Kamerstuk 32701-5

Verslag

Dossier: Intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars

Gepubliceerd: 29 april 2011
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32701-5.html
ID: 32701-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 29 april 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding

1

2.

Doelstelling en strekking van de WWIK

3

3.

Intrekking van de WWIK

3

4.

Gevolgen van de intrekking

4

5.

Financiële effecten

4

6.

Ontvangen commentaren

6

7.

Onmiddellijke werking

7

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de intrekking van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK). Met deze maatregel uit het regeerakkoord komt een einde aan de uitzonderingspositie voor kunstenaars in de sociale zekerheid. Voor de leden van de VVD-fractie is van belang dat er uniforme regels gelden in de sociale zekerheid en dat er geen uitzonderingsposities worden ingenomen door bijzondere groepen ondernemers of werknemers naar aard van de beroepsgroep of vakgebied. De leden van de VVD-fractie kunnen zich dan ook vinden in het voorstel tot afschaffing van de WWIK. De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of er, naast kunstenaars, ook andere beroepsgroepen zijn in de sociale zekerheid waarvoor nog steeds een aparte regeling geldt. Zo ja, welke zijn dat en is de regering voornemens om deze ook af te schaffen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van het voorstel van de regering om de WWIK in te trekken. Deze leden staan nog steeds achter het idee achter de WWIK, namelijk dat startende kunstenaars tijd nodig hebben om zich te oriënteren op de kunstpraktijk en om zich daarin een positie te verwerven. Het is onbegrijpelijk dat de regering er voor kiest om de succesvolle WWIK in te trekken.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering uitzonderingen op vangnetregelingen wil beperken en dat de regering vindt dat het niet past dat er voor een specifieke beroepsgroep als kunstenaars een specifieke regeling is. Hoe staat de regering tegenover aparte regelingen voor andere specifieke beroepsgroepen, zoals topsporters?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij achten het beoefenen van kunst van onschatbare waarde voor de samenleving, maar zij zijn met de regering van oordeel dat dit niet betekent dat kunstenaars anders moeten worden behandeld dan overige werknemers en/of ondernemers. Zij achten de huidige uitzonderingspositie van kunstenaars niet te rechtvaardigen ten opzichte van andere beroepsgroepen, waarvoor ook geldt dat afgestudeerden moeilijk werk vinden in de richting waarvoor zij zijn opgeleid. In het kader van gelijke behandeling kunnen de leden van de CDA-fractie dan ook instemmen met het afschaffen van de WWIK.

De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het plan van de regering om de WWIK in te trekken. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat intrekking van de WWIK dom, onverstandig en zeer onwenselijk is.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering de bijdrage van kunstenaars aan de samenleving beoordeelt. Kan de regering een omschrijving geven de bijzondere betekenis van kunst en cultuur voor de Nederlandse samenleving? Kan de regering toelichten waarom het de bemoeienis met kunst en cultuur wil beperken? Is de regering van mening dat de WWIK een succesvolle regeling is? Kan de regering hier een toelichting op geven?

De leden van de SP-fractie vragen waarom het volgens de regering niet wenselijk is om specifieke uitkeringsregelingen te laten gelden. Betekent dit dat de regering ook voornemens is de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Werkloosheidswet (WW), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (BBZ) en/of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) af te schaffen?

Zo nee, waarom de WWIK wel? Betekent dit dat de regering toewerkt naar één algemene uitkeringsregeling ongeacht leeftijd, handicap, beroepsgroep etc.?

De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel ontvangen en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot intrekking van de WWIK. Deze leden delen de argumentatie van de regering tot intrekking van de WWIK op grond van de niet passende uitzonderingspositie die de WWIK in de sociale zekerheid aan kunstenaars biedt. De huidige wet leidt ook o.a. tot ongelijke behandeling van verschillende creatieve beroepen, omdat niet alle creatieve beroepen zoals auteurs in aanmerking komen voor de WWIK. Het wetsvoorstel van de regering tot intrekking van de WWIK leidt echter nog tot enkele onduidelijkheden waar genoemde leden graag opheldering over willen.

2. Doelstelling en strekking van de WWIK

Volgens de leden van de PvdA-fractie stelt de regering onterecht dat WWIK-gerechtigden geen arbeidsplicht hebben. Volgens deze leden is dit onjuist. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK hebben juist wel een arbeidsplicht. Jaarlijks moeten deze leden aantonen dat ze beroepsmatig actief zijn en werken om in toenemende mate eigen inkomsten te verwerven, vanwege de progressie-eis. Kunstenaars in de WWIK hebben wel werk, maar tijdelijk onvoldoende inkomen. WWIK-gerechtigden hebben dus wel een arbeidsplicht, maar geen sollicitatieplicht. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie hier een reactie van de regering op.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering van mening is dat de beroepsgroep «kunstenaars» niet te vergelijken is met andersoortige ondernemers of werknemers. Zo nee, kan de regering toelichten wat de precieze overeenkomsten en verschillen zijn tussen kunstenaars en ondernemers en werknemers? Kan de regering een omschrijving geven van de marktomstandigheden in de sector kunst en cultuur op dit moment? Welke andere beroepsgroepen hebben een vergelijkbare positie op de arbeidsmarkt? Kan de regering dit onderbouwen?

3. Intrekking van de WWIK

De leden van de PvdA-fractie constateren dat uit de evaluatie van de WWIK uit 2010 blijkt dat 94% van de gebruikers van de WWIK na het verlaten van de regeling niet terug valt op een bijstandsuitkering. Ook blijkt dat 93% werkzaam is in een renderende beroepspraktijk als kunstenaar. Deze leden vragen zich af waarom de regering een succesvolle regeling voor kunstenaars niet voort wil zetten, juist omdat in het verleden is gebleken dat de reguliere uitkeringsregeling voor deze beroepsgroep niet werkt. Kan de regering deze keus verder toelichten en aangeven waarom de reguliere uitkeringsregeling voor deze beroepsgroep nu wel zal werken? Is de regering het met deze leden eens dat de WWIK op zichzelf een succesvolle regeling is, gericht op uitkeringsonafhankelijkheid?

De leden van de CDA-fractie constateren dat WWIK-ers op dit moment worden begeleid met cursussen en trainingen om zich als ondernemer te ontwikkelen. Met succes: 94% is na 2 jaar WWIK economisch zelfstandig. Wat betekent het schrappen van de wet voor deze ondersteuning?

De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel kunstenaars naar aanleiding van intrekking van de WWIK gedwongen zullen worden om algemeen geaccepteerde arbeid aan te nemen en hun culturele activiteiten moeten beëindigen? Welke verschraling levert dit op voor individuele kunstenaars en voor de samenleving als geheel?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van het aantal studenten per studierichting die een opleiding volgen in de richting van kunst en cultuur.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering het succes van de WWIK voor wat betreft het bevorderen van ondernemerschap beoordeelt. Op welke wijze verwacht de regering dat hetzelfde bevorderende aspect zal uitgaan van de Wet werk en bijstand (WWB) en/of de WIJ?

4. Gevolgen van de intrekking

De leden van de CDA-fractie vragen de regering te bevestigen dat kunstenaars, na afschaffing van de WWIK, net als andere zelfstandigen nog wel kunnen vallen onder het Besluit bijstandverleningen zelfstandigen 2004. Op grond van dit besluit kan immers (indien een gemeente van oordeel is dat voor iemand vanuit een werkloosheidssituatie het starten van een zelfstandig beroep als kunstenaar de snelste weg uit de uitkering is) een kunstenaar zich, evenals andere startende zelfstandigen, gedurende een voorbereidingsjaar met behoud van uitkering oriënteren op het cultureel ondernemerschap.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van de uitstroomrichtingen vanuit de WWIK vanaf 2012 met daarbij de geprognosticeerde aantallen? Ook willen zij weten hoeveel huidige kunstenaars in de WWIK zouden voldoen aan de normen van de BBZ. Hoeveel kunstenaars die nu nog WWIK gerechtigd zijn, zullen na intrekking van de wet geen aanspraak meer kunnen maken op inkomensondersteuning? Kan de regering een overzicht geven van de huishoudtypen van de huidige WWIK-gerechtigden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering een overzicht te geven van alle denkbare te verwachten inkomenseffecten voor kunstenaars uitgesplitst naar elke mogelijke unieke situatie vanwege de intrekking van de WWIK. Hoeveel kunstenaars in de WWIK hebben een inkomen onder bestaansminimum?

De leden van de D66-fractie constateren dat als de WWIK wordt ingetrokken, kunstenaars zijn aangewezen op de WWB of de WIJ als laatste vangnet. De leden constateren voorts dat daar een verplichting geldt tot het zoeken van een baan of het volgen van een re-integratietraject of scholing. De leden zijn benieuwd in hoeverre de gemeente vrijheid heeft om het maken en verkopen van kunstwerken te laten vallen onder deze verplichtingen?

5. Financiële effecten

De leden van de VVD-fractie constateren dat de intrekking van de WWIK financiële effecten met zich mee brengt. Er wordt een zogeheten «weglekeffect» van 65% gehanteerd. Waar wordt deze 65% op gebaseerd? Ook willen de leden van de VVD-fractie weten waar de raming van 2300 uitkeringen op gebaseerd is.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom het verwachte weglekeffect structureel gebaseerd wordt op hetzelfde bedrag (namelijk € 21 mln.)? Verwacht de regering dat het aantal «ex-WWIK-ers» dat gebruik maakt van de WIJ of de WWB gelijk blijft? Waarom verwacht de regering niet dat dit aantal afneemt op basis van de prikkels in de WWB?

De leden van de VVD-fractie constateren in de memorie van toelichting staat dat de middelen voor het aan de WWIK verbonden flankerend beleid behouden zullen blijven ter bevordering van ondernemerschap in de culturele sector, waarmee invulling wordt gegeven aan de ambitie van de regering om de eigen verdiencapaciteit van de culturele sector te versterken. Kan de regering aangeven of er al plannen zijn hoe deze middelen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) besteed zullen worden?

Door het afschaffen van de WWIK valt € 2 mln. vrij aan gelden die via de Stichting Cultuur-Ondernemen besteed werden aan beroepsmatigheidsonderzoeken. De leden van de VVD-fractie horen graag welke bijdragen die onderzoeken tot op heden hebben geleverd. Wat wordt de rol van Stichting Cultuur-Ondernemen na het afschaffen van de WWIK?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de uitkeringsnormen in de WWB en de WIJ gunstiger zijn dan de uitkeringsnormen in de WWIK. Volgens de regering gaat de kunstenaar er dus in beginsel op vooruit, natuurlijk afhankelijk van de bijverdiensten. De regering stelt dat een deel van de WWIKers een beroep zal doen op de WWB of WIJ. Kan de regering aangeven op basis waarvan wordt gesteld dat een deel van de WWIKers een beroep zal doen op de WWB of WIJ. De regering verwacht een weglek van 65% door intrekking van de WWIK. Kan de regering aangeven op basis waarvan deze prognose is gemaakt?

De leden van de PvdA-fractie zich af waarom de regering in de berekeningen uit gaat van 2300 uitkeringen in 2012, terwijl er volgens Stichting Cultuur-Ondernemen op dit moment meer dan 3000 uitkeringen worden verstrekt?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of de regering rekening heeft gehouden met stijgende uitvoeringskosten WWB, als kunstenaars een beroep gaan doen op de WWB in plaats van de WWIK. Deze leden constateren dat deze uitvoeringskosten niet zijn opgenomen in de financiële effecten. Is dat juist? En hoeveel zijn deze uitvoeringskosten voor de gemeenten?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader aan te geven welke besparingen de regering verwacht met het schrappen van de WWIK. Hoeveel mensen maken er thans gebruik van de WWIK? Met het vervallen van de WWIK zal een deel van de kunstenaars een beroep doen op de WWB of de WIJ. Deze uitkering is hoger dan de WWIK. Het is dus heel goed mogelijk dat het schrappen van de WWIK geen besparing met zich meebrengt, zoals veronderstelt, maar een besparingsverlies. Graag een cijfermatige toelichting van de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren met genoegen dat het schrappen van onderhavig wetsvoorstel leidt tot het verminderen van regeldruk voor de 20 centrumgemeenten die de WWIK uitvoeren. Leidt dit tevens tot een vermindering van uitvoeringskosten voor gemeenten? Is hiervan een indicatie te geven?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de raming/berekening waaruit blijkt dat er in 2012 2300 uitkeringen WWIK zullen zijn, terwijl er nu meer dan 3000 uitkeringen worden verstrekt, aan de Kamer kan overleggen? Wat wordt precies bedoeld met «weglek» en waarop is de 65% precies gebaseerd en hoe is dit berekend?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten waarom een succesvolle regeling als de WWIK beëindigd wordt, terwijl maatschappelijke organisaties aangeven dat beëindiging de Nederlandse belastingbetaler meer zal kosten en bovendien het ondernemerschap beperkt? Leidt de afschaffing van de WWIK tot een kostenstijging, omdat kunstenaars aanspraak maken op 100% WWB in plaats van 70%? Kan de regering dit onderbouwen?

De leden van de D66-fractie constateren dat in de WWIK 19 eurocent aan uitvoeringskosten gemoeid is met elke euro aan uitkering. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe dit zich verhoudt met andere vangnetregelingen als de WWB, de WIJ en Bbz?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering een weglekeffect van 65% naar de WWB/WIJ verwacht. Waarop is de aanname van de verwachte grootte van 65% als weglekeffect gebaseerd, zo vragen deze leden. Deze leden willen weten hoe groot de regering het risico inschat dat het weglekeffect alsnog hoger uitvalt. Welke gevolgen heeft dit vervolgens voor de verwachte besparing op de begroting aangezien de marge tussen de verwachte opbrengst en extra uitgaven met € 10 mln. relatief klein is, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat diverse organisaties zoals de VNG verwachten dat de intrekking van de WWIK meer geld zal kosten dan het zal opleveren. Deze leden vragen waarop dit verschil van inzicht gebaseerd is en waarom deze verwachting volgens de regering niet klopt.

6. Ontvangen commentaren

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe het de juridische risico’s inschat voor het overgangsrecht in dit wetsvoorstel. Hoe kijkt de regering aan tegen het negatieve advies van advocatenkantoor Stibbe, waarin geconcludeerd wordt dat het overgangsrecht op gespannen voet staat met het beginsel van rechtszekerheid, met artikel 1 van het Eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en met artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de regering aankijkt tegen het advies dat het wetsvoorstel ook zou moeten voorzien in een regeling voor afbouw van de activiteiten van de Stichting Cultuur-Ondernemen?

De leden van de PvdA-fractie vragen aan de regering of er rekening is gehouden met een overgangsperiode. Hoe denkt de regering om te gaan met kunstenaars die op dit moment gebruik maken van de WWIK? Volgens deze leden hebben WWIK-gerechtigden een beschikking van de gemeente waarin is opgenomen dat de WWIK-gerechtigde een uitkeringsduur heeft van vier jaar, die in een periode van 10 jaar moet worden opgenomen en dat als de kunstenaar ononderbroken gebruik maakt van de WWIK-uitkering deze afloopt op een bepaald jaar. Is deze beschikking niet bindend en geeft deze beschikking de WWIK-gerechtigde bepaalde rechten? Graag een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over het overgangsrecht. In het wetsvoorstel is niet voorzien in een overgangsperiode. Is de regering er zeker van dat hier geen sprake is van strijd met het Europees Handvest, omdat in het wetsvoorstel gelezen zou kunnen worden dat reeds verworven rechten worden afgeschaft? Graag een uitgebreide toelichting.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan toelichten waarop de maatschappelijke organisaties hun uitspraken over de financiële gevolgen van het intrekken van de WWIK baseren? Wat zijn de verschillen met de aannames van de regering? Wat is de reactie van de regering op de argumenten die de organisaties geven over mogelijke negatieve effecten op de samenleving door het intrekken van WWIK? Wat is de werkelijke reden dat de regering de adviezen van maatschappelijke organisaties in de wind slaat als het gaat om het overnemen van de succesvolle elementen van de WWIK in de bestaande regelingen?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten hoe de overgangsregeling voor de huidige WWIK gerechtigden er precies uitziet (met daarbij een tijdspad) en wat de precieze kosten zijn. Kan de regering de Kamer informeren over het advies van advocatenkantoor Stibbe over het overgangsrecht WWIK?

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten of de betrokken doelgroep er al van op de hoogte is dat de WWIK-uitkering niet automatisch wordt omgezet naar een WWB/WIJ-uitkering. Op welke wijze en wanneer wordt de betrokken doelgroep anders hierover geïnformeerd, zo vragen deze leden.

7. Onmiddellijke werking

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan uitleggen wat er wordt bedoeld met de opmerking dat de WWIK het karakter van een vrijwillige regeling heeft en de WWB een noodzakelijke.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker