Kamerstuk 31774-4

Wijziging Algemene Ouderdomswet ivm mogelijkheid om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen geheel of ten dele op een later tijdstip te laten ingaan

Dossier: Wijziging Algemene Ouderdomswet ivm mogelijkheid om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen geheel of ten dele op een later tijdstip te laten ingaan


nr. 4
NADER RAPPORT1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 17 november 2008, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 4 september 2008, nr. 08.002557, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 1 oktober 2008, nr. W12.08.0392/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Door de Sociale Verzekeringsbank is op 1 oktober 2008 een aanvullende uitvoeringstoets op het tussentijds gewijzigde wetsvoorstel uitgebracht. Deze aanvullende toets heeft aanleiding gegeven tot aanpassing van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.

In het wetsvoorstel is in artikel I, onderdeel C, artikel 16a, zevende lid, AOW vervallen, omdat de in dit artikellid opgenomen regeling de uitvoering onevenredig complexer zou maken en is in artikel I, onderdeel A, artikel 13b, vierde lid, eerste zin, beter in samenhang met artikel 16a AOW geformuleerd. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in artikel I, onderdeel H, respectievelijk artikel II, onderdeel H, artikel 64a, respectievelijk artikel 65a te wijzigen. In deze bepalingen werd abusievelijk verwezen naar het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene Ouderdomswet in plaats van naar het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging.

De wijzigingen in het wetsvoorstel zijn verwerkt in de memorie van toelichting. Daarin werd tevens de passage over de bepaling van de opslagfactor op de resterende levensverwachting neutraler geformuleerd.

Ik moge U, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb