Kamerstuk 32701-9

Tweede nader verslag

Dossier: Intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars

Gepubliceerd: 9 september 2011
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32701-9.html
ID: 32701-9

Nr. 9 TWEEDE NADER VERSLAG

Vastgesteld 9 september 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het nader verslag d.d. 27 juni 2011 besloten tot het uitbrengen van een tweede nader verslag over het wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de beantwoording door de regering op de recente schriftelijke ronde omtrent het kabinetsvoorstel voor intrekking van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK). Een regeling die naar de mening van de leden waardevol is voor startende kunstenaars. Het is dan ook ronduit teleurstellend dat de regering haar voorstel doorzet. De leden zijn daarnaast van mening dat de regering niet of onvoldoende ingaat op verschillende argumenten, vragen en benoemde risico’s in de eerdere vraagstellingen. Derhalve hebben de leden nog enkele vragen waarop zij nog antwoord van de regering verlangen.

Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie is de WWIK is een bijzonder effectieve stimuleringsregeling gericht op het ondernemerschap gebleken, zoals dat prima zou passen in het huidige kabinetsbeleid.

De regering heeft echter aangegeven dat zij een uitzonderingspositie voor kunstenaars niet meer acceptabel vindt en doet daarom het voorstel voor intrekking van de regeling. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het vanuit die redenatie dan niet meer voor de hand ligt (gelet op het succes van de regeling) om de regeling dan eerder te verbreden naar andere doelgroepen in plaats van het abrupt afschaffen van de regeling. Is dit voor de regering een overweging geweest? Hoe heeft hierin een kosten/batenanalyse en een effectenanalyse plaatsgevonden op het beëindigen van dit effectieve concept gericht op ondernemerschap van kunstenaars? Op welke wijze is hierbij ook in ogenschouw genomen dat vanuit deze opzet de lagere uitkeringskosten een kostenbesparing opleveren ten opzichte van de situatie die hierna zal ontstaan voor de betreffende groep kunstenaars wanneer zij de bijstand instromen?

De leden van de PvdA-fractie willen van de regering weten hoe zij aankijkt tegen de juridische gevolgen van het niet respecteren van de bestaande rechten van kunstenaars. De regering kiest er immers voor om geen overgangsrecht te hanteren bij het intrekken van de WWIK. De leden willen derhalve inzicht krijgen van de regering in de gevolgen van haar keuze voor directe intrekking. Welke juridische, dan wel financiële gevolgen heeft dit?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de regering op de gestelde vragen over de intrekking van de WWIK. De leden hebben naar aanleiding van de antwoorden aanvullende vragen.

De leden van de SP-fractie stellen dat de regering aangeeft dat «het aannemelijk is dat niet alle kunstenaars zullen terugvallen op het algemene vangnet» bij beëindiging van de WWIK. De berekening van de vermeende bezuiniging wordt gebaseerd op een weglekeffect van 65% over 2300 uitkeringen. Op dit moment (volgens de laatste cijfers Centraal Bureau voor de Statistiek) worden er echter 3 200 WWIK-uitkeringen verstrekt. Hoe groot is de besparing bij een weglekeffect van 65% en van 90% over 3200 uitkeringen?

De leden van de SP-fractie stellen dat de stichting Cultuur-Ondernemen sinds de invoering van de WWIK als «adviserende instelling» de wettelijke taak heeft gemeenten te adviseren over de beroepsmatigheid van kunstenaars, en het flankerend beleid uitvoert ten behoeve van kunstenaars in de WWIK. Wat zijn de precieze consequenties van de gevolgen van de afschaffing van de WWIK voor Cultuur-Ondernemen in het kader van gedwongen ontslagen, financiën en afbouw van activiteiten? Welke maatregelen neemt de regering om de gevolgen van de afschaffing van de WWIK voor Cultuur-Ondernemen op te vangen? Is in dit verband voorzien van een budget voor afvloeiings- en frictiekosten voor de stichting Cultuur-Ondernemen?

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker