Gepubliceerd: 11 juni 2009
Indiener(s): Gerdi Verbeet (PvdA)
Onderwerpen: begroting bestuur financiƫn parlement
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31952-5.html
ID: 31952-5

31 952
Raming der voor de Tweede Kamer in 2010 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 juni 2009

Inhoudsopgave blz.

1.Inleiding1
2.Geleidende brief2
3.Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement7
4.Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer9
4.1Operationele doelstellingen9
4.1.1Uitwerking speerpunt 19
4.1.2Uitwerking speerpunt 213
4.1.3Uitwerking speerpunt 322
4.2Bedrijfsvoeringparagraaf22
4.3Overig24

1. Inleiding

Het Presidium dankt de fracties voor hun uitgebreide inbreng. Geconstateerd mag worden dat er een grote betrokkenheid bestaat bij de fracties ten aanzien van het goed functioneren van de Tweede Kamer. Voor 2010 wil het Presidium geen additionele claims indienen. Uit de inbreng mag worden geconstateerd dat deze koers kan rekenen op brede steun.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de ontwerp-Raming voor 2010, zoals het Presidium die aan de Kamer heeft voorgelegd. In grote lijnen herkennen de leden van de CDA-fractie zich in de voorstellen en wensen deze leden zich in dit stadium te concentreren op dat wat gemeenschappelijke huishoudelijke aangelegenheden worden genoemd. Deze leden nemen zich voor bij het wetgevingsoverleg ook in te gaan op de uitkomsten van het proces van Parlementaire Zelfreflectie, te bespreken tijdens een separaat notaoverleg op 8 juni 2009. Maar dan nog blijven er, ter voorbereiding van het wetgevingsoverleg over de Raming op 22 juni 2009, nog wel enkele vragen en opmerkingen over. Al was het alleen maar om vast te stellen of de ontwerp-Raming een voldoende basis legt voor uitvoering van conclusies van Parlementaire Zelfreflectie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van de voorgestelde Raming en hebben er begrip voor dat het gezien de huidige financiële omstandigheden niet opportuun wordt geacht om claims voor extra budget voor de Kamer te leggen.

De leden van de fracties van de VVD, PVV en PvdD hebben kennis genomen van de Raming 2010.

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de voorstellen voor de Raming 2010 van de Kamer.

2. Geleidende brief

De leden van de CDA-fractie billijken dat het Presidium kiest voor «soberheid en terughoudend» als uitgangspunten voor de begroting van de Kamer. Dat past in een tijd waarin van iedereen gevraagd wordt een stapje terug te doen.

Er is, zo maakt het Presidium duidelijk, geen (financiële) ruimte om de ondersteuning van het parlement, parlementaire fracties en parlementariërs te versterken. Maar dat maakt de vraag nog prangender hoe het Presidium zich voorstelt iets te doen aan de «van jaar tot jaar toenemende complexiteit», de grotere «druk» en de «steeds indringender gestelde vraag vanuit de maatschappij» waarmee de Kamer zich geconfronteerd ziet.

Het is tegen deze achtergrond, door het Presidium indringend geschetst in de inleiding op de ontwerpRaming, dat de leden van de CDA-fractie er op aandringen nog eens te bezien om (financiële) ruimte voor verbeteringen te creëren. Als dat niet gebeurt via verhoging van de uitgaven, kan het in elk geval via herschikking van prioriteiten of interne bezuinigingen. Kan het Presidium via een herprioritering via € 5 miljoen (iets meer dan 3 procent van de totale Raming) «vrijspelen» voor een directe versterking van de Kamer, Kamerfracties en Kamerleden? Dit heeft voor de leden van de CDA-fractie een hoge prioriteit. Zo ontstaat ruimte om in elk geval een begin te maken met uitvoering van aanbevelingen van de stuurgroep voor «Parlementaire Zelfreflectie».

De leden van de CDA-fractie billijken dat het Presidium kiest voor soberheid en terughoudendheid. Het is in dat kader dat het Presidium er voor heeft gekozen in 2010 geen additionele claims in te dienen. Dat uitgangspunt lijkt te wringen met de gesignaleerde complexiteit, de grotere druk en de steeds indringender gestelde vraag vanuit de samenleving. Het Presidium herkent deze spanning maar heeft toch gemeend geen claims te moeten indienen voor 2010. Dit betekent niet dat er in de jaren na 2010 geen claims zullen worden ingediend. In 2010 maken we een pas op de plaats zonder daarmee de langere termijn uit het oog te verliezen.

De leden van CDA-fractie geven in overweging om via herschikking of interne bezuinigingen geld «vrij te spelen». Het Presidium wil allereerst opmerken dat de ambtelijke organisatie, die overigens ten dienste van de hele Kamer staat, al inlevert. De Kamer heeft met de ambtelijke organisatie afspraken gemaakt over de uitvoering van de rijksbrede taakstelling om te bezuinigen op het ambtelijk apparaat. Concreet betekent dit dat de ambtelijke formatie van de Tweede Kamer met 28 fte zal afnemen in deze kabinetsperiode. De begroting van de Tweede Kamer laat het daarbovenop vrijspelen van € 5 miljoen niet zomaar toe. Wanneer beoogd wordt gelden over te hevelen van de ambtelijke naar de politieke organisatie betekent dit niet een 3% herschikking maar ruimschoots het dubbele daarvan. Zoiets kan alleen wanneer grootschalige keuzes worden gemaakt. Keuzes die ook rechtstreeks het politieke proces beïnvloeden. Ruim een jaar geleden is op verzoek van de Kamer een extern onderzoek naar de doelmatigheid van de werkorganisatie ingesteld. Daaruit zijn geen resultaten of aanbevelingen naar voren gekomen die dergelijke forse ingrepen rechtvaardigen. Tenslotte wijst het Presidium hier ook nog eens op de omstandigheid dat met de bestaande en zelfs krimpende ambtelijke ondersteuning ook het groeiend aantal plenaire en commissieactiviteiten, schriftelijke en mondelinge vragen en andere parlementaire activiteiten gefaciliteerd moeten worden.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het Presidium terecht aangeeft dat er vanwege de huidige financieel-economische ontwikkelingen er geen nieuwe claims worden ingediend voor 2010. Toch zou men kunnen veronderstellen dat de doelen die benoemd worden, niet behaald kunnen worden zonder additionele financiële middelen. Zien de leden van de PvdA-fractie dit goed? Zo ja, hoe kunnen doelen zoals versterking van de onderzoeksfunctie van de Kamer wordt behaald zonder dat daar extra financiële middelen voor worden gevonden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie constateren terecht dat de huidige financieel-economische ontwikkelingen nopen tot terughoudendheid. Het Presidium heeft er in de voorbereiding van de Raming 2010 dan ook voor gekozen geen claims in te dienen, ook al om te voorkomen dat vooruit zou worden gelopen op de uitkomsten van het traject van de Parlementaire Zelfreflectie. Daarom heeft het Presidium ervoor gekozen om in de memorie van toelichting bij de Raming zichtbaar te maken wat het financieel effect is van de verschillende voorstellen. Zo kan de Kamer steeds tot een afgewogen oordeel komen of de aanbeveling wordt overgenomen. Gelet op de uitkomsten van het Notaoverleg Parlementaire Zelfreflectie onderzoekt het Presidium in welke mate de Raming 2010 moet worden gewijzigd. Zo nodig ontvangt de Kamer een Nota van wijziging.

Het Presidium heeft, signaleren de leden van de CDA-fractie, een lijstje met maar liefst negen prioriteiten. Elk van die «doelen» is beslist nastrevenswaard. Maar verdient het geen aanbeveling het nog eens kritisch tegen het licht te houden? Moet en kan nog wel alles in hetzelfde tempo? Moet, zoals het Presidium zelf ook schrijft in het slot van de geleidende brief, de uitgezette koers niet nu al tussentijds worden bijgesteld?

Het Presidium is verheugd te lezen dat de leden van de CDA-fractie van mening zijn dat de negen doelen van het Presidium nastrevenswaardig zijn. Het bevestigt dat de Kamer als ambtelijke en politieke organisatie op de juiste koers lijkt te zitten. De negen doelen zijn veelal de uitwerking van eerder politiek genomen besluiten. Zo heeft de Kamer bij de behandeling van eerdere Ramingen herhaaldelijk de wens uitgesproken het Bureau Wetgeving te versterken en is ook de vormgeving van het Huis voor democratie en rechtsstaat een wens van de Tweede Kamer. Het Presidium kan en wil de uitvoering van dergelijke doelen niet vertragen. Andere doelen vergen geen investering in geld maar nopen tot een aanpassing van werkwijzen en werkmethoden. Weer andere doelen zijn relevant maar resulteren niet al in 2010 tot extra uitgaven.

Ook de leden van de VVD-fractie onderschrijven dat soberheid en terughoudendheid gepast zijn. Daarom moet er gekozen worden. Wat is de prioriteitstelling van het Presidium?

De prioriteitstelling van het Presidium wordt gegeven in de eerder genoemd negen doelen. Een verder prioritering daarbinnen acht het Presidium niet noodzakelijk. Wel wil het Presidium aangeven dat prioriteiten die eerder zijn benoemd door de Kamer zonder meer doorgang moeten hebben.

Voor de komende periode heeft het Presidium de volgende doelen benoemd:

Uitvoering van door de Kamer aanvaarde aanbevelingen over de positie, de reputatie en de werkwijze van de Kamer in het kader van de Parlementaire Zelfreflectie.

Versterking en uitbreiding van de onderzoeks- en controlerend functie van de Tweede Kamer waardoor beleid zowel vooraf als achteraf getoetst kan worden, inclusief de uitvoering.

De activiteiten vanuit de Europese Unie een integraal onderdeel uit laten maken van de portefeuille van elke vaste Kamercommissie.

Het ontwikkelen van een meerjarenstrategie en meerjarenplannen op het gebied van interparlementaire en internationale samenwerking.

Versterking van Bureau Wetgeving.

Maximaal inzetten op duurzaamheid, duurzaam inkopen en energiebesparing.

Samenhangende informatievoorziening en inbedding interne en externe communicatie, optimaal gebruik maken van nieuwe technieken, zoals videoconferenties.

Inzetten van nieuwe media en audiovisuele zaken om onder meer het werk van de Tweede Kamer transparanter te maken.

Vormgeving van het Huis voor democratie en rechtsstaat.

De uitvoering van deze doelen is mogelijk binnen de kaders van het huidige begrotingsvoorstel.

Gesteld wordt dat de Kamer steeds vaker gebruik maakt van de analyses en adviezen van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR). De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waar dit uit blijkt. Kan dit gestelde concreet worden gemaakt? Is bekend in hoeverre de analyses en adviezen van het BOR daadwerkelijk worden gebruikt en in hoeverre de gebruikers van die informatie daarover tevreden zijn? Zo ja, hoeveel wordt er van die informatie gebruik gemaakt en hoe tevreden zijn de gebruikers? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?

Is de doelstelling om adviesraden en planbureaus vaker te benutten een onderdeel van de doelstelling om de onderzoeksfunctie van de Kamer te versterken?

Het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) is op 1 januari 2008 ontstaan uit een fusie van het Onderzoeks- en Verificatiebureau (OVB) en de staf van de Commissie voor de Rijksuitgaven. Tijdens de behandeling van de Raming 2009 heeft de Kamer, gegeven de eerdere toezegging het BOR na twee jaar te evalueren, gevraagd een tussenevaluatie uit te voeren. Uit de inventarisatie van producten en diensten in 2008, verricht ten behoeve van deze tussenevaluatie, is onder meer gebleken dat het BOR in 2008 137 notities heeft opgesteld. In iets meer dan de helft (54%) gebeurde dit op verzoek van een lid, een commissie of de Kamer. Daarmee wordt bedoeld dat in de desbetreffende BOR-notitie expliciet gerefereerd wordt aan een verzoek (veelal een commissiebesluit tijdens een procedure-vergadering) om het BOR een notitie te vragen. Het feit dat bijna de helft (i.c. 46 %) van de BOR-notitie niet op basis van een expliciet verzoek is geschreven, heeft vooral te maken met het feit dat voor een deel van de BOR-producten geldt dat ze min of meer standaard worden opgesteld, reguliere producten dus, zoals bijvoorbeeld de notities bij grote projecten, de jaarverslagen en de begrotingen. Kortom, commissies hoeven er dan niet (opnieuw) om te vragen.

In het kader van de eerder genoemde tussenevaluatie zijn voorts 13 Kamerleden geïnterviewd, zoveel mogelijk in een afspiegeling van de politieke verhoudingen in de Kamer en naar anciënniteit en functies binnen de fracties en commissies. Uit deze interviews komt naar voren, dat er daadwerkelijk behoefte is aan ondersteuning, zoals door het BOR geleverd. Ook over de kwaliteit en de bruikbaarheid van de producten is het beeld dat uit de interviews naar voren komt positief. Een duidelijke meerderheid van respondenten is van mening dat het BOR niet alleen vaste producten moet leveren (bijv. notities bij begrotingen en grote projecten, ondersteuning bij onderzoek) maar óók de Kamer moet ondersteunen bij actuele vraagstukken (en daar meer capaciteit in moet steken). De meningen zijn verdeeld over de vraag of het BOR, behalve voor de Kamer en -commissies, ook voor individuele leden zou moeten werken. Een meerderheid van de respondenten is om principiële redenen (ambtelijke ondersteuning is voor iedereen) en praktische redenen (BOR heeft daarvoor niet de capaciteit) van mening dat het BOR primair voor de Kamer en -commissies moet werken. Kamerleden vragen het BOR meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden op dit punt. In algemene zin dient het BOR helderheid te verschaffen over wat zij wel en niet voor individuele leden kan en mag doen. Overigens geldt de vuistregel dat Kamerambtenaren een dagdeel mogen besteden aan de ondersteuning van individuele leden. Ook het tijdig opleveren van de BOR-notities vinden zij belangrijk. De conclusies van de tussenevaluatie geven voldoende basis te stellen dat de analyses en adviezen van het BOR daadwerkelijk worden gebruikt en in het algemeen tot tevredenheid van de gebruiker. Bij de eerder toegezegde evaluatie van het functioneren van het BOR na twee jaar zullen deze aspecten opnieuw worden onderzocht.

De doelstelling om adviesraden en planbureaus vaker te benutten kan zeker worden gezien als een onderdeel van de doelstelling om de onderzoeksfunctie van de Kamer te versterken. De wens van de Tweede Kamer zelfstandig toegang te krijgen tot de kennisbronnen van adviesraden en planbureaus is evenwel ook ingegeven door de behoefte zich minder afhankelijk te maken van de informatievoorziening vanwege de regering. In die zin versterkt het niet alleen de onderzoeks- maar ook de controlerende functie van de Tweede Kamer.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat juristen van Bureau Wetgeving naast het ondersteunen van de indiening van amendementen en initiatiefwetsvoorstellen kunnen worden ingezet voor het maken van wetgevingsrapporten. Alvorens daartoe over te gaan zouden de leden van de PvdA-fractie willen weten in hoeverre deze (beknopte dan wel) uitgebreide wetgevingsrapporten daadwerkelijk worden gebruikt. Is hierover iets bekend? Zo ja, wat?

Op dit moment worden de wetgevingsrapporten opgesteld door de (adjunct-)griffiers. Momenteel wordt onderzocht of de wetgevingsjuristen van het Bureau Wetgeving een wetsjuridische bijdrage kunnen leveren aan wetgevingsrapporten. Over het daadwerkelijk gebruik van wetgevingsrapporten is geen informatie voorhanden. Wel valt te constateren dat tijdens de schriftelijke voorbereiding en tijdens de plenaire behandeling veelvuldig geciteerd wordt uit deze stukken. Ook kan worden geconstateerd dat de leden de wetgevingsrapporten gebruiken om amendementen voor te stellen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er in het kader van de informatie-uitwisseling tussen nationale parlementen meer aandacht zal worden besteed aan IPEX, een «uniek webplatform». Wat gaat «de inhaalslag», die hier klaarblijkelijk gemaakt moet worden, kosten, te meer daar het Presidium zelf al stelt dat er «kritisch moet worden gekeken naar de wijze en plaats waarop de hiermee gemoeide extra capaciteitsbeslag gestalte krijgt binnen de organisatie»?

Het IPEX systeem is het enige permanente kanaal voor informatie-uitwisseling tussen de nationale parlementen en speelt derhalve een belangrijke rol bij de gele en oranjekaart procedure onder het Verdrag van Lissabon. Het systeem dient door de nationale parlementen zelf gevuld te worden met informatie over de stand van zaken van behandeling van voorstellen voor Europese wet- en regelgeving. Tot op heden heeft de Tweede Kamer hier geen prioriteit aan gegeven. Nu er perspectief is op ratificatie van het Verdrag van Lissabon, is er aanleiding voor een inhaalslag. Hiervoor zijn inmiddels afspraken gemaakt tussen de staf van de vaste commissie voor Europese Zaken en de Dienst Informatievoorziening (DIV), waarbij de EU-staf zorg draagt voor tijdige inhoudelijke inbreng en de DIV voor de feitelijke vulling van het systeem. Het betreft met name informatie over Europese voorstellen die eerder door vakcommissies als prioritair zijn geoormerkt en uitspraken van de Kamer over deze en evt. andere Europese voorstellen, i.c. standpunten over subsidiariteit en proportionaliteit en (aangenomen) moties. De hoeveelheid informatie is nog niet zodanig dat thans formatieve uitbreiding noodzakelijk is.

De financiële ruimte die ontstaat door het niet langer ten laste van de Kamerbegroting komen van de schadeloosstelling van de Nederlandse Europarlementariërs wil het Presidium gebruiken voor het Huis voor Democratie en Rechtsstaat, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Hoe denkt het Presidium invulling te geven aan de motie Rambocus (29 527, nr. 21) Moeten niet eerst de bestaande zaken op orde zijn van de Kamer, met name alles wat nodig is voor het goed kunnen functioneren van de Kamer en de Kamerleden in de basistaak, het primaire proces, als controleur van de regering en als medewetgever, voordat andere zaken worden opgepakt?

Kan het Presidium aangeven wat de kosten zijn om het primaire proces, mede gezien de aanbevelingen vanuit de zelfreflectie, probleemloos te laten verlopen?

De motie Rambocus1 (29 527, nr. 21) sprak uit dat bij uitbreiding van de ondersteuning de nadruk wordt gelegd op de individuele fracties en is uitgevoerd en heeft geresulteerd in het rapport van de Werkgroep Heroriëntatie Ondersteuning Fracties (WHOF). De taakstelling die rijksbreed wordt uitgevoerd, en ook binnen de Tweede Kamer zijn beslag krijgt, slaat immers neer binnen de ambtelijke organisatie. Aan geen van de fracties is gevraagd een bezuinigingstaakstelling te realiseren.

Het Presidium herkent de behoefte aan meer detail informatie over de kosten van het primaire proces. Deze informatie is thans niet voorhanden. In het financiële systeem van de Tweede Kamer wordt geen indeling naar producten, proces of taken vastgelegd.

Er wordt gesproken over aanpassing van de ambtelijke organisatie in het kader van interparlementaire en internationale samenwerking, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Waar denkt het Presidium concreet aan? Welke taken wil het Presidium opnemen of uitbreiden? Hoe verhoudt dit zich tot de bestaande noodzakelijke verbeteringen in het primaire proces?

Zoals in de geleidende brief bij de Raming is gesteld, bestaat het voornemen om in nauw overleg met de Gemengde Commissie van Toezicht op de Griffie voor de Interparlementaire Betrekkingen en met betrokkenheid van de vaste commissies voor Europese Zaken en voor Buitenlandse Zaken in 2011 te komen tot een meerjarenstrategie op het gebied van de bestaande interparlementaire en internationale activiteiten van de Kamer. Deze strategieontwikkeling zal plaatsvinden vanuit de wens te komen tot een betere onderlinge afstemming van werkbezoeken van de vaste commissies aan het buitenland en tot een betere aansluiting van de werkzaamheden van de delegaties uit de Kamers naar interparlementaire en internationale assemblees en conferenties op de politieke agenda in de Kamer. Hierbij zij nog opgemerkt dat planning vooraf van werkbezoeken slechts in beperkte mate mogelijk is, omdat deze veelal worden ingegeven door actuele politieke ontwikkelingen. Denkbaar is dat bovenstaande strategische doelstellingen mede kunnen worden bereikt door een stroomlijning van werkprocessen op het terrein van de inhoudelijke ondersteuning en begeleiding van delegaties en commissies, die op dit ogenblik op verscheidene plaatsen in de organisatie zijn belegd. Indien nodig zal een aanpassing in de ambtelijke organisatie plaatsvinden. Hierbij worden op dit moment geen extra uitgaven bovenop het bestaande budget voorzien.

De leden van de VVD-fractie vinden het terecht dat verdere verbetering van de automatisering ten behoeve van het parlementaire proces wordt aangekondigd.

Gezien de langdurige problemen hiermee vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom er, voordat dit is afgerond, al weer wordt begonnen met allerlei nieuwe projecten zoals IPEX, Video conferencing, live webcasting etc. Is het niet veel verstandiger en minder riskant eerst de basissystemen op orde te krijgen alvorens allerlei nieuwe, op zich mooie zaken, aan te pakken?

Het Presidium weet dat het streven van de ambtelijke organisatie er op is gericht de leden adequaat te ondersteunen in de uitvoering van hun werkzaamheden als Kamerlid. Dat is ook met zoveel woorden geformuleerd in de missie van de organisatie. Naar de mening van het Presidium zijn de basissystemen op orde. Verder wil het Presidium stellen dat de organisatie niet ontkomt aan veranderingen en er niet afgewacht kan worden. De ontwikkelingen binnen de automatisering en informatisering blijven snel gaan en dwingen tot blijvende investeringen en doorontwikkeling. Zeker hier geldt dat stilstand achteruitgang is.

Het is de leden van de SGP-fractie opgevallen dat er geen echte consequenties zijn weergegeven als gevolg van het rapport van de parlementaire werkgroep zelfreflectie. Is het Presidium voornemens om dit nog wel voor de mondelinge behandeling van de Raming te doen? Wat is in dit verband de precieze betekenis van de diverse opmerkingen ten aanzien van de huidige financiële omstandigheden?

Het Presidium heeft al begin dit jaar besloten geen extra claims te doen voor 2010. Het sombere economisch perspectief en de gevolgen hiervan voor de Rijksbegroting waren toen al bekend. De Kamer stelt zelf haar begroting op. Dit is vastgelegd in afspraken met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Toch behoeft het geen nadere uitleg dat de door het Presidium voorgestelde lijn ook bij minister van BZK op bijval kan rekenen. De consequenties van de Parlementaire Zelfreflectie zijn niet verwerkt in de Raming. De reden hiervoor is dat bij het opstellen van de Raming de parlementaire behandeling van het rapport van de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie nog moest plaatsvinden. Zie verder het antwoord boven aan bladzijde 3.

3. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen over de outplacementfaciliteit waar oud-leden op vrijwillige basis gebruik van kunnen maken. Deze leden lazen in het jaarverslag over 2008 dat outplacementfaciliteiten vooral na verkiezingen worden gebruikt. Waarom wordt dan het budget voor de jaren die verder weg van verkiezingen liggen, niet daaraan aangepast? De leden van de PvdA-fractie vragen zich dit te meer af daar het budget voor outplacementfaciliteiten in 2008 slechts voor een klein deel werd aangewend. Waarom kent deze post een hoge mate van onderuitputting? Kunt u in een tabellarisch overzicht voor de jaren 2002–2008 per jaar aangeven hoeveel van het budget voor outplacementfaciliteiten jaarlijks werd gebruikt?

In de eerste plaats moet worden gesteld dat de regeling gebaseerd is op vrijwillige deelname. Dat heeft gevolgen voor het budget. Het ene jaar zijn er meer deelnemers dan het andere jaar. De outplacementfaciliteit wordt gedekt uit het budget pensioenen en wachtgelden. Met de outplacementregeling wordt gestimuleerd het beroep op de wachtgeldregeling te beperken en oud-leden te begeleiden bij het vinden van een nieuwe functie. In de Raming is rekening gehouden met de fluctuaties in de uitgaven voor pensioenen en wachtgelden. De jaren 2011 en 2012 laten een verhoging zien waarna het bedrag weer afneemt.

In onderstaand overzicht zijn de uitgaven over de jaren 2002–2008 weergegeven.

Jaar2002200320042005200620072008
Budget realisatie in Euro138 194176 37826 9582 26153 800133 44359 149

De leden van de VVD-fractie willen graag dat het Presidium aangeeft welke salarissen van functionarissen het salaris van een lid van de Tweede Kamer overstijgen. Kunt u ook aangeven wat het budget is voor inhuur van medewerkers en apart voor interim managers en daarnaast vermelden wat de daadwerkelijke uitgaven daarvoor waren het afgelopen jaar?

De hoogte van de salarissen bij de Tweede Kamer wordt, in navolging van wat bij alle rijksambtenaren gebruikelijk is, vastgesteld op basis van het zogenoemde rijksbrede functiewaarderingssysteem (het Fuwasys). Daarmee worden op basis van nauw omschreven criteria en door te kijken naar referentiefuncties elders bij het rijk punten aan bepaalde functies toegekend. Daaruit vloeit indeling in een bepaalde salarisschaal voort.

Tijdens het wetgevingsoverleg over de Raming voor 2008 heeft de Voorzitter namens het Presidium laten weten dat, zoals bij ministeries het salaris van een minister de bovengrens bepaalt, het bij de Tweede Kamer voor de hand ligt om de schadeloosstelling van de Voorzitter (lees de Balkenendenorm) als uitgangspunt te nemen. Geen van de medewerkers van de Tweede Kamer ontvangt een salaris dat daar boven uitstijgt. Voorts blijkt ook uit het jaarverslag van de Tweede Kamer over 2008 (31 924 IIA, nr. 1 p.9) dat er binnen de Tweede Kamer geen ambtenaren werkzaam zijn van wie het inkomen boven de zogeheten Balkenendenorm ligt, die overigens vergelijkbaar is met de Voorzitter, zoals jaarlijks wordt gerapporteerd aan de Rekenkamer.

Tevens vraagt de VVD-fractie aandacht voor de inhuur van medewerkers en interim managers. In onderstaande tabel zijn de totale budgetten en uitgaven voor personeel weergegeven. Het gaat hierbij om zowel de formatie als om de inhuur van buiten de Tweede Kamer.

Wetgeving en controle Tweede KamerBudgetUitgavensaldo
Formatief personeel34 08032 5091 571
Niet-formatief personeel2 3545 171– 2 817

De gerealiseerde uitgaven aan niet formatief personeel (externe inhuur) bedroegen in 2008 € 5,2 mln. Dit kan voor een belangrijk deel worden verklaard door de ruim € 2,8 mln. inhuur bij de Dienst Automatisering. Deze inhuur is het gevolg van de in 2007 gestarte uitvoering van de motie Aptroot (30 996, nr. 15), waarin gevraagd is om een plan van aanpak teneinde het goed functioneren van het basissysteem van de automatisering te verzekeren. Gezien de specifieke kennis en inzet zou het in dienst nemen van betrokkenen onwenselijk en ondoelmatig zijn. Overigens moet opgemerkt worden dat de inhuur van specifieke kennis eindigt, omdat de problematiek bij de Dienst Automatisering is opgelost. Voor het overige is de huidige formatie van de ambtelijke organisatie gebaseerd op reguliere belasting. Voor piekbelasting wordt incidenteel extra ingehuurd. De financiële administratie van de Tweede Kamer maakt niet zichtbaar in hoeverre er sprake is van inhuur ten behoeve projecten dan wel ten behoeve van reguliere werkzaamheden. Voor 2008 bedroeg de inhuur voor projecten in ieder geval de bovengenoemd € 2,8 mln. Er wordt gewerkt aan de aanpassing van de registratie om een beter inzicht te verkrijgen in de diverse soorten inhuur.

Door de Tweede Kamer zijn in 2008 geen interim-managers ingehuurd.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er nog geen rekening is gehouden met de uitslagen van de Europese verkiezingen. Die uitslag is echter nog wel bekend voor de mondelinge behandeling. Kan er tegen die tijd een herziening tegemoet gezien worden? Of is het de bedoeling om die consequenties alsnog te verwerken in de Voorjaarsnota?

Er is nog geen rekening gehouden met de uitslag van de Europese verkiezingen. Op grond van de regels die ten grondslag liggen aan goed begrotingsbeleid kunnen toekomstige gebeurtenissen niet doorgevoerd worden in de begroting. De consequentie hiervan is dat dit zal gebeuren op het eerste moment dat zich hiervoor aandient. Dit zal zijn bij Voorjaarsnota 2010.

4. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

4.1 Operationele doelstellingen

4.1.1 Uitwerking speerpunt 1

In afwachting van de reactie op het verzoek tot herprioritering hebben de leden van de CDA-fractie een reeks vragen over de «operationele doelstellingen» die het Presidium voor volgend jaar benoemt: Hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen dat volledige uitvoering van de aanbevelingen uit het eindrapport van de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie structureel ruim € 5,5 miljoen (extra) kost? Is er tot nu toe € 0,5 miljoen beschikbaar?

Het Presidium heeft becijferd wat de uitvoering van de aanbevelingen zou kosten. Het betreft extra investeringen en grofweg een bedrag van € 5,5 miljoen. Voor dit bedrag is geen dekking. Er zijn geen gelden geclaimd of gereserveerd, ook geen € 0,5 miljoen. Wel is duidelijk dat er jaarlijks gelden worden gereserveerd voor de themacommissies. Deze gelden worden nu niet benut. Het betreft € 0.1 miljoen. Het onderzoeksbudget van de Tweede Kamer kent jaarlijks een onderuitputting. De hoogte van deze jaarlijkse onderuitputting varieert maar kan oplopen tot enkele tonnen. Het benutten van deze gelden ten behoeve van de Parlementaire Zelfreflectie kan de eventuele extra claim beperken met € 0.5 miljoen.

Kan worden aangegeven wat, bij benadering, een themacommissie op jaarbasis gaat kosten? Waarbij, volgens de leden van de CDA-fractie onder een themacommissie een (speciale) Kamercommissie wordt verstaan die zich, in opdracht van de Kamer, buigt over een departementoverschrijdend thema, zoals er in de vorige kabinetsperiode een commissie ouderenbeleid was. Ook de leden van de SGP-fractie vragen zich af wat precies bedoeld is met de verlaging van de claim ten aanzien van de themacommissies. Valt dit bedrag van € 0,5 miljoen vrij?

Het Presidium heeft becijferd wat de uitvoering van de aanbevelingen zou kosten. Het betreft extra investeringen en grofweg een bedrag van € 5,5 miljoen. Voor dit bedrag is geen dekking. Er zijn geen gelden gereserveerd, ook geen € 0,5 miljoen. Wel is duidelijk dat er jaarlijks gelden worden gereserveerd voor de themacommissies. Deze gelden worden nu niet benut. Het betreft € 0.1 miljoen. Het onderzoeksbudget van de Tweede Kamer kent jaarlijks een onderuitputting. De hoogte van de jaarlijkse onderuitputting varieert maar kan oplopen tot enkele tonnen. Het benutten van deze gelden ten behoeve van de Parlementaire Zelfreflectie kan de eventuele extra claim beperken met € 0.5 miljoen.

Een degelijke raming van de kosten van een nieuwe themacommissie is niet eenvoudig. Zoiets hangt af van het specifieke thema, de opdracht en de invulling van de opdracht. Op basis van de ervaringen met de twee eerdere themacommissies kan wel bij benadering een indicatie worden gegeven. Zo is geld benut voor het organiseren van een thematentoonstelling over technologie door de themacommissie technologiebeleid en is standruimte gehuurd op de ouderenbeurs en een webdiscussie gevoerd door de themacommissie ouderenbeleid. Een themacommissie verricht dus werkzaamheden buiten de reguliere commissieactiviteiten. Daarvoor is geld nodig. Een themacommissie heeft een andere taak dan een onderzoekscommissie. Op basis van ervaringsgegevens van de twee eerdere themacommissies ligt een budget van € 50 000 tot€ 100 000 in de rede.

De leden van de CDA-fractie willen graag dat wordt berekend wat een «gemiddeld» spoeddebat kost, zowel in budget als aan menskracht.

De kosten voor een gemiddeld spoeddebat zijn niet bekend. De financiële administratie van de Tweede Kamer is niet ingericht op het berekenen van de kosten per eenheid product. De kosten voor een spoeddebat zijn naar verwachting niet anders dan de kosten voor het vragenuur of een regulier debat. Eenzelfde aantal medewerkers is immers betrokken. Het berekenen van de kosten is niet eenvoudig. Bepalend zal zijn welke bedragen wel of niet worden meegerekend. Bij de berekening van de kosten moet de afweging worden gemaakt of alleen de kosten worden geteld voor de ambtenaren die werkzaam zijn in de plenaire zaal of dat ook kosten voor het openen van het restaurant of andere facilitaire voorzieningen worden berekend.

De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarop is gebaseerd dat het verbeteren van persoonlijke en facilitaire ondersteuning van een Kamerlid circa 0,5 fte vergt? Wat wil het Presidium exact onderzoeken? Hoe stelt het zich dat voor?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de onderbouwing van de versterking van de ondersteuning van 0,5 fte per lid. Het Presidium benadrukt dat dit een onderdeel is uit het rapport «Vertrouwen en zelfvertrouwen» (Kamerstuk 31 845, nrs 2–3) van de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie. In genoemd rapport is de versterking van de persoonlijke ondersteuning van 0,5 fte per lid genoemd (bladzijde 46 van het rapport), maar niet als unanieme aanbeveling van de stuurgroep opgenomen in de daarop volgende paragrafen met aanbevelingen. De bedoelde versterking van de persoonlijke ondersteuning is met name gericht op ondersteuning bij de afhandeling van e-mails. Het hiermee gemoeide bedrag is geraamd op circa € 3,7 miljoen structureel. De suggestie in het genoemde rapport is dat 0,5 fte per Kamerlid toereikend zou zijn. Het is deze suggestie die het Presidium nader wil onderzoeken. Het Presidium onderschrijft en herkent de problematiek van de grote aantallen e-mails. Daarbij vraagt het Presidium zich overigens wel af of uitbreiding in de personele ondersteuning van de fractie c.q. de individuele leden de oplossing is, of dat er (ook) technische oplossingen denkbaar zijn. Ook dit zou onderzocht moeten worden. Onduidelijk is echter vooralsnog of alle leden dezelfde behoefte hebben en in dezelfde mate worden geconfronteerd met grote aantallen e-mails, of er sprake is van een permanente stroom dan wel van piekbelasting en of dus de toedeling van 0,5 fte per lid de meest doelmatige is. Het Presidium beraadt zich nog op de vraag of en hoe ze dit onderzoek moet vormgeven. Gedacht kan worden aan een schriftelijke dan wel web-enquête gecombineerd met een aantal diepte-interviews en een kwantitatieve analyse van de e-mailstromen.

De leden van de CDA-fractie willen verder graag weten of ook gedacht wordt aan de versterking van de fractieondersteuning in verband met «Europa», zoals onder andere bij de parlementaire behandeling van het verdrag van Lissabon aan de orde is geweest.

Het versterken van de ondersteuning van de Tweede Kamer op Europees terrein is een punt dat reeds langere tijd de aandacht heeft van het Presidium. Naar aanleiding van het rapport «Op tijd is te Laat» uit 2002 besloot het Presidium in 2004 tot detachering van een Permanent Vertegenwoordiger van het Nederlands parlement bij de Europese Instellingen te Brussel. In oktober 2006 gaf het Presidium het groene licht voor uitvoering van het rapport «Parlement aan Zet». Om de voorgestelde maatregelen uit dit rapport daadwerkelijk te kunnen implementeren, werd tevens besloten de EU-ondersteuning te versterken met vier thematische EU-specialisten voor een proefperiode van vier jaar. Hierbij is gekozen voor een decentrale opzet, d.w.z. dat deze specialisten ten dienste van de vakcommissies staan. Ieder van deze specialisten vormt samen met een van de vier adjunct-griffiers van de commissie Europese Zaken een koppel dat verbonden is aan steeds 3 of 4 vakcommissies en hen gevraagd en ongevraagd adviseert over Europese onderwerpen, vandaar ook hun titel «commissie-adviseur». De eerste twee adviseurs zijn zomer 2007 aangetreden, de overige twee adviseurs januari 2008. De eerste resultaten zijn bemoedigend. In 2011 vindt de eindevaluatie van deze extra ondersteuning plaats. In de loop van dit jaar vindt een tussenevaluatie plaats teneinde het functioneren van de EU-ondersteuning gedurende de proefperiode te optimaliseren.

Sinds de versterking van de EU-staf hebben zich in het kader van de totstandkoming van het Verdrag van Lissabon twee relevante ontwikkelingen voorgedaan. Allereerst worden de nationale parlementen rechtstreeks bij de Europese besluitvorming betrokken door hen toezicht te geven op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel. Met de zogenaamde gele en oranje kaart procedure kan de Kamer samen met andere nationale parlementen de Europese Commissie dwingen haar initiatieven te heroverwegen en zelfs in te trekken. Verder heeft de Kamer, middels een amendement op de Goedkeuringswet van het Verdrag, het recht bedongen om via de regering een behandelvoorbehoud te maken bij Europese wet- en regelgeving. Beide procedures vereisen ambtelijke ondersteuning. De commissie EU doet de Kamer binnenkort een voorstel voor de uitvoering van dit amendement.

Voor wat betreft de versterking van de fractieondersteuning zij benadrukt dat fracties vrij zijn in de besteding van de middelen die zij krijgen toegewezen en ze dus in principe zelf bepalen hoe zij hun ondersteuning inrichten. Een eventuele middelentoename kan vanuit de Kamer niet worden geoormerkt voor bepaalde doelen. Met andere woorden: fracties zijn niet verplicht om de motivering die aan een middelentoename ten grondslag ligt te vertalen in een aanwending van die middelen die overeenkomt met die motivering. Fracties zullen zelf moeten beslissen over de wijze waarop zij gestalte geven aan specifieke ondersteuning op EU-gebied. Dat neemt niet weg dat ambtelijk overigens wel geadviseerd kan worden over een efficiënte inrichting van die ondersteuning.

De versterking van de EU-staf van de Kamer werkt ook ten bate van de fractieondersteuning, zowel direct als indirect. Indirect via de verbeterde informatievoorziening, onder meer in de vorm van EU-stafnotities, EU-signaleringen en de EU-dossiers op de commissiepagina’s op Plein 2; direct in de vorm van specifiek op de fractieondersteuning gerichte activiteiten, zoals de briefings ter voorbereiding van de AO’s RAZEB en JBZ, de werkbezoeken aan Brussel (vijf in 2008) en de (specifiek op fractieondersteuning gerichte) informatievoorziening.

De leden van de CDA-fractie willen graag meer inzicht verschaft krijgen in de meerjarenstrategie-in-ontwikkeling voor interparlementaire en internationale samenwerking. Valt een realistische planning te maken van een werkbezoek (in het buitenland) voor een langere termijn? Gaat dat gepaard met uitbreiding van budget?

Zoals in de geleidende brief bij de Raming is gesteld, bestaat het voornemen om in nauw overleg met de Gemengde Commissie van Toezicht op de Griffie voor de Interparlementaire Betrekkingen en met betrokkenheid van de vaste commissies voor Europese Zaken en voor Buitenlandse zaken te komen tot een meerjarenstrategie op het gebied van de bestaande interparlementaire en internationale activiteiten van de Kamer. Deze strategieontwikkeling zal plaatsvinden vanuit de wens te komen tot een betere onderlinge afstemming van werkbezoeken van de vaste commissies aan het buitenland en tot een betere aansluiting van de werkzaamheden van de delegaties uit de Kamers naar interparlementaire en internationale assemblees en conferenties op de politieke agenda in de Kamer. Hierbij zij nog opgemerkt dat planning vooraf van werkbezoeken slechts in beperkte mate mogelijk is, omdat deze veelal worden ingegeven door actuele politieke ontwikkelingen.

Denkbaar is dat bovenstaande strategische doelstellingen mede kunnen worden bereikt door een stroomlijning van werkprocessen op het terrein van de inhoudelijke ondersteuning en begeleiding van delegaties en commissies, die op dit ogenblik op verscheidene plaatsen in de organisatie zijn belegd. Indien nodig zal een aanpassing in de ambtelijke organisatie plaatsvinden. Hierbij worden op dit moment geen extra uitgaven bovenop het bestaande budget voorzien.

Los van het bovenstaande is op dit moment een project gaande ter versterking van de betrokkenheid van de Kamer bij EU-besluitvorming. In het kader van dit project zijn op dit moment vier extra EU commissieadviseurs werkzaam voor de vaste commissies. De eerste resultaten zijn bemoedigend. In 2011 vindt de eindevaluatie van deze extra ondersteuning plaats. In de loop van dit jaar vindt een tussenevaluatie plaats. Mogelijk zal de genoemde eindevaluatie in de tijd gezien kunnen samenvallen met besluitvorming over aanpassing in de ambtelijke organisatie om de bovenstaande inhoudelijke ondersteuning en begeleiding van delegaties en commissies in het buitenland zo nodig te versterken.

De leden van de CDA-fractie vragen het Presidium toe te lichten wat het zich voorstelt van het voorgenomen onderzoek naar een «doelmatiger» inzet van de informatiseringketen? Wat zou het aan efficiencywinst kunnen opleveren? Wat is tot nu toe bij de Griffie aan het licht gekomen?

De documentatie en informatiesystemen van de Tweede Kamer zijn in de Tweede Kamer vergaand geautomatiseerd. De klassieke kaartenbakken zijn door de komst van Parlis per 1 september 2008 afgeschaft. Vanaf het moment van het ontwikkelen van het systeem Parlis is aangegeven dat daarom efficiencywinst mogelijk moet zijn. Ook is, door gebruikmaking van geavanceerde zoeksystemen, efficiencywinst mogelijk binnen de Dienst Informatievoorziening. In vervolg op de uitkomsten van het Notaoverleg Parlementaire Zelfreflectie wordt een werkgroep ingesteld met daarin vertegenwoordigers uit de fractie- en de ambtelijke organisatie onder leiding van een Presidiumlid. Echter, nieuwe en meer uitgebreide informatiewensen kunnen deze besparingen weer geheel of ten dele tenietdoen. Het voorgenomen onderzoek moet nu duidelijk maken of de verwachtte efficiencywinsten zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan en wat de marges zijn voor nieuwe ontwikkelingen/wensen op dit gebied.

De leden van de fractie van de PVV benadrukken dat de 30-leden drempel voor spoeddebatten niet moet worden aangepast, want hier is geen reden voor. Tevens benadrukken de leden van de fractie van de PVV geen reden te zien tot het wijzigen van het systeem en de werkwijze van het aanvragen van VAO’s.

Het Presidium wacht in dezen graag de stemming over de moties van het notaoverleg af, waarin ook over de toepassing van de 30-ledenregel alsmede de werkwijze omtrent VAO’s is gesproken.

Het Presidium maakt volgens de leden van de SGP-fractie een duidelijk onderscheid bij de beantwoording van Kamervragen, wat aan de regering wordt overgelaten. Kan wel een nadere toelichting worden gegeven welke intensivering er dan wel verwacht wordt voor de ambtelijke diensten?

Het Presidium heeft deze vraag als volgt begrepen. Beantwoording van vragen van de Kamer is, gelet op het grondwettelijk vastgelegde recht op informatie van ieder lid een taak van de regering. De ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer kan leden hierbij procesmatige en inhoudelijke ondersteuning bieden. Het is deze inhoudelijke ondersteuning die geïntensiveerd kan worden, zo wordt ook voorgesteld door de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie. Benadrukt moet worden dat een eventuele intensivering niet los gezien kan worden van een eventuele additionele claim.

Bij de derde aanbeveling van de stuurgroep zelfreflectie wordt, zo lezen de leden van de SGP-fractie gesproken over een voorstel ter ondersteuning van initiatiefnemers dat in ontwikkeling is. Wanneer komt dit voorstel naar de Kamer? Betekent dit dat er uitgebreidere ondersteuning zal worden geboden dan nu reeds het geval is?

Dit voorstel zal aan het eind van de zomer aangeboden worden aan het Presidium en de Commissie voor de Werkwijze. In dit voorstel wordt een regeling getroffen waardoor Kamerleden verzoeken kunnen indienen voor externe ondersteuning ten behoeve van het opstellen van een voorstel van (Rijks-)wet. Dit betekent dat er een uitgebreidere keuze in de ondersteuning bij het opstellen van initiatiefvoorstellen zal worden geboden. Momenteel kunnen initiatiefnemers gebruik maken van de ondersteuning van het Bureau Wetgeving. Initiatiefnemers kunnen, daarnaast of in plaats van de ondersteuning van het Bureau Wetgeving, ook gebruik maken van ambtelijke bijstand vanuit het ministerie. Doorgaans maakt men gebruik van ambtelijke bijstand vanuit het ministerie bij het opstellen van initiatiefvoorstellen waarvoor de kennis van een juridische specialist nodig is of waarbij nog meer feitelijke informatie nodig is. De ambtelijke bijstand vanuit het ministerie is echter om politieke redenen niet altijd gewenst of toereikend. In die gevallen zouden initiatiefnemers in de toekomst naar de mening van het Presidium ook de mogelijkheid moeten krijgen om gebruik te maken van externe ondersteuning naar keuze.

Bij de zevende aanbeveling valt het de leden van de SGP-fractie op dat uitdrukkelijk wordt gesteld om geen extra geld uit te trekken voor extra ondersteuning van de Kamerleden. Waarom wordt hier wel afstand genomen van het rapport van de stuurgroep. Zou het niet voor de hand hebben gelegen om ook hierbij het debat af te wachten? Kan ook een nadere toelichting worden gegeven welke onderzoek het Presidium precies zal gaan doen?

1 Het Presidium benadrukt dat dit een onderdeel is uit het rapport «Vertrouwen en zelfvertrouwen» (Kamerstuk 31 845, nrs 2–3) van de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie. In genoemd rapport is de versterking van de persoonlijke ondersteuning van 0,5 fte per lid genoemd (bladzijde 46 van het rapport), maar niet als unanieme aanbeveling van de stuurgroep opgenomen in de daarop volgende paragrafen met aanbevelingen. Het Presidium neemt derhalve geen afstand van het rapport van de werkgroep maar is op zoek naar een nadere onderbouwing van het voorstel. De beschreven problematiek wordt herkend en erkend. In de beantwoording van vragen van leden van de CDA-fractie wordt ingegaan op de mogelijke vormgeving van een dergelijk onderzoek.

4.1.2 Uitwerking speerpunt 2

ICT

Met genoegen hebben de leden van de CDA-fractie vastgesteld dat de ICT-basisinfrastructuur verbeterd is. De veelvuldig gesignaleerde knelpunten, in voorgaande jaren bron van veel ergernis, zijn voor zo ver bekend grotendeels verholpen. Het met vertraging ingevoerde systeem Parlis is een succes. De opstart- en capaciteitsproblemen zijn zichtbaar verminderd. Dat alles verdient een compliment, met name aan de Dienst Automatisering (DA). Het is toch niet zo dat zich, met de «ellende» uit afgelopen jaren nog scherp in het geheugen, nieuwe knelpunten bij de opslagcapaciteit aankondigen? De oproep om regelmatig bestanden op te schonen, in combinatie met gesignaleerde noodzaak tot «verdere investeringen in 2010», verontrusten de leden van de CDA-fractie enigszins.

Eind april heeft de Dienst Automatisering de opslagcapaciteit op O:/- en Q:/-schijven van Kamerleden en fracties in principe vrijgegeven. «In principe» omdat centrale dataopslag nooit helemaal onbegrensd kan zijn. Er zijn altijd zowel technische als budgettaire beperkingen. Denk hierbij aan de noodzaak van het regelmatig maken van back ups van alle opgeslagen data. Dit is en blijft een kostbare aangelegenheid. De vrijgave is dus gecontroleerd gebeurd. De Dienst Automatisering volgt permanent de groei van dataopslag en maakt periodiek trendanalyses, zodat de grenzen van de opslagcapaciteit bijtijds inzichtelijk zijn en indien nodig preventief gehandeld kan worden.

Omdat centrale dataopslag een bedrijfseconomisch schaars goed is, ligt bij iedere eindgebruiker onverkort de verantwoordelijkheid om:

«dubbele» gegevensopslag te voorkomen;

zorgvuldig om te gaan met grote bestanden (foto’s, films en geluid);

centrale gegevensopslag niet voor privé doeleinden te gebruiken;

mappen op de O:/- en Q:/-schijven regelmatig op te schonen.

Dankbaar noteerden de leden van de CDA-fractie de toezegging dat de knelpunten in de verbinding tussen de thuiswerkplek en de Kamer «rond de zomer 2009» zullen zijn opgelost. Het Presidium zal aan die belofte worden houden. Er zijn volgens de leden van de CDA-fractie nog te veel klachten over het thuiswerken bekend om niet op snelle en stevige actie aan te dringen.

Graag zien de leden van de CDA-fractie het mogelijk gemaakt om allerlei simpele, nuttige applicaties (zoals mediaplayer) op de thuislaptop te downloaden, iets wat thans om veiligheidsredenen geblokkeerd is. Hetzelfde geldt voor nieuwe software die veel gebruikte programma’s als Hyves ondersteunen.

De Dienst Automatisering werkt momenteel intensief aan een upgrade van de KTD3 laptop. Vanaf juli zullen de laptops worden voorzien van de nieuwe software. De verbeteringen zijn gelegen in een groter gebruikersgemak, meer verbindingsmogelijkheden en een betere beheerbaarheid voor de Dienst Automatisering. Hierdoor wordt het onder meer mogelijk dat applicaties (en updates daarvan) door de Dienst Automatisering eenvoudig gedistribueerd kunnen worden naar de laptop bij de leden thuis. Uiteraard dienen de applicaties via de gebruikelijke weg aangevraagd te worden.

Met meer dan gewone belangstelling informeerden de leden van de CDA-fractie naar de voornemens van het Presidium met betrekking tot computer en mobiele telefoon. Hoe staat met initiatieven om een collectieve voorziening in te ruilen voor een waarbij het Kamerlid zelf beslist over aanschaf van PC en/of mobieltje?

Het Presidium heeft recentelijk een peiling gehouden onder de fracties naar het gewenste scenario voor de ICT ondersteuning aan de leden. Op basis van deze peilingen gehoord het Strategisch Overleg Informatievoorziening (STOI) heeft het Presidium besloten de volgende werkwijze te hanteren:

De Kamerleden zorgen zelf voor een thuiswerkplek (PC, laptop, printer en ADSL aansluiting). De verstrekking van deze voorziening en de ondersteuning door de Kamerorganisatie komt daarmee te vervallen.

De Kamerorganisatie verzorgt de levering van de mobiele telefoon, het abonnement voor de mobiele telefonie en de ondersteuning van de leden.

De Kamerorganisatie zorgt voor de (mobiele) connectiviteit, dat wil zeggen een zodanige inrichting van de infrastructuur dat de systemen binnen de Tweede Kamer bereikbaar zijn vanaf de thuiswerkplek en andere externe werkplekken.

Het Presidium stelt aan de Kamer voor de Schadeloosstelling niet aan te passen. Dat betekent dat de vergoeding voor de mobiele telefonie voor rekening van de Kamerorganisatie blijft komen maar dat de leden de thuiswerkplek zelf bekostigen. Dit zal ingaan bij de eerstvolgende zittingstermijn van de Kamer, dus na de volgende Kamerverkiezingen.

Is het Presidium het eens met deze leden dat het geen verkapte bezuiniging mag zijn?

Gebleken is dat de meerderheid van de leden thuis al beschikken over een thuiswerkplek. Daar komt bij dat de grote variatie in wensen en eisen ten aanzien van de werkplek een bevredigende ondersteuning door de Dienst Automatisering niet goed mogelijk maakt.

Zou niet vanuit de Dienst Automatisering altijd ondersteuning moeten worden geboden?

In het voorgestelde scenario beperkt de ondersteuning van de Kamerorganisatie (i.c. de Dienst Automatisering) zich tot advisering bij de aanschaf van de thuiswerkplek, bijvoorbeeld over de technische specificaties en het type besturingssysteem en browser. Ook kan de Dienst Automatisering uit het oogpunt van beveiliging voorwaarden stellen aan het gebruik van de thuiswerkplek, bijvoorbeeld ten aanzien van het geïnstalleerd hebben van patches en updates van het besturingssysteem. De ondersteuning van de mobiele telefonie blijft zoals deze nu is.

De leden van de VVD-fractie willen daarbij weten wat de mening is van het Presidium over het advies van de commissie STOI om bij het aantreden van de nieuwe Kamer in 2011 of eerder de thuiswerkplek door de leden zelf te laten verzorgen, met een onkostenvergoeding, en de mobiele telefonie door de Kamer te laten verzorgen?

Het Presidium heeft zich tijdens zijn vergadering van 3 juni jl. uitgesproken over een keuzemogelijkheid in deze, gebaseerd op zowel het advies van het STOI als ook op de resultaten voortgekomen uit de ICT-enquête die de afgelopen maand onder alle fracties is gehouden.

Hoe is het mogelijk dat er nog steeds veel klachten zijn over bereikbaarheid en functioneren van de mobiele telefoons, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Voor de bereikbaarheid van de mobiele telefoons is men afhankelijk van de netwerkkwaliteit van de provider. In de afgelopen periode heeft de huidige provider, net als andere providers, verstoringen op zijn netwerk gekend. Dit heeft directe consequenties voor de bereikbaarheid van de mobiele telefoons.

Het Strategisch Overleg Informatievoorziening (STOI) heeft recentelijk van de Dienst Automatisering een overzicht ontvangen van het aantal defecten (het functioneren) van mobiele apparatuur. Het relatief hoge aantal defecten bij de smart phones (S710 en S730) en smart PDA’s (Tytn II) zal worden meegenomen bij de selectie van een opvolger. Deze selectie zal worden afgestemd met het STOI.

Hoe is bij de laatste wisseling van provider de aanbesteding geregeld? Zijn daarbij ook kwaliteitscriteria opgenomen of is alleen gekeken naar de prijs? Kunt u de Kamer uitgebreid informeren hoe een dergelijke aanbesteding wordt gedaan, en specifiek hoe deze is verlopen?

De keuze voor een nieuwe leverancier is volgens de richtlijnen van een Europese aanbesteding verlopen. Deze richtlijnen zijn gepubliceerd op: http://www.ez.nl/Onderwerpen/Huidige_economie/Aanbestedingen/Regelgeving_Bao_en_Bass

De aanbesteding voor mobiele telefonie was één van de twee percelen van de Europese aanbesteding telefoniediensten. De aanbesteding heeft in twee fasen plaats gevonden, een RfI (Request for Information) en een RfP (Request for Proposal) fase. De Kamer heeft eerst informatie gevraagd waarin de wensen voor dienstverlening en toekomstvisie zijn gedefinieerd. Uit de leveranciers die op deze RfI hebben gereageerd is een selectie gemaakt van geschikte kandidaten.

Vervolgens is een uitgebreid RfP (bestek) opgesteld waarin een groot aantal eisen en wensen zijn opgenomen. In totaal zijn er voor mobiele telefonie ruim 40 criteria gehanteerd waarvan het kostenelement er één was.

Videoconferentie

Kan, zo vragen de leden van de CDA-fractie, iets meer worden meegedeeld over de «proeven» met het gebruik van Videoconferenties-in-een-realistische-setting. Wat heeft het Presidium op het oog? Wanneer zal, naar verwachting, gebruik kunnen worden gemaakt van vergaderen via videotechnieken?

Het is de bedoeling om op korte termijn een informeel overleg te houden met de Nederlandse Antillen, gebruikmakend van videoconferentie technieken. Vooralsnog wordt daarbij gebruik gemaakt van infrastructuur van derden. Verder beschikt de Kamer al over een eenvoudig videoconferentie systeem dat (zij het zeer sporadisch) gebruikt wordt. Na de zomer zal een concreet voorstel worden gedaan voor de inrichting van een videoconferentie systeem binnen de Kamer.

Hoeveel besparingen zijn (realistisch) te verwachten op het reisbudget? Blijft dat bedrag beschikbaar voor parlementaire reizen?

Vooralsnog is geen berekening gemaakt van mogelijke besparingen. Het meest voor de hand liggend is de gedachte dat het aantal reizen naar de Antillen kan dalen. Zeker is dit echter niet. Zo is het ook heel goed denkbaar dat er net zoveel gereisd gaat worden maar dat er tussentijds vaker overleg plaatsheeft. Ook zou het systeem voor videoconferencing gebruikt kunnen worden voor overleg met andere parlementen in Europa in het kader van de gele en oranje kaartprocedure bij commissievoorstellen. Dergelijk gebruik van een systeem van videoconferencing levert niet direct een besparing op. Het is om die reden dat vooralsnog is afgezien van het inboeken van een besparing. Een eventuele reallocatie van budgetten voor buitenlandse reizen is vooralsnog niet aan de orde.

De leden van de CDA-fractie vragen opnieuw aandacht voor het reisbudget van de Kamer. Acht het Presidium het werkelijk mogelijk, met name voor de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, om met het beperkte budget een serieus reis- en bezoekprogramma naar het buitenland op te zetten?

De commissies beschikken ieder over een eigen jaarbudget. Dit jaarbudget is voor bijna alle commissies € 10 200 per jaar. Uitzondering zijn de cie EU-zaken (€ 20 400) en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (€ 68 000). Daarnaast mogen de commissies de onderuitputting over vroegere jaren opsparen tot maximaal 4 x het jaarbudget. Het budget is uitsluitend bestemd voor uitgaven aan leden. De kosten van de begeleidend griffier komen voor rekening van de exploitatie van de Tweede Kamer. De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft in de periode 2004 t/m 2007 minder uitgegeven dan het jaarbudget groot is. In 2008 is het «opgespaarde» budget grotendeels benut. Het gehele reisartikel (commissiebudgetten, Presidiumreizen, Officiële delegaties, Interparlementaire delegaties en contactgroepen) is groot € 423 000. De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken beschikt over € 68 000 = 16,1 %. van het totale budget. De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft al meerdere malen verzocht om een structurele verhoging van het budget. Het Presidium heeft dit afgewezen, maar wel incidenteel (in 2008) extra geld toegekend. Het Presidium acht het, gelet op de in de Kamer breed gedragen wens niet te komen tot additionele claims niet wenselijk om over te gaan tot verhoging van dit budget.

Tabel Reisbudget Commissie voor Buitenlandse Zaken

 jaarbudgetUitgaven
2004184 20061 788
2005190 50040 603
2006217 90044 784
2007242 00065 890
2008251 000211 850
2009107 200 

Huis voor democratie en rechtsstaat

Met genoegen noteerden de leden van de CDA-fractie het «commitment» van de Tweede Kamer voor het Huis voor Democratie en Rechtsstaat, een initiatief dat deze leden na aan het hart ligt. Het biedt inderdaad (ook) goede mogelijkheden om een «droom» van de leden van de CDA-fractie te realiseren; de ontvangst van in principe alle jongeren voor zij voor het eerst bij Kamerverkiezingen naar de stembus mogen.

Kan het Presidium de laatste stand van zaken met betrekking tot de oprichting van het Huis voor Democratie en Rechtsstaat melden? Lopen de besprekingen met het ministerie van BZK en het Haagse gemeentebestuur naar wens? Is blijvende betrokkenheid van de Staten-Generaal gegarandeerd? Hoeveel zal door de Kamer(s) worden bijgedragen aan het Huis?

Er wordt nu al aangekondigd dat binnen het bestaande budget financieel zal worden bijgedragen aan het Huis voor Democratie en Rechtsstaat. Gezien de genoemde gewenste financiële soberheid en terughoudendheid willen de leden van de VVD-fractie weten hoe het Presidium, mede gezien de achterstanden in voorzieningen voor het primaire proces, denkt dit te financieren. Zijn er toezeggingen van de Rijksoverheid hiervoor extra middelen ter beschikking te stellen?

In antwoord op een vraag van de fracties van het CDA en de VVD over een financiële bijdrage van de Tweede Kamer aan de totstandkoming en exploitatie van het Huis voor democratie en rechtsstaat antwoordt het Presidium dat het inderdaad van oordeel is dat het in de rede ligt dat de Kamer hier aan bijdraagt. Dit nieuwe instituut is immers primair bedoeld om het functioneren en het belang van de parlementaire democratie onder de aandacht van vooral jongeren (scholieren) en nieuwe Nederlanders te brengen. Daarin spelen de Staten-Generaal de hoofdrol.

De nieuwe leden van het Europees Parlement, en de herkozen leden als zij daarvoor kiezen, worden vanaf de nieuwe zittingsperiode van het Europees Parlement niet meer gehonoreerd door het land waaruit zij afkomstig zijn, maar rechtstreeks door het Europees Parlement. Dat betekent dat er structureel maximaal € 2,3 miljoen beschikbaar komt in de Raming van de Kamer. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat zij het herbestemmen door de Kamer van dit bedrag zo niet geheel dan niet tenminste voor een groot deel voor het Huis voor democratie en rechtsstaat inpasbaar acht. Een andere besteding ligt niet in de rede. Het gaat hier dan immers om geoormerkte middelen. Bij de op 12 maart 2009 aan de Kamer gezonden projectbeschrijving is ook aangegeven dat er ruimte is voor aanvullende, structurele financiering. In bijlage F, onderdeel E van die projectbeschrijving is ook een indicatie gegeven van de inzet van aanvullende middelen tot een bedrag van € 2,3 miljoen. Het Presidium beraadt zich hoe en onder welke voorwaarden aan deze suggestie van de minister tegemoet gekomen kan worden.

Het vrijkomen van de maximale subsidie voor het Huis voor democratie en rechtsstaat is voorzien tegen 2012. Tot dat moment is het Presidium voornemens de vrijvallende middelen incidenteel in te zetten voor de bouwkundige verbetering van de ontvangstmogelijkheden in de gebouwen van de Kamer voor groepen en individuele bezoekers en voor de medefinanciering van enkele projecten die als voorloper van het Huis voor democratie en rechtsstaat gezien kunnen worden.

Wordt volgens planning en volgens plan gewerkt? Krijgt het (nog steeds) een brede basis en inclusief een debatfunctie? Is er al iets met meer zekerheid te berichten over de plaats waar het Huis voor de democratie en rechtsstaat zal worden gehuisvest? Toch wel dichtbij het Binnenhof?

De oprichting wordt voortvarend aangepakt. De samenwerking in de ambtelijke projectgroep en de stuurgroep verloopt naar wens. De afstemming tussen de Voorzitter van de Tweede Kamer, de minister van BZK en de Gemeente Den Haag en de Voorzitter van de Eerste Kamer is constructief. Er wordt gewerkt met een planning. Deze leidt naar een Stichting Huis voor democratie en rechtsstaat eind dit jaar. De stichting werkt vanuit een tijdelijke huisvesting aan de Hofweg. De definitieve huisvesting moet gereed zijn in 2013. Er vinden op dit moment locatiestudies plaats. De locaties die worden onderzocht, bevinden zich allemaal in de directe nabijheid van het Binnenhof.

Wat de blijvende betrokkenheid betreft: een overgroot deel van de programma’s van het Huis heeft betrekking op de Tweede Kamer, het functioneren van de Staten-Generaal en een bezoek aan de Tweede Kamer. In de (concept)statuten is ondermeer vastgelegd dat de jaarplannen met de programma’s van het Huis die betrekking hebben op de Kamers, aan de Voorzitters van de Kamers of diens vertegenwoordigers worden voorgelegd. Verder zal er deelname namens de Tweede en Eerste Kamer zijn in de Adviesraad. De ambtelijke werkgroep en de stuurgroep hebben een reeks van 20 gevarieerde proeftuinen voor 2009 en 2010 vastgesteld. Deze vormen een brede basis onder het Huis, in de vorm van programma’s en samenwerkingspartners. Ook de debatfunctie is daar in verankerd.

Met evenveel genoegen noteerden de leden van de CDA-fractie dat het Presidium ook al vooruitlopend op de «opening» van het Huis voor democratie en rechtsstaat werkt aan verbeterde ontvangst van meer bezoekers. De accommodatie van de Kamer is schrijnend beperkt. Niet in de laatste plaats aan toiletvoorzieningen.

Herkend wordt dat de toiletvoorzieningen niet overal toereikend zijn. Bij het ontwerp van de Nieuwbouw is dit wel gesignaleerd, maar niet gerealiseerd in bouwkundige aanpassingen. In de Nieuwbouw zijn toiletgroepen wel redelijk makkelijk bereikbaar.

Ook is de ruimte in de restaurants vaak te beperkt.

Zoals hier omschreven betreft het de bezoeker aan de Kamer die voor rondleidingen en/of het bijwonen van de plenaire vergadering/commissie vergaderingen komt. Voor deze (doel-)groep zijn de restaurants niet toegankelijk. Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht om voor hen een servicepunt in de Statenpassage te realiseren. Hierbij kan gedacht worden aan een open koffiecounter met een aantal zitjes. Bij het assortiment kan gedacht worden aan koffiespecialiteiten, thee, fris, broodjes en snacks.

Dat in 2010 al een begin zal worden gemaakt met «bouwkundige aanpassingen» van het Kamergebouw verheugt de leden van de CDA-fractie. Welke (concrete) verbeteringen heeft het Presidium in petto?

Wordt ook gedacht aan uitbreiding van de zitplaatsen op de tribune in de plenaire zaal? Met name op dinsdag puilen die uit. Al maanden voorafgaande aan een bezoek aan de Kamer moeten tegenwoordig stickers worden gereserveerd om zeker te zijn van een plekje op de tribune. Dat verdient bijzondere aandacht van een Presidium dat zich heeft voorgenomen de Kamer toegankelijker te maken.

De plaatsen op de publieke tribune zijn beperkt. Op dit moment wordt de beschikbare ruimte optimaal benut. Brandweervoorschriften verhinderen uitbreiding van de zitcapaciteit. Bouwkundige aanpassingen zoals de plaatsing van een tweede ring, gebruikelijk bij voetbalstadions, worden niet voorzien.

Ook zouden de leden van de CDA-fractie het op prijs stellen als nog eens zou kunnen worden nagegaan hoe de vaak lange rijen voor de beveiligingspoortjes «sneller» kunnen worden afgewikkeld. Dat zou ook de taak van de beveiligingsdienst kunnen verlichten.

Het Presidium wil de toegang van de Kamer voor groepen en individuele bezoekers verbeteren, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Waar denkt het Presidium aan, zowel bouwtechnisch als financieel? Wanneer worden de plannen voorgelegd aan de Bouw Begeleidingscommissie van de Kamer?

Er is onder regie van de Beveiligingsdienst een beleidsplan geformuleerd – onder de naam «vier stromen beleid» – dat voorziet in een structurele en fundamentele verbetering van de ontvangst van alle bezoekers aan de Kamer. Het beter reguleren van de bezoekersstromen, door o.m. per ingang een eigen ontvangst en controleregiem te hanteren, dient de klantvriendelijkheid in de ontvangst te verbeteren en de lange rijen wachtenden te voorkomen. Het plan voorziet in de ontwikkelingen (nog meer toestroom van bezoekers) van het Huis voor de democratie en rechtsstaat. Voornoemd beleidsplan is goedgekeurd door het Presidium. Het realiseren van deze plannen vraagt om een lange doorlooptijd, vooral door de bouwtechnische aanpassingen die daarin noodzakelijk zijn vragen veel tijd. Doordat het Huis voor democratie en rechtsstaat thans in een sterke ontwikkel- en ontwerpfase verkeert, heeft dit proces invloed op de implementatie van het vier stromenbeleid.

Immers, de locatie, het ontwerp, de doelstelling en de praktische uitvoerbaarheid van het Huis zullen sterk van invloed zijn op het toegangsbeleid van de Kamer. Het is dan ook verstandig deze twee processen te integreren. Dat gebeurt nu ook. Geplande data in realisatie van het vier stromenbeleid lopen daarmee uit. Inmiddels wordt nagedacht om als tussenoplossing een aantal pragmatische aanpassingen te realiseren. Te denken valt aan het splitsen van bezoekers die gescand en zij die niet gescand behoeven te worden door het realiseren van aparte daartoe bestemde ingangen (Plein en Lange Poten). De plannen zullen worden besproken met de Bouwbegeleidingscommissie.

Mogen de leden van de CDA-fractie nog eens pleiten voor (systematische) uitnodigingen aan scholen om een bezoek aan de Kamer te brengen? Hoe staat het Presidium tegenover de suggestie om daartoe een (beperkte) tegemoetkoming aan met name scholen ver buiten Den Haag in het vooruitzicht te stellen? Ook de leden van de SGP-fractie vragen zich af in hoeverre het nog steeds de bedoeling is om alle scholieren een keer in de Kamer te ontvangen. Ook door diverse fracties wordt invulling gegeven aan deze taak. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of ook wordt overwogen om de onkosten hiervoor voor rekening van de Kamer te laten komen, omdat het hier tegelijkertijd algemene publieksvoorlichting betreft.

Het Presidium deelt de mening dat kosten geen drempel mogen vormen voor een bezoek aan de Tweede Kamer. Om deze reden is er een subsidie verstrekt aan het Bezoekerscentrum Binnenhof ter hoogte van€ 75 000,– om de toegangsprijs te reduceren.

Met deze generieke maatregel die ten goede komt aan alle bezoekers denkt het Presidium eventuele drempels te slechten. Het nemen van specifieke maatregelen vraagt om criteria, die getoetst moeten worden om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding. Het Presidium acht dat niet gewenst. De belangstelling van scholen is zo groot, dat de boekingen steeds een half jaar vooruit vol zijn. Systematisch nog meer uitnodigen zou voor teleurstelling zorgen, omdat we als Kamer (de afdeling Bezoekers & Informatie en de andere in- en externe partijen die scholieren rondleiden) de vraag niet aan kunnen. Deels is dit schooljaar een oplossing gevonden in de samenwerking met het Huis voor democratie en rechtsstaat in oprichting / IPP/SBB die onder andere met het succesvolle programma De Haagse Tribune 25 000 extra scholieren rondleiden. Daarmee is het logistieke maximum bereikt, voor het verwerken van bezoekersstromen, het aantal rondleiders dat kan worden ingezet en beschikbare plaatsen op de tribune op dinsdag, woensdag en donderdag. Overigens vinden nu ook op de niet-vergaderdagen en in de recessen de gehele dag door rondleidingen plaats.

Een (beperkte) tegemoetkoming zou een sympathiek gebaar zijn. De Tweede Kamer heeft daar echter geen geld voor. Reiskosten hebben tot nu toe een bezoek aan de Kamer niet in de weg gestaan. De vraag is nog steeds groter dan de capaciteit van de Kamer, zoals zojuist aangegeven. Er kan bovendien ongelijkwaardigheid ontstaan, door een voorkeursbehandeling voor scholen die verder weg zijn gesitueerd.

De Tweede Kamer wil ook virtueel toegankelijk zijn voor scholieren. Daartoe is de edu-actieve website wwww.jongerenkamer.nl onlangs gelanceerd, waarin zij kunnen kennismaken met de werkwijze van de Kamer, onder andere via een game waarin zij online met elkaar kunnen debatteren in en buiten de klas.

De leden van de CDA-fractie doen de suggestie om een (beperkte) tegemoetkoming aan met name scholen van ver buiten Den Haag in het vooruitzicht te stellen.

Het Presidium deelt de mening dat kosten geen drempel mogen vormen voor een bezoek aan de Tweede Kamer. Om deze reden is er een subsidie verstrekt aan het Bezoekerscentrum Binnenhof ter hoogte van € 75 000,– om de toegangsprijs te reduceren. Het Presidium ziet geen reden om onderscheid te maken tussen groepen bezoekers op basis van een criterium afstand. Daarnaast ziet het praktische bezwaren aan het verzoek. Waar wordt de grens getrokken qua afstand? Met de generieke maatregel die ten goede komt aan alle bezoekers denkt het Presidium eventuele drempels te slechten.

Audiovisuele voorzieningen

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennis genomen van het voornemen om de audiovisuele voorzieningen te moderniseren. Kan er concreet worden aangegeven wat van de «strategienota» verwacht kan worden? Er worden toch geen beslissingen genomen voordat de Kamer haar consent heeft gegeven?

Doel van deze strategienota is de samenhang tussen verschillende projecten inzichtelijk te maken.

Allereerst zal de mogelijkheid worden beschreven om naast de plenaire zaal en de drie grote commissiezalen ook de overige kleinere vergaderzalen via intranet te ontsluiten in geluid en/of beeld. Dit om de leden en de fractiemedewerkers de mogelijkheid te geven om vanaf hun werkplek alle vergaderingen te kunnen volgen. Deze uitbreiding komt bovendien op internet beschikbaar voor het publiek, media en belangenorganisaties waar ook een toenemende vraag is voor het beter kunnen volgen van meer vergaderingen via internet.

Daarnaast wordt beoogd dat de regionale omroepen vanuit de Kamer beter verslag kunnen doen omtrent regionale onderwerpen. Bijvoorbeeld rondom algemeen overleggen en het verbeteren van de mogelijkheid om live kruisgesprekken (interviews) met Kamerleden te houden. Naast de bestaande mogelijkheden van live webcasting zal de strategienota ook een deelplan bevatten waarmee de debatten voor de toekomst bewaard blijven en kunnen worden teruggekeken; een wens die al eerder bij vorige ramingbehandelingen is geopperd.

Voor het mogelijk maken van de ontwikkelingen op audiovisueel gebied is een renovatie en efficiëntere inrichting van de interne audiovisuele infrastructuur noodzakelijk (elektronica, bekabeling, koppelvlakken, schakelruimtes). Deze is sinds de ingebruikname van de nieuwbouw in 1992 niet of onvoldoende aangepast op audiovisuele ontwikkelingen en nieuwe technische standaarden.

Zoals het Presidium in de Raming reeds opmerkt, wordt de Kamer voor de uitwerking van de nota nader geïnformeerd bij de Raming 2011.

De Kamer levert een bijdrage aan de efficiencyslag die het kabinet aan de rijksdienst heeft opgelegd, constateren de leden van de CDA-fractie. Dat loopt op tot € 1,3 miljoen in 2010 en is structureel. Die taakstelling krijgt onder andere z’n beslag via uitbesteding en versobering. Kan concreet worden aangegeven wat voor volgend jaar op het programma staat en wat voor de jaren er na? Worden in dat kader ook meer kosten o.m. voor het gebruik van diensten doorberekend aan fracties?

Het Presidium wil in de eerste plaats opmerken dat er slechts beperkt sprake kan zijn van uitbesteding zoals blijkt uit het rapport van het bureau Berenschot.

De stand van zaken is dat in 2009 de plannen zijn uitgewerkt voor een gefaseerde afbouw van de schoonmaakdienst. Het plan is met de betreffende personeelsleden besproken. In 2010 zal de gehele schoonmaak worden aanbesteed. Bij de aanbesteding wordt rekening gehouden met de gefaseerde afbouw van eigen schoonmaak personeel. Dit is een van de activiteiten die voortvloeit uit het uitgevoerde doelmatigheidsonderzoek. De overige aanbevelingen uit het onderzoek zullen gefaseerd in de jaarplannen worden opgenomen en uitgewerkt.

In de systematiek van doorberekenen van diensten aan de fracties zijn thans geen wijzigingen te verwachten ten opzichte van de huidige situatie.

Energiebesparing

Dat ook de Kamer een serieuze bijdrage levert aan energiebesparing, verheugt de leden van de CDA-fractie. Kan worden aangegeven hoe veel al bespaard is in vergelijking met, zeg, vijf jaar geleden? Is nog verdere reductie mogelijk? Hoe denkt het Presidium dat te bereiken?

De leden van de fractie van de PvdD zijn verheugd over de acties op het gebied van energiebesparing, die het afgelopen jaar op hun verzoek zijn opgestart en hebben er vertrouwen in dat de voorgestelde acties in de «Inbreng PvdD verslag Raming 2009» verder worden doorgezet.

De Nieuwbouw heeft een A-label gekregen, het Hotel krijgt na een aantal aanpassingen, een B-label. De overige bouwdelen zijn monumentaal en komen niet voor energiebelabeling in aanmerking. Er kan niet worden aangegeven hoeveel er totaal in vijf jaar bespaard is. De meting is afhankelijk van de mate van gebruik van de vergaderfaciliteiten en weersomstandigheden zoals strenge of zachte winters. De stijging of daling van gas- en elektriciteitsgebruik kan dan ook geen goede indicator zijn, omdat daarop heel veel parameters van invloed zijn. Wel kan een vergelijking gemaakt worden voor de verlichting in de Plenaire Zaal. In het Zomerreces 2009 wordt de totale verlichting van de Plenaire Zaal vervangen. Uitgangspunten daarbij zijn onder andere energiebesparing en duurzaamheid. Er worden drie soorten armaturen gebruikt:

Armatuur zone 1 levert 8% energiebesparing op en een CO2-reductie van 2446,76 kg/jaar

Armatuur zone 2 levert 35% energiebesparing op en een CO2-reductie van 1253,10 kg/jaar

Armatuur zone 3 levert 8% energiebesparing op en een CO2-reductie van 515,09 kg/jaar

De totale CO2 reductie bedraagt 4214,95 kg/jaar of 210 bomen.

In 2008 is er een bewustwordingscampagne geweest, waarbij voornamelijk de Kamerbewoners op gedragsaspecten gewezen zijn. Alleen op het gebied van gedrag kan nog minimale winst behaald worden. Ondanks het A-label blijft de Facilitaire Dienst bezig met innovatieve ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing.

4.1.3 Uitwerking speerpunt 3

Graag willen de leden van de CDA-fractie aandacht vragen voor enkele kleine zaken. Kan het aanbod aan lunchmenu’s in het restaurant meer worden gevarieerd?

Momenteel werkt het restaurantbedrijf in een cycli van 5 weken. Deze cycli in het Statenrestaurant bestaat uit 19 lunchmenu’s + 19 vegetarische. Tegelijkertijd vult het Pleinrestaurant dit assortiment aan met 10 lunchmenu’s. Deze aantallen staan los van de dagspecialiteiten zoals bv: asperge schotel, nieuwe haring, erwtensoep garni etc. Verder hanteert het Restaurantbedrijf een assortiment van ruim 400 diverse artikelen waaruit wekelijks een keuze wordt gemaakt om de «free flow» mee te bevoorraden. Het Restaurantbedrijf heeft een assortiment van 85 soorten brood, 23 soorten kaas, 62 soorten vleeswaren en 18 soorten fruit, inclusief fruitsalades. Daarnaast kent de menukaart door een jaar heen 45 warme lunchgerechten, 50 salades en 40 luxe broodjes.

Het Presidium onderschrijft de stelling dat het lunchaanbod te gering of te weinig gevarieerd is daarom niet.

Wanneer wordt de veel te krappe, rommelige, volgepropte fietsenstalling onder Nieuwspoort/het Hotel uitgebreid?

Er zijn geen realistische mogelijkheden om de fietsenstalling uit te breiden. De Beveiligingsdienst loopt twee maal per jaar de fietsenstallingen na om aantoonbaar langdurig ongebruikte of geheel niet meer te gebruiken fietsen onder te brengen naar de stalling onder het Depotgebouw.

Is het mogelijk bijvoorbeeld via de politie afspraken te maken met demonstranten op het Plein om het geluidsvolume te matigen? Van de herrie hebben medewerkers aan die kant van het Kamergebouw regelmatig last.

Het Presidium merkt hierover op dat steeds in nauw overleg met de Gemeente Den Haag en de Politie Haaglanden wordt gestreefd naar een zo goed mogelijk werkklimaat. Gelet op het recht van demonstratie, ook zonder vergunning, alsmede op het feit dat de demonstratie op openbaar terrein geschiedt, is het niet mogelijk hier als Kamer maatregelen tegen te treffen.

4.2 Bedrijfsvoeringparagraaf

Ondanks het feit dat steeds minder op papier wordt aangeboden maar alleen elektronisch beschikbaar is neemt de post drukwerk ad € 2,8 miljoen niet af. De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de reden hiervan is.

De post «drukwerk» omvat met name de publicatiekosten van de parlementaire stukken in elektronische vorm. De omschrijving drukwerk dekt hier dus niet geheel de lading. Een gedeelte van dit bedrag betreft nog uitgaven op papier. Dit wordt met name veroorzaakt door de leden van de Eerste Kamer die alle papieren Kamerstukken van beide Kamers nog ontvangen. Overigens heeft de Eerste Kamer ook voornemens om tot een papierarm parlementsbeleid te komen, onder meer door Parlis ook in de Eerste Kamer te introduceren. Hiertoe is een Parlisproeftuin in de Eerste Kamer opgezet door de Dienst Automatisering.

Het aantal stukken, alsmede het aantal pagina’s stijgt ook nog steeds ieder jaar. Derhalve valt niet te verwachten dat de post «drukwerk» de komende twee jaar zal afnemen. Wel zal nog dit jaar worden begonnen met een Europese aanbesteding van alle officiële publicaties, inclusief de Kamerstukken, die moet voorzien in een nieuwe overeenkomst die ingaat op 1 juli 2011, twee jaar na inwerkingtreding van en conform de Wet elektronische bekendmaking.

Hoe staat het met eerdere plannen om de kleurendrukstraat te vervangen?

Eerder is toegezegd te overwegen het «ingewikkelder drukwerk, waaronder het kleurendrukwerk» uit te besteden, gezien de kostbare apparatuur en het beperkte gebruik. Kunt u de resultaten van dit onderzoek aan de Kamer voorleggen?

Er is een aantal doelmatigheidsonderzoeken gehouden, onder andere binnen de afdeling Reprografie. Een onderzoeksbureau heeft geadviseerd het hoogvolume drukwerk en een gedeelte van het midvolume drukwerk af te stoten. Dit kan doorgaans veel beter en goedkoper elders worden geproduceerd. De huidige leverancier van de Kamerbode, OBT bv, is ook geselecteerd voor het leveren van het overige kleurendrukwerk.

Bij de stukken treffen de leden van de VVD-fractie geen lijst aan van (vervangings-)investeringen. Kunt u deze verstrekken met een meerjarenraming?

De rijksbegroting is gebaseerd op de systematiek kas en verplichtingen De door u gevraagde lijst met investeringen behoort bij een stelsel gebaseerd op het stelsel van baten en lasten. Dat stelsel wordt bij onderdelen van de rijksdienst toegepast en in een iets andere vorm onder meer bij Gemeenten en Provincies. Om toch een onderscheid te kunnen maken naar de aard van de uitgaven wordt binnen de begrotingsvoorschriften een verschil gemaakt tussen algemene uitgaven (exploitatie en beheer) en aanschaffingen (investeringen). Als het gaat om materialen is bij algemene uitgaven sprake van een duurzaamheid van maximaal één jaar en bij aanschaffingen van meer dan één jaar.

Op het moment dat de jaarplannen door de diensten worden ingediend, wordt duidelijk welk deel van het materiële budget betrekking heeft op algemene uitgaven en welk deel op aanschaffingen.

Zowel vervangingsinvesteringen, alsmede nieuwe investeringen (soms projecten genoemd) maken onderdeel uit van aanschaffingen (investeringen).

De leden van de fractie van de PvdD zijn verheugd over de acties op het gebied van verduurzaming, die het afgelopen jaar op hun verzoek zijn opgestart en hebben er vertrouwen in dat de voorgestelde acties in de «Inbreng PvdD verslag Raming 2009» verder worden doorgezet.

Graag willen de leden van de PvdD-fractie nog enkele suggesties doen voor nieuwe acties voor het komend jaar:

• in de parkeerkelder een aantal parkeervakken voorzien van oplaadpunten voor elektrische auto’s;

De Rijksgebouwendienst is eigenaar van de parkeergarage onder het Plein. De suggestie zal aan de Rijksgebouwendienst worden overgebracht. Overigens is er tussen Koloniën en de Nieuwbouw wel een (gratis) oplaadpunt voor een elektrische brommer.

• het vervangen van de plastic koffiebekertjes bij de koffieautomaten door «cradle-to-cradle-bekertjes». Deze zijn meerdere keren te gebruiken en daarna volledig afbreekbaar;

Het gaat hier om een 100% composteerbare beker (CO2-neutraal). Met de Europese aanbesteding van de huidige koffiemachines heeft het Restaurantbedrijf als criteria voor de machines, inhoud en producten als eis gesteld dat o.m. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemer (MVO), Max Havelaar, milieu technische aspecten zoals omschreven door Senternovum zwaar worden meegewogen. Destijds en ook momenteel nog is het niet mogelijk om de «cradle to cradle» goed te laten functioneren in onze machines. Het Presidium zal de ontwikkeling en mogelijkheden rondom de «cradle to cradle» beker goed in de gaten houden en eventueel overstappen op dit product.

• alle printers automatisch instellen op dubbelzijdig printen;

Dubbelzijdig printen is alleen mogelijk bij printers die deze functionaliteit ondersteunen. Deze functionaliteit is aanwezig op de Xerox multifunctionals en de Lexmark-printers met de toevoeging d (duplex) achter het Lexmark-printernummer. Voor printers die direct op het netwerk zijn aangesloten, heeft de Dienst Automatisering de mogelijkheid om deze centraal op een bepaalde standaard (default) in te stellen. De Xerox-multifunctionals en Lexmark-d netwerkprinters staan alle standaard (by default) ingesteld op dubbelzijdig printen. Iedere gebruiker heeft per printopdracht de mogelijkheid om van deze instelling af te wijken.

• een tweede papierkeuze voor de printers en kopieerapparaten aanbieden: gerecycled papier, voor het printen van bijvoorbeeld interne rapporten.

Gerecycled papier is reeds eerder aan de orde gesteld. Gezien de kwaliteit van dit papier (veroorzaakt meer stof) wordt de levensduur van de gemiddelde printer aanzienlijk verkort (tot 50%). Bovendien wordt tijdens deze (kortere) levensduur het gemiddelde storingspercentage nadelig beïnvloed. Om deze redenen is in het verleden besloten geen gebruik te maken van gerecycled papier. Het huidige kopieerpapier voldoet aan alle normen en milieu eisen.

4.3 Overig

Ten slotte informeren de leden van de CDA-fractie naar viering van het 200-jarig bestaan van de Tweede Kamer. Wanneer is dit voorzien en welke gebeurtenis wordt als uitgangspunt gehanteerd? Het jaar 1813 (bij de «start» van het Koninkrijk der Nederlanden), 1814 (bij de vereniging met de zuidelijke Nederlanden) of 1815 (bij de afkondiging van de nieuwe Grondwet, die het tweekamerstelsel introduceerde)?

Er is, op verzoek van het Presidium, onderzoek gedaan naar de (politieke) omstandigheden in de beginjaren van het Koninkrijk. De drie jaren die de CDA-fractie noemt komen alle drie in aanmerking om te worden gezien als het startjaar. Er is dus discussie mogelijk over het precieze jaar. Daarom wordt nader advies gevraagd aan een parlementair historicus. Daarna zal een voorstel aan het Presidium worden voorgelegd. Bijkomende omstandigheid is, dat de regering voornemens is om in 2013 een herdenking van het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk te vieren. 200 jaar parlement in 2014 of 2015 zou dan als mosterd na de maaltijd gezien kunnen worden. Te overwegen valt om aan te sluiten bij de festiviteiten in 2013. Besloten is al wel om een promotieonderzoek naar de geschiedenis van het Binnenhof te financieren, samen met de Eerste Kamer, de ministeries van BZK en van Algemene Zaken. De bedoeling is dat het onderzoek, en een populaire versie daarvan, tijdens het herdenkingsjaar gepubliceerd worden.

De Voorzitter,

Verbeet

De Griffier,

Biesheuvel-Vermeijden


XNoot
1

GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID RAMBOCUS, TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 14

Voorgesteld 1 juli 2004. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er in de Kamer de wens bestaat om de ondersteuning van fracties te versterken; verzoekt het Presidium bij de voorbereiding van de raming voor 2006 en daarna, binnen het beschikbare volume, voorrang te geven aan fractieondersteuning boven ambtelijke ondersteuning, en gaat over tot de orde van de dag.

Rambocus

XNoot
1

GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID RAMBOCUS, TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 14

Voorgesteld 1 juli 2004. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er in de Kamer de wens bestaat om de ondersteuning van fracties te versterken; verzoekt het Presidium bij de voorbereiding van de raming voor 2006 en daarna, binnen het beschikbare volume, voorrang te geven aan fractieondersteuning boven ambtelijke ondersteuning, en gaat over tot de orde van de dag.

Rambocus