Gepubliceerd: 25 november 2010
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid verkeer water werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32535-5.html
ID: 32535-(R1923)-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 25 november 2010

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

  

1. Algemeen

1

2. Artikelsgewijze toelichting

2

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot goedkeuring van het op 23 februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006. De leden van de VVD-fractie hebben wel enkele vragen bij dit voorstel.

Zo staat te lezen dat het verdrag betekent dat een scala aan nationale wet- en regelgeving dient te worden aangepast. Daarnaast dient er een aanzienlijke uitbreiding van het toezichtsinstrumentarium plaats te vinden. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de kosten van het aanpassen van de nationale wet- en regelgeving. Ook vragen ze wat de introductie van nieuwe en extra inspectieverplichtingen concreet inhoudt en wat de hiermee samenhangende kosten zijn.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de totstandkoming en aanneming van het Maritiem Arbeidsverdrag van de ILO. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de achterliggende doelstelling om het level playing field en decent work in de zeescheepvaart wereldwijd te verbeteren. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit verdrag. Zij vinden het positief dat de arbeidsvoorwaarden voor alle zeevarenden verbetert. Er wordt bovendien een bijdrage geleverd aan de Decent Work Agenda. Zij hebben nog wel enkele vragen. Zo willen ze weten of het mondiale «level playing field» wel voldoende wordt bevorderd. Daarnaast willen zij het volgende weten. Wat is de status van de Nederlandse Antillen en Aruba? Doen zij ook mee? Op welke wijze worden de belangen van de Nederlandse zeevaart hierdoor verbeterd? In hoeverre is op voldoende wijze rekening gehouden met alle zeevarenden?

Op welke wijze wordt het toezicht vormgegeven? Hoe verhoudt zich deze regelgeving in relatie tot het Europees recht? Na consultatie met sociale partners is besloten uitzendarbeid toe te staan. Graag een toelicht op dit punt.

Hoe zit het met de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in het buitenland. In hoeverre leidt dit tot knelpunten? Wat betreft de visserij zijn er internationale verdragen over opleidingen (denk aan STCW-95 en STCW F). In hoeverre valt dit ook onder het Maritiem Arbeidsverdrag?

2. Artikelsgewijze toelichting

De leden van de VVD-fractie constateren dat in artikel V staat dat van iedere partij verwacht wordt dat zij een systeem instellen dat de naleving van het verdrag waarborgt op de schepen die zijn vlag voeren. De leden van de VVD-fractie willen graag van de regering weten of zij kan aangeven waarom er gekozen is voor een eigen systeem per land. Waarom is er geen uniform systeem gekozen? Kan dit leiden tot verschillende mate en vormen van toezicht en handhaving?

Zeevarenden dienen te zijn opgeleid of gekwalificeerd om hun taken aan boord van het schip te verrichten. Kan de regering uiteenzetten of er sprake is van internationaal erkende opleidingen en/of kwalificaties? Met andere woorden: hoe voorkom je dat in land A een zeevarende met een (erg) lage opleiding al gekwalificeerd is en in land B hier een hogere opleiding voor nodig is? Wanneer dit optreedt vinden de leden van de VVD-fractie dit namelijk erg ongewenst.

De voorschriften ten aanzien van rusttijden worden uitgebreid geregistreerd en ondertekend door kapitein en schepeling. Ook wordt dit bij de scheepsbeheerder ingeleverd. De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de consequenties zijn wanneer de norm wordt overtreden.

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat in de voorgestelde afdeling 12 Burgerlijk Wetboek (BW) alsnog een definitie van het begrip «zeevarende» moet worden opgenomen die gelijkluidend is aan de definitie van het begrip wordt voorgesteld voor de Wet zeevarenden, dit ter vergroting van de rechtszekerheid en ter voorkoming van misbruik en onnodige belasting van de rechterlijke macht? Is de regering het er eveneens mee eens, dat, mede gelet op de methodiek, gekozen voor de Wet zeevarenden, in plaats van een algemene maatregel van bestuur een ministeriële regeling het geëigende instrument is voor aanwijzing van categorieën van personen die niet als zeevarende worden aangemerkt? Is de regering het er bovendien mee eens, dat bij de aanwijzing van bedoelde categorieën van personen, in overeenstemming met Richtlijn 2009/13/EG, naar behoren rekening gehouden moet worden met de beoordelingscriteria van de IAO resolutie inzake informatie over beroepsgroepen? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat het voorgestelde artikel 699, onderdeel 9, wordt vervangen door «de sociale zekerheidsuitkeringen en gezondheidszorg die door de werkgever in voorkomende gevallen aan de zeevarende moet worden gedaan respectievelijk verstrekt» of woorden van gelijke betekenis? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat, gelet op het advies van de Raad van State en het commentaar van de sociale partners op het nader rapport, het beginsel van goed werkgeverschap niet de juiste implementatie is van Norm A4.1, eerste lid, onderdeel c, van het verdrag en dat het aldaar verwoorde recht op (tand-) artsenbezoek in een aanloophaven alsnog als een expliciete rechtsregel in de regeling van de zee-arbeidsovereenkomst opgenomen dient te worden? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat aan het voorgestelde artikel 7:740, lid 2, BW wordt toegevoegd: «waarbij onder «kustvisserij» wordt verstaan, de commerciële visserij in de kustwateren als beschreven in de artikelen 2 en 3 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970»? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat de tekst van artikel 8:211, onderdeel b, BW ongewijzigd dient te blijven omdat betrokkenen die niet over een zee-arbeidsovereenkomst beschikken anders hun bestaande bescherming verliezen, hetgeen in strijd zou zijn met de Constitutie van de IAO (artikel 19, lid 8)? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie willen weten welke overgangsmaatregel de regering voornemens is te treffen voor maatschapsvissers voor de periode tussen het vervallen van de vierde titel van Boek 2 van het Wetboek van Koophandel en de inwerkingtreding van het voorstel van wet tot wijziging van titel 7.13 (vennootschap) van het BW uit 2002 (nr. 28 746)? Is de regering het er voorts mee eens dat aan de titel van de voorgestelde afdeling 9 van Boek 7 van het BW de woorden «in de zeevisserij» toegevoegd moeten worden zodat die titel gaat luiden: «Van de vennootschap van zeevarenden in de zeevisserij», die overigens «vissers» zouden moeten heten? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens, dat de overheid financieel moet bijdragen aan de instandhouding van welzijnsvoorzieningen voor zeevarenden aan de wal? Zo nee, waarom niet?

De voorzitten van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker