Kamerstuk 32500-VII-108

Reactie op aangenomen moties van de leden Monasch en Van Bochove en van het lid Lucassen over o.a. de inkomensgrens voor toewijzing van een sociale huurwoning aan ouderen, mensen met een zorgindicatie en mensen met een beperking en over studentenhuisvesting

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 6 juni 2011
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VII-108.html
ID: 32500-VII-108

Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2011

Tijdens het VAO studenten- en ouderenhuisvesting van 27 april 2011 is door uw Kamer een viertal moties aangenomen, te weten:

  • de motie-Monasch/Van Bochove (32 500 VII, nr. 95), waarin de regering wordt verzocht spoedig afspraken te maken met de Europese Commissie over een hogere inkomensgrens, te weten € 38 000 (peiljaar 2010), voor toewijzing van een sociale huurwoning aan ouderen, mensen met een zorgindicatie en mensen met een beperking;

  • de motie-Lucassen (32 500 VII, nr. 96), waarin de regering wordt verzocht een hernieuwd actieplan studentenhuisvesting op te stellen, gebaseerd op een nauwkeurige inventarisatie van vraag en aanbod, en knellende wetgeving aan te pakken;

  • de motie-Lucassen/De Boer (32 500 VII, nr. 97), waarin de regering wordt verzocht de tijdelijke verhuur van studentenhuisvesting voor de duur van de studie, de zogenaamde campuscontracten, actief te stimuleren onder corporaties en particuliere verhuurders;

  • de motie-Lucassen (32 500 VII, nr. 98), waarin de regering wordt verzocht te bevorderen dat bij de toewijzing van het vrijgestelde woningbestand aan 65-plussers, die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaten, dezelfde prioriteit wordt gegeven als aan overige kwetsbare groepen.

Met deze brief geef ik antwoord op uw twee brieven van 28 april waarin u mij vraagt of ik aan de in de moties verwoorde verlangens kan voldoen.

De motie-Monasch/Van Bochove zal ik op ambtelijk niveau voorleggen aan de Europese Commissie. Daarbij zal ik vragen onder welke randvoorwaarden en mogelijkheden uitvoering zou kunnen worden gegeven aan de motie. Met het oog op de slaagkansen bij de Europese Commissie zal hiervoor eerst vooroverleg plaatsvinden via de Permanente Vertegenwoordiging. In het licht van de aldus verkregen informatie zal ik beslissen over het formeel aan de Commissaris voorleggen van uw verzoek. Ik zal uw Kamer informeren dienaangaande.

Wat betreft de motie-Lucassen (nr. 96), zal ik uw Kamer, zoals toegezegd, in juni een brief doen toekomen over de in de motie genoemde onderwerpen.

Ten aanzien van de motie-Lucassen/de Boer zal ik in de overleggen met Aedes en Vastgoedbelang hen verzoeken het gebruik van campuscontracten bij hun leden meer onder de aandacht te brengen. Verder zal ik Kences verzoeken goede voorbeelden van campuscontracten te laten zien, bijvoorbeeld door het plaatsen van een goed campuscontract op haar website. Ook wordt de mogelijkheid bezien van plaatsing van een voorbeeldcontract op de website www.rijksoverheid.nl , dan wel van een link naar het desbetreffende onderdeel van de website van Kences. Tenslotte ben ik voornemens het gebruik van campuscontracten op te nemen in het nieuwe actieplan studentenhuisvesting.

De motie-Lucassen (nr. 98) zie ik als ondersteuning van mijn beleid. In de afspraken met de EC is al opgenomen dat de 10% «vrije» toewijzingsruimte gebruikt wordt op basis van maatschappelijke criteria, waardoor deze woningen met name worden toegewezen aan specifieke «kwetsbare» doelgroepen zoals ouderen. Ouderen die verhuizen van een grotere naar een kleinere of aangepaste sociale huurwoning dragen door deze doorstroming tevens bij aan een meer optimale bezetting van de voorraad sociale huurwoningen. Ik zal de sector daarop blijven wijzen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner