Nr. 10 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 mei 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt na de aanhef op de volgende regel de aanduiding «A» ingevoegd.

B

In artikel I, onderdeel A (nieuw), wordt artikel 18, vierde lid, als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «als bedoeld in de leden 9, 10 en 11» wordt vervangen door: als bedoeld in het negende, tiende en elfde lid.

2. Na «de Nederlandse taal beheerst» wordt ingevoegd: , noodzakelijk voor het verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

C

In artikel I onderdeel A (nieuw), komt artikel 18, vijfde lid, te luiden:

5. Indien belanghebbende:

a. niet gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

b. geen diploma inburgering als bedoeld in artikel 14 van de Wet inburgering kan overleggen; en

c. geen ander document overlegd kan worden waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst,

neemt het college een toets bij belanghebbende af. Indien uit de uitkomst van de toets blijkt dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, wordt het redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, geacht aanwezig te zijn.

D

In artikel I, onderdeel A (nieuw), wordt artikel 18, zevende lid, als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. belanghebbende zich bereid verklaart binnen een maand aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal en voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal;.

2. In onderdeel c wordt «redenen hiertoe noodzaken» vervangen door: redenen daartoe noodzaken.

E

In artikel I, onderdeel A (nieuw), komen in artikel 18 het tiende en elfde lid te luiden:

10. De bijstand wordt gedurende zes maanden, te rekenen vanaf zes maanden na het moment van het bestaan van het redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, verlaagd tot 60 procent van de bijstandsnorm, indien uit de uitkomst van de door het college afgenomen toets blijkt dat de belanghebbende:

a. de vaardigheden in de Nederlandse taal niet beheerst; of

b. niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

11. De verlaging van de bijstand bedraagt voor onbepaalde tijd, te rekenen vanaf twaalf maanden na het moment van het bestaan van het redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, 100 procent van de bijstandsnorm, indien uit de uitkomst van de door het college afgenomen toets blijkt dat de belanghebbende:

a. de vaardigheden in de Nederlandse taal niet beheerst; of

b. niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

F

Aan artikel I worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

B

In artikel 47c, tweede lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin verlaagt de Sociale verzekeringsbank de algemene bijstand indien het redelijk vermoeden, bedoeld in artikel 18, vierde lid, bestaat ten aanzien van de echtgenoot van de belanghebbende. Artikel 18, vijfde tot en met elfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de wet van (...) tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet (Stcr. ...), aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 18 in de praktijk.

Toelichting

Onderdelen A t/m E

Via deze onderdelen wordt het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 18 van de Wet werk en bijstand in verband met de invoeging van twee nieuwe onderdelen in het wetsvoorstel geplaatst in een onderdeel A en gewijzigd.

Het uitgangspunt van de Wet werk en bijstand (Wwb) is dat de aanvrager zo snel mogelijk in het eigen levensonderhoud weer gaat voorzien, door middel van werk. Het beheersen van de Nederlandse taal is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Om de koppeling met werk te benadrukken wordt artikel 18, vierde lid, gewijzigd.

In artikel 18, vijfde lid, wordt een technische wijziging aangebracht om de tekst van dit lid te verduidelijken.

Artikel 18, zevende lid, stelt dat het college de bijstand onder andere niet verlaagt indien de belanghebbende zich bereid heeft verklaard binnen een maand aan te vangen met en voldoet aan de geplande voortgang voor het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal. Om ervoor te zorgen dat de belanghebbende ook een redelijke termijn heeft om zich in te spannen de taal daadwerkelijk te gaan leren, is in de nota van wijziging opgenomen dat de belanghebbende binnen een maand dient aan te vangen met het leren van de Nederlandse taal. De bijstand wordt gedurende die maand dan niet verlaagd.

In artikel 18, zevende, tiende en elfde lid, wordt in onderdeel a telkens een wijziging doorgevoerd met betrekking tot het verwerven van vaardigheden in de Nederlandse taal. Aangezien de belanghebbende niet hoeft te kiezen voor een formele opleiding, maar ook kan kiezen voor een informeel traject, zijn deze leden aangepast.

Onderdeel F

Dit onderdeel voegt twee onderdelen (B en C) toe aan artikel I van het wetsvoorstel.

Onderdeel B

Dit onderdeel wordt ingevoegd om artikel 47c, tweede lid, van de Wet werk en bijstand aan te passen voor de situatie dat de jongere echtgenoot van een belanghebbende 65 plusser een door het college opgelegde verplichting tot het volgen van een cursus Nederlandse taal niet in voldoende mate nakomt. Door de wijziging is in dat geval artikel 18, vijfde tot en met elfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Onderdeel C

Dit onderdeel behelst de invoeging van een artikel 84 in de Wet werk en bijstand met betrekking tot een evaluatiebepaling. Op basis daarvan wordt de uit dit wetsvoorstel voortvloeiende wet vier jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Van Nieuwenhuizen