Kamerstuk 32193-9

Amendement van de leden Dijsselbloem en Dijkgraaf over het schrappen van een drietal aspecten van kwaliteit waarop de inspectie toeziet

Dossier: Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces


Nr. 9 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJSSELBLOEM EN DIJKGRAAF

Ontvangen 15 juni 2011

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel F, derde onderdeel, wordt na de zinsnede «aan de hand van een of meer aspecten van kwaliteit» een zinsnede ingevoegd, luidende: , vervallen in onderdeel b de onderdelen 3° tot en met 5° onder vernummering van de onderdelen 6° en 7° tot 3° en 4°,.

Toelichting

Dit amendement schrapt een drietal aspecten van kwaliteit waarop de inspectie, naast de wettelijke voorschriften, toeziet. De indieners van dit amendement zijn van mening dat bij de afbakening van de taakvelden van de Onderwijsinspectie, conform de aanbevelingen van de Parlementaire commissie Onderwijsvernieuwingen, zoveel mogelijk moet worden aangesloten op het onderscheid tussen het «hoe» en het «wat» waarbij het «hoe» primair aan de scholen is en het «wat» door de politiek wordt vastgesteld en door de Inspectie, namens de Minister, bewaakt. Met de aspecten van kwaliteit, pedagogisch klimaat, schoolklimaat en didactisch handelen van de leraren gaat de inspectie te zeer op de stoel van de professionals, de leraren, schoolleiders en schoolbesturen zitten. Het toezicht uitoefenen op deze «aspecten van kwaliteit» zou een eigen pedagogisch-didactische visie van de inspectie vragen, die naar de mening van de indieners ten principale niet aan de overheid is maar aan de scholen. De Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen adviseerde in par 6.3.3. van haar rapport in de WOT dan ook een helder onderscheid te maken tussen «bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften» en andere aspecten van kwaliteit. De toezichthoudende en handhavende rol van de inspectie moet zich met name op de eerstgenoemde voorschriften richten, aldus de aanbeveling van de Commissie.

De aangenomen motie Dezentjé Hamming-Bluemink-Depla (Kamerstuk 31 007 nr. 27) verzocht de Regering nadrukkelijk deze aanbeveling te verwerken in de wijziging van de Wet op het Onderwijstoezicht. De ondertekenaars van dit amendement beogen deze aanbeveling en de Kameruitspraak alsnog uit te voeren

Dijsselbloem

Dijkgraaf