Gepubliceerd: 11 oktober 2011
Indiener(s): Ab Klink (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32439-9.html
ID: 32439-9
Origineel: 32439-2
Wijzigingen: 32439-12

Nr. 9 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het opschrift wordt toegevoegd: , en dat de toegang tot maatschappelijke ondersteuning voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden, in bepaalde gevallen wordt uitgesloten.

B

Aan het einde van de considerans wordt ingevoegd: , en te regelen dat de toegang tot maatschappelijke ondersteuning voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden, in bepaalde gevallen wordt uitgesloten.

C

Voor artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. Richtlijn 2004/38/EG: Richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158).

D

Artikel I, onderdeel A, wordt vervangen door:

A

Artikel 8 komt te luiden als volgt:

1. Een vreemdeling kan voor het verlenen van een individuele voorziening, vrouwenopvang of het verstrekken van een uitkering als bedoeld in artikel 19a slechts in aanmerking komen indien hij rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

2. Een vreemdeling kan voor het verlenen van maatschappelijke opvang slechts in aanmerking komen indien hij rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.

3. In afwijking van het eerste of het tweede lid kunnen in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te noemen gevallen, zo nodig in afwijking van artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000, bij of krachtens die maatregel aan te geven categorieën niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, geheel of gedeeltelijk in aanmerking komen voor bij die maatregel aan te geven voorzieningen of voor een uikering als bedoeld in artikel 19a. Het in aanmerking komen voor een voorziening of uitkering als bedoeld in artikel 19a geeft een vreemdeling geen recht op rechtmatig verblijf.

4. In de in het derde lid genoemde maatregel kan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders zorg draagt voor het verlenen van bij die maatregel aangewezen voorzieningen.

Toelichting

Op grond van artikel 8 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) kunnen bepaalde categorieën vreemdelingen in aanmerking komen voor Wmo-voorzieningen. Voorwaarde daarvoor is dat sprake moet zijn van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000. Wat betreft de toegang van vreemdelingen, is aangesloten bij de bepalingen hierover in de Wet Werk en Bijstand (WWB).

Op één onderdeel bestaat evenwel verschil tussen de relevante bepalingen in de WWB en de Wmo. In de WWB is namelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (Richtlijn 2004/38/EG). Dat artikel biedt de mogelijkheid om het recht op sociale bijstand te onthouden aan burgers van de Europese Unie, gedurende de eerste drie maanden van verblijf of in de periode daarna als nog geen werk is gevonden. Deze mogelijkheid ziet op de bevoegdheid om anderen dan werknemers, zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden, het recht op sociale bijstand te onthouden. De Wmo kende die bevoegdheid tot nu toe niet.

De afgelopen tijd is vanuit de gemeentelijke praktijk een dringende behoefte gebleken aan de mogelijkheid om de toegang tot de maatschappelijke opvang voor de bedoelde categorie vreemdelingen te reguleren. Dit wordt veroorzaakt doordat met name in de grote steden burgers van de Europese Unie in toenemende mate een beroep doen op maatschappelijke opvang. Het gaat daarbij in veel – maar niet in alle – gevallen om burgers uit Midden- en Oost-Europese landen. De steden constateren dat diverse vormen van nachtopvang door groepen burgers van de Europese Unie in toenemende mate worden beschouwd als goedkope slaapgelegenheid. Daar zijn deze vormen maatschappelijke opvang niet voor bedoeld; een toenemende druk op de opvang leidt dan ook tot een tekort aan plaatsen voor de «echte» doelgroep.

Gemeenten weigeren EU-onderdanen die niet tot de doelgroep van maatschappelijke opvang behoren, in veel gevallen al toegang omdat de noodzaak tot opvang ontbreekt of geen sprake is van «multiproblematiek». Gemeenten hebben er niettemin bij de regering op aangedrongen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheid uit Richtlijn 2004/38/EG en de Wmo dienovereenkomstig aan te passen en aan te sluiten bij artikel 11 van de WWB.

Met de uitzonderingsbepaling in de Wmo zijn de gemeenten eenvoudiger in staat om burgers van de Europese Unie die minder dan 3 maanden dan wel werkzoekend in Nederland zijn, de toegang tot maatschappelijke opvang te weigeren. Daardoor wordt bereikt dat bijvoorbeeld voorzieningen voor nachtopvang niet worden bevolkt door groepen waarvoor deze niet bedoeld zijn. Voorts kan daarmee – indirect – worden voorkomen dat capaciteits- of verdringingsproblemen in de maatschappelijke opvang ontstaan.

Een beroep op Wmo-voorzieningen door de in artikel 24, tweede lid, van de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde EU-onderdanen wordt met deze wijziging per definitie beschouwd als onredelijke belasting van het sociale bijstandsstelsel.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner