Gepubliceerd: 17 augustus 2010
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: belasting bestuur de nederlandse antillen en aruba financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32190-10.html
ID: 32190-10
Origineel: 32190-2

Nr. 10 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 augustus 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel n wordt «goederen» vervangen door: postzendingen.

2. In onderdeel mm wordt «voeren» vervangen door: laten gaan.

B

Aan artikel 2.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Het eerste lid is niet van toepassing op goederen die zich bevinden aan boord van schepen of luchtvaartuigen die de territoriale zee dan wel het luchtruim van één van de BES eilanden doorkruisen zonder een op deze eilanden gelegen haven of luchthaven als bestemming te hebben.

C

In artikel 2.15, eerste lid, onderdeel e, vervalt «of passieve».

D

Artikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.

2. In het eerste lid, onderdeel c (nieuw), wordt «, b of c» vervangen door: of b.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Goederen aanwezig in luchtvaartuigen, klaar voor vertrek, en goederen die op het punt staan in die luchtvaartuigen te worden geladen, worden aangemerkt als goederen die door de lucht één van de BES eilanden zullen uitgaan.

E

In artikel 2.24, onderdeel h, wordt «wederuitvoer» vervangen door: doorvoer.

F

Artikel 2.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een aangifte voor de douanebestemming invoer of voor tijdelijke invoer kan door middel van een andere handeling als bedoeld in het eerste lid, worden gedaan voor de persoonlijke bagage van reizigers, mits de goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen.

  • 3. De andere handeling, bedoeld in het eerste lid, kan, indien de verplichting bestaat om de goederen bij een douanekantoor of op enige andere door de inspecteur aangewezen plaats aan te brengen, bestaan uit:

    • a. het gebruik van het groene kanaal, niets aan te geven, bij een douanekantoor waar een dubbel controlekanaal aanwezig is; of

    • b. het passeren van een douanecontrolepost waar geen dubbel controlekanaal aanwezig is, zonder aldaar uit eigen beweging aangifte te doen.

G

In artikel 2.38 wordt «artikel 2.12» vervangen door: artikel 2.10.

H

In artikel 2.70, tweede lid, wordt «artikel 2.10» vervangen door: de artikelen 2.10 en 2.16.

I

Na artikel 2.70 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.70a

  • 1. Indien aan de in artikel 2.29, tweede lid, bedoelde voorwaarden is voldaan, worden de betrokken goederen geacht bij de douane te zijn aangebracht in de zin van artikel 2.10, eerste lid en wordt de aangifte geacht te zijn aanvaard en de vrijgave geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de in artikel 2.29 bedoelde andere handeling wordt verricht.

  • 2. Indien bij een controle blijkt dat de in artikel 2.29 bedoelde andere handeling wordt verricht zonder dat de binnenkomende goederen voldoen aan de voorwaarden van artikel 2.29, tweede lid, worden deze goederen geacht op onregelmatige wijze te zijn binnengebracht.

J

In artikel 2.72, derde lid en vijfde lid, onderdeel b, wordt «de handels- en dienstenentrepot» vervangen door: een handels- en dienstenentrepot.

K

In artikel 2 110 wordt «de handels- en dienstenentrepot» vervangen door «een handels- en dienstenentrepot». Voorts wordt «de douanebestemming douane-entrepot of een handels- en dienstenentrepot» vervangen door: de douanebestemming douane-entrepot of handels- en dienstenentrepot.

L

In artikel 2 126, eerste lid, wordt de zinsnede «in strijd met artikel 2.10» vervangen door: op onregelmatige wijze.

M

In artikel 2 130, eerste lid, wordt «dit hoofdstuk» vervangen door: de bepalingen bij of krachtens deze wet.

N

In artikel 2 134, tweede lid, wordt «artikel 2 104, tweede lid» vervangen door: artikel 2 104, eerste lid.

O

Aan artikel 2 135 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid wordtovertreding van krachtens artikel 2.26 vastgestelde bepalingen, voor zover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit en betrekking heeft op goederen die ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie.

P

In artikel 3.1, tweede lid, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

Q

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid, wordt «deze titel« vervangen door: deze titel en titel 3.

2. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «voor de toepassing van deze wet».

R

In artikel 3.45, tweede lid, onderdeel b, wordt «4°. Niet-mousserende wijnen: 2 liter» vervangen door: 4°. 2 liter niet-mousserende wijnen en 8 liter bier.

S

Artikel 3.46 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor in het buitenland verkregen goederen, niet zijnde goederen als bedoeld in artikel 3.45, tweede lid, wordt de vrijstelling verleend tot een totale waarde van USD 175 per reiziger.

2. In het tweede lid wordt «USD 36» vervangen door: USD 50.

T

Artikel 3.72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «mits de onder 1° tot en met 4° bedoelde goederen bestemd zijn om uitsluitend te worden gebezigd in de bedrijfsmatige uitoefening van landbouw, veehouderij, tuinbouw of visserij; » op een nieuwe regel geplaatst.

2. In het eerste lid vervalt onderdeel g onder verlettering van de onderdelen h tot en met q tot g tot en met p.

3. In het eerste lid, onderdeel l ( nieuw) vervalt de zinsnede «die geen winst beogen».

4. In het eerste lid, onderdeel o ( nieuw), vervallen onder 1° en onder 4° onder vernummering van onder 2° en onder 3° tot onderscheidenlijk onder 1° en onder 2°.

5. In het eerste lid vervalt onderdeel r onder verlettering van de onderdelen s en t tot q en r.

6. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot vijfde en zesde lid vervallen het vijfde en zesde lid.

U

In artikel 3.95 wordt na «wordt» ingevoegd: , onder bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen voorwaarden,.

V

In artikel 5.3, eerste lid, wordt «de handels- en dienstenentrepot» vervangen door: het handels- en dienstenentrepot.

W

In artikel 5.5, vijfde en zesde lid, wordt «de handels- en dienstenentrepot» vervangen door: het handels- en dienstenentrepot.

Toelichting

Met deze nota van wijziging op het onderhavige voorstel van wet wordt een aantal redactionele en technische verbeteringen aangebracht en worden enkele omissies hersteld in het kader van het douaneformaliteitenstelsel. Deze verbeteringen zijn geconsulteerd met medewerkers van de douanepost op Bonaire van de Douane van de Nederlandse Antillen. Bedoelde verbeteringen en omissies zijn hierna bij het desbetreffend artikel toegelicht.

Onderdeel A (artikel 1.1 van de Douane- en Accijnswet BES)

De voorgestelde wijzigingen van artikel 1.1 van de Douane- en Accijnswet BES zijn van redactionele en technische aard.

Artikel 1.1, onderdeel n, van de Douane- en Accijnswet BES bevat de definitie van «douaneverklaring». De voorgestelde wijziging beoogt te bewerkstelligen dat «goederen» in de definitie vervangen wordt door «postzendingen» omdat het woord «goederen», in de context van het Algemeen Postverdrag, een te ruim begrip is. Voor het begrip «postzendingen» wordt verwezen naar de betekenis die daaraan wordt gegeven in het Algemeen Postverdrag, dat regels stelt voor de afhandeling van postzendingen.

Artikel 1.1, onderdeel mm, bevat de definitie van «uitklaren». De voorgestelde wijziging beoogt het woord «uitvoeren» te vervangen door «laten gaan».Met de wijziging wordt tot uitdrukking gebracht dat met «uitklaren», een uitgaande beweging wordt bedoeld en niet dat de keuze is gemaakt voor de douanebestemming uitvoer.

Onderdeel B (artikel 2.10 van de Douane- en Accijnswet BES)

Artikel 2.10 van de Douane- en Accijnswet BES omvat ondermeer de verplichting om binnengebrachte goederen aan te brengen en in te klaren bij een douanekantoor.

Met het voorgestelde nieuwe zevende lid wordt beoogd uit te sluiten dat de in het eerste lid bedoelde verplichtingen mede van toepassing worden op goederen die zich bevinden aan boord van schepen of luchtvaartuigen die de territoriale zee of het luchtruim van een van de BES eilanden doorkruisen zonder een op deze eilanden gelegen haven of luchthaven als bestemming te hebben. De voorgestelde bepaling, waarmee een omissie wordt hersteld, is internationaal gebruikelijk en dient ervoor te zorgen dat de doorvaart van schepen en luchtvaartuigen en de daarmee vervoerde goederen door de territoriale wateren en het luchtruim van bedoelde eilanden zo min mogelijk wordt belemmerd.

Onderdeel C (artikel 2.15 van de Douane- en Accijnswet BES)

Artikel 2.15 van de Douane- en Accijnswet BES geeft een opsomming van de douanebestemmingen die aan ingeklaarde goederen kunnen worden gegeven.

De wijziging die in artikel 2.15, eerste lid, onderdeel e, van de Douane- en Accijnswet BES wordt voorgesteld, namelijk het laten vervallen van de zinsnede «of passieve», is nodig omdat de keuze voor de douanebestemming passieve veredeling niet openstaat voor binnenkomende goederen. Bij passieve veredeling verlaten de te veredelen goederen het grondgebied van één van de BES eilanden om in het buitenland een be- of verwerking te ondergaan. Het handhaven van de betrokken zinsnede is ongewenst en dient daarom te vervallen.

Onderdeel D (artikel 2.18 van de Douane- en Accijnswet BES)

Artikel 2.18 van de Douane- en Accijnswet BES geeft een opsomming van de toegelaten douanebestemmingen voor goederen die zich op rechtmatige wijze in het vrije verkeer van een van de BES eilanden bevinden. In artikel 2.18, eerste lid, van de Douane- en Accijnswet BES wordt voorgesteld onderdeel b te laten vervallen, vanwege de omstandigheid dat de term «wederuitvoer» niet wordt gebruikt voor goederen die zich in het vrije verkeer bevinden. Hiervoor wordt het begrip «uitvoer» gehanteerd. Het bepaalde in onderdeel b, onder 1, en onder 2, inhoudende dat de wederuitvoer in één zending dan wel in deelzendingen kan plaatsvinden, is overbodig en kan daarom vervallen.

De oorspronkelijke formulering van artikel 2.18, vijfde lid, van de Douane- en Accijnswet BES biedt ruimte voor misverstanden ten aanzien van het aantal op elk van de BES eilanden aanwezige vliegvelden. Elk van de BES eilanden heeft slechts één vliegveld zodat er geen vervoer kan plaatsvinden tussen twee of meer vliegvelden op een en hetzelfde eiland. De onderhavige wijziging van artikel 2.18, vijfde lid, van de Douane- en Accijnswet BES beoogt hierin duidelijkheid te scheppen.

Onderdeel E (artikel 2.24 van de Douane- en Accijnswet BES)

In artikel 2.24, onderdeel h, van de Douane- en Accijnswet BES wordt Onze Minister van Financiën de bevoegdheid gegeven regels te stellen inzake het in kennis stellen van de inspecteur voorafgaand aan de wederuitvoer dan wel de vernietiging van goederen. Omwille van de eenheid van taalgebruik wordt in artikel 2.24, onderdeel h, voorgesteld «wederuitvoer» te vervangen door «doorvoer». Beide begrippen hebben dezelfde betekenis.

Onderdeel F (artikel 2.29 van de Douane- en Accijnswet BES)

In artikel 2.29, eerste lid, wordt onder meer bepaald dat een aangifte door een andere handeling kan worden gedaan. In het oorspronkelijke artikel 2.29 wordt echter niet uitgelegd waaruit bedoelde handeling precies bestaat. Om deze omissie te herstellen worden in het voorgestelde tweede lid de gevallen genoemd waarin aangifte door een andere handeling kan geschieden. Aangifte door een andere handeling kan plaatsvinden voor de douanebestemmingen invoer en tijdelijke invoer en dan alleen voor de persoonlijke bagage van reizigers waarvoor aanspraak kan worden gemaakt op vrijstelling van invoerrechten.

Verder wordt in het voorgestelde derde lid bepaald waaruit de aangifte door een andere handeling kan bestaan waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen douanekantoren die over een dubbel controlekanaal beschikken en douanekantoren waar een dergelijk systeem niet aanwezig is1.

Onderdeel G (artikel 2.38 van de Douane- en Accijnswet BES)

In dit onderdeel wordt een redactionele en technische verbetering in artikel 2.38 van de Douane- en Accijnswet BES aangebracht door «artikel 2.12» te vervangen door «artikel 2.10». Inhoudelijk verandert er niets.

Onderdeel H (artikel 2.70 van de Douane- en Accijnswet BES)

In artikel 2.70, eerste lid, van de Douane- en Accijnswet BES wordt aangegeven dat een douaneschuld bij invoer ontstaat indien aan invoerrechten onderworpen goederen over zee of door de lucht op onregelmatige wijze worden binnengebracht of uit een handels- en dienstenentrepot of een douane-entrepot op onregelmatige wijze op een van de BES eilanden worden binnengebracht. Het oorspronkelijke tweede lid beperkt ten onrechte de kwalificatie «onregelmatig binnenbrengen» tot goederen die over zee of door de lucht op onregelmatige wijze worden binnengebracht. De voorgestelde wijziging van artikel 2.70, tweede lid, strekt zich nu ook uit tot bedoelde entrepots.

Onderdeel I (artikel 2.70a van de Douane- en Accijnswet BES)

Ingevolge artikel 2.29 kan aangifte worden gedaan onder meer middels een andere handeling. Die andere handeling kan bijvoorbeeld op grote luchthavens bestaan uit het gebruik van het rode kanaal voor goederen die aangegeven dienen te worden en het groene kanaal als niets hoeft te worden aangeven.

In het voorgestelde artikel 2.70a wordt, ter bevordering van de rechtszekerheid en om meer duidelijkheid te scheppen, aangegeven wat de rechtsgevolgen kunnen zijn voor degene die op een juiste dan wel op een onjuiste wijze aangifte doet door middel van een andere handeling als bedoeld in artikel 2.29.

In artikel 2.70a, eerste lid wordt bepaald dat de betrokken goederen in het geval van een juiste aangifte geacht worden bij de douane te zijn aangebracht en dat de aangifte geacht wordt te zijn aanvaard en de vrijgave geacht wordt te zijn verleend op het tijdstip waarop de andere handeling wordt verricht. In het geval van een onjuiste aangifte, indien bij een controle blijkt dat de handeling wordt verricht zonder dat de binnenkomende goederen voldoen aan de voorwaarden van artikel 2.29, tweede en derde lid, worden deze goederen geacht op onregelmatige wijze te zijn binnengebracht. Een inhoudelijk soortgelijke bepaling over de gevolgen van het doen van aangifte door een andere handeling is terug te vinden in artikel 234 van de Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van het CDW (Pb EG L 253).

Onderdelen J en K (artikelen 2.72 en 2 110 van de Douane- en Accijnswet BES)

De voorgestelde wijzigingen in de artikelen 2.72 en 2 110 zijn van redactionele en technische aard.

Onderdeel L (artikel 2 126 van de Douane- en Accijnswet BES)

De in dit onderdeel voorgestelde wijzing beoogt te bereiken dat de in artikel 2 126 opgenomen strafrechtelijke sancties toegepast kunnen worden op alle gevallen waarin sprake is van het op onregelmatige wijze binnenbrengen van goederen.

Onderdeel M (artikel 2 130 van de Douane- en Accijnswet BES)

Met de in artikel 2 130, eerste lid, voorgestelde wijziging wordt bereikt dat de daarin opgenomen strafrechtelijke sancties bij het gebruiken of doen gebruiken van valse of vervalste bescheiden, uitgebreid worden tot het gebied van de accijnzen en handels- en dienstenentrepots.

Onderdeel N (artikel 2 134 van de Douane- en Accijnswet BES)

De wijziging in artikel 2 134, tweede lid is van redactionele en technische aard .

Onderdeel O (artikel 2 135 van de Douane- en Accijnswet BES)

Aan artikel 2 135 wordt een derde lid toegevoegd om parallelliteit te bewerkstelligen met de Nederlandse straffen die zijn gesteld op overtreding van de bepalingen inzake de uitvoer van strategische goederen in de Algemene douanewet. De oorspronkelijk in het eerste lid voorziene bepaling houdt onvoldoende rekening met de ernstige aard van een dergelijke overtreding. Daarom is nu bepaald dat deze overtredingen kunnen worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaar of een geldboete van de vijfde categorie.

Onderdeel P (artikel 3.1 van de Douane- en Accijnswet BES)

In dit onderdeel wordt voorgesteld de definitie van goederen van oorsprong die is opgenomen in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel c, te laten vervallen vanwege de samenhang met de in deze nota voorgestelde wijziging van artikel 3.72, eerste lid, onderdeel p, onder 4°. Daar staat tegenover dat er in de algemene maatregel van bestuur ter uitwerking van artikel 2.37 regels zullen worden gesteld onder meer ter zake van de voorwaarden voor de bepaling van de oorsprong van goederen die op de BES eilanden geheel en al zijn voortgebracht dan wel waarvan de bestanddelen zijn ingevoerd, maar op die eilanden een substantiële bewerking hebben ondergaan.

Onderdeel Q (artikel 3.6 van de Douane- en Accijnswet BES)

In dit onderdeel, onder 1, worden de definities van de begrippen die in artikel 3.6 van de Douane- en Accijnswet BES inzake de douanewaarde zijn opgenomen, uitgebreid tot het vrijstellingenregime in titel 3 van hoofdstuk III.

Verder wordt in dit onderdeel, onder 2 voorgesteld de zinsnede «voor de toepassing van deze wet» te laten vervallen omdat die onverenigbaar is met de aanhef van het eerste lid van artikel 3.6.

Onderdelen R en S (artikelen 3.45 en 3.46 van de Douane- en Accijnswet BES)

De artikelen 3.45 en 3.36 van de Douane- en Accijnswet BES hebben betrekking op vrijstelling van invoerrechten voor de persoonlijke bagage van reizigers.

Met de voorgestelde wijziging van artikel 3.45, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, wordt een kwantitatieve beperking vastgesteld van 8 liter bier die een reiziger met vrijstelling van invoerrechten kan invoeren. Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte aan een dergelijke regeling op de BES eilanden. In Nederland bedraagt, ter vergelijking, de hoeveelheid bier die met vrijstelling van invoerrechten kan worden ingevoerd, 16 liter per reiziger. In de bestaande situatie kan een reiziger bier invoeren met toepassing van de vrijstelling zolang de in artikel 3.46 genoemde waardegrenzen maar niet worden overschreden. De reiziger loopt echter wel het risico dat de vrijstelling niet wordt toegekend, indien de douane een omvangrijke partij bier niet aanmerkt als voor het persoonlijk gebruik van de reiziger bestemde of voor zijn huishouding dienende goederen. Met de voorgestelde wijziging wordt die onzekerheid voor de reiziger weggenomen en de uitvoerbaarheid van de vrijstellingsregeling voor de douane vergroot.

De voorgestelde wijziging van artikel 3.46, eerste lid en tweede lid, dient ter verduidelijking dat de maximumbedragen onder welke de vrijstelling voor persoonlijke bagage van reizigers kan worden toegepast, voor andere goederen geldt dan die bedoeld worden in artikel 3.45, tweede lid. Laatstgenoemd artikel betreft alcoholische producten, tabak en tabaksproducten waarvoor hoeveelheidsbeperkingen zijn vastgesteld.

De in artikel 3.46, eerste en tweede lid, van de Douane- en Accijnswet BES voorgestelde verhoging tot USD 175 respectievelijk USD 50 van het bestaande maximumbedrag van USD 112 respectievelijk USD 36 voor reizigers jonger dan vijftien jaar, beoogt het reizigersverkeer naar de BES eilanden te bevorderen en de uitvoering van de vrijstellingregeling door de douane te vergemakkelijken, waarbij rekening wordt gehouden met de in de Europese Unie vastgestelde maximumbedragen voor reizigers. Tevens wordt na lange tijd de hoogte van de reizigersvrijstelling verhoogd (laatste verhoging dateert van 2003). Voor de reiziger houdt de verhoging van de drempelbedragen mede een beperking in van het oponthoud en irritaties aan de eilandelijke grenzen. De budgettaire derving van deze maatregel bedraagt USD 0,25 miljoen.

Voor boordpersoneel wordt de halvering van de kwantitatieve grens voor de in artikel 3.45, tweede lid, bedoelde goederen gecontinueerd. Dit heeft tot gevolg dat de kwantitatieve grens voor de invoer van bier door boordpersoneel, vier liter zal bedragen.

Onderdeel T (artikel 3.72 van de Douane- en Accijnswet BES)

Op grond van artikel 3.72 van de Douane- en Accijnswet BES kan vrijstelling van invoerrechten worden verleend voor diverse goederen.

In artikel 3.72, eerste lid, onderdeel g, wordt bepaald dat vrijstelling van invoerrechten kan worden verleend voor goederen die krachtens hoofdstuk V zijn vrijgesteld. Daar in de systematiek van de Douane- en accijnswet BES de douanebestemming invoer niet kan worden gekozen voor goederen die bestemd zijn voor een handels- en dienstenentrepot, heeft onderdeel g geen betekenis meer en dient te vervallen. Artikel 5.1, tweede lid, van het wetsvoorstel bepaalt reeds dat er geen invoerrechten verschuldigd zijn voor goederen die bestemd zijn voor een handels- en dienstenentrepot.

Artikel 3.72, eerste lid, onderdeel l (nieuw), van de Douane- en Accijnswet BES heeft betrekking op vrijstelling van invoerrechten voor materialen en benodigdheden, die naar aard en bestemming uitsluitend in ziekenhuizen worden gebruikt. In artikel 3.72, eerste lid, onderdeel l (nieuw) wordt voorgesteld de zinsnede «die geen winst beogen» te laten vervallen. Die zinsnede is abusievelijk in het wetsvoorstel terecht gekomen. Dit is ongewenst en dient daarom te worden hersteld.

Verder wordt voorgesteld het bepaalde in artikel 3.72, eerste lid, onderdeel p, onder 1° en onder 4°, van de Douane- en Accijnswet BES te laten vervallen. Deze onderdelen hebben ondermeer betrekking op vrijstelling van invoerrechten voor nijverheidsproducten die op de BES eilanden zijn vervaardigd uit aldaar ingevoerde grondstoffen alsmede op goederen van oorsprong uit de BES eilanden.

Het vervallen van genoemde onderdelen vloeit voort uit de moderniseringsslag die is uitgevoerd in het wetsvoorstel ten aanzien van het vrijstellingenregime.

Tenslotte wordt voorgesteld de uitwerking van enkele specifieke vrijstellingen in het oorspronkelijke vijfde en zesde lid van artikel 3.72, van de Douane- en Accijnswet BES, inzake het aanwijzen van ziekenhuizen alsmede de aan een administratie van productiebedrijven te stellen eisen, te laten vervallen, omdat die overbodig is geworden vanwege de moderniseringsslag die is doorgevoerd in het wetsvoorstel. Daar staat tegenover dat in het voorgestelde zesde lid (nieuw) bij regeling van Onze Minister van Financiën nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 3.72.

Onderdelen U (artikel 3.95 van de Douane- en Accijnswet BES)

Artikel 3.95 van de Douane- en Accijnswet BES heeft betrekking op vrijstelling van invoerrechten voor goederen die worden aangevoerd onder vigeur van vrijdombepalingen opgenomen in verdragen gesloten met internationale organisaties.

De voorgestelde wijziging van artikel 3.95 beoogt de bevoegdheid te creëren om bij regeling van Onze Minister van Financiën voorwaarden te stellen voor de toepassing van de onderhavige vrijstelling.

Onderdeel V (artikel 5.3 van de Douane- en Accijnswet BES)

De wijziging in artikel 5.3, eerste lid is van redactionele en technische aard.

Onderdeel W (artikel 5.5 van de Douane- en Accijnswet BES)

De wijzigingen in artikel 5.5, vijfde en zesde lid zijn van redactionele aard.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager