Gepubliceerd: 16 december 2009
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: jongeren openbare orde en veiligheid organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31855-55.html
ID: 31855-55

31 855
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van risicojongeren die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risicojongeren)

nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2009

Tijdens de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van de verwijsindex risicojongeren (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 102, blz. 8140–8175) heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht zo spoedig mogelijk de gezinsmelding op te nemen in de wet. Op dit moment komen via de verwijsindex alleen individuele risicojongeren in beeld. Het is echter bekend dat deze jeugdigen vaak afkomstig zijn uit gezinnen waar sprake is van een cumulatie van problemen.

Uit verschillende veldconsultaties, die ondermeer hebben geresulteerd in een eerder aan uw Kamer aangeboden haalbaarheidsstudie (Kamerstukken II 2008/09, 31 001, nr. 55), en uit de onderhavige motie blijkt een maatschappelijke behoefte aan een functionaliteit die het mogelijk maakt een gezin, of in ieder geval de jeugdigen met problemen binnen een gezin, in beeld te krijgen bij de betrokken professionals, zodat ook deze jeugdigen vroegtijdig de zorg, hulp en bijsturing kunnen krijgen die zij nodig hebben.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel verwijsindex risicojongeren heb ik dan ook aangegeven het nut in te zien van een gezinsfunctionaliteit. Ik heb toegezegd uw Kamer zo spoedig mogelijk te zullen informeren over de juridische en technische haalbaarheid hiervan (Kamerstukken II 2008/09, 31 855, nr. 54). Dat doe ik met deze brief. Onder de gezinsfunctionaliteit versta ik, evenals uw Kamer, dat als een jeugdige wordt gemeld aan de verwijsindex er ook een match plaats kan vinden met een broertje of zusje dat eerder al aan de verwijsindex is gemeld. Hulpverleners worden zo niet meer alleen op de hoogte gesteld van het feit dat ook een andere hulpverlener een jeugdige aan de verwijsindex heeft gemeld, maar ook dat een broertje of zusje is gemeld.

Voor het opnemen van een gezinsfunctionaliteit in de verwijsindex zal een nieuw wetsvoorstel noodzakelijk zijn. Daarnaast zal er technisch een extra functionaliteit gerealiseerd moeten worden die de gezinsmelding mogelijk maakt. Alvorens over te gaan tot de codificering van de gezinsmelding is het noodzakelijk de juridische voorwaarden en technische uitvoering te bezien. Hieronder zal ik de juridische en technische kaders die van toepassing zijn bespreken.

Juridisch kader

Het gebruik van een functionaliteit in de verwijsindex die een gezinsmelding mogelijk maakt, zal inhouden dat een set extra persoonsgegevens verwerkt zal worden, opdat meldingen van gezinsleden ook tot een match kunnen leiden. Dit betekent dat voor deze uitbreiding van de verwijsindex een zelfstandige toets aan de geldende privacyregelgeving, in het bijzonder aan het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nodig is. Artikel 8, eerste lid, van het EVRM bepaalt namelijk dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privé-leven. Maar het tweede lid stelt dat beperking van dit recht alleen is toegestaan voor zover die bij wet is voorzien, noodzakelijk is in een democratische samenleving en een geoorloofd, expliciet genoemd doel dient.

Het element «noodzakelijk in een democratische samenleving» vervult in het EVRM een belangrijke functie waar het gaat om de begrenzing van de bevoegdheid tot verwerken van persoonsgegevens. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vult dit criterium in zijn jurisprudentie in met de vereisten van een dringende maatschappelijke behoefte, proportionaliteit en subsidiariteit. Hierboven heb ik reeds aangehaald waaruit een maatschappelijke behoefte zou blijken. Verdergaande analyse en onderbouwing zijn echter noodzakelijk om een toets aan artikel 8 van het EVRM te doorstaan.

Met het oog op het proportionaliteitsbeginsel mag de inmenging in de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel. Het doel dat met uitbreiding van de verwijsindex met een gezinsfunctionaliteit wordt gediend, is dat daardoor ook afstemming kan plaatsvinden tussen professionals die betrokken zijn bij verschillende leden van één gezin. De inmenging in de persoonlijke levenssfeer zal daarbij zo beperkt mogelijk moeten zijn. Om de gezinsfunctionaliteit mogelijk te maken zal het systeem op basis van het ingevoerde burgerservicenummer van de jeugdige moeten controleren of een ander gezinslid ook is gemeld aan de verwijsindex. En ook zal na een match het burgerservicenummer van de andere jeugdige verwerkt moeten worden in het signaal aan de melder.

Daarbij komt de eis van subsidiariteit, waaraan wordt voldaan als het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt. Door zo dicht mogelijk bij de huidige werking van de verwijsindex te blijven – in die zin dat individuele risicojongeren die gemeld zijn aan de verwijsindex, door middel van een gezinsfunctionaliteit ook gematcht zouden kunnen worden met gemelde leden van hetzelfde gezin – lijkt voldaan te kunnen worden aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Technisch kader

Het inrichten van een functionaliteit die een gezinsmelding mogelijk maakt, is vanuit een technisch oogpunt complex. Dat neemt niet weg dat deze functionaliteit kan worden ontworpen en dat ik daartoe stappen wil zetten. Dit betekent dat eerst in kaart gebracht moet worden welke technische aanpassingen van het systeem noodzakelijk zijn. Dit zal in ieder geval betrekking hebben op de aansluiting van de verwijsindex op de gemeentelijke geautomatiseerde basisadministraties (gba). Met behulp van deze aansluiting kan de identiteit van de jeugdige geverifieerd worden en kunnen verhuisbewegingen worden geconstateerd. Zodoende kan een betrouwbaar signaal worden afgegeven als de betrokkene al eerder is gemeld aan de verwijsindex. Deze systematiek is ontworpen vanuit het oogpunt van hulp aan individuele jeugdigen. Op het moment dat ook het in beeld krijgen van gezinsleden van de betrokken jeugdige in de doelstelling van de verwijsindex wordt opgenomen, zal dat in de techniek tot gevolg hebben dat meerdere bevragingen aan de gba noodzakelijk zijn.

In de gba worden geen gegevens opgenomen met betrekking tot horizontale familierechtelijke relaties. De horizontale relaties zullen moeten worden achterhaald door middel van de verticale familierechtelijke relaties die wel in de gba zijn opgenomen. En ook om te bepalen welke jeugdigen er naast de betrokken jeugdige op hetzelfde adres wonen, zijn meerdere bevragingen van de gba nodig. Eenvoudig gezegd wordt de gba gevraagd wie de ouders zijn van de betrokken jeugdige en of deze ouders nog meer (gemelde) kinderen hebben. En ook wordt de gba gevraagd waar de betrokken jeugdige woont en of daar nog meer (gemelde) jeugdigen wonen. Zoals hierboven ook al aangegeven, houdt dit dus een uitbreiding in van de kring van personen bij wie een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt.

Om de inrichting van een gezinsfunctionaliteit te kunnen realiseren, moet de verwijsindex zo worden aangepast dat het systeem de noodzakelijke bevragingen kan uitvoeren en gegevens afkomstig van de gba verwerkt kunnen worden tot de juiste signalen voor de professionals die de verwijsindex gebruiken. Ten slotte zal de authorisatie voor de verwijsindex bij de gba moeten worden uitgebreid, zodat de gba daadwerkelijk responssignalen op de bevragingen kan geven. Hiervoor zal ik in overleg treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die de verantwoordelijkheid draagt voor de Wet gba.

Ook op andere punten zal nog nader onderzoek plaats moeten vinden. Bijvoorbeeld wat een gezinsmelding betekent voor de op de verwijsindex aangesloten gemeentelijke of andere signaleringssystemen en voor het historisch archief.

Conclusie

De bovenstaande globale toets stemt tot het doorzetten van de ontwikkeling van een gezinsfunctionaliteit. Wel dient hiervoor de nodige tijd te worden genomen, aangezien de functionaliteit degelijk en betrouwbaar moet zijn en ook goed moeten worden getest. Mogelijk zullen er ook enkele pilots moeten worden gestart om de werking en het gebruik ervan in de praktijk te testen. Graag stel ik u voor de zomer van 2010 op de hoogte van de voortgang van de ontwikkeling van een gezinsfunctionaliteit.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet