Kamerstuk 32377-14

Amendement van het lid Slob over het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 2.3, vierde lid, Wro, op een structuurvisie die kan worden opgesteld op grond van artikel 5, vierde lid van de Tracéwet én over het verkorten van de termijnen in artikel 2.3, vierde lid, Wro

Dossier: Wijziging van de Tracéwet met het oog op de versnelling en verbetering van besluitvorming over infrastructurele projecten


21,3 %
78,7 %

CU

SGP

GL

D66

CDA

SP

VVD

PVV

PvdD

PvdA


Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID SLOB

Ontvangen 23 mei 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 7, derde lid, «is niet van toepassing» vervangen door: is van overeenkomstige toepassing.

II

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Vóór de huidige tekst van Artikel II wordt ingevoegd:

De Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.3, vierde lid, wordt «acht weken» telkens vervangen door «vier weken» en wordt «zes maanden» vervangen door: drie maanden.

B

2. In onderdeel B (nieuw) vervalt: van de Wet ruimtelijke ordening.

Toelichting

Het voorgestelde artikel 7 van de Tracéwet regelt dat de structuurvisie wordt gezonden aan de Tweede Kamer. De reguliere voorhangprocedure conform artikel 2.3, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt daarbij niet van toepassing verklaard. Op deze manier wordt onder meer de verwezenlijking van de structuurvisie niet afhankelijk gemaakt van besluitvorming in de Staten-Generaal.

Dat betekent echter volgens de memorie van toelichting niet dat als de Tweede Kamer besluit om naar aanleiding van de toegezonden structuurvisie vragen te stellen aan de ministers of te willen beraadslagen met de ministers, reeds tot vaststelling van het ontwerp-tracébesluit zal worden overgegaan. In de praktijk zal de besluitvorming van de Tweede Kamer afgewacht worden alvorens over te gaan tot vaststelling van het ontwerp-besluit.

In onderdeel I van dit amendement wordt voorgesteld dit ook formeel te regelen. De structuurvisie bevat de definitieve voorkeursbeslissing. Dit is dermate belangrijk dat de Tweede Kamer de gelegenheid moet worden geboden hier een uitspraak over te doen.

Dit levert in de regel ook geen vertraging op gezien de tijd die nodig is voor de vaststelling van het ontwerp-tracébesluit en dat voorbereidingen voor de uitwerking van de structuurvisie in het ontwerp-tracébesluit wel kunnen doorgaan. Bovendien is doorgaans al over de ontwerp-structuurvisie gesproken en zal behandeling van de structuurvisie daarom vaak alleen gevraagd worden indien de definitieve structuurvisie afwijkt van het ontwerp. Het advies van de commissie Elverding benadrukt het belang van een goede voorbereiding om te komen tot een onderbouwd voorkeursbesluit. Daar hoort ook inspraak van de Tweede Kamer bij.

Om verder te zorgen dat procedures niet onnodig lang duren regelt dit amendement tevens de inkorting van de procedures rond het vaststellen van structuurvisies in het algemeen.

Onderdeel II ziet op de inkorting van de voorhangprocedure bij de Tweede Kamer voor de behandeling van de structuurvisie van 8 weken naar 4 weken, dezelfde termijn die ook geldt voor de voorhangprocedure voor de behandeling van de beschrijving van de inrichting van de structuurvisie conform artikel 2.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

Voorts regelt dit onderdeel ook dat, indien door de Tweede Kamer besloten wordt tot beraadslaging, drie maanden na toezending van de structuurvisie een aanvang kan worden gemaakt met de verwezenlijking van de structuurvisie.

Slob