Kamerstuk 32317-33

Verslag van een algemeen overleg

JBZ-Raad


Nr. 33 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 februari 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, de vaste commissie voor Europese Zaken2, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken3 en de algemene commissie voor Immigratie en Asiel4 hebben op 19 januari 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie en minister Leers voor Immigratie en Asiel over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 januari 2011 inzake de geannoteerde agenda van de Informele JBZ-raad 20-21 januari 2011 (32 317, nr. 31);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 24 december 2010 inzake het verslag van de JBZ-raad, 2–3 december 2010 (32 317, nr. 30);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 6 december 2010 inzake het fiche Versterking EU-rampenrespons (22 112, nr. 1106);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 december 2010 inzake de conceptreactie op het Groenboek Europees contractenrecht (22 112, nr. 1107);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 21 december 2010 inzake het fiche Mededeling bescherming persoonsgegevens (22 112, nr. 1116).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

Dijksma

De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,

Brinkman

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

Nava

Voorzitter: De Roon

Griffier: Nava

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Çörüz, Elissen, Gesthuizen, Recourt, Van der Steur en Van Roon,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie en minister Leers voor Immigratie en Asiel, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Goedemorgen dames en heren. Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie met als onderwerp de JBZ-raad. Mijn excuses voor het feit dat wij iets te laat beginnen. De minister heeft bovendien aangegeven iets eerder weg te gaan, omdat hij om half twee in het vliegtuig moet zitten. Ik geef dus snel het woord aan de eerste spreker, mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik begin met een onderwerp dat de afgelopen dagen al uitgebreid in het nieuws is geweest. Het betreft de kwestie van een man die overgeleverd zal worden aan Polen. Dat heeft alles te maken met het Europees arrestatiebevel. Ik heb hierover eergisteren vragen gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie, omdat ik mij grote zorgen maak over de omstandigheden waarin deze man daar terecht zal komen. Ik weet dat de Kamer in principe niet spreekt over individuele zaken, maar ik vind het een goede aanleiding om toch maar weer eens de al eerder geuite kritiek op, en onze zorgen over het Europese arrestatiebevel naar voren te brengen.

Wij spreken in Europa van wederzijdse erkenning van elkaars rechtssysteem. Wij moeten er blind op kunnen vertrouwen dat Nederlanders die ergens iets hebben misdaan of ergens van verdacht worden – laat ik het zo stellen: ergens van worden beschuldigd – in een land binnen Europa naar dat land worden overgeleverd en daar in handen komen van het justitieel apparaat. De ervaring leert inmiddels echter dat dit blinde vertrouwen vaak verre van terecht is. Juist omdat het om individuen gaat, maak ik mij daar grote zorgen over. Ik hoop dat de minister hier kan zeggen dat hij die zorgen deelt. Ik wil er geen stokje voor steken dat iemand op enig moment daar voor de rechter zal moeten verschijnen zodra er sprake is van een verdenking. Dat kan het geval zijn. Wij moeten echter niet onze ogen dichtdoen en klakkeloos zeggen: gaat u maar. Dat is namelijk het andere uiterste. Ik heb ook begrepen dat andere landen daar best terughoudend mee zijn en dat er in verschillende landen organisaties actief zijn die steeds op gevaren wijzen. Is de minister bereid om eens goed te bekijken of andere landen wel eens een slag om de arm houden, bijvoorbeeld in het geval van Polen, bij bepaalde zaken of dat er altijd sprake is van blind vertrouwen? Daarnaast vraag ik hem om met zeer grote spoed mijn Kamervragen te beantwoorden. Ik heb begrepen dat de desbetreffende man, de heer Disselkoen – zijn naam staat in alle kranten – donderdag al overgeleverd zal gaan worden aan Polen. Hij is ernstig ziek. Hij is overigens op dit moment ondergedoken, wat ik niet verstandig vind, maar het toont aan dat hij in zeer grote nood verkeert. Is de minister bereid om de overlevering, die gepland staat voor donderdag, enige dagen uit te stellen? Dan kan in ieder geval bekeken worden of de Nederlandse advocaat van deze man alvast contact kan opnemen met een Poolse advocaat, die daar ongetwijfeld de zaak zal moeten overnemen op het moment van overlevering. Dat is mijn hartstochtelijk pleidooi voor aandacht voor deze zaak.

Dan ga ik over op de geannoteerde agenda. Onder het kopje Georganiseerde criminaliteit staan allerlei belangrijke zaken. De SP mist hierin de urgentie van het probleem van de corruptie. De corruptie in verschillende EU-lidstaten neemt toe. Dat is zorgelijk. De Europese Commissie negeert het probleem echter volkomen. De SP-fractie in het Europees Parlement zet zich er zeer voor in om de noodzaak van corruptiebestrijding op de agenda te krijgen, maar kan wel wat steun uit andere lidstaten gebruiken. Ik vraag de Nederlandse bewindslieden er bij de Europese Commissie op aan te dringen om met concrete maatregelen voor corruptiebestrijding te komen. Er zijn al eerder beloftes gedaan over een plan van aanpak om corruptie tegen te gaan, maar tot dusverre is het bij die beloftes gebleven. Ik hoop dat dit nu niet het geval zal zijn en dat de minister daarvoor zal willen strijden.

Ik heb een vraag over de training van juridische beroepsbeoefenaars. Als een rechter de vraag krijgt of hij bereid is aan een training mee te werken, zal hij altijd ja zeggen. Aan animo om die trainingen te volgen is geen gebrek. Het probleem waarmee Justitie in de praktijk te maken heeft, is dan ook geen gebrek aan belangstelling, maar juist een te grote belangstelling om trainingen te volgen, met als gevolg dat er gaten vallen in de capaciteit van de rechterlijke macht. Hoe gaat de regering dat oplossen? Met meer rechters in tijden van bezuinigingen? Hoe geldt het voor het Openbaar Ministerie? Hoeveel tijd gaan die trainingen in beslag nemen? Wat zijn de gevolgen van dat tijdsbeslag?

In het verslag van de vorige JBZ-raad staat dat de staatssecretaris aandacht heeft gevraagd voor de verklaring omtrent het gedrag. Mijn complimenten aan de staatssecretaris voor zijn inzet. Het uitwisselen van informatie over strafrechtelijke veroordelingen met het buitenland kan van groot belang zijn. Ik wijs bijvoorbeeld op de omvangrijke zedenzaak in Amsterdam. Ik vind het goed dat daar in Europees verband aandacht voor is.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Wij spreken hier over de Informele JBZ-raad onder Hongaars voorzitterschap. Ik begin met een algemeen punt, namelijk de mediawet in Hongarije, die heel inperkend lijkt te zijn. Hoe kijkt de Nederlandse regering tegen deze wet aan en is zij bereid om de discussie aan te gaan met de Hongaarse collega's?

Onder dit voorzitterschap zal de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied worden aangepakt. Wij begrijpen de belangen van deze landen om toe te treden, maar wij hechten er veel belang aan dat aan alle voorwaarden voldaan wordt. Beslissingen mogen niet worden genomen op basis van politieke of regionale wenselijkheid, maar moeten gedragen worden door reële, voldoende vooruitgang.

Dan kom ik bij de Europese aanpak van misbruikte kinderen. Wij zijn een paar keer opgeschrikt door berichten over pedofielen die na een veroordeling in het buitenland onopgemerkt in Nederland hebben kunnen verblijven. Ik doel natuurlijk op Robert M.; nu is ook Utrecht in beeld met een Belgische pedofiel. Wij hebben al eerder aan de orde gehad in de JBZ-raad dat het wenselijk is om de vog's daadkrachtig en goed op Europees niveau te gaan regelen. Ik vraag de bewindspersonen naar de stand van zaken en of daar nog een hogere urgentie aan kan worden gegeven dan wellicht al het geval is, want het blijkt broodnodig. Het tweede element is natuurlijk de telex, de internationale signalering. Hoe is dat geregeld op Europees niveau? Het blijkt nu bij België niet goed te gaan. Geldt dat ook voor andere landen en welke maatregelen zal de minister nemen om dat snel op orde te krijgen? Dit is een belangrijk punt. Ik zie de minister knikken, dus ik denk dat die opvatting gedeeld wordt.

Mijn volgende punt is de cybercrime. Er komt een computercriminaliteitswet. Mijn vraag is hoe die zich verhoudt tot de initiatieven van andere EU-landen. Wordt daarbij uitdrukkelijk de samenwerking gezocht? Is Nederland een voorloper, een voortrekker? Iedere keer moeten wij namelijk vaststellen dat cybercrime grensoverschrijdend is en alleen opgelost kan worden door zo breed mogelijke regelgeving, in eerste instantie van de EU.

Dan kom ik bij het trainen van juridische beroepen. Ik ken uit mijn eigen verleden de aandacht die het Europese recht in de opleiding krijgt. De problemen zitten echter vooral bij de organisatie. Je moet als officier, maar vooral als rechter veel zaken met communautair recht behandelen. Dat geldt voor iedere rechter, maar als het wat specialistischer wordt, moeten rechtbanken het zodanig organiseren dat bepaalde rechters veel zaken doen. Ik vraag mij af of die mening gedeeld wordt door de regering en of daar contact over is met de Raad voor de rechtspraak. Uitwisselingsprogramma's worden voorgesteld. Ik begrijp dat de minister niet voor het Europese opleidingsinstituut is. Waarom niet?

Dan kom ik bij de herziening van de databeschermingsrichtlijn. Het zal de regering niet verbazen dat wij veel belang hechten aan een stevige privacybescherming. Een betere afstemming op de huidige stand van de techniek en het grensoverschrijdende dataverkeer is terecht. Ten aanzien van interpretatieonduidelijkheid vraag ik mij af wat persoonsgegevens zijn in een tijd waarin je herkend kunt worden aan je IP-adres. Wij willen graag dat de regering ambitieus is op het gebied van de bescherming van privacy. De huidige technieken maken het mogelijk om steeds meer op te slaan en om steeds meer en betere verbanden te leggen. Wij roepen de regering op om de techniek niet alleen toe te passen om gegevens te verzamelen, maar juist ook om die gegevens zo specifiek mogelijk vast te leggen en onnodige gegevens te laten verdwijnen. Ik vraag de regering om een reactie hierop. Wat is het ambitieniveau van de regering?

Als laatste wil ik mij aansluiten bij het extra punt dat mijn collega van de SP naar voren bracht, namelijk de aandacht voor corruptie binnen de EU. Dat lijkt mij een zinvolle bijdrage die van onze kant geleverd kan worden.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik begin met de opmerking van de SP over de overleveringssituatie met Polen. De VVD-fractie heeft daarover op 24 december vragen gesteld. Wij wachten nog op antwoord. Uiteraard vinden wij dat Nederland zijn afspraken moet nakomen. De crux van de vragen die de VVD heeft gesteld is echter: is overlevering nodig voor zaken die eigenlijk relatief gering van omvang zijn? Het gaat in dit geval om een relatief klein vergrijp. Moet je iemand daarvoor naar Polen sturen? Die afspraken liggen er, dus zul je het ook moeten doen. De vraag is echter of die afspraken zo moeten blijven. In het antwoord van de minister op de vragen van de VVD, die er al wat langer liggen dan die van de SP, zien wij graag de lijn van de regering terug.

Waar het hier echt over gaat, is de agenda van de Informele JBZ-raad. Ik heb daar een aantal opmerkingen over, voornamelijk ter ondersteuning van de opmerkingen die de regering bij die agenda geplaatst heeft. Wij steunen volledig de aanpak van de georganiseerde criminaliteit; ook wij vinden dat die aanpak Europees geregeld moet worden. Dit geldt met name op het gebied van de mensenhandel en de grensoverschrijdende bendes, waar wij het al eerder over hebben gehad.

Bij geïntegreerd grensbeheer heeft Nederland natuurlijk groot belang. Aan de ene kant heeft dit te maken met het verstrekken van passagiersgegevens en vergelijkbare zaken en aan de andere kant met efficiënt grensbeheer. Een van de zorgen van de VVD-fractie – ik zeg dit ook namens mijn collega Van Nieuwenhuizen – betreft de bewaking van de grens van Griekenland, waarvoor wij al eerder aandacht hebben gevraagd. Met name vragen wij ons af of de route via Bulgarije voldoende is afgedekt als Griekenland gaat doen wat het moet doen.

Ten aanzien van de training van juridische beroepsbeoefenaars steunen wij in grote lijnen het beeld dat de regering schetst. Wij zien er niet de noodzaak van in om Europese trainingsprogramma's of een Europees trainingscentrum te ontwikkelen. Wij voelen ook niet veel voor allerlei hoge kosten en dat soort zaken. Samenwerking ligt uiteraard voor de hand, maar tegen zo laag mogelijke kosten. Het moet ook ieders welbegrepen eigenbelang zijn om aan die opleiding mee te doen. Het ligt voor de hand dat je je als rechter, of als jurist, schoolt in het Europese recht; het is niet nodig dat daarvoor weer een of ander programma wordt verzonnen. Het initiatief daartoe zou uit de mensen zelf moeten komen.

Dan ga ik over naar het verslag van de vorige JBZ-raad. Ik complimenteer de regering voor de manier waarop onze opmerkingen zijn verwerkt. Ik heb nog één opmerking, bestemd voor de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, over het blokkeren van websites. De VVD-fractie heeft altijd gezegd dat zij dat, als het werkt, graag onderzocht wil hebben. De staatssecretaris heeft echter terecht opgemerkt dat er veel aanwijzingen zijn dat het probleem – het gaat nu met name om darknets en de uitwisseling van kinderporno – door het blokkeren van die websites niet wordt opgelost. Ik vraag daar nog even de aandacht voor, omdat het blokkeren van websites ook tot gevolg heeft dat het internetverkeer wordt belemmerd. Daar is de VVD-fractie niet in alle gevallen een voorstander van.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zou graag een iets helderder standpunt horen. De heer Van der Steur zei: als het werkt, wil ik het graag onderzocht hebben.

De heer Van der Steur (VVD): Nee.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat zei u wel: als het werkt, wil ik het graag onderzocht hebben. Wat bedoelt u nu precies?

De heer Van der Steur (VVD): Ik ben blij dat u die vraag stelt, want ik was kennelijk niet helder genoeg. Het uitgangspunt van de VVD-fractie is dat het internetverkeer vrij moet zijn. Als door middel van het blokkeren en filteren van websites de productie en verspreiding van kinderporno effectief en efficiënt kan worden tegengegaan, zijn wij daar een voorstander van. Wij zien echter ook dat een groot deel van het verkeer van kinderporno niet meer plaatsvindt via de traditionele websites maar via darknets. De vraag is dan of wij niet een middel toepassen dat niet efficiënt is. Dat is de lijn.

Mijn volgende punt is het Europees contractenrecht, dat tot op heden nog niet aan de orde is geweest. Wij ondersteunen volledig de reactie van de regering op het Groenboek. De VVD-fractie heeft geen enkele behoefte aan een Europees BW. Wij hechten aan ons eigen BW. Dat is een zorgvuldig, overigens ook relatief Europees BW, omdat het voortkomt uit de Code Civil, die indertijd in een groot deel van Europa werd ingevoerd. Wij vinden het niet nodig om een Europees BW te creëren. Dat is een gigantische klus en leidt maar tot bureaucratie en vermoedelijk ook tot het verlies van een aantal afspraken waaraan in onze samenleving een groot belang wordt gehecht. Wij vinden het dus wel goed, zoals de regering ook voorstelt, dat er wordt bekeken op welke gebieden je kunt harmoniseren, maar de VVD ondersteunt volledig het standpunt van de regering om afstand te nemen van de opties vier, vijf, zes en zeven.

Mijn laatste punt betreft de mededeling over de bescherming van persoonsgegevens. Zoals bekend, hecht de VVD-fractie grote waarde aan de bescherming van persoonsgegevens. Wij vinden het verstandig om daar in Europa integraal naar te kijken; wij ondersteunen absoluut het voorstel van de regering om de meldplicht af te schaffen. Ik begrijp dat dit lastig ligt in Europa, maar met het oog op de uitvoering van de Wet bescherming persoonsgegevens zorgt die meldplicht voor enorme administratieve lasten en onnodige bureaucratie voor het bedrijfsleven. De VVD is dan ook van mening dat wij absoluut afstand moeten nemen van die meldplicht, zodat bedrijven zich wel aan de regels kunnen houden maar niet allerlei ingewikkelde meldingen hoeven te doen. Datzelfde geldt ook ten aanzien van Europese campagnes, waarvan wij het nut niet inzien. Dat wordt door de regering ook opgemerkt. Bij de bescherming van persoonsgegevens, waaraan de VVD groot belang hecht, gaat het om het volgende: wanneer is de informatie nodig, hoe lang is die informatie nodig – dat geldt ook voor de uitwisseling van strafrechtelijke gegevens – wie heeft er toegang toe en hoe lang wordt zij bewaard? Is het bovendien effectief om op die manier informatie uit te wisselen? Als daarop het antwoord ja is, is de VVD-fractie voor.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. De PVV is ook voorstander – ik zou zeggen: is natuurlijk voorstander – van bilaterale en multilaterale samenwerking, dus ook samenwerking tussen de lidstaten van de EU. Dat wil ik nog maar eens benadrukken. Bij het bestrijden van criminaliteit is het erg belangrijk dat er een harmonisatie plaatsvindt van allerhande definities, acties en zaken die we willen monitoren als het gaat om organized crime. Het is dus goed dat de minister aandacht heeft voor het Europol-instrument van het Organized Crime Threat Assessment. Dat is de Europese criminaliteitsbeeldanalyse. In dat verband is harmonisatie van definities belangrijk, maar vooral ook dat we in Europees verband afspreken wat we precies willen monitoren en welke gegevens we willen verzamelen, zodat we allemaal de juiste definities hanteren. Anders gaan we appels met peren vergelijken. Ik vraag ook aandacht voor de expertiseborging. Binnen Europa moeten we afspreken welke expertise we geborgd willen zien; dat moet vervolgens naar nationaal niveau worden vertaald. Het kan niet zo zijn dat landen zich bijvoorbeeld druk maken om mensensmokkel en drugs, terwijl diensten op nationaal niveau nauwelijks iets aan drugs doen. Dat wilde ik de minister meegeven op het gebied van organized crime.

Een ander belangrijk punt is de nadrukkelijke wens van het Hongaars voorzitterschap om een nieuw opleidingsinstituut op te richten. Volgens mij is dat absoluut niet in lijn met het Stockholm Programma. Het actieplan wijkt daarin duidelijk af van het Stockholm Programma. Het programma is heel duidelijk: het is een primaire verantwoordelijkheid van de nationale opleidingsinstituten en de bestaande instituten als het European Institute of Public Administration en de Academy of European Law. Wat ons betreft is er absoluut geen behoefte aan weer een nieuw instituut. Het zou misschien een overweging kunnen zijn om bij de trainingen wat meer te schakelen naar een multidisciplinair karakter. Dan zouden ook samenwerkingsverbanden aangegaan kunnen worden met bijvoorbeeld CEPOL, waar politietrainingen plaatsvinden. Ik kan me voorstellen dat je dit Europees integraal benadert. Dat is in het verleden ook al gebeurd, zoals er ook heel veel geld is geïnvesteerd in het kader van de toetreding, onder andere via PHARE, CARDS en de Rule of Law.

De voorzitter: Het woord is aan de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn antwoord in eerste termijn. Er zijn twee interrupties per fractie per bewindspersoon toegestaan.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun impulsen in onze richting, voordat wij naar Boedapest vliegen.

Ik begin bij de opmerkingen van mevrouw Gesthuizen en de heer Van der Steur over het Europees arrestatiebevel in een concrete zaak. Ik neem aan dat zij respecteren dat ik niet inga op een individuele, concrete zaak en daar ook geen kanttekeningen bij maak of afwegingen over maak. Ik heb kennisgenomen van de vragen; die zullen zo snel mogelijk worden beantwoord. Daar is terecht om gevraagd. Zowel mevrouw Gesthuizen als de heer Van der Steur zeiden het: afspraken moeten worden nagekomen, anders werkt dit niet. Als er zorgen bestaan bij een van de lidstaten over de manier waarop dat gebeurt, dan is er natuurlijk altijd een permanente interventie, via de ambassadeur en via ons, op de dossiers en de wijze van handelen door de collega's in de betrokken lidstaat.

De heer Van der Steur (VVD): Ik wil nog iets toevoegen. Waar het de VVD en de SP om gaat, is natuurlijk dat we ons aan de afspraken houden. Onze zorg betreft echter de duur van het voorarrest in Polen in relatie tot de ernst van de kwestie. Die kwestie is niet zo heel ernstig. Daaraan gekoppeld gaat het ons om de snelheid van de juridische procedure. Onze partijen, en dat geldt misschien wel voor de hele Kamer, vinden dat we in dit specifieke geval op dat punt bij Polen onze invloed zouden moeten aanwenden om dit zo snel mogelijk af te wikkelen.

Minister Opstelten: In bagatelzaken niet, maar anders wel. Dat is natuurlijk de kwestie. Verder moeten natuurlijk in een EAB de afspraken gewoon worden nagekomen. Wij zullen de vragen zo snel mogelijk beantwoorden; ik herhaal dat.

Mevrouw Gesthuizen en de heer Recourt noemden het belangrijke punt van de corruptie. Dat is op zichzelf een prima punt. Ik roep in herinnering dat in de interne veiligheidsstrategie voor de EU, die de Commissie in november 2010 heeft gepubliceerd, staat dat de Commissie in 2011 met een voorstel komt om lidstaten te helpen bij corruptiebestrijding. Wij vinden dit belangrijk en we zullen dit voorstel met interesse volgen. We zullen het niet passief volgen, maar er echt aandacht voor vragen. Aandacht voor corruptie is natuurlijk altijd belangrijk voor Nederlandse bewindslieden. Er is veel meer over te zeggen. Er zijn wel eens concrete projecten over het onderwerp met lidstaten, waarin wij ondersteuning plegen. Die worden ook geëvalueerd. De Kamer hoeft dus niet bezorgd te zijn dat wij er geen aandacht voor blijven vragen.

Alle woordvoerders hebben aandacht gevraagd voor de training van de beroepsgroepen. Ik wil daar het volgende over zeggen. Ons standpunt is helder. Ontwikkeling en training op het gebied van Europees recht moeten deel uitmaken van de normale bagage van de Raad voor de rechtspraak en de opleidingsinstituten die daaraan zijn gelinkt, en natuurlijk van het Openbaar Ministerie, de politie en anderen. Wij zullen er aandacht voor vragen hoe dat ligt. Het is natuurlijk altijd een kwestie van keuzes, maar ik herinner me dat we aandacht hebben gevraagd voor dit onderwerp in het begrotingsdebat. Als rechter moet je tegenwoordig niet alleen gesignaleerd worden «in de wijk», maar moet je ook Europees georiënteerd zijn. In die zin zal ik dus deze situatie scherp met de Raad voor de rechtspraak blijven bespreken. Wij vinden, met een aantal collega's, niet dat we nu weer tot een opgetuigd instituut moeten komen in Brussel of ergens op een fraaie plaats in de EU; dat is ook te zien aan onze agenda. We moeten met elkaar afstemmen en impulsen krijgen van elkaar, maar we moeten niet tot een Europees instituut komen.

De heer Recourt (PvdA): Ik pleit ook niet voor extra opleiding, want volgens mij is de input van kennis wel aardig georganiseerd. Ik pleit juist voor het laten beklijven van de kennis door er regelmatig mee om te gaan. Volgens mij zit het hem dus niet in de opleiding maar in de organisatie.

Minister Opstelten: Dat is juist, en dan gaat het om verschillende niveaus. Op het niveau van de JBZ-raad moeten we er continu aandacht voor vragen en er met elkaar over spreken: hoe organiseer je dat in je eigen land en welke impulsen kun je uit de EU krijgen? Dan is er nog het niveau van onze nationale instituten en de verdieping daarbinnen, dus de gerechtsbesturen. Dat zijn er straks tien; het zijn er nu meer. In de gesprekken die we scherp aan het voeren zijn met de Raad voor de rechtspraak zal ik hier aandacht voor vragen; dat is een impuls die ik vandaag uit dit overleg krijg. Maar niet alleen daar. Ik wil er ook aandacht voor vragen bij de vertegenwoordigers en de instituties van de rechterlijke macht, bij de leden van de organisaties. Het is gewoon niet altijd diepgaand ontwikkeld, zelfs niet bij de kwalitatief hoogwaardige rechters die wij in ons land kennen. Ik vind het dus een serieus punt. Ik ben de woordvoerders dankbaar voor hun impuls aan ons, in de vorm van opmerkingen en vragen.

De heer Recourt heeft ook gesproken over cybercrime. Dat is een belangrijk punt waarover ik heel duidelijk kan zijn. Het is de Kamer bekend dat wij met een actieprogramma komen. Dat gebeurt in februari of maart. Het is een belangrijk thema; als het dus iets later komt, is dat niet erg. Het wordt echter wel februari of maart. We hebben daar nauwgezet contact over, zelfs met onze eigen Nederlandse Commissaris voor de digitale agenda, die er natuurlijk ook middenin zit. Het kabinet heeft laatst een gesprek met haar gehad en daarbij is dit een van de punten geweest. Onze mensen hebben nu, ter voorbereiding van ons eigen standpunt, contact met de Brusselse expertise om ervoor te zorgen dat hetgeen waar wij mee komen, Brusselproof is en om ervoor te zorgen dat wij hoogwaardige kennis die daar aanwezig is, niet overslaan. Wij zijn in eigen land bezig met zo'n groot internationaal vraagstuk, dat wij moeten aanhaken. De prioriteit ligt nu echter bij onze eigen acties. Laten we nu eerst scherp zeggen wat wij gaan doen, en dan aanhaken aan andere internationale gremia als de EU. De Kamer kan er dus van verzekerd zijn dat de EU-impulsen zijn meegenomen bij ons actieprogramma.

De heer Van der Steur heeft de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit ondersteund en nog eens sterk de nadruk gelegd op de mensenhandel. Wij zijn het daar helemaal over eens, evenals over de opleiding.

De heer Elissen heeft gesproken over de harmonisatiedefinitie en de monitoring: om welke gegevens gaat het? Wij moeten daar scherp op focussen, anders dijt het uit. Ik hoorde daar iemand spreken die er ervaring mee heeft en die met enige irritatie terugkijkt op de tijd waarin dat gebeurde. Het is natuurlijk ontzettend belangrijk om wat je op EU-niveau doet, nationaal te kunnen vertalen. Dat zijn dus belangrijke punten. Over de opleidingsprogramma's denken wij hetzelfde, heb ik kunnen constateren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Omdat ik maar twee interrupties mag plegen, heb ik gewacht tot het einde van het betoog van de minister. Ik wil nog iets vragen over corruptiebestrijding. Ik begrijp dat de minister dat punt ook serieus neemt. Uiteraard, zou ik willen zeggen. Ik vind echter zijn uitspraak dat hij een en ander met grote interesse zal volgen, te mager. Wat gaat de minister nu doen? Hoe gaat Nederland precies druk op de ketel zetten? Zal de minister bijvoorbeeld ook zelf met voorstellen komen?

Minister Opstelten: De Commissie komt met een voorstel; dat heeft zij aangekondigd. Dat gaan wij nauwgezet volgen en daar zullen we zeker aandacht voor vragen en marge van de vergadering in Boedapest vanavond, morgen en overmorgen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Maar de Commissie heeft al eerder een Mededeling over corruptiebestrijding gemaakt en ook toen bleven concrete maatregelen uit. Ik maak me daar zorgen over, vooral omdat wordt geconstateerd dat in een aantal landen de situatie verslechtert. Ik vind dat wij ons daarover grote zorgen moeten maken.

Minister Opstelten: Zeker. Deze minister is ook van de soort van «graag concreet». Het moet herkenbaar en zichtbaar zijn en voor ons allemaal een beetje begrijpelijk. Wat wij nu doen en wat daar gebeurt moet vertaalbaar zijn naar de burgers. Het is echter in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van een lidstaat zelf. Als we met elkaar aan tafel zitten, gaan wij niet het vingertje opsteken: in dat land kan het wel eens wat anders! Dat kun je en marge van een vergadering wel doen. Als wij bepaalde projecten draaien ter ondersteuning van partners, wat we natuurlijk doen, dan kunnen we het er wel over hebben. Het vereist natuurlijk enig normaal diplomatiek verkeer, maar we moeten wel met elkaar massaal aandacht hiervoor vragen. Vervolgens is het echt de verantwoordelijkheid van elke lidstaat zelf. Punt. Mevrouw Gesthuizen hoeft echter geen zorgen te hebben. Ik denk dat zij en ik er even stevig in zitten. Ik zeg het misschien anders dan mevrouw Gesthuizen, maar niet zo heel anders, afgaande op wat ik tot nu toe hoor. Ik zou er niet te veel zorgen over hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Laat ik maar heel eerlijk zijn: als ik het de minister zo hoor zeggen, maak ik mij wel een beetje zorgen. De minister zegt dat het de verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Ja, maar we zijn wel één Unie. Ik begrijp best dat er bepaalde regels zijn in het diplomatieke verkeer, maar als je zover gaat dat je een Unie vormt, mag je wel af en toe met een vingertje wijzen.

Minister Opstelten: U hoeft zich ook wat dat betreft geen zorgen ... Nee, ik moet niet te vaak zeggen: hebt u geen zorgen; laat het aan mij over. Dat is verkeer dat we natuurlijk niet moeten hebben; we moeten elkaar scherp houden. Ik vind ook dat corruptie een van de ergste dingen is voor de publieke moraal en voor samenwerking. Wat dat betreft moeten de standaarden gelijk zijn binnen de EU. Absoluut. Als daarover zorgen zijn, naar wie dan ook, dan zullen wij dat melden. Wij gaan daarvoor. Het hoort in de klassieke traditie van ons land dat wij voor dit onderwerp altijd aandacht vragen, dat we er altijd zorg voor hebben en dat we vinden dat het absoluut niet mag en kan gebeuren.

Minister Leers: Voorzitter. Aan mij zijn twee vragen gesteld. De heer Recourt vroeg naar de Mediawet. Ik begrijp die vraag want persvrijheid en onafhankelijke media zijn belangrijke verworvenheden in de EU, ook in relatie tot de fundamentele mensenrechten. Het is onze taak om signalen af te geven als die persvrijheid in gevaar komt. Het onderwerp als zodanig staat echter niet op de agenda van de JBZ-raad en ik denk ook niet dat het verstandig is om daarover te spreken. Mevrouw Kroes heeft immers toegezegd dat zij een analyse zal maken die uitwijst of er strijdigheid is met de EU-regels. Het lijkt mij verstandig daarop te wachten. Bovendien zijn hierover vragen gesteld door de Kamerleden Timmermans, Albayrak en Ten Broeke.

De heer Recourt (PvdA): Wanneer zal die analyse klaar zijn?

Minister Leers: Dan zou ik in de agenda van mevrouw Kroes moeten kijken. Ik heb wel begrepen dat het van belang is dat het snel gebeurt. De Hongaarse minister-president heeft inmiddels laten weten dat Hongarije zich zal conformeren aan de Europese regels, mocht er strijdigheid zijn. Maar ik wil graag nog eens aandringen op spoed.

Ik dank de heer Van der Steur voor zijn positieve woorden over de grensbewaking. Ik deel zijn zorgen. Aanstaande vrijdag verwachten wij een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens inzake de Belgische zaak met betrekking tot Dublinclaimanten. Dat is een belangrijke uitspraak die voor Nederland van grote betekenis zal zijn. Hierbij is immers de vraag in het geding wat wij moeten doen met de mensen die wij tot nu toe niet hebben kunnen terugsturen naar Griekenland. Griekenland wordt aan de buitengrens van de Europese Unie geconfronteerd met grootschalige immigratie en krijgt dat probleem maar moeilijk in de vingers. Ons uitgangspunt is en blijft dat Griekenland op de allereerste plaats zelf maatregelen moet nemen en waar nodig geholpen moet worden door de EU-lidstaten. Wij vinden dat er een meer structurele oplossing moet komen. Griekenland heeft stevige maatregelen genomen, maar die moeten nog wel worden geïmplementeerd. Wij hebben daadwerkelijk hulp geboden aan Griekenland. Nederland heeft bilateraal en in EU-verband steun toegezegd. In het kader van de FRONTEX-operatie hebben wij ambtenaren van de KMar en de zeehavenpolitie toegezegd. Ook hebben wij IND-tolken gestuurd naar de grens met Turkije. Kortom, wij hebben onze bijdrage geleverd.

Ook ik heb zorgen over de situatie in Bulgarije. Dat maakt ons extra alert op de toetreding van dit land tot het Schengenakkoord. Dat kan pas als aan alle randvoorwaarden ten aanzien van onder andere de grensbewaking is voldaan. Ook FRONTEX zal aan de Bulgaars-Turkse grens aanwezig zijn.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Voor de verklaring omtrent gedrag (VOG) was al voor het ontstaan van de Amsterdamse zaak door het kabinet aandacht gevraagd, conform het overleg met de Kamer eind november 2010. Mevrouw Gesthuizen en de heer Recourt hebben aandacht gevraagd voor een pedofielenregister. Er zijn twee manieren om het probleem op te lossen. De eerste is dat iemand een VOG of vergelijkbaar document moet overleggen uit landen waar hij gewoond of gewerkt heeft. De tweede is dat bij een aanvraag van een VOG niet alleen de Nederlandse justitiële documentatie wordt gecheckt, maar dat ook navraag wordt gedaan in andere landen. Probleem hierbij is dat de Nederlandse justitiële documentatie soms ook vonnissen uit het buitenland bevat maar soms ook niet. Ik denk aan de Utrechtse zaak die deze week speelde. Daarin kwam een Belgisch vonnis op geen enkele wijze aan de orde. Dat speelt soms ook met betrekking tot Nederlanders die in het buitenland worden veroordeeld. Soms krijgen wij die vonnissen in het Nederlands justitieel documentatieregister, maar soms ook niet. Op dit moment is de inzet van het kabinet om te zien hoe wij dit slim en efficiënt kunnen aanpakken in Europees verband. Voor een volstrekt waterdicht systeem ben je natuurlijk afhankelijk van de bereidwilligheid van alle lidstaten. Dat zal lastig zijn, ook al omdat er lidstaten zijn die geen sluitend strafregister kennen waarin alle veroordelingen centraal worden opgeslagen. Laat er geen misverstand over bestaan dat de inzet van het kabinet zal zijn dat er een zo volledig mogelijk register komt waarin de namen staan van mensen die zijn veroordeeld voor ernstige zedendelicten en geweldsmisdrijven.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De staatssecretaris zegt dat het lastig is, omdat niet alle landen een sluitend systeem hebben. Houdt dit in dat niet overal wordt gewerkt met een verklaring omtrent gedrag? Is dat voor sommige landen iets nieuws? Als dat het geval is, moeten daarover afspraken worden gemaakt.

Staatssecretaris Teeven: Wij zijn bezig met een EU-ontwerprichtlijn bestrijding seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. Die richtlijn bepaalt dat elke lidstaat de nodige maatregelen neemt. In het verslag van 2 en 3 december jl. leest u dat wij erop hebben aangedrongen dat alle lidstaten de VOG invoeren. Het is duidelijk dat dit een essentieel element is waarvoor wij telkens weer aandacht zullen vragen. In EU-kader wordt op dit moment ECRIS opgezet dat voorziet in geautomatiseerde uitwisseling van strafrechtelijke gegevens. Dat systeem zal medio 2012 in werking treden. Op die manier zal het gemakkelijker zijn om bij de beoordeling van een VOG de beschikking te krijgen over justitiële documentatie uit andere landen. Er is nog wel het probleem dat andere landen niet verplicht zijn om die gegevens te verstrekken. Dat hoeft dan alleen voor het nationale VOG te gebeuren. De inzet van het Nederlandse kabinet is dat dit ook internationaal wordt uitgewisseld. Op dit moment wordt nader onderzocht in hoeverre de ontwerprichtlijn bestrijding seksueel misbruik, die nu in behandeling is bij het Europees Parlement en straks terugkomt bij de Raad, kan worden aangepast in die zin dat lidstaten bij het verzoek om informatie medewerking moeten verlenen.

De heer Recourt (PvdA): Blij te horen dat de staatssecretaris op dezelfde lijn zit als de PvdA en andere partijen en dezelfde urgentie voelt. Kan hij wat meer inzicht geven in de data? Wanneer kunnen wij de zaak op orde hebben? Europa staat niet bekend om snelle besluitvorming. Een ander punt is de internationale signalering. Is die op Europees niveau goed geregeld?

Staatssecretaris Teeven: Een aantal lidstaten kent geen sluitend justitieel documentatieregister en voortvluchtigenregister. Het verschilt per land, maar het betekent dat je nooit alle vereiste gegevens krijgt. Ik ben het eens met de heer Recourt dat de urgentie hoog is als het gaat om gewelds- en zedendelicten. Het is zeker tegen de achtergrond van het vrije verkeer van onderdanen belangrijk te weten of er in Nederland mensen zijn die in het buitenland veroordeeld zijn voor een delict. Wij hebben er echter geen volledig beeld van.

De heer Recourt (PvdA): Bent u van plan om dit punt te agenderen?

Staatssecretaris Teeven: U hebt gezien dat wij nog voor de Amsterdamse zaak deze kwestie begin december 2010 hebben geagendeerd in Brussel. Wij blijven er aandacht voor vragen. Het is een oude discussie, die wij voortvarend hebben opgepakt.

Voorzitter. Er is ook gesproken over de bescherming van persoonsgegevens. Aan het adres van de heer Recourt en Van der Steur merk ik op dat het kabinet zich primair richt op de uitvoering van het regeerakkoord. Daarin staat ook iets over de uitbreiding van de meldplicht datalekken en een toetsing van nieuwe gegevensverzamelingen, zo nodig met horizonbepalingen. Ook noem ik een versterking van de handhaving op dat terrein. Dit alles in het licht van de vraag van de heer Van der Steur wie toegang heeft tot bepaalde gegevensverzamelingen en hoe lang de gegevens moeten worden bewaard. Ook gaat het over de vraag waar de knelpunten zitten als je gegevensverzamelingen aan elkaar gaat knopen in het kader van de handhaving. Daarnaast zal het kabinet zich in de Europese Unie inzetten voor verbetering van de richtlijnen. Men weet dat de Commissie bezig is met een herziening van de privacyrichtlijn uit 1995. Dat is ingegeven door voortschrijdende technische ontwikkelingen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Vanwege tijdsgebrek heb ik twee punten uit mijn inbreng achterwege gelaten. Over privacybescherming heb ik nog twee vragen. Een van de pijnpunten is dat veel burgers niet weten wat hun rechten zijn en hoe zij die kunnen afdwingen. Ik heb eerder al gepleit voor een informatiecentrum waar iedereen terecht kan met vragen over persoonsgegevens. Hoe oordeelt de staatssecretaris hierover? Het andere punt komt waarschijnlijk niet ter sprake op de JBZ-raad, maar ik wil toch opheldering over de onthullingen van WikiLeaks over de mate waarin Nederland heeft samengewerkt met de Verenigde Staten. Ik begrijp dat zelfs vertrouwelijke informatie direct is doorgestuurd. Welke afspraken zijn hierover gemaakt?

Staatssecretaris Teeven: Het antwoord op de laatste vraag laat ik graag over aan de minister. Ik ben blij met de vraag van mevrouw Gesthuizen naar de transparantie voor betrokkenen. Deze kwestie staat ook op de agenda. De vraag is in hoeverre je bezwaar kunt maken tegen foute gegevens en dergelijke. Wij zullen daarvoor aandacht vragen, maar wel in het kader van hetgeen hierover in het regeerakkoord is opgenomen. In maart kom ik met een uitwerking van onze doelstellingen op dit punt. Daarbij zal ik zeker aandacht besteden aan de transparantie voor betrokkenen.

De heer Van der Steur maakt zich terecht zorgen – de VVD-fractie doet dat al jaren – over het voortbestaan van ons nationaal Burgerlijk Wetboek. Ik kan hem volledig geruststellen Het is niet de bedoeling dat wij dat wetboek inruilen voor een Europees burgerlijk wetboek, ook niet als het gaat om erfrecht. Wel moet ik zeggen – en ik denk dat de heer Van der Steur het daarmee eens is – dat er op het terrein van het internationaal privaatrecht nog een wereld is te winnen. Als burgers recht hebben op een nalatenschap uit een andere lidstaat, moeten zij op een gemakkelijke en doorzichtige wijze hun recht kunnen halen. De inspanning van het kabinet is erop gericht dat dat wordt verbeterd. Maar dat betekent niet dat het Nederlandse BW wordt ingeleverd.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik begin met een vraag over de samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten, een vraag die ik ten onrechte voorlegde aan de staatssecretaris. De minister zal begrijpen waar bij mij de pijn zit.

Uiteraard dank voor de antwoorden van het kabinet in eerste termijn. De minister van Veiligheid en Justitie zegt dat hij in dit AO niet kan ingaan op de individuele zaak van de man die uit te leveren is aan Polen. Begrijp ik goed dat de minister wel uitvoerig op deze zaak kan ingaan in de beantwoording van de schriftelijke vragen, of bedoelt de minister dat er überhaupt voor hem niet zoveel over de zaak te zeggen is?

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik heb twee punten. Het eerste betreft mijn vraag over Schengen, in het bijzonder over de toetreding van Roemenië en Bulgarije. Ik heb het antwoord daarop gemist.

Het tweede betreft het antwoord van de staatssecretaris over het pedofielenregister, maar het is breder. Ik vroeg om een tijdpad. Over hoeveel jaar denkt de staatssecretaris dat er concrete verbeteringen zijn gerealiseerd? Vanuit die verwachting is het misschien zaak om vooruitlopend daarop te kijken of noodoplossingen gerealiseerd kunnen worden.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Allereerst dank voor de uitgebreide en voor de VVD zeer plezierige beantwoording van de gestelde vragen en voor de reactie op de zorgpunten die wij naar voren hebben gebracht.

Ik heb nog een aanvullend punt, dat te maken heeft met het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie. De vraag is voornamelijk voor minister Leers bedoeld. De Europese Commissie zou komen met een Groenboek over het recht op gezinshereniging. De VVD-fractie heeft dat Groenboek nog niet aangetroffen. De vraag is of het er komt en, als het er komt, of vroegtijdig door de minister wordt meegenomen wat in het regeerakkoord staat over gezinshereniging. Dat is namelijk in Nederland een heel heikel punt.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. De inzet is wat de PVV betreft prima. Ik ben ook zeer content met de toezegging dat de inzet zal zijn: geen nieuw opleidingsinstituut.

Wat de zorg van mevrouw Gesthuizen en de aanpak van de corruptie betreft ben ik het met de minister eens dat dit onderwerp al jaren op de agenda staat en voortdurend aandacht behoeft, ook en marge van vergaderingen en via de diplomatie. Tegelijkertijd attendeer ik op de prioritering die mogelijk is in het kader van de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Naast cybercrime vraag ik echt aandacht voor de integriteit van het openbaar bestuur, good governance en, last but not least, de corruptie. Onze inzet moet zijn om die zo hoog mogelijk op de beleidsagenda te krijgen en om gelden die gelabeld kunnen worden en voor projecten, die er legio zijn, toegekend kunnen worden, vooral prioritair op dit terrein in te zetten.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter, allereerst mijn oprechte excuses. Het is mij nog nooit overkomen, maar eens moest de eerste keer zijn. Ik dacht dat de vergadering om 11.00 uur begon, maar die is dus al een uur gaande. Op het gevaar af dat een aantal onderwerpen al besproken is, zal ik proberen om die in twee minuten even snel door te nemen.

Ik ben akkoord met de inzet op de georganiseerde criminaliteit, cybercrime, witwassen en criminele tegoeden. Ik hoorde de staatssecretaris in het laatste blokje over de opsporingslijst zeggen dat die niet sluitend is. Dat is een gegeven. Ik hik een beetje aan tegen het feit dat officieren van justitie en rechters kunnen vragen of iemand bijvoorbeeld in een Oost-Europees land is veroordeeld. Op dit moment kan dat al. Dat is echter zo'n bureaucratisch lang traject dat het vaak niet wordt gedaan. Dan kunnen die lijsten er wel zijn, maar het zou versneld moeten worden opdat het voor officieren aantrekkelijk wordt om het op te vragen en op hun bordje te krijgen.

Ik ben het eens over het geïntegreerde grensbeheer, over effectiever en efficiënter grenstoezicht, maar dat ziet slechts toe op de buitengrens. De vraag is voor de minister voor Immigratie en Asiel. Ik leg nog even de uitspraak van de Raad van State van 28 december 2010 voor dat de interne grenscontroles door het MTV (Mobiel Toezicht Vreemdelingen) in strijd zijn met de Schengencode vanwege het ontbreken van een wettelijke basis. Geldt dit bijvoorbeeld ook voor Duitsland en België? Hoe gaan die landen met de wetgeving om? Wat gaat de minister doen?

Aan het opleidingsinstituut zijn ook al woorden gewijd. Het is goed dat rechters kennis en kunde uitwisselen. Daartoe is ook wel aanleiding, gezien sommige discussies in Oostbloklanden over grondrechten, homo's, media et cetera. Of het een heel nieuw instituut moet zijn, is ook voor ons de vraag.

Het is goed dat Commissaris Reding over het EU-burgerschap wil praten. Naast rechten gelden echter ook plichten. Wij willen ook wel een discussie. Als EU-burgers in een andere EU-lidstaat kwalijke zaken ondernemen en in de criminaliteit belanden, moeten wij daarover kunnen praten en eventueel bekijken of die burgers kunnen worden teruggestuurd.

Wat zijn wat het actieplan Griekenland betreft de afspraken met Turkije over het terugnamebeleid?

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de vragen in tweede termijn.

Wat WikiLeaks betreft is mijn lijn en die van het kabinet dat wij er kennis van nemen, tenzij er heel bijzondere situaties zijn. Voor mij is er in de betreffende situatie geen enkele reden om er iets anders van te vinden en daaraan aandacht te schenken. Er is dus ook geen reden om er nu concreet iets over te zeggen tegen mevrouw Gesthuizen.

Ik heb geen aanleiding om nog iets toe te voegen aan wat ik in eerste termijn heb gezegd over het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en Polen. Ik ga niets zeggen over een specifieke situatie. De vragen van de heer Van der Steur en de zijnen en van mevrouw Gesthuizen worden beantwoord. Er ligt een EAB. Daarom heb ik in algemene zin iets gezegd. Als het geen bagatelzaak is, wordt het op alle punten getoetst en wordt een beslissing genomen. Wij hebben in dit soort situaties natuurlijk mogelijkheden om via de ambassade en zelfstandig via andere lijnen informatie in te winnen hoe het loopt.

Tegen de heer Elissen zeg ik dat integriteit van bestuur, good governance en dergelijke de aandacht behoren te hebben van de JBZ-raad, van ons gezamenlijk op dat niveau. Dat is een onderstreping van wat ik eerder heb gezegd. In de interne veiligheidsstrategie van de EU wordt ook een prioritering voorgesteld. Hoog op de agenda staan inderdaad onderwerpen als corruptiebestrijding, witwassen en ontneming. Het staat dus in allerlei documenten maar, zoals in eerste termijn ook is gezegd, het moet concreet zichtbaar worden.

Wat de opleidingen betreft is het precies zoals de heer Çörüz zegt; andere collega's van hem hebben het ook gezegd. Wij gaan hierin investeren, men is daarmee bezig. Het kost natuurlijk wat. Het is ook prioritering in alle scherpte, in de diepte. Afstemmen tussen alle lidstaten, maar geen nieuw instituut. Dat is onze lijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat WikiLeaks betreft snap ik heel goed dat het kabinet niet altijd op geruchten reageert. Alleen op het moment dat geruchten zorgen voor veel onrust in de maatschappij, is het ontzettend jammer dat de minister niet de kans grijpt, als daartoe tenminste reden is, om die onrust de kop in te drukken, te bezweren of weg te nemen bij burgers. Ik ben heel benieuwd hoe de minister het ziet, als er zaken spelen die burgers in beroering brengen en waarvan hij zegt dat hij er niets over zegt. Dat stelt mij teleur.

Ik begrijp dat de minister nu niets gaat zeggen over de uitlevering aan Polen en dat ik antwoord op mijn vragen krijg. Dan wacht ik met spanning, en de heer Van der Steur wellicht ook, op de antwoorden. Als de minister daarin ook schrijft dat het een individuele zaak is en dat hij er niets over kan zeggen, zou ik dat een enorm jammerlijke vlucht vooruit vinden. Ik hoop niet dat het op die manier met een sisser moet aflopen.

Minister Opstelten: Wacht u wat het laatste punt betreft de antwoorden af. De vragen zullen hoogwaardig worden beantwoord. Uiteraard, dat begrijpt u.

Wat het eerste punt betreft het volgende. Als er grote onrust is naar aanleiding van een verklaring van wie dan ook in het land, zullen wij iets doen. Ik heb nu echter geen aanleiding om dat te vinden. Dat was de reden van mijn antwoord op de door u gestelde vragen.

Minister Leers: Voorzitter. In de eerste plaats mijn verontschuldigingen aan de heer Recourt dat ik zijn vraag over Schengen en in het bijzonder de stand van zaken bij de toetreding van Bulgarije en Roemenië niet heb beantwoord. Ik had niet begrepen dat hij een vraag had gesteld, maar ik zal die graag beantwoorden. De stand van zaken is als volgt. Roemenië en Bulgarije zijn wel lid van de Europese Unie, maar behoren nog niet tot de Schengenstaten. Er vinden dus op dit moment nog wel controles plaats aan de grens tussen deze landen en de rest van Europa. De beoordeling moet nu plaatsvinden. Het kabinet zal bij het oordeel over het gereed zijn van Bulgarije en Roemenië voor toetreding tot Schengen, de rapportages van de Europese Commissie over de voortgang in beide landen in het kader van het Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM) betrekken. Nederland deelt op dit punt de zorgen, in ieder geval de uitingen over de standpunten van Frankrijk en Duitsland. Dat hebben wij de Tweede Kamer op 8 december 2010 in antwoord op Kamervragen over de toetreding tot Schengen van Bulgarije en Roemenië medegedeeld. Wij zullen de ontwikkelingen monitoren en daarin uitermate kritisch zijn, maar wij zullen wel conform de afspraken die in het verleden zijn gemaakt, moeten handelen.

Het is jammer dat de heer Van der Steur gisteren niet bij het AO is geweest. Daarin is heel lang over gezinshereniging en het Europees Groenboek gesproken. Er is twijfel geuit of het Europees Groenboek conform de afspraken al in maart of april besproken zou kunnen worden. GroenLinks heeft vernomen dat Commissaris Malmström het van de agenda zou hebben gehaald. Dat is ons niet bekend. Het is wel duidelijk dat er vertraging is, maar ik zal daarover opheldering vragen want ik wil op dit punt wel voortvarendheid.

Ik ben blij dat de heer Çörüz op het laatste moment nog is aangeschoven en een vraag heeft gesteld over het Mobiel Toezicht Vreemdelingen. Dat is inderdaad een lastig punt. Ik deel zijn verontrusting op dit punt zeer. De Raad van State heeft op 28 december 2010 een uitspraak gedaan over de uitvoering van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen door de KMar in de grenszone van België en Duitsland. De KMar levert met die controles een belangrijke bijdrage aan de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit en illegaal verblijf in Nederland. De uitspraak van de Raad van State heeft ook ons verrast en wij waren er niet echt blij mee. Dat kan ik u verzekeren. De uitspraak wordt op dit moment bestudeerd. De Raad van State is van mening dat de mobiele controles van de KMar te veel lijken op grenscontroles. Dat mag niet vanwege het afschaffen van de grenzen. De uitspraak heeft dus gevolgen voor de uitvoering van de controles, die ik heb moeten aanpassen. Ik zal zo spoedig mogelijk in een brief aan de Kamer uiteenzetten op welke wijze de aanpassing zal geschieden. Ik geef dan meteen antwoord op de vragen die door het lid Van Nieuwenhuizen zijn gesteld. Naar het zich laat aanzien, zal het vreemdelingenbesluit moeten worden aangepast. In de tussentijd proberen wij zo veel mogelijk te doen wat wel kan en de KMar daarop aan te sturen, zeker waar het criminele activiteiten van vreemdelingen betreft. Die kun je gewoon niet laten gaan. Wij moeten de uitspraak in elk geval goed bestuderen en bekijken welke ruimte en welke wettelijke mogelijkheden er zijn. Deze uitspraak heeft geen gevolgen voor andere EU-landen, want de Raad van State heeft zich uitgesproken over de Nederlandse wetgeving op dit punt. Die geldt niet voor andere landen.

De heer Çörüz (CDA): Ik ben content met de antwoorden. Het gaat mij vooral om die rondtrekkende bendes die nu niet denken dat de Raad van State een bepaalde uitspraak heeft gedaan en dat het wat makkelijker zal zijn om Nederland binnen te komen. Het gaat mij erom dat de controle en scherpte ondanks de uitspraak van de Raad van State op dat hoge niveau blijven.

Minister Leers: Ik zei al dat wij alles zullen doen wat mogelijk is. Ik zoek de grenzen op van wat kan, zonder dat wij in strijd komen met de uitspraak van de Raad van State. Ik ben het volkomen met de heer Çörüz eens dat het niet gewenst is dat wij illegale grensoverschrijdende activiteiten van vreemdelingen die zelfs hier en daar criminele antecedenten hebben, moeten laten passeren. Dat kan ik niet laten passeren. Nogmaals, wij zoeken echt de grenzen op.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. De heer Recourt heeft gevraagd om een tijdpad voor de uitwisseling van gegevens. De ontwerprichtlijn bestrijding seksueel misbruik ligt op dit moment bij het Europees Parlement. ECRIS wordt medio 2012 verwacht. In de eerste helft van 2012 zou dat operationeel worden. Ik ben al bezig en ik zal ermee doorgaan om in de ons omringende lidstaten, dus in Beneluxverband, Groot-Brittannië en Duitsland, te kijken of wij op bilaterale basis kunnen komen tot uitwisseling van gegevens. Die inzet wil ik plegen en zal ik hebben. Ik heb begin vorige maand in Brussel namelijk wel begrepen dat het te veel tijd in beslag zal nemen als wij daar in Europa op moeten wachten. Dan wordt het inderdaad ook op dit punt, als het gaat om die gevoelige materie, medio 2012. Bilateraal zal het kabinet die inzet in elk geval hebben. Daar mag men ons aan houden.

De heer Çörüz heeft gezegd dat officieren van justitie in incidentele zaken informatie kunnen opvragen. Dat kunnen zij altijd als er een concrete verdenking is. Het probleem is dat dit nu nog via rechtshulp moet. Opvragen van informatie uit een strafregister moet via rechtshulp gebeuren. Straks gaat dat via ECRIS, dan gaat het veel eenvoudiger als de lidstaten daarop aangesloten zijn. Dat zal inderdaad medio 2012 worden.

De voorzitter: Hiermee is de tweede termijn afgerond. Ik dank de leden voor hun inbreng en de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik wens hun succes bij de behartiging van de belangen in Boedapest.