Gepubliceerd: 31 maart 2011
Indiener(s): Sharon Dijksma (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VII-90.html
ID: 32500-VII-90

Nr. 90 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 31 maart 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft op 10 maart 2011 overleg gevoerd met minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 februari 2011 inzake het uitstel van de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie Grondwet van 11 november 2010 (31 570, nr. 19);

  • de planningsbrief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 februari 2011 met voorgenomen wetsvoorstellen, beleidsnota’s en overige brieven voor 2010 en 2011 (32 500-VII, nr. 83);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 februari 2011 inzake het nieuwe verdeelmodel van het Provinciefonds (32 500-C, nr. 4);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 maart 2011 met de reactie op het verzoek van de commissie over een nieuwe verdeelmodel van het Provinciefonds (32 500-C, nr. 5);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 maart 2011 met de aangepaste versie van de planning met zo veel mogelijk concrete data bij de onderscheiden onderwerpen (32 500-VII, nr. 87);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 maart 2011 inzake de aanbieding van het advies van de Stuurgroep decentralisatie Friese taal van Rijk naar de provincie Fryslân (commissie-Hoekstra) (32 500-VII, nr. 88);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 26 januari 2011 over de uitvoering van de aangenomen moties bij de wetgevingsoverleggen en de behandeling van het begrotingshoofdstuk Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (32 500-VII) (32 500-VII, nr. 81).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Dijksma

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van der Leeden

Voorzitter: Dijksma

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Dijksma, Elissen, Heijnen, Koopmans en Schouw,

en minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom bij dit overleg. We voeren vandaag geen inhoudelijk debat met de minister, want dit is een planningsoverleg. Wel proberen we, daar waar de commissie dat vraagt, zicht te krijgen op een aantal zaken dat eraan komt of in de planning zit. Ik geef de leden de gelegenheid om in een vrije ronde de minister op zijn planning te bevragen. Dan kan de minister daarop antwoorden. Indien noodzakelijk houden we een tweede termijn.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Namens mijn collega Monasch wil ik de minister vragen waarom de beloofde woonvisie ontbreekt in het planningsoverzicht. Mijn collega zou die graag binnen afzienbare tijd van de minister ontvangen. Ik begin hiermee omdat het mijzelf iets minder aangelegen is en het zonde zou zijn als ik het zou vergeten.

Mijn volgende punt is van een andere orde en ook betrekkelijk klein, maar voor de burger wel van betekenis: het voornemen van de regering om de Paspoortwet zo te wijzigen dat een paspoort tien jaar geldig is in plaats vijf jaar. Ik denk dat er weinig op tegen is om de Kamer op korte termijn zo’n wetswijziging te doen toekomen. Ik ben erg benieuwd wanneer we die mogen verwachten, anders moeten we een initiatiefwetsvoorstel maken. De coalitie is helemaal voor en heeft het in het regeerakkoord opgenomen. De grootste oppositiepartij is ook voor, dus dat kan gauw geregeld worden.

Dan kom ik op de Friese taal. Het rapport-Hoekstra ligt er al heel lang, maar het kabinetsstandpunt ontbreekt nog. De commissie-Hoekstra zelf is verdeeld over een van de aspecten, namelijk of je in de kerndoelen de Friese taal moet opnemen. Vanuit OCW is daar om begrijpelijke redenen een minderheidsstandpunt over ingenomen. In zo’n situatie moet een kabinet regeren en een besluit nemen. Ik zie dus erg uit naar het kabinetsstandpunt. Wanneer kunnen we dat verwachten?

Dat brengt me op een tweede aspect van de Friese taal. Op 12 februari heeft de minister in Friesland kenbaar gemaakt te komen met een taalwet. Nu is het in het verkeer tussen regering en parlement te doen gebruikelijk – de minister behoeft daartoe geen aansporing, want hij is daar ook van – dat de Kamer ten minste tegelijkertijd met de buitenwereld op de hoogte wordt gesteld van het voornemen om tot een wet te komen. Je zou kunnen zeggen dat het met zoveel woorden in het regeerakkoord staat, maar daar staat het toch wel anders dan de manier waarop het in Friesland werd gepresenteerd. Misschien heb ik het niet goed gezien, maar ik kan het niet vinden op het planningsoverzicht. Wanneer komt die Friese taalwet?

Dan kom ik op de gemeentelijke herindelingen. In maart komt de minister met het regeringsstandpunt over de controversieel verklaarde herindelingswet voor Bergen c.a. en Renswoude. Er staat echter nergens een datum voor een regeringsstandpunt over de controversieel verklaarde herindelingswet voor Bussum. Wat is daar de reden van? Komt dat überhaupt niet? Laten we dat zo in de lucht hangen of kan de minister dat op een bevredigende wijze toelichten? Naarmate het langer duurt, wordt het er niet beter op. De minister wijst erop dat er twee herindelingswetten zijn ingeleverd door het provinciaal bestuur van Zuid-Holland, over de Krimpenerwaard en Goeree-Overflakkee. Er is geen datum genoemd waarop de minister voornemens zou zijn die om te zetten in een herindelingswet en die aan de Kamer te sturen. We krijgen nu al enige jaren mails uit de Krimpenerwaard en uit Goedereede met de vraag wat we gaan doen. Ik zou graag horen wanneer de minister daarover een besluit gaat nemen.

Ik heb tot mijn genoegen gezien dat de minister binnen enkele dagen de provincies en de Kamer helderheid gaat geven over het Provinciefonds. Dat staat in de laatste brief die we gekregen hebben over het Provinciefonds. Ik heb daarom zelfs afgezien van het houden van een spoeddebat. Daarin is sprake van de zinsnede «zo vroeg als mogelijk in maart 2011». Dat vind ik ongeveer rond deze tijd, in ieder geval voor de 15de. Daar ga ik dus van uit.

Dan kom ik op de wet financiering politieke partijen. Ik ben altijd van het luchthartige, maar dit vind ik een ernstige zaak. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin zij uitspreekt dat zij dat wetsvoorstel voor 1 maart 2011 wil hebben. Ik kan me voorstellen dat er redenen zijn waarom aan die wens niet onmiddellijk tegemoet kan worden gekomen, maar als bestuurder zou je dan een briefje moeten sturen met enige uitleg. Dat heb ik gemist. Nu staat er dat de minister zo spoedig mogelijk, zonder dat duidelijk is wanneer, met dat wetsvoorstel komt. Ik hoor graag wanneer de minister daar precies mee komt.

Ik wil de minister vragen te reageren op het volgende uit de actualiteit of toe te zeggen dat hij dat binnenkort doet. In Amersfoort kreeg een politieke partij een gift van € 33 000 van een bedrijf. Die gift bleek trouwens gebaseerd te zijn op diensten die dat bedrijf voor die partij had verricht. De burgemeester van Amersfoort heeft aangifte gedaan en laat het nu door het OM onderzoeken. Het is dus mogelijk dat lokale politieke partijen giften krijgen van maar liefst € 33 000. Ik heb me ervan vergewist dat zij niet vallen onder het regime waar wij wel onder vallen, namelijk dat giften boven de € 4 500 gepubliceerd moeten worden op basis van de vigerende Wet subsidiëring politieke partijen. Wil de minister zich verdiepen in de casus uit Amersfoort? Ik doel dan niet zozeer op de strafrechtelijke aspecten ervan, want die behandelt het OM. Ik vraag hem de bestuursrechtelijke kant van de zaak te bekijken. Hoe zit het met giften aan lokale politieke partijen? Gemeenten zien toe op hun verordening voor fractieondersteuning. Volgens mij moet dat door een onafhankelijke accountant gedaan worden en niet door de raad zelf. Dat schijnt in Amersfoort ook gebeurd te zijn. Het scheelt schriftelijke vragen als de minister mij zou willen toezeggen binnen afzienbare tijd te komen met een reactie op deze casus in het licht van de aankomende wet financiering politieke partijen.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik sluit mij gezien het karakter van dit overleg voor een belangrijk deel aan bij alles wat de heer Heijnen heeft gezegd. Dat scheelt tijd. Ik heb nog een paar toevoegingen.

Het is belangrijk dat we duidelijkheid krijgen over het verdeelmodel.

Als het goed is bevalt de minister deze maand van de bestuurlijke visie en inrichting. Dat omvat nogal wat verschillende aspecten, bijvoorbeeld de deelraden, de Wgr’s, de Randstadprovincie et cetera. Wij vinden het ontzettend belangrijk dat er echt wat gebeurt aan die bestuurlijke drukte. Kan de minister daar wat meer over zeggen?

Dan kom ik op de integratievisie. We hebben het AO daarover maar even geschrapt. We willen graag praten over een idee van de minister.

We hebben de visie ontvangen op operationele plannen rondom een kleinere overheid. We zullen die gaan bespreken in dit huis. Het gaat er echter ook om dat er wat gaat gebeuren. In de wet financiering politieke partijen zit ik iets minder geharnast dan de heer Heijnen. Hiervoor ligt ook een initiatiefwetsvoorstel klaar, dus we gaan het sowieso doen. Ik bedoel dat niet onaardig, maar het gemak waarmee de planning kan verschuiven, valt me wel op. Ik zal dat AO over integratie maar weer als voorbeeld nemen. Het was de bedoeling dat er eind februari, begin maart iets zou liggen. Als dat niet lukt, hoor ik graag van de minister waarom dat niet gelukt is. Ik zal het bij mijn gevoel houden in plaats van bij de feiten, want dat kan helpen in dit soort situaties. Voor mijn gevoel kan er gemakkelijk één tot twee maanden van de planning worden afgeweken. Als dat zo is, is dat zo, maar dan zou het ook fijn zijn om in planningsoverzichten neer te zetten dat het ergens tussen april en mei naar de Kamer komt.

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Toen wij in december de brief kregen van minister Donner over de stand van zaken met betrekking tot moties en dergelijke heb ik in de procedurevergadering gezegd dat ik dat stuk bedenkelijk vond. Daarna is er twee keer een nadere uitwerking gekomen. Dat waren sterke verbeteringen. Waarom heb ik destijds dat woord «bedenkelijk» gebruikt? Bij heel veel toezeggingen en moties werden de exact genoemde data niet aangehouden. Ik ben daar scherp op omdat ik anders een soort secretariaatsfunctie krijg om bij te houden of de toezeggingen wel worden nagekomen. Dan kom ik aan de eigenlijke controle van de regering niet toe. Dat zou voor de minister een reden kunnen zijn om te denken: laat ze maar aanrommelen daar. Het is echter toch niet in zijn belang, want ik wordt er een beetje korzelig van als het mij overkomt. Ik heb als Kamerlid namelijk te weinig mensen om mij heen om dat goed bij te houden. Als de Kamer een afspraak met de minister maakt of omgekeerd ga ik er gewoon van uit dat zo’n afspraak nagekomen wordt. Een man een man, een woord een woord. Zo kennen we elkaar ook. Die twee brieven die daarna zijn gekomen, zijn absoluut een verbetering.

Toch heb ik nog een aantal opmerkingen, die deels over de inhoud gaan en deels meer met de planning te maken hebben. Mijn eerste opmerking gaat over de Taskforce grensoverschrijdende samenwerking van de heer Van Gelder. Ik verzoek de minister om daarbij ook het rapport van de Rekenkamer te betrekken. Ik kan de minister alvast meedelen dat ik de taskforce veel te positief vond. Er moet veel meer daadwerkelijk gebeuren. Alleen signaleren is niet voldoende. De heer Van Gelder moet echte problemen oplossen. Als hij dat niet doet, moeten wij wat anders verzinnen. Voorlopig is dat volgens mij echter nog niet nodig.

Mijn tweede opmerking gaat over het beleidskader gemeentelijke herindeling. Het lijkt mij geen goed idee dat dit kader er pas in september 2011 komt. Er komen binnenkort namelijk allerlei nieuwe colleges van Gedeputeerde Staten. De praktijk van de afgelopen jaren leert mij dat er allerlei enthousiaste nieuwe gedeputeerden komen met nieuwe plannen. Voor je het weet, zetten zij het hele land op stelten met betrekking tot herindelingen. Dan komt er in november 2011 een beleidskader, dat in de ogen van de CDA-fractie niet veel meer kan zijn of hoeft te zijn dan wat in het regeerakkoord staat. Wat ons betreft is dit simpel samen te vatten in drie criteria voor herindeling: van onderop, van onderop en van onderop. Dit is vrij snel op te schrijven. Stuur dit beleidskader wat eerder naar de Kamer, dan weten de leden van de Gedeputeerde Staten en van de Provinciale Staten ook wat zij op dit gebied kunnen verwachten van de regering. Dan weten zij ook hoe wetsvoorstellen hier mogelijkerwijs zouden kunnen landen. Ik hoop daarom dat het standpunt van het kabinet over de wetsvoorstellen die controversieel waren verklaard en in de Kamer al aanhangig zijn, er zo snel mogelijk komt. Ik wil de minister in overweging geven om de drie criteria die ik net noemde, ook op zijn oordeel over deze wetsvoorstellen toe te passen.

De heer Heijnen heeft al gesproken over de verlenging van de geldigheid van de paspoorten, van vijf naar tien jaar. Ik zie dat liever morgen dan volgend jaar gebeuren. In het stuk van de minister staat dat dit wetsvoorstel begin volgend jaar naar de Raad van State gaat. Dat duurt volgens mij onnodig lang. Ik zou het wel begrijpen als het Kamerstuk vorig jaar al geschreven was. Maar dat is niet zo, constateer ik.

Aan mijn collega’s doe ik de suggestie om van de vernieuwing van de rijksdienst en van het kleiner maken van de overheid toch nog eens een groot project te maken. Daar moeten we nog eens over nadenken. Ik heb dat al eens geopperd. We zouden dit in een procedurevergadering verder kunnen uitwerken.

Ik vind het prima als de minister komt met een toelichting op zijn plannen met het Provinciefonds. Dat moet inderdaad niet te lang duren. Het uitgangspunt is simpel: hoe minder de minister herverdeelt, hoe enthousiaster en tevredener de CDA-fractie is. Als het kuikentje mooier wordt als het wat langer in het ei blijft, heeft de CDA-fractie daar geen moeite mee.

Ook wij hebben het rapport over de Friese taal gelezen. Daarin staat een opmerking van het departement van OCW over artikel 23. Wij vinden het prima als erover wordt nagedacht hoe dit advies precies in nadere wetgeving opgenomen zou moeten worden.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. In der Beschränkung zeigt sich der Meister. Ik had gedacht dat in dit planningsoverleg de nadruk op de planning zou liggen. Over de inhoud heb ik daarom niet al te veel te melden. Ik heb met name gescand op enorme hobbels. Die ben ik niet tegenkomen. Wel vraag ik de minister om ten aanzien van het verdeelmodel tussen het Provinciefonds en het Gemeentefonds de nodige voortvarendheid te betrachten en waar mogelijk de druk op te voeren. Ik begrijp dat er een spanning bestaat tussen zorgvuldigheid en snelheid, maar meermalen is al gememoreerd dat we hier met smart op zitten te wachten. Ik stel het zeer op prijs als het wat sneller zou kunnen gaan.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik heb dit AO ook opgevat als een procedureoverleg met de minister. De visienota over het openbaar bestuur willen wij graag begin april hebben. In de stukken staat «april», niet «eind april». Voordat je het weet, wordt het mei of later. We willen ook graag dat deze visienota concreet is. We willen dus niet een praatstuk dat slechts algemeenheden bevat. We willen dat zo concreet mogelijk wordt meegedeeld wat wanneer gaat gebeuren. Verder missen wij in het overzicht inmiddels het wetsvoorstel voor het afschaffen van de plusregio’s. Wij willen dit wetsvoorstel zo snel mogelijk krijgen. Wij gaan ervan uit dat de minister dit zal toezeggen, omdat dit duidelijk in het regeerakkoord staat.

Er staat dat het wetsvoorstel over de afschaffing van de deelgemeenten in december 2011 komt. Volgens ons is dit wetsvoorstel vrij simpel. Wij willen dat veel eerder krijgen, al rond de zomer. Kan de minister daar iets over zeggen?

Wij vinden dat de wetsvoorstellen over de gemeentelijke herindelingen van Bergen, Renswoude en Bussum wel wat laat zijn gekomen. Wij willen het kabinetsstandpunt hierover in elk geval begin april ontvangen. We willen niet dat dit weer wordt uitgesteld, naar eind april of later.

De minister heeft toegezegd dat hij zo vroeg mogelijk in maart met een brief over het Provinciefonds komt. Inmiddels is het 10 maart. We hebben de brief nog niet gezien. We willen graag weten wanneer in maart hij komt.

In september 2011 komt er nadere informatie over het Gemeentefonds. Volgens mij is het de bedoeling dat de herindeling per 1 januari 2012 in werking treedt. Is dat niet te laat? Kan deze niet eerder in werking treden? Ik sluit mij op dit punt aan bij het betoog van de heer Elissen.

Wij wachten al heel lang op het wetsvoorstel financiering politieke partijen. Wij willen graag weten wanneer dit volgens de minister ingediend gaat worden bij de Tweede Kamer. Als het wetsvoorstel nog bij de Raad van State ligt, kan de Raad van State dan gevraagd worden om er haast mee te maken? We wachten er immers al heel lang op.

Hoe staat het met het bestuursakkoord met de decentrale overheden? Er is gezegd dat dit in het voorjaar van 2011 klaar zou zijn. Halen wij dat inderdaad vóór 1 april? Graag horen wij daar meer over.

Waar is de «cloud first»-strategie van de overheid in het overzicht? Volgens mij is in het AO ICT toegezegd dat deze een paar maanden later zou komen. In mijn interpretatie zou deze strategie in mei 2011 komen. Ik vraag de minister om dit toe te zeggen.

Mevrouw De Boer, mijn collega in de VVD-fractie, heeft in oktober 2010 al de toezegging gekregen voor een brief over het erfpacht. De Kamer krijgt een notitie in mei 2011. Wij willen deze notitie heel graag begin april 2011 hebben, ook gezien de problemen met particuliere erfpacht op dit moment. Dit kan niet wachten.

Kan de minister toezeggen dat de brief over de Moslimbroederschap in Nederland en de afronding van het AIVD-onderzoek daadwerkelijk voor eind maart naar de Kamer komt? Ook daarop wachten wij namelijk al enige tijd, als ik mij niet vergis bijna een jaar. Ik hoor graag wat de stand van zaken is. Bij voorkeur krijg ik de toezegging dat de brief voor 1 april naar de Kamer komt.

Minister Donner: Voorzitter. Ik begin met een reactie op de opmerking van de heer Heijnen over de wet financiering politieke partijen. Daar is het inderdaad mis mee gegaan. Het debat daarover tijdens de begrotingsvoorstellen berustte op de vooronderstelling dat er een advies van de Raad van State was. Dat is er echter nog niet. Het wetsvoorstel moet nog naar de Raad van State. Daarom heb ik het kabinet voorgesteld – het kabinet besluit er volgens mij deze of volgende week over – om de Kamer gelijktijdig met het versturen van het wetsvoorstel naar de Raad van State een brief te sturen met een schets van de inhoud van het voorstel. Dan is de Kamer er in ieder geval van op de hoogte. De heer Heijnen zegt ook terecht dat de Kamer een mededeling hoort te krijgen als de termijn onverhoopt niet gehaald wordt. Tijdens de behandeling van de begrotingsvoorstellen dacht ik nog dat er al een advies van de Raad van State was. Ik dacht dat we het konden halen. Toen duidelijk werd dat dit niet zo was, was dit planningsoverzicht er al. Ik meen dat ik zo duidelijk heb gemaakt waardoor we deze termijn niet hebben kunnen halen. De heer Heijnen heeft gelijk: bij mij is iets misgegaan.

Zowel de heer Schouw als de heer Koopmans is ingegaan op de toezeggingen en het verschuiven van de toezeggingen. De Kamer moet zich realiseren dat, met alle controles die er zijn, tegen de tijd dat een departement de laatste hand heeft gelegd aan een stuk, het doorgaans nog een maand of langer duurt voordat alle procedures doorlopen zijn waarmee wordt gecontroleerd of het kabinet met één stem spreekt en dat soort zaken. Daar wordt over vergaderd. Als een stuk maar een paar dagen te laat is voor zo’n vergadering, verschuift het meteen weer een maand. De Kamer wil dat het kabinet met één mond spreekt. Zolang je in de oppositie zit, heb je dat misschien liever niet en heb je des te meer plezier als het kabinet niet met één mond spreekt. Toch is het voor het landsbestuur van belang dat het kabinet wel met één mond spreekt. Het kabinet streeft dit na. Er worden nu stukken geschreven over een aantal vragen. Ik hoop dat ze voor eind april of mei bij de Kamer kunnen zijn. Dat zijn de termijnen waarmee de Kamer moet rekenen, zeker als het gaat om de visies.

Daarom voel ik wel wat voor het voorstel van de heer Schouw om tijdvakken te noemen: april – mei. Dat had ik gedaan in een van de eerdere brieven, maar toen reageerde de Kamer met de opmerking dat zij het toch wel graag heel precies wilde en een exacte datum wilde horen. Zo blijf je wat schuiven. Dit zijn echter de achtergronden. Als ik iets wil doen wat de belastingwetgeving raakt, dan ben ik ook al gauw zes maanden kwijt om het überhaupt via de releases uitgevoerd te krijgen. Wij dachten met alle ICT veel flexibeler te worden, maar wij worden alleen maar rigider. Vroeger was met de pen snel een verbetering aangebracht.

De heer Schouw (D66): Zoudt u daar eens een visie over kunnen schrijven?

Minister Donner: Die heb ik u net gegeven!

Dit waren mijn algemene punten.

Het spijt me dat de woonvisie, waar de heer Heijnen naar vroeg, niet is opgenomen. Vorige week is een aantal keren overleg gepleegd met de koepels. Daar wordt nu aan geschreven, maar voordat het zover is, zal het zeker eind maart of april zijn. Ik schat dat deze visie in mei bij de Kamer kan voorliggen. Zo moet ik rekenen om niet te gaan schuiven. In alle eerlijkheid, dat is ook de termijn die al in het begin is genoemd.

Dan ga ik in op de Paspoortwet en de termijn van tien jaar. Hierbij speelt een apart punt een rol. De aanbesteding van de paspoorten loopt namelijk tot 1 oktober 2013. Vandaar dat het wetsontwerp er tijdig voor 1 oktober 2013 moet zijn. Voor die tijd kun je de wet wel klaar hebben, maar kun je de paspoorten niet veranderen omdat je met alle oude paspoorten zit. Anders gaat dat miljoenen kosten, want dan moeten de paspoorten die zijn aangemaakt, onbruikbaar worden gemaakt. Ook daarbij zit je dus vast aan schema’s. Natuurlijk kan ik iedere wet naar voren halen en daar eerder mee komen, maar om die reden is het gelet op alle andere prioriteiten mijn inzet om het genoemde wetsvoorstel begin 2012 naar de Raad van State te sturen. Eind dit jaar moet het dus klaar zijn. Dan kan het in ieder geval in de eerste helft van 2012 aan de Kamer worden voorgelegd.

De Friese taal. De heer Koopmans wees er al op dat het hier gaat om een zorgvuldig punt van de Grondwet, namelijk artikel 23. Ik heb goede hoop dat daarover een standpunt ingenomen zal worden. Daarom heb ik de Kamer het rapport aangeboden met de mededeling dat zo spoedig mogelijk een standpunt gegeven zal worden. Juist omdat de Kamer dringend vroeg om het rapport, heb ik gemeend het nu al naar de Kamer te moeten sturen zonder dat daarover een standpunt is geformuleerd.

De wet inzake de Friese taal stond vermeld als allerlaatste punt op bladzijde 15 van de lijst van 15 pagina’s. Dit wetsontwerp is voor consultatie uitgestuurd. Ik dacht niet dat dit aan de Kamer wordt gemeld, maar de termijn van de consultatie loopt. Na afloop van die termijn hoop ik dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in de ministerraad aan de orde te kunnen stellen. Het verdere verloop is dan afhankelijk van de termijn waarop het advies van de Raad van State wordt gegeven.

De heer Heijnen (PvdA): Betreft dit een consultatie van belanghebbenden of betreft het alleen maar een consultatie van interne adviesorganen?

Minister Donner: Nee, het is een externe consultatie die via het internet wordt verricht. Verder worden de belanghebbenden aangeschreven.

De heer Heijnen (PvdA): Dan is dat punt daarmee wel getackeld. Het advies van de commissie-Hoekstra ligt er al heel lang. Het kabinet had toch iets voortvarender kunnen beslissen over die ene vraag: moet het worden opgenomen in de kerndoelen van het onderwijs of niet?

Minister Donner: Nu haalt de heer Heijnen de vragen door elkaar. De vraag is of de kerndoelen door iemand anders dan de minister vastgesteld kunnen worden en of dat zich verdraagt met artikel 23. Weet, en verwacht niet anders, dat vragen over de Grondwet zorgvuldig moeten worden bezien.

Dan ga ik in op een cluster van zaken die samenhangen met het Provinciefonds, het bestuursakkoord, de Wet gemeenschappelijke regelingen plus (Wgr-plus), de deelraden en de bestuurlijke visie. De standpunten hierover staan niet los van elkaar, maar hangen samen met de discussies die op dit moment met gemeenten en provincies worden gevoerd over de decentralisatie. Alle partijen zetten zich ervoor in om deze discussies in de tweede helft van deze maand af te ronden. Daarom zal voor dat tijdstip duidelijkheid moeten bestaan over het Provinciefonds. Ik heb de Kamer eerder toegezegd daarover in januari een standpunt in te nemen. Op dat moment was dat ook mogelijk, maar wel slechts voor het reguliere beheer door de provincies. Door de decentralisatiediscussie vindt echter opnieuw een verschuiving plaats. Dat hangt ook samen met de discussie over de Wgr-plus. Ik moet daarom constateren dat het minder zinvol is om slechts voor een deel duidelijkheid te scheppen in de loop van januari. Juist de provincies drongen er namelijk bij mij op aan om voor het geheel duidelijkheid te bieden. Dat is de reden voor de formulering in het planningsoverzicht: zo spoedig mogelijk in maart, maar men moet daar een komma lezen. Op dit moment worden nog gesprekken gevoerd. Voordat ik daarmee naar buiten kom, wil ik in ieder geval nog een keer met de provincies spreken. Het is wel een materie waarbij de provincies zelf hebben gezegd dat zij er onderling niet uit kunnen komen. Zij hebben de minister daarom gevraagd om in dezen een beslissing te nemen. Daarmee staat echter ook vast dat de ijkpunten deze maand naar de Kamer zullen worden gestuurd. Die ijkpunten hebben de provincies nodig om te kunnen discussiëren over de middelen die zij krijgen. De formules van toedeling die daaruit voortvloeien, zullen in de meicirculaire worden opgenomen. Dat is mogelijk de verwarring in het planningsoverzicht. Het beeld ontstond namelijk dat wij die informatie pas in mei zouden geven, maar dat is dus niet zo.

Ik hoop dat de vragen over het bestuursakkoord deze maand kunnen worden afgerond. Pas dan is het mogelijk om de gevraagde notitie met daarin een visie op de bestuurlijke indeling in Nederland af te ronden. Daarom is deze in dit overzicht voor eind april opgenomen.

De heer Koopmans (CDA): Ik probeer het even te snappen. Er worden alleen maar ijkpunten genoemd, maar hoe zij daarna worden gewogen, wordt niet duidelijk.

Minister Donner: Dat is de systematiek van het Gemeentefonds. De formules zijn de techniek, maar door de ijkpunten weet iedere provincie wat zij krijgt.

De heer Koopmans (CDA): Zodra de minister deze, mogelijk in maart, bekendmaakt, kunnen de provincies dus gaan rekenen en dan weten ze wat eruit komt.

Minister Donner: Anders gezegd: dan breekt de pleuris uit.

De voorzitter: Dat is voor uw doen een onparlementaire uitdrukking, minister.

De heer Koopmans (CDA): Ik wil de minister in overweging geven om zich een beetje te houden aan het adagium dat ik hier net heb neergezet: verander zo min mogelijk. Dan is de pleuris aan onze kant in elk geval zo klein mogelijk.

Minister Donner: Aan deze kant ben ik er voor de belangen van alle provincies.

De heer Schouw (D66): Ik wil nog een vraag stellen over de bestuurlijke visie. Volgens mij maken onderdelen van de bestuurvisie straks al deel uit van de bestuursakkoorden. Ik neem aan dat pas daarna de totale visie wordt gegeven en dat dan pas deelwetsontwerpen worden opgesteld voor deelraden, Wgr’s et cetera. Ik neem aan dat deze volgorde wordt gehanteerd.

Minister Donner: De Kamer vroeg om het zo precies mogelijk te maken. De planning is zeer krap. Eerst hebben wij de bestuursakkoorden en dan wordt de bestuurlijke visie gegeven. Het beste zou zijn om daarover dan nog weer uitgebreid de provincies en de gemeenten te consulteren, maar in dat geval ligt die visie hier pas na de zomer. Als ik ervoor kies om die eind april aan de Kamer voor te leggen, zal een en ander in elkaar worden geschoven. Dat zal terugslaan op de aard van die visie. Daarin zal niet hermetisch worden gesteld dat het zo en zo zit. Het zal geen discussiestuk zijn waarover met iedereen wordt gediscussieerd, maar het is ook geen visie die in beton is gegoten. Het is de bedoeling dat de Kamer erover kan spreken en dat daarover verder met de provincies en de gemeenten kan worden gesproken. Het is niet mijn bedoeling om daarna de wetsontwerpen over de Wgr-plus en de deelraden op te gaan stellen. Dat zijn onderdelen die vrij duidelijk ook zo in het regeerakkoord zijn opgenomen, maar dat is op zichzelf geen argument om het zo te doen. Er zijn echter goede argumenten om dat in gang te zetten. Het zijn wetgevingsproducten en ik hoop de wetsontwerpen volgens de planning die is gemaakt, voor de zomer afgerond en bij de Kamer ingediend te hebben.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het wetsontwerp voor de Wgr-plus wordt dus voor de zomer bij de Kamer ingediend. Geldt dat ook voor het voorstel voor de afschaffing van de deelraden?

Minister Donner: Beide moeten naar de Raad van State. De Wgr-plus is juist gecompliceerder, want die heeft gevolgen voor de keuze: hoe gaat het met de middelen die nu naar de Wgr-plus gaan? Die is nog meer verwikkeld met de bestuursakkoorden en de discussie die daarna volgt dan de deelraden. Ik kan wel zeggen dat men op het departement al bezig is met de voorbereiding van het desbetreffende wetsontwerp, maar het zal naar de Raad van State moeten. Volgens de Code goed openbaar bestuur moeten dat soort wetsontwerpen eerst met de gemeenten en de provincies worden besproken.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik probeer dit even te vertalen. Normaal gesproken zal het wetsvoorstel voor de deelraden, gezien de planning die daarvoor staat, er voor de zomer zijn. De Wgr-plus is misschien wat ingewikkelder en zal er rond de zomer zijn. Dan hebben we iets ruimte. Is dat ongeveer wat de minister zegt?

Minister Donner: Mijn inzet is inderdaad om het wetsontwerp voor de deelraden voor de zomer in te dienen. Let wel, als ik dat doe, is de planning mogelijk krap, waarbij de Kamer dan weer constateert dat makkelijk wordt geschoven.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp dus goed dat de Wgr-plus na de zomer komt.

Minister Donner: Ik heb geschetst dat de materie daarbij iets gecompliceerder ligt. Ik denk dat die meer tijd vergt. Daarom neem ik er meer ruimte voor.

De heer Schouw (D66): Ik stel de volgende vraag om mijn ongerustheid weg te nemen. De Wgr-plus en het voorstel inzake de deelraden zijn essentiële puzzelstukken, ook in de bestuurlijke visie. Ik hoop dat de minister dit met mij eens is. Dat hij voortvarend aan de gang gaat met de wetsvoorstellen is prima, maar dat moet wel in samenhang met elkaar gebeuren.

Minister Donner: In de visie zal zonder meer beargumenteerd worden waarom het kabinet meent dat die figuren opgeheven kunnen worden.

De heer Heijnen (PvdA): Gaande deze vergadering heb ik echt de laatste planning van de minister gekregen. Daar zag ik ook het punt van de Friese taal in staan. Voor het voorstel van de deelraden wordt echter december 2011 genoemd.

Minister Donner: O.

De heer Heijnen (PvdA): Ik begrijp nu dat mevrouw Van der Burg een puntje scoort en het zes maanden naar voren weet te halen. Geldt dat ook nog voor een paar andere onderwerpen?

Minister Donner: Het klopt inderdaad. Daarom zocht ik dat zojuist al. Het voorstel van de deelraden kon echter gemakkelijk naar voren gehaald worden.

De heer Heijnen (PvdA): In dat geval sluit ik mij aan bij de heer Schouw. Ik doe een soort voorwaarschuwing, zoals de heer Koopmans die al op een ander punt deed, dat er wat ons betreft niet te praten valt over enig wetsvoorstel als dat losgemaakt wordt van overeenstemming in deze Kamer over de vraag waar het met het openbaar bestuur in Nederland naartoe moet.

Minister Donner: Ik ken mijn polsstok en weet dat het mogelijk is dat de visie geen overeenstemming in de Kamer haalt op dit soort onderdelen, maar ik ga er vooralsnog van uit dat er toch signalen zijn dat er voor die voorstellen wel een meerderheid is.

De heer Koopmans (CDA): Ik zou het liever willen omdraaien. Wij vinden het van groot belang dat de minister zo snel mogelijk, zoals aangekondigd, met die visie komt. Als we die met elkaar hebben doorgeakkerd, komen daar wetsvoorstellen uit voort. Met name het opheffen van de Wgr-plus zal ook gevolgen hebben voor de andere zin in het regeerakkoord, namelijk dat er een vervoersautoriteit komt in de Randstad. Dat is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat kan, gesproken vanuit ieders ervaring hier, niet gemakkelijk zijn. De visie is belangrijker dan dat de minister ons de wetsvoorstellen precies duidt in maanden.

Minister Donner: Ik ben blij dat de Kamer nu ook constructief meewerkt aan het naar achteren schuiven van sommige voorstellen.

De heer Schouw (D66): Er is ook een inhoudelijk argument om niet echt veel haast te maken met het voorstel inzake de deelraden. Als deze worden opgeheven, zal dat gebeuren bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen. We hebben tijd genoeg om dat wetsvoorstel te behandelen.

De voorzitter: Ik grijp nu toch even in. Ik krijg namelijk de indruk – dat zeg ik heel bescheiden – dat u nu via de planning politiek met elkaar bedrijft. Dat is ook uw vak, maar het is mijn vak om ervoor te zorgen dat deze vergadering enigszins ordentelijk verloopt. Ik heb de indruk dat de minister het palet aan smaken inmiddels aardig in beeld heeft. Ik stel voor dat we verdergaan met de vergadering.

Minister Donner: Tot zover dit cluster van verschillende punten waar vragen over waren gesteld. Onderdeel daarvan is niet het standpunt over de drie controversieel verklaarde wetsvoorstellen. De achtergrond van de planning zoals de Kamer die aangetroffen heeft, berust op het gegeven dat mij bekend is dat de betrokken gemeenten in het Gooi nog met elkaar in gesprek zijn. Ik zou deze niet de ruimte daarvoor willen ontnemen door in dit stuk een strakke planning te hanteren. Helaas moet ik constateren dat men in bepaalde andere delen van het land niet verder praat over de lichtende mogelijkheid van herindeling. Dat maakt het mij mogelijk om daar sneller mee te komen. De voorstellen voor Goedereede en de Krimpenerwaard zijn aan het begin van dit jaar bij het departement ingediend. In afwachting van de discussie over de andere controversieel verklaarde voorstellen wordt daar nu zorgvuldig naar gekeken.

De heer Heijnen (PvdA): Is het niet zo dat de wet erin voorziet dat de minister binnen een bepaalde termijn al dan niet een wetsvoorstel moet indienen als een provincie een voorstel voor herindeling heeft ingediend?

Minister Donner: Daar wordt aan voldaan.

Ik ben reeds ingegaan op de financiering van politieke partijen. Ik zeg toe dat ik schriftelijk inga op de problematiek in Amersfoort.

Tegen de heer Schouw zeg ik dat op dit moment de integratievisie wordt geschreven. Ik schat dat deze eind april en anders begin mei bij de Kamer ligt.

De vraag over de operationele plannen voor een kleinere overheid verbaast mij enigszins. Er ligt sinds februari bij de Kamer een overzicht van wat er operationeel gedaan wordt. Dat is allang in gang gezet. Ik heb geconstateerd dat de Kamer dit niet aan de orde stelt; dat vind ik best.

De heer Koopmans (CDA): Dat doet zij wel. Dat is besloten in de procedurevergadering.

Minister Donner: In ieder geval is dat proces in gang gezet in de onderscheiden werkgroepen die daarvoor zijn. In de krant stond vandaag dat de OPTA, de NMa en de Consumentenautoriteit worden samengevoegd. Dat is een van de zaken die daarin meegenomen worden.

De heer Koopmans heeft gevraagd of er bij de grensoverschrijdende samenwerking rekening gehouden kan worden met het rapport van de Rekenkamer.

De heer Koopmans (CDA): Met de Rob.

Minister Donner: Het advies van de Rob ligt er. Ik ben, mede naar aanleiding daarvan, bezig met een standpunt over de grensoverschrijdende samenwerking. Ik begreep dat de heer Koopmans vroeg om rekening te houden met het rapport van de Rekenkamer.

De heer Koopmans (CDA): Ik heb mij dan verkeerd uitgedrukt. Ik bedoelde de Rob. Excuus.

Minister Donner: Dat is de aanleiding om dat mee te nemen. Er is een evaluatie onderweg naar de Kamer. Ik dacht dat in het planningsoverzicht staat dat deze in mei komt.

Het beleidskader ARHI staat gepland voor september. Het is daar neergezet omdat ik meer belang hechtte aan het afronden van een aantal andere zaken op het terrein van bestuurlijke inrichting, mede omdat met het standpunt over de verschillende controversieel verklaarde wetsvoorstellen op zichzelf redelijk duidelijk zal zijn wat de lijn is. Uit deze planning blijkt dat met het lagere aantal ambtenaren dat de Kamer voortdurend wil op de departementen niet alles op hetzelfde moment komt.

De heer Koopmans (CDA): Mede om die reden heb ik een inhoudelijke suggestie gedaan. Ik denk dat die heel goed past bij zijn planning. Het kan echt in een half A4’tje. Dat is een middagje schrijven. Met schaal 11 moet dat lukken.

Minister Donner: Ik breng in herinnering wat de voorzitter zojuist heeft gezegd.

De heer Koopmans (CDA): Voor de CDA-fractie is het niet verantwoord als het herindelingskader pas in november 2011 komt. Het moet er echt eerder zijn, want anders krijgen we weer allerlei plannen vanuit de regio’s, waar wij weer mee komen te zitten. Veel meer mensen van uw departement hebben er dan veel meer werk aan.

Minister Donner: Ik zal het in de gaten houden. Ik zal bekijken waar enige versnelling kan plaatsvinden, maar ik heb aangegeven dat ik te maken heb met de planning van de werkzaamheden. Zoals gezegd, met het standpunt over de controversieel verklaarde wetsvoorstellen is vaak vrij snel duidelijk wat de lijn van het kabinet zal zijn.

De heer Elissen heeft over het Gemeentefonds gesproken. Daarbij gaat het om iets anders dan bij het Provinciefonds. Bij het Gemeentefonds betreft het regulier onderhoud van de verschillende criteria. Er lopen onderzoeken om de besluitvorming daarover mogelijk te maken. Die lopen tot de zomer. Dat is de reden waarom het Gemeentefonds in de planning staat voor na de zomer terwijl het Provinciefonds, waarbij het om een ander soort beslissing gaat, gepland staat voor voor de zomer.

Mevrouw Van der Burg heeft gesproken over de visie op de bestuurlijke verhoudingen, over de Wgr-plus, over het afschaffen van de deelgemeenten, over de controversieel verklaarde voorstellen, over het Gemeente- en het Provinciefonds, over het wetsvoorstel inzake de financiering van politieke partijen en over het bestuursakkoord. Op al deze zaken ben ik, dacht ik, ingegaan.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De huidige planning is dat het Gemeentefonds in september komt. De minister heeft aangegeven wat de redenen daarvoor zijn. Is dat echter tijdig in verband met de nieuwe werkwijze, opdat wij ook nog tijd hebben om ernaar te kijken et cetera?

Minister Donner: Dat is tijdig, omdat de nieuwe werkwijze een jaar later ingaat dan u zojuist aangaf.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Prima. Dank u wel.

Minister Donner: Ik kom op de «cloud first»-strategie, het «wolkenrijden». Het onderzoek daarnaar zal in april worden afgerond en naar de Kamer worden gestuurd. Dat is conform de toezegging.

Wat de brief over de erfpacht betreft, ik heb geconstateerd dat het daarbij met name gaat om een beschrijving van de voor- en nadelen van erfpacht. Ik denk dat deze brief in april naar de Kamer kan worden gestuurd.

Zojuist heb ik de bevestiging gekregen dat het AIVD-onderzoek naar de Moslimbroederschap eind maart 2011 naar de Tweede Kamer komt, zoals ook in de planning staat.

De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de beantwoording van de minister. Ik heb het idee dat er geen echte noodzaak voor een tweede termijn is. Alleen de heer Koopmans heeft één zin.

De heer Heijnen (PvdA): Ik heb ook één zin.

De voorzitter: In dat geval krijgt u allemaal één zin.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Heb ik het goed begrepen dat de minister heeft gezegd dat hij zich zal verdiepen in de kwestie Amersfoort en de Kamer daarover een brief zal sturen?

Minister Donner: Die heb ik toegezegd.

De voorzitter: Ik constateer dat de heer Schouw geen zin heeft.

De heer Schouw (D66): Ik heb wel zin ...

De voorzitter: U moet het niet te letterlijk opvatten.

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Wij zullen kijken of er iets uit het kabinetsstandpunt over de herindelingsvoorstellen valt te destilleren wat ons zint. Mocht dat niet zo zijn, dan zullen wij de regering verzoeken, al dan niet via een Kameruitspraak, om het herindelingskader toch eerder te brengen opdat het departement en de minister zelf werk bespaard kan worden.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Allemaal één zin, maar helaas niet allemaal onze zin. Toch complimenteer ik de minister voor de beantwoording. Ook u, voorzitter, dank ik voor de goede regie.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en toezeggingen. Ik heb genoteerd dat het wetsvoorstel inzake de deelraden voor de zomer komt en de Wgr-plus net na de zomer, als dat enigszins mogelijk is.

Minister Donner: Voorzitter. Ik begreep dat de heer Koopmans een aankondiging deed voor iets wat nog al dan niet volgt. Voor het overige betrof het enkel de constatering dat wat ik gezegd heb, bevredigend was; de heer Koopmans uiteraard uitgezonderd.

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn antwoorden en de leden voor hun inbreng.