Gepubliceerd: 25 november 2009
Indiener(s): Hirsch Ballin , Nebahat Albayrak (staatssecretaris justitie) (PvdA)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31994-8.html
ID: 31994-8
Origineel: 31994-2

31 994
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 november 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel C wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Ca

In artikel 44, derde lid, wordt het zinsdeel «, maar niet eerder dan met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afloopt» geschrapt.

2. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 69, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen omvat die, gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepast.

3. Na onderdeel E wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Ea

In artikel 70, eerste lid, vervallen de woorden «, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd».

4. Na onderdeel F wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Fa

Artikel 82, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen omvat die, gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepast.

5. Na onderdeel G wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

H

Aan artikel 85, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid of tweede lid van dit artikel.

Toelichting

1. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Vw 2000 kan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering niet heeft behaald.

De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan bij het niet behalen van het inburgeringsexamen worden verlengd, zolang de rechtsgrond voor de verlening van die verblijfsvergunning asiel nog steeds aanwezig is en er ook overigens geen redenen, bijvoorbeeld in de sfeer van de openbare orde of nationale veiligheid, aanwezig zijn om het verblijf te beëindigen.

Door in artikel 44, derde lid, de regel te schrappen, dat de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd niet eerder wordt verleend dan met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afloopt, wordt voorkomen dat de vreemdeling, die kort na verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd alsnog het inburgeringsexamen haalt en aan de overige vereisten voldoet, de resterende geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zou moeten afwachten voordat aan hem een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zou kunnen worden verleend.

2. en 4.

Voor een zo efficiënt mogelijk verloop van de asielprocedure is van groot belang dat in een zo vroeg mogelijk stadium, dat wil zeggen reeds gedurende de rust- en voorbereidingstermijn, onderzoek kan worden verricht naar de identiteit en nationaliteit, onder meer door afname van de vingerafdrukken van de vreemdeling. Ook kan onderzoek worden gedaan naar bij de vreemdeling aangetroffen of door hem overgelegde reis- en identiteitspapieren en andere bescheiden. Het betreft documenten die verkregen zijn op grond van artikel 55 van de Vw 2000, waarin de bevoegdheid is opgenomen tot onderzoek aan kleding en lichaam en het doorzoeken van bagage van de vreemdeling die te kennen heeft gegeven een asielaanvraag in te willen dienen. Voorts gaat het om documenten die de asielzoeker uit eigen beweging heeft overgelegd. Dat onderzoek naar de identiteit en de vingerafdrukken snel kan plaatsvinden, is van groot belang in het kader van de Dublin1 - en Eurodac-Verordening2 maar ook – bijvoorbeeld – bij de controle of sprake is van criminele antecedenten. Voorts komt het een snelle en zorgvuldige besluitvorming over de asielaanvraag ten goede en bevordert het het vertrek van de vreemdeling die daarvoor in aanmerking komt, uit Nederland. Ook de mogelijkheid om snel onderzoek te kunnen verrichten naar reis- en identiteitspapieren dan wel andere bescheiden (zoals arrestatiebevelen en vonnissen ter ondersteuning van de asielmotieven) is van groot belang voor een efficiënte behandeling van de asielaanvraag. Zulk onderzoek wordt bijvoorbeeld verricht naar de authenticiteit van de documenten. Ook is gewenst dat in het kader van de toepassing van de Dublinverordening, zo mogelijk reeds in de rust- en voorbereidingstermijn, de nodige stappen kunnen worden gezet, zoals het indienen van een claim, indien blijkt dat een vreemdeling eerder in een andere lidstaat heeft verbleven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder uitgesproken3 dat de vergelijking van vingerafdrukken en de daarmee samenhangende vraagstelling niet kunnen worden aangemerkt als zijnde van louter administratieve of beheersmatige aard en dat de uitkomst van die vergelijking en het antwoord op in dat verband gestelde vragen de eerste resultaten vormen van het onderzoek naar de beoordeling of de aanvraag op grond van artikel 30, aanhef en onder a, van de Vw 2000, dient te worden afgewezen. Om te voorkomen dat zou moeten worden aangenomen dat de aanvraag niet is afgedaan binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, zoals na de wijziging van de Vw 2000 in de artikelen 69 en 82 zal worden bepaald. wordt voorgesteld deze artikelen zo aan te passen dat expliciet in de wet wordt opgenomen dat onderzoek, voorafgaand aan de indiening van de asielaanvraag, naar de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, naar aangetroffen of door de vreemdeling overgelegde bescheiden, dan wel naar de toepassing van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, er niet toe leidt dat de termijnen van de asielprocedure al gaan lopen. Deze beginnen, zoals in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) zal worden bepaald, op de dag waarop de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt ingediend. De voorgestelde wijziging laat onverlet dat de IND zich gedurende de rust- en voorbereidingstermijn niet inhoudelijk met de asielzoeker verstaat over diens asielmotieven. Ook deze waarborg zal in het Vb 2000 worden opgenomen.

3. en 5.

In het kader van de verbetering van de asielprocedure wordt de gelegenheid te baat genomen om enkele versoepelingen aan te brengen in het procesrecht zoals dat thans geldt in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000, waarin – kort gezegd – is geregeld wie in vreemdelingenzaken bezwaar, administratief beroep, het beroep op de rechtbank of het hoger beroep kan instellen, is ten aanzien van de advocaat opgenomen dat deze dient te verklaren «daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd». Dit wordt niet langer noodzakelijk geacht en deze woorden zullen dan ook worden geschrapt. Dit heeft tot gevolg dat de Afdeling, anders dan thans nog het geval is, niet meer gehouden zal zijn het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren, indien deze bewoordingen in het hoger beroepschrift niet worden gebezigd.

In artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 is bepaald dat het hoger beroepschrift, indien het niet een of meer grieven bevat of niet voldoet aan artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep, niet-ontvankelijk wordt verklaard en dat artikel 6:6 van de Awb daarbij niet van toepassing is. Dit laatste heeft tot gevolg dat de indiener van het hoger beroep niet de mogelijkheid kan worden geboden een eventueel verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Indien niet aan de gestelde vereisten is voldaan, dient de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De voorgestelde wijziging van artikel 85 strekt er toe dat artikel 6:6 voortaan alleen toepassing zal missen, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85. Deze bepalingen zien op de verplichting om in het hoger beroepschrift een omschrijving te geven van de uitspraak waartegen het hoger beroep is gericht en op de verplichting om – als gezegd – inhoudelijke bezwaren (grieven) tegen de uitspraak te formuleren. De Afdeling zal daarmee niet langer verplicht zijn het hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren op niet inhoudelijke gronden, zoals het ontbreken van ondertekening, dagtekening of het adres van de indiener dan wel het niet overleggen van een afschrift van de aangevallen uitspraak, zonder dat de indiener de kans krijgt deze verzuimen te herstellen. Het hoger beroep kan op grond van artikel 6:6 van de Awb overigens alsnog op deze gronden niet ontvankelijk worden verklaard, indien niet adequaat wordt gereageerd op het verzoek om het verzuim of een verzoek met deze strekking.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Verordening nr. 343/2003/EG van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening).

XNoot
2

Verordening nr. 2725/2000/EG van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van Eurodac (de Eurodacverordening).

XNoot
3

Zie bijvoorbeeld ABRvS, 28 oktober 2003, zaaknr. 200304447/1, JV 2003/559.