Gepubliceerd: 7 februari 2009
Indiener(s): Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: economie handel markttoezicht organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31859-2.html
ID: 31859-2

31 859
Aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6) (Aanpassingswet dienstenrichtlijn)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is diverse wetten aan te passen aan de Dienstenwet of te wijzigen ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376/6);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De omvang van de schade en, voor zover nodig, de kosten wordt door een schade-expert opgenomen en neergelegd in een schaderapport.

2. In het derde lid wordt «door of onder verantwoordelijkheid van een schade-expert als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: door een schade-expert.

ARTIKEL II

Aan artikel 8 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Onze Minister beslist op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in het tweede lid, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verdaagd. Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

ARTIKEL III

In artikel 1023, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zinsnede «tenzij de partijen anders zijn overeengekomen» vervangen door: tenzij de partijen met het oog op de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van het scheidsgerecht anders zijn overeengekomen.

ARTIKEL IV

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8.31, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien artikel 30, vierde lid, van de Dienstenwet op de aanvraag van toepassing is, wordt de verlengingstermijn afgestemd op de duur waarmee ingevolge dat artikellid de termijn voor het geven van de beschikking op de aanvraag kan worden verlengd.

B

Artikel 13.7 vervalt.

C

Artikel 13.8 komt te luiden:

Artikel 13.8

1. Indien op de voorbereiding van de beschikking op een of meerdere van de aanvragen die gecoördineerd worden behandeld met andere aanvragen artikel 30, vierde lid, van de Dienstenwet van toepassing is, is dat lid van toepassing op de voorbereiding van alle beschikkingen op die aanvragen.

2. Indien de termijn voor het geven van een beschikking op een aanvraag wordt verlengd overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de Dienstenwet of artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geldt die termijn tevens voor de beschikking op de andere aanvragen waarmee de aanvraag gecoördineerd wordt behandeld.

D

Artikel 19.5, tweede lid, laatste volzin, komt te luiden:

De krachtens de artikelen 3:18 en 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 30 van de Dienstenwet en de artikelen 7.5, zesde lid, 7.20, tweede lid, en 13.8 geldende termijnen lopen niet zolang de behandeling is opgeschort.

E

In artikel 21.1, tweede lid, onder a, vervalt «alsmede artikel 13.7».

ARTIKEL V

Artikel 7 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «vergunningaanvraag» vervangen door: beslissing op een aanvraag voor het oprichten of veranderen van een veehouderij.

2. Het derde lid, tweede volzin, komt te luiden: Een aanhoudingsbesluit vervalt tevens indien niet binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp voor de verordening bij de raad aanhangig is gemaakt of niet binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan de verordening in werking is getreden.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het bevoegd gezag houdt, in afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht, de beslissing aan, indien voor het gebied waarop de veehouderij zal worden opgericht of veranderd vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een aanhoudingsbesluit in werking is getreden. De aanhouding duurt totdat het aanhoudingsbesluit overeenkomstig het derde lid is vervallen.

ARTIKEL VI

Aan artikel 19 van de Handelsregisterwet worden drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

3. Op berichtenverkeer met betrekking tot enige inschrijving of doorhaling in het handelsregister tussen een kamer en een ander dan een dienstverrichter als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, zijn artikel 5, derde lid, de paragrafen 3.3, 3.4, en paragraaf 5.1 van de Dienstenwet van overeenkomstige toepassing.

4. Regels die op grond van artikel 5, derde lid, van de Dienstenwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op berichtenverkeer als bedoeld in het derde lid.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op:

a. uitwisseling van gegevens of bescheiden die betrekking hebben op procedures van bezwaar, beroep of andere rechterlijke procedures of vormen van geschilbeslechting;

b. het verrichten van betalingen.

ARTIKEL VII

De Colportagewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In het derde en vierde lid van artikel 1 wordt «eerste lid, onder c» vervangen door: eerste lid, onder d.

B

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De in het eerste lid bedoelde mededeling dient uiterlijk te worden gedaan op de achtste dag, volgende op de dag dat de akte, bedoeld in artikel 24, eerste lid, door de partij, die door de colporteur tot het aangaan van de overeenkomst is bewogen, is ontvangen en aan de eisen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, is voldaan.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Nakoming van een uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis kan door ieder der partijen eerst worden gevorderd op de dag waarop de in het tweede lid bedoelde herroepingstermijn is verlopen.

ARTIKEL VIII

Artikel 31 van de Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de schriftelijke toestemming, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IX

De Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «zonder voorzien te zijn van een vergunning van Onze Minister».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing als een door Onze Minister erkend preparateursexamen met gunstig gevolg is afgelegd. Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, is ten aanzien van dat examen van overeenkomstige toepassing.

3. Het derde lid vervalt.

4. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

B

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, vervalt de zinsnede «voor de houder van een vergunning bedoeld in artikel 62, eerste lid,».

2. In het derde lid wordt «de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 62, eerste lid» vervangen door: degene, die de prepareerwerkzaamheden uitvoert.

C

In artikel 78, onderdeel b, wordt «de artikelen 62, eerste lid, en 63, vierde lid,» vervangen door: artikel 63, vierde lid.

ARTIKEL X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XI

Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet dienstenrichtlijn.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,