Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 29 maart 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG ter herziening van de EG-richtlijn inzake de handel in broeikasgasemissierechten, hierna: het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vragen de regering om een verdere toelichting op een aantal punten.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel teneinde het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten (hierna ETS) te verbeteren en uit te breiden. Het voorstel zal bijdragen aan de CO2-emissiereductie die de Europese lidstaten voornemens zijn te halen in 2020. Ten aanzien van de implementatie van het voorstel hebben de leden van de CDA-fractie een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zien er een aanscherping van de toewijzing in die ten goede komt aan de te realiseren klimaatdoelen. Met name het feit dat er meer emissierechten geveild gaan worden in plaats van gratis weggegeven juichen de leden zeer toe. Over de wijzigingsvoorstellen zelf hebben de leden nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Op hoofdlijnen ondersteunen zij de intentie van de wetgeving: het verbreden en aanscherpen van de beprijzing van de uitstoot van broeikasgassen via het ETS-systeem van emissiehandel. Wel roept de Wijziging bij deze leden vragen op over de praktische consequenties voor Nederlandse bedrijven. De leden van de D66-fractie maken daarom graag gebruik van de mogelijkheid een aantal vragen voor te leggen aan de regering.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Europees plafond

De leden van de VVD-fractie lezen dat er één Europees emissieplafond komt en dat het Europese beleid voor de uitgifte van gratis emissierechten verder wordt geharmoniseerd. In de memorie van toelichting (MvT) wordt echter summier ingegaan op de gewijzigde positie van Nederland in Europa. Er staat alleen hoe de Europese richtlijn vertaald wordt naar de Nederlandse situatie. Maar wat betekent deze geharmoniseerde Europese situatie voor onze concurrentiepositie? Welke voor- of nadelen had Nederland onder het oude systeem, dat nu vervalt? Daarnaast is het ETS een Europees systeem en bestaat het naast andere internationale systemen. Wat betekent deze wijziging voor internationale concurrentiepositie van Nederland? De leden van de VVD-fractie willen graag dat de regering hier nader op ingaat.

De leden van de CDA-fractie nemen kennis van de belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige wetgeving dat voor toewijzing van emissierechten voortaan een EU-plafond gaat gelden, terwijl dat tot nu toe een nationaal plafond was. Met het vaststellen van een Europees plafond wordt de toewijzing van emissierechten ook sterk Europees gereguleerd. Daarbij spreken deze leden hun waardering uit voor het feit dat flexibiliteit is ingebouwd in de wet: de Commissie kan het plafond nog wijzigingen in geval van opt-in- en opt-outverzoeken of bij toetreding van nieuwe lidstaten. De vraag van de leden van de CDA-fractie is in hoeverre Nederland als lidstaat nog zeggenschap heeft over de besluiten van de Commissie. Kan Nederland het besluit voor toewijzing van rechten aan landen beïnvloeden en is zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven een beroepsprocedure mogelijk bij bezwaar tegen het besluit van de Commissie op dit punt?

Is de wijze waarop de Commissie vorm geeft aan de geleidelijke afname van het emissieplafond in lijn met de Nederlandse mogelijkheden? De Commissie kiest nu voor een gelijkmatige trapsgewijze afname van het emissierechtenplafond van 1,74% per jaar. Zou, gezien de ontwikkelingen in Nederland, waar investeringen en innovatie in CO2-reductie mogelijk pas op iets langere termijn hun vruchten afwerpen, een lager startpercentage en een verhoging naar het gewenste niveau op langere termijn geen betere optie zijn?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de lineaire afname die in werking treedt met betrekking tot de hoogte van het gezamenlijke Europese emissieplafond. Deze leden ondersteunen de ambities wat betreft de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, maar maken zich wel zorgen over de schommelingen in de prijs van emissierechten die de laatste jaren waargenomen zijn. De leden vragen derhalve of de regering kan inschatten of en, zo ja, hoe het gezamenlijke EU-emissieplafond zal doorwerken in de volatiliteit van de prijzen van emissierechten? Neemt deze af in verband met een te verwachten toename in de liquiditeit of de introductie van nieuwe handelsinstrumenten zoals «forward»- en «future»prijzen vanaf 2013, zo vragen deze leden. Zo nee, ervaart de regering dan het mogelijke optreden van grote schommelingen in de prijs voor emissierechten als een potentiële drempel voor investeringen op de langere termijn door bedrijven die binnen de ETS handelen?

Toewijzing van rechten: kosteloze verdeling, benchmark, veilen

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat veilen de norm is en kosteloos toewijzen een overgangsmaatregel. De rechten die kosteloos worden toegewezen worden via een benchmark bepaald. De benchmark is gebaseerd op gegevens uit 2007 en 2008 en de beste techniek in een bepaalde sector. Worden de kosteloos toegewezen rechten voor de gehele periode vastgesteld of worden ze jaarlijks aangepast en wel op basis van recentere cijfers (2009 en verder)?

Wat betreft de opbrengst van de veiling vragen deze leden of de regering een inschatting kan maken van de totale opbrengsten. Zo nee, wanneer kan zij dit wel? De richtlijn bevat de aanbeveling om ten minste 50% van de opbrengsten toe te wijzen aan nationaal of internationaal klimaatbeleid. Dit is ook onderschreven door de Europese Raad. De leden ondersteunen deze inzet en verwachten een voorstel van de regering om deze opbrengst nuttig te besteden. Wanneer komt de regering met informatie over dit punt? En wat wil de regering doen met het resterende bedrag?

Deze voorschriften betekenen een belangrijke wijziging in de berekeningswijze in vergelijking met fase I en II. De berekening zal zoveel mogelijk geschieden aan de hand van Europese benchmarks. Deze worden gebaseerd op de CO2-emissies van de 10% meest efficiënte inrichtingen per sector in Europa in 2007 en 2008 en op de gegevens omtrent best beschikbare technieken in een sector. De leden van de PvdA-fractie hebben gezien dat een aantal bedrijven een voorstel heeft gedaan onder de naam DAAN-arrangement2. Kan de regering toelichten hoe zij dit voorstel beoordeelt en welke mogelijkheden zij ziet om dit voorstel in te voeren in de huidige plannen?

De leden van de CDA-fractie zien het principe «de vervuiler betaalt» niet terug in de berekening van de te veilen rechten. Hier lezen deze leden dat 88% van de totale hoeveelheid te veilen rechten wordt verleend op basis van emissies uit het verleden. Daarbij is bepalend welk aandeel een lidstaat had in de totale emissies binnen het ETS in 2005, of in de periode 2005 t/m 2007. Met deze systematiek lijkt het of de vervuiler wordt beloond. Ziet de regering nog ruimte om, behalve emissies in het verleden, besparingspotentieel in de toekomst (eventueel per sector bekeken) mee te laten tellen in de verdeling van te veilen rechten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de richtlijn een aanbeveling bevat omtrent het gebruik van de veilingopbrengsten. Bepaald is dat tenminste 50% van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten zou moeten worden besteed aan nationaal, Europees en mondiaal klimaat. De leden van de CDA-fractie waren kritisch op die aanbeveling, en zijn dat nog steeds. De lidstaat Nederland moet zelf vrij kunnen beslissen over de besteding van middelen zoals veilingopbrengsten, zonder Europese inmenging. Hoe is de regering voornemens deze opbrengsten te besteden?

Hoe groot zijn de jaarlijkse te verwachten opbrengsten? Hoe gaan andere lidstaten met deze aanbeveling om? In een aantal sectoren, bijvoorbeeld bij de Nederlandse zinkindustrie, bestaat de vrees dat hun Europese concurrenten via de achterdeur sterker worden gecompenseerd voor de kosten van emissiehandel dan zij zelf. De leden van de CDA-fractie verwachten dat het van individuele bedrijven veel tijd en energie zou vragen om mogelijke onverantwoorde verstoringen van het gelijk speelveld bij de rechter aan te vechten. Daarom verzoeken zij de regering om de Europese Commissie te manen actief te voorkomen dat dit soort concurrentievervalsing optreedt.

Het wetsvoorstel bevat een aantal waarborgen tegen fraude. In het licht van recente fraude met emissierechten, steunen de leden van de CDA-fractie deze voorstellen van harte. Toch hebben zij ook een vraag. Het veilingsysteem, met inbegrip van «future»- en «forward’rechten kan een lucratieve handel worden. Kan de regering garanderen dat het opkopen van rechten door derden en die doorverkopen tegen een prijs boven de marktwaarde, is uitgesloten onder het regime van de nieuwe wet? En zo ja: welke zijn dan die ingebouwde garanties?

Ten aanzien van Carbon Caption and Storage (CCS) merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Op pagina 21 van de MvT staat dat voor het geologisch opslaan van CO2 geen rechten kosteloos worden toegewezen omdat CCS op zichzelf namelijk geen activiteit is waarbij broeikasgas vrijkomt. Maar op pagina 43 lezen ze dat omdát in het wetsvoorstel CCS-activiteiten onder het ETS worden gebracht, de CCS-activiteiten als broeikasactiviteiten moeten zijn aangewezen. De leden van de CDA-fractie lijkt één en ander dusdanig met elkaar in tegenspraak dat er in het wetsvoorstel op één van beide plaatsen een wijziging dient plaats te vinden. Zij denken daarbij gezien de koppeling van ETS met CCS aan een wijziging op pagina 21. Bij CCS-activiteiten kunnen immers wel degelijk CO2-emissies plaatsvinden. In ieder geval brengt het bedrijfsproces van CCS emissies met zich mee. Zoals op pagina 43 valt te lezen kan de opgeslagen CO2 eventueel ook voor andere doeleinden worden aangewend. Een dergelijk besluit heeft echter tot gevolg dat het niet meer logisch is dat CCS kosteloos rechten krijgt toegewezen. De leden van de CDA-fractie vragen op dit punt helderheid aan de regering.

Hierbij hebben deze leden de aanvullende vraag welke partij verantwoordelijk is bij eventuele lekkages bij CCS of aanwending van CO2 voor andere doeleinden: de eigenaar van de installatie of de oorspronkelijke emittent?

De leden van de SP-fractie lezen in § 6.5.2 van de MvT dat de nationale overheid op grond van het voorstel ten minste 50% van de opbrengsten uit ETS dient te besteden aan klimaatbeleid. Wat de leden van de SP-fractie betreft is dit een te laag percentage en is het doel van de besteding nog erg vaag omschreven. De leden horen graag of de regering het ermee eens is dat op zijn minst 90% van de opbrengsten moet terugvloeien naar de sectoren ter financiering van emissiebeperkende maatregelen en innovatie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de regering daar vorm aan geven?

Naar aanleiding van § 6.11.2 van de MvT constateren de leden van de SP-fractie dat de emissiehandel in de eerste twee fasen nogal onder druk is komen te staan door grote hoeveelheden handelsrechten die overbleven na sluiting of verbetering van industrie in Oost-Europa. De leden van de SP-fractie zien dan ook grote voordelen in het terugvorderen van de emissierechten. Hoe wordt voorzien in maatregelen tegen een voortijdige verkoop van de rechten als een onderneming de definitieve sluiting voorziet en daarmee dus handelt met voorkennis? Wordt de handel in die rechten ook als fraude betiteld en wat betekent dat dan voor de rechten van de koper die te goeder trouw is?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de wens om over te gaan op het veilen van een groter deel van de emissierechten. Wel hebben deze leden vragen bij de wijze waarop het emissiehandelssysteem tijdens de overgangsperiode bedrijven prikkelt om over te gaan tot het beperken van energiegebruik of emissiebeperking. Deze leden vragen wat er bekend is over de effecten van de verschillende keuzes ten aanzien van het veilen of uitdelen van rechten aan vergelijkbare bedrijven in verschillende EU lidstaten de voorbije jaren. Valt er op basis van vergelijkend onderzoek iets te zeggen, zo vragen de leden van de D66-fractie, over de mate waarin het vervroegd veilen door Nederland in fases I en II van de emissiehandel zich vertaald heeft in de concurrentiepositie of het eerder investeren in maatregelen ten aanzien van energiebesparing of emissiebeperking.

De leden van de D66-fractie constateren dat voor fase III in de stukken de exacte hoogte van het industrieplafond betreffende de hoeveelheid kosteloos toe te delen rechten nog niet bepaald is. Is hier inmiddels duidelijkheid over, zo vragen deze leden, mede gelet op de genoemde deadline van 31 december 2010 en het feit dat deze beleidskeuze van groot belang is in relatie tot de uiteindelijke werking van het emissiehandelssysteem gedurende de komende periode.

De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel niet uitgaat van de inzet van de opbrengsten van veilingrechten voor de reductie van de emissie van broeikasgassen of de ontwikkeling van duurzame energie. Deze leden hechten sterk aan de interpretatie van de intentie van de Europese richtlijn door de Raad van State, die in haar advies aangeeft sterk te betwijfelen of de gekozen vormgeving van het wetsvoorstel juist is. De leden van de D66-fractie lezen in het advies van de Raad van State dat meerdere andere Europese lidstaten wel de genoemde inzet van veilingrechten voor de reductie van de emissie van broeikasgassen of de ontwikkeling van duurzame energie als een verplichting lijken te lezen. Deze leden delen vooralsnog deze twijfel, en vragen of het wetsvoorstel op basis van de gekozen formulering niet strijdig is met zowel letter als geest van de Europese richtlijn. Zij vragen de regering daarom zorgvuldig in te gaan op deze kwestie en om in ieder geval een overzicht te geven van de wijze waarop alle andere EU-lidstaten gekozen hebben de richtlijn op dit punt te implementeren in nationale wetgeving.

Mondiale emissiesystemen

De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven meer te zien in een mondiaal emissiesysteem dan in een Europees systeem. Het ETS vormt samen met de mondiale systemen Joint Implementation (JI) en Clean Development Mechanism (CDM) het instrumentarium van het Kyoto-protocol. De emissiereducties die voortkomen uit deze mondiale systemen mogen beperkt gebruikt worden voor de invulling van de ETS-verplichting. De leden van VVD-fractie hebben al eerder gepleit voor een logische invulling van CDM. De leden merken op dat er internationaal verschillende systemen zijn waarmee landen willen voldoen aan CO2-reductiedoelstellingen. De leden van de VVD-fractie horen graag of en hoe de regering streeft naar het waar mogelijk op elkaar aansluiten van de verschillende programma’s.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het algemeen overleg Milieuraad van 8 maart 2010 is gesproken over de brief betreffende het uitsluiten van HFK-projecten onder het CDM. Zijn er nog meer projecten waar kritisch naar gekeken moet worden?

De leden van de CDA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel onder andere staat dat het gebruik van rechten afkomstig uit JI en het CDM wordt beperkt. Deze instrumenten uit het Kyoto-Protocol bieden bedrijven en landen de mogelijkheid om in andere landen projecten te starten die dankzij geringe CO2-uitstoot emissierechten opleveren voor andere activiteiten van het bedrijf of land. Deze manier van rechtenopbouw vormt volgens de leden van de CDA-fractie een belangrijke prikkel om onder andere in ontwikkelingslanden projecten te starten met een geringe uitstoot van broeikasgassen. Het lijkt contrair dat in een wetsvoorstel gericht op emissiereductie deze instrumenten worden beperkt. Kan de regering uiteenzetten hoe het één zich tot het ander verhoudt? In dit verband missen deze leden ook informatie over de inzet van «domestic offsets», waarbij een bedrijf in het land waar het opereert reducties creëert, die het in een veiling van emissierechten kan inzetten. De leden van de CDA-fractie ontvangen op dit punt graag een toelichting van de regering.

De leden van de SP-fractie hebben altijd grote scepsis gehad ten aanzien van JI en CDM-projecten. Nederland heeft in fases I en II veel van haar verplichtingen gerealiseerd via de JI en CDM. Over de betrouwbaarheid van deze projecten is veel te doen geweest. Deze leden horen daarom graag op welke wijze in fase III wordt omgesprongen met het aandeel JI en CDM en hoe een wezenlijke bijdrage aan de emissiereductie wordt gewaarborgd. Deelt de regering de opvatting dat het aandeel JI en CDM naar beneden bijgesteld moet worden?

Carbon leakage

De leden van de VVD-fractie willen bij deze weer de aandacht vestigen op het gevaar van «carbon leakage». Door het ETS-systeem verplaatsen bedrijven hun industriële werkzaamheden naar landen die geen emissiehandel (of vergelijkbaar systeem) kennen. De EU reduceert hierdoor wel haar uitstoot, maar in andere delen van de wereld is er sprake van ongebreidelde toename van (onder andere) CO2-uitstoot. De leden van de VVD-fractie zien de reactie van de regering op deze ontwikkeling tegemoet.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Nederlandse regering niet tevreden is met de ruime formulering van de «carbon-leakage»criteria onder artikel 10bis, dertiende lid, van richtlijn 2003/87. Is er ruimte, zo vragen deze leden, om in nationaal of sectoraal verband een scherpere formulering na te streven?

Reikwijdte

De leden van de VVD-fractie constateren dat de reikwijdte van het ETS wordt vergroot met nieuwe gassen (zoals N2O) en sectoren (zoals aluminium). De leden van de VVD-fractie merken op dat er op dit punt discussie bestaat tussen overheid en sector. Er zijn verschillende ideeën over de reikwijdte en de toedeling van de emissierechten. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de opmerkingen van ondernemingsorganisatie VNO-NCW, waarbij ervoor wordt gepleit om bij bedrijven met méérdere installaties in één inrichting wordt gekeken naar de omvang van een installatie als vertrekpunt bij de berekening van de drempelwaarde. Kan de regering reageren op de opmerkingen van VNO-NCW? De leden van de VVD-fractie worden hier graag nader over geïnformeerd.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat de luchtvaartsector verplicht wordt tot het deelnemen aan de emissiehandel. Kan de regering toelichten of en op welke termijn te verwachten valt dat ook de zeescheepvaart tot deelname aan de emissiehandel verplicht wordt? In die sector wordt immers ook veel broeikasgas uitgestoten.

Financiële aspecten

Met genoegen stellen de leden van de CDA-fractie vast dat op diverse punten recht wordt gedaan aan het principe dat de vervuiler betaalt. Dit leidt er onder andere toe dat met ingang van 2013 voor elektriciteitsproductie geen kosteloze toewijzing meer geldt, maar dat de veiling van rechten voor deze sector de primaire methode is om aan rechten te komen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich hier in principe in vinden, maar hebben moeite met het gestelde dat dit zal worden doorberekend in de prijs aan afnemers. Dit bezwaar is tweeledig:

  • 1. Hoewel van een hogere prijs een prikkel tot energiebesparing uitgaat, kan de kostenverhoging negatief doorwerken in de economische groei en het investeringsklimaat;

  • 2. Als de kostenverhoging één-op-één wordt doorberekend, welke prikkel is er dan nog voor een elektriciteitsproducent om zijn emissies te verminderen, behalve dat het totale aantal rechten jaarlijks afneemt?

De leden van de CDA-fractie dringen er bij de regering op aan in beeld te brengen welke prijsstijgingen consumenten en bedrijfsleven kunnen verwachten en wat hiervan de effecten zijn. Ten aanzien van het verdwijnen van kosteloze toewijzing aan elektriciteitsproductie-installaties vragen de leden van de CDA-fractie voorts of de regering kan garanderen dat dit principe door alle lidstaten op dezelfde manier wordt gehanteerd, zodat een Europees gelijk speelveld blijft bestaan.

Met het wetsvoorstel zijn diverse kosten gemoeid. De leden van de CDA-fractie onderscheiden:

  • 1. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven;

  • 2. Kosten voor het bedrijfsleven voor aan te kopen emissierechten, daar waar kosteloze toewijzing niet aan de orde of ontoereikend is;

  • 3. Bestuurlijke kosten om de wetswijziging te implementeren, te handhaven en te monitoren.

De kosten van emissierechten zijn weer uit te splitsen naar kosten van de rechten zelf en de kosten voor deelname aan de emissiehandel. De prijs van de rechten komt op de «markt» tot stand, maar de kosten voor deelname aan de handel zijn een gegeven. De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over de hoogte van deze kosten. Zeker voor bedrijven die meerdere keren per jaar zullen handelen in emissierechten. Hoe kijkt de regering tegen deze kosten aan? Zijn deze op te brengen door het bedrijfsleven?

De leden van de CDA-fractie menen dat in de MvT onvoldoende naar voren komt wat de bestuurlijke kosten voor de Rijksoverheid zijn voor implementatie, monitoring en handhaving. Zo lezen deze leden bijvoorbeeld dat om een volledige en werkelijke toepassing van de EU-veilingverordening in de Nederlandse rechtsorde te verwezenlijken, functionarissen moeten worden aangewezen, waaronder een zogenaamde veiler. Kan de regering toelichten wat de totale kosten zijn voor de Rijksoverheid?

Overig

De leden van de VVD-fractie merken op dat er in enkele omringende landen (onder andere in Frankrijk en Duitsland) emissiereducties uit de non-ETS-sectoren worden verhandeld op de ETS-markt. In december 2010 heeft er een Energy Delta Convention plaatsgevonden over dit thema en de mogelijkheden hiervoor in Europa. Kan de regering de leden van de VVD-fractie hier nader over informeren?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat in artikel 24bis van de richtlijn de mogelijkheid wordt geboden aan lidstaten om binnenlandse projecten die niet onder het ETS systeem vallen, rechten te verlenen bij CO2-reductie. «Naast de in artikel 24 bedoelde opneming kunnen uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld voor het verlenen van emissierechten of kredieten voor door de lidstatenbeheerde projecten die de emissie van broeikasgassen die niet onder de Gemeenschapsregeling vallen, verlagen». Is de regering aan het onderzoeken of dergelijke «domestic offsets» in Nederland kunnen worden ingevoerd en toegepast? Zo ja, aan welke sectoren denkt zij dan in eerste instantie? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie lezen dat met de wetswijziging de EU meer invloed krijgt op de verdeling van de emissierechten, dan tot nu toe het geval is geweest. Deze leden vragen ten aanzien van het register of, nu nationale registers worden overgeheveld naar een register van de Gemeenschap, dit register voor iedere lidstaat toegankelijk is. Kan de regering dit bevestigen dan wel ontkennen? En, bij bevestiging, is dit wenselijk in het kader van concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie?

Bij verdere harmonisatie van de regelgeving worden, na wijziging van de wet, de Europese regels rechtstreeks bindend. Dit gaat in per 31 december 2011. Is Nederland daar op tijd klaar voor, zo vragen de leden van CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie constateren met tevredenheid dat de regering het voornemen heeft om de glastuinbouwsector aan te melden voor een opt-out. Deze opt-out dient dit najaar geregeld te zijn en is voor deze onder druk staande sector van groot belang. Mogen deze leden er derhalve van uitgaan dat de regering van haar kant al het nodige doet om de opt-out veilig te stellen, mede omdat dit essentieel is voor de toekomst van het Topgebied Tuinbouw? Is de regering voorts bereid te onderzoeken of de grens voor deelname aan NOX-emissiehandel voor de glastuinbouw gelijkgetrokken kan worden met de grens voor de opt-out voor CO2-emissiehandel, te weten 35 MWth, zodra de glastuinbouw daarvoor in aanmerking komt?

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van marktconforme instrumenten voor de reductie van broeikasgasemissies. Zij merken daarbij op dat voortdurend evaluatie van de effectiviteit van het systeem onderdeel behoort te zijn van de beleidscyclus. Deze leden vragen de regering op welke wijze hierin voorzien wordt. Ook vragen zij hoe de afspraak uit het regeerakkoord over «doorlichting van de wereldwijde broeikasgasemissiehandel ten aanzien van de betrouwbaarheid van emissierechten, zoals die uit het Clean Development Mechanism» wordt uitgevoerd.

De leden van de SP-fractie constateren dat in het afgelopen jaar regelmatig berichten zijn verschenen over grootschalige fraude en witwaspraktijken via de handel in emissierechten. Het wetsvoorstel bevat een aantal maatregelen om hier tegen op te treden. Het is deze leden niet duidelijk wat nu exact de sancties zijn en hoe toezicht en handhaving op de handel wordt aangescherpt. Kan de regering hier een nadere toelichting op geven?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het doel van artikel 21 van het wetsvoorstel is dat bedrijven bestaande kosteloos toegedeelde rechten moeten inleveren bij een significante beperking van de capaciteit. De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt omgesprongen met bedrijven die grote schommelingen kennen in hun productie. Leidt de combinatie van kosteloos toedelen van rechten en de inname hiervan bij beperkingen in de productie niet tot het risico van perverse prikkels te gunste van het blijven uitstoten langs de lijnen van de historische uitstoot, zo vragen deze leden. Kan de regering toelichten of de toepassing van dit artikel het risico met zich meebrengt dat energiebesparing ontmoedigt wordt, en zo ja hoe hier mee wordt omgegaan?

De leden van de D66-fractie vragen met betrekking tot de wijziging van artikel 16.23, lid 2, waarom de regering denkt flexibeler om te moeten kunnen springen met het stellen van regels aangaande veilingen dan nu het geval is Kan de regering deze wens nader motiveren, zo vragen deze leden, door concrete voorbeelden te noemen van situaties waarin de bestaande praktijk middels een voorhangprocedure onmogelijk voldoende snelheid van handeling zou bieden.

Ten aanzien van de wijziging van onderdeel 28 vragen de leden van de D66-fractie waarom de regering in het wetsvoorstel gekozen heeft om de regels over de behandeling van verzoeken van «nieuwkomers» om kosteloze toewijzing van emissierechten niet meer bij algemene maatregel van bestuur te bepalen, zoals nu het geval is, maar bij ministeriële regeling. Naar de mening van deze leden zouden dergelijke regels in het voorliggende wetsvoorstel kunnen worden opgenomen. Deze leden vragen daarom de regering nader te motiveren waarom niet voor deze weg gekozen is, dan wel voor het in stand laten van de bestaande praktijk met betrekking tot regels over de behandeling van verzoeken van «nieuwkomers».

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

De Best