Kamerstuk 32459-11

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 8 september 2011, inzake straattoezicht en handhaving in de openbare ruimte

Dossier: Wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid


Nr. 11 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 september 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 8 september 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 maart 2011 over straattoezicht en handhaving in de openbare ruimte (32 459, nr. 7);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 april 2011 met de eindevaluatie van cameratoezicht op openbare plaatsen (28 684, nr. 312).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

Nava

Voorzitter: Vermeij

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Berndsen, Brinkman, Çörüz, Dibi, Hennis-Plasschaert, Marcouch, Van der Staaij en Vermeij,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet alle aanwezigen welkom.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Dit kabinet wil de samenleving echt veiliger maken. Niet met allerlei onderzoekjes, denktankjes en mooie plannetjes, maar met zichtbaar meer blauw, meer vrijwilligers en meer toezichthouders op straat. Die inzet is zeer toe te juichen. De PVV is van plan om te komen tot een efficiëntere inzet van overheidsdienaren, die alle geledingen van de maatschappij ondersteunen. De PVV is echter buitengewoon kritisch over haalbaarheid, verantwoordelijkheid en efficiëntie. Werkbezoeken en gesprekken met burgers geven telkenmale hetzelfde beeld. Een bestuur probeert de Kamerleden te overtuigen dat het het probleem de laatste maanden echt hard aanpakt en het probleem eigenlijk alweer tijden voorbij is. Burgers geven vaak op dezelfde dag aan dat de politie een heel eenvoudige strategie heeft om het probleem op te lossen; ze komen namelijk gewoon niet opdagen. Burgers bellen over straatterroristen en worden drie uur later door de politie teruggebeld of het nog nodig is dat men komt. Nee, ze zijn nu al vertrokken. Aangiftes worden niet opgenomen. Bestuurders van vele steden willen ons doen geloven dat het allemaal onder controle is, maar burgers laten duidelijk een ander verhaal horen.

Drie dagen geleden kwam een e-mail binnen met een noodkreet van een alleenstaande moeder van twee kinderen van twee en negen jaar oud. Deze vrouw wordt geterroriseerd door iemand die, na een verblijf van tweeënhalf jaar in een inrichting voor stelselmatige daders, bij haar om de hoek is geplaatst. Deze Marokkaan is kennelijk zo gestoord dat het haar veel moeite heeft gekost om aangifte te mogen doen. Dat werd haar namelijk afgeraden door de politie, omdat hij dan nog gekker en kwader zou worden. Dit is maar een voorbeeld, maar ik krijg wekelijks tientallen e-mails waaruit de onmacht van zowel justitie als politie spreekt om burgers in veiligheid te brengen. Vele Kamerleden met mij zullen wekelijks deze e-mails krijgen. Ik probeer dat soort meldingen overigens altijd bij het desbetreffende politiekorps uit te zetten, teneinde de burger en de politie weer met elkaar in contact te brengen. Dat gaat echter niet bij alle regio’s zo makkelijk.

Dat een krachtig optreden van de overheid in de openbare ruimte tegen straatterrorisme en hufterigheid nodig is, hebben we de laatste maanden en zelfs jaren in de media kunnen zien. Het is een dieptepunt wanneer mensen moeten verhuizen, zeker indien zij openlijk worden geterroriseerd. Het «sorry» van een burgemeester, zeker bij recidive van die burgemeester, lijkt mij absoluut onvoldoende. Sterker nog, het is beschamend. De burgemeester van Utrecht, de heer Wolfsen, heeft nu zelfs een schadeclaim aan zijn broek hangen. De beste man heeft met stip de kroon van voormalig burgemeester Cohen overgenomen als slechtste burgemeester van Nederland.

In dat kader, en ook in de stukken voor dit algemeen overleg, werd al gerept over het integraal veiligheidsplan. We zouden daar afgelopen dinsdag de Gemeentewet voor wijzigen, maar zeer terecht is de behandeling van dat wetsvoorstel uitgesteld tot na dit algemeen overleg. We spreken hier over de versteviging van de regierol van de gemeenten ten aanzien van lokaal veiligheidsbeleid. Ik heb daarbij altijd in mijn achterhoofd: regierol, burgemeester, de heer Wolfsen. Volgens artikel 146a van de Gemeentewet moet vierjaarlijks een integraal veiligheidsplan opgesteld worden. Dergelijke veiligheidsplannen ken ik nog uit mijn vorige functie als politieman. Je werd ongeveer doodgegooid met dit jaarlijks terugkerende ritueel. Het betrof plannen die bij doorlezing het gevoel opwekten, dat je dergelijke verhalen reeds eerder had gelezen, soms zelfs woordelijk. Gehele passages bleken met copy-pasten overgenomen uit eerdere jaarplannen. Het werd een bureaucratisch ritueel, waarbij overheidsinstanties en de politie steeds beter hun weg wisten te vinden. Kortom, compleet bureaucratisch geneuzel.

Deze wet regelt de verplichting een dergelijk integraal veiligheidsplan op te zetten en ik heb een aantal opmerkingen over de integraliteit en afrekenbaarheid. Ik begin met de integraliteit. Een goede leider weet partijen te binden en aan het werk te krijgen, maar deze wet wordt geprobeerd de regierol te verstevigen. Het is mij echter zeer onduidelijk op welke wijze de regierol verstevigd wordt richting die integrale partners. Hoe kan de burgemeester in kwestie bijvoorbeeld woningbouwverenigingen die niet willen meewerken, dwingen bepaalde maatregelen te nemen die nodig zijn voor dat veiligheidsplan, anders dan de mogelijkheden die er al in bijzondere wetgeving zijn? Waarom heeft de minister deze rol ook richting de integrale partners niet geregeld in deze wet? Er is namelijk niets extra’s verstevigd richting die integrale partners. Ik ga uit van het goede van een integraal veiligheidsplan.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb een punt van orde. Het is een goed gebruik in deze Kamer om het niet te hebben over mensen die zich niet kunnen verdedigen. Ik constateer dat de heer Brinkman dit goede gebruik niet wil overnemen.

De heer Brinkman (PVV): Dan ga ik over naar de passage over mevrouw Berndsen, want die is hier wel aanwezig.

Een ander punt is de democratische afrekenbaarheid. In dit voorstel staat dat het integrale veiligheidsplan vierjaarlijks wordt vastgesteld. De periode van vier jaar is prima, maar omdat er tussentijds gewijzigd kan worden, dient de democratische controle op voortgang en uitvoering van dat veiligheidsplan binnen die cyclus van vier jaar wel jaarlijks geëvalueerd te worden. Elk jaar moet de gemeenteraad een debat hebben over de vraag of de burgemeester voldoende heeft gedaan. Van belang zijn natuurlijk de doelen die in het veiligheidsplan moeten worden benoemd. De PVV-fractie is in ieder geval van mening dat een aantal vaste punten onderdeel moeten worden van dit veiligheidsplan: de aanpak van straatterreur en de aanpak van geweld tegen en bedreiging en belediging van vrouwen, homo’s en joden. Dit zijn de excessen binnen de publieke ruimte die de burgers heden ten dagen een groot onveiligheidsgevoel geven en ze moeten daarom onderdeel uitmaken van dit veiligheidsplan.

Tot slot vind ik dat de democratische controle op het functioneren van slechte burgemeesters moet worden verstevigd, door hen ook voor de uitvoering verantwoordelijk te maken. Bij onvoldoende functioneren, moet de gemeenteraad of de minister de kans hebben hen te ontslaan.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide brief. Het is wel een typische «Opstelten»-brief. Het begint met een goede dosis enthousiasme, want er wordt aangekondigd dat er stevig geïnvesteerd wordt in de veiligheid in de openbare ruimte. Wanneer je echter verder leest, ontdek je dat de minister de verantwoordelijkheid voor veiligheid nadrukkelijk legt bij de burger en de ondernemer. De PvdA-fractie vindt veiligheid primair de verantwoordelijkheid van de overheid. De overheid dient burgers te beschermen tegen de wet van de sterksten, van de criminelen en degenen die intimideren. We kennen allemaal de buurten en wijken waarin dit probleem nog steeds gaande is. We hebben de afgelopen periode er een aantal bezocht. Het is te makkelijk om dan toe te zeggen van alles te doen, te investeren en te versterken, om vervolgens te eindigen met het credo dat de burger en de ondernemer verantwoordelijk zijn. Wat het kabinet betreft mag de ondernemer ook nog eens het plein beveiligen, mede namens de PVV. Dat is niet de lijn van mijn fractie. Veiligheid moet serieus worden genomen. We moeten de veiligheid niet verzorgen, maar actief organiseren. Het gaat niet over gevoelens. Natuurlijk is er een vorm van subjectiviteit wanneer het gaat over veiligheid, maar we hebben het nu over reële veiligheid. Bestuurders en politici die de realiteit van die burgers in die buurten en wijken niet zien, bagatelliseren dat probleem.

Ik was laatst in Culemborg, waar iemand heeft geprobeerd met een poster van Wilders de belagers van zich af te houden. Dat heeft overigens niet geholpen. Mensen voelen zich niet veilig. De gemeenten doen daar heel veel in. Het kabinet benadrukt, mede namens de PVV, veiligheid als thema. Ik hoor de heer Brinkman dat nog een keer roepen. Veiligheid is echter een kwestie van daadkracht, van doen, van actie. Hoe verhouden deze ambitie, deze actie, de droom die de minister uiteenzet in deze brief en wat ik de heer Brinkman hoor zeggen, zich tot de bezuinigingen die aangekondigd zijn op juist de wijkveiligheid, de lokale veiligheid? Ik verwijs naar de Van Montfransgelden en de middelen die het vorige kabinet ingezet heeft om raddraaiers en straatterroristen stevig aan te pakken. Daar wordt komende tijd volledig op bezuinigd. Gemeenten moeten misschien wel een plan maken, maar dat is alleen maar een plan. Alleen erover praten, leidt er niet toe dat we het probleem oplossen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik vraag me af wat er gebeurd is met het rotsvaste vertrouwen van de heer Marcouch in de lokale democratie. Kunnen niet op lokaal niveau prioriteitstellingen plaatsvinden, keuzes worden gemaakt en dus middelen worden vrijgemaakt voor de lokale sociale veiligheid?

De heer Marcouch (PvdA): Dat vertrouwen heb ik, maar dat is iets anders dan naïviteit. De gemeenten krijgen uiteindelijk ook gewoon geld via het Gemeentefonds. Het kabinet zegt de samenleving veiliger te maken, maar haalt wel de middelen terug. De gemeenten mogen wel een plan maken, maar dat is een placebo. Als je de lokale veiligheid en de lokale bestuurders serieus neemt, dan stel je ook de nodige middelen ter beschikking om die veiligheid waar te maken en de problemen die de heer Brinkman kennelijk constateert ook reëel aan te pakken. Graag een reactie van de minister.

Heel concreet is het straattoezicht. De minister geeft in zijn brief aan dat hij een onderzoek heeft laten doen. Dat is prima, maar uit dat onderzoek blijkt niet hoeveel eigen middelen gemeenten inzetten om het allemaal te organiseren. De minister heeft tevens geconstateerd dat het niet duidelijk is hoeveel mensen nu echte handhavers zijn. Wie is echt bevoegd en zwaar geselecteerd en wie is bijvoorbeeld een toezichthouder zonder duidelijke taakstelling en bevoegdheden? Deze problematiek is zo ontregelend voor onze samenleving, dat ik voorstel dat handhaving en toezicht houden in de openbare ruimte gedaan wordt door mensen die stevig geselecteerd zijn en de juiste bevoegdheid en taakstelling krijgen. Wat mij betreft mogen ze best een uniform dragen dat op dat van de politie lijkt. Ze mogen ook enigszins geweldsmiddelen hebben, want ze moeten wel in staat zijn om de problemen aan te pakken. Ze moeten echter geen vervanging van de politie zijn, want we hebben het hierbij over cumulatieve problemen. De politiecapaciteit is daarvoor juist onvoldoende, ook met de door de coalitie toegezegde extra capaciteit. Laten we de wijkveiligheid serieus nemen, laten we de burger serieus nemen en laten we toezichthouders niet als een soort placebo inzetten. We moeten mensen inzetten die veiligheid effectief en daadkrachtig kunnen organiseren. Ik hoop dat de collega’s dat idee ondersteunen. Onveiligheid is namelijk heel reëel en niet alleen maar een gevoel. Het gaat om echte criminaliteit, intimidaties en bedreigingen.

De heer Brinkman (PVV): De heer Marcouch is iemand van de stevige aanpak en dat pleit voor hem. Ik had bij mijn inbreng geen tijd meer, daarom vraag ik het maar aan de heer Marcouch: Wat vindt hij van het idee om de Koninklijke Marechaussee (KMar) op afroep beschikbaar te laten zijn in wijken waar het finaal uit de hand loopt en waar de politie de problemen ook aantoonbaar organisatorisch niet het hoofd kan bieden?

De heer Marcouch (PvdA): De heer Brinkman doet alsof dat iets nieuws is. Ik heb tien jaar bij de politie gewerkt en ik weet niet anders dan dat bij excessen de KMar ondersteunend kan functioneren. We kunnen de minister wel het volgende vragen. In hoeverre wordt de rol van de KMar bij de ontwikkeling van de nationale politie betrokken? We hebben het nu echter over de mensen die in de wijken rondlopen. Burgers denken: ze dragen een uniform, maar ze stralen niets uit, ze hebben geen bevoegdheden en ze kunnen niets doen. Degenen die wel iets kunnen doen, waaronder ook de bijzonder opsporingsambtenaren (boa’s), zijn slechts beperkt aanwezig. Laten we de burgers toezeggen dat er toezicht en handhaving op straat rondloopt, dat die mensen stevig geselecteerd zijn en echt een antwoord zijn op de problematiek in de wijk. Burgers zijn echt niet gek, die hebben al lang door dat het nu vaak placebo’s zijn. Het zijn mensen die een uniform dragen, maar die tegen de mensen moeten zeggen: «Sorry, ik zie dat u er last van hebt, maar ik kan niets doen». Dat moet anders.

De heer Brinkman (PVV): Ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Marcouch.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. De minister wil voor een dubbeltje op de eerste rij zitten. Hij wil 2 700 extra politievrijwilligers. Dat is geen daadkracht, maar een zwaktebod. Het past in het plaatje dat veiligheid voor deze minister zo weinig mogelijk moet kosten. Daarnaast bezuinigt dit kabinet op veiligheid, waar het de burger direct raakt; lokaal. Het kabinet negeert preventie. Bezuinigen op veiligheid en niet investeren in preventie is dubbel zo zuur. Naast bezuinigingen en preventie zal ik vandaag ook nog spreken over cameratoezicht en toezichthouders.

Dit kabinet bezuinigt 80 mln. op lokale veiligheid. Er zijn daardoor minder toezichthouders, minder mogelijkheden om georganiseerde criminaliteit aan te pakken en misschien zelfs minder veiligheidshuizen. Kortom, minder veiligheid, terwijl de minister juist zegt dat hij deze kabinetsperiode inzet op een toename van straattoezicht en handhaving en op de vergroting van de kwaliteit daarvan. Ik wil van de minister graag een nulmeting van zowel kwaliteit als kwantiteit van straattoezicht en handhaving, indicatoren die de voortgang kwantitatief en kwalitatief kunnen aantonen en streefcijfers waarop ik de minister kan afrekenen aan het einde van zijn termijn.

Verschillende gemeenten geven aan dat bezuinigingen zullen leiden tot verslechterende veiligheid. Den Haag vreest dat investeringen in veiligheid teniet worden gedaan. In Arnhem haalt men vuilnisbakken van straat, terwijl bekend is dat slecht onderhouden ruimtes grensoverschrijdend gedrag in de hand werken. In Rotterdam, de onveiligste stad van Nederland, moet de burgemeester 15 mln. voor criminaliteitsbestrijding inleveren voor animal cops. Zijn dat volgens de minister de juiste prioriteiten? Een motie van D66 om de veiligheid in het openbaar minimaal op hetzelfde niveau te houden, werd nota bene door de coalitiepartijen verworpen. Hoe kan de minister volhouden dat veiligheid een prioriteit is van dit kabinet? Nederland dreigt onderverzekerd te raken op veiligheidsgebied, zeg ik vrij naar een collega van de minister.

De D66-fractie maakt zich zorgen over de veiligheidshuizen. Ondanks de mooie woorden van de minister, ben ik niet overtuigd. De minister zegde 7,7 mln. toe. In de begroting vind ik echter maar 6 mln. terug. Hoe kan dat? Bovendien wordt dit bedrag toegekend aan het Openbaar Ministerie en niet aan de gemeenten. Veiligheidshuizen zijn intensieve trajecten die geld kosten. Ik heb in Tilburg gezien dat veiligheidshuizen werken en dat welzijn en straf hand in hand kunnen gaan. Kan de minister de garantie geven dat geen enkel veiligheidshuis zal sluiten?

De voorgangers van de minister stelden dat veiligheid begint bij voorkomen. Volgt ook deze minister die lijn? Nu investeren in preventie, zorgt in de toekomst voor minder overlast, minder druk op de politie en minder kosten. Er zijn een aantal projecten gericht op preventie. Enkelen hiervan, zoals het Haags jongerentoezichtteam, boeken goede resultaten, maar er is geen overzicht van welke projecten effectief zijn. Wil de minister een onderzoek laten doen naar de effectiviteit van preventieprojecten? Ik weet dat de minister niet van de onderzoeken is, maar van actie. Soms is echter onderzoek nodig, om actie te kunnen ondernemen.

Er zijn veel evaluaties, maar de effectiviteit van cameratoezicht blijft onduidelijk. Kan de minister daar helderheid over verschaffen? Dergelijke evaluaties zijn namelijk ook bedoeld om nutteloze camera’s weg te halen. Als een camera echter eenmaal hangt, verdwijnt deze niet snel. Hoeveel camera’s zijn de afgelopen jaren ook daadwerkelijk weggehaald? De verwachting is dat het cameratoezicht de komende jaren zal toenemen en er meer beelden komen. Hoe garandeert de minister de privacy bij de opslag van deze beelden? Bovendien wil de minister private partijen de ruimte geven om camerabeelden vier weken in plaats van 24 uur te bewaren. Mijn fractie is hier geen voorstander van en wil volstrekte helderheid over het waarborgen van privacy.

Het punt van de toezichthouders is voor de D66-fractie heel belangrijk. Zichtbaar toezicht en handhaving zijn onontbeerlijk. Nu de minister zijn 3 000 extra agenten niet kan waarmaken, lijkt het alsof hij via allerlei kunstgrepen er nog wat van wil maken. De 2 700 extra politievrijwilligers zijn daar een voorbeeld van. De minister gaf deze week aan dat hiervoor tot 12 mln. beschikbaar is, maar dat geld moet ergens vandaan komen. De minister heeft immers gezegd, dat dit uit de politiebegroting betaald kan worden. Ten koste waarvan gaat dit? Worden er dan bijvoorbeeld 240 agenten ingeleverd? Politietaken horen bij de politie en de minister moet ervoor zorgen dat er voldoende politieagenten zijn om die taken uit te voeren. Er dreigt een grijs gebied te ontstaan tussen de politie en de toezichthouders. Hoe weten burgers straks nog welke toezichthouder wat mag doen? Dit is geen daadkracht, maar een onsamenhangend en rommelig rookgordijn. Het lijkt erop dat de minister probeert de gemeentepolitie nieuw leven in te blazen en dat is voor de D66-fractie volstrekt onwenselijk. Graag duidelijkheid daarover.

Recentelijk werd in Leeuwarden in één week zes keer dezelfde persoon aangehouden voor het overtreden van een gebiedsverbod. Elke keer kreeg die persoon een proces-verbaal, maar het haalde niets uit. Kan de minister mij vertellen hoe effectief het gebiedsverbod over de gehele linie is? Is dit voorbeeld een uitzondering of is het eerder de regel?

De bezuinigingen van dit kabinet leiden tot minder veiligheid. Door niet in te zetten op preventie laat deze minister een grote kans liggen. Wat de D66-fractie betreft mag geen enkel veiligheidshuis sluiten en moet het volstrekt helder zijn wat welke toezichthouder mag. Hoe garandeert de minister dat de veiligheid er niet op achteruit gaat?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Als we spreken over toezicht, handhaving en het belang daarvan, dan wordt er al snel geroepen dat er meer blauw op straat moet komen. Er is natuurlijk nog veel meer mogelijk en de minister heeft dat ook bij herhaling gesteld in allerhande speeches en televisieoptredens. De gemeenten dienen ook bij te dragen aan het zichtbaar leveren van orde en veiligheid bij het tegengaan van ergernissen, verloedering, enzovoorts. Die gemeentelijke toezichthouders en handhavers zijn in toenemende mate een cruciale rol gaan vervullen en daar is helemaal niets mis mee. Sterker nog, het zorgt ervoor dat de politie zich kan concentreren op het echte politiewerk. De politie mag de regie op straat echter nooit kwijtraken. De informatiepositie van de politie op straat is immers cruciaal voor zowel handhaving als opsporing. In de brief van de minister van 24 maart jl. geeft hij aan dat hij de samenhang en samenwerking tussen de handhavers en politie wil borgen en dat hij voornemens is de geschetste strategische en operationele regie in regelgeving vast te leggen. Waar dan precies en op welke wijze precies? Dat is me namelijk niet helemaal duidelijk. Wat is de stand van zaken van de operationele samenwerking en de verankering daarvan in de wet? De minister stelt verder terecht dat er nog te vaak sprake is van koudwatervrees bij die samenwerking en dat is ook mijn indruk na de vele werkbezoeken van afgelopen zomer. De VVD-fractie wil dan ook graag weten of de gezamenlijke voorlichting van de politie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten waarover in de brief wordt gerept, inmiddels is opgestart.

De minister schrijft verder in zijn brief dat het integraal veiligheidsplan van de gemeente de basis vormt voor de lokale veiligheid. We hebben gehoord dat de plenaire behandeling van het voorstel is uitgesteld, maar dat wetsvoorstel blijft wel degelijk van belang, ook met het oog op de nationale politie en de lokale inbedding daarvan. Hoe kan dat wetsvoorstel iets meer tanden krijgen? De VVD-fractie is bang dat het wetsvoorstel onvoldoende handvatten biedt om verkokering en besluiteloosheid vroegtijdig de kop in te drukken, dat het verzandt in gemeentelijke beleidsprocessen en dat het te weinig actiegericht zal zijn.

De minister geeft aan dat hij van plan is om de bestuurlijke handhaving en de kwaliteit daarvan naar een hoger niveau te tillen. Dat lijkt me zeer terecht, want daar zijn veel klachten over. Er zou een professionaliseringstraject zijn opgestart. Wanneer is dat van start gegaan en wat zijn de eerste resultaten? Hebben politie en OM hun taken als toezichthouder inmiddels meer expliciet beschreven om zo tot een eenduidig en actiever toezicht te komen? Zo nee, wanneer zijn ze dat dan wel van plan?

De heer Marcouch zegt dat hij het wel prima vindt als handhavers lijken op politieagenten. Ik vind dat wat minder prima. In hoeverre is dat inmiddels doorgevoerd in de verschillende steden? Hoe zit het met de herkenbaarheid van toezichthouders of hebben we het hier over handhavers en toezichthouders?

De minister stelt terecht dat er een eind moet komen aan de praktijk waarbij gemeenten politiecapaciteit inkopen of inhuren om hun verantwoordelijkheid waar te maken. Ik vind dat een zorgelijk punt. We hebben natuurlijk iedere agent keihard nodig voor het echte politiewerk. Kan de minister aangeven in hoeveel gemeenten deze onwenselijke praktijk nog bestaat? Wat gaat hij hieraan doen?

Een paar woorden over de particuliere beveiligers. In februari ontstond enige ophef over de speech van de heer Harm Brouwer en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Hij sprak toen over de zogenoemde winkelboa, een onbezoldigd ambtenaar in dienst van de overheid naast de ouderwetse overeenkomst die hij of zij heeft met de particuliere beveiligingsorganisatie. Het is evident dat steeds meer bedrijven, bedrijventerreinen en winkelcentra zich genoodzaakt zien om gebruik te maken van particuliere beveiliging naast bijvoorbeeld camera’s. De discussie was begonnen door de heer Tjibbe Joustra in zijn rol als voorzitter van de Vereniging van Particuliere Beveiligingsorganisaties. De heer Brouwer borduurde hierop voort met de suggestie van de winkelboa. Kortom, een particuliere beveiliger met een publieke opdracht. Velen verwezen het plan naar de prullenbak, maar als we heel eerlijk zijn is het helemaal niet zo’n nieuw fenomeen. Het gebeurt namelijk al. De VVD-fractie kent de gevoeligheden op dit dossier en heeft daarover ook uitgebreid gesproken met Detailhandel Nederland. Er moeten geen taboes zijn voor instrumenten die voorzien in de aanvullende veiligheidsvraag van ondernemers. Ik verneem graag de visie van de minister.

De heer Marcouch (PvdA): De heer Brouwer stelde voor dat ondernemers die lijden onder diefstallen, mensen in dienst moeten kunnen nemen die bovendien moeten kunnen beschikken over een wapenstok en handboeien. Steunt mevrouw Hennis het voorstel dat de ondernemer op die manier zelf een beveiliger in dienst kan nemen en daarmee de verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn eigen veiligheid? Zijn winkeldieven dan het pakkie-an van de ondernemer? De minister zegt dat burgers en ondernemers verantwoordelijk zijn voor hun eigen veiligheid en pas daarna de overheid. De overheid is echter primair verantwoordelijk voor het beschermen van burgers en ondernemers. We weten allemaal dat ondernemers geteisterd worden door winkeldieven, rovers en overvallers. Zegt de VVD-fractie nu dat die ondernemers zelf hun politietoezicht moeten betalen en zelf hun bescherming moeten organiseren? Dat verkondigde de heer Brouwer namelijk in zijn voorstel.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik stel voor dat de heer Marcouch nog eens goed de speech van de heer Brouwer doorleest, zodat hij de nuances tot zich kan nemen, want zo bout is het allemaal niet gezegd. De VVD-fractie heeft voorzichtig geopereerd in dezen en het veiligheidsvraagstuk is voor ons van groot belang. Er zijn echter geen taboes bij het zoeken naar instrumenten om te voorzien in de aanvullende veiligheidsvragen van ondernemers. Als we doen alsof ondernemers tot op de dag van vandaag hun verantwoordelijkheid niet nemen, dan ben ik het simpelweg met de heer Marcouch oneens. Heel veel bedrijven, bedrijventerreinen en winkelcentra beschikken reeds over particuliere beveiliging. Dat is het uitgangspunt.

Mevrouw Berndsen (D66): Wil de VVD-fractie het geweldsmonopolie van overheid en politie ook loslaten?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ook mevrouw Berndsen vraag ik om de speech van de heer Brouwer nog een keer te lezen, want daar staat heel duidelijk in waar het primaat van het gebruik van geweld ligt. Daar doet de VVD-fractie ook helemaal niets aan af. We hebben het hier over een boa, onbezoldigd in dienst en opgeleid voor zijn taak.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik ben niet zozeer geïnteresseerd in wat de heer Brouwer toen gezegd heeft. Ik ben geïnteresseerd in de opvatting van de VVD-fractie. Ik ben blij te constateren dat de VVD-fractie het geweldsmonopolie in ieder geval in overheidshanden wil houden.

De heer Dibi (GroenLinks): Voor mij is het nog volstrekt onduidelijk. Heeft zo’n boa dan een waterpistool? Wat doet hij precies als hij ingehuurd wordt door zo’n ondernemer? Ik begrijp niet wat mevrouw Hennis precies wil. Zegt zij dat ons kabinet niet genoeg geld heeft voor agenten die ondernemers kunnen beschermen en dat we daarom op zoek gaan naar vervanging of zegt ze dat boa’s beter zijn dan agenten? Welk probleem lost zij nu op?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Geen van beiden. Ik zeg alleen dat we creatief moeten zijn en dat er geen taboes zijn nu er sprake is van een aanvullende veiligheidsvraag vanuit de ondernemers. Ik heb hier de speech van de heer Harm Brouwer voor me en ik stel voor dat de heer Dibi die eerst even leest en dat we dan verder praten.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb helemaal geen vraag over die speech. Ik heb een vraag over het standpunt van de VVD-fractie. Mevrouw Hennis zegt dat we creatief moeten zijn en op zoek moeten gaan naar mogelijke alternatieven voor agenten. Waarom gaat zij daarnaar op zoek? Heeft ze geen geld voor voldoende agenten of vindt ze die creatieve oplossingen beter?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): De heer Dibi is scherp als altijd, maar de realiteit is dat dit kabinet bijna 0,5 mld. in de politie heeft geïnvesteerd. Het gaat om veel geld in een tijd waarin er harde klappen worden uitgedeeld, laten we dat nog even markeren. Politiecapaciteit is altijd schaars. Het is onmiskenbaar waar dat de veiligheidsvraag is toegenomen. Je moet dus altijd bereid zijn te kijken naar andere oplossingen dan alleen meer blauw op straat en meer blauw in de winkel.

De gemeente is en blijft uiteraard verantwoordelijk voor de uitvoering van cameratoezicht. Anders dan mevrouw Berndsen heb ik tijdens diverse werkbezoeken kunnen vaststellen dat cameratoezicht aantoonbaar van toegevoegde waarde is. Operatie Hartslag in Heerlen is hier een heel goed voorbeeld van. In andere gemeenten zag ik ook dat men soms last had van koudwatervrees en onvoldoende op de hoogte was van de mogelijkheden voor het waarborgen van de privacy. Is de Handreiking Cameratoezicht inmiddels geactualiseerd? Cameratoezicht mag nooit een doel op zich zijn. Een veiliger leefomgeving is dat wel. Cameratoezicht vervangt ook nooit de agent, handhaver of toezichthouder, maar kan wel een goede aanvulling zijn op andere veiligheidsmaatregelen. Voor bepaalde hotspots in de openbare ruimte zal vast cameratoezicht gewenst blijven. Tegelijkertijd is de VVD-fractie van mening dat er veel meer gebruik gemaakt kan worden van mobiel, dus tijdelijk, gericht en intelligent cameratoezicht. Hoe kijkt de minister hier tegenaan en hoe vertaalt hij dit naar de praktijk?

Ik vond dat er een paar harde woorden vielen over de vrijwilligers. We hebben altijd al politievrijwilligers gehad. Ze zijn onmiskenbaar genegeerd de afgelopen jaren. De minister gaf dit weekend in zijn speech de erkenning terug aan de vrijwilligers. We hebben heel veel potentieel en passie zitten in de samenleving. We moeten dat koesteren en benutten waar we kunnen.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie vindt dat veiligheid in eerste instantie thuis moet beginnen. Veiligheid is nooit de verantwoordelijkheid van één partij, maar van gemeenten, politie, justitie, maatschappelijke organisaties en van de burger zelf. Veilig wonen in een stad, dorp of wijk is nooit vanzelfsprekend. Er moet sprake zijn van een cultuur van betrokkenheid in plaats van een cultuur van wegkijken. Een cultuur van betrokkenheid kost geen geld. Het is daarom ook goed dat dit kabinet achter slachtoffers staat, achter de mensen die verantwoordelijkheid nemen. Zo zijn er in ons land gelukkig vele initiatieven, zoals buurtbemiddeling, buurtcoaches en buurtpreventieverenigingen, waardoor we met zijn allen de veiligheid verbeteren. Politie en de overheid kunnen misschien de eerste stappen zetten, maar dat is nooit voldoende. Bewustwording begint thuis, bij de eerste schreden, waar de ouders de jonge kinderen waarden en normen moeten bijbrengen.

Ik kom alle projecten en programma’s. In 2007 heb ik eens enkele van die programma’s bestudeerd. Zover het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) kon tellen, waren het er toen 250 programma’s. Het betrof allerlei programma’s die met name gericht waren op jongeren die bijna in de criminaliteit zaten, voor overlast zorgden of net uit de gevangenis waren. Allemaal goedbedoelde projecten die het land tientallen miljoenen kostten en waarvan ik me toen al afvroeg wat de effecten waren. Ik heb daarom op 14 juni 2007 een motie (30 332, nr. 13) ingediend. Die motie is aangenomen. Ik heb daarin bepleit dat dit soort door de rijksoverheid gesubsidieerde projecten eerst langs de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie zou moeten gaan. Dat is een onafhankelijke, wetenschappelijke commissie die dit soort goedbedoelde initiatieven moet toetsen en van een soort apk moet voorzien. Zij moet bepalen of naast het enthousiasme van dit moment, het project ook waarde heeft voor de jaren daarna. Pas dan zouden de subsidiegelden, de rijksgelden, los moeten komen. Ik heb in die motie ook gesteld dat gemeenten met projecten komen, waarvan we absoluut niet weten of ze werken. Neem het voorbeeld van Gouda en de karatelessen die € 35 000 aan rijksgeld kosten. We zouden toch eerst toetsen of dat soort projecten werken? Dat was toch de afspraak? Ik vind dat zo jammer. Deze projecten duiken vervolgens weer met een andere benaming op in andere gemeenten, terwijl we niet weten of ze effectief zijn. Het is een verspilling van mankracht en geld. Waarom bieden gemeenten hun programma’s niet eerst aan bij de commissie? Ik spreek de minister ook aan op zijn gelden. De afspraak was dat we eerst zouden testen en toetsen en pas bij levensvatbare projecten zouden betalen. Volgens mijn informatie is het niet op die manier gegaan.

De heer Brinkman (PVV): Geld is schaars, zeker in deze tijd en zeker voor de politie. Vindt de heer Çörüz ook dat we veel beter en veel eerder moeten kijken naar de slachtoffers, in plaats van geld uit te geven aan de daders? Geld is schaars en ik wil helemaal geen geld besteden aan onderzoeken of dat soort geweldscursussen wel werkt voor juist de geweldenaars die de straatterreur uitoefenen. Ik wil liever meteen geld besteden aan slachtoffers.

De heer Çörüz (CDA): Natuurlijk ben ik het hartgrondig met collega Brinkman eens. Natuurlijk moeten we slachtoffers koesteren en daarachter staan. Wij willen echter ook middels programma’s die bewezen werken, voorkomen dat daders nog een keer en nog meer slachtoffers maken. De heer Brinkman moet dat met mij eens zijn. We willen voorkomen dat recidivegedrag ontstaat en daarvoor hebben we programma’s en projecten. Er is echter een wildgroei ontstaan. Ik heb daarom een motie ingediend en ik wil de minister eigenlijk aan die motie houden.

De heer Brinkman (PVV): Ik weet niet of de heer Çörüz het commentaar van de bevolking over het initiatief van de gemeente Gouda gehoord heeft. Men vindt het schandalig dat de Nederlandse overheid en de gemeente daar geld aan besteden, terwijl hun veiligheid in het gedrang is. De daders worden nu gepamperd en kunnen met € 35 000 een leuke gevechtscursus volgen. Die cursus lijkt mij overigens onnodig, want dat kunnen ze al heel erg goed.

De heer Çörüz (CDA): Ik heb dit probleem al jaren eerder gesignaleerd. Het gaat mij echter niet om het pamperen. Als we daadwerkelijk recidive willen voorkomen, dan moeten we daar projecten en programma’s op loslaten die daadwerkelijk effecten sorteren. Het staat echter buiten kijf, dat we achter de slachtoffers staan.

We hebben nu toezichthouders die krachtens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werken, toezichthouders die geen toezichthouders zijn conform de Awb, boa’s, particulieren, politie, politievrijwilligers en particulieren die weer boa’s kunnen zijn. In dat landschap is het soms duister wie wat doet. Als ze dan ook nog eens soortgelijke kleding dragen, dan is het voor de burger niet meer mogelijk dat te onderscheiden. Het is goed dat de minister daarin gaat doorpakken. De burger ziet maar één overheid. De minister moet dat goed regelen.

Gemeenten mogen sinds 2004 particulieren als boa’s inzetten. Hoe wordt hun betrouwbaarheid en bekwaamheid in de praktijk getoetst, zodat niet allerlei lieden bijvoorbeeld achter de pc bij gegevens kunnen?

Ons debat van dinsdag is uitgesteld, maar ik wil daar toch wat zinnen aan wijden. De rol van de gemeenteraden gaan we verstevigen, de zorgplicht van de burgemeester gaan we opplussen en de politiecapaciteit is schaars. Ik zit met het volgende: als gemeenten ook plannen gaan maken, hoe gaat dat dan in de regio? Ik kan me voorstellen dat een gemeente een integraal veiligheidsprogramma maakt, waar misschien heel goede dingen in staan. Daar is dan veel politiecapaciteit voor nodig. Wat betekent dat voor de aangrenzende gemeente? In de brief die we eigenlijk dinsdag zouden bespreken, staat dat gemeenten dit in samenspraak moeten oplossen. Ik zie het gedonder al aankomen. Wat gaat er dan gebeuren en wat gaat de minister dan doen?

Er zijn ook goede voorbeelden van samenhang en samenwerking. Ik ben in Rotterdam geweest waar een winkelbedrijf bij een diefstal voorgedrukte formulieren heeft. Een particuliere beveiliger vult die in. Er zijn dus ook heel goede afspraken. Waar vindt de minister dat het bedrijfsleven nog stappen in kan zetten? Waar denkt hij dan aan; aan bewapening?

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Waar hebben we het vandaag precies over? Dat was nog niet heel eenvoudig vast te stellen op grond van de stukken die voorlagen. We hebben het over een wetsvoorstel ter bestendiging van de regierol van de gemeenten ten aanzien van het lokale veiligheidsbeleid, maar daar is eigenlijk een apart plenair debat over. We bespreken echter wel een brief die daar onderdeel vanuit maakt. Althans, Kamerstuk 32 459, nr. 7 maakt ook onderdeel uit van het Kamerstukdossier dat het wetsvoorstel voor de versterking van die regierol omvat. Het cameratoezicht lijkt een ander onderwerp, maar ook daar kom je weer de link tegen met dat wetsvoorstel. Er wordt namelijk gezegd: in het kader van dat integraal veiligheidsplan kan ook cameratoezicht een plaats krijgen. Het is dus een ingewikkeld geheel, maar we hebben het vandaag over het lokale veiligheidsbeleid.

Er komt nog een aparte wetsbehandeling van het integraal veiligheidsplan, maar ik wil toch een paar schoten voor de boeg geven. Wij maken ons ook zorgen over het papiergehalte ervan. Het dreigt een groot beleidscircuit te worden, zeker als het bij veiligheid niet alleen gaat om problemen als overlast en criminaliteit, maar ook om verloedering, alcohol, drugsproblematiek, geestelijke gezondheidszorg, wonen, leefbaarheid, werk, scholing en milieu. Dat omvat een collegeakkoord en dat is niet de bedoeling. Hoe voorkomen we dat het weer zo breed wordt? Hoe zorgen we voor focus op goede heldere en herkenbare acties? Voor de invulling van zo’n integraal veiligheidsplan, is het heel belangrijk dat er naast voldoende lokale capaciteit ook voldoende politiecapaciteit beschikbaar is, om lokale prioriteiten serieus kracht bij te zetten en daaraan invulling te geven. Dat is gelijk weer buiten de kaders van het wetsvoorstel als zodanig, maar het heeft alles te maken met het verdelen van politiecapaciteit en de vragen over het wetsvoorstel voor een nationale politie en de ruimte die daarbij blijft voor een lokale invulling.

Wij vinden cameratoezicht goed werken. We vinden het een belangrijk aanvullend middel, met een streep onder het woord «aanvullend». Het is geen wondermiddel en geen opvulling voor een gebrek aan politiecapaciteit. Daar moet het wat ons betreft ook op getoetst blijven worden. Hetzelfde is eigenlijk ook aan de orde met de toezichthouders. Het is prima als toezichthouders door de gemeente worden ingezet ter versterking van de veiligheid, het toezicht op straat en de naleving van wettelijke bepalingen, maar het is belangrijk dat het niet ingezet wordt om de gaten bij de politie te dichten.

Ik sluit me aan bij collega Çörüz. We hebben een duizelingwekkende variëteit rondlopen aan toezichthouders, straattoezichthouders, boa’s niet zijnde toezichthouders en toezichthouders die ook boa kunnen zijn. Dat hoeft niet altijd erg te zijn, want het menselijk lichaam heeft ook verschillende onderdelen die goed van elkaar te onderscheiden zijn, zoals ogen, oren, mond en tanden. Het wordt echter lastig als alles door elkaar heen gaat lopen en je niet meer weet of het ogen, oren, mond of tanden zijn. Het is een uitdaging om daar meer helderheid in te geven en geen verwarring met de kleding van de politie te laten optreden.

Ik sluit me aan bij de kritische vragen over het inkopen van handhavingscapaciteit bij de politie. Over welk deel gaat dat op dit moment nog? Het is goed als daar een einde aan wordt gemaakt.

De minister heeft in maart van dit jaar gezegd, dat het absoluut niet de bedoeling was dat we achteruit zouden gaan met de veiligheidshuizen. Hij zei dat de inzet is en blijft om die veiligheidshuizen verder uit te bouwen en voort te zetten. In hoeverre is dat daadwerkelijk gewaarborgd?

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Er is een nieuwe trend in politieland. Omdat oom agent te duur is geworden, wordt hij steeds vaker vervangen door B-agenten, samenscholingsverboden, mosquito’s en camera’s. We zien ook dat oom agent aan steeds minder eisen moet voldoen, want het kabinet wil de duur van de opleiding bekorten. De minister heeft daarnaast vandaag laten weten dat hij de eisen die de politieacademie aan nieuwe agenten stelt, wil versoepelen. Er is namelijk te weinig instroom en daardoor kan hij waarschijnlijk de huidige capaciteit niet eens op peil houden. Die 3 000 agenten extra zijn er nooit gekomen en misschien gaan we de huidige capaciteit ook niet halen vanwege het gebrek aan instroom. Ik snap dat wel, want wie wil agent worden als de salarissen worden bevroren, je aan steeds minder eisen moet voldoen en je niet gewaardeerd wordt om je vakmanschap? Kan de minister opheldering geven over die dalende instroom? Hoe kan hij garanderen dat de huidige capaciteit in ieder geval op peil blijft? Het is eigenlijk treurig dat ik deze vraag moet stellen, omdat we te maken hebben met een kabinet dat heeft gezegd dat veiligheid een van de drie topprioriteiten zou worden. Dat klinkt allemaal wel mooi, maar we zien daar weinig van. De geloofwaardigheid van de minister brokkelt daarmee enigszins af. We weten dat het kabinet niet kan rekenen. We zagen dat bij het debat over passend onderwijs van vandaag, bij het pgb komen de 12 000 banen er niet, bij de steun aan Griekenland vond een miscalculatie plaats en ik zie dat ook in dit dossier. Kunnen we de huidige capaciteit op orde houden? We gaan toch geen agenten vervangen omdat de minister niet bereid is om euro’s neer te tellen voor veiligheid?

Laat ik duidelijk zijn, wij zijn niet dogmatisch tegen cameratoezicht. Camera’s kunnen aanvullend een bijdrage leveren aan veiligheid, zeker aan subjectieve veiligheidsgevoelens. Camera’s vervangen echter geen agenten. Vrijwilligers zijn ook geen vervangers van agenten. Boa’s en andere oplossingen die de minister oppert in de media, zijn geen vervanging van de gewone agenten. Fysiek toezicht is de beste remedie tegen onveiligheid. Op pag. 24 van de viermeting staat dat door de gebrekkige validiteit van de afzonderlijke evaluaties van gemeentelijk cameratoezicht, eigenlijk niets zinnigs te zeggen valt. Natuurlijk zijn er wel gemeenten waar het kan bijdragen aan het bestrijden van onveiligheid, maar of het echt werkt weten we niet. Wat wel werkt zijn agenten. De fractie van GroenLinks maakt zich zorgen over de toekomst van oom en tante agent.

Cameratoezicht is al lang geen exclusieve overheidstaak meer. In 2009 was in de meeste gevallen sprake van publiek-private samenwerking (pps). Dat roept vragen op. Weet de overheid eigenlijk wel wat precies met camerabeelden gedaan wordt? Camera’s worden steeds slimmer. Er zijn technologieën waarbij volautomatisch en zonder menselijke tussenkomst, camerabeelden gegenereerd kunnen worden. Wat je er vervolgens mee kunt, is een tweede. De GroenLinks-fractie vindt dat slimme camera’s die staan gericht op onverdachte burgers in de publieke ruimte, slechts bij uiterste noodzaak en na strikte toetsen mogen worden ingezet. Vooraf moet ook bekend zijn, wie wat wanneer met deze beelden mag doen. Strikte doelbinding dus. Ik had verwacht dat mevrouw Hennis daar een aantal opmerkingen over zou maken, maar dat heeft ze niet gedaan. Ik hoop dat de VVD-fractie, en zij zeker, nog steeds werk wil maken van dat privacyaspect. Kan de minister duidelijkheid geven over het cameratoezicht? Is hij voorstander van pps?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik kan het niet laten te reageren, want de heer Dibi prikkelt als altijd. De volgende keer moet hij maar de watjes uit zijn oren halen, want ik heb het er wel degelijk over gehad.

De heer Dibi (GroenLinks): Mevrouw Hennis heeft er wel vragen over gesteld, maar dat was iets minder heftig dan ik van haar gewend ben. Ik vind dat jammer. Ik hoop dat zij geen genoegen neemt met een politiekcorrect antwoord van de minister.

Moet cameratoezicht niet gewoon een exclusieve, democratisch gelegitimeerde overheidstaak blijven, omdat pps wel enigszins kritische vragen oproept?

De heer Çörüz (CDA): De heer Dibi spreekt wat laatdunkend over de politievrijwilligers, maar misschien is dat niet zijn bedoeling. Ik refereer aan de brandweer, waar 80% of meer vrijwilliger is en fantastisch werk doet. Wij moeten het toch koesteren als mensen dat naast hun gewone baan willen doen?

Ik ken heel goede voorbeelden van pps ten aanzien van cameratoezicht en misschien kent de heer Dibi die voorbeelden ook. Er zijn bedrijfsterreinen waar een particulier en een politieagent, eventueel in de meldkamer, samen beelden bekijken. Ik vind dat een heel goede oplossing en alle partijen zijn daar laaiend enthousiast over. Begrijp ik nu goed dat de heer Dibi daar een einde aan wil maken? Ik juich deze pps juist toe.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik begin met de camera’s. Als er een rechtstreekse verbinding bestaat tussen de regiekamer en de politieteams op straat, dan kan het werken. We zien dat ook in heel veel gemeenten in Nederland. Ik heb ook duidelijk gezegd dat de fractie van GroenLinks geen dogmatisch tegenstander is van cameratoezicht; absoluut niet. Ik wil echter een strikte doelbinding, zodat duidelijk is wie er naar de beelden kijkt, wat ermee gebeurt en of de privacy gewaarborgd is.

Een groot compliment voor iedereen die zich vrijwillig en kosteloos inzet om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Het kabinet plakt echter pleisters op een gebrek aan daadkracht en de heer Çörüz steunt dat. Politieagenten kunnen niet worden geleverd, terwijl ze wel waren beloofd in het regeer- en gedoogakkoord en vervolgens komt het kabinet met B-oplossingen. We weten allemaal dat vrijwilligers goed werk kunnen verrichten, maar het zijn geen volwaardige agenten. Bepaalde taken kunnen ze niet uitvoeren. Ik zou willen dat de heer Çörüz met mij aan het kabinet vraagt om de 3 000 agenten te leveren.

De heer Çörüz (CDA): De heer Dibi is nu al een paar keer verteld dat er 0,5 mld. naar de politie gaat. De politie werkt daarnaast al jaren met vrijwilligers en ik heb hem daar nog nooit over gehoord. Nu zet het kabinet in op het verdubbelen van dit aantal en brengt de heer Dibi het als pleisters plakken. Ik vind dat jammer.

De heer Dibi (GroenLinks): Het kabinet kan niet meer groots op voorpagina’s uitpakken met 3 000 extra agenten. Het probeert nu de aandacht af te leiden met de politievrijwilligers. Er is niets mis met de politievrijwilligers, maar ik weet niet of de heer Çörüz vandaag gezien heeft dat er maar 700 mensen instromen op de politieacademie, terwijl dat er 1 850 zouden moeten zijn. Daarom kunnen we misschien niet eens de huidige capaciteit op orde houden. Er komen geen 3 000 extra agenten, het gaat zelfs verminderen. Ik zou willen dat het CDA daar werk van maakt, in plaats van op kleine opmerkingen van mijn fractie te reageren. Ik overweeg een VAO aan te vragen.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik wil beginnen met de politiesterkte. Dat is iets tussen de heer Dibi en mij. Ik ken zijn verhaal, ik kan het zelfs houden en hij kan mijn verhaal ook houden. Telkens als we veiligheid op de agenda hebben, komt dat weer aan de orde. Ik kijk daar ook telkens weer naar uit. Daarnaast wil ik het nog over de vrijwillige politie hebben en over de werving. Er is geen enkel misverstand over alle feiten die ik maandag, dinsdag en ook eerder heb genoemd. De operationele sterkte voor de Nederlandse politie is voor het eerst in de geschiedenis voor de komende jaren gegarandeerd vastgesteld op 49 500 agenten en dit is ook financieel duidelijk gemaakt. Dat niveau is nog nooit eerder voorgekomen. Voor het eerst in de geschiedenis zijn ook alle korpsen onder hun toezicht weggekomen en kunnen dus normaal functioneren. Toen ik aantrad was iedereen onder toezicht en niemand wist precies wie hij in huis had en wat de sterkte was.

Jaar op jaar is er intensieve werving nodig. Dat is heel normaal en dat is ook dit jaar aan de orde. Af en toe moeten we een paar maatregelen nemen om dat te intensiveren. Op de vraag die de heer Çörüz dinsdag in de Kamer stelde, heb ik gezegd dat hij gerustgesteld kan zijn. Ik heb namelijk herhaald wat ik maandag op de politieacademie ook heb gezegd: Wij hebben met elkaar afgesproken dat er 1 800 agenten bijkomen. De politieacademie zal hen werven en selecteren op het niveau dat al jaar in, jaar uit gebruikelijk is. Het is fijn dat de politieacademie dat doet. Dat ik in de tussentijd ook hier en daar een maatregel moet nemen richting korpschefs en korpsbeheerders om dat voor elkaar te krijgen, is het werk van elke dag. Het zal niet de laatste keer zijn dat ik dat moet doen samen met mijn team. Wij volgen het op de voet en de kwaliteit en kwantiteit zijn dus gewaarborgd.

Ten aanzien van de politievrijwilligers herhaal ik wat ik dinsdag in de Kamer heb gezegd. Ik was verrast en verbaasd dat daar ineens kritiek op was. Ik had er goed over nagedacht en dacht dat het echt een leuk onderwerp was. Of men van het kabinet of van mij houdt of juist niet, ik had gedacht dat de Kamerleden zouden zeggen dat ik het goed gedaan had. Dat was anders. Dat is niet erg, maar ik ben geïnspireerd door een aantal werkbezoeken waarbij ik sprak met politie en vrijwilligers. Een kwalitatieve impuls is noodzakelijk om het aantal vrijwilligers weer op 10% te brengen, het niveau waar we jaren geleden ook op zaten. Dat zit ook besloten in de financieringsstructuur van de politie. We gaan dat doorzetten. De verslonzing die een beetje was ingetreden, wordt rechtgezet; met nieuw elan. Leuke en goede mensen die bij de politie een rol willen spelen als vrijwilliger, worden daar functioneel ook voor opgeleid. Dat gaan we doen.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wil niet flauw doen, maar ik heb serieuze vragen over de politiesterkte. De minister zegt dat het aantal van 49 500 agenten voor de komende jaren gegarandeerd is vastgesteld. Tegelijkertijd hebben we een dalende instroom en door de vergrijzing zullen meer mensen uitstromen. De minister probeert het aantal agenten op peil te houden door het versoepelen van de eisen en het verkorten van de opleidingen. Wat gebeurt er echter als de minister de huidige capaciteit niet op peil kan houden?

Minister Opstelten: Ik wil eerst wat rechtzetten. Wat de heer Dibi zegt, klopt niet. De kwaliteitseisen worden helemaal niet naar beneden bijgesteld. Dat is onzin. Dan kent hij mij totaal niet. Ik zeg overal dat er met mij niet te praten is over de kwaliteitseisen. Die discussie komt straks ook nog bij de boa’s aan de orde. Het kan wel zo zijn dat je een opleiding moet moderniseren. Dezelfde kwaliteit kun je ook bereiken met een wat kortere opleiding. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft daar een paar jaar geleden een belangrijke rol in gespeeld. Ik was toen nog voorzitter van de raad van toezicht van de Nederlandse Politieacademie (NPA). Die opleiding wordt juist beter in plaats van minder. Er is een grote belangstelling om bij de politie te komen. Het is geen kunst om voldoende mensen binnen te halen. De politie was bij de werkgeversmonitor van het blad Intermediair van de overheid weer by far de populairste werkgever. Ik ben opgevoed met het adagium dat van de tien mensen die solliciteren bij de politie, er één wordt aangenomen. Dat is een luxe. Op dit moment zal het misschien iets anders zijn, maar het kost geen moeite om mensen te vinden. De kwantiteit is geen punt, het gaat om kwaliteit. Ik heb een brief geschreven aan de korpsbeheerders, omdat dat mijn taak is en omdat de Kamer dat wil. Als de Kamer het niet zou willen, dan zou ik het ook doen. Ik wil namelijk iedereen scherp houden om zo de capaciteit binnen te halen. Dat gaat ook lukken. Ik denk helemaal niet na over de situatie dat het niet lukt, want dit gaat lukken. Mijn mensen en anderen hebben dat mij gezegd. Er was alleen even een impuls van mijn kant nodig en die heb ik gegeven.

De heer Dibi (GroenLinks): Dit kabinet wil de opleiding verkorten. Daarnaast wil de minister dat alle korpsen dezelfde eisen stellen en geen aanvullend eisenpakket meer hanteren. Ik zie dat als het versoepelen van de eisen. Er moeten nog 1 100 agenten bijkomen en we lopen nu niet op schema. De minister garandeert dat aan het einde van het jaar die mensen binnengehaald zijn en verbindt tevens zijn positie daaraan. Hij zegt dat het absoluut geen probleem is. Als het niet lukt, dan heeft de minister aan het eind van het jaar een probleem. Zegt hij dat toe?

Minister Opstelten: Ik zeg niks toe. Ik doe mijn werk en zorg dat aspiranten binnenkomen. De korpsbeheerders gaan daar nu nog over en ik heb dat met hen besproken: graag een beetje tempo met het wetsvoorstel voor een nationale politie, want dan ga ik er totaal over en kan de Kamer mij nog beter aanspreken. Laten we op 1 januari 2012 bekijken of die agenten er zijn. Ik geef in het leven geen garanties, want dat is niet goed. Het is echter mijn absolute overtuiging dat die agenten er zullen zijn. Ik heb daarom ook zo gesproken op maandag en dinsdag. Ik wil die twijfel wegnemen. De kwaliteit van de politie blijft ook op peil; keihard. De wijze waarop de opleiding plaatsvindt, is een andere zaak. De opleiding wordt geïntensiveerd en daardoor korter. Dat kan allemaal, dat kan de Kamer lezen in de rapporten die daar destijds over zijn uitgebracht. De professionals hebben mij ook verzekerd dat het kan. Ik vind het prettig dat ik de kans heb gekregen om dat recht te zetten.

Mevrouw Berndsen (D66): De minister zegt dat één op de tien wordt aangenomen, maar op dit moment is het zelfs één op de dertien. Het loopt vaak spaak op de screeningsonderzoeken. Ik vind het heel gevaarlijk als de minister blijft volhouden dat het gaat lukken, want ik hoop niet dat hij soepeler gaat worden met de screening.

Minister Opstelten: Nee.

Mevrouw Berndsen (D66): De minister zegt zo stellig dat het gaat lukken om dit jaar er nog 1 100 agenten bij te krijgen. Ik hoop dat daarbij wel vastgehouden wordt aan de screeningsvoorwaarden.

Minister Opstelten: Ik kan nu weer een misverstand voorkomen. Wat dat betreft is het prettig dat deze vragen aan de orde gesteld worden. Natuurlijk is de screening keihard. De werving en selectie zijn keihard en daar wordt niets aan afgedaan. Moet je echter twee of drie keer hetzelfde gesprek houden met mensen die al gescreend zijn en beoordeeld zijn als topkwaliteit? In deze tijd moet je met werving en selectie snel beslissingen nemen. Een internationaal bedrijf doet dat ook. Pijlsnel beslissen, pijlsnel toetsten en pijlsnel screenen in alle professionaliteit, dat behoort een politieorganisatie ook te doen. Het gaat niet alleen om de kwantiteit; kwaliteit en kwantiteit gaan hand in hand. De Kamer kan ervan opaan dat ik keihard de screeningsvoorwaarden zal handhaven, maar het kan in een hoger tempo. Niet schijf op schijf op schijf. Die impuls heb ik gegeven met deze brief en de korpsbeheerders waren het ermee eens. Ik heb hen aan mijn zijde, want zij vinden het ook belangrijk dat wij het zo doen.

De debatten en de discussies zijn ongelooflijk belangrijk. Ik wil gehoor geven aan de oproep van burgers en bedrijven om een sterkere en beter georganiseerde politie, om aanwezigheid van het OM, om een sterk lokaal bestuur, zodat we recht doen aan de mensen die ons e-mails sturen en waar wij samen mee spreken. Dat is waarom we dit doen. Ik zit daarom op deze stoel. Ik herken de onderwerpen die de heer Brinkman noemt, zoals straatterreur, jeugdbendes en jeugdoverlast. We kennen het allemaal uit onze ervaring en onze werkbezoeken. Het is heel belangrijk om de verantwoordelijke gezagsdragers, de burgemeester en het OM, te versterken. We moeten hen een steuntje in de rug geven en niet hier de gemeenteraad spelen. Wij moeten hen de kaders meegeven en afrekenen op prioriteiten. Daar kom ik straks op terug.

Voor aangiftes ligt de regie bij de lokale overheid, daarvoor is het wetsvoorstel dat we afgelopen dinsdag hebben uitgesteld van belang. Ik vind het belangrijk om van de Kamer te horen wat zij daarvan vindt. Ik heb van enkelen gehoord dat het wat steviger moet en daar wil ik nog wel wat meer over horen. Collega Donner en ik zijn dan misschien bereid daar naar te kijken en iets aan te doen. Niet dat ik nu het verhaal al ga houden en het wetsvoorstel ga verdedigen, maar het is wel de bedoeling dat we van de Kamer impulsen krijgen om daar vervolgens iets mee te doen ter versterking van het lokaal gezag.

Er zijn twee uitgangspunten bij de nationale politie. Allereerst moeten we de organisatie, de ICT en het beheer verbeteren, zodat de politieman of -vrouw op straat zijn of haar werk beter kan doen. Ten tweede moeten we het lokaal gezag versterken. Het gaat dan om de positie van de burgemeester in gemeente X, Y of Z en dan bedoel ik niet alleen de burgemeester in Amsterdam of Rotterdam. Ik ben ervan overtuigd dat het ook gebeurt, want dan zijn de burgemeesters van die beheersrimram af. Ze kunnen dan eindelijk terug naar de kern en inhoud geven aan hun gezagsrol.

Ik voel me aangesproken door de heer Marcouch, want ik zeg ook vaak bij toespraken dat de burgers en ondernemers allereerst verantwoordelijk zijn voor de eigen veiligheid. Dat betekent niet dat ik de overheid secundair stel of dat de burger dingen moet overnemen van de overheid. De burger kan het soms niet alleen, maar ik bedoel dat thuis de beveiliging goed moet zijn geregeld, met de investeringen die men zelf moet doen. Ik denk dat we dit veel meer moeten uitdragen. Ik merk dat burgers hier ontvankelijk voor zijn en dit in de kern ook vinden.

Het geldt ook voor de positie van ouders. Men moet niet bij elk veiligheidsprobleem alleen naar de overheid kijken voor een oplossing. We lossen niet alles op. We moeten er wel zijn waar men rekent op politie, op een goede aangifteprocedure, op goed toezicht, op een goed en veilig georganiseerd evenement. We moeten er zijn waar men erop rekent dat jeugdbendes er niet meer zijn, dat overlast beperkt is. Dat is een kernpunt. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Marcouch en ik het daarover niet eens zijn.

De heer Marcouch (PvdA): In de brief lees ik dat de overheid in de derde positie komt. Het gaat mij om de situatie dat veel buurten en wijken in een soort gezagscrisis verkeren. Aangiftes worden niet opgenomen door de politieagenten, omdat ze geen capaciteit en tijd hebben. Soms wordt tegen mensen gezegd dat ze moeten verhuizen. Tegelijkertijd heeft de overheid wel georganiseerd dat, als je twee minuten te laat bij je auto bent, je een bekeuring krijgt omdat je niet betaald hebt geparkeerd. Dat is de context van de gezagscrisis waarin Nederland zit. Het is raar als dezelfde overheid vervolgens zegt dat het de eigen verantwoordelijkheid van burgers is, dat burgers het primair zelf moeten regelen. Ik geloof wel dat de minister op deze lijn zit, maar het gaat erom dat er duidelijk wordt gecommuniceerd over de verantwoordelijkheden. Daarbij moet duidelijk zijn wat de overheid de burgers aan bescherming biedt. Dat kan in mijn beleving beter. Ik doel vooral op de toezichthouders en de boa’s. Daar lopen er te veel van in deze wijken, maar zij hebben geen tanden om te bijten. Dat moet anders. Daar heb ik ideeën over die ik graag met de minister wil delen.

Minister Opstelten: Ik denk dat we het in de kern eens zijn. Het gaat niet om het een in de plaats van het ander, het bestaat naast elkaar.

Het kabinet stelt kernpunten in het beleid vast. Ik sta daar achter. Ik richt me op de veiligheid door het versterken van de positie van het lokaal bestuur. Van de Van Montfrans-gelden hebben we afscheid genomen. Dat heb ik vanaf het begin van mijn aantreden gezegd. Ik verdedig het bij alle gemeentebezoeken, niet omdat het van de minister van Financiën moet omdat het in het regeerakkoord staat, maar uit overtuiging. Ik weet uit ervaring dat de grote steden hun veiligheidsbeleid nooit hebben gebaseerd op de Van Montfrans-gelden. Er zijn ook andere gemeenten. Ik heb daar begrip voor, maar vind dat we in de stijl van werken duidelijk moeten zijn. Veiligheidsbeleid is lokaal beleid. Daar moet het gemeentebestuur keuzes in maken. Daarom stopt het kabinet met de Van Montfrans-gelden en allerlei subsidies voor projecten, zoals in het voorbeeld uit Gouda. Dat gebeurt niet meer. Via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) kunnen dingen gebeuren. Dat is een verbinding tussen ministerie en gemeenten. Daarover zijn vragen gesteld. We zijn bezig dat huis op orde te brengen, maar we zijn er nog niet.

De verantwoordelijkheid voor de politie is duidelijk. Die ligt bij het lokaal bestuur. Ik hoor graag van de afgevaardigden wat zij missen in de wet. Het moet geen papieren tijger zijn. Dat is mijn angst ook. Er is geen behoefte aan bureaucratische processen en extra vergaderingen, maar aan een scherp programma met lokale verantwoordelijkheid van burgemeester en college van B en W voor het lokale veiligheidsbeleid. Dat is essentieel. De scheiding van de verschillende verantwoordelijkheden moet helder zijn. Als alles door elkaar loopt, kan een gemeentebestuur niet helder zijn. Er zijn goede voorbeelden; Rotterdam is er een van. Amstelveen, een ander soort gemeente, doet dit ook scherp. Juist in het Strategisch Beraad Veiligheid (SBV), het overleg met de VNG, moet dit nadrukkelijk in beeld komen.

De vraag was hoe we dit regionaal gaan doen. Als de gemeente niet al te groot is, zoals Culemborg en Zaltbommel, moet men op tijd leren opschalen naar de centrumgemeente in de buurt. Soms zijn gemeenten te klein voor de problematiek die er is. Dat opschalen is ongelooflijk belangrijk, maar heel moeilijk. Gemeenten kunnen dan een eind komen.

Ik heb gezegd dat wij een helder kader moeten aanbrengen in de grote variëteit van toezichthouders en boa’s. De motie-Brinkman over de kleding moet worden uitgevoerd. Ik vind dat er één nationaal pak met eenzelfde insigne moet zijn, zodat iedereen de politie herkent. Met de steun van de Kamer kan ik dit soort initiatieven doorzetten. De gemeenten zijn de werkgevers. Mijn opzet is om dit met de VNG netjes te doen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik vind het jammer dat er een karikatuur wordt gemaakt van de Van Montfrans-middelen, van al die initiatieven die verder gaan dan het organiseren van een karateles. We kennen in Culemborg een complexe gezinsproblematiek. Ik was er recent. De heer Çörüz zegt dat het thuis moet gebeuren. Dat moet inderdaad, maar er moeten dan soms eerst dingen veranderen thuis. De gemeente organiseert met de extra middelen interventies om achter de voordeur te komen. Is de minister bereid om heel specifiek de gemeenten te ondersteunen die het geld nodig hebben en de middelen goed aanwenden? De problemen zijn complexer dan alleen maar het opschalen voor extra KMar en extra agenten.

Minister Opstelten: We hebben in conferenties gesproken over jeugd, overlast en jeugdbendes. Ik heb brieven geschreven over de activiteiten die het kabinet ontplooit.

Het is in een klein land de taak van het kabinet om te doen wat nodig is. Dat heb ik in Noord-Brabant ook gezegd. Dat betekent niet dat we allerlei subsidieregelingen hebben. Als er aanleiding is om op te treden, doen we wat nodig is. Een gemeentebestuur staat daarin niet alleen. Dit is een essentieel uitgangspunt, maar het is een andere manier van werken dan we gewend waren. Het is wel helder en noodzakelijk.

Er is veel informatie verstrekt aan de Kamer in allerlei rapporten, mede ter uitvoering van de motie-Marcouch/Kuiken. Daarin staat hoeveel opsporingsambtenaren er zijn. Op dit moment zijn er ongeveer 25 000 boa’s in Nederland, in dienst bij ruim 900 werkgevers. Deze versnippering is een probleem, maar ook een bron van kracht als we die proberen te bundelen. De boa’s werken in zes domeinen, te weten openbare ruimte, milieu en welzijn, onderwijs, openbaar vervoer, werk, inkomen en zorg en generieke opsporing. Dit laatste is het grootste domein met 12 419 medewerkers. De procentuele stijging is in 2011 ten opzichte van 2005 3,1%. De investering blijft stabiel. In de openbare ruimte werken in totaal 4 200 handhavers en toezichthouders. Dat zijn geen grote aantallen in vergelijking met het totaal aantal boa’s op andere terreinen en bezien in relatie tot politiesterkte. Het is van belang dat we hier ordening in aanbrengen.

Er is overigens geen sprake van het vormen van gemeentelijke politiekorpsen. Dat is niet aan de orde. Het is geen placebo voor de inzet van politie. De operationele regie ligt bij de politie. De bestuurlijke strategische regie ligt bij de burgemeester. Dat zijn goede verhoudingen, die in de nieuwe Politiewet mogelijk worden gemaakt.

Kwaliteit en professionaliteit zijn door alle woordvoerders aan de orde gesteld. Een aantal acties is hierop ingezet. Het professionaliseringstraject dat onder mijn regie plaatsvindt, is gericht op de ontwikkeling van aanvullende bekwaamheidseisen voor de handhavers bij gemeenten in het domein openbare ruimte. Kenniscentrum ECABO heeft inmiddels het kwalificatiedossier Handhaver toezicht en veiligheid ontwikkeld, in samenspraak met belanghebbende partijen. Dit zijn onder meer gemeenten, de NPA, BZK, V&J en de MBO Raad. Ik heb nu het startsein gegeven en ga in 2012 aanvullende bekwaamheidseisen verplicht stellen, die zijn afgeleid van dit kwalificatiedossier. Daarnaast worden modules ontwikkeld die zijn gericht op het optreden van de handhavers, in het bijzonder op het terrein van conflicthantering en gesprekstechnieken. Dat is van groot belang. De hieruit afgeleide bekwaamheidseisen worden verplicht gesteld op instroomniveau. Ze gelden dan voor alle aspirant-handhavers, en niet alleen voor de handhavers bij gemeenten.

De vraag was of de positie van het OM en de politie scherper is geworden. Het OM en de politie zijn op verschillende manieren bezig om het toezicht op de boa en hun andere producten te verbeteren, onder meer door de oprichting van de ketenregiegroep feitgecodeerd. Deze ziet toe op het verbeteren van de kwaliteit van de processen-verbaal van de boa’s en het opzetten van een informatievoorziening inzake toezicht. De taken van de toezichthouders staan beschreven in de Circulaire BOA. Daaruit blijkt dat dit geen placebo is voor de inzet van de politie. Er is geen sprake van vervanging van de politie door mensen van de gemeente, die onvoldoende zijn toegerust op die taak. Er vindt een professionaliseringsslag plaats, waarin handhavers worden opgeleid en geëxamineerd op aanvullende eisen. Dit betreft niet alleen kennis, maar ook vaardigheden en gesprekstechnieken. Bejegening is ongelooflijk belangrijk. Iedereen herkent dat. We moeten voor die mensen gaan staan, door ze deze instrumenten aan te bieden.

Over ondernemers en burgers ben ik duidelijk geweest. Door naar elkaar te luisteren komen we op dezelfde golflengte. Veiligheid is op het lokale niveau het beste gediend. Hier zitten niet de politieke verschillen van mening. De heer Marcouch zal een ander oordeel hebben over de subsidie en misschien ook over het verhaal over de sterkte. Ik blijf mijn punt herhalen. Laten we met deze gegevens, gezien het beschikbare geld en instrumentarium, aan de slag gaan voor de komende vier jaar. Dit is het, maar het is ook niet minder. Laten we met eenzelfde geluid naar de gemeenten gaan en dit instrumentarium met eenzelfde geluid in de openbare ruimte inzetten. Dat ontwikkelt kracht. Dit beroep doe ik op de woordvoerders.

Ik heb net contact opgenomen met de heer Brouwer en gevraagd wat hij in de bewuste speech heeft gezegd. Het is een eer voor iemand die met pensioen is, dat in debatten over dé speech van Brouwer wordt gesproken. Ik heb in het verleden van vele speeches van de heer Brouwer kennisgenomen. Ik heb grofweg begrepen waar deze speech over ging. De kern is dat de verantwoordelijkheid en de beoordeling altijd bij de overheid ligt. Ook het instrumentarium aan bevoegdheden is een zaak van de overheid. Handhavers kunnen geweldsmiddelen en bevoegdheden krijgen, maar het vrijgeven ervan ligt bij de overheid.

In de discussie over het in dienst nemen van bedrijfs- of winkelhandhavers ben ik over de winkelboa op zichzelf enthousiast. Ik ga dit in het platform met het bedrijfsleven, het OM en de politie aanscherpen en doornemen. Ik kom daarop terug, want ik vind dat we die weg op moeten. We weten allemaal dat een van de topzorgen van het bedrijfsleven, het mkb, de zorg voor veiligheid in verband met criminaliteit is. Daar voel ik mij verantwoordelijk voor. Wij bieden het instrumentarium aan, ook op het terrein van preventie, maar ondernemers moeten er zelf gebruik van maken. Een instrument als de winkelboa vind ik goed en wil ik nader analyseren. Dat zeg ik ook over de speech van de heer Brouwer. Daar kan hij tevreden mee zijn.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik ben enigszins bezorgd. De minister vindt de winkelboa interessant. Wat vindt hij van een moskee-, synagoge- of stationboa? Er zijn veel terreinen waar agenten, die eigenlijk verantwoordelijk zijn voor de veiligheid, kunnen worden vervangen door allerlei andere lapmiddelen. GroenLinks snapt dat gezocht moet worden naar creatieve oplossingen. De eerste vraagt blijft: waarom zetten we niet een gewone agent in? Waarom zorgt de minister niet voor agenten die de winkels kunnen beschermen?

Minister Opstelten: Deze inzet moet naast of bovenop agenten plaatsvinden. Er komt niets in de plaats van agenten. Ik hoop dat de heer Dibi met mij mee wil denken, want al jaar en dag zijn er toezichthouders en boa’s. Die ontwikkeling loopt. Ik heb de betrekkelijkheid van het aantal aangegeven. Ik heb ook aangegeven dat het verstandig is om daar met het bedrijfsleven over te spreken. Het zal nooit in plaats van politie zijn, al zijn er 100 000 meer dan nu. Dan nog moeten keuzes worden gemaakt. Deze discussie kan de heer Dibi niet uit de weg gaan door alleen over de capaciteit van de politie te spreken. Dat is het bagatelliseren van de bestaande problematiek. Laten we proberen creatief naar de veiligheid van ondernemers te kijken. Ik bied die opening. Ik zeg niet dat ik allerlei dingen loslaat, maar ik vind dat we finetuning moeten doen. Ik ga hiermee aan de slag en ik hoop dat de heer Dibi mij daarin steunt en creatieve ideeën wil aandragen. De Nederlandse Spoorwegen (NS) hebben boa’s, het openbaar vervoer (ov) heeft 4400 boa’s. Ik zie aan het gezicht van de heer Dibi dat hij verrast is, verheugd verrast.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wordt scheel van alle verschillende boa’s. Ze zijn er, maar er komen er steeds meer. Ik ben bereid, constructief mee te denken, maar ik vraag me af wat het probleem is. De minister zegt dat er keuzes moeten worden gemaakt. Hij kijkt weg van het probleem. Het probleem is toch dat er niet genoeg agenten zijn. Er is niet genoeg geld voor agenten en daarom gaat het kabinet op zoek naar boa’s.

Minister Opstelten: Nee.

De heer Dibi (GroenLinks): Wat is dan het probleem?

Minister Opstelten: Dat zal ik de heer Dibi nog een keer zeggen. Het probleem is niet dat we onvoldoende politiemensen hebben. We hebben boa’s. Ik ben niet bezig met investeren daarin, maar ik ben het aanbod aan het ordenen, inrichten en aanscherpen. Ik ga daarbij een aantal heilige huisjes heel langzaam maar zorgvuldig doorbreken, door een muurtje te plaatsen. De heer Brouwer heeft daarvoor een voorzet gegeven. Op dit moment ga ik niet de grens over, maar ik kondig aan dat ik daarmee kom. De reden is dat de winkeliers steun willen, en niet van agenten. Ook al hebben we 100 000 agenten extra, dan nog kunnen we dit punt niet voor hen oplossen.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik wil niet iedere keer met de minister de discussie over de capaciteit bij de politie voeren. De minister zegt dat hij aan het ordenen is. Dat vind ik een lofwaardig streven. Wij hebben een brief van de minister gekregen over toezichthouders en handhavers. Ik vind het een rommeltje. Andere collega’s noemden het nogal ondoorzichtig. Als de minister aan de ene kant zegt dat hij er niet over gaat en zich terugtrekt, ook financieel, en er aan de andere kant een nieuwe loot aan de stam komt, vraag ik hem dit te ordenen en een brief met een samenhangende visie op toezicht en handhaving in gemeenten te schrijven.

Minister Opstelten: Ik vind dat ik een goede aanzet heb gegeven in de ordening. Van 115 verschillende soorten boa’s ben ik gekomen tot zes domeinen met aantallen. Ook ligt er een gedegen onderzoek, dat er eerder niet was. Dat is mijn initiatief geweest, mede op het voortvarende initiatief van mevrouw Kuiken. Dit ligt op tafel en het enige wat ik zeg is dat we er nog niet zijn. Dit zeggen alle woordvoerders ook. Ik wil meer doen, maar ik wil ook een paar heilige huisjes tegen het licht houden. Daar ben ik mee bezig, dus het is niet helemaal een rommeltje.

De zes domeinen vind ik absoluut nog niet stevig genoeg. Dat ben ik met mevrouw Berndsen eens. Ik ben bezig het huis goed op orde te brengen met duidelijke kwaliteitseisen, duidelijke thema’s en termijnen. Ik heb net aangegeven wanneer ik wat doe. Ik ga nog meer ordening aanbrengen. De winkelboa moeten we niet uit de weg gaan. Ik wil in het beleid de stimulans bij de veiligheid van ondernemers tegen het licht houden en maatwerk verrichten door te doen wat nodig is. Dit zal later blijken, wellicht na Prinsjesdag.

De heer Van der Staaij (SGP): In de inmiddels veel aangehaalde speech geeft de heer Brouwer aan dat er vragen zijn over het hete hangijzer van geweldsmiddelen. In hoeverre zit er onderscheid tussen de private taak en de publieke taak? Er bestaat een spanning tussen de winkel die betaalt maar niet helemaal bepaalt. Ik neem aan dat over dit soort dilemma’s nadere discussie en bezinning volgt. Kunnen we dit geloofwaardig positioneren?

Minister Opstelten: Dat is het kernpunt. Het is een dilemma, waarvoor ik nog geen helder verhaal heb om het te doorbreken. Het betreft de exclusiviteit van de kern overheidsbevoegdheden zoals opsporing en de inzet van geweldsmiddelen. Vervolgens is de vraag welke dat zijn. Daar moeten we het goed over hebben. Ik ben aan het opschuiven en vind dat de Kamer dat moet weten. In dit denkproces spreek ik met mensen en wil ik horen wat de woordvoerders ervan vinden. Ik vind het nodig dit te doorbreken met een glashelder standpunt. We doen het wel of we doen het niet, en zo ja, hoe doen we het dan. Daar gaat het om.

De inkoop en inhuur van politiemedewerkers door gemeenten is beperkt. Ik heb niet de exacte getallen, maar de eerste indruk is dat dit fenomeen zich maar bij een beperkt aantal korpsen voordoet. Ik weet van in ieder geval één korps waar het zich niet voordoet. Ik heb toegezegd dat ik in gesprek ga met de korpsen waar dit wel speelt. Met de vorming van de nationale politie worden dergelijke geldstromen direct zichtbaar en onmogelijk gemaakt. Als ik straks als minister leiding geef aan de nationale politie, zal ik niet toestaan dat door allerlei gemeentelijke subsidies rommelige constructies ontstaan. Ik heb dit standpunt altijd gehuldigd. De politie wordt betaald door de rijksoverheid en door niemand anders.

Over het verbeteren van het cameratoezicht heb ik de Kamer eerder geïnformeerd. Daar is in de brief over geschreven en een groot onderzoek naar gedaan. De Handreiking Cameratoezicht wordt op dit moment geactualiseerd en via diverse kanalen breed onder de aandacht van gemeenten gebracht. Er is met iedereen over gesproken. Daarnaast ontvangen verschillende innovatieprojecten subsidie voor de technische verbetering van camera’s, zodat steeds meer intelligent cameratoezicht kan worden ingezet. Ik heb onderzocht op welke manieren bij gemeenten cameratoezicht in de praktijk kan worden verbeterd.

Ik wil cameratoezicht op flexibele wijze mogelijk maken. Het moet mogelijk worden dat de burgemeester een gebied aanwijst waarin voor enkele weken of maanden flexibele camera’s worden neergezet, indien dit in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Binnen dit gebied kunnen camera’s gemakkelijk worden verplaatst.

Daarnaast wil ik verhelderen wat de mogelijkheden zijn voor cameratoezicht op bedrijventerreinen. Zo mogen private camera’s een gedeelte van de openbare weg filmen. Zoals eerder aangekondigd wordt de bewaartermijn voor particuliere beelden verruimd van 24 uur naar 28 dagen.

Ook wil ik helderheid geven over cameratoezicht bij zogenaamde leefbaarheidsovertredingen. Onder een leefbaarheidsovertreding wordt verstaan de relatief kleinste ergernissen als hondenpoep, graffiti en vuilnis op straat, die de veiligheidsbeleving van bewoners sterk kunnen beïnvloeden. Het is bij veel gemeenten op dit moment onduidelijk of cameratoezicht in dit kader kan worden toegepast. Ik informeer deze maand de lokale driehoeken over de mogelijkheden hiervoor en over de mogelijkheden voor cameratoezicht op bedrijventerreinen.

Ik wil het mogelijk maken dat beelden van leefbaarheidsovertredingen kunnen worden doorgestuurd naar een gemeente. Gemeentelijke handhavers en toezichthouders kunnen op basis daarvan handelen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik vroeg de minister of hij wilde gaan inzetten op tijdelijk en gericht cameratoezicht. Dat wordt vertaald naar flexibel cameratoezicht. Dat is volgens mij de juiste invulling ervan en dat vind ik goed nieuws. Ik wil graag van de minister de precieze argumenten horen voor het oprekken van de bewaartermijn. Waarom hebben we dat nodig en welke waarborgen zijn er? Ik krijg een vreemd gevoel bij de zogenoemde leefbaarheidsovertredingen. Misschien kan de minister daar wat nader op ingaan.

Minister Opstelten: De flexibiliteit is inderdaad precies zo bedoeld. Dit zijn behoeften die uit het veld komen. Het is niet iets wat op een kamertje op het departement is verzonnen. Bij de bewaartermijn zeg ik dat dit kaders zijn die binnen de wet moeten passen. Anders zullen ze tot wetswijziging leiden. Bij de bewaartermijn zal uiteraard de privacy worden gewaarborgd. Uit het oogpunt van opsporing is het van belang dat aan de bewaartermijn wordt vastgehouden. Uit het onderzoek is gebleken dat de grote meerderheid van de bevolking, allerlei autoriteiten en betrokkenen dit absoluut noodzakelijk vinden. We moeten het scherp houden. Als camera’s eenmaal hangen, krijg je ze niet meer weg. Soms vergeet men ze weg te halen. Ik weet dat uit ervaring. Ik weet niet hoeveel dat er zijn, maar het is een signaal dat ook uit het onderzoek is gebleken. Daaruit blijkt dat we daar scherp op moeten opereren, met meer mogelijkheden voor opsporing.

De kleine leefbaarheidsdingen zijn de punten die op lokaal niveau blijven liggen. Dit is juist de verslonzing en verloedering die in stadsdelen, straatjes en wijken plaatsvindt. Dat is een punt waar cameratoezicht kan worden ingezet, juist uit oogpunt van preventie. De maatregelen die ik aankondig zijn ook preventief. Je kunt dit koppelen, niet direct naar de politie, maar naar een bedrijf als Roteb in Rotterdam bijvoorbeeld. Daar moet vaardig mee om worden gegaan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik vind het interessant. Ik neem aan dat de minister een uitgebreide brief stuurt over al deze onderwerpen. Met het flexibele of mobiel gericht cameratoezicht ben ik het van harte eens. Bij de bewaartermijnen kan ik me iets voorstellen. Het is ook uit de evaluatierapporten gebleken, maar ik wil er wel nadere informatie over. Bij de leefbaarheidsovertredingen vraag ik me af hoe de minister dat voor zich ziet. Beelden worden door toezichthouders bekeken. Iemand laat ergens zijn hond uit waar het niet mag en vergeet om op te ruimen. Vervolgens gaat er een toezichthouder op af. Moet ik aan zoiets denken?

Minister Opstelten: Dat zou kunnen. In de beleving van de bevolking zijn dit de topissues, zo blijkt uit allerlei enquêtes. Daar moeten we de instantie op af sturen die opruimt, bekeurt of actie onderneemt.

De heer Çörüz (CDA): We hebben publieke camera’s, publiek-private camera’s op bedrijventerreinen, en private camera’s. Ik wil even inzoomen, om het maar in deze termen te zeggen, op de private camera’s. Ik herinner me een debat met mevrouw Ter Horst over camera’s voor winkelpuien. Die mochten alleen gericht worden op het eigen kleine gelimiteerde stukje. Zij heeft destijds toegezegd dit te verbreden, zodat ook de zijkanten van de pui erin werden betrokken. Hoe staat het daarmee? Wil de minister in zijn brief meenemen of dit kan of niet? Vervolgens is de interessante vraag wat een particulier met die beelden mag in de opsporing. Kan de minister ook het antwoord op deze vraag meenemen in zijn brief?

Minister Opstelten: Het tweede punt dat ik net aanvoerde, is het versterkt doorzetten en verbreden van de lijn die door mevrouw Ter Horst is ingezet. Ik geef dat aan in de brief. We moeten reëel zijn. Je zou kunnen zeggen dat dit een nieuwigheidje is, maar het gebeurt natuurlijk allang. Ik vind dat mensen zoals ikzelf hierover duidelijkheid moeten creëren. Het is iets dat zich in de praktijk ontwikkelt. Daar moeten we ruimte voor geven of we moeten een grens trekken en optreden. Dat is mijn stijl.

De Kamer wil graag een brief, maar ik wil nog iets meer. Ik wil verder met het verhaal, ook met de ordening van de boa’s. Ik wil daar op korte termijn meer duidelijkheid over geven, niet pas in de loop van volgend jaar. Ik wil meer tempo maken en meer richting geven, omdat ik niet het beeld wil laten ontstaan dat we met elkaar vergaderen en dan over maanden weer een brief schrijven en dan een stapje verder zijn. Hier moet tempo in komen.

De voorzitter: De Kamer stelt het op prijs als brieven snel komen. Ik begrijp dat de minister zo terugkomt op de termijn.

De heer Çörüz (CDA): Ik ben blij dat de minister verder wil en dat de Kamer duidelijkheid krijgt. Ik breng dit punt naar voren omdat er rechtszaken zijn mislukt, omdat het beeld toevallig net iets meer was dan er mocht worden gefilmd. Ik ben blij met de richting en de duidelijkheid.

Minister Opstelten: Ik zeg daarmee dat alles echt juridisch goed getoetst moet zijn. Wat ik zeg kan, maar ik wil de mensen ruimte geven waar ze iets aan hebben. Er komt een wetsvoorstel, waarvan dit de kern is. Daar ga ik versneld mee aan de slag. Het zal worden ingediend in de eerste helft van 2012. Na consultatie bij de Raad van State kan de Kamer het snel afhandelen, als de Kamerleden het er mee eens zijn. Ik kan nog veel langer spreken over het cameratoezicht, omdat ik er een groot voorstander van ben. Het moet wel plaatsvinden binnen duidelijke kaders en grenzen en met een hoge mate van professionaliteit bij het uitlezen. De voorwaarden inzake privacy en bewaartermijnen moeten daarbij hard en duidelijk zijn.

Er zijn onduidelijkheden over het particuliere cameratoezicht op een bedrijventerrein en het filmen van de openbare weg. Wat kan er met die beelden gebeuren? Met de ontwikkeling in Naarden zijn we bezig. Daarover zal de Kamer binnenkort met staatssecretaris Teeven spreken. De kern is dat dit soort beelden naar politie, justitie en het OM gaan. Zij doen de opsporing en moeten optreden. Ook worden ondernemers meer gestimuleerd om op een verantwoorde manier gebruik te maken van camera’s.

De afrekenbaarheid vind ik een belangrijk punt. Dat is in een gemeenteraad niet anders dan in de Kamer. Een burgemeester moet ten volle zijn verantwoordelijkheid willen nemen en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Anders is het, denk ik, geen leuk vak. In die kern moeten wij opereren, ook bij het wetsontwerp. Bij het wetsontwerp meer dan alleen politie en de Politiewet. Ik ben zelf altijd erg voor een goed, scherp, integraal veiligheidsprogramma. Dit brede programma is een collegeverantwoordelijkheid, waarbij de burgemeester een regisserende, duidelijk bestuurlijke rol heeft. Is het nodig om dit met allerlei zware dingen op te tuigen, zodat de burgemeester te vuur en te zwaard naar de woningcorporatie kan gaan als men zich niet aan de afspraken houdt? Ik weet niet of de afspraken daarmee worden uitgevoerd. Wij als wetgever kunnen hem beter sterk in het zadel zetten, zodat zijn gezag is versterkt en hij daarmee het nodige kan doen. Ik hoor hier graag de inbreng van de woordvoerders over.

De heer Brinkman (PVV): Ik zie niet hoe we met dit wetsvoorstel het gezag van de burgemeester versterken. Er staat in wezen alleen maar dat er een vierjaarlijks integraal veiligheidsplan moet worden opgesteld. Meer dan 80% van de gemeenten doet dit al. Ik zie de versterking van de regie wel, maar niet die van het gezag. Die versterking is er veel meer, als in het wetsvoorstel tevens de verplichting staat het jaarlijks door de raad te laten evalueren. Dan komt er een debat. Bij problemen is de positie van de burgemeester richting de directeur van de woningbouwvereniging helder.

Minister Opstelten: Ik ben het geheel met de heer Brinkman eens. Ik ben bereid naar hem te luisteren. Dat hebben we maandagavond afgesproken: luisteren, positie bepalen en kijken wat we gaan doen. Ik ben bereid signalen op te pikken. Het minste dat moet gebeuren, is eenmaal per jaar een stevig debat over het veiligheidsplan tussen burgemeester en raad. Dat is vanzelfsprekend en hoeft niet in de wet te worden geregeld. Een cultuur waarin de raad de burgemeester aanspreekt op zijn politie- en veiligheidsbeleid is ongelooflijk belangrijk. Een goede burgemeester wil niet anders dan dat dit gebeurt.

Aan de Veiligheidshuizen hecht ik zeer. Mevrouw Berndsen heeft hier het scherpst over gesproken. Ik ken het Veiligheidshuis van Tilburg als geen ander, maar ik ken ze allemaal. Ik kan geen garantie geven dat er nooit een Veiligheidshuis dichtgaat. De 7,9 mln. voor de structuur die we aan het ontwikkelen zijn om dit te versterken, gaan via de centrumgemeente naar de Veiligheidshuizen. Dat loopt niet via de lijn van het OM. Wat mij betreft wordt de burgemeester van de centrumgemeente voorzitter van het bestuur. Aan de voorkant geeft de burgemeester bestuurlijke leiding. In het regeerakkoord staat ook dat de Veiligheidshuizen in het land worden versterkt. Dat is niet de reden dat ik het zeg, maar het geeft mij de verplichting en het houvast dat ik daar hard aan moet werken. Al had het er niet ingestaan, dan nog ben ik een groot voorstander van de Veiligheidshuizen. Het is een belangrijk instrument in het veiligheidsbeleid.

Tot slot kom ik bij de effectiviteit van gebiedsverboden. Vorig jaar is de Voetbalwet in werking getreden. De Kamer heeft de eerste monitor daarover ontvangen. Er zijn geen signalen dat die wet niet effectief is. Eind volgend jaar volgt opnieuw een evaluatie.

De heer Çörüz (CDA): De effectiviteit van alle preventieprojecten, goedbedoelde projectgelden en rijksgelden is onduidelijk. Ik refereerde niet voor niets aan mijn motie uit 2007 met het verzoek om een project eerst te toetsen met een soort apk en dan pas het geld uit te keren. Het voorbeeld van Gouda kwam al over tafel, maar zo zijn er vele. Dit gaat nog niet volgens de motie.

Minister Opstelten: Het is goed dat de heer Çörüz dit nog even zegt. Ik weet niet of en hoe deze motie is uitgevoerd. Wij gaan dat na en zullen de Kamer daarover informeren. De kern is dat we dit soort projecten niet meer entameren. Als we ze niet hebben, hoeft de Erkenningscommissie Gedragsinterventie Justitie niet te meten of die projecten goed zijn.

Ik heb het volgende voornemen. De twee kernpunten van dit debat werk ik verder uit langs de lijnen zoals die hier zijn besproken. Ik breng daarin tempo aan. In diezelfde brief informeer ik de Kamer over de basis voor de wetgeving inzake het cameratoezicht, waar de elementen inzitten die ik heb aangegeven. De Kamer kan zo het gehele proces volgen en van nieuwe impulsen voorzien.

De heer Çörüz (CDA): Het gaat mij niet zozeer om die € 35 000. Volgens mijn informatie zijn er rijksgelden naar Gouda gegaan. Die motie is destijds niet voor niets aangenomen. Ik ben zo bang dat tussen nu en de komende dagen, weken en maanden nog allerlei gelden gaan naar goedbedoelde projecten. De minister komt met een brief. Dat is goed, maar de werkwijze en volgorde zou moeten zijn dat als er gemeenten zijn met projecten, de commissie deze beoordeelt en eventueel goedkeurt. Vervolgens wordt geld toegekend. Het moet niet andersom.

Minister Opstelten: Het kan natuurlijk zijn dat er projecten door andere departementen worden gesubsidieerd. Ik zal het bekijken en snel een brief schrijven over de stand van zaken, hoe ermee wordt omgegaan en waar de Kamer wat mij betreft op kan rekenen. Ik ga dit specifieke project na. Ik ga nu niet zomaar iets voor de vuist weg zeggen.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. We hebben even gesproken over de Van Montfrans-gelden. De minister zegt terecht dat die van de gemeenten zijn teruggehaald in de bezuiniging. Tijdens het reces ben ik in Rotterdam-Rijnmond geweest. Dit korps is goed bekend bij de minister. Ik heb live op de meldkamer gezien wat Rotterdam buiten die Van Montfrans-gelden heeft geïnvesteerd in cameratoezicht. Dat is ongelooflijk. Op een gegeven moment was er ’s ochtends een gewapende overval gepleegd, waarbij een auto wegreed met een leesbaar kenteken. Dat kenteken is in de computer ingevoerd en er kwam een hit in een tunnel in Rotterdam. De daders konden netjes worden aangehouden. Dat geeft aan welke waarde dit systeem heeft. Rotterdam heeft tientallen keren meer dan het bedrag van de Van Montfrans-gelden geïnvesteerd in een goed systeem. Ik ben ook in Helmond geweest. Daar speelt een andere problematiek, waarbij ook camera’s worden gebruikt. Ik heb ervan geleerd dat camera’s werken bij grote doorvoerwegen, daar waar veel auto’s tegelijkertijd komen en je met de computer allerlei gegevens kunt invoeren op zoek naar hits. Je kunt zoeken naar een rode Opel, een bepaald kenteken, een auto die de zijspiegel mist. Dat doet de politie om zo snel mogelijk iemand op heterdaad te betrappen. Als je dat niet hebt, moet je een groot rechercheonderzoek starten en raak je veel capaciteit kwijt. Het werkt niet in gebieden waar straatterreur heerst. Dan krijg je namelijk een soort koude oorlog met die ratten, die als onkruid door de wijk gaan naar die plekken die de camera’s niet bereiken. Daar moeten we operationeel op inzetten, mogelijk en zo nodig met een mobiel crisisteam van de KMar. In die gebieden moet veel meer blauw beschikbaar zijn, ook op afroep, binnen een paar dagen. Ik hoor graag het commentaar van de minister hierop.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide antwoorden. Ik ben tevreden met zijn toezegging wat betreft het aanscherpen van boa’s in kwaliteit, positionering, opleiding en selectiecriteria. De vraag die blijft hangen betreft de regie van de gemeenten. Het is nog niet echt duidelijk waar de doorzettingsmacht van de burgemeester wordt geregeld. Dat geven de burgemeesters continu aan. Ze weten wel wat ze moeten doen, maar hebben niet altijd de macht om dit af te dwingen. Hoe gaan we dat regelen? De PvdA heeft al eerder schriftelijke vragen gesteld over de winkelboa’s. Toen heeft de minister geantwoord dat hij een verkenning ging doen. Mijn vraag is of die verkenning gaande is en of het resultaat daarvan wordt meegenomen in de brief.

Ik heb behoefte aan een VAO. De coalitiepartijen, in het bijzonder de PVV, en ook de minister zeggen dat zij niet afdingen op de kwaliteit van de veiligheid, maar de PvdA heeft daar zorgen over. Wij zien dat er in de daadkracht van het kabinet wel degelijk middelen worden wegbezuinigd en weggenomen, die gemeenten op dit moment gebruiken om de excessen in de wijken aan te pakken. Ik ben in die gemeenten geweest. Wij hebben daar zorgen over, dus willen we daarover moties over indienen.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ik constateer dat de handen van de minister jeuken om de zaken nationaal aan te pakken. Tegelijkertijd vindt hij uit overtuiging dat hij afscheid moet nemen van de Van Montfrans-gelden en trekt hij zich financieel geheel terug. De gemeenten moeten hun eigen broek ophouden, ook als het Rijk geen projecten meer subsidieert in gemeenten. Ik hoop dat we zover gaan dat er dan ook niet meer over gesproken wordt in deze Kamer, dat de minister zal zeggen dat hij er niet over gaat en dat het dus van de gemeente is. Wij gedragen ons niet meer als de nationale gemeenteraad. De minister trekt zich financieel terug. Rotterdam is een mooi voorbeeld. Die stad hoort bij de G4, gemeenten die dat financieel kunnen opvangen. Het gaat met name om de G32, waarvoor dit lastiger ligt. Ik kom met een motie waarin ik de minister vraag of de Van Montfrans-gelden in ieder geval nog één jaar ter beschikking kunnen worden gesteld, misschien met een lager budget.

Ik ben blij met de antwoorden van de minister over de ordening van alle toezichthouders. Ik hoop dat hij dat in de brief op basis van een visie weergeeft en niet alleen op basis van kwaliteiten, zodat duidelijk is wat de toezichthouders wel en niet mogen doen.

Voor de Veiligheidshuizen noemde de minister een bedrag van 7,9 mln. Eerst was het 7,7 mln. In de suppletoire begroting staat voor Veiligheidshuizen 6 mln. Ik wil weten om welk bedrag het werkelijk gaat.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ik ben tevreden met de toezeggingen die door de minister zijn gedaan, of het nu gaat om het ordenen van de boa’s of het cameratoezicht. Ik pleit zelf al lang voor mobiel en gericht cameratoezicht. Ik ben het zeer eens met het pleidooi voor flexibel cameratoezicht, maar bij de leefbaarheidsovertreding is een soort spruitjeslucht blijven hangen. Ik hoop dat de minister goed wil nadenken over de wijze waarop dit in woorden wordt gegoten en wat de doelstelling precies is. Ergernissen en verloedering zijn een belangrijk punt voor veel mensen. De wijze waarop het nu wordt gebracht, valt niet helemaal lekker. Op dat punt zie ik een scherpe brief van de minister tegemoet.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Veiligheid is een belangrijk onderwerp; het is zelfs een van de speerpunten van het kabinet. Veiligheid is nooit af. Ik ben blij dat de minister met nadere actiepunten en verduidelijking komt ten aanzien van het palet aan toezichthouders en de belangrijke discussie over camera’s en het zoeken van samenhang en samenwerking daarin. Dat zijn de kernwoorden. Mijn fractie hecht aan het leggen van de verantwoordelijkheid waar die hoort. Ik ben blij dat de minister dit onderschrijft. De spelregels van de samenleving moeten heel snel ook bij jonge mensen worden neergelegd. Ik heb nog twee punten, waarvan het eerste zelfs nog is blijven liggen uit de begrotingsbehandeling van vorig jaar. Dat was het punt van diefstal van benzine en camerabeelden bij benzinestations. Politie Zaanstad bracht deze bij RTV Noord-Holland op tv. Dat leverde goede ervaringen op en een daling van de diefstal. Mijn vraag was destijds waarom dit niet landelijk werd toegepast. De signalen waren toen dat de officieren van justitie daar niet aan wilden. De minister zou uitzoeken, wat daarbij het probleem was. Dat kan hij meenemen in zijn brief. Mijn tweede vraag is hoe het zit met de camera’s op de helmen van agenten. Dat is destijds enthousiast begonnen, maar ik heb er vervolgens weinig van vernomen. Gaat dit verder, gaan we dit uitrollen?

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Als kern van de boodschap van vandaag heb ik gehoord dat er meer en beter toezicht moet komen. De lijn ten opzichte van cameratoezicht en het orde scheppen in de bonte wereld van de toezichthouders onderschrijft de SGP-fractie. Het is prima als er nader wordt gekeken naar de mitsen en maren en voordelen en nadelen van de winkelboa’s. De lobby vanuit de middelgrote gemeenten over de Van Montfrans-gelden heeft ook de SGP bereikt. De vraag is of deze gelden een jaar kunnen worden doorgezet. Deze gemeenten hebben het erg laat gehoord, omdat het stopzetten verstopt zat in het regeerakkoord. Voor plaatsen als Venlo, Haarlemmermeer en Leeuwarden wordt het heel lastig om het gat te dichten dat wordt geslagen door het wegnemen van de Van Montfrans-gelden, met alle ellende voor de veiligheid van dien. Deze boodschap heeft ons bereikt. Ik hoor daar graag de reactie van de minister op.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik kan maar een conclusie trekken en dat is dat de minister worstelt met de politiesterkte wegens tekortschietende investeringen. Daarom zoekt hij alternatieve oplossingen. Daar is niets mis mee, maar dat moet hij dan gewoon zeggen. Die alternatieve oplossingen zijn het overal ophangen van camera’s en nog mee boa’s. Ik constateer dat er vandaag al veel onduidelijkheid bestaat over wie zich bezighoudt met de openbare orde. De minister doet er nog een schepje bovenop. Ik wacht de brief af voor ik mijn definitieve oordeel geef.

Ik heb één vraag over het cameratoezicht, omdat ik daarover een richtinggevende motie overweeg. Er is nu al cameratoezicht mogelijk. Wat kan nu niet, wat de minister in de toekomst wel mogelijk wil maken?

Minister Opstelten: Voorzitter. Deze minister worstelt niet met de politiesterkte.

Wat de heer Brinkman zegt, zeg ik ook altijd. Inzet moet daar waar nodig, met alles wat wij hebben. Dat is de kern van hoe ik het wil doen en doe, ook met steun van eventueel de KMar en andere instanties. Bij de doorzettingsmacht van de burgemeester is de kern van de vraag of de burgemeester de rode knop nodig heeft. Zo simpel is het. Ik denk het niet, maar we hebben afgesproken dat alle woordvoerders daar nog over nadenken en dat ik daar bericht over ontvang. Daarna wordt het wetsontwerp plenair in de Kamer behandeld.

De verkenning naar de winkelboa is in behandeling. De uitkomsten neem ik mee in de brief.

Rond de lijn van daadkracht en richting noem ik nogmaals de 470 mln. die het kabinet inzet voor veiligheid. Dat vertimmeren we daadwerkelijk vanuit een goede en heldere visie.

Ik weet hoe je moet lobbyen. Ik ken het verhaal van de G32 en de Van Montfrans-gelden. Het is onzin als men zegt dat het niet bekend was. Het is besproken vanaf het begin van mijn aantreden. Er is voortdurend gevraagd of het heroverwogen kon worden. Verschillende collega’s hebben met mij steeds hetzelfde gezegd: het kan niet worden heroverwogen, het kan niet worden gefaseerd. Gemeenten moeten duidelijk zijn en zelf focus en prioriteit kiezen in de budgetten. Inmiddels is er een bestuursakkoord. De verhoudingen zijn helder. Ik wacht eventuele moties af, maar de Kamer kent mijn standpunt. Ik heb nooit verwachtingen gewekt op dit punt.

Ik wil wat afdoen aan het punt dat terugtrekking betekent dat je je nergens mee mag bemoeien. Dat is niet juist. Wij spreken met korpsbeheerders, gemeenten, OM en politie bijvoorbeeld de prioriteiten af. Die zijn naar de Kamer gestuurd. Ik heb daar geen dingen aan toegevoegd. De prioriteiten gelden voor de komende vier jaar. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik zal komen met resultaten van jaar tot jaar, met een prognose van waar we zullen staan aan het einde van de periode in 2015. De Kamer kan mij daarin volgen en stimuleren. Het gaat om het instrumentarium. We hebben het over cameratoezicht. Daarbij gaat het om wat we mogelijk maken en ondersteunen. Ik zal er veel met de gemeenten en de burgemeesters over spreken.

7,9 mln. is 7,9 mln. Het is ook het bedrag dat ik altijd in mijn hoofd heb gehad. Misschien heb ik me een keer vergist en 7,7 mln. gezegd. De bedragen die ik heb genoemd zijn altijd met een zeven begonnen. Ik ga na waar de 6 mln. die mevrouw Berndsen noemt, vandaan komt. Misschien heeft het te maken met volgend jaar, maar daar mag ik nog niets over zeggen.

Van de opmerkingen van mevrouw Hennis heb ik kennisgenomen. Ik zal de leefbaarheidsovertreding in de brief nogmaals helder toelichten, maar ze kan er vast aan wennen. We moeten het er nog wel over hebben.

Voor de punten die ik noem bij het cameratoezicht is een wetswijziging nodig. Die gaan we doen. Ik kom met het wetsvoorstel en zal in de brief beschrijven waaruit de wet zal bestaan. De wet zal in ieder geval de vijf punten die ik heb aangegeven mogelijk maken. Het wetsvoorstel gaat in consultatie en komt overal langs. Dan gaat het wetsvoorstel naar de Raad van State en vervolgens komt het in de Kamer.

Ik herinner me de vraag over de camera’s bij tankstations. Dit onderwerp komt nog terug voor de begroting. De heer Çörüz heeft daar eerder vragen over gesteld; fijn dat hij me daar aan herinnert.

Over de camera’s op de helmen van de agenten heb ik het antwoord niet scherp. Ik neem het mee en kom er op terug.

Meer en beter toezicht is inderdaad de kern van het debat.

Ik dank de Kamerleden voor het overleg.

De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • De minister zal de Kamer uiterlijk voor half oktober nader informeren over de uitvoering van de motie-Çörüz op stuk nr. 13 (30 332) uit 2007.

  • De minister zal de Kamer voor het einde van het jaar schriftelijk informeren over verdere ordening van de boa’s en toezichthouders.

  • In diezelfde brief zal de minister de Kamer informeren over de basis voor de wetgeving aangaande cameratoezicht.

  • De minister komt volgende week, nog voor de begroting, schriftelijk terug op de vraag omtrent de beelden van benzinedieven.

Er is behoefte aan een VAO. Dat wordt aangevraagd met de heer Marcouch als eerste spreker. Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor dit debat. Ik dank de commissieleden voor hun inbreng en het publiek voor de aanwezigheid en sluit de vergadering.