Kamerstuk 32175-46

Verslag van een algemeen overleg

Huwelijks- en gezinsmigratie


Nr. 46 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 november 2012

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel heeft op 9 oktober 2012 overleg gevoerd met minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel over:

-de brief van minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 01 oktober 2012 houdende een reactie op motie-Van Ojik c.s. ( 32175, nr. 38 ) m.b.t. opschorting maatregelen voor gezinsmigratie ( 32175, nr. 40 ).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerende voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Kuiken

De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Roovers

Voorzitter: Kuiken

Griffier: Roovers

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Dam, Fritsma, Van Hijum, Klaver, Krol, Kuiken, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Schouw, de Wit en Voordewind

en minister Leers van Immigratie en Asiel, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 17.03 uur

De voorzitter: Dames en heren, wij beginnen met het spoed algemeen overleg. Op de agenda staat de opschorting van maatregelen voor gezinsmigratie. Ik dank de minister, de Kamerleden, de mensen op de tribune en de pers voor hun aanwezigheid. Om formele redenen vermeld ik dat er twee leden aan de tafel zitten die geen lid zijn van deze commissie, namelijk de heren Klaver en De Wit. Zij vervangen andere leden. Ik stel vast dat daar geen bezwaar tegen is. Gelet op het grote aantal sprekers stel ik een spreektijd van vier minuten voor evenals een beperkt aantal interrupties.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Een van de lelijkste maatregelen van de gedoogconstructie was de aanscherping van de gezinsmigratiemaatregelen per 1 oktober. Dat was een wens van het vorige harde, hardere, hardste kabinet, terwijl Nederland samen met Denemarken al het strengste migratiebeleid van Europa heeft. Gelukkig is de politieke realiteit sinds de verkiezingen veranderd. De Kamer liet haar tanden zien en gaf minister Leers een kristalheldere opdracht mee: schort het nieuwe beleid op, in ieder geval gedurende de formatieonderhandelingen. Volgens de minister was de Kamer echter te laat. De boel zou al zo ver in gang zijn gezet dat opschorting niet meer mogelijk was. Zijn redenering is dat het Koninklijk Besluit op 9 juli al is vastgesteld en gepubliceerd. Nu is er een welles-nietesspelletje aan het ontstaan. Ontbreekt het de minister aan creativiteit of kan de minister pas aan de slag als de Kamer hem een duidelijke opdracht heeft meegegeven over wat er dan wel moet gebeuren?

GroenLinks heeft één doel: de gezinsmigratie-eisen moeten hoe dan ook voorlopig van de baan. De slechtst denkbare uitkomst is dat ongetrouwde partners toch het deksel op hun neus krijgen en gezinnen met meerderjarige kinderen uit elkaar worden getrokken. Door de motie-Van Ojik is de minister nu aan het werk gezet. Toch houdt hij halsstarrig vast aan zijn eigen gelijk. Dat is vreemd. In het debat van 27 september zei hij nog dat technisch niets onmogelijk is. Is de politieke wil er wel om deze opdracht van de Kamer uit te voeren? Ik daag de minister uit om creatief te zijn. De minister kan morgen nog werken aan een spoed, klein Koninklijk Besluit waarmee de inwerkingtreding van het oude Koninklijk Besluit wordt ingetrokken. Dit hoeft niet langs de Raad van State. Als het voor 1 november gebeurt, kan de AMvB op 1 januari ingaan.

Ik vraag de minister dringend of hij ten eerste bereid is om met een nieuw Koninklijk Besluit te komen, waarin hij de aanscherpingen op zo kort mogelijke termijn intrekt. Kan de minister ten tweede toezeggen, tot die tijd te anticiperen op dit beleid? Ik denk dan bijvoorbeeld aan het ruimhartig gebruik van zijn discretionaire bevoegdheid. Ten derde kan de minister wat mij betreft gewoon aan de slag, als de politieke wil er maar is. Mocht dit niet zo zijn, dan reken ik opnieuw op een Kamermeerderheid en moet de minister alsnog aan de slag. Al is het met een omweg, wij komen er wel uit. Omdat wij geen tijd te verliezen hebben, ben ik nu al genoodzaakt om een VAO aan te vragen dat, inclusief stemmingen, nog deze week gehouden moet worden. Op die manier kunnen wij donderdag eventueel over moties stemmen en, als het nodig is, de minister een nieuwe heldere opdracht meegeven.

De heer Van Hijum (CDA): Ik heb een procedurele vraag. Had de heer Klaver of de heer Van Ojik, de vorige woordvoerder, dit niet twee weken eerder kunnen bedenken, in plaats van de minister nu in een soort horrorprocedure te dwingen, waarin hij van alles moet herstellen, terwijl dit juridisch niet erg gemakkelijk lijkt?

De heer Klaver (GroenLinks): «Eigenlijk komt u hiermee wat laat» is ook het argument dat in het vorige debat werd gebruikt. Het lijkt wel dat dit iedere keer zo is. Hoe langer de minister halsstarrig blijft weigeren om dit uit te voeren, hoe moeilijker het juridisch en ook politiekpraktisch zal worden om dit uit te voeren. Wordt het dus lastiger naarmate wij langer wachten? Ja. Betekent dit dat de GroenLinks-fractie zich zal inhouden als het langer duurt? Nee. De GroenLinks-fractie zal dan juist het verzet tegen deze maatregel verstevigen, omdat die van tafel moet.

De heer Van Hijum (CDA): Mijn vraag was of het niet verstandiger was geweest om hier twee weken eerder mee te komen dan zo vlak voor en nu zelfs vlak na 1 oktober.

De heer Klaver (GroenLinks): De minister heeft in juni of juli, in ieder geval voor het reces, al aangegeven dat de Kamer altijd een ander besluit kan nemen. Dit andere besluit is er nu. Het is aan de minister om dat uit te voeren, maar hij weigert dat. Ik wil graag weten waarom de minister dit doet. Vandaag gaan wij het debat aan over de belemmeringen in dezen. Heeft de minister een nieuwe opdracht van de Kamer nodig om er alsnog toe te komen dat de eisen voor de gezinsmigratie niet worden aangescherpt, in ieder geval gedurende de formatieonderhandelingen? Dit laatste vind ik een belangrijke toevoeging.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik herhaal het debat van twee weken geleden niet. Naar de opvatting van de fractie van D66 is het een vrij overzichtelijke kwestie. De kiezer heeft gesproken. Er is nu een politieke meerderheid in de volksvertegenwoordiging om de aanscherping van de gezinsherenigingsrichtlijnen niet door te voeren. Dat is een nieuw feit.

In een eerder debat zei de minister dat er een trein in werking is gegaan, met een Algemene Maatregel van Bestuur en een Koninklijk Besluit en dat hij die trein niet meer kan stoppen. De minister zegt eigenlijk dat hij de nieuwe politieke werkelijkheid niet meer in de huidige regelgeving kan verdisconteren. Hij schrijft ook dat het onhaalbaar is om die nog te veranderen. Dat vind ik een beetje mysterieus. Waarom kiest de minister voor het woordje «onhaalbaar»? Hij had ook kunnen schrijven «onwenselijk». Daarmee zou hij iets politieks aangeven. Hij had ook kunnen schrijven dat het «onmogelijk» was. Daarmee zeg je iets onwrikbaars. De minister heeft echter gekozen voor het woordje «onhaalbaar». Dat vind ik een zachte redenering die openingen biedt.

Verder zegt de minister dat de Kamer, als zij dit echt wil, snel in de benen moet komen en een motie moet aannemen. Dan kan men de zaak nog in die zin repareren dat ze tegemoetkomt aan de wens van de meerderheid van de Kamer. Het zal niemand verbazen dat dit ook de wens is van de fractie van D66.

Wat nu te doen? Er zijn eigenlijk twee lijnen. Het kabinet kan zelf een initiatief nemen. Waarom niet? De minister is een realist die zijn knopen telt. Hij weet dat er een zelfbewuste politieke meerderheid is die zal doorzetten dat die aanscherping van tafel gaat. Waarom neemt de minister c.q. het kabinet niet zelf een besluit? Waarom komt de minister niet met een voorstel om een nieuw Koninklijk Besluit te nemen? Dat kan heel makkelijk en snel. De Raad van State kan een blanco advies uitbrengen. Zoiets gebeurt wel vaker. Dan kan het binnen een paar weken gepiept zijn. Waarom doet de minister dit niet? Waarom weigert hij om dit te doen?

Als de minister blijft weigeren, zit er niets anders op dan dat de Kamer het initiatief neemt. Wij zullen dit vandaag horen. Dan moet er zo snel mogelijk, het liefst morgen, een VAO plaatsvinden. Er circuleren al wat moties. Die zullen wij dan indienen. Wij zullen sleuren aan een meerderheid en dan is er een nieuwe politieke realiteit waar de minister zich naar moet voegen.

Kortom, linksom of rechtsom moeten de aanscherpingen van de gezinsherenigingsrichtlijnen van tafel. Eigenlijk is vandaag de vraag aan de orde wie het initiatief neemt, de minister of de Kamer. Het maakt mij eerlijk gezegd niet uit wie het doet, want ik ken het resultaat wel: de maatregelen gaan van tafel en nog wel deze week.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Nu volgt een heel ander geluid. Zoals bekend is de VVD juist een warm voorstander van de aanscherping van de eisen voor gezinsmigratie. Ik begrijp echt niet waarom daar zo'n enorm negatief beeld van wordt geschetst, want het gaat hier nou juist om relatief minder ingrijpende maatregelen. Wij hadden daar Europa niet voornodig, maar konden die zelf nemen. De overgrote meerderheid van de lidstaten voert deze maatregelen allang zelf in de praktijk uit. Wat ons betreft is het prima dat dit wetsvoorstel van kracht is gegaan.

Ik ben echter niet blind voor de veranderde omstandigheden in de Kamer na de verkiezingen. Ik begrijp dat een politieke meerderheid hier anders over denkt. Wat mij betreft is het glashelder dat je van alles kunt wijzigen, maar niet meteen, à la minute. Wij hebben in ons land nu eenmaal zorgvuldige juridische procedures voor dit soort processen. Volgens de VVD moeten wij daar gewoon aan vasthouden.

Wel vraag ik de minister of hij in de periode van de formatie mensen er bijvoorbeeld op kan attenderen dat er mogelijk op termijn een wijziging zal komen, zodat mensen hun aanvraag nog niet indienen. Als de mensen niet aan de eisen voldoen, is de minister er immers aan gehouden om binnen drie maanden afwijzend te beslissen. Is de minister bereid om een beetje coulance te betrachten door mensen erop te wijzen dat er eventueel iets kan wijzigen? Dit lijkt mij wel zo netjes. Anders doe je alsof dit beleid gewoon van kracht is en alsof er helemaal niets veranderd is. Wij zien de politieke realiteit onder ogen.

De heer Van Hijum (CDA): Ik ben verrast. Vorige week tijdens het debat hoorde ik heel andere standpunten van de VVD. Toen steunde de fractie van de VVD deze maatregelen. Mevrouw Van Nieuwenhuizen anticipeert op een wijziging van de regelgeving. Moet ik hieruit afleiden dat dit punt al is weggegeven in de onderhandelingen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Wat de heer Van Hijum hier debiteert, is natuurlijk onzin. Ik heb kennis genomen van een aangenomen motie. Op grond daarvan concludeer ik dat een politieke meerderheid vindt dat dit opgeschoond moet worden. Dat is gewoon een feit dat ik onder ogen moet zien, niet meer of minder dan dat.

De heer Van Hijum (CDA): Volgens mij zei collega Van Nieuwenhuizen net dat mensen in de aanloop naar gewijzigde regelgeving daarop gewezen zouden kunnen worden. Laat ik het dan anders vragen. Accepteert mevrouw Van Nieuwenhuizen van de mogelijke coalitiepartner van de VVD, de PvdA, op dit moment een steun aan moties die het huidige kabinet dwingen om de regels te veranderen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Op die manier werkt het niet. Het is niet zo dat ik wel of niet iets accepteer van collega-partij PvdA. Zolang er geen akkoord ligt, staat het iedere partij natuurlijk vrij om te doen wat die partij goeddunkt. De PvdA neemt haar eigen beslissing. Daar heeft ze de VVD niet voor nodig. Omgekeerd is dit ook niet het geval. De heer Van Hijum vraagt waarom ik hierop anticipeer. De reden daarvoor is dat ik kennis genomen heb van de meerderheid van de Kamer die zegt dat dit opgeschort moet worden. Ik hoorde zojuist de heer Schouw en de heer Klaver zeggen dat dit moet en zal gebeuren en wel deze week. Ik denk niet dat het deze week kan vanwege de zorgvuldige procedures. Ik zie echter nog steeds een mogelijke meerderheid die daar iets aan gaat veranderen. Wat dit dan is, weet ik niet. Als er iets boven de markt hangt, vind ik het wel zo netjes dat je dit aan mensen laat weten.

De heer Van Hijum (CDA): Ik concludeer toch dat de VVD het aanvaardbaar vindt dat een nieuwe Kamermeerderheid – nog voordat er een nieuwe coalitie of kabinet is dat een nieuwe beleidslijn heeft kunnen uitzetten – het acceptabel vindt dat een demissionair kabinet met CDA- en VVD-bewindslieden een andere lijn inzet dan tot nu toe het kabinetsbeleid is.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Er moet eerst een missionair kabinet zijn, voordat een kabinet een andere lijn inzet. Dit demissionaire kabinet heeft echter rekening te houden met meerderheden in de Kamer. Zo werkt het nu eenmaal in de democratie. Dat vind ik in dit geval niet leuk, want de heer Van Hijum zei heel correct dat de VVD een zeer groot voorstander van deze maatregel was. De VVD is dat ook nog steeds. De VVD heeft nu 41 zetels in de Kamer en hoewel dat er erg veel zijn, zijn het er nog steeds geen 76. De VVD is dus nog altijd afhankelijk van andere partijen in de Kamer.

De heer Fritsma (PVV): Ik geloof mijn oren werkelijk niet. De VVD heeft zich laten piepelen door links. De woordvoerder van de VVD-fractie zegt: als je een verblijfsvergunning wilt, is het nu even niet het moment om die aan te vragen, want dan wordt die afgewezen. De woordvoerder stelt voor om even te wachten totdat de regels anders zijn en zo iemand wel een inwilliging krijgt. Dat heeft de woordvoerder van de VVD-fractie hier gezegd. Ik concludeer slechts één ding: de VVD vecht niet voor immigratiebeperking. De fractie van de VVD heeft altijd gezegd een dergelijke beperking belangrijk te vinden, maar als puntje bij paaltje komt, vecht de VVD er niet voor, net als tijdens Paars. Ik vind dat triest. In plaats van nu tegen vreemdelingen te zeggen om even te wachten met de verblijfsaanvraag, had de VVD-fractie tegen de PvdA moeten zeggen dat die maatregelen nu gewoon een feit zijn en dat daar niets tegen te doen is. Dat had zij moeten regelen. Het omgekeerde gebeurt nu en ik vind dat werkelijk ongelofelijk, ook omdat de minister tot nu toe gelukkig wel zijn poot heeft stijf gehouden. Hij heeft gezegd dat het terugdraaien van deze maatregel simpelweg niet kan.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

De heer Fritsma (PVV): Mijn vraag is heel simpel: waarom heeft de VVD-fractie dit weggegeven? Dat is nu gebeurd.

De voorzitter: Laten wij afspreken om de vraag meteen te stellen, als die simpel is.

De heer Fritsma (PVV): De inleiding is belangrijk.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Die inleiding hebben wij bij het vorige debat ook al gehoord. Toen werd ook gevraagd: waarom heeft de VVD dit weggegeven? De PVV heeft het gehele gedoogakkoord weggegeven door van tafel te gaan. Als de PVV niet was opgestapt, was dit allemaal van kracht zonder enig probleem. Dit geldt voor heel veel maatregelen. Wij vinden het ontzettend jammer dat de PVV de stekker eruit getrokken heeft. De heer Fritsma zegt nu dat de VVD een ander geluid laat horen. Dat is niet zo. De VVD staat er nog steeds voor, maar de VVD is ook een realistische partij.

In tegenstelling tot de Partij voor de Vrijheid neemt de VVD wel haar verantwoordelijkheid als dit nodig is. De VVD zal niet aan tafel gaan zitten met alleen het plan om haar eigen verkiezingsprogramma 100% uitgevoerd te krijgen, want zoiets lukt nooit. Op dit beleidsterrein zal het waarschijnlijk ook niet lukken. Je zult altijd concessies moeten doen. Je moet niet tegen de mensen zeggen: dien maar gewoon je aanvraag in, houd je maar stil. Dit is een kwestie van goed fatsoen. Gezien de vertegenwoordigers op de tribune zullen de media er waarschijnlijk iets over melden. Het is toch normaal dat er duidelijkheid moet worden gegeven als er zoiets speelt of ook wel niet. Wie weet hoe dit ooit aan de formatietafel ter sprake komt en wie weet wat daaruit komt. Ik durf daar niets over te zeggen. De heer Fritsma moet echter niet op voorhand de conclusie trekken dat de VVD er niet voor vecht. De VVD doet dit juist wel en de PVV is de partij die de handdoek in de ring heeft gegooid.

De heer Fritsma (PVV): Wij moeten de verantwoordelijkheden wel even zuiver houden. Als deze maatregelen terug worden gedraaid, komt dit door de VVD. Die weet de PvdA-fractie kennelijk niet van al deze rariteiten af te houden. Ik ben erover geschrokken dat de VVD-fractie op het punt staat om deze zaak weg te geven of dit wellicht al heeft gedaan, want anders had mevrouw Van Nieuwenhuizen niet het advies gegeven aan de vreemdelingen om even te wachten met de verblijfsaanvraag. Een en een is twee. Wij weten genoeg. Ik heb geen vragen aan de VVD-fractie. Ik voorzie een herhaling van Paars, toen de VVD-fractie de hele immigratiezaak ook al heeft weggegeven en zelfs een generaal pardon accordeerde.

De voorzitter: Mijnheer Fritsma, als u geen vragen hebt, moet u nu een punt zetten.

De heer Fritsma (PVV): Ik hoop dat de minister stoerder is dan de VVD-fractie. Tot nu toe heeft de minister de poot stijf gehouden en wil hij deze maatregelen niet terugdraaien. Ik hoop dat de minister deze stellingname niet verandert, want ik heb in dit verband geen vertrouwen meer in de VVD.

De voorzitter: Mevrouw Van Nieuwenhuizen, als u zich wilt laten uitlokken, terwijl er geen vraag gesteld werd, mag u reageren.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De heer Fritsma stelde geen vraag, maar het was wel uitlokking. Ik wil hier daarom toch graag op reageren. De heer Fritsma vraagt zich af wie er stoerder is, maar daar gaat het ons niet om. De VVD is de partij van het behalen van resultaten. Dat de PVV zich nu weer heel fijn voelt in de rol van roeptoeteraar aan de zijlijn, is fijn voor de PVV. De VVD gaat echter voor het constructief strijden voor haar idealen. Dat zal de VVD ook op dit vlak blijven doen. Het is jammer als wij daarvoor niet de steun van de PVV krijgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp de boosheid van de heer Fritsma niet. Ik prijs en complimenteer mevrouw Van Nieuwenhuizen juist met haar inlevingsvermogen en realiteitszin. Zij anticipeert op een mogelijke meerderheid om het beleid van de minister weer terug te draaien. Mocht er een motie komen waarin de minister verzocht wordt om een pas op de plaats te maken en mensen, in lijn van de opstelling van mevrouw Van Nieuwenhuizen, de duidelijkheid te geven dat deze maatregelen voorlopig even niet worden uitgevoerd, ziet de VVD die motie dan welwillend tegemoet?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De heer Voordewind begon zijn vraag opvallend vriendelijk en dan ben ik al extra alert. Nee, dat doet de VVD niet. De VVD ondersteunt het actuele beleid. De minister heeft in zijn brief duidelijk laten zien, dat je het niet op stel en sprong allemaal kunt veranderen, als je de normale, zorgvuldige procedures volgt. Dat wil de VVD ook niet. Ik heb alleen gevraagd aan de minister op welke wijze hij in de tussentijd omgaat met mensen die een aanvraag indienen. Het lijkt mij wel zo netjes dat mensen dit alles weten. Het is gewoon een kwestie van fatsoen dat je mensen optimaal informeert en niet meer dan dat. Een pas op de plaats is nu volgens mij niet mogelijk.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik constateer dat de VVD heel realistisch is en de minister zelfs vraagt om aan de mensen het signaal te geven, op dit moment geen aanvraag in te dienen voor gezinshereniging. De VVD anticipeert dus op een nieuw beleid, althans het oude beleid van voor de verandering. Ik vind dat een compliment waard. Ik hoop dat de tweede stap, namelijk om via een motie duidelijkheid te gunnen aan mensen, ook nog volgt. Ik wacht het af.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De tweede stap van de motie zal er niet komen, als die motie in zal houden dat er nu een pas op de plaats gemaakt moet worden. Dat is voor ons echt een stap te ver. Wij volgen de zorgvuldige juridische procedure. Als er ander beleid komt – en daar lijkt een meerderheid voor te zijn, hoe het er ook uit zal zien – zullen wij ervoor strijden dat het op zijn minst voor 99% op dit beleid lijkt. Dat zal de heer Voordewind waarschijnlijk niet aanstaan, maar dat is wel onze inzet.

De heer Klaver (GroenLinks): De bijdrage van mevrouw Van Nieuwenhuizen is baanbrekend. Eigenlijk stelt zij hier dat het niet de vraag «of» is, maar «wanneer» de maatregel wordt teruggedraaid. Ik prijs haar daarom ook. Dit pleit voor mevrouw Van Nieuwenhuizen en voor haar partij. De VVD betoont zich daarmee meer democratisch dan de fracties van het CDA en de PVV. Er ligt een aangenomen motie. Heb ik het goed begrepen dat mevrouw Van Nieuwenhuizen zegt dat de minister niet alleen moet uitleggen wat de onmogelijkheden van de aangenomen motie zijn, maar dat hij vooral moet uitleggen op welke wijze hij van plan is om deze motie wel uit te voeren en binnen welk tijdsbestek? Ik begrijp goed dat mevrouw Van Nieuwenhuizen niet alles omarmt wat mijn fractie onder andere hier naar voren brengt. Ik doel daarbij op de snelheid waarmee wij dit geregeld willen zien.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De heer Klaver signaleert terecht dat wij een zeer democratische partij zijn. Je hebt de Partij voor de Vrijheid, maar bij de VVD gaat het om vrijheid en democratie. Dat ontbreekt bij andere partijen. Dat tonen wij ook op deze manier.

De heer Klaver vraagt waar wij elkaar gaan vinden en wat de minister moet doen. De minister is demissionair. Niet hij is aan zet, maar de politieke partijen in de Kamer. Dus ofwel de heer Klaver komt met een initiatief over wat er moet gebeuren, want ik geloof niet dat hij alles aan dit wetsvoorstel slecht vindt, ofwel hij komt met een initiatief in een andere vorm. Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat hij geen enkele aanscherping noodzakelijk vindt. De heer Klaver kan ook afwachten of een missionair kabinet straks eventueel met een ander standpunt komt. Wij moeten deze demissionaire minister hier echter niet mee opzadelen. Hij zou dan met allerlei partijen moeten onderhandelen, terwijl er formatiebesprekingen lopen. Dat lijkt mij een heel vreemde gang van zaken.

De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij is de opdracht aan de minister vrij simpel. Als ik mevrouw Van Nieuwenhuizen goed begrijp, is dit ook een opdracht aan de partijen die eerder de motie hebben ingediend. Zij moeten de Kamer om een nieuwe uitspraak vragen die specifieker van aard is en duidelijker aangeeft welke wijzigingen er zouden moeten zijn, zodat de minister daarmee de ruimte wordt geboden om tot aanpassing te komen. Ik kan mevrouw Van Nieuwenhuizen geruststellen: wij zullen met zo'n aanpassing komen.

De voorzitter: Mevrouw Van Nieuwenhuizen, was u klaar met uw eigen inbreng? U kreeg namelijk veel vragen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ja.

De voorzitter: Ik verzoek de leden om kortere vragen te stellen in hun interrupties en ook om korter te antwoorden.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. De situatie is in feite vrij simpel. Er is sinds de verkiezingen een grote meerderheid in de Kamer die zich uitgesproken heeft tegen de aanscherping van het gezinsmigratiebeleid. Het is nu de vraag welk standpunt de minister gaat innemen, gelet op de eerdere discussies. Als de minister niet van plan is om zelfstandig het beleid te wijzigen, per een datum die hij zelf mogelijk acht, te weten 1 januari 2013, moet de Kamer twee dingen doen. In ieder geval moet ten eerste het Koninklijk Besluit worden ingetrokken waarbij het beleid gewijzigd is. Ten tweede moet de Kamer zorgen voor nieuw beleid en dat is het oude beleid van voor 1 oktober 2012.

Dit klinkt simpel, maar het is natuurlijk allemaal heel erg ingewikkeld. Terecht legt mevrouw Van Nieuwenhuizen de vinger op de zere plek, namelijk op de vraag wat er moet gebeuren tussen 1 oktober 2012 en 1 januari 2013. De heer Fritsma doet hier moeilijk over, maar er is wel een zeer reëel probleem. Kun je namelijk tot 1 oktober op basis van het oude beleid beslissen, tussen 1 oktober 2012 en 1 januari 2013 op basis van het nieuwe, aangescherpte beleid beslissen en vanaf 1 januari 2013 weer het oude beleid volgen? Als rechters iets heel moeilijk vinden, is dit wel dit soort schommelingen. Er moet dus ten derde in ieder geval ook duidelijkheid zijn – gegeven door de minister of de Kamer – over de wijze waarop er geanticipeerd moet worden op de nieuwe situatie per 1 januari 2013. Mevrouw Van Nieuwenhuizen stelt dit terecht aan de orde. Wat gebeurt er met de beslissingen die genomen worden in de periode van 1 oktober tot 1 januari 2013? Wat gebeurt er met aanvragen die nu ingediend worden? Wat gebeurt er met aangehouden aanvragen? Kortom, het is volstrekt legitiem dat er geanticipeerd wordt, zeker als je weet dat het beleid gewijzigd wordt. In de rechtspraak wordt aanvaard dat er geanticipeerd wordt. Ik zou graag zien dat de Kamer de minister opdraagt om heel terughoudend te zijn met heel uiteenlopende beslissingen in een heel kort tijdsbestek.

De heer Klaver had het over de opschorting gedurende de periode van de formatie. Het is de vraag of dit het juiste aanknopingspunt is. Moet je niet zeggen: de Kamer beslist straks over het nieuwe beleid dat ingaat per 1 januari 2013; op basis van dat nieuwe beleid moet nu geanticipeerd worden en netjes gehandeld worden en vanaf 1 januari 2013 geldt het nieuwe beleid. Dan hoeven wij wat mij betreft niet per se op te schorten. Deze kwestie moet nader bekeken worden.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik moet eerlijk zeggen dat ik een klein beetje in verwarring ben door de inbreng van de VVD-fractie. Ik ben het eigenlijk wel eens met de heer De Wit. Het is netjes om te anticiperen op een nieuwe situatie, zodra je zeker weet dat de nieuwe situatie er zal zijn. Dan is het staatsrechtelijk zuiver. Mevrouw Van Nieuwenhuizen laat echter in het midden of de nieuwe situatie zal optreden of niet. Zij zegt niet heel duidelijk: als er een initiatiefwetsvoorstel komt, verwacht ik dat daar een Kamermeerderheid voor zal zijn, omdat de PvdA ermee zal instemmen; die ruimte hebben wij elkaar gegeven bij de formatiebesprekingen. Zij zegt ook niet: als er een nieuwe regering komt, is dit een van de dingen die wij zullen regelen of toegeven. Dan heb je namelijk een zekere eindsituatie waar de minister op moet anticiperen. Mevrouw Van Nieuwenhuizen biedt die zekerheid echter niet. Ik vind dat dit op deze manier een heel raar debat wordt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Is de heer Van Hijum het met mij eens dat er, als je gewoon de koppen telt in de Kamer, geen meerderheid is om het beleid dat wij hadden geformuleerd en waar wij blij mee waren, in stand te houden? Ik kan niet zeggen wat er gaat komen. Dit is toch een heel simpele rekensom? Als je rondkijkt, stel je toch vast dat dit beleid in ieder geval niet wordt voortgezet. Je weet dat er iets anders komt, maar je weet niet wanneer precies en wat het zal zijn.

De heer Van Hijum (CDA): Dat blijft een rare conclusie. Het is waar dat de samenstelling van de Kamer is veranderd. Als je naar de fracties en hun standpunten kijkt, is er feitelijk een meerderheid voor het wellicht terugdraaien van de maatregel. Of dit ook het beleid wordt, hangt echter van de VVD af en van de onderhandelingen daarover met de PvdA, nietwaar? Dat hangt van niets anders af. Tot die tijd weet je dus niet waar je aan toe bent. Dan zouden wij dit eigenlijk moeten afwachten. Ik vind het bovendien een beetje apart dat mevrouw Van Nieuwenhuizen het demissionaire kabinet de opdracht geeft om Kamermoties uit te voeren waarover tegelijkertijd, aan een parallelle tafel, onderhandeld wordt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Zoals gezegd, vind ik het geen taak van een demissionaire minister om hiermee beleidsinhoudelijk aan de slag te gaan. Denkt de heer Van Hijum serieus niet ook dat er geen draagvlak meer te vinden is voor het huidige beleidspakket, in welke politieke constellatie dan ook en wat voor onderhandelingen wie dan ook met wie aangaat? Hij weet toch dat er sowieso op enig moment iets anders komt?

De heer Van Hijum (CDA): Ik weet niet wat men aan die tafel aan het uitonderhandelen is. Ik kan niet voorspellen wat daaruit komt. Ik concludeer dat mevrouw Van Nieuwenhuizen eigenlijk haar verlies neemt. Dat is goed, maar dan moet zij dat ook hardop zeggen, want dan kunnen wij de minister inderdaad de opdracht geven om te anticiperen op een nieuwe situatie.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik reageerde fel tegen de heer Fritsma van de PVV toen hij sprak over «je verlies nemen». Wij hebben gewoon gezien dat er een meerderheid was voor de opschortingsmotie. Deze formatie kan wel of niet lukken, maar welke combinatie er ook komt en welke partijen ook gaan onderhandelen, hier zal nooit meer een meerderheid voor zijn, tenzij er weer verkiezingen worden gehouden. Je moet daar heel reëel in zijn. Met de fracties die er nu in de Kamer vertegenwoordigd zijn, is er geen meerderheid meer voor die maatregelen. Ik vind dit hartstikke jammer, maar het is onzin om net te doen of dit niet zo is.

De heer Van Hijum (CDA): Wij lopen zo een beetje in een cirkeltje. Ik blijf ervan overtuigd dat de vraag waar wel of geen meerderheid voor is, ook afhangt van wat er aan de onderhandelingstafel wordt afgesproken. Mevrouw Van Nieuwenhuizen staat hier zelf mede voor aan de lat. Mijn conclusie blijft dat de VVD haar verlies neemt op dit punt. Dit kan inderdaad voor de minister een reden zijn om te anticiperen op een nieuwe situatie. Ik ben benieuwd hoe de minister dit zelf ziet. Het zal voor hem ook een lastige positie zijn om in te manoeuvreren. Ik zie dat de minister het in ieder geval aannemelijk maakt dat opschorten heel lastig of feitelijk onmogelijk is geworden. Als je iets wilt veranderen aan de nieuwe situatie, moet er iets veranderen aan de wet- en regelgeving, hetzij via initiatieven vanuit de Kamer, hetzij door een kabinet dat middels een AMvB het Vreemdelingbesluit 2000 aanpast.

De heer Schouw (D66): Dit begint een beetje te lijken op een nog net geen slaande ruzie tussen ex-partners. In elk geval valt er over de boedelverdeling nog heel wat herrie te schoppen. Wil het CDA de wat rabiaat rechtse koers van het migratiebeleid de komende periode volhouden? Dit zit er bij de heer Van Hijum mijns inziens een beetje achter. Hij heeft het recht om die koers te handhaven. Kan hij daar iets over zeggen?

De heer Van Hijum (CDA): Het is knap dat de heer Schouw al die conclusies kan trekken, terwijl wij nog niet zo veel debatten hebben gehad. Wij zien in elk geval geen aanleiding om op deze maatregelen, waar goed over is nagedacht en die in 14 tot 20 andere Europese landen gewoon staand beleid zijn, terug te komen. Wij hebben een uitgebreide toetsing doorgevoerd of dit de Europese toets van het recht op een goed gezinsleven kan doorstaan en dat kan het. Deze discussie hebben wij met elkaar gevoerd. Wij kunnen die inhoudelijk nog eens uitgebreid herhalen, maar het gaat hier vooral om de vraag op welke wijze de nieuwe samenstelling van de Kamer doorwerkt in de wet- en regelgeving die feitelijk al is ingegaan op 1 oktober.

De heer Schouw (D66): Het een heeft te maken met het ander. Als bij het CDA de scherpe randjes een beetje van dat rabiate migratiebeleid af zouden gaan, kom je in de richting van mevrouw Nieuwenhuizen die meer nadruk legt op een nieuwe meerderheid in de Kamer. Dit maakt het voor de minister, c.q. voor het kabinet, makkelijker om van koers te wijzigen.

De heer Van Hijum (CDA): Dat zijn volgens mij twee vragen in één, een vraag over de koers en een vraag over de nieuwe meerderheid. Het gaat hier om de vraag hoe je over deze maatregelen denkt. Ik heb al gezegd dat dit maatregelenpakket niet zo veel met rabiate maatregelen te maken heeft, zeker als je kijkt naar het beleid in Europa op dit punt. Wij voeren hier namelijk een aantal maatregelen in die in heel veel andere Europese landen al gelden en die in de kern niet het recht op gezinsleven aantasten, want daarop zouden wij scherp moeten letten.

Wij moeten het hier vooral hebben over de vraag wat de invloed van de gewijzigde samenstelling is op het besluit dat wij nemen.

De voorzitter: Mijnheer Van Hijum, bent u klaar?

De heer Klaver (GroenLinks): De heer Van Hijum interrumpeerde in mijn termijn met de vraag: waarom was u hier niet twee weken eerder mee? Hij stelde dat ik eigenlijk veel te laat was. Dezelfde vraag kan ik stellen aan de heer Van Hijum. Waarom was het CDA er niet vier maanden eerder bij, toen het Lenteakkoord werd afgesloten, om te zeggen dat langstudeerboete van tafel moest? Oftewel: als er besluiten zijn genomen, kan een politieke partij nog steeds een mogelijkheid zien om toch nog een punt te realiseren dat zij eerder niet voor elkaar heeft weten te krijgen. Waarom verwijt de pot hier de ketel dat hij zwart ziet?

De heer Van Hijum (CDA): De minister werd verweten dat hij ruimte had gelaten om na de verkiezingen nog een discussie hierover te voeren. Een dag voordat het besluit in werking zou treden, namelijk 29 september, voerde GroenLinks dit punt nog eens op. Mijn conclusie is dat dit ook wel twee weken eerder had gekund. Als GroenLinks vlak na de verkiezingen met dat punt was gekomen, hadden wij een ordentelijke discussie daarover kunnen voeren. Nu lijkt het erop dat de heer Klaver de minister verwijt dat hij niet vlak voordat hij het punt aankaartte, nog even terugkwam op zijn eigen regelgeving. Dat vind ik heel apart.

De heer Klaver (GroenLinks): De brief van de minister was geadresseerd op 27 september. Het ministerie had ook wel iets meer snelheid kunnen betrachten. Natuurlijk hadden wij dit liever eerder gehad. Mijn punt is dat de heer Van Hijum de partijen die de motie hebben ingediend, verwijt dat zij te laat zijn. Wij hebben namelijk de grootst mogelijke snelheid betracht. Dit is een soort procedureargument om achter het beleid te blijven staan dat het kabinet de afgelopen jaren heeft gevoerd. De VVD geeft nu wel toe dat wij hiervan moeten afstappen, omdat er geen meerderheid voor is. Dit is een slechte manier van argumenteren.

De heer Van Hijum (CDA): Die laatste constatering delen wij. De partij van de heer Klaver kan de minister niet verwijten dat hij niet doet wat mogelijk is, terwijl GroenLinks dit punt zelf pas heel laat op de agenda heeft gezet. Daarmee heeft GroenLinks de feitelijke mogelijkheden om hier nog iets aan te doen, ook beperkt. Dat is mijn punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief van vorige week waarin hij uiteenzet dat hij best bereid is om de nieuwe maatregelen op te schorten, maar dat daarvoor wel een ordentelijke procedure in acht genomen moet worden. Ik heb begrip voor die situatie. De minister legt daarmee de bal terug bij de Kamer. De minister geeft de Kamer de mogelijkheid om nieuw beleid te formuleren, waarmee hij de mogelijkheid heeft om op te schorten. Heb ik de minister zo goed begrepen? Hij legt de bal dus terug bij de Kamer. Ik weet niet of dit een meesterzet was of dat dit procedureel zo uitkwam, maar feit was wel dat dit de situatie erg bemoeilijkte. Het wordt natuurlijk lastig als de Kamer nieuw beleid moet maken, terwijl er twee partijen aan de onderhandelingstafel zitten. Je kunt dan verwachten dat het nieuwe beleid wordt opgeschort totdat de partijen aan de onderhandelingstafel eruit zijn gekomen. De Kamer komt hierdoor in een impasse, want die kan niet verder, omdat de minister juist nieuwe maatregelen nodig heeft om zijn beleid te kunnen opschorten. Minister, wat is er nog wel mogelijk, gezien het feit dat de Kamer op dit moment blijkbaar niet in staat is om dit nieuwe beleid te maken?

Ik wijs de minister erop dat de motie van collega Van Ojik vorige week is aangenomen. In die motie wordt met steun van de meerderheid verwezen naar het oude beleid. Geeft dit de minister niet genoeg grond om alsnog zijn beleid op te schorten? Heeft de minister daadwerkelijk nieuw beleid nodig of geeft de motie-Van Ojik van vorig week voldoende aanleiding om zijn beleid alsnog op te schorten tot 1 januari of zolang de onderhandelingen lopen, zodat er nieuw beleid ontwikkeld kan worden?

Als de minister de impasse wil doorbreken, zou hij alsnog zijn discretionaire bevoegdheden kunnen gebruiken of de route van de VVD, van mevrouw Van Nieuwenhuizen, volgen. Ik neem aan dat er nog geen nieuwe aanvragen zijn ingediend. Met dat laatste zou hij heel duidelijk een signaal aan de mensen kunnen geven om zelf een pas op de plaats te maken en de minister niet in een moeilijke situatie te brengen. Hij zou dan kunnen zeggen: mensen, dien op dit moment geen gezinsherenigingsaanvraag in, want dan zou ik die binnen drie maanden moeten behandelen. Dat is de facto dezelfde route als een pas op de plaats. Daarom was ik ook zo lovend over mevrouw Van Nieuwenhuizen. Is de minister bereid om concreet signalen te geven, zodat de mensen nu geen aanvragen indienen? Op die manier komt de minister niet in de problemen met boetes et cetera.

Dit zijn mijn concrete vragen. Verder vind ik het wel verstandig om opnieuw over een pakket na te denken. Dat zullen wij echter met een nieuwe minister moeten doen.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Per 1 oktober zijn goede maatregelen ingegaan op het gebied van de partner- en gezinsmigratie. De stellingname van de PVV ten aanzien van de maatregelen is natuurlijk niet veranderd. Het zijn noodzakelijke maatregelen om de instroom te beperken en om wantoestanden als schijnhuwelijken tegen te gaan. Ik wijs nogmaals op het rapport van het WODC over de Wet voorkoming schijnhuwelijken. Ik ging hier met een redelijk optimistisch gevoel zitten, omdat de minister in de brief uiteenzet dat deze maatregelen niet zullen worden teruggedraaid. Mijn optimisme verdween echter als sneeuw voor de zon toen ik de bijdrage van de VVD-fractie tot mij nam. Eerlijk gezegd ben ik mij daar redelijk kapot van geschrokken. Het is niet eens zo dat de VVD-fractie de zaak alleen heeft weggegeven, sterker nog, mevrouw Van Nieuwenhuizen geeft de vreemdelingenadvocatuur en de vreemdelingen ook nog het advies om de aanvragen maar even niet in te dienen. Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft hierbij dus het advies gegeven om bestaand, democratisch tot stand gekomen beleid te omzeilen. Dat is echt onvoorstelbaar.

Maar goed, wij zitten nu in een andere situatie. De wijze waarop de aangenomen motie moet worden uitgevoerd, is ook niet meer relevant omdat de oplossing op een presenteerblaadje is aangediend.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De heer Fritsma zegt dat hij het onvoorstelbaar vindt. Vindt hij het niet onvoorstelbaar naïef om geen rekening te houden met de gewijzigde omstandigheden in de Tweede Kamer?

De heer Fritsma (PVV): Bij mijn weten zijn de onderhandelingen tussen de VVD en de PvdA nog niet afgelopen. Als de VVD-fractie haar werk goed had gedaan en de PvdA van al deze rariteiten had afgehouden, was er helemaal geen meerderheid voor het terugdraaien van deze maatregelen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik vrees dat ik geen bevredigend antwoord krijg. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Ik wil de heer Fritsma nog even in herinnering roepen dat hem toch ook niet ontgaan is dat er in deze Kamer een motie is aangenomen over dit onderwerp.

De heer Fritsma (PVV): Ik ken die motie natuurlijk ook. Daarin wordt opgeroepen om deze maatregelen niet in te laten gaan, hangende de onderhandelingen tussen de VVD en de PvdA. Dat is simpel. U legt zich echter nu al neer bij de in uw ogen niet tegen te houden meerderheid om deze maatregel terug te draaien. Dat is natuurlijk heel iets anders. U bent de eerste die al een uitslag van de lopende onderhandelingen tussen VVD en PvdA heeft gegeven, namelijk dat de VVD dit punt heeft weggegeven. U ziet de meerderheid nu als een voldongen feit.

De voorzitter: Wij spreken hier via de voorzitter.

De heer Fritsma (PVV): Ik geef antwoord op de vraag, voorzitter.

De voorzitter: Ja, dat weet ik, maar wij spreken hier nog steeds via de voorzitter en niet rechtstreeks.

De heer Fritsma (PVV): De fractie van de VVD ziet de meerderheid om deze maatregelen tegen te gaan als een voldongen feit. Dat is natuurlijk nieuws. Gedurende de onderhandelingen heeft de VVD de PvdA niet af kunnen houden van het laten bestaan van deze noodzakelijke maatregelen. Dat is er gebeurd.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Het kan niet zo zijn dat de heer Fritsma mij allerlei dingen in de mond legt. Er lopen onderhandelingen. De VVD heeft niets weggegeven. Het enige dat de VVD geconstateerd heeft, is dat je niet kunt verwachten dat er een-op-een, 100%, exact hetzelfde overgenomen wordt als hierover een heel andere verhouding in de Kamer is ontstaan. Dit kun je in de geschiedenis bij alle onderhandelingen zien. De VVD-inzet zal zijn om 99,99% van haar idealen, ook betrekking hebbende op dit wetsvoorstel, te realiseren. Je moet echter wel reëel zijn. Je kunt er op voorhand nooit van uitgaan dat je helemaal en overal je zin zult krijgen. Dat zou de VVD graag willen, maar het verkiezingsprogramma van de VVD zal natuurlijk nooit helemaal overgenomen worden door de PvdA.

De heer Fritsma (PVV): Nogmaals, ik ga af op de feiten die vanmiddag worden gepresenteerd. De VVD-fractie stelt dat er in de Kamer een meerderheid is om deze maatregelen terug te draaien, een meerderheid waar de VVD-fractie niet omheen kan. Dat is letterlijk gezegd. Wij weten nu dat de maatregelen teruggedraaid zullen worden. Dat is het verbazingwekkende.

Wat eigenlijk misschien nog wel erger is, is dat de VVD-fractie daar achteraan ook nog het advies geeft om de komende tijd geen verblijfsaanvragen in te dienen. De VVD-fractie heeft de zaak dus niet alleen weggegeven, maar ook nog geadviseerd om democratisch tot stand gekomen beleid te omzeilen. Dan breekt mijn klomp.

De voorzitter: Dit was het antwoord. Kunt u nu uw vragen aan de minister afronden?

De heer Fritsma (PVV): Mijn eerste vraag aan de minister is om te volharden in het niet terugdraaien van de maatregelen, maar goed, dat is nu een achterhoedegevecht. Dat snap ik ook wel.

Mijn tweede vraag is wat de minister er eigenlijk van vindt dat er een oproep is gedaan aan de vreemdelingenadvocatuur en de vreemdelingen om geen verblijfsaanvragen in te dienen. De minister zei altijd helder dat er niet vooruitgelopen mag worden op eventueel te veranderen beleid om te voorkomen dat er verwachtingen worden gewekt. Dat was ook het verhaal van de minister tijdens de reactie op moties over bijvoorbeeld het kinderpardon. Nu worden er wederom verwachtingen gewekt en nota bene door een partij waarvan je dit allerminst zou verwachten. Wat vindt de minister ervan dat er wederom verwachtingen worden gewekt, dat het vreemdelingenbeleid versoepeld zal worden en dat daar nu op vooruitgelopen wordt?

Ik sluit nu bijna af, want ik merk dat de tijd voor mijn bijdrage bijna voorbij is. Ik breng echter nog een belangrijk ding naar voren. De EU houdt alle immigratiebeperkende maatregelen tegen. Wat nu op tafel ligt, is het enige wat nog wel kan. Als de VVD zelfs dat heeft weggegeven, heeft die partij alle kiezers in de steek gelaten die dag in, dag uit geconfronteerd worden met de negatieve gevolgen van de massa-immigratie.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Op 21 juni zat de Kamer met deze minister aan tafel. Toen ging het over de nieuwe regels voor partner- en gezinsmigratie. De minister zei in dat overleg dat de nieuwe Kamer daar straks ook nog over kan beslissen. Op die uitspraak kwam hij in het debat van 27 september terug. Die dag zei hij iets nieuws. Als de Kamer hem zou vragen om opschorting, kon hij die weliswaar niet realiseren, maar zou hij wel zorgen voor een manier om dit te regelen. Daar kwam hij in de brief van 1 oktober ook weer op terug. Ik vraag de minister daarom om een verklaring. Waarom zegt de minister elke keer in een debat dingen waarop hij later terugkomt? Het zou wel handig zijn als wij in elk geval weten dat blijft staan wat wij tegen elkaar zeggen in een debat.

De Kamer heeft de minister in meerderheid bij motie verzocht om voor de duur van de formatie de werking van deze regels op te schorten. De minister heeft daarop een brief geschreven en daarin uitvoerig uiteengezet waarom hij juridisch gezien deze maatregelen niet kan opschorten. Die argumentatie is overtuigend.

Het gaat er echter om dat de Kamer de minister erom vraagt om voorlopig ervoor te zorgen dat er geen aanvragen geweigerd worden die op basis van de oude regels wel zouden zijn toegestaan. De minister is in zijn brief niet ingegaan op de vraag of hij dat zou kunnen. Hij kan dat namelijk wel degelijk. Artikel 3.13, tweede lid, uit het Vreemdelingenbesluit geeft de minister de juridische ruimte om in de uitvoering van het beleid de beslissingen zodanig te nemen dat zij niet afwijken van het oude beleid. Wat doet dit beleid namelijk? Het geeft alleen aan in welke situaties je recht hebt op een verblijfsvergunning. In artikel 3.13, tweede lid, staat dat de minister op alle andere aanvragen zelf een beslissing kan nemen of dat de desbetreffende dienst een beslissing kan nemen. Is de minister bereid om deze juridische ruimte te gebruiken om het verzoek van de Kamermeerderheid alsnog materieel te realiseren, enkel en alleen voor de duur van de formatie? Dat heeft de Kamer gevraagd en dat is niet te veel gevraagd. Mevrouw Van Nieuwenhuizen zei dit ook al. Dan kunnen er in de formatie afspraken worden gemaakt over het beleid voor de toekomst.

Voordat er misverstanden ontstaan – want mijn buurman Fritsma doet altijd erg zijn best om die de wereld in te helpen – hecht ik eraan om te benadrukken dat ook mijn partij een voorstander is van een streng migratiebeleid, maar wel een rechtvaardig en menswaardig beleid. Daar toetsen wij altijd aan. Een van de onderdelen van deze maatregelen is de eis dat mensen gehuwd moeten zijn. De eisen voor mensen die niet willen trouwen, maar willen samenwonen, zijn vele malen strenger dan de eisen voor mensen die gehuwd zijn. Zij hoeven namelijk alleen maar een huwelijksakte te overleggen. Mensen die willen samenwonen, moeten aantonen dat zij een duurzame langdurige relatie hebben. De heer Fritsma maakt zich altijd zo druk over schijnhuwelijken. Als je iets niet kunt aantonen bij een schijnhuwelijk is het wel dat je een duurzame en langdurige relatie hebt. De eisen voor niet-gehuwden zijn dus veel strenger dan de eis voor gehuwden. Ik heb daarom nooit zo goed begrepen waarom de PVV dit zo'n belangrijke aanpassing vond.

De onderdelen over gezinshereniging zijn heftiger. Ik leg de minister twee casussen voor, omdat die misschien duidelijk maken op welke wijze hij zou kunnen beslissen op basis van de juridische ruimte.

Casus 1 gaat over een gezin. De vader moet vluchten uit Iran, maar heeft een dochter van 18 jaar die nog thuis woont. Als de minister de nieuwe regels strikt zou interpreteren, zou de dochter in haar eentje in Iran moeten achterblijven. Als zo'n zaak op het bord van de minister komt, neemt hij dan echt op die manier een besluit? Zegt hij dan dat de dochter in haar eentje moet achterblijven in Iran? Of gebruikt hij zijn bevoegdheid en zegt hij dat dit gezin natuurlijk niet verscheurd hoeft te worden en dat het gezin in zijn geheel naar Nederland mag komen?

Casus 2 gaat over een reëel bestaand gezin dat uit Afghanistan is gevlucht. Het is op de vlucht een kind kwijtgeraakt evenals de oma. Na jarenlang zoeken zijn beiden teruggevonden. Het kind is inmiddels 17 jaar en woont bij oma. Zij zorgen voor elkaar. Oma zorgt voor het kind, maar het kind zorgt ook voor oma. Eigenlijk kan oma niet meer leven zonder dat iemand uit de familie voor haar zorgt. Als je de nieuwe regels strikt zou interpreteren, zou het kind naar Nederland mogen komen om zich te herenigen met de rest van het gezin. Oma zou echter in haar eentje in Afghanistan moeten achterblijven, terwijl wij weten dat dit niet zal gaan. Wat is er eigenlijk mis mee als dit gezin voor zijn eigen kosten en in het eigen huis voor oma zal zorgen, zoals het dat altijd heeft gedaan? Is de minister bereid om in dit soort concrete situaties ervoor te zorgen dat gezinnen en families niet verscheurd worden? Zal de minister, zolang niet duidelijk is hoe het toekomstige beleid zal zijn, zijn bevoegdheid gebruiken om ervoor te zorgen dat dit soort aanvragen gewoon nog even worden ingewilligd? Zodra er een nieuw bewindspersoon zit en er eventueel nieuw beleid ligt, wordt duidelijk op welke manier dit in de toekomst zal gaan. Het enige wat de Kamer van de minister vraagt is om gedurende de formatie ervoor te zorgen dat er in dit soort concrete situaties geen besluiten worden genomen die later onomkeerbaar zijn.

De heer Schouw (D66): De afgelopen drie kwartier werden de meeste ballen op mevrouw Van Nieuwenhuizen geschoten, maar dat was onzinnig. De PvdA heeft namelijk de sleutel voor deze veranderingen in handen en niet mevrouw Van Nieuwenhuizen. Wil de heer Van Dam, linksom of rechtsom, deze week meewerken aan het intrekken van de gezinsherenigingsrichtlijnen die door de minister zijn aangescherpt?

De heer Van Dam (PvdA): Nee. Dat heeft de Kamer ook niet van de minister gevraagd.

De heer Schouw (D66): Ik heb goed geluisterd naar de inbreng van de heer Van Dam. Betekent dit dan dat de Partij van de Arbeid wil dat de minister de maatregelen opschort, maar dat zij een inhoudelijke motie hierover die door mijn collega van GroenLinks is aangekondigd, niet zal steunen? Als dat zo is, dan draait de Partij van de Arbeid de sleutel, die zij in handen heeft, de kant op van de PVV in plaats van richting de nieuwe Kamermeerderheid.

De heer Van Dam (PvdA): Nu moet mij even iets van het hart. Het is overduidelijk wat de heer Schouw probeert te doen. Hij probeert hier een politiek spel van te maken, wetende dat dit in de formatie op tafel ligt. Mijnheer Schouw, dit siert u niet, want dit gaat over echte mensen. Dit gaat niet over een politiek spelletje dat u speelt over de rug van de mensen die het betreft. Ik spreek u daar niet voor niets op aan. Ik vind dat je niet op een dergelijke manier een politiek spel moet spelen over dit soort zaken.

Het vorige debat werd heel zuiver gevoerd. Wij hebben toen aan de minister gevraagd om deze maatregelen voor de duur van de formatie op te schorten. Wij hebben het er toen al over gehad of dit juridisch gezien kan of door het gebruiken van zijn bevoegdheden in het kader van de uitvoering van het beleid. Op die manier is er in de formatie ruimte om hierover verder te spreken. Dan kunnen er in de formatie, mocht die tot een succes leiden, op basis daarvan ofwel nieuw beleidsregels worden gevormd ofwel nieuwe afspraken worden gemaakt over de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd. Die ruimte heeft de Kamer in meerderheid aan de minister gevraagd. Dat is volgens mij de zuivere weg op dit moment. Die zorgt ervoor dat er gedurende de formatie geen beslissingen worden genomen die onomkeerbaar zijn voor gezinnen die ik net heb beschreven. Daar gaat het om.

De heer Schouw (D66): Voorzitter, het ...

De voorzitter: Nee, mijnheer Schouw, u hebt al een derde interruptie gehad.

De heer Klaver (GroenLinks): De heer Van Dam zegt dat hij niet ingaat op een inhoudelijke motie. Dan hebben wij toch een probleem. De minister geeft namelijk aan dat de Kamer een heldere uitspraak moet doen. Hij wil weten welke richting de Kamer opgaat. Een richting zonder inhoud ken ik niet. De vraag is wat de woorden van de woordvoerder van de PvdA in het vorige debat en de steun voor de aangenomen motie waard zijn geweest. Het is niet de bedoeling van de indieners van de vorige motie om de PvdA moeilijkheden te bezorgen. Als de minister de Kamer verzoekt om meer inhoudelijke richting te geven, dan hoop ik op ruimte bij de PvdA om die inhoudelijke richting inderdaad te geven. Anders zouden de mensen over wie de heer Van Dam zich terecht zorgen maakt, tussen wal en schip kunnen vallen. Dat willen wij toch allemaal niet.

De heer Van Dam (PvdA): Zeker. Daarom zijn wij ook gezamenlijk opgetrokken om de minister te vragen om de maatregelen gedurende de formatie op te schorten. De minister zegt dat hij de maatregelen juridisch gezien niet kan opschorten. Ik heb net echter uitvoerig betoogd dat hij dit in de uitvoering van het beleid wel degelijk kan. Hij heeft de bevoegdheid daartoe. Die is juridisch opgenomen in het Vreemdelingenbesluit. Het ligt volgens mij in de lijn van het vorige debat dat wij de minister vragen om zijn bevoegdheid te gebruiken. Daar gaat dit debat wat mij betreft over. Heeft de minister de bereidheid om dit te doen en om daarmee recht te doen zowel aan de meerderheid van de Kamer als aan het lopende formatieproces?

De heer Klaver (GroenLinks): De heer Van Dam heeft er veel vertrouwen in dat het met de discretionaire bevoegdheid alleen goed zou kunnen komen. Mocht dit nu niet het geval zijn en mocht in het vervolg van het debat blijken dat dit alleen niet voldoende is om deze groep mensen te helpen, is de heer Van Dam dan wel bereid om iets verdere, inhoudelijke stappen te zetten om deze situatie voor de mensen te realiseren? Het is niet anders, mijnheer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA): Volgens mij is de situatie veel overzichtelijker dan de heer Klaver nu doet voorkomen. De minister is demissionair. Het is gebruikelijk dat ministers in demissionaire staat uitvoeren wat de meerderheid van de Kamer van ze vraagt. De minister heeft eerder betoogd dat hij dat niet kan doen. Ik heb aangegeven dat ik het daar niet mee eens ben. Ik denk dat hij het wel kan. Als de Kamermeerderheid hem opnieuw vraagt om datgene te doen wat hij wel kan en wat mogelijk is, ga ik ervan uit dat hij dit gewoon uitvoert.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Van Dam reageerde net een beetje geïrriteerd omdat anderen onvoldoende zouden beseffen dat het om echte mensen gaat. Het moet mij van het hart dat je verwachtingen wekt bij mensen als je een overgangsbeleid bepleit. Waar moet dit volgens de heer Van Dam eindigen? Welke verwachtingen zijn gerechtvaardigd voor de mensen voor wie hij nu coulance wil laten betrachten?

De heer Van Dam (PvdA): Het verbaast mij en ook alle andere woordvoerders voor mij dat het CDA op deze lijn blijft doorgaan, ook in situaties die ik net beschreef. Dit is een gezin waarvan volgens mij iedereen zegt dat het menselijkerwijs bij elkaar zou moeten kunnen blijven. Als je deze regels puur naar de letter volgt, zou dit gezin uit elkaar getrokken moeten worden. Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat het CDA dat graag wil. Ik snap dus niet zo goed waarom het CDA niet ook aan de eigen minister vraagt om in dit soort situaties een dergelijk gezin niet uit elkaar te laten vallen, maar het mogelijk te maken dat het gezin bij elkaar blijft.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Van Dam geeft geen antwoord op mijn vraag. Tijdens de behandeling van de regelgeving is hier uitgebreid over gesproken met de minister. Toen is geconcludeerd dat er altijd op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens een individuele, op de casus gerichte, toetsing zal plaatsvinden. Er is dus ruimte om in dit soort individuele gevallen het recht op gezinsvorming niet tot de letter te beperken. Daar is uitgebreid over gesproken. Op die vragen heeft de heer Van Dam antwoord gekregen. Hij vraagt dus naar de bekende weg. Welke verwachting wekt hij daar bovenop? Hij is namelijk degene die wil dat de minister met een aanpassing komt.

De heer Van Dam (PvdA): Nee, voorzitter, ik herhaal de vraag die de Kamer in meerderheid aan de minister heeft gesteld. Is het mogelijk dat hij voor de duur van de formatie de nieuwe regels niet naar de letter uitvoert? Ik vraag hem om in de uitvoering van het beleid zijn bevoegdheid te gebruiken om ervoor te zorgen dat aanvragen die onder de oude regels zouden zijn gehonoreerd ook nu worden gehonoreerd. Ik vraag dit voor de duur van de formatie, zodat er ruimte is om in de formatieonderhandelingen netjes tot onderlinge afspraken te kunnen komen over toekomstig beleid of de toekomstige uitvoering van het beleid.

De heer Fritsma (PVV): Het is duidelijk. De PvdA heeft dit strijdje gewonnen van de VVD. Het is ruim baan voor de partner- en gezinsmigratie. Dat moge duidelijk zijn. Het was al ruim baan voor het toelaten van asielzoekers, zelfs voor uitgeprocedeerde asielzoekers, zie alle pardonregelingen. Het was ook al ruim baan voor MOE-landers die hier op de arbeidsmarkt terecht kunnen komen. Bij de PvdA gaan de sluizen dus echt wijd open. Mijn enige vraag aan de heer Van Dam is dat hij niet zegt dat zijn partij een streng migratiebeleid voorstaat. Geef gewoon toe dat je een pro-immigratiepartij bent, want anders houd je niet alleen jezelf voor de gek maar iedereen in het land.

De heer Van Dam (PvdA): Ik realiseer mij dat ik de heer Fritsma geen groter plezier zou kunnen doen, maar ik geloof dat de feiten totaal anders zijn. In de twee jaar dat zijn partij de regeringspartijen steunde, is er veel minder veranderd aan het migratiebeleid dan in de jaren dat de heer Cohen of mevrouw Albayrak invloed daarop hadden.

De heer Fritsma (PVV): Hier moet ik even over nadenken, want alle pardonregelingen komen toch duidelijk uit de PvdA-koker. Daarmee wordt de boodschap afgegeven dat het niet uitmaakt als men niet aan de voorwaarden voldoet, want men mag toch blijven. Mijn enige oproep is: zeg dan niet dat je een streng immigratiebeleid voorstaat. Dat is namelijk gewoon niet zo. Geef gewoon toe dat je de sluizen wagenwijd open wilt zetten. Dat is tenminste eerlijk.

De heer Van Dam (PvdA): Het grote verschil tussen de PVV en de PvdA is niet de vraag of je een streng migratiebeleid wilt, maar of je wilt dat het strenge migratiebeleid op een menselijke manier wordt uitgevoerd. Bij een streng migratiebeleid raken er af en toe mensen tussen wal en schip. Dat zien wij nu ook weer. Mensen moeten eigenlijk terugkeren naar hun eigen land, maar kunnen dat niet. Vervolgens worden zij nergens opgevangen. Wij zien dagelijks overal in het land tentenkampen ontstaan. De werkelijke vraag is de volgende: als je een streng migratiebeleid wilt, ben je dan ook bereid om over je hart te strijken in situaties die je niet voor je rekening kunt nemen? De heer Fritsma strijkt nooit over zijn hart; dat weet ik. Hij heeft nog nooit enige blijk gegeven van menselijkheid richting immigranten. Dat is zijn agenda. Onze agenda is een streng migratiebeleid, getoetst op menswaardigheid en rechtvaardigheid.

De heer Krol: Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Het is duidelijk. Er is een andere meerderheid. Er is een motie aangenomen. Ik heb begrepen dat de minister de bal voor een deel terugspeelt naar de Kamer. Ik ben echter wel heel nieuwsgierig naar de mogelijkheden die de minister zelf ziet. Ik wacht dus heel graag het antwoord van de minister af.

De voorzitter: Kijk, de 50PLUS-fractie is klein in aantal, maar ook beperkt in de tijd. Dit is voor mij als voorzitter zeer plezierig. Na een schorsing van vijf minuten zetten wij dit overleg voort.

Schorsing van 17.05 uur tot 17.10 uur.

Minister Leers: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden. De afgelopen weken hebben wij intensief met elkaar gesproken. Ik onderstreep nogmaals dik dat het er mij niet om gaat om via foefjes of wat dan ook iets door te drukken, maar dat ik probeer om helder te aan te geven wat kan en wat niet kan. Ik ben namelijk niet alleen verantwoordelijk voor de inhoud, maar ook voor een deugdelijke uitvoering van wetgeving. Los van de inhoudelijke discussie met de leden der Kamer, ben ik verantwoordelijk voor het wetgevingsproces en voor uitvoerbare besluiten. Daarvoor zit ik hier ook. Ik kan de wet niet zomaar naast mij neerleggen.

Ik zet alles nog even kort in de context, zodat wij precies weten waar wij het over hebben. Er zijn namelijk een paar dingen gezegd waarop ik graag een weerwoord wil geven. Het gaat over de gezinsmaatregelen die per 1 oktober zijn neergelegd in het Vreemdelingenbesluit. De heer Fritsma zei correct dat dit nationale maatregelen zijn. Het kabinet kan die zelf nemen. Dit kan iedere lidstaat naar believen doen, want zij staan los van Europese verplichtingen in het groenboek gezinsmigratie waarover wij het eerder hebben gehad. Wij hebben al gezegd dat er daar geen mogelijkheden zijn. Dit zijn echter de eigen, nationale maatregelen.

Net als een aantal andere Europese landen heeft Nederland ervoor gekozen om enkele maatregelen te nemen. Ten eerste is dat de beperking van de toelating tot het kerngezin. Dit doen veertien andere landen overigens ook. Ten tweede is dat de invoering van een wachttermijn, zoals eveneens in veertien andere landen. Ten derde is ervoor gekozen om de termijn voor zelfstandig verblijf van drie naar vijf jaar te verlengen. Dat doen 20 van de 27 lidstaten. Met alle respect voor de gevoelens van de Kamerleden hierover, verzet ik mij fel tegen het beeld dat wij met een barbaars beleid bezig zijn dat mensen alle mogelijkheden ontneemt. Dat is niet waar. Dit past volledig in de opvatting van streng maar rechtvaardig, die ik met de heer Van Dam deel. Wij hebben dit gedaan om fraude en misbruik voor te zijn en de uitgangspositie van migranten in de samenleving toe te rusten. Dat was de achterliggende gedachte. Wij hebben hier verschillende keren over gesproken.

De maatregel is een AMvB. Het kabinet zelf, de minister, is verantwoordelijk voor de uitvoering van het wetgevingsproces. Er was hierbij geen voorhangprocedure. Uit courtesy – ik vind dat niet meer dan logisch – ben ik op 21 juni toch met de Kamer in debat gegaan over de inhoud van die regeling. Dit zou eerst in april zijn. Toen heb ik het volgende tegen de Kamer gezegd: als de Kamer dit nu controversieel verklaart, zal ik mij daarnaar voegen. Ik hecht eraan om dit te onderstrepen. Ik heb dit letterlijk zo gezegd. De Kamer heeft dit echter niet gedaan. De leden der Kamer hebben niet alleen de maatregelen niet controversieel verklaard, maar een meerderheid van de Kamer heeft de maatregelen destijds zelfs gesteund.

Tijdens de discussie heb ik inderdaad gezegd dat de Kamer altijd alles kan veranderen. Dat blijf ik ook vinden. Het is een algemene conclusie. Verder heb ik gezegd dat ik nu wel doorga met de invoering en uitvoering van dit beleid en dat heb ik ook gedaan. Na instemming van de Kamer is de inwerkingtreding ervan per 1 oktober ter hand genomen.

Vervolgens heeft er een spoeddebat plaatsgevonden. Tijdens het spoeddebat heb ik uitgelegd dat het voor mij drie dagen van tevoren niet meer mogelijk was om de maatregelen terug te draaien. Wij hadden de inwerkingtredingsdatum al gecommuniceerd in de Staatscourant. Je kunt dit alleen maar wijzigen als je een nieuw Koninklijk Besluit neemt. Dat moet dan weer in de Staatscourant gepubliceerd worden en dat kan ik echt niet in één werkdag doen. Dit heb ik toen ook uitgelegd.

Daarna kwam de motie-Van Ojik c.s. en is mij verzocht om de voorgenomen maatregelen voor gezinsmigratie op te schorten, zolang de formatieonderhandelingen duren. Over die motie heb ik vorige week met het kabinet gesproken en naar aanleiding daarvan heb ik op maandag een brief gestuurd. Ik heb toen moeten vaststellen – niet om flauw te zijn of om politieke handigheidjes te benutten – dat die motie niet uitvoerbaar was, vanwege de juridische en praktische redenen die ik in de brief uitvoerig heb toegelicht. Nogmaals, dit heeft niets met halsstarrigheid te maken, maar met een zorgvuldig wetgevingsproces. Het is namelijk niet mogelijk om de inwerkingtreding op te schorten.

In de brief heb ik ook uitgelegd dat dit kabinet nog steeds achter de genomen maatregelen staat. Dat is ook bevestigd in de ministerraad. Dit is zoals het kabinet het ziet. De leden der Kamer kunnen niet van een demissionair kabinet verwachten dat dit het eigen beleid met nieuwe maatregelen om zeep helpt. Dat zeg ik er eerlijk bij.

Ik weet dat er inmiddels een andere politieke samenstelling is. Zo realistisch ben ik ook. Mevrouw Van Nieuwenhuizen en anderen hebben hier ook op gewezen. Laat die andere politieke samenstelling dan ook blijken! Het kabinet is niet aan zet. Als de Kamer er in meerderheid voor kiest om de gezinsmaatregelen aan te passen, moet de Kamer dit neerleggen in een uitspraak die straks betekenis kan hebben voor het nieuwe kabinet. Het nieuwe kabinet moet immers een nieuwe AMvB vaststellen, want de Kamer stelt geen AMvB op. Als de Kamer iets wil wijzigen, heeft zij daarvoor een kabinet nodig en een Kamer die in meerderheid de wijziging steunt die dat kabinet voorstelt. Dit heeft niets met onwil te maken. Het zijn de feiten. Ik houd mij daarmee aan de vigerende wetgeving.

Ik vind dus dat een initiatief voor een aanpassing van het huidige besluit ten principale ligt bij een nieuw kabinet. Ik moet als minister de wetgeving uitvoeren waaraan ik gehouden word. Men zegt tegen mij: u weet toch dat er een nieuwe politieke constellatie is. Dat is zo, maar ik kan toch niet tegen aanvragers die op dit moment bij de IND aankloppen en in het kader van de regeling gezinsmigratie een vergunning aanvragen, zeggen dat zij op basis van het huidige beleid geen vergunning krijgen, maar dat er eventueel, misschien wel, mogelijk een nieuw beleid komt? Dat is toch geen manier van communiceren? Dat kan toch niet? Ik weet ook niet welk nieuw beleid er zal komen. Ik weet niet hoe het met de onderdelen staat. Zal de wachttijd bijvoorbeeld veranderd worden? Dit maakt het zo lastig.

Er is nu nieuw beleid. Als mensen een aanvraag indienen bij de IND, kan ik niet anders dan daarop toetsen. Ik zal dus tegen mensen moeten zeggen dat hun aanvraag op basis van de vigerende regeling helaas zal worden afgewezen. Het is niet anders. Als de Kamer nu in meerderheid nieuw beleid zou willen, moet ik weten welk nieuw beleid. Anders kan ik toch niet aangeven of iets verandert of niet?

Ik zal de leden der Kamer een beetje helpen, want ik snap hun probleem wel. Ik ben gaan nadenken over mogelijkheden, over zaken die wij zouden kunnen doen. Ik heb laten nagaan hoeveel gevallen er mogelijk tussen 1 oktober en 1 januari zullen komen. Dat lijkt mij een redelijke termijn.

Voor uw geruststelling: alle aanvragen ingediend voor 1 oktober zullen volgens het oude, vigerende beleid worden behandeld. Daar is een overgangsregeling voor. Vanaf 1 oktober zijn er echter nieuwe aanvragen binnengekomen. Ik heb gekeken naar het verleden. In de periode van 1 oktober tot 1 januari vorig jaar hadden wij te maken met ongeveer 2 000 aanvragen die betrekking hadden op de maatregelen die nu aan de orde zijn. Van die 2 000 is ruim drie kwart, dus bijna 1 600, een adviesaanvraag. Dat zijn geen definitieve aanvragen, maar kostenloze vragen om advies over de kans die iemand maakt als hij dit, dat en dat doet. Degene die nu om advies vraagt, krijgt van mij te horen dat de aanvraag op basis van het vigerende beleid zal worden afgewezen. Ik kan namelijk niet anders dan de wet uitvoeren. De betrokkene moet dan zelf bepalen of hij op basis van de huidige wetgeving alsnog zijn verzoek indient. Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Gegeven de publiciteit die wij hieraan in zijn algemeenheid hebben gegeven en het feit dat in de discussie natuurlijk allerlei verwachtingen gaan ontstaan, lijkt mij dat mensen zelf moeten nadenken of zij dit doen. Ik kan de mensen daarin op dit moment niet actief adviseren, want ik zou niet weten of ik moet zeggen dat zij moeten wachten, omdat straks dit of dat verandert. Daarvoor is de Kamer aan de zet. Dit maakt het zo moeilijk. De betrokkenen moeten dus zelf beslissen of zij wachten met hun aanvragen tot het moment van verandering. Daar hebben wij ook wel even de tijd voor, want de meeste aanvragen zijn zonder mvv. De meeste aanvragen zijn van mensen die hun bestaande vergunning willen veranderen of voortzetten. Daar hebben wij zes maanden de tijd voor. Op dat vlak voorzie ik niet de grootste problemen. Het is echter aan de betrokkene of hij wacht met zijn aanvraag tot het moment van het nieuwe beleid. Als de Kamer het nieuwe beleid wil formaliseren, vind ik dat zij dat moet uitspreken en dat zij ook de richting moet aangeven waarin dat beleid gaat. Pas dan is er enige duidelijkheid. Pas dan kunnen wij zeggen dat er nieuw beleid komt.

Tegen de heer Van Dam zeg ik dat ik vanzelfsprekend rekening houd met gevallen van humanitaire nood. Als er schrijnende gevallen zouden ontstaan die niet zouden zijn ontstaan voor 1 oktober, zal ik die in afwachting van het beleid ruimhartig beoordelen. Dat lijkt mij een vanzelfsprekendheid.

Ik ga nog in op twee vragen en dan ben ik helemaal klaar. Ik complimenteer de heer Klaver voor zijn inbreng op dit lastige terrein, want hij valt zomaar in. Dat is echt bijzonder. Hij vraagt of het echt niet mogelijk was om de inwerkingtreding van de AMvB uit te stellen. Ik ben daar tijdens het vorige debat uitgebreid op ingegaan. Er was gewoon een nieuw Koninklijk Besluit nodig ter wijziging of intrekking van het bestaande inwerkingtredingsbesluit. Om dit nog effect te laten hebben, had dit Koninklijk Besluit voor 1 oktober in werking moeten treden. Het is niet mogelijk om binnen een dag een Koninklijk Besluit op te stellen, te laten bekrachtigen door de Koningin en te publiceren in het Staatsblad. Het is evenmin mogelijk om de inwerkingtreding met terugwerkende kracht op te schorten of ongedaan te maken. Dat kan wettelijk gezien niet.

De heer Van Dam stelde een paar casussen voor en vroeg waarom ik artikel 3.13, tweede lid niet toepaste. Laat ik helder zijn. Artikel 3.13, tweede lid, biedt een grondslag om in afwijking van het geldende beleid toch een vergunning af te geven. Dat is een beetje vergelijkbaar met de discretionaire bevoegdheid. Die bepaling is letterlijk niet bedoeld en wordt ook nooit gebruikt om vergunningen af te geven terwijl niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Men moet wel aan voorwaarden voldoen. De bevoegdheid kan bijvoorbeeld worden ingezet als het geldende beleid in individuele gevallen onvoorziene en onaanvaardbare gevolgen heeft, dus als het beleid dusdanig vervelende uitwerkingen voor de persoon heeft dat het niet kan.

De heer Klaver en de heer Van Dam vroegen allebei naar de discretionaire bevoegdheid. Die is bedoeld voor onvoorziene omstandigheden en niet om feitelijk bestaand beleid terug te draaien naar oud beleid. Dat kan niet. Ik mag niet een reeds uitgekristalliseerde regeling die is geschrapt uit het Vreemdelingenbesluit 2000, alsnog doen herleven via mijn discretionaire bevoegdheid. Daar is die niet voor bedoeld. De verblijfsvergunning zou bovendien worden verleend op grond van een discretionaire bevoegdheid, terwijl er al een specifiek verblijfsdoel gezinsmigratie bestaat waarvoor specifieke voorwaarden gelden. Je komt hierdoor dus in botsing met het andere beleid.

De heer Van Dam noemde een aantal casussen. In zijn algemeenheid zeg ik hierbij dat wij moeten oppassen met het door elkaar halen van regulier beleid en asielbeleid. In de eerste casus ging het over het asielbeleid, want de heer Van Dam had het over een vluchteling. Een vluchteling toetsen wij altijd in het kader van onze asielvoorwaarden. Wij hebben afspraken gemaakt over het nareisbeleid. Als iemand binnen drie maanden aanmeldt dat hij ergens nog een kind heeft, ook al weten wij niet precies waar, kan dat kind altijd achteraf nog op de asielvergunning komen. Wij zijn nu aan het bekijken of dit in de reguliere vergunning moet worden gestopt of dat het in de asielvergunning moet blijven.

In de tweede casus betrof het een oma die toch tot het gezin behoort. Hiervoor is er een uitzonderingsmogelijkheid. Bij een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid zijn er altijd mogelijkheden voor gezinsleden buiten het kerngezin. Dit gold al voor 1 oktober en dat geldt nog steeds. Ik heb niet voor niets gezegd dat ik in die gevallen waarin dit aan de orde is, daar natuurlijk ook ruimte voor zal creëren. Met andere woorden: als er echt schrijnende omstandigheden zijn in die zin dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid is, zal ik deze gevallen uiteraard honoreren.

De voorzitter: Zijn er nog vragen? Mijnheer De Wit, hebt u een vraag over de procedure?

De heer De Wit (SP): Kunnen wij nu niet gewoon met de tweede termijn beginnen? Dan kunnen wij allen vragen stellen.

De voorzitter: Ja, dat lijkt mij goed.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn complimenten. De minister zei dat hij de Kamer wel tegemoet wilde komen en dat hij ook over mogelijke oplossingsrichtingen heeft nagedacht. Ik vraag mij werkelijk af hoeveel ambtenaren over deze oplossing hebben nagedacht en hoe diep en lang de minister ermee bezig is geweest om tot de briljante oplossing te komen dat mensen zelf moeten besluiten wanneer zij een aanvraag indienen of niet. Ik vind dit niet eens in de buurt van een oplossing komen.

Ik heb een aantal vragen gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Het geheel spitst zich toe op één specifiek punt. De minister beroept zich iedere keer op het feit dat er een Koninklijk Besluit genomen moet worden. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat hij kan werken met een spoed klein Koninklijk Besluit waardoor de procedure een stuk korter wordt, want dit hoeft niet langs de Raad van State. De minister is daarmee nog steeds in staat om het bestaande besluit terug te draaien.

De minister zegt iedere keer dat de Kamer een nieuwe inhoudelijke richting moet aangeven. Ik heb gezegd dat de Kamer daar meer dan toe bereid is in een motie. Volgens mij geeft de aangenomen motie ook al een richting aan, namelijk dat wij eigenlijk terug moeten naar de regels van voor 1 oktober. Ik begrijp dit dus niet helemaal goed. Kan de minister beargumenteren waarom die motie niet voldoende inhoudelijke richting geeft om tot verdere besluiten te komen?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. De kwestie is volgens mij heel eenvoudig. Wij willen de aanscherping van de gezinsherenigingsrichtlijnen van tafel. «Wij» is een politieke meerderheid. Er zijn drie oplossingen.

Ten eerste kan de minister gebruikmaken van de discretionaire bevoegdheid, de oplossing die de Partij van de Arbeid voorstelt. Ik steun dit voorstel van harte om het doel te bereiken. Ik hoor echter dat minister rabiaat «nee» zegt tegen dit voorstel. Daar hebben wij het dan mee te doen.

Ten tweede kan er een motie op de inhoud ingediend worden. De minister wil graag dat de Kamer komt met een motie op de inhoud, omdat hij er dan mee aan de gang kan gaan. Ik zie echter dat de woordvoerder van de Partij van de Arbeid hierover zijn twijfels heeft. Laat ik het maar even positief formuleren. Ik roep daarom nu gewoon de Partij van de Arbeid daartoe op, want dan hebben wij het tenminste geregeld.

Ten derde komt de minister met een andere oplossing die niet in zijn brief stond, maar nu ter tafel komt. Het kan aan mijn beperktheden liggen, maar ik snap daar helemaal niets van. Kan de minister voor het VAO per brief die derde oplossing nog eens uitschrijven? Kan hij daarbij ook ingaan op de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van de onderlinge gevallen in de door hem voorgestelde oplossing, waar ik niets van begrijp. Misschien begrijp ik het wel na het lezen van zijn brief.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. De minister maakt een historische inschatting van zo'n 2 000 gevallen die je na 1 oktober kunt verwachten. Bij drie kwart daarvan zou het om aanvragen om advies gaan. Dit is niet echt een aanvraag, maar alleen een vraag om advisering. Precies hierop doelde ik in mijn eerste termijn. Degene die nu een aanvraag indient, moet natuurlijk getoetst worden aan de wet die sinds 1 oktober van kracht is. Dat lijkt mij niet meer dan normaal. Om het maar meteen duidelijk te stellen: ik ben er geen voorstander van om grote aantallen aanvragen nu maar met een discretionaire bevoegdheid van de minister op te lossen, want daar is die bevoegdheid niet voor bedoeld. Die is echt voor de schrijnende, bijzondere gevallen. De minister gaf zelf gelukkig al aan dat hij die bevoegdheid en de kans om naar die gevallen te kijken, altijd al heeft. Ik zoek het dus vooral niet in de verruiming van de discretionaire bevoegdheid of zoiets. Is de minister het niet met mij eens dat het, als mensen om advies vragen over wat zij moeten doen, niet meer dan normaal is dat je de situatie dan schetst zoals die is? Dit gaat verder dan feitelijk aangeven welk beleid nu kracht is. Je moet daarin de politieke werkelijkheid meenemen; niet meer en niet minder.

Ik wil dus geen inhoudelijke versoepeling van het beleid. De minister geeft terecht aan dat hij niet kan beoordelen of er iets zal veranderen en, zo ja, wat. Ik ben het geheel met hem eens dat in dat verband de Kamer aan zet is. Mensen hebben echter het recht erop om te weten dat deze discussies in de Kamer plaatsvinden. Is de minister dat met mij eens?

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Het wordt er niet gemakkelijker op. Als het KB wordt ingetrokken voor het huidige beleid, herleeft niet per se het oude beleid. Klopt dit? Dan moet de Kamer zich dus opnieuw uitspreken over de wijze waarop het nieuwe beleid er moet gaan uitzien. Ik zie dat de minister knikt.

Als de Kamer een dergelijke uitspraak doet, waardoor de minister de richting van het beleid weet, gaat de minister daar dan aan werken? Of zegt de minister dat het nieuwe kabinet het beleid moet invullen? Dat was aanvankelijk mijn indruk van zijn betoog. Als de Kamer het ene beleid intrekt en aangeeft hoe het nieuwe beleid moet gaan uitzien, wat is de zin daarvan als dit vervolgens over de formatie heen getild wordt en het afhangt van de uitkomst van de onderhandelingen tussen partijen? Mij zou veel liever zijn dat de Kamer besluit dat het er zo of zo moet uitzien vanaf 1 januari 2013 en dat de minister aan de slag moet gaan om het beleid per 1 januari zo in te voeren. That's it, ongeacht de formatie. Ik zie helemaal niet in waarom dit een probleem moet zijn. Graag ontvang ik een reactie hierop.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Het is helder dat zijn mogelijkheden om met iets te komen, beperkt zijn. Wij hebben deze regels immers ingevoerd. De minister wijst op het belang van zorgvuldigheid, ook bij de uitvoering. Mijns inziens dreigen de PvdA en de VVD hier een rommeltje van te maken. Ik weet nog niet waar dit precies zal eindigen, maar die twee partijen wekken verwachtingen bij mensen die tussen 1 oktober en 1 januari een aanvraag indienen. De PvdA pleit enerzijds voor individuele coulance. De minister zegt duidelijk dat hij een soort toetsingskader heeft in de vorm van de bestaande wetten en regels en dat er coulance is. Die coulance was er ook al, omdat men in individuele gevallen volgens artikel 8 van het EVRM altijd coulant moet zijn bij gezinshereniging en gezinsvorming. De VVD zegt anderzijds dat er ineens een alternatieve meerderheid is. Mensen moeten geïnformeerd worden. Waarover, vraag ik mij af. Wat is de uitkomst waarop geanticipeerd moet worden? Welk perspectief bieden wij die mensen? Dat weten wij nog niet.

De voorzitter: Laten wij nu niet met elkaar een discussie aangaan. Er kunnen nog vragen aan de minister gesteld worden. Ik verzoek de leden echter om elkaar niet onderling uit te lokken.

De heer Van Hijum (CDA): Ja, maar mevrouw Van Nieuwenhuizen zei: dat weten wij nog niet. Dat is precies het punt. Vanwege het feit dat wij het niet weten, moeten er ook geen verwachtingen gewekt worden. Dan moet u eerst uitspreken wat het nieuwe beleid wordt waar naartoe gewerkt wordt. Dan pas kunt u de minister vragen om met iets te komen en niet in de omgekeerde volgorde. Op deze manier zorgt u ervoor dat de minister echt in een spagaat zit.

De voorzitter: Wij spreken hier nog steeds tegen de voorzitter. Hebt u nog vragen aan de minister? Anders vraag ik u om nu af te ronden.

De heer Van Hijum (CDA): Ik constateer dat de Kamer op die manier de minister in een spagaat laat zitten. Herkent de minister dat hij in een spagaat zit? Ik heb ook een vraag aan de collega's. Als de meerderheid duidelijkheid wil bieden, moet dit via de motie die in het VAO zal worden ingediend.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik was ook even hoopvol toen de minister zei dat hij met een oplossingsrichting voor de Kamer zou komen. De enige strohalm die hij mensen aanreikt, is dat zij voorlopig even geen aanvraag moeten indienen. Dit is het laatste redmiddel. Daar kunnen mensen natuurlijk altijd gebruik van maken. Ik zie dit echter niet als een redmiddel of een oplossing om uit deze impasse te komen, omdat de Kamer simpelweg mogelijk niet in staat is om nieuw beleid te maken, gezien de onderhandelingen.

Ik kom op het punt dat ik vorige week in het debat heb genoemd: een klein Koninklijk Besluit. GroenLinks komt daar nu ook mee. Onze juristen hebben gezegd dat dit een kwestie is van enkele weken. Je kunt dit snel behandelen, omdat je geen advies van de Raad van State hoeft aan te vragen. Kan de minister daar specifiek op ingaan? Dit zou binnen enkele weken gedaan kunnen worden.

Waarom zegt de minister niet dat motie-Van Ojik voor hem genoeg basis biedt om het beleid voorlopig op te schorten? Die geeft toch een heel duidelijke richting aan, namelijk de verwijzing naar het oude beleid. Of was de motie nog te mager? Als de Kamer een motie zou indienen waarin de minister heel duidelijk wordt opgeroepen om tot het beleid van voor 1 oktober over te gaan, heeft de minister daar dan voldoende aan? Als dit zo is, dan is het aan de Kamer om een dergelijke motie in te dienen. Ik hoop dat dan ook de Partij van de Arbeid zo'n motie zal steunen. Dat is dan toch het minste wat wij kunnen doen. Dan heb je geen heel nieuw pakket georganiseerd, maar verwijs je puur naar het oude beleid. Dat zou een uitkomst zijn.

De laatste oplossing zou de door de minister aangereikte strohalm zijn. Dit betekent dat mensen drie maanden moeten stilzitten en dat meerderjarige kinderen op dit moment geen aanspraak kunnen doen op gezinshereniging. Zij worden dan al de dupe van het nieuwe beleid dat straks weer ongedaan wordt gemaakt. Dat zou de slechtste mogelijkheid zijn.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De PVV-fractie vindt het natuurlijk slecht nieuws dat de maatregelen die bedoeld waren om de partner- en gezinsmigratie aan te pakken, door VVD en PvdA van tafel zijn geveegd. Ik vind het ook slecht nieuws voor iedereen in Nederland die de rekening betaalt voor de voortgaande massa-immigratie, voor mensen die elke dag te maken hebben met straatterreur, overlast, islamisering en het niet meer Nederlands horen op straat. Ik heb hier de cijfers. Het gaat nog steeds om tienduizenden partner- en gezinsmigranten per jaar, de eerste generatie. De integratieproblemen worden daardoor natuurlijk niet opgelost. Het enige wat wij onafhankelijk van Europa nog konden doen – de minister heeft dit ook gezegd – dat gaan wij nu niet doen. Voor het thema «immigratie» is één ding duidelijk: een stem op de VVD is helaas een stem op de PvdA gebleken. Dat kan ik alleen maar betreuren. Ik heb verder geen vragen meer aan de minister, want de minister kan natuurlijk niets anders doen dan democratisch tot stand gekomen, bestaand beleid uitvoeren.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. De crux van dit debat zit in de vraag of de minister de bevoegdheid heeft om te beslissen over de vragen uit de motie, als je die vrij vertaalt. In de motie werd gevraagd: kunt u opschorten? De minister zegt dat dit niet kan. Vrij vertaald was de vraag in de motie of de minister ervoor kan zorgen dat er geen aanvragen worden afgewezen die ook onder het beleid van voor 1 oktober niet zouden zijn afgewezen. De minister zegt dat artikel 3.13, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit hem geen ruimte biedt om vergunningen te verlenen die niet zouden zijn verleend op basis van de voorwaarden. Waarom zegt de minister dit? Als de minister dit soort dingen tegen de Kamer zegt, moeten die wel kloppen. De letterlijke tekst van de toelichting bij het Vreemdelingenbesluit is «indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in de artikelen 3.16 tot en met 3.22, is daarmee niet uitgesloten dat de vergunning zal worden verleend». De minister zegt lijnrecht het tegenovergestelde. In de toelichting staat: «Ook in die gevallen geven de onderhavige artikelen geen aanspraak op een verblijfsvergunning, maar de verblijfsvergunning kan wel worden verleend.» Het is dus het omgekeerde van wat de minister net beweerde. Als iemand niet aan de voorwaarden voldoet, kan de minister dus beslissen om toch een verblijfsvergunning te verlenen. Nu de minister, wellicht via deze weg, op de hoogte is van wat er daadwerkelijk in het Vreemdelingenbesluit staat en dus weet welke bevoegdheid hij daadwerkelijk heeft, vraag ik hem of hij de bereidheid heeft om die bevoegdheid te gebruiken.

De minister zegt dat hij bereid is om ruimhartig te oordelen bij schrijnende situaties die voor 1 oktober niet zouden zijn ontstaan. Ik mag toch aannemen dat hij dan bedoelt dat hij ruimhartiger zal zijn dan de strikte toepassing van artikel 8 EVRM, die hij sowieso moet toepassen, zowel voor als na 1 oktober. Die toepassing is niet bepaald ruimhartig. Dat weet de minister ook. Bedoelt de minister dus daadwerkelijk «ruimhartig» op de manier zoals de Kamermeerderheid dit bedoelt?

Mijn laatste vraag is, wanneer de beslissing valt op een aanvraag die nu wordt ingediend? Volgens mij is de doorlooptijd niet slechts twee weken, om maar een termijn te noemen.

De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Volgens mij is duidelijk dat de meerderheid terug wil naar het oude beleid. Hoe lang duurt zo'n klein Koninklijk Besluit?

De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de minister voor zijn tweede termijn. Vanwege de tijd sta ik geen interrupties meer toe. Wij doen het met het VAO dat sowieso zal worden aangevraagd.

Minister Leers: Voorzitter. Graag geef ik eerst even in het algemeen mijn gevoel richting de Kamer aan. Ik begrijp heel goed dat de Kamer, gelet op de gewijzigde meerderheid en de kritiek die er eerder was op de maatregelen, nu de gelegenheid te baat neemt om dit te veranderen. Dat vind ik inherent aan de politiek. Ik heb al gezegd dat niet alles zomaar te veranderen is. Wij hebben te maken met zorgvuldigheid in de regelgeving en de uitvoering van de wet. Daar zit ik mee. Ik vind het jammer dat de ondertoon telkens is dat ik mij verzet tegen de andere democratisch gekozen samenstelling van de Kamer. Dat doe ik niet. Ik weet dat de samenstelling anders is, maar ik probeer wel op een redelijke en praktische manier hiernaar te kijken en hiermee om te gaan.

De praktische manier is in ieder geval niet het spoed-KB. Een klein KB zou inderdaad snel kunnen, binnen 2 weken. De heer Klaver heeft daar gelijk in. Anderen zijn daar ook op ingegaan. Dit zou in theorie een mogelijkheid zijn geweest om de inwerkingtreding vooraf op te schorten, maar niet achteraf. Dat is het verschil. Ik heb dit in de brief al duidelijk gemaakt. Op 27 september was dit niet meer mogelijk. Het kan bovendien niet met terugwerkende kracht. Op 27 september vroeg de heer Voordewind mij in de debat of het niet via een klein KB kan. Ik heb gezegd dat ik daar een aantal weken voor nodig heb, omdat er getekend moet worden en noem maar op. Ik zei toen: dat redden wij niet in drie dagen. Dat was het lastige. Zelfs met een klein KB was het niet mogelijk geweest om dit te doen. De enige manier om het nieuwe beleid te wijzigen is middels een nieuwe AMvB via de Raad van State. Het kan niet anders.

Ik kom nu op de discussie waar het hier om gaat. Een nieuw kabinet moet het initiatief tot een dergelijke AMvB nemen. Het is niet reëel om van het huidige kabinet te verwachten dat het zijn eigen visie op dit terrein nu maar even omdraait. Dat is niet reëel. De Kamer wil iets wijzigen, maar de richting is nog niet duidelijk. De Kamer verwacht echter van het kabinet dat het al een stap zet. Dat kan niet. Het zittende kabinet heeft tijdens de ministerraad van afgelopen week bevestigd dat de visie die is uitgewerkt in de huidige regelgeving, de visie is van dit kabinet.

Straks, na het formatieproces, zijn er een Kamer met een nieuwe meerderheid en een nieuw kabinet. Het lijkt mij inderdaad logisch dat het nieuwe kabinet dan een besluit neemt over het wijzigen van de AMvB. Dat is echter niet aan mij. Ik ben in dezen daarom klip-en-klaar, ook voor de heer De Wit: het zittend kabinet gaat dit niet doen. Ik krijg er bij het zittende kabinet geen steun voor om deze maatregelen nu te wijzigen, ook al zou de Kamer zich daar zo over uitspreken.

Wat doen je dan ondertussen? Als ik tegen mensen die een aanvraag indienen, zeg dat er mogelijk, eventueel, misschien wel een wijziging komt, maar dat ik weet niet welke wijziging, dan wek ik verwachtingen die achteraf misschien blijken tegen te vallen. Dat kan men toch niet van mij verwachten? Dit maakt het zo lastig. De Kamer kan van mij niet verwachten dat ik mensen adviseer om maar even geen aanvraag in te dienen, omdat het beleid straks toch wel gewijzigd zal worden. Om welk beleid gaat het dan? Gaat het om alle onderdelen of alleen om de wachttermijnen? Of gaat het om de drie tot vijf jaar of de gezinssamenstelling? Daarom zeg ik: de Kamer is aan zet. De Kamer moet een uitspraak doen. Als die zo gedetailleerd is dat het op onderdelen duidelijk is dat de meerderheid van deze Kamer met een andere uitspraak komt, kan ik zeggen dat het nieuwe kabinet die uitspraak naar alle waarschijnlijkheid zal overnemen, maar zelfs dat weet ik niet eens. Stelt u zich eens voor dat deze kabinetsformatie niet lukt en dat er een andere komt. Wie weet wat dan weer voor ideeën bestaan over de uitvoering. Dit maakt het lastig.

Los van de principiële en op zich zeer terechte politieke discussie, zouden wij eens moeten kijken naar de aantallen. Waar hebben wij het over? Dan kom ik in de buurt van de inbreng van de woordvoerder van de VVD-fractie. Het gaat om ongeveer 2 000 te verwachten aanvragen, waarvan 1 500 kostenloze adviesaanvragen. Dit zijn mensen die zich afvragen wat de conclusie naar verwachting zal zijn, als zij hun aanvraag indienen. Op die 1 500 kostenloze adviesaanvragen kan ik reageren in de zin dat die mensen op basis van het vigerend beleid geen vergunning zouden krijgen. Als deze mensen bellen en vragen wat zij moeten doen, kan ik alleen zeggen dat er in de Kamer een discussie plaatsvindt hierover. Ik kan ze niet beloven dat er mogelijkerwijs, misschien wel, eventueel nieuw beleid komt, waarvan ik niet weet hoe dat zal zijn. Dit maakt het lastig.

De resterende 400 aanvragen zijn van vreemdelingen die op grond van hun nationaliteit niet mvv-plichtig zijn en van mensen die reeds in Nederland verblijven op grond van hun verblijfsgunning en hun vergunning willen wijzigen. Ik heb zes maanden de tijd om over die aanvragen te beslissen. Ik hoop dat de kabinetsformatie zo voortvarend is dat wij tegen die tijd duidelijkheid kunnen geven over de richting waarin die gaat.

De voorzitter: Er is nog een klein beetje tijd over, dus iedereen kan nog een laatste vraag stellen, indien nodig. Ik wil namelijk de vergadering niet laten uitlopen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb reeds een aantal vragen gesteld.

Minister Leers: Ja, op de vragen kom ik nog.

De voorzitter: Niet, die moet u nu beantwoorden.

Minister Leers : Oké. Gevraagd werd wat ik bedoel met het ruimhartige beleid. Hiermee doel ik op de individuele humanitaire gevallen. Dit is voor mij klip-en-klaar echt niet beperkt tot artikel 8 van het EVRM. Je bekijkt namelijk of er schrijnende omstandigheden zijn. Ik snap heel goed waar de heer Van Dam het over heeft. Als er een oma of een ander gezinslid in de problemen zit, is het hardvochtig om te zeggen dat deze persoon niet tot het kerngezin behoort. Die ruimte is er, maar die moet natuurlijk niet te pas en te onpas worden gebruikt om een vigerend stelsel onderuit te halen. Dan is het ook niet meer discretionair, maar regulier. Discretionair is bedoeld voor incidentele gevallen waarbij problematiek samenkomt. Het gaat daarbij om schrijnende omstandigheden. Daar doelt de heer Van Dam op. Ik heb toegezegd dat ik dit uiteraard altijd wil doen.

Ik kom nu nog even op de technische vraag. In aanvulling op het antwoord aan de heer Klaver over het kleine KB deel ik mee dat er geen inhoudelijke wijzigingen in een AMvB kunnen worden aangebracht. Daarvoor is een nieuwe AMvB nodig.

Verder ga ik in op artikel 3.13, tweede lid waarover de heer Van Dam een vraag stelde. Dit artikel biedt ruimte om af te wijken van het bestaande beleid. De toepassing is echter beperkt tot onvoorziene en onaanvaardbare gevolgen in individuele gevallen. Dit is dus niet bedoeld om het nieuwe beleid terug te draaien, want dat zou een oneigenlijk gebruik van dat artikel zijn. Misschien heb ik mij eerder vergist in een woord, maar het is zoals ik het nu zeg.

De heer Van Dam (PvdA): Ik had nog vraag over wanneer er besloten wordt. Wanneer valt er een besluit over al die aanvragen die deze maand binnenkomen?

Minister Leers: Het besluit over aanvragen die mvv-plichtig zijn, zal moeten plaatsvinden binnen drie maanden. Je krijgt dan met de wettelijke termijnen te maken. Bij de niet mvv-achtige zaken die ik net noemde, zoals de verblijfsvergunning regulier (vvr), duurt het zes maanden.

De heer Van Dam (PvdA): Wanneer valt het besluit? Ik weet wanneer het zou moeten vallen, namelijk binnen drie maanden. Wat is echter de doorlooptijd bij de IND? Wanneer valt het besluit?

Minister Leers: Dat is afhankelijk van de individuele aanvragen, van de individuele situatie. Dat is niet generiek te zeggen. Je kunt heel snel zeggen dat iemand kan komen, omdat alles past in het beleid. Soms is ook heel snel duidelijk dat dit niet zo is. Er wordt goed naar gekeken.

De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij heb je twee categorieën politici. De ene categorie politici denkt in mogelijkheden, de meerderheid van de Kamer, en de andere categorie denkt in onmogelijkheden, de minister in dit geval. Ik begrijp niet dat de minister zegt dat de richting van de Kamer hem niet duidelijk is. Volgens mij heeft de Kamer namelijk heel duidelijk aangegeven dat zij terug wil naar de situatie van voor 1 oktober. Als wij dit opschrijven en in een motie vervatten dat een meerderheid van de Kamer terug wil naar de situatie van voor 1 oktober, geeft dit de minister dan voldoende richting? Is het hem dan in voldoende mate duidelijk om eindelijk tot handelen over te gaan? Of moeten wij het helemaal uitspellen over ieder lid van het besluit dat aangepast moet worden?

Minister Leers: Ik heb aangegeven dat er vier onderdelen gewijzigd zijn in het kader van de gezinsmigratie. Het gaat daarbij om vier terreinen. Het is mij niet duidelijk of alle partijen wel alle vier die maatregelen teruggedraaid willen zien. Dat begreep ik ook niet tijdens het plenaire debat, maar dat wil ik eerst weten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb goed begrepen dat een klein KB niet meer kan, omdat de minister het niet met terugwerkende kracht kan laten ingaan. Hoe is het dan met een klein KB dat over drie weken zou kunnen ingaan? Dan gaat het niet in met terugwerkende kracht, maar kan over een of twee weken weer het oude beleid van voor 1 oktober gelden.

Minister Leers: Volgens mij heb ik dit al gezegd als aanvulling op het antwoord aan de heer Klaver. Met een klein KB kunnen geen inhoudelijke wijzigingen in een groot KB worden aangebracht. Daarvoor is een nieuwe AMvB nodig. Er bestaat nu een grote AMvB, oftewel een nieuw besluit. Dat kan ik met een klein KB niet zomaar terugdraaien. Om een nieuw beleid te krijgen, moet men een volledig, groot AMvB-besluit nemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat begrijp ik niet. De minister zegt dat een klein Koninklijk Besluit mogelijk was geweest om dit alles terug te draaien naar het oude beleid. Als je nieuw beleid wilt maken, kun je echter geen klein Koninklijk Besluit gebruiken. Dat vragen wij echter niet. Wij vragen om alles terug te draaien naar het oude beleid. Als dit niet met terugwerkende kracht kan, dan per 1 november.

Minister Leers: Dit heb ik ook al gezegd. Een klein KB gaat over zaken als inwerkingtreding. Ik zal het nog eens mooi op papier zetten, als de heer Voordewind daarmee tevreden is. Dan weet hij het precies. Dit is mogelijkerwijs ook goed voor de toekomst. Een klein KB gaat over de inwerkingtreding. De echte wijziging van de huidige regeling kan dus alleen maar via een AMvB.

De heer Schouw (D66): Als wij niet uitkijken, blijven wij toch een beetje ontgoocheld achter. De minister zegt dat een Algemene Maatregel van Bestuur niet kan worden opgeschort als die is ingevoerd. Ik heb wel enige behoefte aan toelichting in dit verband, want volgens mij kan het kabinet op elk moment van de dag een ingevoerde wet stilleggen, kaltstellen of wat dan ook. Verder is het mij onduidelijk of de minister de inhoud van de motie van deze Kamer gaat uitvoeren. Eerst zei de minister: het kabinet ziet mij aankomen om iets te wijzigen; dat gaan wij dus niet doen. Drie minuten later suggereerde hij dat hij zich, als de Kamer in meerderheid komt met een inhoudelijk verhaal, eraan gehouden voelt om dit uit te voeren. Het is het een of het ander.

Minister Leers: Voor de precieze regeling en de procedure van de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit verwijs ik naar de brief die ik heb geschreven. Ik ben bereid om dit alles nogmaals op papier te zetten, zodat men dit alles heeft. Dan is dit voor iedereen helder. Ik verwijs dus naar de brief waarin ik dit allemaal reeds heb uitgewerkt. Ik zal de discussie over een klein KB en alles wat daarbij hoort echter nogmaals op papier zetten.

De heer Schouw (D66): In de nieuwe brief moet expliciet staan welke mogelijkheden het kabinet heeft om een reeds ingevoerde Algemene Maatregel van Bestuur buiten werking te stellen. Dat is volgens mij juridisch best mogelijk, als men wil.

Minister Leers: Ik heb hierop reeds antwoord gegeven in mijn brief.

De heer Schouw (D66): Ja, het antwoord van de minister was: ik kan dit alleen maar doen, voordat het is ingevoerd. Volgens mij klopt dat niet.

De voorzitter: Voordat dit weer allerlei vragen oproept, herinner ik de leden eraan dat de minister reeds een toezegging heeft gedaan om dit specifieke punt, de juridische aspecten van opschorting, alles over de AMvB, een klein KB voor en na en de juridische implicaties nog eens helder toe te lichten.

Minister Leers: Ik ga nog in op de politieke vraag van de heer Schouw. Ik heb duidelijk gemaakt dat dit kabinet niet zijn eigen beleid zal veranderen via een wijziging of wat dan ook. Ik heb gezegd dat dit een zaak is voor het volgende kabinet. Dat vind ik niet meer dan logisch. Als de Kamer een motie zou aannemen en daarin uit zou werken, wat de wijziging precies moet inhouden, heb ik een richting. Dan kan ik mensen adviseren om hun aanvraag aan te houden of wat dan ook.

Ik heb gezegd dat ik het beleid niet meer zal veranderen. Dat moeten de leden der Kamer niet van mij vragen. Dat kunnen zij ook niet vragen van dit kabinet. Als een meerderheid van de Kamer zegt dat een nieuw beleid met een die en die onderdelen deel zal uitmaken van het formatieproces, kom daar dan mee. Dan kunnen wij bij de advisering van mensen zeggen: geachte mensen, in de Kamer is er een motie genomen die deze en die veranderingen behelst; houd daar dus rekening mee.

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb nog een vraag aan de minister in voorbereiding op het VAO. De minister heeft net uiteengezet dat er binnen drie maanden een besluit moet vallen over elke aanvraag. Nergens in de regeling staat echter dat het besluit moet vallen voor 1 december. Is de minister daadwerkelijk bereid om aan de meerderheid van deze Kamer tegemoet te komen? Is hij bereid om de aanvragen waarvan hij weet dat die onder nieuwe regels anders behandeld zouden worden dan onder de oude regels, tot 1 december op de hoek van zijn bureau te leggen en dus geen besluit daarover te nemen voor 1 december? Als hij de bereidheid daartoe heeft, zou hij binnen alle regels en mogelijkheden precies datgene doen wat de meerderheid van de Kamer hem gevraagd heeft.

Minister Leers: Zo eenvoudig is dat niet. Dit kabinet houdt vast aan het huidige beleid. Dat is de wet en deze wet willen wij naleven. Ik heb reeds gezegd dat wij daarmee zorgvuldig omgaan bij beslissingen. De doorlooptijd van beslissingen varieert over het algemeen tussen drie en zes maanden. Zes maanden is de uiterste termijn voor niet mvv-achtige zaken. Ik kan moeilijk iets aanhouden of geen beslissing nemen op grond van nog onduidelijke te verwachten wijzigingen die eventueel, misschien wel, mogelijk, zouden kunnen komen. Het is toch niet redelijk om dat van mij verwachten? Dat kan men toch ook niet van mij verwachten?

De heer Van Dam (PvdA): Dat was de vraag helemaal niet. Ik vraag of de minister de bereidheid heeft om die aanvragen die onder de oude regels gehonoreerd zouden zijn, maar onder de nieuwe regels niet, tot 1 december naast zich neer te leggen. Ik weet niet hoe de workload bij IND precies is, maar ik geloof dat er sowieso een paar weken doorlooptijd is voor elke aanvraag. Zo ingewikkeld is dit dus niet. Dit gaat simpelweg om de vraag of de minister de politieke bereidheid heeft om te doen wat de Kamer vraagt. Hij kan het doen. De vraag is of hij het wil doen.

Minister Leers: Laat de Kamer dat eerst maar in een motie uitspreken.

De voorzitter: Dit is een mooie brug naar het VAO. Wij zullen op verzoek van de heer Klaver een VAO aanvragen, inclusief de vraag om nog deze week te stemmen over de daarbij ingediende moties. Tevens komt er een brief met een precieze uitleg over klein KB vooraf en een AMvB achteraf, zodat dit allemaal klip-en-klaar is. Het is handig als deze brief nog deze week komt, voorafgaand aan het VAO. Wij spreken dat bij dezen af.

Ik wens allen een plezierige avond en dank iedereen voor de aandacht.

Sluiting 18.00 uur.