Kamerstuk 32500-VII-76

Brief n.a.v. verzoek om een reactie op voorgestelde moties tijdens behandeling begroting Ministerie van BZK voor het jaar 2011

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 16 december 2010
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VII-76.html
ID: 32500-VII-76

Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2010

Op 2 december 2010 ontving ik van U een brief met het kenmerk 2010Z18509 waarin U het verzoek overbrengt van de leden Karabulut, Voortman en Monasch om te reageren op door hen voorgestelde moties bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2011. Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën voldoe ik graag aan dit verzoek.

Motie mevrouw Karabulut op stuk nr. 53

Door mevrouw Karabulut is (op stuk nr. 53) een motie voorgesteld waarin de regering wordt verzocht de mogelijkheden te onderzoeken van differentiatie van de ozb op basis van het energielabel.

In de fiscale vergroeningsbrief die mijn ambtsvoorganger op 3 juni 2009 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, is uitgebreid ingegaan op de mogelijkheden om via de fiscaliteit energiebesparing in de bestaande woningbouw te stimuleren, en met name ook de mogelijkheden om de grote groep eigenaar-bewoners tot energiebesparing te stimuleren. Dit naar aanleiding van de motie Sap1 waarin specifieke aandacht werd gevraagd voor de mogelijkheden om via fiscale maatregelen de energiebesparing in de gebouwde omgeving te stimuleren. Daarbij is in het bijzonder aandacht gevraagd voor de positie van de eigenaar-bewoner. Ook de Eerste Kamer heeft destijds via de motie Sylvester2 een vergelijkbare wens geuit.

De fiscale vergroeningsbrief bevat een overzicht van de bestaande – fiscale en niet-fiscale – instrumenten gericht op verbetering van de energiebesparing in de gebouwde omgeving. Vervolgens zijn verschillende suggesties voor nieuwe fiscale maatregelen die de energiebesparing in de gebouwde omgeving zouden kunnen stimuleren, bekeken waaronder een differentiatie van de WOZ-waarde naar energielabel.

De conclusie in de fiscale vergroeningsbrief was, dat differentiatie in belastingbetaling op basis van het energielabel niet het aangewezen (fiscale) instrument is om energiebesparing in de gebouwde omgeving te bevorderen.

Het op dit moment in principe meest efficiënte fiscale instrument voor energiebesparing in de gebouwde omgeving is de energiebelasting. De energiebelasting geeft de vrijheid aan mensen om zelf te kiezen op wat voor manier zij energie willen besparen, zodat zij zelf de meest kosteneffectieve maatregel kunnen nemen. Aanvullende maatregelen zijn naar mijn oordeel dan ook niet nodig.

Voor een volledig overzicht van de beoordeling van (mogelijke) fiscale instrumenten gericht op energiebesparing in de gebouwde omgeving zij verwezen naar bijlage 1 van de fiscale vergroeningsbrief. In paragraaf 6 van deze bijlage staan de bevindingen met betrekking tot differentiatie op basis van energielabel (via een bonus/malus-systeem in de waardebepaling WOZ).

Aan het verzoek van mevrouw Karabulut in haar motie op stuk nr. 53 is mijns inziens vorig jaar dus al gehoor gegeven. Ik zie geen reden voor een nieuw onderzoek een jaar later.

De motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 53 moet ik dan ook ontraden.

Motie mevrouw Voortman en de heer Monasch op stuk nr. 60

Ook in de motie van mevrouw Voortman en de heer Monasch (op stuk nr. 60) wordt verzocht om onderzoek naar fiscale stimulansen gericht op energiebesparende investeringen. Concreet vraagt deze motie de regering de mogelijkheden te onderzoeken om via belastingaftrek in bijvoorbeeld de inkomsten- en vennootschapsbelasting, investeringen in vastgoedbezit op het gebied van energiereductie te stimuleren.

In de hiervoor reeds aangehaalde fiscale vergroeningsbrief van 3 juni 2009 is ook gekeken naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een heffingskorting in de inkomstenbelasting voor energiebesparende investeringen. Het idee van deze heffingskorting is met name afgewezen omdat de uitvoeringskosten erg hoog zijn en vanwege de fraudegevoeligheid van een dergelijke regeling.

Verder is het zo dat er, naast de energiebelasting, al een aantal fiscale regelingen bestaan die bedoeld zijn om energiebesparende investeringen te stimuleren. Zo komen energieprestatieverbeteringen van bestaande bedrijfsgebouwen, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Voorts is, als tijdelijke stimuleringsmaatregel, de EIA van april 2009 tot en met november 2010 uitgebreid naar energiebesparende investeringen in bestaande huurwoningen. Hierdoor konden ook bedrijfsmatige verhuurders, zoals woningbouwcoöperaties, in aanmerking komen voor de investeringsaftrek.

Het introduceren van een nieuwe aftrekpost in inkomsten- en vennootschapsbelasting past ook niet in het streven naar (fiscale) vereenvoudiging waarvoor bij de recente behandeling van het belastingplan 2011 in de Tweede Kamer brede steun aanwezig bleek.

Om bovengenoemde reden zie ik geen toegevoegde waarde in het onderzoek waar de motie op stuk nr. 60 om vraagt. De motie wordt door mij derhalve ontraden.

Motie mevrouw Voortman op stuk nr. 58

Door mevrouw Voortman is een motie voorgesteld (op stuk nr. 58) om een in de begroting voor het jaar 2011 opgenomen bezuiniging op de huurtoeslag voor het jaar 2012 e.v. niet door te voeren en de dekking daarvoor te vinden in de beperking van de aftrekbaarheid van de gemengde verzekering ten behoeve van de eigen woning.

In mijn reactie op deze motie beperk ik mij tot de voorgestelde dekking.

In de eerste plaats is niet duidelijk wat bedoeld wordt met «beperking van de aftrekbaarheid van de gemengde verzekering ten behoeve van de eigen woning». Een dergelijke regeling bij de fiscale behandeling van de eigen woning is mij niet bekend. De fiscale eigenwoningregeling kent wel de kapitaalverzekering eigen woning (KEW). Die regeling houdt kort gezegd in, dat de uitkering uit een dergelijke verzekering, indien die wordt gebruikt voor het aflossen van de eigenwoningschuld, is vrijgesteld van box I heffing. Daarnaast wordt de opbouw van kapitaal in de KEW niet belast in box III. Van «aftrekbaarheid» is bij de KEW geen sprake.

De in de motie aangegeven dekking is daarnaast in strijd is met de geldende begrotingsregels, i.c. de scheiding tussen inkomsten en uitgaven.

Voorts kiest dit kabinet heel nadrukkelijk voor rust op het terrein van de fiscale behandeling van de eigen woning om weer (meer) beweging te krijgen op de woningmarkt.

De motie van mevrouw Voortman op stuk nr. 58 moet ik om bovengenoemde redenen ontraden.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers