Kamerstuk 32015-15

Amendement van het lid Kooiman over de verplichting om informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling te verstrekken aan de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert

Dossier: Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Gepubliceerd: 19 januari 2011
Indiener(s): Nine Kooiman (SP)
Onderwerpen: burgerlijk recht gezin en kinderen recht sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32015-15.html
ID: 32015-15

Nr. 15 AMENDEMENT VAN HET LID KOOIMAN

Ontvangen 19 januari 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel III, onderdeel B, wordt in artikel 53, derde lid, de zinsnede «kunnen de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert, deze inlichtingen desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken» vervangen door: verstrekken de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert deze inlichtingen desgevraagd of kunnen deze inlichtingen uit eigen beweging aan de stichting verstrekken.

Toelichting

In een gezin zijn vaak meer hulpverleners betrokken. Artsen, maatschappelijk werkers en GGZ-medewerkers zijn op dit moment niet verplicht informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling te verstrekken aan de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert. Dit is een belemmering voor de gezinsvoogdijwerker, die eigenlijk in het belang van het kind over alle relevante informatie zou moeten kunnen beschikken. Ook hulpverleners die niet direct het kind maar bijvoorbeeld andere gezinsleden (minderjarig of meerderjarig) behandelen zouden deze informatie, wanneer het in het belang van het kind en de uitvoering van de ondertoezichtstelling is, moeten delen met de gezinsvoogdijwerker.

Dit amendement schrijft voor dat derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen inzake feiten en omstandigheden die de persoon van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, diens verzorging en opvoeding of de persoon van een ouder of voogd betreffen en die noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling verplicht zijn om deze informatie te verstrekken aan de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert, indien de stichting hierom vraagt. In situaties waarin de stichting om de inlichtingen verzoekt is de afweging om deze te verstrekken dus weggehaald bij de «derden» zelf. De stichting kan besluiten om de gegevens te vragen, en de derden zijn dan gehouden deze te geven. De mogelijkheid voor derden om uit eigen beweging de bedoelde inlichtingen aan de stichting te verschaffen blijft ook bestaan.

Kooiman