgenomen, stelt een ander terugbetalingsschema voor waarop de DMO in 2011 een reactie zal geven.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 536 984 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2010: € 96 462).

Vorderingen groter dan € 2 000 die zijn ingesteld vóór 2009 (alle bedragen x € 1 000).

Bestuursstaf

Een vordering op de belastingdienst bedraagt € 3 591. Het betreft de teruggaaf van betaalde BTW op Navo-investeringsprojecten. Recent is overeenstemming bereikt tussen Defensie en Financiën. Defensie zal het geld in 2011 ontvangen.

ad 9. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 677 270.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van vóór 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Jaar van ontstaan

Bedragen x € 1 000

≤2006

240 075

2007

187 910

2008

298 704

2009

372 155

2010

1 578 426

Totaal

2 677 270

Van de verstrekte voorschotten vóór 1 januari 2010 is in 2010 een bedrag verrekend van € 1 359 463. In 2010 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 615 962, waarvan in 2010 reeds € 37 536 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2009 komt daardoor op € 218 963.

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

De declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven zijn in 2010 voor een bedrag van € 999 625 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2010 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Een voorschot van € 161 011 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90 helikopters. De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats in de periode 2010 tot en met 2014. Het betreft nog niet bereikte mijlpalen. Er is enige vertraging in de levering.

Een voorschot van € 157 349 betreft de aanschaf van zes Chinook-helikopters. De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats in 2011 en 2012. Er is enige vertraging in de levering.

ad 11. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2010 is er een openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen weg te nemen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning. In 2010 is er één aanspraak geweest in verband met het overlijden van een militair.

ad 12. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1 000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 4 539 756. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,83. De verplichtingen zijn vastgelegd tegen contractwaarde.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2010

5 746 912

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

7 692 161

Subtotaal

13 439 073

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8 899 317

Openstaande verplichtingen per 31/12/2010

4 539 756

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

Openstaande verplichtingen van € 245 912 hebben betrekking op het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering heeft plaats in 2010 tot en met 2014.Ten opzichte van het oorspronkelijke leverschema is de levering vertraagd.

Openstaande verplichtingen van € 120 559 betreffen de levering van 184 stuks Infanterie-Gevechtsvoertuigen (IGV) inclusief munitie. De hoofdleverancier is Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden. De levering heeft plaats tot en met 2011. In 2011 worden er nog veertien stuks geleverd. De levering ligt op schema.

Met het MoU Production Sustainment & Follow-on Development (PSFD) uit 2006 wordt de samenwerking tussen Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden op het gebied van de JSF voortgezet. Deze MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en heeft tot doel de productie, instandhouding en doorontwikkeling van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het MoU afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten. De openstaande verplichting van € 141 633 wordt in de periode 2010 tot en met 2 046 betaald.

De openstaande verplichting van € 58 076 in verband met het eerste Nederlandse JSF-testtoestel wordt in de periode tot en met 2012 betaald. De levering wordt voorzien voor 2012.

Voor overige aan het project «Vervanging F-16» gerelateerde deelprojecten zijn voor een bedrag van € 22 212 openstaande verplichtingen opgenomen.

Openstaande verplichtingen van € 582 430 betreffen de aanschaf van 200 stuks Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De leveringen heeft plaats vanaf 2011 tot en met 2016. Er is op dit moment sprake van een vertraging.

Openstaande verplichtingen van € 115 975 betreffen de aanschaf van vier patrouilleschepen en Integrated Logistic Support (ILS), te leveren door Schelde Marinebouw BV. Leveringen en betalingen hebben plaats vanaf 2010 tot en met 2013. De levering ligt op schema.

Een openstaande verplichting van € 301 433 betreft de aanschaf van een Joint Support Ship (JSS), te leveren door Damen Schelde Naval Shipbuilding. De betalingen hebben plaats in de periode 2010 tot en met 2014 en de levering is voorzien voor 2014. De levering ligt op schema.

Een openstaande verplichting van € 415 400 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de Navo waarbij effectief gebruik kan worden gemaakt van drie Boeing C-17 Globemaster transportvliegtuigen vanuit Hongarije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

Een openstaande verplichting van € 120 476 betreft de aanschaf van zes nieuwe Chinook-helikopters bij de firma Boeing in de Verenigde Staten. De betalingen hebben plaats in de periode 2011 tot en met 2012. De levering is ten opzichte van het oorspronkelijke leverschema vertraagd.

ad 13. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

9. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2010 vastgesteld op € 193 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro's.

Functie

Belastbaar jaarloon 2009

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009

Totaal 2009

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Totaal 2010

Motivering

Opmerkingen

Commandant van een Operationeel Commando

139 608

27 311

166 919

167 544

30 156

197 700

Diensttijdgratificatie, garantievliegtoelage en 40-urige werkweek

Inkomsten betreffen niet alleen salaris: diensttijdgratificatie € 25 484, garantievliegtoelage € 13 675 en 40-urige werkweek € 7 940

BATEN-LASTENDIENSTEN

10. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Bedragen in € 1 000

1

2

3=2–1

 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

01

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

   
 

Totale baten

353 099

407 982

54 883

 

Totale lasten

353 099

387 570

34 471

 

Saldo van baten en lasten

0

20 412

20 412

     
 

Totale kapitaalontvangsten

60 000

17 881

-42119

 

Totale kapitaaluitgaven

111 000

60 434

-50566

     

02

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

   
 

Totale baten

273 260

260 565

-12695

 

Totale lasten

273 089

265 413

-7676

 

Saldo van baten en lasten

171

-4848

-5019

     
 

Totale kapitaalontvangsten

34 650

31 684

-2966

 

Totale kapitaaluitgaven

39 900

36 243

-3657

     

03

Baten-lastendienst Paresto

   
 

Totale baten

123 993

113 216

-10777

 

Totale lasten

123 993

110 912

-13081

 

Saldo van baten en lasten

0

2 304

2 304

     
 

Totale kapitaalontvangsten

910

0

-910

 

Totale kapitaaluitgaven

2 116

1 604

-512

Het saldo van de baten en lasten van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) over 2010 bedraagt € 20,4 miljoen positief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Dit positieve resultaat wordt in het bijzonder veroorzaakt door een hogere omzet van het moederdepartement, minder inhuur van personeel en lagere afschrijvingskosten door uitgestelde investeringen.

Het positieve saldo van Paresto wordt voornamelijk veroorzaakt door een strikte personeelsplanning waarbij vooral tijdelijke contracten zijn uitgefaseerd.

Het negatieve resultaat bij de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is veroorzaakt door besluiten van het moederdepartement en bezuinigingen (minder nieuwe projecten). Hierdoor is minder omzet gerealiseerd. Bovendien was er sprake van hogere operationele kosten. Dit wordt slechts deels gecompenseerd door een beter resultaat van de Dienst Beveiliging Vastgoed (DBV).

11. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010

(Bedragen x € 1000)
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

316 144

364 121

47 977

359 867

Opbrengsten overige departementen

36 810

43 532

6 722

44 520

Opbrengst derden

145

209

64

206

Rentebaten

 

77

77

 

Vrijval voorzieningen

 

43

43

 

Bijzondere baten

    

Totaal baten

353 099

407 982

54 883

404 593

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

200 058

212 768

12 710

229 069

– materiële kosten

98 341

126 865

28 524

135 582

Rentelasten

5 700

4 259

-1441

5 697

Afschrijvingskosten

    

– materieel

46 000

35 914

-10086

41 657

– immaterieel

3 000

1971

-1029

2 366

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

 

2 145

2 145

3 055

– bijzondere lasten

 

3 648

3 648

 

Totaal lasten

353 099

387 570

34 471

417 426

Saldo van baten en lasten

0

20 412

20 412

– 12 833

Algemeen

In 2010 is ingezet op het terugdringen van inhuur, meer declarabel inzetten van het vaste personeel, procesvereenvoudiging, sanering en betere benutting van het wagenpark, terugbrengen van licentiekosten en kritische beoordeling van noodzakelijke investeringen.

Opbrengst moederdepartement

Substantieel hogere omzet is onder andere verkregen door uitbreidingen in functionaliteiten als gevolg van de samenvoeging waardoor onder andere de omzetcategorie Marktkosten is opgenomen. Dit betreft ingekochte diensten van de private markt die direct doorbelast worden aan de klantbudgetten en als omzet verantwoord worden. De defensieonderdelen hebben in 2010 meer werkplekken afgenomen dan voorzien in de begroting. Dit heeft gezorgd voor hogere omzet bij het moederdepartement. De omzet in de categorie telefonie is gerealiseerd op de maximale waarde van de dienstverleningsovereenkomst.

Opbrengst overige departementen

De dienstverlening aan overige departementen is ten opzichte van 2009 met ruim € 1 miljoen afgenomen omdat geen producten meer worden aangeboden die niet in de standaardportfolio zijn opgenomen.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de Navo en haar partners. De grote posten betreffen vooral het regulier onderhoud voor netwerken (€ 0,115 miljoen) en dragerdiensten (€ 0,073 miljoen). Daarnaast worden telefoonkosten en diverse kleine posten in rekening gebracht.

Personele kosten

Door efficiencymaatregelen is het vaste personeel afgenomen. Per saldo wordt nu meer werk door minder mensen uitgevoerd. In 2010 is de in 2009 ingezette koers om inhuur te beperken voortgezet. Voor 2010 is stringent gekeken naar inhuur en is het beleid dat aflopende contracten niet meer worden verlengd.

De hogere realisatie ten opzichte van de begroting 2010 is technisch van aard omdat de inhuur ten behoeve van het Defensie Investeringsplan met ingang van 2010 via de begroting van Ivent loopt terwijl hier ten tijde van het opstellen van deze oorspronkelijke begroting nog geen sprake van was. IVENT verzorgt de inkoop van ingehuurd personeel voor IV-projecten en voert hier de projectenadministratie over. In 2010 bedroeg deze post ongeveer € 35 miljoen.

Materiële kosten

(Bedragen x € 1 000)

 

Begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Directe kosten

42 741

67 249

24 508

Huisvestingskosten

10 500

11 943

1 443

Kantoorkosten

3 400

3 021

-379

Verkoopkosten

100

24

-76

Algemene kosten

3 600

6 425

2 825

Kosten hard- en software

38 000

38 203

203

Totaal materiële kosten

98 341

126 865

28 524

De directe kosten zijn in 2010 hoger dan begroot als gevolg van de hogere opbrengsten. Verder waren de algemene kosten in 2010 hoger aangezien de afboeking van oninbare vorderingen hierop verantwoord is. Dit betreft de posten «openstaande posten 2008» en «dubbele beheerlasten SPEER» voor een totaal bedrag van € 4,8 miljoen. Normaal gesproken worden omzetafboekingen met betrekking tot voorgaand boekjaar gesaldeerd in de omzet van het lopende boekjaar. Gezien het bijzondere karakter van deze buiten invorderingstelling zijn deze posten in 2010 apart gepresenteerd.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn hoofdzakelijk veroorzaakt door de lagere investeringen. Daarnaast is enerzijds in 2010 een aantal dienstverleningsovereenkomsten laat getekend en zijn de budgetten door de afnemers laat vrijgegeven. De liquiditeit is hierdoor negatief beïnvloed. Anderzijds zijn doorbelastingen vanuit het departement (zoals salarisuitgaven) vertraagd betaald. Dit heeft de liquiditeit positief beïnvloed. Als gevolg daarvan is de stand op de rekening courant bij het ministerie van Financiën beter geweest en de rentelast lager uitgevallen dan begroot.

Bijzondere lasten

In 2009 is een overschrijding van € 3,5 miljoen op de IVENT-onderdelen die onder het kas-verplichtingenstelsel vallen als vordering op het moederdepartement opgenomen en verantwoord in de jaarrekening DTO. Deze vordering is in 2010 niet voldaan door het moederdepartement. De vordering 2009 is afgeboekt en als verlies genomen binnen de baten-lastendienst DTO. In 2010 bedraagt de overschrijding € 0,1 miljoen. Aangezien de kosten hun oorsprong vinden in de onderdelen met een kas-verplichtingenstelsel en verantwoord worden binnen de baten-lastendienst DTO wordt dit als bijzondere last verantwoord en toegelicht.

Resultaat

Het saldo van de baten en lasten over 2010 bedraagt € 20,4 miljoen positief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Dit positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere omzet moederdepartement, minder inhuur van personeel en lagere afschrijvingskosten door uitgestelde investeringen.

Balans per 31 december 2010

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

5 424

3 532

Materiële activa

  

– gebouwen en terreinen

21 029

20 909

– machines en installaties

9 987

11 348

– computerapparatuur

60 219

73 116

– overige bedrijfsmiddelen

2 336

3 243

Voorraden

4 118

3 604

Debiteuren

43 724

56 666

Nog te ontvangen/overlopende activa

35 141

35 859

Liquide middelen

33 269

15 024

Totaal activa

215 247

223 301

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– exploitatiereserve

12 064

– verplichte reserve

  

– onverdeeld resultaat

20 412

– 12 833

Subtotaal eigen vermogen

20 412

– 769

   

Leningen bij het Ministerie van Financiën

63 872

78 678

Voorzieningen

6 320

5 890

Crediteuren

63 238

58 845

Nog te betalen/overlopende passiva

61 405

80 657

Totaal passiva

215 247

223 301

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over 2010 bedraagt € 20,4 miljoen. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 378,4 miljoen in 2008, € 404,6 miljoen in 2009 en € 407,9 miljoen in 2010) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 19,8 miljoen.

Debiteuren

De stand debiteuren is lager dan ultimo 2009 omdat goed is geanticipeerd op kassluiting bij het moederdepartement.

Leningen bij het ministerie van Financiën (langlopend)

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

Leningen bij het ministerie van Financiën

  

Vermogensconversielening

12 606

13 306

Investeringsleningen

51 266

65 372

Totaal leningen

63 872

78 678

Toelichting leningen

Deze leningen zijn opgenomen ter financiering van de vaste activa. Conform regelgeving worden alle activa gefinancierd via de investeringslening bij het ministerie van Financiën.

Voorzieningen

De verloopstaat voor de voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2009

Dotaties 2010

Vrijval 2010

Onttrekkingen 2010

Stand 31-12-2010

Wachtgelduitkeringen

4 621

2 101

 

– 1 086

5 636

FPU57

1 269

44

 43

– 586

684

Totaal aan voorzieningen

5 890

2 145

– 43

– 1 672

6 320

Toelichting voorzieningen

De voorzieningen zijn per 31 december 2010 geactualiseerd. Als gevolg daarvan is er een dotatie aan de voorziening Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU) en wachtgelden geweest. Deze dotatie 2010 wachtgelduitkeringen is het gevolg van de reorganisatie van het dienstencentrum Operations en daaruit resulterende medewerkers die aanspraak maken op de wachtgeldregeling. De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde. De gehanteerde rekenrente is vastgesteld op basis van de wettelijke rente 2010 (drie procent). De onttrekking van € 1,7 miljoen betreft betaalde FPU en wachtgeld. Alle voorzieningen hebben een langlopend karakter.

Nog te betalen/overlopende passiva

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

Salarissen en sociale lasten

7 677

22 959

Aflossing leningen ministerie van Financiën

31 806

35 589

Overige overlopende passiva

21 922

22 109

Totaal overlopende passiva

61 405

80 657

De post salarissen en sociale lasten betreft reserveringen voor vakantiedagen en de opbouw van het vakantiegeld. De afname hierin heeft te maken met tijdig doorbelasten van salariskosten door het moederdepartement. De afname van het saldo leningen wordt veroorzaakt door minder investeringen in 2009 en 2010 waardoor een lager saldo af te lossen is ontstaan. De post «overige overlopende passiva» is hoger per ultimo 2009 omdat de nog te ontvangen inkoopfacturen die hier worden gepresenteerd, toegenomen zijn.

Kasstroomoverzicht 2010

(Bedragen x € 1 000)
  

Oorspronkelijke vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand

depositorekeningen

45 074

15 024

– 30 050

     

2.

Totaal operationele kasstroom

49 000

60 797

11 797

    

 

 

Totaal investeringen (-/-)

– 60 000

– 24 845

35 155

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

112

112

3.

Totaal investeringskasstroom

– 60 000

– 24 733

35 267

    

 

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

  

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

769

769

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 51 000

– 35 589

15 411

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

60 000

17 000

– 43 000

4.

Totaal financieringskasstroom

9 000

– 17 820

– 26 820

     

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

43 074

33 268

– 9 806

Depositorekening

Plaatsing op depositorekening was pas mogelijk per juli 2010. Als gevolg van vertragingen in het betaalproces van Defensie is de geldstroom pas in mei 2010 op gang gekomen. Na betaling van diverse salarisrekeningen is resterend kasgeld gebruikt om op deposito te zetten. Dit saldo is in de loop van 2010 opgebouwd tot een maximum van € 70 miljoen. Het deposito is ultimo 2010 weer volledig afgebouwd.

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is het positieve resultaat de belangrijkste factor. De mutatie in debiteuren en het gebruik van de leverancierskredieten (toename crediteuren) houden elkaar redelijk in evenwicht.

Investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen zijn zoals al eerder vermeld fors lager dan vorig jaar en dan begroot. In 2010 is geïnvesteerd in activa categorie computerapparatuur (Nafin Duct-in-Duct en server opslagruimte) en in activa categorie gebouwen & terreinen (renovatie Maasland B-gang).

Financieringskasstroom

In 2010 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van € 17 miljoen. De aflossingen op leningen bij het ministerie van Financiën over het jaar 2010 zijn lager dan in de ontwerpbegroting is vermeld, aangezien al enige jaren geen volledige uitputting van het leenplafond heeft plaatsgehad.

Het uitstaand saldo op de leenfaciliteit is in 2010 verlaagd.

Doelmatigheidsparagraaf

De focus van doelmatigheid ligt op twee gebieden: operationele performance en financiële doelmatigheid. Door het omvangrijke portfolio dat wordt gevoerd is het niet mogelijk om model 3.80 volledig te voeren. Generieke kostprijzen per product zijn niet aan te geven door de grote verscheidenheid en karakter van het door DTO gevoerde portfolio.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen tot en met 31 december 2010
Omschrijving generieke deel

 

2007

2008

2009

2010

Leverbetrouwbaarheid SLA's

78,8%

84,7%

87,8%

86,0%

Oplossend vermogen Service Desk Defensie

58,7%

76,3%

75,6%

69,0%

Tijdigheid klachtafhandeling

71,8%

67,0%

89,9%

90,0%

Opdrachtgeverstevredenheid

71,7%

74,0%

72,8%

70,0%

Vte'n totaal

  

2 178

2 181

– Burgers

  

2 056,0

2 083

– Militairen

  

122,0

98

     

Omzet per productgroep Generiek

    

(x € 1 miljoen)

 

243,9

  

Housing

  

2,6

2,4

Defensiepas en MFSC

  

8,9

8,1

Handelsgoederen

  

20,3

16,5

Evenementen

  

3,7

0,1

WDD Algemeen

  

128,7

134,3

WDD specifiek

  

9,4

10,8

Communicatie dienst basis

  

21,2

31,4

Communicatie dienst specifiek

  

5,6

9,3

Connectivity

  

39,0

40,2

     

Omschrijving specifiek deel

    

 

2007

2008

2009

2010

Kostprijs per werkplek (norm)

100%

99%

98%

88%

Kostprijs per werkplek (realisatie)

 

92%

87%

82%

     

Omzet per productgroep Specifiek

    

(x € 1 miljoen)

 

134,5

  

Dienstontw. & klantopdracht specifiek

  

-

1,0

Advies & applicaties

  

34,5

36,0

IV services

  

6,5

13,7

Externe applicatie diensten

  

6,2

3,4

Software

  

1,0

0,9

Hosting ERP

  

21,2

27,7

Hosting MF

  

12,0

10,0

Applicatie Hosting

  

13,1

11,0

Exploitatie Connectivity

  

0,1

0,2

Hosting overig

  

0,2

0,1

Marktkosten IV-I & IV-E gelden

  

69,6

48,0

NSA

  

1,4

Dubbele beheerlasten

  

1,0

kleine diverse omzetposten

  

0,8

0,4

In 2010 is de operationele doelmatigheid tot uiting gekomen in kwaliteit IV-voorziening (inclusief de klantwaardering en eindgebruikers) en door de leverbetrouwbaarheid SLA's. Op de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI) wordt een gewogen gemiddelde van 76 procent behaald. De indicatoren liggen daarmee boven de norm van 75 procent. Ten opzichte van 2009 is een geringe daling te zien. Dit wordt onder andere veroorzaakt door uitgestelde investeringen.

Het personeels- en arbeidsplaatsenbestand van het baten-lastendeel is voor het eigen personeel beneden de grenzen van het dubbelslot baten/lastendienst gebleven. Gemiddeld heeft DTO een bezetting van 2 181 VTE’n eigen personeel. Doelmatigheid op het gebied van personeel is vooral zichtbaar geworden in het terugdringen van de inhuur (zie toelichting personele kosten).

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek voor 2007 is gesteld op 100. De daling van de kostprijs per werkplek komt door verhoging van de efficiency. In de realisatiecijfers is een afname te zien waaruit blijkt dat de taakstellingen effect sorteren.

Tot en met 2008 werd de omzet voor werkplekken gerealiseerd door vooraf een prijs per werkplek af te stemmen met de beleidsverantwoordelijke. In 2009 is er gefactureerd op basis van beschikbaar budget en in 2010 is de facturatie gebaseerd op de werkelijke afname.

De totale omzet per productgroep 2010

De omzet van IVENT bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten, die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus (PDC).

De meest omvangrijke diensten van IVENT zijn de werkplekdiensten en telefonie (40 procent van de omzet). Er is in 2010 sprake geweest van een grotere afname. De volgende grote omzetcategorie (11 procent van de omzet) betreft de marktkosten voor IV-I en IV-E.

12. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE (DVD)

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010

(Bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

124 400

111 747

– 12 653

120 935

Opbrengsten inzake programmafacturen instandhouding

137 600

133 826

– 3 774

145 882

Opbrengsten huisvesting

11 060

9 737

– 1 323

8 714

Opbrengsten overige departementen

 

802

802

517

Opbrengsten derden

 

29

29

57

Mutatie onderhanden werk

 

2 904

2 904

5 592

Rentebaten

200

0

-200

5

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

 

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

 

682

682

3 654

Bijzondere baten

 

838

838

556

Totaal baten

273 260

260 565

-12695

285 912

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

101 524

97 955

– 3 569

99 450

– uitbesteding

1 000

3 705

2 705

3 640

– materiële kosten

16 855

14 012

– 2 843

13 400

– programmagelden instandhouding

137 600

134 864

– 2 736

146 917

Rentelasten investeringen DVD

1 393

1 368

– 25

1 474

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

8 317

6 683

-1634

6 074

Rentelasten rekening-courant

0

225

225

0

Afschrijvingskosten

    

– materieel

2 657

1 519

– 1 138

1 501

– materieel huisvestingsactiviteiten

2 743

2 806

63

2 475

– immaterieel

 

0

0

0

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

1 000

498

– 502

4 694

– bijzondere lasten

 

1 778

1 778

3 251

Totaal lasten

273 089

265 413

– 7 676

282 876

Saldo van baten en lasten

171

– 4 848

– 5 019

3 036

Algemeen

De interne jaarrekening over 2010 wordt afgezet tegen de begroting voor 2010 zoals die in 2009 is opgesteld. In dit jaar zijn de cijfers van de DBV als onderdeel van de nieuw op te richten Defensie Beveiliging- en Bewakingsorganisatie (DBBO) voor het laatst opgenomen. Besloten is dat DBBO per 1 januari 2011 onderdeel gaat vormen van de Bedrijfsgroep Beveiliging en Vastgoed, voorlopig als kas/verplichtingeneenheid.

Het tegenvallende resultaat ten opzichte van de begroting is veroorzaakt door besluiten van het moederdepartement en bezuinigingen. Hierdoor is minder omzet gerealiseerd. Bovendien was er sprake van hogere operationele kosten. Dit wordt slechts deels gecompenseerd door een beter resultaat van DBV.

Opbrengsten huisvesting

Door de vertraging in uitvoering van de leenfaciliteit projecten zijn de opbrengsten lager dan begroot.

Opbrengsten overige departementen/derden

De opbrengsten overige departementen en opbrengsten derden zijn vanwege de geringe omvang in de begroting 2010 bij de begrote opbrengst moederdepartement gevoegd.

Mutatie onderhanden werk

In de begroting is deze post op nihil gesteld. De positieve mutatie onderhanden werk hangt nauw samen met een toename van lopende (deel)opdrachten Nieuwbouw aan het eind van het boekjaar.

Rentebaten

De sterke daling van de rentebaten naar een rentelast is het gevolg van het feit dat Dienstverleningsovereenkomsten laat zijn afgesloten, de voorfinanciering van de voorgeschoten Nieuwbouw programmageld en geen rente over het positieve saldo van het ministerie van Financiën rekening-courant.

Vrijval uit voorzieningen

Ten opzichte van de begroting is een klein deel van de voorziening vrijgevallen omdat een deel van de wachtgeldverplichting is afgekocht.

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten hierin worden gevormd door vrijval van transitoria en diverse kleinere posten.

Uitbesteding

De realisatie is € 2,7 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt verklaard doordat in de begroting voor € 1,2 miljoen aan directe projectkosten niet is meegenomen, tevens is voor een aantal nieuwbouwprojecten de projectvoering uitbesteed.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

De rente die verschuldigd is voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen.

Afschrijvingskosten materieel (inclusief huisvestingsactiviteiten)

Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan voorzien was in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn later in het jaar gerealiseerd dan begroot of zijn uitgesteld naar volgend jaar.

Dotaties aan voorzieningen

In 2010 zijn dotaties aan voorzieningen geboekt voor garantieverplichtingen (€ 0,1 miljoen) en ten behoeve van wachtgeld voorziening (€ 0,4 miljoen).

Bijzondere lasten

Dit zijn lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. Het betreft reserveringen voor oude nog te factureren c.q. te crediteren bedragen die niet meer kunnen worden verrekend en posten waarvan onvoldoende kostenreserveringen zijn gedaan.

Balans per 31 december 2010

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

  

– grond en gebouwen

129 826

118 848

– gebouwen in aanbouw

62 508

45 795

– transportmiddelen

3 058

3 620

– overige

651

783

Vlottende activa

  

Onderhanden werk

17 790

14 885

Debiteuren

272

308

Vorderingen op moederdepartement

327

503

Overlopende activa

54 752

30 447

Liquide middelen

3 222

32 362

Totaal activa

272 406

247 551

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– exploitatiereserve

13 139

10 103

– verplichte reserve

0

0

– onverdeeld resultaat

– 4 848

3 036

Leningen bij het ministerie van Financiën

190 613

163 609

Voorzieningen

7 987

11 395

Crediteuren

15 593

13 258

Schulden aan moederdepartement

7 231

395

Overlopende passiva

42 691

45 755

Totaal passiva

272 406

247 551

Onderhanden werk

Het onderhanden werk omvat de kosten van lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen opbrengst is genomen. De stijging van € 2,9 miljoen ten opzichte van 2009 wordt vooral veroorzaakt door vertraging in de goedkeuring van een groot aantal nieuwbouwprojectfasen.

Overlopende activa

De post overlopende activa bedraagt ultimo 2010 € 54,8 miljoen. In 2009 was dat € 30,4 miljoen. De stijging wordt deels veroorzaakt door een toename van nog niet aan het moederdepartement in rekening gebrachte programmagelden voor nieuwbouw met € 26,7 miljoen. In 2010 was dit € 42,4 miljoen, in 2009 was dit € 15,8 miljoen. Op 12 november 2010 is de kas voor nieuwbouw bij het moederdepartement gesloten.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Op basis van vijf procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 13,1 miljoen. De stand aan het eind van 2010 bedraagt € 8,3 miljoen.

De schuld aan het moederdepartement bedraagt € 7 miljoen. Het betreft een salarisfactuur die door het moederdepartement is voorgeschoten maar nog niet is terugbetaald vanwege te weinig liquide middelen.

Voorzieningen

De verloopstaat van de voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2009

Dotaties 2010

Vrijval 2010

Onttrekkingen 2010

Stand 31-12-2010

Garantieverplichtingen

490

86

– 19

– 434

123

Wachtgelduitkeringen

8 342

412

– 662

– 1 590

6 502

FPU 57+ voorziening

2 563

  

– 1 201

1 362

Totaal aan voorzieningen

11 395

498

– 681

– 3 225

7 987

Toelichting voorzieningen

De voorziening garantieverplichtingen dient ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van de beroepsaansprakelijkheid. Conform de «Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en adviserend Ingenieursbureau» (RVOI) is de DVD in bepaalde gevallen aansprakelijk te stellen tot de hoogte van het honorarium van het betreffende project.

De voorziening wachtgelduitkering dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. In 2010 zijn twee personeelsleden als nieuwe herplaatsers aangemeld.

Met de defensiebrede reorganisatie is in 2004 aan medewerkers van 57 jaar en ouder de mogelijkheid geboden om onder betaalde voorwaarden Defensie te verlaten. De onttrekking betreft de daadwerkelijke uitgaven FPU/57+ regeling.

Voor de gehele voorziening is € 0,9 miljoen langlopend en € 7,1 miljoen kortlopend. De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde.

Leningen bij het ministerie van Financiën

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

Leningen bij het ministerie van Financiën

  

Vermogensconversielening

9 101

5 615

Investeringsleningen

181 512

157 994

Totaal leningen

190 613

163 609

Toelichting leningen

Met de leningen van het ministerie van Financiën worden de materiële vaste activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden afgesloten in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vaste activa. De vermogensconversielening loopt tot 2 038 met een rente van vijf procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van drie jaar tot circa 50 jaar tegen rentepercentages variërend van 1,7 tot 5,6.

Overlopende passiva

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

Aflossing leningen ministerie van Financiën

4 406

4 618

Vooruit ontvangen bedragen

1 542

480

Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen

32 945

36 304

Te betalen vakantiegelden

1972

2 181

Betalingen onderweg

0

 

Te betalen vakantiedagen

1 826

2 172

Totaal overlopende passiva

42 691

45 755

De post «Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen bedragen» bestaat onder andere uit te betalen programmagelden en te betalen apparaatskosten. De daling ten opzichte van 2009 wordt met name verklaard doordat de salariskosten in 2009 onder deze post waren opgenomen en in 2010 onder de schulden moederdepartement.

De reservering voor gratificaties in het kader van ambtsjubilea van € 0,2 miljoen is ook opgenomen in deze post.

Kasstroomoverzicht 2010

(Bedragen x € 1 000)
  

Oorspronkelijke vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

55 693

32 357

– 23 336

     

2.

Totaal operationele kasstroom

3 571

– 24 576

– 28 147

     
 

Totaal investeringen (-/-)

– 34 500

– 31 625

2 875

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

150

302

152

3.

Totaal investeringskasstroom

– 34 350

– 31 323

3 027

     
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 5 400

– 4 618

782

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

34 500

31 382

– 3 118

4.

Totaal financieringskasstroom

29 100

26 764

– 2 336

     

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

54 014

3 222

– 50 792

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gedaald ten opzichte van het plan. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de effecten van het niet in 2010 kunnen doorbelasten van vooruitbetaalde Nieuwbouw programmagelden (zie toelichting overlopende activa).

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het betreft hier met name investeringen in gebouwen en voor een gering deel investeringen in voertuigen.

Het grote verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lage afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van het project Hoger Onderhoud Woensdrecht.

In 2010 is voor het project Gilze Rijen € 0,6 miljoen, het project CKmar Opleidingscentrum € 3,7 miljoen en voor het project CKmar Schiphol € 0,267 miljoen aan investeringen geboekt.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen lager dan geraamd.

Het saldo van de aflossingen is deels opgenomen onder kasstroom uit financiële activiteiten en deels onder kasstroom uit operationele activiteiten (onderdeel van overlopende passiva «Aflossingen leningen van het ministerie van Financiën»). In 2010 is € 4,6 miljoen afgelost.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren in kengetallen tot en met 31 december 2010
Omschrijving generieke deel

 

2007

2008

2009

2010

Vte'n totaal

1 150,8

1 120,5

1 161,3

1 405,7

– waarvan in eigen dienst

1 014,2

1 008

1 020,5

1 297,7

– waarvan inhuur

136,6

112,5

140,8

108

Saldo van baten en lasten (%)

0,4%

-1,9%

1,1%

-2,0%

     

Omschrijving specifiek deel

    
 

2007

2008

2009

2010

Kostprijzen per product(groep) DVD

    

Expertise &advies

n.v.t.

n.v.t

77,06

76,69

Verwerving & Afstoting excl. COVO

n.v.t.

n.v.t

74,06

73,24

COVO

n.v.t.

n.v.t

64,07

62,17

Instandhouding

n.v.t.

n.v.t

60,93

59,67

Gemiddelde kostprijs product

n.v.t.

n.v.t

65,94

65,18

Tarieven

zie kostprijzen per product

 

Omzet per productgroep (pxq) in K€

    

Expertise &advies

n.v.t.

n.v.t

10 160

8 219

Verwerving & Afstoting excl. COVO

n.v.t.

n.v.t

31 482

28 011

COVO

n.v.t.

n.v.t

7 130

4 310

Instandhouding

n.v.t.

n.v.t

47 833

45 226

Beveiliging

n.v.t.

n.v.t

29 014

28 141

Overig

n.v.t.

n.v.t

1 482

1 230

     

Servicelevels (norm = 80%)

71%

77%

88%

85%

Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker)

90,5

92,4

94,4

87,9

Projecttevredenheid (norm = 90%)

82%

80%

77%

94%

De kostprijzen en omzetten per product(groep) zijn voor de jaren 2007 en 2008 niet opgenomen in verband met het feit dat er in 2009 een wijziging in de product(groepen) is geweest. Hierdoor is een goede vergelijking met de jaren vóór 2009 niet mogelijk.

Kostprijzen per product(groep)

De kostprijzen per productgroep of de tarieven per uur laten in 2010 gemiddeld een lagere kostprijs zien ten opzichte van 2009. Het verschil heeft te maken met de verschillende mix van de salarisschalen en de inhuurschalen die benodigd is om de producten uit te voeren.

Omzet per product

De producten instandhouding, verwerving en afstoting genereren meer dan de helft van de omzet (88 procent). Ten opzichte van 2009 is de omzet gedaald, dit is voornamelijk veroorzaakt door minder opdrachten vanuit het moederdepartement.

VTE

In tegenstelling tot het jaar 2009 is in 2010 in de begroting en realisatie ook de cijfers van de Dienst Beveiliging Vastgoed meegenomen.

Een aandachtspunt voor DVD is de doelmatigheid van de inzet van middelen in relatie tot de output. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:

  • de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

  • het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

  • de sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid (kwaliteitsindicatoren).

Benchmarkonderzoeken

Naar aanleiding van de gehouden benchmark in 2008 naar de marktconformiteit van de tarieven voor de producten «Instandhouding» en «Nieuwbouw» is een nieuw besturingsmodel ingevoerd. Daarnaast is in de loop van 2009 een nieuwe blauwdruk vastgoed opgesteld. Deze blauwdruk vormt de randvoorwaarde voor de verdere groei van de doelmatigheid in de komende planperiode, onder andere door de verdere verbetering van zowel de primaire als de ondersteunende processen. In 2010 en verder zal deze blauwdruk worden geïmplementeerd bij DVD.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden werk en exclusief programmagelden instandhouding en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe VTE’n. Door de daling van de bouwmarktprijzen in 2010 van ongeveer 12 procent is de omzet van DVD afgenomen (een deel van de dienstverlening is gebaseerd op een percentage van het bouwvolume van projecten).

(Kwaliteits)indicatoren

DVD werkt een aantal jaren met een pakket aan indicatoren waarmee de kwaliteit van de dienstverlening gemeten wordt. Op basis van de uitkomsten wordt de dienstverlening indien nodig aangepast (onderdeel dienstverleningsovereenkomsten). De doelstelling van de DVD is een voortdurende toename van de kwaliteit van de dienstverlening.

Naast een jaarlijks uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek worden diverse servicelevels bijgehouden: de snelheid van reageren op en het opheffen van defecten en storingen en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een daadwerkelijke raming of offerte. Nader beschouwing van deze indicator heeft tot de conclusie geleid dat de 2010-norm niet realistisch is. In 2010 is deze norm gewijzigd in 80 procent. De norm is in overleg met de klanten verlaagd. Het niveau van de dienstverlening is bewust en ook in overleg met de klanten neerwaarts bijgesteld. Wel is een continue verbetering van de servicelevels waar te nemen.

In 2010 is de projecttevredenheid wederom afgenomen ten opzichte van het voorgaande jaar. Nadere beschouwing van deze indicator heeft geleid tot de conclusie dat de 2010-norm niet realistisch is. Daarom is deze norm voor 2010 gewijzigd in »90 procent van de metingen heeft een score van 6 of hoger». De norm is in overleg met de klanten verlaagd. Het niveau van de dienstverlening is bewust en ook in overleg met de klanten neerwaarts bijgesteld.

Samenvatting

De bezuinigingen bij Defensie hebben geleid tot een verlaging van het beschikbare budget voor de batenlastendienst DVD. Hierbij kwam ook nog een daling van de BDB-marktindicator (forse positieve aanbestedingsresultaten) overheen. Dit heeft via de omzet zijn weerslag gekregen in een financieel verlies in 2010. De omzet is immers gekoppeld aan het aanbestedingsresultaat. Ook heeft dit de productiviteit negatief beïnvloed omdat de productiviteit wordt gedefinieerd als de omzet per directe VTE. Desondanks is DVD in staat gebleven om de kwaliteit van de dienstverlening te handhaven c.q. te verbeteren ten opzichte van de voorgaande jaren.

13. BATEN-LASTENDIENST PARESTO

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010

(Bedragen x € 1 000)
 

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

121 318

108 939

– 12 379

112 974

Opbrengsten overige departementen

    

Opbrengst derden

775

795

20

775

Rentebaten

400

42

-358

185

Overige opbrengsten

1 500

3 440

1940

3 374

Vrijval voorzieningen

    

Bijzondere baten

    

Totaal baten

123 993

113 216

– 10 777

117 308

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

68 339

60 776

– 7 563

66 157

– materiële kosten

54 503

47 753

– 6 750

48 361

Rentelasten

170

115

– 55

70

Afschrijvingskosten

    

– materieel

981

896

-85

1 027

– immaterieel

    

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

 

1 372

1 372

970

– bijzondere lasten

    

Totaal lasten

123 993

110 912

– 13 081

116 585

Saldo van baten en lasten

0

2 304

2 304

723

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moedepartement bestaat feitelijk uit twee delen. Het betreft hier de opbrengst bedrijfsvoering (verkopen) en de opbrengst bijdrage defensieonderdelen.

Opbrengst bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep

Bedragen x € 1 000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Omzet regulier

38 870

34 144

Omzet niet-regulier

10 089

10 971

Omzet logistiek ondersteuning

14 243

12 216

Subtotaal omzet verkopen

63 202

57 331

Correctie omzet

  
   

Totaal opbrengst verkopen

63 202

57 331

De opbrengst bedrijfsvoering is voor wat betreft de opbrengst verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen: De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de bediende restaurants en de messes en toko’s op locaties. De niet reguliere omzet is omzet van onder andere vergaderingen en recepties die op de locaties gehouden worden. De omzet Logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De reguliere omzet is lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door versobering van de dienstverlening en lagere gastenaantallen en lagere besteding per gast.

De omzet Logistieke Ondersteuning ligt lager dan budget als gevolg van een achterblijvende vraag.

Opbrengst bijdrage defensieonderdelen

De opbrengst bijdrage defensieonderdelen en opbrengsten derden betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. De onderverdeling van deze bijdrage naar de defensieonderdelen is als volgt:

Opbrengst uit bijdragen defensieonderdelen

Bedragen x € 1 000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Commando landstrijdkrachten

23 335

20 989

Commando zeestrijdkrachten

6 641

5 733

Commando luchtstrijdkrachten

8 769

7 678

Commando Koninklijke marechaussee

3 193

2 711

Commando Dienstencentra

10 240

9 374

Defensie Materieelorganisatie

2 573

1947

Bestuursstaf

3 365

3 176

   

Totaal bijdrage defensieonderdelen

58 116

51 608

De opbrengst bijdrage defensieonderdelen ligt € 6,5 miljoen lager dan begroot voor 2010. Deze wordt veroorzaakt doordat het budget dat de Defensieonderdelen in 2010 beschikbaar hadden voor vergoeding aan Paresto voor de personele en materiële inzet op de locaties, als gevolg van bezuinigingen lager was dan oorspronkelijk begroot.

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,045 procent) en de lopende rekening courant met het ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage van 0 procent).

Overige opbrengsten

Deze post betreft de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met de leveranciers en de producentenbonussen. De realisatie is € 1,9 miljoen hoger dan geraamd.

Personele kosten

De realisatie van gemiddelde bezetting over 2010 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Bedragen x € 1
 

Budget

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

193

55 116

165

53 583

Burger personeel

1 121

47 273

1 018

45 959

Overige categorieën:

    

Inhuur en uitzendkrachten

82

55 797

76

59 808

Herplaatsers en SBK

4

47 273

12

45 959

Totaal/Gemiddeld

1 400

48 853

1 271

47 777

Als gevolg van een goede sturing op locatie ligt het aantal VTE’n lager dan het oorspronkelijke budget. In 2010 is een strikte personeelsplanning en vacaturemanagement toegepast. Dit heeft geresulteerd in een verminderde instroom van burgerpersoneel. De gemiddelde kosten van inhuur liggen hoger dan het budget, doordat met name op het servicekantoor in 2010 meer gebruik is gemaakt van (duurdere) inhuur dan oorspronkelijk was voorzien.

Materiële kosten

De materiële kosten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten ingrediënten (€ 38,3 miljoen), automatiseringskosten (€ 3,3 miljoen) en overige exploitatiekosten (€ 5,9 miljoen). De daling van de materiële kosten ten opzichte van het budget is voor het overgrote deel te verklaren door lagere kosten als gevolg van een efficiënter bedrijfsvoering en een betere beheersing van de bruto marge in combinatie met minder gasten.

Rentelasten

Dit betreft de rente die Paresto verschuldigd is op de lening van het ministerie van Financiën, evenals de rente op de lopende rekening courant.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen en bijzondere lasten. De dotatie voorzieningen betreft een dotatie ten behoeve van een wachtgeldvoorziening ter hoogte van ongeveer € 1,4 miljoen (€ 1,0 miljoen in 2009).

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2010 bedraagt € 2,3 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving toegevoegd aan het eigen vermogen. Gelet op het maximaal toegestaan eigen vermogen zal een bedrag van € 2,1 miljoen in 2011 aan het moederdepartement worden afgedragen.

Balans per 31 december 2010

(Bedragen x € 1 000)

Omschrijving

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

  

Materiële vaste activa

  

– grond en gebouwen

  

– installaties en inventarissen

1 851

1 487

– overige materiële vaste activa

305

360

Voorraden

4 317

5 469

Debiteuren

2 032

10 462

Nog te ontvangen

7 149

7 650

Liquide middelen

16 260

8 411

Totaal activa:

31 914

33 839

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– exploitatiereserve

5 635

4 912

– verplichte reserve

  

– onverdeeld resultaat

2 304

723

Leningen bij het ministerie van Financiën

383

782

Voorzieningen

9 029

8 752

Crediteuren

7 490

9 982

Nog te betalen

7 073

8 688

Totaal passiva

31 914

33 839

Eigen vermogen

In 2010 heeft Paresto geen uitkering gedaan het moederdepartement (het resultaat 2009 van ca € 0,7 miljoen is toegevoegd aan het eigen vermogen). De grens voor de exploitatiereserve voor 2010 is € 5,8 miljoen, te weten maximaal 5 procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto komt € 2,1 miljoen boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit en zal dit bedrag terugstorten aan het moederdepartement.

Leningen

(Bedragen x € 1 000)
 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

Leningen bij het ministerie van Financiën

  

Investeringsleningen

383

782

Totaal leningen

383

782

Voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2009

Dotaties 2010

Vrijval 2010

Onttrekkingen 2010

Stand 31-12-2010

Wachtgelduitkeringen

8 752

1 372

0

– 1 095

9 029

     

0

Totaal aan voorzieningen

8 752

1 372

0

– 1 095

9 029

Toelichting voorzieningen

De voorziening dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Lasten van wachtgeld, VUT en herplaatsers die ontstaan en voortvloeien uit maatregelen genomen na 1 juli 2006 komen ten laste van Paresto. Voor personen waarvan na 1 juli 2006 het SBK traject is begonnen en die mogelijkerwijs na twee jaar aanspraak zouden kunnen maken op wachtgeld, wordt in het jaar dat het SBK-traject start een voorziening getroffen indien medewerkers op de startdatum van het SBK-traject start ouder zijn dan 57 jaar.

Vanaf boekjaar 2007 worden per balansdatum medewerkers die in het SBK-traject zitten voorzien indien komend jaar het wachtgeld tot uitkering kan komen. Bij Defensie worden meerdere locaties gesloten, waardoor bij Paresto personeel boventallig wordt. Eind 2010 is hier meer inzicht in ontstaan wat in 2010 geleid heeft tot een toevoeging aan de voorziening van ongeveer € 1,4 miljoen. Ten laste van de voorziening is in 2010 een bedrag geboekt van € 1,1 miljoen.

De voorziening is langlopend en tegen nominale waarde opgenomen.

Nog te betalen

(Bedragen x € 1 000)

 

Stand 31-12-2010

Stand 31-12-2009

 

  

Vakantieverplichting personeel

3 292

3 771

Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen

399

399

Restitutie defensieonderdelen

0

1 400

Overige schulden

3 382

3 118

Totaal nog te betalen

7 073

8 688

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,5 miljoen te betalen vakantiedagen en € 1,8 miljoen te betalen aan vakantiegelden.

Kasstroomoverzicht 2010

(Bedragen x € 1 000)
  

Oorspronkelijke vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

15 357

7 443

– 7 914

     

2.

Totaal operationele kasstroom

481

9 938

9 457

     
 

Totaal investeringen (-/-)

– 910

– 1 205

– 295

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

  

0

3.

Totaal investeringskasstroom

-910

-1205

-295

     
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 500

0

500

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

  

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 706

– 399

307

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

910

 

-910

4.

Totaal financieringskasstroom

– 296

– 399

– 103

     

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

14 632

15 777

1 145

Deposito

Gedurende 2010 zijn 18 over het algemeen kortlopende deposito's actief geweest met een gemiddelde bedrag van € 9,4 miljoen. Paresto ontvangt termijngewijs werkgeversbijdragen en is daarmee in staat tijdelijke overtollige middelen weg te zetten. Het saldo is in de loop van 2010 opgebouwd tot € 22 miljoen. Het deposito is ultimo 2010 weer volledig afgebouwd.

Kasstroom uit operationele activiteiten

Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. Door een afname van de debiteurenstand en de post vorderingen is de operationele kasstroom hoger dan begroot.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten zijn opgenomen de investeringen die in 2010 zijn gedaan. Het betreft voornamelijk de aanschaf van een nieuw Food & Beverage-systeem dat in 2010 in gebruik is genomen.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De gebudgetteerde uitkering aan het moederdepartement is in 2010 niet doorgegaan omdat het resultaat van 2009, anders dan begroot, binnen de marges viel en toegevoegd is aan het eigen vermogen.

Doelmatigheidsparagraaf

Het is niet mogelijk om model 380 volledig te voeren. De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en dus geen kostprijs per product.

De gekozen indeling van een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de bruto-marge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2010
Omschrijving generieke deel
 

2007

2008

2009 1

2010

Omzet verkopen (x € 1000)

53 396

60 085

59 746

57 331

Vte'n totaal

1 582

1 476

1 429

1 271

– waarvan in eigen dienst

1 398

1 332

1 285

1 195

– waarvan inhuur

184

144

144

76

     

Saldo van baten en lasten (%)

4,3%

5,0%

0,6%

2,0%

     

Omschrijving specifiek deel

    

Aantal locaties

141

143

140

130

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

33 752

40 708

41 810

45 087

% Ziekteverzuim

8,8%

9,1%

8,1%

8,6%

% Bruto marge locaties

21,0%

29,7%

32,0%

32,8%

Gasttevredenheid 2

7,2

7,0

 

7,3

X Noot
1

Omzet exclusief correctie € 4,3 miljoen

X Noot
2

Niet gehouden in 2009

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntskosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Uit bovenstaand overzicht blijkt duidelijk dat beide indicatoren zich de afgelopen jaren positief hebben ontwikkeld. Door een sterke afname van het aantal VTE’n is de productiviteit per medewerker gestegen en ook de bruto marge laat een forse verbetering zien. De stijging in de productiviteit van 2009 naar 2010 wordt onder andere verklaard door de eerder genoemde goede sturing op locaties en de afname van de VTE’n. Paresto heeft in het gasttevredenheidsonderzoek dat in 2010 is uitgevoerd het rapportcijfer 7,3 gekregen ten opzichte van een 7,0 in 2008.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 – TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Het ministerie van Defensie kent één Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) die tot taak heeft te zorgen voor de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. 10 Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.

Naam

RWT

ZBO

Functie

Realisatiecijfers (x € 1 000)

    

Vermogen

2008

2009

31-12-2010 *

Stichting Zorgverzekering Krijgsmacht (SZVK)

x

 

Belast met de uitvoering Ziektekostenverzekering Krijgsmacht voor militairen in actieve dienst. Actief dienende Militairen vallen niet onder de werking Zorgverzekeringswet (ZVW).

Solvabiliteitsreserve

3 796

3 997

142

Overige reserve

12 313

14 825

 0

Totale reserve

16 109

18 822

 0

De bedragen over 2010 zijn voorlopig omdat de SZVK conform de vigerende overeenkomst uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.

Bijzonderheden

Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de defensiezorgverleners laat of onvolledig declareren. Mede als gevolg van een onderzoek naar de declaratieachterstanden in de militaire zorgverlening in 2009 en 2010 is in de tweede helft van 2010 een inhaalslag uitgevoerd ten aanzien van de declaraties. Daardoor is het eigen vermogen eind 2010 sterk afgenomen.

De ZBO-status van de SZVK is beëindigd per 1 januari 2010 conform het advies van de Begeleidingscommissie Kaderwet ZBO’s van 27 augustus 2007.

BIJLAGE 2 – OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Uitgaven (in € x 1 000)

Programma- en apparaatskosten

  

1. Interim-management

647

 

2. Organisatie- en formatieadvies

5 691

 

3. Beleidsadvies

837

 

4. Communicatieadvisering

280

 

Beleidsgevoelig

 

7 455

5. Juridisch advies

606

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

678

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

6 750

 

(Beleids)ondersteunend

 

8 034

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

160 309

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

160 309

Totaal uitgaven inhuur externen

 

175 798

Afgezet tegen de totale loonsom van Defensie inclusief de baten-lastendiensten en de inhuuruitgaven, bedroeg het inhuurpercentage over 2010 4,9.

De berekening van dit percentage is conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2011.

BIJLAGE 3 – OVERZICHTSCONSTRUCTIE VAN DE ADDITIONELE UITGAVEN VOOR DE DERDE HOOFDTAAK VAN DEFENSIE OVER 2010

In dit overzicht zijn de extra uitgaven opgenomen die rechtstreeks en uitsluitend toegerekend kunnen worden aan de derde hoofdtaak («de handhaving van de nationale rechtsorde en de ondersteuning van civiele overheden, zowel nationaal als internationaal, bij rampenbestrijding en vredesopbouw»). Het gaat hierbij zowel om inzet binnen het Koninkrijk der Nederlanden in de vorm van structurele nationale taken en militaire bijstand en steunverlening, als internationale noodhulp.

Structurele nationale taken

Defensie voert structureel een aantal taken uit voor civiele overheden, waaronder de taken van het CKmar, de Kustwacht, en de Bijzondere Bijstandseenheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie.

Militaire bijstand en steunverlening

Defensie wordt ook ingezet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De krijgsmacht verleent bovendien hulp in het geval van een ramp of zwaar ongeval of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit wordt militaire bijstand of steunverlening genoemd. Het defensiepersoneel wordt hierbij onder civiel gezag ingezet.

De additionele uitgaven van militaire bijstand en steunverlening worden door de aanvragende instantie vergoed. Tot en met 2009 werden deze additionele uitgaven verrekend door een factuur aan de aanvrager te sturen, in veel gevallen een gemeente. Deze verrekensystematiek zorgde voor veel onduidelijkheid en onnodige bureaucratie. In overleg met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie en de gemeenten is besloten deze verrekensystematiek aan te passen.

Sinds 2010 stellen de aanvragende instanties jaarlijks een bedrag ter beschikking aan Defensie waaruit alle additionele uitgaven voor militaire bijstand en steunverlening worden vergoed die zich in dat jaar voordoen. Deze nieuwe verrekensystematiek staat bekend als Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK).

Defensie is in 2010 veelvuldig ingezet voor militaire bijstand en steunverlening, waaronder:

  • de inzet van Cougar-blushelikopters voor bluswerkzaamheden, onbemande vliegtuigjes (Ravens) voor observatiedoeleinden, genietanks en personeel voor nabluswerkzaamheden in het kader van de bos, duin en heidebranden in Bergen aan Zee en Heeze;

  • de inzet van onder andere onbemande vliegtuigjes en het CKmar tijdens de jaarwisseling;

  • de grootschalige inzet op Koninginnedag 2010 in Zeeland door onder andere het CKmar, de EODD en de Nationale Reserve;

  • meerdere malen ondersteuning van de politie door specialisten vanuit het JISTARC met kennis, expertise en middelen in verschillende politieonderzoeken;

  • de inzet van de krijgsmacht op de Caribische eilanden voor hulp bij orkanen en stormen;

  • meer dan 1 500 ruimingen van conventionele en geïmproviseerde explosieven in heel Nederland.

De additionele uitgaven van militaire bijstand en steunverlening bedroegen in totaal € 1,5 miljoen.

Internationale noodhulp

Defensie kan worden ingezet ten behoeve van internationale noodhulp en humanitaire hulpverlening. Noodhulp is gericht op de ondersteuning van en hulp aan staten, terwijl humanitaire hulpverlening is gericht op individuen. Over de uitvoering van humanitaire taken wordt overlegd door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De additionele uitgaven van deze inzet worden verrekend met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

In januari 2010 is Defensie ingezet in verband met de aardbeving op Haïti. Deze inzet betrof zowel het luchttransport van het USAR-teamnaar het getroffen gebied als de inzet van Hr.Ms. Pelikaan ter plaatse.

De additionele uitgaven van internationale noodhulp bedroegen in totaal € 0,5 miljoen.

BIJLAGE 4 – DEFENSIE INDUSTRIE AGENDA

1. Instrumenten ter bevordering van de mogelijkheden van de DGI

Intensivering van de communicatie tussen Defensie en de industrie

De Nederlandse industrie wordt door middel van jaarlijkse contactdagen op de hoogte gehouden van materieelprojecten bij Defensie en uitbesteding van werkzaamheden bij de verwerving en instandhouding van materieel. Op projectniveau worden zogenaamde responsmiddagen georganiseerd. Zo zijn in 2010 contactdagen georganiseerd voor materieelprojecten op het gebied van lucht, land en zee en is er voor het project Vervanging HF/VHF-radio een responsmiddag gehouden. Daarnaast is er een nadere kennismaking tussen de industrie en het Marinebedrijf geweest waarbij de mogelijkheden voor een intensievere samenwerking met de Nederlandse DGI centraal stonden. Tenslotte neemt Defensie deel aan kennisnetwerken die op initiatief van de DGI worden georganiseerd. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 20 april 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 75 van 4 november 2010) en met het Plan van aanpak over de instandhouding van defensiematerieel (4 november 2010, Kamerstuk 27 830, nr. 88), naar aanleiding van de motie- Eijsink c.s. (Kamerstuk 32 123 X, nr. 74).

Intensivering van de relatie met de industrie op het gebied van de instandhouding

Zowel in de clusters land, zee als lucht worden steeds vaker nieuwe samenwerkingsvormen tussen de overheid en civiele partijen toegepast. Een recent succes is de door het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het bedrijf TERMA geopende Electronic warfare support-faciliteit op de vliegbasis Woensdrecht. De faciliteit verricht onderhoud, reparatie en testwerkzaamheden voor het Commando luchtstrijdkrachten en op termijn voor luchtstrijdkrachten van andere Navo-landen. De Electronic warfare support-faciliteit is sinds het najaar van 2010 operationeel.

Een voorbeeld op de korte termijn betreft de samenwerking met Nederlandse bedrijven op het gebied van instandhouding van materieel dat terugkeert uit Afghanistan. Na de inspectie en schoonmaak van het materieel wordt een deel aan de industrie aangeboden voor reparatie en onderhoud. Hierover zijn in de tweede helft van 2010 de eerste contracten gesloten.

Een ander voorbeeld is het innovatieprogramma Maintenance Valley. Dit initiatief is vermeld in het regeerakkoord en vloeit mede voort uit het programma «Pieken in de Delta». Het heeft tot doel de maintenance-activiteiten in vooral Zuidwest-Nederland te stimuleren. Bij het LCW wordt een aanzienlijk deel van de instandhouding uitgevoerd in samenwerking met het bedrijfsleven. Hierbij wordt een steunpunt voor logistiek op de (West-)Europese markt ontwikkeld. Innovatieve projecten zoals de publiekprivate samenwerking (PPS) voor het onderhoud van F100 motoren voor de F-16 zullen hier verder vorm aan geven. De Kamer is met de brief van 7 december 2010 (Kamerstuk 25 820, nr. 19) over de PPS-overeenkomst met DutchAero Services geïnformeerd.

Een verder voorbeeld is de intentieverklaring die op 4 november 2010 door het Logistiek Centrum Woensdrecht met Boeing is getekend. Hierin wordt gesteld dat beide partijen voornemens zijn meer met elkaar te gaan samenwerken op het gebied van maintenance, repair en overhaul van Chinook en Apache-helikopters. Met de intentieverklaring gaan voor Defensie geen extra kosten gepaard. Bij de uitwerking van de intentieverklaring zal ook de Nederlandse industrie worden betrokken. Overigens sluit deze ontwikkeling aan bij het innovatieprogramma Maintenance Valley. Hierbij staat centraal dat samen met Boeing de ondersteuning van de gebruiker van het materieel verder wordt verbeterd. Dit leidt tot een hogere inzetbaarheid van het materieel. Daarnaast heeft dit een kostenverlaging bij het gebruik van infrastructuur, machines en testapparatuur bij het LCW tot doel.

Een laatste voorbeeld zijn de Nederlandse ambities voor de instandhouding van de Europese F-35 vloot die momenteel nader worden uitgewerkt in plannen van aanpak. Deze activiteiten sluiten aan bij de motie-Knops c.s. (30 november 2010, Kamerstuk 32 500 X, nr. 37 van 30 november 2010) waarin de regering wordt verzocht om initiatieven te nemen tot internationale samenwerking voor het beleggen van internationale onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden bij zowel de Nederlandse defensieorganisatie als de defensiegerelateerde industrie. De capaciteiten van het LCW in de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio zullen in de toekomst een belangrijke rol spelen bij de kwalificatie als maintenance support centre voor het (motor)onderhoud van de huidige en toekomstige vliegtuigen en helikopters van de Nederlandse krijgsmacht.

2. Instrumenten ter versterking van de concurrentiekracht van de DGI

Orders Nederlandse DGI project Vervanging F-16 in 2010

Met de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 is de stand van zaken over de orders van de Nederlandse industrie van eind december 2010 gemeld. De verificatie van de orders wordt door het ministerie van EL&I uitgevoerd.

Instandhoudingsprogramma Walrusklasse onderzeeboten

Bij dit instandhoudingsprogramma wordt de Nederlandse DGI betrokken via het Dutch underwater knowledge centre. Op grond van een dienstenovereenkomst is een engineering-opdracht verstrekt in de vorm van het Walrus engineering support project. In een samenwerkingsverband van vijf partijen is een belangrijke bijdrage geleverd aan de concept-engineering. Een vervolg voor detail-engineering is voorzien.

De Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid (MIA-V)

Voordat de eerste tender in 2009 werd gepubliceerd zijn per programmalijn drie projecten begonnen, een per programmalijn. Het betreft de projecten I-bridge, EDISON-TD en FBUH. I-bridge koppelt spraak, data, video en geo-informatie aan elkaar. Bij het project FBUH (Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners) zijn onder andere sensoren ontwikkeld om in gebouwen gasconcentraties te meten van methaan, zuurstof en koolmonoxide, en ook de houding en hartslag van de hulpverlener te kunnen bepalen. EDISON-TD betreft identiteitscontrole waarbij technieken worden gebruikt zoals documentcontrole, dactyloscopie en foto’s. In 2010 zijn FBUH en EDISON-TD voltooid. Het project I-bridge krijgt een vervolg in de versie I-bridge 3.0.

De eerste tender van 2009 heeft uiteindelijk een vijftal projecten opgeleverd die doorgaan tot en met 2011. Daarnaast zijn in 2010 bij de MIA-Veiligheid drie sporen gevolgd. Het eerste is een tweede tender, ter waarde van € 23 miljoen. Door onduidelijkheden ten aanzien van de toekenning van de tweede en de laatste tranche aan de MIA-V is deze tender pas eind 2010 gepubliceerd. De tender is op 31 januari 2011 gesloten en leverde veel reacties op. Het tweede spoor betreft de publicatie van twee SBIR's met de thema’s Fysieke bescherming en Training en opleiding met behulp van geavanceerde simulaties. Hiermee is respectievelijk € 2,85 miljoen en € 3 miljoen gemoeid. Bij de SBIR met het thema Fysieke bescherming zijn 67 aanvragen binnengekomen en bij Training en opleiding 82 stuks. De voorstellen zullen door adviescommissies beoordeeld worden. Het derde spoor betreft projecten die door de stuurgroep van de MIA-Veiligheid als veelbelovend zijn aangemerkt. Het betreft een verdere ontwikkeling van I-bridge, twee voorstellen op het vlak van cyber security, een voorstel dat is gericht op de verificatie en validatie van simulaties, een verdere ontwikkeling van EDISON-TD en een voorstel betreffende serious gaming.

Fonds Economische Structuurversterking (FES): STARS

Op 13 maart 2009 is het FES-voorstel Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS) door de Ministerraad goedgekeurd en is vanuit de FES-gelden € 18 miljoen aan het project toegewezen. De eigen bijdrage van het consortium bedraagt € 16 miljoen, waarmee de totale projectomvang op € 34 miljoen komt. Het FES-project STARS is door Defensie vanuit de MIA-V ingediend en richt zich op sensornetwerken. Het consortium achter STARS bestaat uit Thales NL, NXP, RECORE, TNO, TU-Delft en de Universiteit van Twente. In 2010 is het contract voor dit project gesloten en de uitvoering verloopt zoals voorzien.

Launching customer: ontwikkeling van militaire producten door het midden- en kleinbedrijf (MKB)

De ontwikkeling van innovatieve militaire producten door het Nederlandse midden- en kleinbedrijf die aansluiten bij de operationele behoefte van Defensie, verloopt moeizaam. Bij de behandeling van de defensiebegroting 2010 heeft de Tweede Kamer de motie-Eijsink c.s. aangenomen waarin de regering wordt verzocht een fonds in te stellen voor de ontwikkeling van dergelijke militaire producten (Kamerstuk 32 123 X, nr. 76). Voor het optreden als launching customer is een gebrek aan financiering voor een productontwikkelingsfase vaak een knelpunt. Hierdoor kan het in de motie-Eijsink c.s. voorgestelde financieringsinstrument een belangrijke rol gaan spelen. Dit betreft een instrument waarmee in een vroeg stadium kansrijke projecten worden gefinancierd met het oog op latere verwervingscontracten. Defensie heeft bij de uitwerking van het instrument de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) betrokken. In 2010 heeft dit geleid tot een werkwijze ter beoordeling van projectvoorstellen, een standaard modelovereenkomst en een regeling voor de royalty’s. Als onderdeel van de afgesproken werkwijze heeft Defensie de Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO) ingesteld die de projectvoorstellen zal beoordelen. Deze commissie houdt verder toezicht op de voortgang van goedgekeurde ontwikkeltrajecten en is verantwoordelijk voor het beheer van het budget. Onder toezicht van de CODEMO zijn in 2010 de voorbereidingen voor een pilot in de vorm van de ontwikkeling van een prototype voor een mortiersimulator begonnen. Defensie heeft behoefte aan een mortiersimulator voor een beter en veiliger opleidings- en trainingstraject voor het personeel. Over de uitwerking van de motie is de Kamer geïnformeerd met de brief van 30 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 42).

R&D-initiatieven gericht op vooral het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)

Om in een vroeg stadium het bedrijfsleven en kennisinstituten te betrekken bij ontwikkeltrajecten heeft Defensie een aantal initiatieven genomen. Een van die initiatieven behelst het opzetten van de Defensie Innovatie Competitie (DIC). Aan de DIC 2010, waarbij het thema «duurzaamheid en energie» centraal stond, hebben meer dan 100 bedrijven deelgenomen. Op 15 oktober 2010 heeft Green Energy Technologies (GET) gewonnen met de «innovatieve airconditioner». Het systeem is overal inzetbaar, zowel in de woestijn als in de tropen, en heeft een laag elektriciteitsverbruik doordat de energie wordt geproduceerd met behulp van restwarmte en zonnecollectoren. Bovendien levert de airconditioner drinkwater als nevenproduct. Naast de DIC is in juni 2010 voor de vierde keer door DR&D het Innovation Game (IG) georganiseerd. Door een jury is een aantal ideeën geselecteerd die zullen worden uitgewerkt. In november 2010 heeft deze jury ook het voorstel «Positiebepalend ondersteunend systeem» gekozen tot het beste technologieproject. Het project is een samenwerkingsverband tussen TNO, Dutch Space en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Het winnende consortium biedt als alternatief voor satellietnavigatie een combinatie van drie bestaande systemen. Het betreft GPS, traagheidsnavigatie en relatieve afstandsbepaling. Het consortium richt zich de komende periode op de ontwikkeling van nieuwe software die de samenwerking tussen de systemen mogelijk maakt. Het project kan uiteindelijk resulteren in bijvoorbeeld een zender-ontvanger voor de infanterist die zelfstandig opereert. Met behulp van deze zender-ontvanger kan zijn positie nauwkeuriger worden bepaald. Hierdoor neemt de betrouwbaarheid van de positie toe en vermindert de afhankelijkheid van satellieten.

3. Instrumenten die bijdragen aan de internationale positionering van de DGI

Navo-expertfunctie

De activiteiten van de Navo-expert hebben in 2010 geleid tot contracten voor bedrijven en tot intensieve deelname door bedrijven aan technische en beleidsstudies van het Navo-verband. De activiteiten worden in samenwerking met de Stichting NIDV uitgevoerd.

Joint Investment Program (JIP) van het Europese Defensie Agentschap (EDA)

Het Joint Investment Program (JIP) van EDA is een waardevol instrument voor kennisvergaring. Daarnaast kunnen binnen de door het EDA geïnitieerde JIP's kansen worden benut door de DGI en de kennisinstituten.

Defensie neemt deel aan het JIP Force Protection. Dit JIP zal doorlopen tot 2012. Met de Nederlandse bijdrage aan het JIP Force protection was een bedrag van € 4 miljoen gemoeid. Deze bijdrage heeft voor de Nederlandse partijen contracten ter waarde van € 6,5 miljoen opgeleverd. Ook krijgt Defensie beschikking over de resultaten van het programma, dat een totale waarde heeft van € 54 miljoen. Ten slotte kunnen de tussentijdse resultaten van de projecten worden gebruikt. Hiervan zal de eindevaluatie een volledig beeld geven.

In 2010 heeft Defensie besloten deel te nemen aan het nieuwe JIP Unmanned Maritime Systems (UMS). Daarnaast bestaat de intentie om deel te nemen aan JIP's op het gebied van chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-) middelen en Unmanned Aerial Systems (UAS). Deze JIP’s moeten nog beginnen.

BIJLAGE 5 – MILIEU

Algemeen

Defensie meet en registreert de milieubelasting ten gevolge van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, luchtverontreiniging, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodemverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Tegelijkertijd wordt de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009) gevolgd. Deze informatie wordt zowel voor verantwoording gebruikt in de vorm van dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

Met de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 wordt het beleid op milieugebied, zoals dat door het ministerie van Defensie vanaf 1993 wordt gevoerd, voortgezet. De looptijd van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 bedraagt vier jaar, namelijk 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan en het Rijksbeleid wordt uitgevoerd. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, namelijk de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven. Voor de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid over de beleidsperiode 2009 tot en met 2012 wordt bijna € 100 miljoen uitgetrokken. Eind 2010 is gestart met een tussentijdse evaluatie om het duurzaamheidsbeleid van Defensie bij te sturen op basis van gewijzigde wet- en regelgeving en het nieuwe Rijksbeleid.

De drie belangrijkste elementen van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement. De uitvoering van de DDN2009-maatregelen is het afgelopen jaar voortgezet. Desalniettemin begint de uitvoering hiervan te vertragen doordat een bedrag van ongeveer € 3 miljoen dat bestemd was voor milieu anders is aangewend.

In deze bijlage wordt de belasting van het milieu per milieuthema met behulp van indicatoren in beeld gebracht. Daarbij worden de doelstellingen uit de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 en de realisatie daarvan vermeld. Ook worden de achtergronden en ontwikkelingen van het afgelopen jaar toegelicht. Aan het slot van deze milieubijlage is een overzicht met alle indicatoren opgenomen.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de Europese en nationale regelgeving en beleid. De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen.

Doelstellingen energie

Eindjaar

Realisatie 2009

D1

Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van 2 procent per jaar.

jaarlijks

 

D2

Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100% duurzaam zijn.

2012

 

Toelichting doelstelling 1

Naar aanleiding van de voorgaande rapportage, is in 2010 onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de energiecijfers. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebruikt om de kwaliteit van de gegevens te verhogen, onder andere door meer gebruik te maken van elektronische meteraflezingen dan van handmatige meteraflezingen. Dit heeft geleid tot een herberekening van de indicatoren over de afgelopen vier jaar, zowel voor het gebruik van brandstoffen in het materieel als in het vastgoed. De nieuw vastgestelde gegevens liggen lager dan in voorgaande jaren is gerapporteerd.

Totaal energieverbruik (in 1000 GJ) van Defensie, onderverdeeld in het energieverbruik roerende en onroerende zaken

Totaal energieverbruik (in 1000 GJ) van Defensie, 				  onderverdeeld in het energieverbruik roerende en onroerende 				  zaken

Het totale energieverbruik in 2010 is ten opzichte van 2009 met vijf procent gedaald. Dit komt voor een belangrijk deel door de halvering van het dieselverbruik als gevolg van het beëindigen van de missie in Afghanistan. Het energieverbruik bij het onroerend goed stijgt nog steeds, afgelopen jaar met vier procent. Oorzaak hiervan is een sterke stijging van het aardgasverbruik, mede vanwege de twee strenge vorstperiodes in 2010. Het elektriciteitsverbruik laat al enkele jaren een dalende trend zien. In figuur 2 is te zien dat de energie-efficiency van de verwarmde gebouwen (gecorrigeerd naar de strengheid van de winters) door nieuwbouw en het uitvoeren van energiebesparende maatregelen de afgelopen drie jaar is verbeterd.

In 2011 en 2012 zullen alle gas- en elektriciteitmeters op afstand uitleesbaar gemaakt worden zodat de betrouwbaarheid van de verbruikscijfers verder verbeterd wordt. Over de afgelopen drie jaar is de doelstelling van twee procent energiebesparing bij het onroerend goed en de voertuigen niet gerealiseerd.

Om tot energiebesparing bij het vastgoed te komen zijn diverse maatregelen in uitvoering genomen. Zo zijn de fondsen voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen bij de grote verwarmde gebouwen in 2009 ter beschikking gesteld. De start van het isolatieprogramma in 2010 heeft enige vertraging gekend, maar de komende jaren moeten deze maatregelen tot verlaging van het energiegebruik in gebouwen gaan leiden. Ook zijn het afgelopen jaar gebouwbeheerders opgeleid om energiebesparing te realiseren bij het gebruik van gebouwen en het gedrag van gebruikers. Naar aanleiding van een geslaagde proef met LED-verlichting zijn drie rolbanen op de vliegbasis Leeuwarden, het maritiem vliegkamp De Kooy en Militair Luchtvaartterrein Deelen voorzien van LED-verlichting. Bij vervangingsprojecten in 2011 op de vliegbases Woensdrecht, Gilze-Rijen en Eindhoven zal dit type verlichting ook worden gebruikt. Ook terreinverlichting, zoals op de Joost Dourleinkazerne (Texel), wordt waar mogelijk voorzien van LED-lampen. In 2010 is in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de luchtverkeersleiding een nieuw rekenmodel voor radarverstoring door windmolens opgesteld. De toetsingsmethode wordt vastgelegd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte en levert een bijdrage aan het realiseren van windmolens op land. Daarnaast heeft Defensie zelf in 2010 drie windturbines op magazijnencomplex Coevorden aanbesteed. De windturbines zullen in 2011 operationeel zijn.

Bij de aanschaf van personenauto’s worden alleen nog voertuigen met het energielabel A of B aangeschaft. Daarnaast wordt binnen Defensie gekeken naar het verminderen van het woon-werkverkeer door de introductie van het Nieuwe Werken. De Kromhoutkazerne in Utrecht fungeert als proeftuin voor deze ontwikkelingen.

Toelichting doelstelling 2

In 2010 was 100 procent van de ingekochte elektriciteit duurzaam opgewekt. Vooralsnog zal er bij Defensie altijd een klein gedeelte van de gebruikte elektriciteit niet duurzaam zijn omdat de warmtekrachtcentrale in Den Helder en een aantal kleinere WKK-installaties (warmtekrachtkoppeling) op aardgas draaien. Deze centrales zijn echter wel zeer efficiënt omdat ook warm water voor het verwarmen van gebouwen geproduceerd wordt. Momenteel wordt de haalbaarheid van verduurzaming van deze installaties onderzocht.

Bij aardgas en huisbrandolie is geen duurzame variant ingekocht. Bij de huisbrandolie (HBO) wordt aan de handelsgebruikelijke HBO al biobrandstof toegevoegd. Duurzaam geproduceerd gas is op de markt nauwelijks te verkrijgen, zeker niet in de hoeveelheden die Defensie nodig heeft.

In het vorige verslag is vermeld dat de samenwerking met de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (KLM) en het Nationale Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) voor alternatieve brandstoffen in vliegend materieel goed verloopt. Tijdens de Open Dagen van het CLSK heeft een Apache-helikopter een demonstratievlucht uitgevoerd op brandstof afkomstig van algen en frituurvet. Een probleem bij biobrandstoffen blijft de microbiologische verontreiniging die kan optreden bij opslag en in het materieel. In 2010 is door TNO onderzoek uitgevoerd naar deze problematiek. De resultaten van het onderzoek worden begin 2011 verwacht. Ook heeft in 2011 onderzoek plaats naar het gebruik van de nieuwe generaties biobrandstoffen, zoals HVO (Hydrogenated Vegetable Oil).

Defensie berekent op basis van de energiecijfers onder andere de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden en koolmonoxide. Ook deze cijfers zijn herberekend voor het opnieuw vastgestelde energieverbruik. Hierbij is de belangrijkste indicator de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder kooldioxide (CO2).

De uitstoot van CO2 is in 2010 met zeven procent gedaald ten opzichte van 2009. Het aandeel vanuit het onroerende goed wordt relatief steeds groter ten opzichte van het roerende goed. Dit heeft vooral te maken met de onderlinge verhouding van de brandstoffen die gebruikt worden.

Emissie koolstofdioxide (CO2 van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken

Emissie koolstofdioxide (CO van Defensie (in 				  ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende 				  zaken

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2010 is de emissie van ozonlaagaantastende stoffen met 40 procent gedaald tot 6 100 kilogram CFK equivalent. Opnieuw is deze hoeveelheid vrijwel volledig toe te schrijven aan halonverbruik in vliegtuigen en schepen. Installaties met HCFK’s zullen bij het einde van hun levensduur vervangen worden. Verder wordt een plan opgesteld voor het versneld vervangen of aanpassen van installaties die om bedrijfsvoeringsredenen niet mogen uitvallen en de installaties die meer dan tien kilogram HCFK’s bevatten.

Geluid

Doelstellingen geluid

Eindjaar

Realisatie 2009

D3

Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is.

jaarlijks

 

D4

Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen.

2012

 

Toelichting doelstelling 3

Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen (Wet Milieubeheer) niet stijgt. Bij alle objecten waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte berekend en wordt bezien of de zone kan worden aangepast. Dit project ligt op schema. In 2012 zal Defensie in overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu de geluidszone van luchtvaartterrein Volkel vaststellen. Voor de luchtvaartterreinen De Peel en Woensdrecht wordt nu gewerkt aan de voor de vaststelling van een geluidszone benodigde Milieu Effect Rapportages. De verruiming van de mogelijkheden voor de nieuwbouw van woningen binnen de geluidszones van militaire luchtvaartterreinen is vastgelegd in het Besluit militaire luchthavens (BML). Dit besluit krijgt per luchthaven doorwerking op het moment dat voor die luchthaven een luchthavenbesluit ingevolge de Wet luchtvaart is vastgesteld. Wettelijk dient voor elke luchthaven een luchthavenbesluit te zijn vastgesteld binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de gewijzigde Wet luchtvaart op 1 november 2009. Het project ligt op schema en moet dus 1 november 2014 voltooid zijn.

Toelichting doelstelling 4

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van VROM (nu Infrastructuur en Milieu) aangeleverd. In september 2010 is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in overleg met Defensie een aangepast beleidsstandpunt «militair schietgeluid» vastgesteld. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is begonnen met de juridische inpassing van de nieuwe rekenmethodiek voor schietgeluid en de mogelijkheid voor zonering door middel van een AMvB.

Gevaarlijke stoffen

Doelstellingen gevaarlijke stoffen

Eindjaar

Realisatie 2009

D5

Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen.

jaarlijks

continu

Toelichting doelstelling 5

In 2009 heeft Defensie haar aandacht gericht op een inventarisatie van de stoffen die zij van buiten de EU importeert boven de in REACH vermelde drempelwaarde van één ton per jaar. In 2010 is een vervolgonderzoek uitgevoerd. Uiteindelijk betreft het één stof, waarvoor door zorg van Defensie een registratiedossier wordt opgesteld. Voor deze torpedobrandstof zal Defensie een beroep doen op de in de Wm opgenomen defensie-uitzondering, omdat de leverancier geen melding gedaan heeft uit vertrouwelijkheidsoverwegingen. De benodigde kennis hiervoor is binnen Defensie niet aanwezig zodat die extern ingehuurd moet worden. TNO Kwaliteit van Leven heeft een vooronderzoek uitgevoerd om de werkzaamheden en de hiermee gemoeide kosten te inventariseren. Het registratiedossier zal naar verwachting in 2012 worden opgesteld.

Defensie heeft de mogelijkheid om een gevaarlijke stof uit te zonderen van REACH. Dit kan noodzakelijk zijn indien de naam van die stof op grond van een overeenkomst met een andere bevriende mogendheid geheim moet worden gehouden. Defensie moet in die situatie zelf haar werknemers en/of het milieu hetzelfde niveau van bescherming bieden als wanneer het gaat om een stof die bij het Europees Chemisch Agentschap is geregistreerd. Defensie participeert in het EDA-werkverband dat zoveel mogelijk de inhoud van de uitzonderingsdossiers tracht te harmoniseren.

Eind 2010 is duidelijk geworden dat de Europese chemische industrie zich actief inzet om zogenaamde stoffen van zeer ernstige zorg uit te faseren. Op zich is dit een positieve ontwikkeling, mits op het moment van uitfaseren voldoende technisch gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn. De eerste inventarisatie leert dat dit beleid van de Europese industrie op middellange termijn gevolgen kan hebben voor de verkrijgbaarheid van chemische producten die van belang zijn voor de inzetbaarheid van door Defensie gevoerde wapensystemen.

Ten slotte zijn bij het vervoer van gevaarlijke stoffen de taken op de gebieden controleren en inspecteren, adviseren en voorlichten en rapporteren in de lijn belegd om beter te kunnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.

Luchtkwaliteit

Doelstellingen luchtkwaliteit

Eindjaar

Realisatie 2009

D6

Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn.

jaarlijks

continu

Toelichting doelstelling 6

Voor bestaande voertuigen is onderzocht of de oude vrachtauto’s nog kunnen worden voorzien van roetfilters. Dit leidt echter tot onoverkomelijke technische problemen, zoals de verstopping van filters. Voor het nieuwe materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency van de motoren, waarmee indirect de luchtkwaliteit gediend is. Tevens koopt Defensie meer en meer «van de plank» waardoor voertuigen vaker voldoen aan de civiele luchtkwaliteitsnormen. Bij het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen wordt nadrukkelijk gekeken naar de operationele mogelijkheden om Euro 5 motoren toe te passen. Deze motoren zijn vele malen schoner dan die van de huidige vrachtwagens uit de jaren zeventig en tachtig. Voor civiele dienstauto’s, waarvoor Defensie de Rijksbrede inkoper is, wordt conform de criteria van het programma «Duurzaam Inkopen» ingekocht, hetgeen schonere auto’s oplevert. Er wordt in dat verband ook gewerkt aan de verwerving van 500 elektrische dienstauto’s voor het Rijk.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Op basis van nationaal beleid moeten «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd.

Doelstellingen bodem

Eindjaar

Realisatie 2009

D7

Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben voltooid en 60 procent van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor voltooiing van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023.

2012

 

D8

Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen.

2011

 

Toelichting doelstelling 7

Eind 2009 was 98 procent van de te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie daadwerkelijk onderzocht. De komende twee jaar wordt de resterende twee procent van de locaties nog onderzocht. Van de bijna 3 800 onderzochte verdachte locaties is inmiddels 84 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of dat de noodzakelijke sanering is voltooid.

Een gunstige ontwikkeling is dat er in 2010 bij graaf- en bouwactiviteiten nauwelijks nieuwe verdachte locaties zijn bij gekomen. Dit was in het verleden wel het geval. Defensie ligt nog steeds op schema om de spoedeisende saneringen in 2015 te hebben voltooid en alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben.

Toelichting doelstelling 8

Het onderzoek naar de ballistische eigenschappen van «groene» munitiesoorten die bij schietoefeningen gebruikt zouden kunnen worden, is vertraagd door leveringsproblemen van de munitie. De proefneming van nieuwe alternatieve kogelvangers die het loodprobleem in de kogelvangers van zand verminderen, is begonnen en zal in 2011 uitgevoerd worden.

Water

Doelstelling water

Eindjaar

Realisatie 2009

D9

Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het leidingwaterverbruik realiseren van 5% t.o.v. 2008.

2012

 

D10

Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben voltooid naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld.

2010

 

D11

Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan 50 procent (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken.

2012

 

Toelichting doelstelling 9

In 2010 is het leidingwaterverbruik bij Defensie gedaald ten opzichte van 2009. De daling ten opzichte van 2008 (doelstelling D9) bedraagt 3,5 procent en is daarmee goed op weg naar het einddoel. De hoeveelheid onttrokken grondwater is in 2010 ongeveer gehalveerd ten opzichte van 2009.

Totaal waterverbtuik van Defensie (in 1000 m3) van Defensie, onververdeeld in leidingdrinkwater- en grondwatergebruik

Totaal waterverbtuik van Defensie (in 1000 m) 				  van Defensie, onververdeeld in leidingdrinkwater- en 				  grondwatergebruik

Toelichting doelstelling 10

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond- en drinkwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2010 zijn bijna 30 toetsen en balansen opgesteld. Indien nodig zijn extra watermeters geplaatst om een beter inzicht te krijgen in de waterstromen op een object. De onderzoeken naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater zijn in het verslagjaar voltooid, verbetermaatregelen zijn vastgesteld en er is een uitvoeringsprogramma in de maak.

Toelichting doelstelling 11

In 2008 zijn 21 waterbeheerplannen op de grotere kazernes en vliegbases voltooid. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in 2009 gestart en is voor de beleidsperiode geld vrijgemaakt. Hieronder vallen bijvoorbeeld waterbesparende douchekoppen, toiletten en bemetering. Inmiddels is 54 procent van de maatregelen in uitvoering.

Watergerelateerde projecten

Afgelopen jaar is op Marinebasis Parera een omgekeerd osmose-installatie geplaatst waarmee uit zeewater zoet water wordt gemaakt. Hiermee wordt bij het cultuurtechnisch beheer het gebruik van drinkwater voorkomen. Daarnaast is bij de bouw van vier nieuwe patrouilleschepen voor het CZSK gebruik gemaakt van membraanbioreactoren om afvalwater aan boord te zuiveren.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.

Doelstellingen afval

Eindjaar

Realisatie 2009

D12

Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden.

Jaarlijks

 

D13

Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007.

2012

 

Totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

Totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, 				  onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk 				  afval

Toelichting doelstelling 12

De totale hoeveelheid afval die Defensie produceert, daalt al een aantal jaren. Ook is in het verslagjaar de hoeveelheid bedrijfsafval gedaald. Daarentegen is het gevaarlijk afval zeer licht gestegen ten opzichte van vorig jaar. In 2011 zal een analyse worden uitgevoerd naar de opgetreden verschillen.

Toelichting doelstelling 13

Het milieubeleid van Defensie stuurt op het verminderen van de hoeveelheid restafval. Ook in 2010 is opnieuw minder restafval afgevoerd en wordt aan de doelstelling voldaan.

Om preventie van het ontstaan van afval vorm te geven, is uitgezocht op welke defensielocaties er relatief veel restafval vrijkomt (meer dan 150 kilo per medewerker per jaar). Voor de objecten waar relatief veel restafval vrijkomt, maakt Defensie in 2011 een afvalpreventie- en scheidingsplan. Het format hiervoor is in 2010 opgesteld. De Koninklijke Marine is in 2010 gestart met het opstellen van afvalmanagementplannen voor haar schepen. Via een intern onderzoek bij het materieelbeheer is uitgezocht of afvalreductie op de goederenstroom «verven» mogelijk is. Het is een breed onderzoek dat zich richt op de gehele materieellogistieke keten. Conclusies worden in 2011 verwacht. Daarnaast worden op plekken waar dat mogelijk is al retourstromen geïntroduceerd, vaak via afgesloten contracten. Als voorbeeld moge het munitiecontract met de firma Rheinmetall dienen, waarbij de firma munitie aflevert op schietbanen in Duitsland en alle retourstromen (hout, metaal, plastic, kisten, containers) weer inneemt voor hergebruik.

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheid

Eindjaar

Realisatie 2009

D14

Defensie zal in 2012 in samenwerking met het ministerie van VROM extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen.

2012

 

Toelichting doelstelling 14

De aanpassing van het externe veiligheidsbeleid rond munitiecomplexen (nota Van Houwelingen), waarmee dit meer in overeenstemming komt met civiel beleid, is in 2009 uitgewerkt in het voorstel voor Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Dit besluit is nog niet vastgesteld.

De vaststelling van externe veiligheidszones kan pas plaatshebben nadat:

  • de berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen is vastgesteld en/of een berekeningsmethodiek voor militaire helikopters is vastgesteld,

  • externe veiligheidszones zijn berekend voor militaire luchthavens en

  • in overleg met I&M een beleidskader en normstelling voor militaire luchthavens is vastgesteld.

De sinds 2005 toegepaste rekenmethode voor vaste vleugelvliegtuigen bestaat uit een kans-, locatie- en gevolgmodel. Het deel locatiemodel is door NLR geëvalueerd ter ondersteuning van de evaluatie. Het project ligt op schema. De ontwikkeling van een berekeningsmethodiek externe veiligheid voor militaire helikopters heeft in 2010 geen voortgang geboekt. Het is een probleem een geschikte database voor helikopterongevallen te kunnen vinden en gebruiken. In 2011 zal (wederom) worden getracht gegevens van het Amerikaanse Department of Defense beschikbaar te krijgen.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuur

Eindjaar

Realisatie 2009

D15

Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000.

Jaarlijks

 

D16

Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee.

Jaarlijks

 

Toelichting doelstelling 15

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. De afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen heeft op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en behouden. De defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd, waaruit blijkt dat deze terreinen – als gevolg van gebruik en beheer – gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna.

Defensie heeft ten behoeve van Natura2000-beheerplannen «passende beoordelingen» laten opstellen en werkt aan het beheerplan Witterveld. Daarnaast is in 2010 onderzoek gestart hoe militair gebruik zich verhoudt tot de aanwezige natuur- en landschapswaarden op militaire terreinen en wat de kwalitatieve bijdrage van Defensie is aan natuur en landschap in Nederland.

Toelichting doelstelling 16

Defensie heeft een methodiek ontwikkeld om voor zeedieren veilig sonargebruik mogelijk te maken. De operationele introductie van het benodigde software programma SAKAMATA heeft eind 2009 en begin 2010 plaatsgehad in combinatie met een formeel voorschrift van CZSK en de bijbehorende opleidingen op de Operationele School. Hierin is aandacht voor de planning, voorbereiding en het gebruik van actieve sonarsystemen, het leren detecteren van zeezoogdieren en het minimaliseren van de gevolgen voor zeezoogdieren.

De internationale samenwerking van Nederland met de Noorse en Amerikaanse marines wordt voortgezet. In 2010 is een beperkte bijdrage geleverd aan een beproeving op zee; juni 2011 zal een volledige beproeving worden uitgevoerd. Het Europese onderzoeksproject dat moet uitmonden in een gedetailleerde database met gegevens over zeezoogdieren in alle operationeel relevante gebieden is in augustus 2010 gestart. Dit project wordt uitgevoerd samen met de defensieonderzoeksinstituten van Duitsland, Noorwegen en Italië en binnenkort ook van het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Milieuzorg

Goed werkende milieuzorgsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieuzorgsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen. Defensie zal op termijn haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren.

Doelstellingen milieuzorg

Eindjaar

Realisatie 2009

D17

Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen.

Jaarlijks

 

Toelichting doelstelling 17

In 2010 zijn goede stappen voorwaarts gemaakt om de werking van de milieuzorgsystemen verder te verbeteren. Het CKmar heeft in 2009 haar certificaat voor hettiende jaar verlengd en het CZSK heeft in dat jaar haar certificaat behaald. Daarnaast waren al enkele onderdelen van CLSK en het CDC gecertificeerd. Het CLAS heeft in 2010 haar systeemdocumentatie geactualiseerd, een evaluatie uitgevoerd naar de stappen tot certificering en besloten in 2011 te starten met het certificeringtraject van een brigade. Het CLSK is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat het de aanwezige milieumanagementsystemen centraal laat certificeren. Daarnaast gaat het CLSK verder met de integratie van veiligheid, ARBO en milieu onder de zogenaamde Quality Risk Board. Bij de DMO wordt het milieumanagementsysteem en de milieucoördinator organisatorisch dichter bij de directeur geplaatst, is het milieu-overleg meer gestructureerd en is de systeemdocumentatie verder uitgewerkt. De systeemdocumentatie van het CDC is door een externe auditor positief beoordeeld op certificeerbaarheid. De Bestuursstaf ten slotte heeft haar milieucoördinator aangesteld en is gestart met de opzet van een milieumanagementsysteem.

Defensiebreed komt de centrale beoordeling en analyse van nieuwe wet- en regelgeving steeds beter op gang. Op deze manier worden de consequenties daarvan beter inzichtelijk in de defensieorganisatie. Het meldingensysteem voor incidenten is verder ingevoerd en begint te werken.

Ook op het gebied van defensiebrede opleidingen zijn er positieve ontwikkelingen: in 2010 is de «paarse» milieucursus op MBO-niveau van start gegaan. Daarnaast is er een informatiedag voor monteurs georganiseerd over het F-gassenbesluit (ozonlaagaantastende stoffen) en is er een gecombineerde veiligheid-milieucursus op het niveau van bataljons-/squadroncommandanten ontwikkeld.

Het registratiesysteem DAMIS, waarin de milieubelasting van Defensie en de voortgang van de milieumaatregelen wordt vastgelegd, is verouderd en zal midden 2011 worden vervangen door een nieuw systeem. Met de bouw van het nieuwe systeem is in 2010 begonnen. Tevens is de actualisatie van de te registreren gegevens in gang gezet, waarbij nut en noodzaak van alle gegevens wordt bezien en het proces van verzameling van de informatie efficiënter en betrouwbaarder wordt opgezet. Zo zal er meer gebruik worden gemaakt van koppelingen met al bestaande digitale bestanden en minder van meteraflezingen en handmatige invoer op de werkvloer.

Ten slotte is in 2010 het computersysteem voor het melden van voorvallen operationeel geworden, waarin ook milieumeldingen worden geregistreerd. Naast het adequaat reageren op incidenten maakt dit systeem een analyse op de verschillende soorten voorvallen mogelijk.

Handhaving

Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuvergunningen op de grotere defensieobjecten; kleinere objecten vallen onder de betreffende gemeente. Inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.

In 2010 zijn door de Inspectie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu 63 inspectiebezoeken uitgevoerd en is in vijftien gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Door tijdig herstel van tekortkomingen heeft dit in geen enkel geval tot een dwangsombeschikking geleid.

Handhavingsresultaten van inspecties bij Defensie

Handhavingsresultaten van inspecties bij 				  Defensie

In 2010 is in nauw overleg met de VROM-inspectie besloten op milieugebied verder te gaan met het invoeringstraject van «systeemgericht toezicht». Hierbij wordt door de VROM-inspectie meer gebruik gemaakt van inspecties die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen voldoende goed werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. Defensie heeft een projectorganisatie opgezet en is bezig met het implementatietraject.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Defensie is in 2010 actief geweest in onder andere Afghanistan, Bosnië Herzegovina, voor de kust van Somalië en in Soedan.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Eindjaar

Realisatie 2009

D18

Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren.

Jaarlijks

 

D19

Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen.

Jaarlijks

 

Toelichting doelstelling 18

Binnen de Navo is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld. Dit beleid gaat er van uit dat, binnen de operationele mogelijkheden, tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Het beleid is doorvertaald naar Navo-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant in het veld en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en vredesoperaties zoals in Afghanistan. Nederland is zeer actief bij de ontwikkeling van milieuprocedures in Navo-verband. De milieuwerkgroepen van de Navo op het gebied van techniek, training, operaties, doctrine en standaardisatie zijn in 2010 samengevoegd als onderdeel van reorganisaties en reducties bij de Navo en de resulterende Joint Environmental Protection Management Group wordt op dit moment geleid door Nederland.

Milieumanagement is onderdeel van de planning voor oefeningen en operaties, met als doel het minimaliseren van de milieueffecten van de operationele bedrijfsvoering en het voldoen aan internationale en nationale regelgeving. Nederland heeft het hanteren van de Navo-procedures van kracht verklaard voor alle grote oefeningen en operaties, niet alleen die oefeningen en operaties die door de Navo worden geleid. De Navo-procedure op het gebied van milieumanagement is uitgewerkt in een nationale CDS Aanwijzing.

Toelichting doelstelling 19

Het afgelopen jaar zijn diverse initiatieven genomen om een energiezuiniger en milieuvriendelijker compound te ontwikkelen. De Kenniscentra Genie en Logistiek zijn gestart met een aantal studies op dit gebied en in de Defensie Innovatie Competitie is de hoofdprijs gewonnen door een «energiezuinige airconditioning unit» die in kampementen kan worden toegepast. Nederland blijft ook in Navo-verband actief met het standaardiseren en verbeteren van handboeken op het gebied van milieuverantwoorde compounds.

Materieel

Onder het kabinet-Balkenende IV is het programma «Duurzaam Inkopen» gestart met als doel de ontwikkeling van markten voor duurzame producten te stimuleren. Met een jaarlijks inkoopvolume van circa € 40 miljard kan de overheid daarbij een rol van betekenis spelen en een duidelijke voortrekkersrol op zich nemen. Duurzaam inkopen betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten. Duurzaamheidsaspecten lopen vaak gelijk op met operationele eisen. Tijdens operaties betekent een laag energieverbruik van kampementen en materieel onder andere minder logistieke aanvoer van brandstof onder gevaarlijke omstandigheden.

Doelstellingen materieelkeuzeproces

Eindjaar

Realisatie 2009

D20

Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu- en sociale criteria bij de keus van militair materieel. Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen.

Jaarlijks

2010

 

Toelichting doelstelling 20

Als uitwerking van dit rijksbrede beleid wordt in het Handboek Verwerving Defensie (HVD) en het Handboek Europees Aanbesteden (HEA) ook een hoofdstuk met betrekking tot duurzaam inkopen opgenomen. In het HVD is uiteengezet dat duurzaamheidscriteria bij aanbestedingen moeten worden meegewogen. Als ondersteuning voor de inkopers en verwervers is een werkinstructie Duurzaam Inkopen opgesteld.

Slechts in een drietal gevallen is het toegestaan af te wijken van de eisen voor duurzaam inkopen. Dit is het geval als de eisen met betrekking tot duurzaamheid niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de eisen voor veiligheid, als de aanschaf van een duurzaam product substantieel duurder is en als duurzame producten of diensten niet in voldoende mate beschikbaar zijn. In dat kader neemt militair materieel een bijzondere positie in. Militair materieel moet wereldwijd onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige wijze inzetbaar zijn. Dit betekent dat niet in alle gevallen invulling kan worden gegeven aan de duurzaamheidscriteria. Wel wordt er, met behoud van de operationele eisen, actief naar gestreefd om bij aanschaf van materieel en materialen de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen en de normen van internationale verdragen, verordeningen en nationale wetten zoveel mogelijk na te leven. In dat opzicht geldt er voor militair materieel geen uitzondering voor toepassing van de duurzaamheidscriteria.

Voor de categorieën dienstauto’s en elektriciteit voert Defensie het categoriemanagement, dat wil zeggen dat zij deze producten voor de gehele overheid inkoopt. Bij dienstauto’s stellen de criteria dat voldaan wordt aan de hoogste energielabels; bij elektriciteit wordt inmiddels 100 procent groene stroom ingekocht.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan ongeveer 12 500 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouw- als in de exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij toiletten en douches), hergebruik van materialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie is het aspect duurzaam bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuur

Eindjaar

Realisatie 2009

D21

Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het ministerie van VROM vastgestelde GPR Gebouw®-minimumscores.

2010

 

D22

Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen.

2009

 

Toelichting doelstelling 21

Het softwareprogramma GPRGebouw, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld, is nu bij de Defensie Vastgoed Dienst in gebruik voor kantoor- en lesgebouwen. Aan modules voor logies-, bijeenkomst- en industriegebouwen wordt gewerkt; in 2011 zullen deze modules ingevoerd en toegepast kunnen worden. De door Infrastructuur en Milieu vastgestelde minimumscore van 7 punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek bij Defensie over het algemeen goed gehaald.

Zolang GPR Gebouw nog niet volledig is ingevoerd zullen de lijsten met Dubo-maatregelen uit het Nationale pakket Utiliteitsbouw gebruikt blijven worden. In 2010 is het toepassingspercentage toegenomen van 51 naar 63 en is een aanvullende lijst voor onderhoud opgesteld.

Interdepartementaal wordt er door Defensie meegewerkt aan het formuleren van duurzame besteksteksten in STABU-bestekken voor de utiliteitsbouw en RAW-bestekken voor de Grond-, weg- en waterbouwsector.

Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie bedraagt nu 55 procent van het totaal opgesteld vermogen tegen 52 procent in 2009. De invoering van HR-ketels gaat daarmee gestaag verder.

Percentages vermogen ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Percentages vermogen ten behoeve van ruimteverwarming 				  onroerend goed

Toelichting doelstelling 22

In 2009 is geregeld dat in alle programma’s van eisen voor infrastructuur een paragraaf «Milieu-eisen inclusief duurzaamheidsaspecten» wordt opgenomen. Hierin staat onder andere dat de duurzaamheidscriteria van het Rijksbrede programma Duurzaam Inkopen moeten worden gevolgd. Verder is vastgelegd dat voor infrastructuurprojecten boven de € 5 miljoen een Life Cycle analyse moet worden uitgevoerd.

Veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieu

In 2007 is naar aanleiding van een aantal ongevallen binnen de defensieorganisatie besloten tot de invoering van het Veiligheidsmanagementsysteem Defensie (VMS Def), waarbij ook Arbeidsomstandigheden (ARBO) worden meegenomen. In de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 is opgenomen dat arbo- en milieuprocedures zoveel mogelijk op elkaar zullen worden afgestemd, zodat op termijn één gecombineerd ARBO-, milieu- en veiligheidssysteem mogelijk wordt.

In 2010 is besloten defensiebrede milieuprocedures in het VMS Def op te nemen: er is onder andere een procedurebeschrijving opgesteld waarin de verantwoordelijkheden van commandanten op de drie genoemde gebieden duidelijk beschreven zijn. Nieuwe wet- en regelgeving wordt gezamenlijk met de drie functiegebieden maandelijks geanalyseerd en in de organisatie verspreid. Tenslotte worden opleidingen op de gebieden milieu, arbo en veiligheid steeds meer gecombineerd en in samenhang gepresenteerd.

Financiën

Zowel op het gebied van het vastgoed als bij het materieel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de life cycle analyse, waarbij investerings- en exploitatiekosten in samenhang worden bezien. Bij het vastgoed is er op dit gebied samenwerking met de Rijksgebouwendienst. Op deelgebieden, zoals de keuze voor een bepaald type verwarmingsinstallatie, worden dergelijke afweging al gemaakt. In 2011 zullen de eerste integrale pilots worden gedraaid. In het materieeldomein worden bijvoorbeeld bij het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen afwegingen gemaakt gebaseerd op life cycle analyses.

Ook in Navo-verband wordt steeds meer gepropageerd dat lidstaten bij de aanschaf van materieel afwegingen maken op basis van de totale levensduur. De milieuwerkgroep MCG/7 onder Nederlands voorzitterschap houdt zich met deze problematiek bezig. In 2010 is MCG/7 opgegaan in de Joint Environmental Protection Management Group (JEPMG) en zet in dat verband, eveneens onder Nederlands voorzitterschap, de werkzaamheden voort.

Jaarlijks wordt de voortgang van de realisatie van de 71 maatregelen uit de Defensie Duurzaamheidsnota gemonitord. In vergelijking met 2009 blijkt nu dat steeds meer maatregelen in de vertraging komen als gevolg van budgetverlagingen. Dit is een zorgelijke ontwikkeling die de realisatie van het milieubeleid van Defensie in gevaar kan brengen.

Communicatie

Vanuit de gedachte dat milieu in de normale bedrijfsvoering geïntegreerd dient te zijn rapporteert Defensie vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.

Naast publicaties over milieuonderwerpen in de Defensiekrant en in vakbladen organiseerde het CZSK de defensiebrede Veiligheids- en Milieudagen. Tijdens de Open Dagen van het CLSK en het CLAS is in 2010 ook aandacht besteed aan milieuonderwerpen. Op de luchtmachtbasis Gilze-Rijen voerde een Apache-gevechtshelikopter als eerste ter wereld een vlucht uit op biobrandstof; een experiment om te zijner tijd minder afhankelijk te kunnen worden van fossiele brandstoffen. Daarnaast was er aandacht voor duurzame energieopwekking en afvalwaterbehandeling op kampementen tijdens uitzendingen.

Overzicht indicatoren

Nummer

 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Eenheid

Verschil 2008/2009

Toelichting

I.010

totaal aantal ongewone voorvallen

250

393

376

192

281

279

283

stuks

1%

Ongewone voorvallen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) die milieuschade (kunnen) veroorzaken, onderverdeeld in 3 categorieën gekoppeld aan de ernst van de situatie.

I.020

percentage aantal voornemens tot dwangsom ten opzichte van aantal handhavingsbezoeken

39

47

30

30

37

23

24

%

5%

Percentage van het aantal voornemens tot dwangsom ten opzichte van aantal handhavingsbezoeken in het kader van de milieuvergunning.

I.030

totaal aantal milieuklachten

2 147

3 504

2 598

3 412

3 057

4 983

5 009

stuks

1%

Aantal geluidgebonden en algemene milieuklachten.

I.100

waterverbruik

2 300

2 600

2 400

1 900

1 700

1 800

1 600

1 000 m3

– 13%

Som van grondwateronttrekking en leidingwaterverbruik.

I.101

relatief leidingdrinkwaterverbruik

25

31

29

23

23

20

20

m3/fte

– 3%

Leidingdrinkwaterverbruik per medewerker (uitgedrukt in VTE’n).

I.103

percentage watertoetsen en- balansen gereed

8

21

%

145%

In totaal moeten 130 rapporten opgesteld worden, 55 watertoetsen en 75 waterbalansen.

I.104

voortgang uitvoering programma waterbeheermaatregelen

-

15

54

%

255%

Het percentage wordt bepaald aan de hand van de uitvoering op basis van de kosten.

I.200

ozonlaagaantastend effect

11 000

2 700

3 200

11 300

14 800

9 800

6 100

kg cfk equivalent

– 38%

Kilogrammen werkzame stoffen die schadelijk zijn voor de ozonlaag.

I.201

koolstofdioxide-emissie

511 000

573 000

561 000

530 000

ton

– 6%

Emissie van CO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale).

I.202

koolmonoxide-emissie

-

1 500

1 600

1 600

1 400

ton

– 10%

Emissie van CO in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale).

I.203

distikstofoxide-emissie

52

59

58

54

ton

-8%

Emissie van N2O in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale).

I.204

emissie zwaveldioxide

1 083

1 064

1 090

1 110

ton

2%

Emissie van SO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale).

I.205

emissie stikstofoxiden

3 700

4 300

4 300

4 000

ton

– 8%

Emissie van NOx in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale).

I.207

percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen onroerende zaken

5

5

10

7

4

5

%

15%

Procentuele aanduiding van de lekdichtheid van de vastgoedinstallaties die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten.

I.208

percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen roerende zaken

6

5

3

4

%

12%

Procentuele aanduiding van de lekdichtheid van de installaties in defensiematerieel die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten.

I.300

totale hoeveelheid afval

27 000

27 000

24 000

32 000

30 000

28 000

26 000

ton

– 7%

Totale hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen in tonnen, verkregen door optelling van afvoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

I.301

inzamelstructuur gescheiden afval

11

11

12

12

12

12

12

aantal

0%

Aantal (soorten) afvalstromen dat gescheiden wordt afgevoerd.

I.302

lozing afvalwater op oppervlaktewater

300

300

200

270

160

140

10

ve

– 92%

Aantal vervuilingseenheden van afvalwater, dat bij processen anders dan huishoudelijk gebruik vrijkomt, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater.

I.303

percentage afvalscheiding

64

63

68

66

60

63

%

4%

Percentage van de som van de afgevoerde hoeveelheden bedrijfsafvalstoffen (exclusief restafval) ten opzichte van totale hoeveelheid afval

I.304

percentage afvalpreventie en -scheidingsplannen gereed

0

0

%

Percentage van het totaal aantal preventie- en scheidingsplannen die gereed zijn ten opzichte van het aantal dat gemaakt moet worden.

I.400

totaal energieverbruik

10 000

10 300

10 100

9 600

1 000 GJ

– 5%

Totaal verbruik van energie. Dit betreft een optelling van de energie omgerekend naar GJ, die moeten worden opgewekt of wordt verbruikt door roerende en onroerende zaken.

I.401

energieverbruik roerende zaken

6 400

6 400

6 100

5 400

1 000 GJ

– 11%

Totaal energieverbruik van het roerend goed. Dit betreft een omrekening naar GJ van totaalverbruik aan brandstoffen voor roerende zaken.

I.402

energieverbruik onroerende zaken

-

3 600

4 000

4 000

4 100

1 000 GJ

4%

Totaal energieverbruik van het onroerende zaken. Dit betreft een omrekening naar GJ van energie die wordt gebruikt of moet worden opgewekt voor onroerende zaken.

I.403

energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming

0,184

0,191

0,189

0,178

MJ/m2 graaddag

– 5%

Energie-efficiency onroerende zaken (exclusief elektriciteit), berekend met het totale energieverbruik onroerend goed, netto vloeroppervlakte en graaddagen.

I.404

energie-efficiency verwarmingsketels

81

82

82

82

82

82

83

%

0%

Gemiddeld rendement van alle opgestelde verwarmingsketels, uitgaande van een rendement van HR, VR en conventioneel van resp. 85, 80 en 70 procent.

I.405

percentage duurzame energie van energieverbruik onroerende zaken

36

34

34

30

%

– 12%

Percentage totale hoeveelheid opgewekte en ingekochte duurzame energieverbruik (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor onroerende zaken (I.402).

I.406

totaal elektriciteitsverbruik

394 000

417 000

410 000

382 000

MWh

– 7%

Totale verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inclusief duurzaam opgewekte elektriciteit door middel van eigen opwekking of inkoop.

I.407

percentage «groene» elektriciteit van het totaal elektriciteitsverbruik

62

88

90

97

%

7%

Percentage totale hoeveelheid duurzaam opgewekte elektriciteit (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor totaal elektriciteitsverbruik (I.406).

I.408

energie-efficiency voertuigen – motor- en bromfietsen

5,6

6,0

6,1

6,3

6,3

6,3

6,4

liter/100km

0%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van alle motor- en bromfietsen.

I.409

energie-efficiency voertuigen – personenauto’s

6,0

6,0

7,4

7,3

6,1

6,1

6,1

liter/100km

1%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van personenauto's.

I.410

energie-efficiency voertuigen – lichte bedrijfsvoertuigen

11,7

11,0

11,3

11,3

11,3

11,4

11,3

liter/100km

– 1%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van lichte bedrijfsvoertuigen, bijvoorbeeld bestelbusjes (gewicht < 3 500 kg).

I.411

energie-efficiency voertuigen – zware bedrijfsvoertuigen

45,5

48,0

43,8

41,3

39,8

46,1

47,2

liter/100km

2%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van zware bedrijfsvoertuigen, bv bussen en vrachtauto's (gewicht > 3 500 kg).

I.413

energie-efficiency vliegtuigen – helikopters

0,5

0,5

0,4

0,5

0,5

0,5

0,5

m3/vlieguur

4%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van helikopters.

I.414

energie-efficiency vliegtuigen – jachtvliegtuigen

3,5

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

m3/vlieguur

0%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van jachtvliegtuigen.

I.415

energie-efficiency vliegtuigen – transport vliegtuigen

1,6

1,5

2,1

1,9

2,1

2,2

2,2

m3/vlieguur

0%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van transport vliegtuigen.

I.416

energie-efficiency vliegtuigen – patrouille vliegtuigen

2,8

2,8

m3/vlieguur

 

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van patrouille vliegtuigen.

I.417

energie-efficiency vaartuigen – mijnendienst

7,8

5,9

3,8

7,2

7,2

7,2

7,2

m3/vaardag

0%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse mijnendienst.

I.418

energie-efficiency vaartuigen – onderzeedienst

6,2

6,6

8,5

7,8

7,8

7,8

7,8

m3/vaardag

0%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse onderzeedienst.

I.419

energie-efficiency vaartuigen – Groep Escorte Schepen

38,1

25,7

19,7

10,7

9,6

9,6

9,3

m3/vaardag

– 4%

Gemiddeld (theoretisch) verbruik van groep escorte schepen.

I.421

percentage (opgesteld) vermogen HR-ketels van totaal

36

38

42

41

45

52

55

%

5%

Percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van hoogrendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van opgesteld vermogen van HR, VR en conventionele ketels).

I.422

percentage (opgesteld) vermogen VR-ketels van totaal

60

60

56

57

52

45

43

%

– 6%

Percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van verbeterd-rendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels).

I.423

percentage (opgesteld) vermogen conventionele ketels van totaal

3

2

2

3

3

2

2

%

– 5%

Percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van conventionele verwarmingsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels).

I.424

energie-efficiency onroerende zaken (inclusief elektriciteit)

0,285

0,287

0,283

0,253

MJ/m² graaddag

– 11%

Energie-efficiency onroerende zaken, berekend met totale energieverbruik onroerend goed (inclusief elektriciteit), netto vloeroppervlakte en graaddagen.

I.425

opgesteld vermogen windenergie op defensieterreinen

0

0

0

0

0

0

MW

0%

Totaal vermogen windenergie opgesteld op defensieterreinen (uitgedrukt in MW).

I.426

percentage energetisch doorgerekende gebouwen 500–1 000 m2

9

8

%

– 11%

Percentage aantal energetisch doorgerekende gebouwen ten opzichte van totaal aantal verwarmde gebouwen met oppervlakte tussen 500 en 1 000 m2

I.427

voorgang uitvoering Programma energiebesparingsmaatregelen

0

6

%

6%

Het percentage wordt bepaald aan de hand van de uitvoering op basis van de kosten.

I.428

percentage «groen» gas ten opzichte van totaal verbruik aardgas

0

0

%

Het percentage groen of gecompenseerd gas ten opzichte van het totale gasverbruik.

I.429

percentage «groene» huisbrandolie ten opzichte van totaal verbruik huisbrandolie

0

0

%

Het percentage groen of gecompenseerde huisbrandolie ten opzichte van het totale verbruik huisbrandolie.

I.490

percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen

38

30

40

51

51

%

0%

Gemiddeld percentage toepassing Nationaal Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen.

I.500

aantal geluidgehinderden

453

435

432

481

524

474

421

aantal

– 11%

Aantal personen in woningen waaraan (nog) geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in het kader van het Defensie geluidsisolatieprogramma Luchtvaartwet (deze personen kunnen in theorie gehinderd worden door vliegtuiggeluid).

I.501

percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag

10

8

6

82

82

82

%

0%

Percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag, waarvan indirect ruimtebeslag als gevolg van de geluidsproductie in kaart is gebracht (met uitzondering van explosief geluid).

I.600

totaal aantal bodemlocaties (vanaf 1991)

3 557

3 646

3 680

3 733

3 761

3 790

3 794

aantal

0%

Totaal aantal verdachte locaties dat sinds 1991 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma Defensie.

I.601

percentage bodemlocaties gereed

74

76

81

82

82

82

84

%

2%

Percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat gesaneerd is (of waarvan de verontreiniging via een monitoringsprogramma beheerst wordt) of waar na onderzoek geen verdere actie noodzakelijk bleek.

I.602

percentage nog te onderzoeken bodemlocaties

6

6

5

4

4

3

2

%

– 26%

Percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat nog moet worden onderzocht.

I.603

percentage bodemlocaties in onderzoek

14

13

10

10

10

11

10

%

– 4%

Percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in onderzoek is.

I.604

percentage bodemlocaties onder sanering

6

5

4

4

4

4

4

%

– 3%

Percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in sanering is.

I.605

percentage ´ernstig» van de lopende of voltooide saneringen

61

61

61

60

60

60

60

%

– 1%

Percentage locaties (ten opzichte van totaal dat gesaneerd of in sanering is) waarbij het een ernstig geval van bodemverontreiniging betrof.

I.607

Percentage GIS-bodemkaarten gereed

0

0

%

Het percentage van de 10 GIS bodemkaarten die in 2010 gereed moeten zijn.

I.608

Percentage «spoedeisend» van de lopende of voltooide saneringen

74

75

%

1%

Spoedeisende saneringen moeten binnen 4 jaar afgerond zijn. Het percentage gereed wordt berekend op basis van de al aangewezen ernstige en spoedeisende saneringen.

I.800

percentage monitoring natuurwaarden defensieterreinen gereed

100

100

100

61

106

116

117

%

1%

Percentage defensieterreinen (ten opzichte van totaal aantal te monitoren terreinen) dat wordt gemonitord.

I.802

percentage beheerplannen gereed

0

0

29

33

69

75

%

9%

Percentage gereed zijnde beheerplannen gedaan in het kader van de Vogel- en Habitat Richtlijnen en Natuurbeschermingswet.

I.920

percentage niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen ge(her)audit

67

67

100

100

100

100

%

0%

Percentage aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen waarvan de audit niet langer dan 3 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten opzichte van totaal aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen.

I.921

percentage gecertificeerd milieumanagementsystemen

29

29

%

0%

Percentage extern gecertificeerde milieumanagementsystemen ten opzichte van het totaal te certificeren aantal systemen.

BV: In dit schema zijn afgeronde waarden gerapporteerd, de verschilpercentages zijn op basis van de feitelijke waarden.

BIJLAGE 6 – LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

BZK

=

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke marechaussee

CLAS

=

Commando landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en BewakingsOrganisatie

DBV

=

Directie Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidsnota

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research and Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGF

=

EuropeseGendarmerie Force

EL&I

=

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

GVKKA

=

Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liasion and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

Navo

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VIP

=

Very Important Person

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan