Gepubliceerd: 15 september 2009
Indiener(s): Jan Peter Balkenende (minister-president , minister algemene zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-I-2.html
ID: 32123-I-2

32 123 I
Vaststelling van de begrotingsstaat behorende bij de begroting van de Koning (I) voor het jaar 2010

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

AArtikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
BBegrotingstoelichting3
   
1Leeswijzer3
   
2Niet-beleidsartikelen5
01Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis5
02Functionele uitgaven van de Koning6
03Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen9

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat behorende bij de begroting van de Koning voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3

In aansluiting op het kabinetsstandpunt over het rapport van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis heeft begroting I (voorheen genaamd het «Huis der Koningin», thans «de Koning») een andere en uitgebreidere artikelsgewijze indeling gekregen. Om die ook formeel mogelijk te maken dient afgeweken te kunnen worden van de artikelen 1 en 8 van de Comptabiliteitswet 2001. Voor het jaar 2010 worden die afwijkingen in het onderhavige wetsartikel geregeld. Bij de voorziene modernisering van de Comptabiliteitswet 2001 zullen deze aanpassingen definitief in die wet worden doorgevoerd.

De minister-president, minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaat voor het jaar 2010 van begroting de Koning. Met ingang van de begroting 2010 wordt niet alleen de naam van begroting I gewijzigd in begroting «de Koning», maar bevat de begroting naast de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis (thans 3 leden) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. Dit in navolging van de brief van de minister-president over de nieuwe opzet van begroting I van de Rijksbegroting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 I, nr. 5), gebaseerd op de aanbevelingen van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis onder voorzitterschap van de voormalige minister van Financiën dr. G. Zalm.

De belangrijkste aanbevelingen van de stuurgroep zijn:

• Zoals eerder aangegeven, de wijziging van de naam van de begroting en het feit dat de begroting de uitgaven bevat die functioneel samenhangen met het koningschap.

• De nieuwe begroting zal drie begrotingsartikelen bevatten:

• Artikel 1: Uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Deze systematiek komt overeen met de reeds bestaande begroting;

• Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning. Dit zijn de huidige declarabele uitgaven, die op declaratiebasis door diverse ministeries ten laste van hun begroting aan de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) worden vergoed. De bedragen die samenhangen met de huidige functionele uitgaven staan momenteel op drie begrotingen (BZK, WWI en VenW) en zullen met ingang van 2010 worden overgeheveld naar begroting I. Daarnaast zal dit artikel de uitgaven bevatten voor de luchtvaartuigen, voor de Groene Draeck en voor de reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) die samenhangen met bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba (die worden overgeheveld vanuit de begroting van VenW, Defensie en BZK);

• Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet der Koningin.

In dat kader is in de nieuwe opzet van deze begroting artikel 2 toegevoegd. Het betreft functionele uitgaven die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de minister-president en die ten laste van deze begroting worden betaald.

Tevens is een artikel 3 toegevoegd waarin de uitgaven worden geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar die wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

Deze nieuwe opzet van begroting I impliceert dat met uitzondering van artikel 1 er geen bedragen beschikbaar zijn voor de jaren voorafgaand aan het begrotingsjaar 2010.

De bijstelling van begroting I vindt budgettair neutraal plaats, doordat de bedragen voor 2010 en latere jaren zijn overgeheveld van andere begrotingen (begrotingsartikel 2), dan wel dat er ontvangsten zijn op andere begrotingen die samenhangen met de in deze begroting opgenomen uitgavenramingen (begrotingsartikel 3).

De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via het verstrekken van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats, maar bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden.

De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren.

In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting het karakter van een niet-beleidsartikel.

2. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Staatsblad 2008, 535), vormt de basis voor de ramingen van dit begrotingsartikel.

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)
Uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis2008200920102011201220132014
Verplichtingen6 1266 9607 1027 1027 1027 1027 102
Uitgaven6 1266 9607 1027 1027 1027 1027 102
Ontvangstennihilnihilnihilnihilnihilnihilnihil

De grondwettelijke uitkeringen op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aan de in deze begroting vermelde leden van het Koninklijk Huis zijn opgebouwd uit twee componenten:

Een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt. Als basis is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State in het jaar 2008 en 2009 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2010 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk.

Een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning of van (de echtgenote van) de vermoedelijke opvolger van de Koning ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2008 en 2009 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2010 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk.

Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2008 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2009 en 2010 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in de Centraal Economisch Plan 2009.

Indien de werkelijke loon- en prijsontwikkeling voor 2009 en 2010 afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2010 is als volgt samengesteld (bedragen x € 1 000):

Uitkering aan:
 ABTotaal
De Koning8344 2685 102
De vermoedelijke opvolger van de Koning2481 1281 376
De echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning248376624
Totaal  7 102

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de minister-president en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven met in het bijzonder de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen, het onderhoud van de Groene Draeck en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)
Functionele uitgaven van de Koning2008200920102011201220132014
Verplichtingenn.v.t.n.v.t.26 81826 80626 59326 59326 593
Uitgavenn.v.t.n.v.t.26 81826 80626 59326 59326 593
Ontvangstenn.v.t.n.v.t.nihilnihilnihilnihilnihil

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2010 (bedragen x € 1 000):
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis17 529
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis7 611
Uitgaven voor luchtvaartuigen1 388
Onderhoud Groene Draeck210
Bezoeken aan Nederlandse Antillen en Aruba80
Totaal26 818

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 259 fte; dit is exclusief 19 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component.

De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. departement van de Hofmaarschalk, Koninklijk Huisarchief, Koninklijk staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, trein, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de eerder genoemde paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, accountantscontrole, advisering en de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Tenslotte bevat het een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven hebben betrekking op het staatshoofd en de overige leden van het Koninklijk Huis. Het betreft de uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba) door het staatshoofd alsmede de uitgaven voor privé-vliegkosten1 van de overige leden van het Koninklijk Huis tot aan het maximum van de franchise. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk alsmede civiele inhuur.

Op grond van de ministeriële regeling «Besluit gebruik regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in beheer bij het Rijk», kunnen de leden van het Koninklijk Huis gebruik maken van het regeringsvliegtuig. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur2.

Het bedrag voor de post inzet regeringsvliegtuig voor het jaar 2010 bestaat uit een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren van het regeringsvliegtuig in het kader van het openbaar belang (geraamd op 60 uur) en het maximale aantal vlieguren van dit vliegtuig voor privévluchten dat op basis van het besluit aan de overige leden van het Koninklijk Huis ter beschikking wordt gesteld (50 uur). Het totaal aantal vlieguren wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor het regeringsvliegtuig.

Het bedrag voor de gebruikmaking van Defensie luchtvaartuigen is gebaseerd op een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren in het kader van het openbaar belang (geraamd op 65 uur) en het maximale aantal vlieguren binnen de bij ministeriële regeling vastgestelde franchise van 65 uur vastvleugelige inzet en 30 uur helikopterinzet. Het vervoer wordt uitgevoerd met de Gulfstream en de Alouette helikopter. Het totaal aantal vlieguren per luchtvaartuig wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor de specifieke toestellen. Deze tarieven worden gehanteerd bij de doorbelasting van de inzet van de luchtvaartuigen aan gebruikers.

Raming over 2010 (bedragen in euro’s):
Openbaar belangUrenTariefBedrag
Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)60€ 4 841€ 290 460
Vastvleugelige inzet (Gulfstream)15€ 2 255€  33 825
Helikopterinzet (Alouette)50€ 2 383€ 119 150
Inhuur civiele luchtvaartuigen  € 334 065
Subtotaal  € 777 500
PrivéUrenTariefBedrag
Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)50€ 4 841€ 242 050
Vastvleugelige inzet (Gulfstream)65€ 2 255€ 146 575
Helikopterinzet (Alouette)30€ 2 383€  71 490
Inhuur civiele luchtvaartuigen  € 150 000
Subtotaal  € 610 115
    
Totaal  € 1 387 615

Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan de toenmalige kroonprinses geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Het bedrag dat hiermee samenhangt wordt daarom op deze begroting toegelicht.

De kosten van het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck zijn begroot op € 47 000 per jaar en bestaan uit de geraamde kosten van het aantal uren dat door het Marinebedrijf aan onderhoud wordt besteed, de kosten van het benodigde materiaal en voor de rest uit een raming van uit te besteden werkzaamheden.

Na 52 jaar trouwe dienst is ingrijpend onderhoud noodzakelijk om de levensduur van de historische platbodem te verlengen en daarmee ook voor de lange termijn te behouden voor het Nederlands nautisch en cultureel erfgoed. Tijdens het onderhoud worden delen van de vlakbeplating en vrangen vervangen en de fundatie van de mast en tankschotten vernieuwd. De indeling, uitrusting en interieur worden zoveel als mogelijk intact gehouden. De kosten worden geraamd op € 326 000, 50–50% verdeeld over de begrotingen 2010 en 2011. Het onderhoud wordt uitgevoerd door het Marinebedrijf te Den Helder en zal plaatsvinden in de periode augustus 2010 tot medio mei 2011. Voor de raming van het onderhoud is een gedegen analyse uitgevoerd op het schip. Daar bepaalde delen van het schip zonder destructief onderzoek niet toegankelijk zijn, is een inschatting gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden. Bij demontage van het schip bij aanvang van het onderhoud wordt de complete staat van het casco inzichtelijk.

Bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletore begroting eventueel worden bijgesteld.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet der Koningin. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van de desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan deze begroting, die daarvoor een raming bevat (en daar tegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op de desbetreffende begroting). De uitgaven voor beveiliging, staatsbezoeken en de instandhouding van monumenten (paleizen) maken geen onderdeel uit van deze begroting, maar vallen in de bestaande begrotingssystematiek onder verantwoordelijkheid van onderscheidenlijk de ministers van Justitie, Buitenlandse Zaken en WWI. Dit overeenkomstig de brief van de minister-president over de nieuwe opzet van begroting I van de Rijksbegroting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 I, nr. 5).

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen2008200920102011201220132014
Verplichtingenn.v.t.n.v.t.5 7235 6845 6835 6835 683
Uitgavenn.v.t.n.v.t.5 7235 6845 6835 6835 683
Ontvangstenn.v.t.n.v.t.nihilnihilnihilnihilnihil

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2010 (bedragen x € 1 000):
Doorbelaste personele uitgaven3 951
Doorbelaste materiële uitgaven1 772
Totaal5 723
w.v. RVD1 520
w.v. Militair Huis1 812
w.v. Kabinet der Koningin2 391

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) zijn in overwegende mate toe te schrijven aan mediabegeleiding, begeleiding van publieke optredens van de leden van het Koninklijk Huis, communicatie-advisering en publiciteit. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedraagt 13,6 fte.

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en is belast met het (mede) organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Ook onderhoudt het Militaire Huis de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het ministerie van Defensie en is het verantwoordelijk voor het militaire ceremonieel aan het hof. De personeelsinzet betreft 16 fte.

Het Kabinet der Koningin heeft tot taak de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken te ondersteunen inzake:

a. het verkeer tussen de Koning en de overige leden van de regering;

b. contacten met andere organen van de overheid, ontvangsten, bezoeken en overige toegang tot de Koning;

c. verzoekschriften aan de Koning;

d. de zorg voor het registreren, bewaren en overdragen van wetten, koninklijke besluiten en andere staatsstukken.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 30 fte.


XNoot
1

Privé-vliegkosten van de leden van het Koningshuis (met uitzondering van het staatshoofd) boven de franchise worden aan de gebruiker doorbelast en komen derhalve niet ten laste van deze begroting.

XNoot
2

Betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen.