Gepubliceerd: 16 september 2008
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-XV-2.html
ID: 31700-XV-2

31 700 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ WETSLICHAAM

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en ontvangsten van het Agentschap SZW en Inspectie Werk en Inkomen voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

B. BEGROTINGSTOELICHTING

INHOUDSOPGAVE blz.

1.Leeswijzer3
   
2.Beleidsagenda5
   
3.Beleidsartikelen27
Artikel 41.Inkomensbeleid27
   
Cluster arbeidsmarkt 
Artikel 42.Arbeidsparticipatie34
Artikel 43.Arbeidsverhoudingen41
Artikel 44.Arbeidsomstandigheden en verzuim52
Artikel 45.Pensioenbeleid57
   
Cluster activerende sociale zekerheid 
Artikel 46.Inkomensbescherming met activering62
Artikel 47.Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie81
Artikel 48.Sociale werkvoorziening97
   
Cluster overige sociale zekerheid 
Artikel 49.Overige inkomensbescherming102
Artikel 50.Tegemoetkoming specifieke kosten109
Artikel 51.Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW114
   
4.Niet-beleidsartikelen118
Artikel 97.Aflopende regelingen118
Artikel 98.Algemeen120
Artikel 99.Nominaal en onvoorzien123
   
5.Bedrijfsvoeringsparagraaf124
   
6.Baten-lastendiensten127
   
7.Verdiepingshoofdstuk139
   
8.Bijlagen157
8.1Moties en toezeggingen157
8.2ZBO’s en RWT’s177
8.3Financieel beleid budgetdisciplinesector SZA180
8.4Inkomensbeleid188
8.5Subsidies196
8.6Gebruikte afkortingen198
8.7Trefwoordenregister201

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Inleiding

De begroting 2009 kent op hoofdlijnen dezelfde indeling als de begroting 2008. Een belangrijke wijziging betreft artikel 47. Aanleiding hiervoor is de motie van Van Hijum, waarin gevraagd wordt om een adequate informatievoorziening over de effectiviteit en doelmatigheid van re-integratie en een plan voor vraaggerichte en selectieve inzet van re-integratiemiddelen. Zowel de opbouw van dit artikel als de titel zijn gewijzigd. De nieuwe naam luidt «Aan het werk: Bemiddeling en re-integratie».

In de begroting wordt verwezen naar beleids- of kamerstukken. Net als in voorgaande jaren zijn deze beleidsstukken via de internetsite www.rijksbegroting.nl te raadplegen.

Opbouw begroting

De begroting van SZW is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

2. Beleidsagenda 2009

In de beleidsagenda wordt aandacht besteed aan de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode. Daarbij is er speciale aandacht voor de beleidsprioriteiten die voortvloeien uit het beleidsprogramma van het kabinet.

3. Beleidsartikelen

De belangrijkste beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 11 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. In de paragraaf «Algemene doelstelling» staan de omschrijving en de verwachte effecten van het beleid. In de paragraaf «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven op het betreffende beleidsterrein toegelicht. Daarna worden per operationele doelstelling de activiteiten en doelgroepen van het beleid gepresenteerd. Elk beleidsartikel wordt afgesloten met het «Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid». Hierbij zij aangetekend dat de minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk is voor de kindgerelateerde financiële regelingen, zoals de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

4. Niet-beleidsartikelen

De artikelen 97 (Aflopende regelingen), 98 (Algemeen) en 99 (Nominaal en onvoorzien) zijn de niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen op de begroting van SZW die niet rechtstreeks aan een doelstelling gekoppeld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het om een technische of administratieve voorziening gaat (onvoorzien, loon-prijsbijstelling).

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan specifieke thema’s binnen de bedrijfsvoering van het departement.

6. Baten-lastendiensten

Onder het ministerie vallen twee baten-lastendiensten: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen. Van deze twee baten-lastendiensten is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting en een kasstroomoverzicht met daarbij een bondige toelichting.

7. Verdiepingshoofdstuk

In dit hoofdstuk is de opbouw van de beschikbare verplichtingenbedragen, de kasuitgaven en de ontvangsten ten opzichte van de stand ontwerp-begroting 2008 per artikel weergegeven. De belangrijkste mutaties worden kort toegelicht.

8. Bijlagen

De ontwerp-begroting 2009 bevat zeven bijlagen.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Toedeling van de apparaatsuitgaven

Het ministerie van SZW heeft in deze begroting de apparaatsuitgaven zoveel mogelijk aan de verschillende beleidsartikelen toegerekend. Toerekening van middelen (personeel en materieel) vindt jaarlijks plaats op basis van een herziene, globale toedeling van de personeelsinzet naar de verschillende beleidsartikelen. Deze verdeelsleutel zal ook in het departementaal jaarverslag 2009 gehanteerd worden. Voor 2010 en volgende jaren zijn bij de beleidsartikelen nog geen apparaatsuitgaven geraamd.

Bij de afzonderlijke beleidsartikelen worden de toegerekende apparaatsuitgaven wel vermeld maar niet toegelicht. In artikel 98 (Algemeen) is een integraal overzicht van de inzet van personeel en materieel opgenomen inclusief de verdeling van de personeelsinzet over de verschillende beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Dit staat gelijk aan de verdeelsleutel.

Effectinformatie

In de begroting wordt het principe gevolgd dat de beleidsdoelen worden geformuleerd in termen van te realiseren effecten (outcome) en/of in daarvan afgeleide prestatiegegevens. Als daarvan wordt afgeweken moet dit worden gemotiveerd («pas toe of leg uit», beter bekend als «comply or explain»).

De algemene lijn is daarom dat per begrotingsartikel bij de algemene doelstelling (AD) of, wanneer dat beter past, bij de operationele doelstelling (OD) effectgegevens worden gepresenteerd. Waar dit onmogelijk of minder zinvol is, wordt dit bij de betreffende AD of OD toegelicht. Bij vijf OD’s (in de artikelen 43, 46 en 50) zijn geen indicatoren opgenomen omdat deze moeilijk objectief meetbaar zijn en/of het meten zou relatief kostbaar en tijdrovend zijn in verhouding tot de uitgaven. Bij twee OD’s (in de artikelen 50 en 51) zijn geen indicatoren opgenomen aangezien deze niet zinvol zijn omdat het behalen van de doelstelling in de wet is vastgelegd. Bij de OD’s in artikel 50 zijn wel kengetallen opgenomen (voor artikel 51 is dit niet zinvol). De onder de tabellen genoemde bronnen hebben betrekking op de gerealiseerde cijfers.

Streefwaarden en ramingen zijn (tenzij anders vermeld) afkomstig van het ministerie van SZW.

Informatie over nalevingsniveau’s

Een nadere afweging heeft geleid tot de continuering van de meeste nalevingsindicatoren uit de begroting 2008. Daarnaast zijn voor de arbeidsomstandighedenwet en de Wet Arbeid Vreemdelingen nieuwe indicatoren in ontwikkeling. Voor de indicatoren wordt in het najaar een keuze voor een nieuwe meetsystematiek gemaakt die in de plaats komt van Porosz (onderzoeksresultaten op basis van Porosz leverden onvoldoende betrouwbare informatie op). In de begroting 2010 moet dit leiden tot nulmetingen per nalevingsniveau. In de integrale rapportage handhaving die naar de Tweede Kamer gaat, wordt nader ingegaan op de aanpak met betrekking tot nalevingsniveaus en de stand van zaken van de meettechnieken.

HOOFDSTUK 2: BELEIDSAGENDA

Inleiding: op weg naar een grotere arbeidsparticipatie in Nederland

«Samen leven, samen werken», dat is het motto van dit kabinet. Het weerspiegelt de gedachte dat het ideaal van een hechte samenleving slechts wordt verwezenlijkt wanneer iedereen meedoet en niemand aan de kant blijft staan. Hoewel «meedoen» op verschillende manieren tot uitdrukking kan komen, en bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en de opvoeding van kinderen essentiële ingrediënten zijn van een betrokken samenleving, is het van het grootste belang dat zoveel mogelijk mensen participeren in betaald werk. Dit belang komt terug in de beleidsprioriteiten van het kabinet uit het coalitieakkoord, en wordt nog eens extra onderstreept in het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie onder leiding van de heer P. Bakker. De Commissie Bakker schetst een beeld van een dreigend structureel tekort aan arbeidskrachten. Een dergelijk tekort zou de welvaart en de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat ondermijnen en de benodigde mankracht voor onze publieke voorzieningen in gevaar brengen. Tegelijk houdt de Commissie ons voor dat deze ontwikkeling kan worden voorkomen, mits direct wordt begonnen met een ambitieus programma bovenop de maatregelen uit het coalitieakkoord. Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie Bakker grotendeels en neemt verschillende van haar aanbevelingen over. Een Plan van Aanpak naar aanleiding van het advies van de Commissie Bakker wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden met daarin de maatregelen die getroffen worden en nog nodig zijn om de benodigde verhoging van de arbeidsparticipatie te realiseren.

Beleidsprioriteit 33: Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze doorgroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting moeten worden gemaakt.

Beleidsprioriteit 34: 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen.

Beleidsprioriteiten 33 en 34 hebben betrekking op een hogere arbeidsparticipatie en zijn daarmee in lijn met het advies van de Commissie Bakker. Volgens de Commissie «vergrijst» de Nederlandse bevolking in rap tempo. Grote groepen bereiken de pensioengerechtigde leeftijd, terwijl er verhoudingsgewijs weinig aanwas is van jongeren. Dit heeft tot gevolg dat de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden wezenlijk verandert en dat er op termijn meer werk zal zijn dan gedaan kan worden door de relatief kleine beroepsbevolking. Dit betekent dat, betrekkelijk onafhankelijk van de conjunctuur, er in de nabije toekomst genoeg werk is voor iedereen die wil werken, maar tevens dat het noodzakelijk is dat zoveel mogelijk mensen die kunnen werken dat ook doen.

Door de vergrijzing dreigen de personeelstekorten, die in sommige sectoren nu al nijpend zijn, toe te nemen. Zo ontstaat er meer vraag naar zorg, terwijl er minder mensen beschikbaar zullen zijn die in de zorg zouden kunnen werken. Tekorten op de arbeidsmarkt leiden tot hogere lonen in de private sector, waardoor de beschikbaarheid van geschikte krachten voor de publieke sector verder onder druk komt te staan, de inflatie oploopt en de internationale concurrentiepositie van Nederland verzwakt wordt. Indien in dit scenario de lonen in de publieke sector mee zouden stijgen, zou de financierbaarheid van de overheidstaken in het gedrang komen. De enige werkelijk houdbare oplossing is een structurele verbetering van de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden met als uitgangspunt dat iedereen die mee kan doen ook daadwerkelijk participeert. Dit vereist dat burgers daartoe worden uitgenodigd. «Sociale innovatie», het meedenken met potentiële werknemers en hun behoeften en het voeren van een gezinsvriendelijk beleid, is daarbij net zo wezenlijk als het vergroten van de financiële prikkels tot het aanvaarden van werk.

Het vergroten van de arbeidsparticipatie is ook van belang om de solidariteit binnen onze verzorgingsstaat te behouden. De steun voor ons sociale model kan afkalven als het beeld gaat ontstaan dat sommige mensen in sterke mate bijdragen aan de houdbaarheid van de Nederlandse maatschappij, terwijl anderen veel minder participeren dan binnen hun mogelijkheden ligt. Ook om deze reden is het verhogen van de arbeidsparticipatie een van de belangrijkste maatschappelijke thema’s van deze kabinetsperiode.

De vergrijzingsproblematiek speelt zich af binnen een bredere context van ontwikkelingen in de (internationale) economie. De kredietcrisis laat zien dat landen niet alleen de gevolgen moeten dragen van eigen beleidskeuzes, maar tevens moeten reageren op financiële en economische ontwikkelingen die zich onafhankelijk van het eigen beleid voordoen. Ten gevolge van de kredietcrisis zal in 2009 het economische beeld verder verslechteren. Er heeft hierdoor in de Verenigde Staten een flinke afkoeling van de economie plaatsgevonden die ook het Eurogebied raakt. Voor Nederland betekent dit dat de groei afkoelt van 3,5% in 2007 naar 2¼% in 2008 en 1¼% in 2009. Door de hoge voedsel- en olieprijzen is er tegelijkertijd een toename van de inflatie. Dit alles zorgt samen met de onrustige financiële markten voor een stijging van risicopremies en dalingen van de aandelenkoersen. De verwachting is dat pas in de loop van volgend jaar de financiële markten weer gaan normaliseren. Er zijn echter nog geen betrouwbare prognoses die verder reiken dan 2009. De onvermijdelijkheid om in een internationaal krachtenveld te opereren en daarmee bloot te staan aan moeilijk te calculeren risico’s, vergroot de noodzaak om de eigen economische structuur op peil te houden om zo eventuele negatieve internationale invloeden op te vangen en te voorkomen dat burgers te maken krijgen met onnodige negatieve koopkrachteffecten.

Voor het vergroten van de arbeidsparticipatie in kwantitatieve zin is het essentieel dat de inzetbaarheid van werknemers ook in kwalitatieve zin verbetert. Op de moderne arbeidsmarkt spelen technologie en hoogwaardige kennis een sleutelrol, en wisselen verschillende economische activiteiten, ook als gevolg van een toenemende internationale concurrentie, elkaar in hoog tempo af. Weliswaar is iedere potentiële werknemer hard nodig, maar deze zal alleen daadwerkelijk kunnen worden ingezet wanneer zijn of haar vaardigheden aansluiten bij de eisen van de moderne arbeidsmarkt. Zonder een flexibel en goed opgeleid arbeidsaanbod en een goede kwalitatieve aansluiting op de arbeidsmarkt, wordt het tekort aan daadwerkelijk inzetbare arbeidskrachten nog groter dan het tekort dat voortvloeit uit de demografische ontwikkelingen. Zonder continue investeringen in menselijk kapitaal, voor jong en oud en voor werknemers op ieder niveau, dreigt bovendien een toenemende tweedeling waarbij zwakkeren op de arbeidsmarkt, ondanks de grote vraag naar arbeid, achterop zullen raken.

Het feit dat de Nederlandse arbeidsmarkt te maken krijgt met vergrijzing neemt niet weg dat het mogelijk is om de dreigende problemen succesvol aan te pakken. Zo is het hoopgevend dat er onder andere bij vrouwen, allochtonen en ouderen nog flinke rek zit in het arbeidsaanbod. De Commissie Bakker becijfert dat er mogelijk nog 900 000 mensen direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om mensen die willen en kunnen werken: mensen in de WW, de bijstand en arbeidsongeschiktheidsregelingen, maar zeker ook een (forse) groep van mensen zonder uitkering. Bij deze 900 000 zijn ouderen die de arbeidsmarkt hebben verlaten, deeltijders en langdurig werklozen nog niet eens meegerekend, zodat (op termijn) de totale ruimte in het arbeidsaanbod zelfs nog groter zou kunnen zijn. Wanneer meer mensen gaan werken, wanneer zij meer uren gaan werken en wanneer zij langer door gaan met werken, kan de houdbaarheid van de Nederlandse samenleving worden veiliggesteld. Daarvoor is wél vereist dat de mobilisatie van extra mensen op de arbeidsmarkt en het stimuleren van grotere banen gepaard gaat met grotere inzetbaarheid en mobiliteit van de werknemer.

Samen aan de slag

Gezien het belang van een gezond arbeidsaanbod, wil het kabinet de participatie van burgers bevorderen. Dat betekent dat mensen die zich verdienstelijk maken voor de samenleving de waardering moeten krijgen die zij verdienen. De overheid kan die waardering uiten door werk te laten lonen, mee te denken met gezinnen, te investeren in mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en de talenten van iedereen te gebruiken. Het is de overtuiging van het kabinet dat wanneer de voorwaarden voor participatie worden geschapen, mensen graag bereid zullen zijn om hun talenten te ontplooien en daarmee tegelijk mee te helpen aan de oplossing voor de maatschappelijke problemen die hun individuele leven overstijgen.

Het bevorderen van een goed werkende arbeidsmarkt is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid, maar van ons allemaal. Zo kan het Nederlandse poldermodel van overleg tussen overheid en sociale partners een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van een loon-prijsspiraal. In dat licht heeft het kabinet besloten om af te zien van de btw-verhoging. In de context van gesprekken met sociale partners over een verantwoorde loonontwikkeling en andere structurele versterkingen van de economie is het kabinet bereid om de WW-premie te verlagen. Ook voor de lange termijn geldt dat wanneer de betrokken partijen zich eenzijdig fixeren op hun eigen rol, belangen en verantwoordelijkheden dit, paradoxaal genoeg, zal leiden tot een situatie waarin alle betrokken partijen slechter af zijn. Nederland zal in dat geval te maken krijgen met een verschraalde publieke sector, economische onzekerheid, verminderde concurrentiekracht en oplopende inflatie. Dit «prisoners dilemma» kan echter worden omzeild wanneer de betrokken partijen hun particuliere belangen integreren in een gemeenschappelijk kader.

Werkgevers zullen in toenemende mate ondervinden dat hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gaat samenvallen met welbegrepen eigenbelang. Het geven van kansen aan mensen met een beperking, het voeren van gezinsvriendelijk beleid en het blijven investeren in oudere werknemers gebeurt op dit moment nog mede vanuit ideële overwegingen, maar zal binnenkort noodzakelijk zijn in de strijd om bruikbare arbeidskrachten. Om deze overgang van maatschappelijke verantwoordelijkheid naar economische noodzaak soepel te laten verlopen, is het belangrijk dat werkgevers nu al aan op de problematiek toegespitste personeelsplanning gaan doen en nadenken over nieuwe manieren om mensen naar de arbeidsmarkt te krijgen. Daarnaast zullen zij meer moeten gaan investeren in de competenties van hun huidige werknemers.

Vakbonden zullen vanuit hun specifieke rol oog blijven houden voor de belangen van werknemers, maar moeten daarnaast blijven meedenken over de houdbaarheid van het totale stelsel. Zonder een gezond arbeidsaanbod zullen de loonkosten dermate gaan oplopen dat Nederlandse bedrijven uit de markt worden geprijsd. Uiteindelijk zullen ook werknemers daar de gevolgen van merken, met name diegenen die minder goed inzetbaar zijn. Aangezien de belangen van de sociale partners grotendeels parallel lopen, ligt het in de rede dat zij de handen ineenslaan voor een gezonde arbeidsmarkt.

Ondernemerschap is een belangrijke factor in de ambities van het kabinet. Zelfstandig ondernemerschap levert een belangrijke bijdrage aan de productiviteit, werkgelegenheid en innovatiekracht van Nederland. Nieuwe bedrijven geven impulsen aan de concurrentie en stimuleren innovatie. Van de overheid mag worden verwacht dat overheidsingrijpen via wet- en regelgeving en flankerend ondernemersbeleid (of het ontbreken ervan) geen onnodige belemmering vormt voor de start, doorgroei, overdracht en doorstart van ondernemingen. Ook de stap van een positie als werknemer naar ondernemerschap en andersom moet gemakkelijk gezet kunnen worden. Uitgangspunt is dat aan het zelfstandig ondernemerschap positieve keuzes ten grondslag liggen en niemand zich gedwongen voelt zelfstandige zonder personeel (zzp-er) te worden.

Van de overheid mag niet alleen verwacht worden dat zij de arbeidsparticipatie bevordert van iedereen die mee kan doen, maar ook dat zij zorg draagt voor diegenen voor wie (reguliere) arbeidsparticipatie nooit haalbaar zal zijn. Voor de overgrote meerderheid van de potentiële beroepsbevolking geldt echter dat participatie mogelijk is, mits de maatschappij meer oog krijgt voor wat mensen wél kunnen in plaats van de nadruk te leggen op eventuele beperkingen, en mits de overheid een helpende hand uitsteekt bij het scholen en begeleiden van mensen en bedrijven. Het participatiebudget, waarin gemeentelijke middelen voor inburgering, volwasseneneducatie en re-integratie worden gebundeld, kan hierbij een belangrijk instrument zijn. Gemeenten kunnen hierdoor meer maatwerk leveren aan burgers en een samenhangende aanpak gericht op participatie realiseren. Ook moet de overheid voorop lopen in het uitdragen van een op participatie gerichte cultuur. Daarbij moet worden opgemerkt dat cultuurverandering en concrete beleidsmaatregelen geen separate sporen zijn. Door zinvol beleid te voeren dat de arbeidsparticipatie bevordert, probeert de overheid mede vorm te geven aan een nieuwe cultuur.

Hoewel de toekomst gekenmerkt zal worden door grotere dynamiek, is het belangrijk om aan de behoefte van mensen aan zekerheden tegemoet te komen. Sterker nog: (inkomens- en werk)zekerheid is een belangrijke voorwaarde voor persoonlijke initiatieven en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke dynamiek. Wanneer mensen de zekerheid hebben van de beschikbaarheid van werk en wanneer zij de zekerheid hebben dat de overheid en werkgevers scholing en participatie stimuleren en begeleiden, kunnen zij de maatschappelijke uitdagingen van de toekomst het hoofd bieden. Dat geldt zeker ook voor de mensen uit de zogenaamde «krachtwijken». Het versterken van de sociale samenhang en participatie is één van de prioriteiten van de wijkenaanpak van het kabinet. De mensen uit deze wijken krijgen zo de kans om daadwerkelijk mee te doen.

Het direct activeren van mensen

Hoewel veel mensen plezier ontlenen aan hun werk en de belangrijke maatschappelijke bijdrage die ze daarmee leveren, moet werk ook financieel lonen. Voor sommige groepen is de marginale druk nu nog zo hoog dat extra inspanning nauwelijks gepaard gaat met een netto-stijging van het inkomen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor veel bijstandsgerechtigden en deeltijders. In enkele gevallen leidt meer werken zelfs tot een achteruitgang van het besteedbaar inkomen. In een samenleving die zich wil laten voorstaan op haar ambitie is dat bijzonder zorgwekkend. Behalve het actief prikkelen van mensen om toe te treden tot de arbeidsmarkt, is het nodig dat bestaande belemmeringen worden onderkend en weggenomen door de overheid. Tot slot is het nodig dat ook de sociale partners bijdragen aan de mobilisatie van mensen en oog hebben voor zowel de insiders als de outsiders op de arbeidsmarkt.

Niet-uitkeringsgerechtigden («nuggers»)

Er is een aanzienlijke groep van mensen die niet participeert, en ook geen recht heeft op een uitkering. Het feit dat deze «nuggers» geen beroep (kunnen) doen op de overheid voor een inkomen en de collectieve financiën dus niet belasten, neemt niet weg dat het, met het oog op de dreigende arbeidstekorten, van belang is om hun potentiële arbeidsaanbod beter te benutten. Aangezien veel «nuggers» aangeven te willen werken, zijn daar ook mogelijkheden toe. «Nuggers» kunnen gestimuleerd worden door werken meer te laten lonen. Om die reden introduceert het kabinet in 2009 de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK). Deze korting, die maximaal € 1 496 bedraagt, zal het aantrekkelijker maken voor mensen om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Om de arbeidsparticipatie een flinke impuls te geven worden de gereserveerde middelen voor 2010 en 2011 voor de IAK reeds in 2009 aangewend. Verder wordt in 2009 begonnen met het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Over een periode van 15 jaar wordt de mogelijkheid tot overdracht ieder jaar met 6 2/3 procentpunt verminderd. De mogelijkheid tot het overdragen van deze korting stond op gespannen voet met de ambitie om meer mensen te betrekken bij het arbeidsproces.

Het feit dat «nuggers» buiten de arbeidsmarkt staan heeft niet altijd te maken met tekortschietende financiële prikkels. Soms willen mensen wel werken, maar zijn ze niet op de hoogte van de bestaande mogelijkheden. De (lokale) overheid moet met banen «naar de mensen toe» om hen te informeren en eventuele koudwatervrees weg te nemen. Werkgevers moeten op hun beurt zoveel mogelijk hun vacatures bij het UWV/CWI aanmelden.

Wanneer gemeenten een grotere rol krijgen in het activeren van «nuggers», moeten zij ook gestimuleerd worden om daarin succesvol te zijn. Er vinden momenteel gesprekken plaats met de VNG over wat nodig is en hoe de overheid gemeenten kan stimuleren.

Jongeren

Het kabinet is van mening dat jongeren in beginsel zouden moeten werken of in zichzelf zouden moeten investeren door middel van scholing. Het overheidsbeleid moet daar ook toe uitnodigen. Daarom wordt samen met de minister voor Jeugd en Gezin invulling gegeven aan het arbeidsmarktbeleid voor jongeren. Zo zijn er afspraken gemaakt in het Coalitieakkoord die hebben geleid tot een Wetsvoorstel Investeren in Jongeren. In 2009 moet hiermee begonnen worden, met als doel om de duurzame arbeidsparticipatie van jongeren te bevorderen en uitkeringsafhankelijkheid en voortijdige schooluitval te voorkomen. Het wetsvoorstel voorziet erin dat gemeenten worden verplicht om jongeren van 18 tot 27 jaar die niet werken of naar school gaan én die zich melden bij de gemeente, een op de persoon toegesneden aanbod te doen dat bestaat uit werk, scholing of een combinatie van beide. Als de jongere het aanbod niet accepteert, heeft deze geen recht op een inkomensvoorziening. Alleen wanneer de jongere niet in staat is het werk-leeraanbod uit te voeren, wanneer het werk-leeraanbod onvoldoende inkomen genereert of wanneer een gemeente niet in staat is om een aanbod te doen, voorziet het wetsvoorstel in een inkomensvoorziening.

Deeltijders

Het arbeidsaanbod kan worden vergroot doordat meer mensen gaan werken, maar ook doordat mensen meer uren gaan werken. Hoewel het aantal vrouwen dat participeert in betaald werk de afgelopen jaren substantieel is toegenomen, zit er nog veel rek in hun arbeidsaanbod in uren. Wanneer zij meer uren gaan werken, dragen zij meer bij aan onze welvaart, hetgeen cruciaal is voor het overeind houden van onze sociale voorzieningen. Bovendien is economische zelfstandigheid belangrijk voor de emancipatie van (vrouwelijke) deeltijders en het beste wapen tegen armoede (bijvoorbeeld in geval van echtscheiding). Om die reden voert het kabinet een beleid dat arbeidsparticipatie optimaal combineert met de zorg voor kinderen.

De in 2009 in te voeren inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), richt zich specifiek op de minst verdienende partner, veelal een (vrouwelijke) deeltijder. Deze korting is groter naarmate de minst verdienende partner meer verdient. Dit is een belangrijk verschil met de oude aanvullende combinatiekorting (ACK), die wel stimuleerde dat beide partners werken, maar niet uitnodigde tot het werken in grotere banen. Er is afgesproken dat alle middelen voor de IACK al in 2009 worden ingezet, in plaats van uitgesmeerd over de jaren 2009, 2010 en 2011. De maximale korting zal in 2009 € 1 765 bedragen.

De arbeidsparticipatie van deeltijders wordt ook langs niet-fiscale wegen bevorderd. Zo stimuleert het kabinet brede scholen via investeringen in multifunctionele accommodaties, het versterken van dagarrangementen, het creëren van combinatiefuncties en met een steunpunt brede scholen. Voorts is het beleid gericht op het betaalbaar houden van een kwalitatief goede kinderopvang. Daarom zal het kabinet op korte termijn onderzoek doen naar de voor de arbeidsparticipatie optimale vormgeving van de kinderopvangtoeslag. Uitgangspunt hierbij vormt het advies van de Commissie Bakker.

Ook werkgevers kunnen nog meer inspelen op de grote behoefte aan mogelijkheden om werk en zorg te combineren. Dergelijk gezinsvriendelijk beleid zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het aanbieden van flexibele roosters, schooltijdbanen en de mogelijkheid tot telewerken. Met dergelijke maatregelen wordt het mogelijk voor ouders om niet alleen te werken, maar ook om een substantieel aantal uren te werken. Het kabinet komt dit najaar met een verkenning van de mogelijkheden voor grotere flexibiliteit in de bestaande verlofregelingen en voor een wettelijk kader voor aanpassing van de arbeidstijden aan de persoonlijke omstandigheden van werknemers. In deze verkenning wordt ook ingegaan op de toekomstige vormgeving van de levensloopregeling. De Taskforce DeeltijdPlus zal werkgevers kunnen helpen door middel van pilots en voorbeelden van «good practices». Verder moeten werkgevers attent blijven op gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Gelijke beloning van vrouwen is niet alleen een kwestie van elementaire rechtvaardigheid, maar ook een krachtig signaal dat hun arbeidsparticipatie daadwerkelijk wordt gewaardeerd. Wanneer vrouwelijke deeltijders opgeroepen worden om hun kleine banen in te ruilen voor grotere banen, is die waardering onontbeerlijk.

Ouderen

Omdat de problematiek op de arbeidsmarkt nauw samenhangt met de vergrijzing is speciale aandacht nodig voor de arbeidsparticipatie van ouderen. Niet alleen zijn ouderen hard nodig in kwantitatieve zin, maar ook brengen zij waardevolle ervaring die beter moet worden benut. Een vergaande maatregel zou zijn om, in navolging van de aanbevelingen van de Commissie Bakker, de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen. Vooralsnog heeft het de voorkeur om te trachten de diverse alternatieven tot een succes te maken. Alleen als de arbeidsparticipatie van ouderen, met name in de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar, niet stijgt en andere alternatieven tekortschieten is een verhoging van de AOW-leeftijd noodzakelijk.

Om een dergelijk scenario te voorkomen wil het kabinet het aanbod van ouderen vergroten en de cultuur van «vroeg stoppen» doorbreken door middel van een doorwerkbonus. De doorwerkbonus is een bonus op doorwerken die begint in het jaar waarin de oudere 62 jaar wordt. De bonus bedraagt in datzelfde kalenderjaar 5% van het inkomen. Deze bonus loopt in de twee jaren die volgen op tot 7% respectievelijk 10% van het inkomen. Ook na 65 jaar wordt er een doorwerkbonus uitgekeerd, waardoor de prikkel om te blijven werken groter wordt.

Om de vraag naar oudere werknemers te vergroten heeft het kabinet Actieteam Talent 45+ ingesteld om de bemiddelaars bij het aan het werk helpen van ouderen te ondersteunen. Verder krijgen werkgevers gedurende drie jaar een premiekorting van € 6 500 per jaar voor elke uitkeringsgerechtigde boven de 50 die zij in dienst nemen. Voor het laten doorwerken van ouderen tussen de 62 en 64 jaar krijgen ze een premiekorting van € 2 750 per jaar per oudere. Op die wijze wordt de huidige regeling van premievrijstelling voor oudere werknemers effectiever vorm gegeven door de vrijstellingen specifiek te richten op die groepen ouderen (uitkeringsgerechtigden boven de 50 en werknemers boven de 62) waarvoor een verlaging van de loonkosten het grootste effect heeft op het arbeidsaanbod. Daarnaast beziet het kabinet de introductie van een tijdelijke «no risk polis» voor het in dienst nemen van langdurig werklozen van 55 jaar en ouder, vanwege de perceptie bij werkgevers dat ouderen een hoger ziekteverzuim hebben. Wanneer meer ouderen doorwerken, wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om te blijven investeren in hun scholing. Voor de betrokken werknemers wordt het aantrekkelijker om op hogere leeftijd nieuwe uitdagingen aan te gaan en bijvoorbeeld nog van baan te wisselen. Al deze positieve ontwikkelingen zijn erop gericht om elkaar te versterken en bij te dragen aan een klimaat waarin iedereen meedoet en breed inzetbaar is. Als al deze maatregelen voortvarend worden doorgevoerd hoeft de verhoging van de AOW-leeftijd niet nodig te zijn.

In een vergrijzende samenleving is niet alleen de arbeidsparticipatie van ouderen van belang, maar is evengoed aandacht nodig voor het pensioenbewustzijn van ouderen, aangezien het pensioeninkomen de belangrijkste inkomstenbron van ouderen is. Voor de overheid ligt er een taak om ouderen met een onvolledige AOW voldoende mogelijkheden te bieden om gemiste rechten in te kopen. De inkooptermijn wordt verlengd naar tien jaar, waardoor meer mensen de gelegenheid krijgen hun AOW-tekort op te lossen. Een groter pensioenbewustzijn kan ook de participatie van oudere werknemers stimuleren. Wanneer een werknemer meer inzicht heeft in de gunstige financiële consequenties van langer doorwerken, zal dit positieve effecten hebben op het arbeidsaanbod van ouderen. Pensioensparen vergt een lange adem. Goed inzicht in het pensioeninkomen vergt een actieve rol van pensioenfondsen en sociale partners als informatieverstrekkers en aanjagers van de bewustwording bij werkenden.

Wanneer doorwerken tot 65 normaal wordt, ontstaat er meer behoefte aan de mogelijkheid tot afbouw van het arbeidzame leven na 65 jaar. De vraag om langer door te werken neemt in de samenleving nu al toe. Tevens wil het kabinet bijdragen aan een cultuuromslag, waardoor 65 jaar minder als het vaste en definitieve eindpunt van het werkzame leven wordt gezien, maar het werkelijk ingaan van het pensioen meer dan nu een individuele keuze wordt en gebaseerd op de fysieke en financiële mogelijkheden en wensen van betrokkenen. Het wetsvoorstel flexibilisering AOW geeft ouderen de mogelijkheid om vrijwillig de ingangsdatum van het AOW-uitkering pensioen geheel of gedeeltelijk uit te stellen onder gelijktijdige verhoging van het pensioen over de resterende uitkeringsperiode. Deze verhoging is afhankelijk van de resterende levensverwachting in jaren zoals die geldt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Op deze manier kunnen ouderen als zij dat willen hun loopbaan na 65 jaar geleidelijk afbouwen.

Van werk naar werk

Het activeren van onbenut arbeidspotentieel is essentieel, maar niet voldoende. Alleen wanneer deze nieuwe mensen vervolgens behouden blijven voor de arbeidsmarkt en daarbinnen een plaats kunnen vinden waar zij tot hun recht komen en zich kunnen ontwikkelen, worden de voordelen van een groter arbeidsaanbod benut. Verder zorgt de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt voor de noodzaak om baanwisselingen soepel te laten verlopen. Daarom moet nu een fundament voor de toekomst worden gelegd. Zoals de Commissie Bakker stelt in «spoor 2» van haar advies, vraagt de economische dynamiek die in het vooruitzicht ligt om een betere inzetbaarheid van werknemers en grotere investeringen in scholing en ontwikkeling. De Commissie maakt een en ander concreet door een werkverzekering en een individueel werkbudget te bepleiten. Het gaat daarbij om een gedeelde verantwoordelijkheid voor werkgevers en werknemers. In het Plan van Aanpak van het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Commissie is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale partners. Het kabinet zal met de sociale partners overleggen over de voorwaarden en omstandigheden waaronder en de wijze waarop een belang en een verantwoordelijkheid voor werkgevers om te komen tot van-werk-naar-werk trajecten in de werkloosheidsregelingen geïntroduceerd kan worden. Wat echter vaststaat is dat zonder de benodigde inzetbaarheid van werknemers zelfs de grote toekomstige vraag naar arbeid geen garanties op werk geeft. De uitgangspositie van toekomstige werknemers kan weliswaar gunstiger worden, maar dat is geen garantie dat men levenslang bij dezelfde werkgever kan blijven. Alleen wanneer werknemers meegaan in een wereld van veranderende economische kansen, kan de overgang naar deze nieuwe arbeidsmarkt soepel verlopen.

Een leven lang leren

Persoonlijke ontwikkeling is in elk levensstadium van het grootste belang. Zo moet bijvoorbeeld worden voorkomen dat jongeren de arbeidsmarkt betreden zonder een startkwalificatie. Daarom zullen werkgevers die vroegtijdige schoolverlaters in dienst nemen, deze jongeren moeten gaan scholen tot startkwalificatie. Ook onderzoekt het kabinet of het concept van een leeftijdsonafhankelijke leerplicht tot startkwalificatieniveau leidt tot een hogere arbeidsdeelname. Een ander doel is dat onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten. Met name het beroepsonderwijs moet nadrukkelijker in het teken staan van een toekomst op de arbeidsmarkt. Dit kan onder andere door leerlingen te laten leren op de werkplek en door theoretische kennis en praktijkervaring te integreren in duale leertrajecten. Dit is bovendien een effectieve strategie om schooluitval tegen te gaan.

Tevens wil het kabinet de inzetbaarheid van werkenden een impuls geven door een scholingsbudget te introduceren. Dit budget is persoonsgebonden, zodat het van werk naar werk trajecten kan faciliteren.

«Een leven lang leren» betekent ook dat scholing van ouderen net zo wezenlijk is als het effectief voorbereiden van jongeren op de arbeidsmarkt. Ouderen hebben niet alleen door hun groeiende aantal, maar ook door hun ervaring en specifieke kwaliteiten veel te bieden. Daarvoor is het wel nodig dat er in hen wordt geïnvesteerd. Wanneer werkgevers er in toenemende mate op kunnen vertrouwen dat ouderen doorwerken, worden investeringen in hun inzetbaarheid ook rendabeler.

Werkzekerheid voor iedereen

Het kabinet verwacht een overschot aan werk in de toekomst. Desalniettemin zal het altijd blijven voorkomen dat specifieke werkgevers moeten reorganiseren of inkrimpen. De onzekerheid die dat voor de betreffende werknemers met zich meebrengt, kan aanzienlijk worden verzacht wanneer er een goed instrumentarium is voor werknemers om snel weer aan de slag te komen. Het vraagt een forse krachtsinspanning van alle betrokkenen om mensen van werk naar werk te begeleiden, maar deze valt in het niet bij het re-integreren van mensen die lange tijd buiten het arbeidsproces staan. Niet voor niets bepleit de Commissie Bakker activiteiten waarbij de verschillende partijen (werkgevers, werknemers, gemeenten en sectoren) belang hebben bij een zo snel en bevredigend mogelijke overgang naar een nieuwe baan. In samenspraak met de sociale partners wordt gekeken hoe transities van werk naar werk bevorderd kunnen worden.

Arbeidsbemiddeling, re-integratie en sociale activering in de regio

Banen worden niet in Den Haag gemaakt. Om de arbeidsparticipatie verder te bevorderen, zal de samenwerking tussen UWV/CWI, gemeenten, werkgevers en ook onderwijsinstellingen op regionaal niveau moeten worden versterkt.

Voortrekkersgemeenten hebben in het kader van het Bestuursakkoord de rol gekregen om alle relevante partijen rond de tafel te krijgen om tot gezamenlijk regionaal arbeidsmarktbeleid te komen. Zo is het belangrijk in samenwerking met werkgevers en onderwijsinstellingen tot concrete afspraken en arrangementen te komen om aan de huidige en toekomstige arbeidsvraag van werkgevers te voldoen.

Om een impuls te geven aan het regionaal arbeidsmarktbeleid is afgesproken om een aantal voorbeeldregio’s te selecteren die al afspraken hebben gemaakt in het netwerk van werk, inkomen en scholing. Deze «koplopers» kunnen andere gemeenten stimuleren succesvol beleid over te nemen. Daarnaast zal vanuit VNG, Divosa, Colo, Nicis Institute en het WERKbedrijf ondersteuning aan de regio’s worden geboden vanuit hun kennis en expertise. SZW ondersteunt deze ambities via het project «SZW in de regio». Daarnaast zijn middelen ter beschikking gesteld voor de ontwikkeling van Poortwachterscentra.

Zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant moet er veel gebeuren. Werkgevers dienen goed in kaart te brengen wat voor werknemers ze precies zoeken en welke competenties belangrijk zijn. Van UWV/CWI en gemeenten wordt verwacht dat zij maatwerk leveren, zowel aan werkgevers als aan werkzoekenden. Hiervoor is inzicht in (de competenties van het) cliëntenbestand essentieel. Ook is het belangrijk dat de betrokken partijen beter gaan samenwerken. Vanuit dat streven kan de voorgenomen vorming van locaties voor werk en inkomen (LWI’s) worden bezien. In deze LWI’s zullen de medewerkers van de sociale diensten en van het per 1 januari 2009 te fuseren UWV/CWI samenwerken om een geïntegreerde dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden tot stand te brengen. Concreet betekent dit dat werkgevers en werkzoekenden in een regio bij elkaar gebracht worden, zonder onderscheid te maken naar de reden (herintreding op de arbeidsmarkt, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, bijstand of anders) waarom mensen werkzoekend zijn. Hierdoor zal de aansluiting tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt worden verbeterd.

Een decentrale aanpak kan erg succesvol zijn in het verminderen van de uitkeringsafhankelijkheid. Mede door de invoering van de WWB, de wijziging van het arbeidsongeschiktheidsstelsel en het activerender maken van de WW is het aantal uitkeringsgerechtigden de afgelopen jaren gedaald. Re-integratie kan bijdragen aan de ambitie van het kabinet om meer mensen aan het werk te helpen en meer sociale samenhang in de samenleving te brengen. De beleidsdoorlichting re-integratie heeft echter aangetoond dat verdere verbeteringen noodzakelijk en mogelijk zijn. Sinds 2005 zijn al veel verbeteringen in gang gezet door de uitvoeringsorganisaties en zijn ook verbeteringen zichtbaar. Het kabinet wil op die weg doorgaan. De nadruk moet daarbij komen te liggen op betere samenwerking tussen de verschillende partijen, het centraal stellen van de vraag van werkgevers, een selectieve inzet van re-integratiemiddelen en een hogere kwaliteit van de re-integratie zelf. Het kabinet wil de uitvoerders voorzien van een zo compleet en effectief mogelijk (wettelijk) instrumentarium om dit mogelijk te maken. Ook zijn er afspraken met de VNG gemaakt over een uniforme monitoring van re-integratieresultaten.

Het kabinet geeft mensen die lang langs de kant staan een steuntje in de rug om aan de slag te komen. Dit is de gedachte achter het wetsvoorstel STAP (Stimulering Arbeidsparticipatie). Het UWV krijgt hiermee de mogelijkheid om gericht tijdelijke loonkostensubsidies in te zetten voor uitkeringsgerechtigden die langer dan een jaar werkloos en/of gedeeltelijk arbeidsgeschikt en jonger dan 50 zijn (voor mensen boven de 50 is er het instrument van premiekortingen). Werkgevers kunnen hiervoor gedurende een jaar een subsidie krijgen van maximaal 50% van het minimumloon. Voorwaarde voor een dergelijke loonkostensubsidie is onder meer dat het om een echte baan gaat die na dat jaar in beginsel voortgezet wordt. Het wetsvoorstel STAP bevat voorts een aantal wijzigingen op de Wet participatieplaatsen. Door deze participatieplaatsen kunnen mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt werkervaring opdoen met behoud van uitkering. Zo kan men een eerste stap naar een reguliere baan zetten. Voor deze mensen betekent dit dat ze weer meedoen, er door de bonusmogelijkheden financieel op vooruitgaan en meer perspectief krijgen. Het wetsvoorstel maakt participatieplaatsen niet alleen mogelijk voor bijstandsgerechtigden, maar ook voor langdurige WW-ers en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Voorts komt er meer aandacht voor vaardigheden en opleiding, komen er periodieke premies bij voldoende medewerking en worden de beoordelingscriteria voor verlenging van de participatieplaats aangescherpt.

Behalve het wetsvoorstel STAP zijn er nieuwe regels met betrekking tot «passende arbeid» in de WW. Personen die na 1 juli 2008 werkloos worden en dat minstens een jaar blijven, moeten in dat geval elk werkaanbod accepteren, ook als het betreffende werk onder hun uitkeringsniveau ligt. Zij ontvangen dan wel een aanvulling op hun loon. Hiermee wordt voorkomen dat mensen hun arbeidsritme en het contact met de arbeidsmarkt verliezen. Een en ander past binnen beleidsprioriteit 34 om meer mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen.

Sanctiebeleid

Naast de inzichten uit de beleidsdoorlichting re-integratie geeft de Commissie Arbeidsparticipatie adviezen om het re-integratiebeleid te verbeteren. De Commissie wil niet alleen extra kansen creëren voor degenen die onvrijwillig buiten de arbeidsmarkt staan, maar besteedt ook aandacht aan de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden en aan de handhaving van die verplichtingen door UWV en gemeenten. Uitgangspunt is dat de solidariteit binnen ons bestel slechts stand kan houden als alleen mensen gebruik maken van uitkeringsregelingen die daadwerkelijk daarop zijn aangewezen.

In 2009 gaat een gecoördineerde communicatiecampagne van het ministerie en de uitvoerende instanties van start om uitkeringsontvangers te wijzen op de verplichtingen die voor hen gelden. Voor medewerkers van uitvoerende instellingen komt er een speciale website waarop zij kennis en ervaringen over de naleving en handhaving van verplichtingen kunnen uitwisselen. Met gemeenten en UWV worden afspraken gemaakt over de toepassing van het sanctie-instrumentarium bij het niet-naleven van de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden.

Wajong

Veel mensen die best willen participeren hebben te maken met een geestelijke, lichamelijke of gedragsmatige beperking. Speciale aandacht vraagt de snel groeiende groep Wajongers. Het kabinet vindt het onaanvaardbaar dat steeds meer jongeren blijvend een uitkering ontvangen en niet meer zelfstandig meedoen in de samenleving terwijl velen daar wel mogelijkheden toe hebben. Het kabinet wil investeren in deze jongeren zodat zij meer kansen krijgen om te werken en actief deel te nemen in de samenleving. Niet het afschermen van mensen met een handicap of beperking is het uiteindelijke doel van het overheidsbeleid, maar hun emancipatie en integratie in de samenleving.

Het kabinet gaat de benadering van jongeren met een beperking dan ook ingrijpend veranderen voor de nieuwe instroom. Waar de Wajong-regeling nu gericht is op uitkeringsaanvraag en -verstrekking, komt het kabinet dit najaar met een aangepaste regeling waarin arbeidsondersteuning voor deze groep jongeren centraal staat. Op grond van eenmaal opgedane werkervaring ontstaat een duidelijker beeld van iemands participatiemogelijkheden. Op latere leeftijd (27 jaar) kan dan een definitieve beoordeling plaatsvinden over eventueel blijvende toepassing van de Wajong. Voor diegenen die er ondanks inspanningen niet in slagen werk te vinden of te behouden, of ondanks ondersteuning niet in staat zijn 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen, blijft inkomensondersteuning gegarandeerd.

Al met al gaat het om een veel intensievere aanpak dan voorheen, die in eerste instantie om extra investeringen vraagt. Deze investeringen in de Wajong zijn echter nodig om te voorkomen dat grote aantallen mensen als volledig arbeidsongeschikt aan de kant zullen staan. Bij deze nieuwe aanpak zijn de sociale partners onmisbaar. Zij moeten er niet alleen voor zorgen dat meer Wajongers worden aangenomen, maar ook dat hun banen aansluiten bij hun capaciteiten.

Wet Sociale Werkvoorziening (WSW)

De doelstelling van de WSW is personen die permanente ondersteuning nodig hebben, toch in een reguliere werkomgeving te laten werken. Daarvoor worden zij geïndiceerd. Om de werking van de WSW te verbeteren is de laatste tijd veel in gang gezet. De wijzigingen in de WSW van 1 januari 2008 hebben de WSW weliswaar doelmatiger gemaakt, maar niet alle problemen opgelost. Met name de wachtlijsten en het feit dat tot op heden WSW-ers nog maar marginaal werkzaam zijn bij een reguliere werkgever, waren aanleiding voor het kabinet om een commissie «Fundamentele herbezinning WSW» in te stellen. Het advies van deze commissie komt begin oktober 2008 uit. Het kabinet zal vervolgens met een kabinetsreactie op dit advies komen.

Beleidsprioriteit 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid.

Een fundamentele overheidstaak is het garanderen van een minimum bestaansniveau voor iedereen in dit land. Het kabinet is van mening dat betaald werk de beste remedie tegen armoede is en ook om andere redenen de voorkeur verdient boven alle andere vormen van armoedebestrijding. Het kabinet heeft er daarnaast voor gezorgd dat het standaard koopkrachtbeeld gemiddeld tussen de 0 en 2 procent ligt. De meerderheid van de huishoudens gaat er op vooruit. De grootste plussen zijn er voor werkende mensen met kinderen.

Het feit dat werk gestimuleerd moet worden neemt niet weg dat er altijd een sociaal vangnet nodig zal zijn voor mensen die, om wat voor reden dan ook, niet kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Aangezien gemeenten dagelijks te maken hebben met de maatschappelijke kosten van armoede, hebben zij ook een beter inzicht in de problematiek en mogelijkheden om een eigen armoedebeleid te voeren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag en de mogelijkheid tot gerichte bijstand in natura.

Speciale aandacht is nodig voor kinderen die opgroeien in arme gezinnen. Aangezien kinderen geen invloed hebben op de totstandkoming van hun eigen levensomstandigheden, heeft de overheid een verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat niemand met weinig perspectief opgroeit. Wanneer iedereen mee moet doen, moet de overheid ook voor iedereen, met name voor kinderen, de voorwaarden daartoe scheppen.

Niet iedere burger is op de hoogte van de diverse regelingen die er zijn om armoede tegen te gaan. Dat heeft tot gevolg dat niet iedereen de ondersteuning krijgt waar men recht op heeft. Een betere voorlichting zal niet-gebruik van armoedebestrijdende voorzieningen moeten tegengaan. Wanneer gemeenten beter gaan samenwerken met voedselbanken, kan dat helpen bij het opsporen van niet-gebruik. Tevens wil het kabinet met ingang van 2009 gemeenten in staat stellen de gemeentelijke belastingen automatisch kwijt te schelden bij alle mensen op sociaal minimum. Nu is het nog zo dat mensen steeds opnieuw kwijtschelding moeten aanvragen.

De samenwerking met voedselbanken laat al zien dat armoedebeleid geen exclusieve rol voor de (lokale) overheid behelst. Burgerinitiatieven en vrijwilligerswerk dragen bij aan een sterke «civil society» die evenzeer wezenlijk is voor de solidariteit in ons land. De overheid dient constructieve initiatieven uit de maatschappij dan ook te omarmen.

Beleidsprioriteit 44: Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011

Armoede heeft niet altijd te maken met tekortschietende inkomsten, maar vaak ook met schulden en de negatieve spiraal die daar het gevolg van kan zijn. De laatste jaren is de schuldenproblematiek in Nederland fors toegenomen. Dat blijkt onder andere uit de toename van het aantal mensen dat een beroep doet op de schuldhulpverlening. Ook de hoogte van de schuld en het aantal schuldeisers zijn gestegen. Maar er zijn ook grote maatschappelijke kosten: armoede, sociale uitsluiting, huisuitzettingen, onverzekerdheid en afsluitingen van gas en licht. Het is belangrijk dat de overheid mensen die daarom vragen helpt bij het weer op orde krijgen van hun leven. Wachtlijsten in de schuldhulpverlening moeten dan ook worden voorkomen, en anders zo snel mogelijk worden weggewerkt.

Hoewel de overheid soms een rol kan hebben bij het helpen van mensen met hun financiële problemen, mag dit er nooit toe leiden dat de particuliere verantwoordelijkheid aan belang inboet. Het is inherent aan een vrije samenleving dat burgers financiële verplichtingen kunnen aangaan. De overheid kan niet alles reguleren en ambieert dat ook niet. Burgers zelf, kredietverstrekkers, maatschappelijke organisaties en schuldbemiddelaars hebben allemaal hun eigen verantwoordelijkheid.

Maatregelen zijn desalniettemin nodig om te voorkomen dat mensen onverantwoord hoge schulden maken. Het kabinet wil voorkomen dat de (financieel) zwakke positie van bepaalde burgers in deze samenleving wordt misbruikt, en heeft om die reden in de afgelopen tijd veel in gang gezet. Zo zijn de kredietregels onlangs aangescherpt, wordt «rood staan» ontmoedigd, is een traject gestart voor het certificeren van schuldhulpverleners, zijn de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) gewijzigd en is extra geld voor schulden- en armoedebestrijding uitgetrokken. Ook heeft het kabinet in het kader van het deelakkoord Participatie Ministerie SZW-Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), dat onderdeel uitmaakt van het Bestuursakkoord met gemeenten, afspraken gemaakt rondom het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden.

Overige prioriteiten

Vermindering van regeldruk

Er wordt door dit kabinet ingezet op de vermindering van regeldruk voor burgers, bedrijven, medeoverheden en professionals. Minder regeldruk is belangrijk voor alle betrokkenen en kan daarnaast bijdragen aan de naleving van regelgeving. In de vorige kabinetsperiode zijn door SZW grote stappen gezet ter vermindering van de administratieve lasten, vooral door de wijzigingen in de polisadministratie en de wijziging van de arbeidsomstandighedenwet. De implementatie- en overgangstrajecten hiervoor richting burgers en bedrijven lopen door tot in deze kabinetsperiode.

Het kabinet wil tot 2011 de administratieve lasten voor het bedrijfsleven nog eens met netto 25% verminderen ten opzichte van de peildatum van 1 maart 2007. In de periode januari tot mei 2008 is een nieuwe nulmeting administratieve lasten bedrijven uitgevoerd die aangeeft welke hoge administratieve lasten zijn overgebleven. Op basis hiervan wordt in het najaar van 2008 nagegaan welke mogelijkheden er nog zijn voor een verdere vermindering van de regeldruk. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de inhoudelijke nalevingskosten van een deel van de Arbo-regelgeving (gebruik van arbeidsmiddelen), de Wet verbetering poortwachter (de regeling procesgang eerste twee ziektejaren) en de Wet op de identificatieplicht voor uitzendbureaus. Dit zijn onderwerpen waarvan bedrijven hebben aangegeven hoge inhoudelijke nalevingskosten te ervaren. In overleg met de Regiegroep Regeldruk wordt dit najaar de hoogte van een reductietaakstelling administratieve lasten voor SZW vastgesteld. Overigens is ruim de helft van de SZW-regelgeving voor bedrijven van Europese origine. Dit betekent dat vermindering van administratieve lasten soms alleen mogelijk is door wijziging van EU-regelgeving. Het is in dat verband positief dat er ook in Europees verband een actieprogramma loopt om de administratieve lasten ten gevolge van EU-regelgeving met 25% te verminderen. Hierin komt een aantal richtlijnen op het terrein van de Arbo-regelgeving en de cohesiefondsen aan bod die in Nederland voor hoge administratieve lasten zorgen. Nederland zet zich ervoor in dat de Europese regelgeving die voornamelijk uit middelvoorschriften bestaat gewijzigd wordt in doelvoorschriften.

De taakstelling uit de vorige kabinetsperiode van 25% minder administratieve lasten voor burgers wordt voortgezet tot 2011. Dit wordt voor SZW naar verwachting gehaald. Het digitaal klantdossier en de Polisadministratie zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor.

Naast het terugdringen van bestaande lasten wil SZW ook voorkomen dat er door nieuwe regelgeving onnodige lasten bijkomen. Bij de invulling van de verschillende beleidspakketten ter vergroting van de arbeidsparticipatie en ter bestrijding van armoede wordt daarom steeds nagegaan op welke wijze de regeldruk voor bedrijven, burgers en andere overheden geminimaliseerd kan worden. Zo moeten de integratie van de activiteiten van UWV en CWI en de nauwere samenwerking met gemeenten bij de re-integratie van uitkeringsgerechtigden niet alleen leiden tot een eenvoudigere en effectievere uitvoering door de betrokken instanties, maar ook tot het voorkomen van het meermaals opvragen van dezelfde gegevens bij betrokkenen.

Samen werken in internationaal verband

Ook in de EU is het bevorderen van de arbeidsparticipatie een belangrijke beleidsdoelstelling. Hiervoor zijn in het kader van de «Lissabon-strategie voor Groei en Werkgelegenheid» richtsnoeren ontwikkeld. Nederland zet zich er voor in door deze strategie, en het ermee samenhangende «OMC-proces voor sociale bescherming en sociale inclusie», de participatie in betaald werk, zowel nationaal als Europees, te stimuleren. Integraal onderdeel van de «Lissabon-strategie» vormt de vernieuwde «EU-sociale beleidsagenda», die begin juli 2008 door de Commissie gepresenteerd is. Een van de ambities is het vergroten van kansen voor burgers op betaald werk en actieve participatie en integratie in de samenleving. Voor Nederland is de arbeidsdeelname van burgers een belangrijk ijkpunt bij de uitwerking van de agenda. Uiteraard moeten de oplossingen voor de veranderende arbeidsmarkt primair worden gezocht in mobilisering van het nationale potentieel.

Dat neemt echter niet weg dat buitenlands aanbod aanvullend en voor bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt nuttig zijn. Relevant is de EU-besluitvorming over verschillende richtlijnvoorstellen voor arbeidsmigratie van «derdelanders», waaronder het voorstel inzake de arbeidsmigratie van hooggeschoolden. Nederland zet hierbij in op een administratief eenvoudige regeling, die ons land op de kaart zet voor migranten met een duidelijke toegevoegde waarde. Ook de uitgebreide EU kan het nationale arbeidsaanbod een impuls geven. Najaar 2008 besluit het kabinet over het al dan niet openen van de arbeidsmarkt per 1 januari 2009 voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Voorts is het van belang de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit (in de grensstreken) Europees te stimuleren.

Ook buiten de EU is er veel gaande. In internationaal verband staan de realisering van de ILO «Decent Work Agenda» en de «Millennium Development Goals» van de VN centraal. SZW ziet voor wat betreft het element armoedebestrijding in beide concepten arbeidsparticipatie als belangrijkste wapen, hetgeen in lijn is met de recente ILO-verklaring «Social Justice for a fair Globalisation». De Nederlandse «flexicurity-benadering» wordt door SZW in internationaal verband gepromoot en waar mogelijk op de agenda gezet. Daarnaast kunnen mondiale organisaties als de ILO en VN een rol spelen bij het realiseren van betere sociale voorzieningen en arbeidsnormen in verschillende andere landen. Dat is niet alleen wenselijk vanuit menselijk oogpunt, maar draagt tevens bij aan een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie tussen bedrijven die internationaal opereren. Met een pilot circulaire migratie, zoals nader vastgesteld en gedefinieerd in de Notitie Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008, wordt bezien of circulaire migratie toegevoegde waarde heeft als nieuwe aanpak in de ontwikkelingssamenwerking. SZW werkt hard aan het promoten van fundamentele arbeidsnormen en aan de handhaving van mensenrechtenverdragen in de hele wereld.

Project «Iedereen doet mee»

De inzet van het kabinet is het verhogen van de participatie in Nederland, via arbeidsparticipatie waar dit mogelijk is en via maatschappelijke participatie voor mensen voor wie een betaalde baan (nog) geen reëel perspectief is. Een hogere arbeidsparticipatie geeft meer mensen de kans om mee te doen aan de steeds snellere maatschappelijke ontwikkelingen, versterkt de sociale samenhang en leidt tot verbreding van het draagvlak van onze sociale voorzieningen. Het doel is om in deze kabinetsperiode een substantiële stap richting 80 procent arbeidsparticipatie te zetten.

De Commissie Arbeidsparticipatie adviseert het kabinet bovendien om maatregelen te nemen om het onbenutte arbeidspotentieel te activeren en te stimuleren tot meer arbeidsparticipatie. Anders dreigt een dreigend structureel tekort aan arbeidskrachten, dat de welvaart en economische groei ondermijnt, de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat bedreigt en leidt tot personeelstekorten in de publieke sectoren. Vooral bij ouderen, vrouwen en allochtonen is nog sprake van onbenut arbeidspotentieel. Daarnaast is het voor jongeren belangrijk om zonder uitval de overstap van onderwijs naar arbeidsmarkt te maken.

Het kabinet streeft er naar om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren door de inzetbaarheid van mensen te vergroten. Hierdoor kunnen mensen behouden worden voor de arbeidsmarkt en ook sneller doorstromen. Door de publieke arbeidsbemiddeling te concentreren in Locaties voor Werk en Inkomen, kunnen vraag en aanbod op regionaal niveau sneller en beter bij elkaar worden gebracht. Het kabinet heeft hierover met gemeenten en uitvoeringsinstellingen afspraken gemaakt. Het kabinet wil zich niet neerleggen bij de lage participatie van jonggehandicapten. Als er uitgegaan wordt van wat deze jongeren nog wél kunnen, is er heel veel mogelijk. Daarom ontwikkelt het kabinet plannen tot een meer activerende Wajong waarin veel steviger wordt ingezet op de re-integratie van Wajongers en een verbeterde aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt door onder andere een gerichte werkgeversbenadering. Daarnaast krijgen gemeenten meer ruimte voor maatwerk bij de re-integratie door het Participatiebudget dat de financiële middelen voor re-integratie, inburgering en educatie bundelt.

• De arbeidsmarktpositie van ouderen is nog problematisch, met name wanneer ze hun baan verliezen en op zoek moeten naar ander werk. Het kabinet neemt in 2009 diverse maatregelen die het vervroegd uittreden van ouderen ontmoedigen en de kans op een baan voor ouderen vergroten.

• Om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken is de Taskforce DeeltijdPlus actief die met voorstellen zal komen om grotere deeltijdbanen aantrekkelijk te maken. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om meer werken voor vrouwen ook financieel aantrekkelijk te maken.

• Om uitval van jongeren te voorkomen wordt de Wet Investeren in Jongeren ingevoerd die ertoe bijdraagt dat jongeren van 18 tot 27 jaar leren of werken.

• Om participatie van allochtonen te bevorderen zal er een campagne gericht op positieve beeldvorming van allochtonen worden gestart. Daarnaast wordt de inzet van diversiteitsmanagement binnen en buiten de overheid gestimuleerd. De overheid geeft zelf ook een opgave als het gaat om het «meedoen» van arbeidsgehandicapten en jonggehandicapten. Het Kabinet spant zich daarom in om in 2009–2010 150 Wajongers en 100 WSW-ers in dienst te nemen bij het Rijk. De beste methode van integratie is een baan, en daarom krijgen gemeenten via het Participatiebudget de mogelijkheid om inburgering, educatie en re-integratie met elkaar te verbinden.

Niet voor iedereen is een betaalde baan (direct) een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door handicap of ziekte volledig arbeidsongeschikt zijn. Voor deze groepen is het belangrijk dat ze niet geïsoleerd raken en dat ze blijven participeren in de samenleving. Daarom stimuleert het kabinet vrijwilligerswerk en mantelzorg. Anderen participeren te weinig in de samenleving door armoede- en schuldenproblematiek of door gebrekkige integratie. Het kabinet intensiveert de bestrijding van armoede en hierbij zal de aandacht vooral gericht zijn op het tegengaan van armoede onder kinderen. Ook zijn de kredietregels aangescherpt en wordt «rood» staan ontmoedigd.

Conclusie

De Nederlandse economie zal de komende decennia in toenemende mate te maken krijgen met een kleiner arbeidspotentieel. Daarnaast zal een (klein) land als Nederland, dat sterk gericht is op internationale handel gevoelig zijn voor de ontwikkeling van de wereldeconomie. Het feit dat ons land altijd geconfronteerd zal worden met ontwikkelingen die zich buiten de eigen invloedsfeer bevinden, is geen reden voor het kabinet om achterover te leunen. Sterker nog: het vergroot de noodzaak om, binnen de grenzen van wat wél beïnvloedbaar is, te zorgen voor optimale randvoorwaarden voor een sterke economie en een sterke maatschappij. Dat betekent dat het kabinet burgers tot participatie uitnodigt en hen stimuleert om mee te helpen onze welvaart en publieke voorzieningen op peil te houden. Daarbij mogen de mensen met nu nog een grote afstand tot de arbeidsmarkt niet worden vergeten. Wanneer iedereen de handen ineenslaat, kan de toekomst met vertrouwen tegemoet worden gezien.

Box 2.1 Project Iedereen doet mee
De inzet van het kabinet is het verhogen van de participatie in Nederland, via arbeidsparticipatie waar dit mogelijk is en via maatschappelijke participatie voor mensen voor wie een betaalde baan (nog) geen reëel perspectief is. Een hogere arbeidsparticipatie geeft meer mensen de kans om mee te doen aan de steeds snellere maatschappelijke ontwikkelingen, versterkt de sociale samenhang en leidt tot verbreding van het draagvlak van onze sociale voorzieningen. In het Beleidsprogramma heeft het kabinet zich tot doel gesteld om in deze kabinetsperiode een substantiële stap richting 80 procent arbeidsparticipatie (doelstelling 33) te zetten en 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag te helpen (doelstelling 34). Om dit te realiseren heeft het kabinet het project «Iedereen doet mee» geïnitieerd. Via dit project worden de inspanning gebundeld om deze beide doelstellingen te realiseren. Daarnaast is er aandacht voor de verbreding en verdieping van de maatschappelijke participatie door het stimuleren van vrijwilligerswerk en mantelzorg (doelstelling 35), door gemeenten meer ruimte te geven voor gericht armoedebeleid (doelstelling 43) en door de wachtlijsten voor schuldhulpverlening tot een minimum te beperken (doelstelling 44). 
  
De inzet van het project «Iedereen doet mee» richt zich met name op de volgende doelgroepen:
• De arbeidsmarktpositie van ouderen is nog problematisch, met name wanneer ze hun baan verliezen en op zoeken moeten naar ander werk. Het kabinet neemt in 2009 diverse maatregelen die het vervroegd uittreden van ouderen ontmoedigen en kans op een baan voor ouderen vergroten.
• Om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken is de Taskforce DeeltijdPlusactief die met voorstellen zal komen om grotere deeltijdbanen aantrekkelijk te maken. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om meer werken voor vrouwen ook financieel aantrekkelijk te maken.
• Om uitval van jongeren te voorkomen wordt het wetsvoorstel investeren in jongeren(voor jongeren van 18 tot 27 jaar) ontwikkeld.
• Om participatie van allochtonen te bevorderen zal er een campagne gericht op positieve beeldvorming van allochtonen worden gestart. Daarnaast wordt de inzet van diversiteitsmanagement binnen en buiten de overheid gestimuleerd. De beste methode van integratie is een baan en daarom krijgen gemeenten via het Participatiebudget de mogelijkheid om inburgering, educatie en re-integratie met elkaar te verbinden.
  
Niet voor iedereen is een betaalde baan (direct) een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door handicap of ziekte volledig arbeidsongeschikt zijn. Voor deze groepen is het belangrijk dat ze niet geïsoleerd raken en blijven participeren in de samenleving. Daarom stimuleert het kabinet vrijwilligerswerk en mantelzorg. Anderen participeren te weinig in de samenleving door armoede- en schuldenproblematiek of door gebrekkige integratie. Het kabinet intensiveert de bestrijding van armoede en hierbij zal de aandacht vooral gericht zijn op het tegengaan van armoede onder kinderen. Ook zijn de kredietregels aangescherpt en wordt «rood» staan ontmoedigd.
  
Het kabinet wil zich niet neerleggen bij de lage participatie van jonggehandicapten. Als er uitgegaan wordt van wat deze jongeren nog wél kunnen, is er heel veel mogelijk. Daarom ontwikkelt het kabinet plannen tot een meer activerende Wajong waarin veel steviger wordt ingezet op de re-integratie van Wajongers en een verbeterde aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt door onder andere een gerichte werkgeversbenadering. 
Box 2.2 Doelstelling 33 en 34
Doelstelling 33 
Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet.
  
Doelstelling 34 
200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag geholpen worden.
  
Doelstelling 34 is een nadere uitwerking van doelstelling 33 en daarom worden de doelstellingen gezamenlijk behandeld. We hanteren voor deze doelstellingen twee indicatoren die gezamenlijk een indicatie geven of doelstelling 33 op koers ligt en of doelstelling 34 in 2011 gerealiseerd is. Alle maatregelen werken voor beide doelstellingen. Het is daarom niet mogelijk om een onderscheid te maken per doelstelling.
  
Indicator 1 (beleidsartikel 42)
Stijging van de bruto-participatiegraad. Het CPB publiceert elk halfjaar de cijfers. Elke stijging met 1%-punt betekent 100 000 mensen aan de slag. De realisatie van de bruto-participatiegraad in 2007 is 74%. Daarmee ligt de realisatie op het basispad, zoals het CPB dat heeft berekend voor de Commissie Bakker. Er is tot 2016 dus nog een stijging nodig van 6%-punt. Indien we in 2011 2%-punt boven op het basispad van het CPB weten te realiseren zijn er 200 000 mensen extra aan de slag.
  
Indicator 2 (beleidsartikel 42)
Het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen zoals door CPB gepubliceerd. Indien de bruto-participatiegraad stijgt en het volume van uitkeringen daalt, is het plausibel te veronderstellen dat er mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk geholpen zijn.
  
Om inzichtelijk te maken wat er wordt gedaan om de stijging van de arbeidsparticipatie te realiseren, worden maatregelen genoemd die al gerealiseerd zijn of de komende jaren worden gerealiseerd. Voor de realisering van beide doelstellingen is een voortvarende invoering van de in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie genoemde maatregelen een voorwaarde. Daarnaast is het overleg met sociale partners en gemeenten een randvoorwaarde.
  
Gerealiseerd in 2008
• Bestuursakkoord Rijk-VNG (100 000 banen)Beleidsartikel 47
• Actieteam 45+Beleidsartikel 42
• Brugbanen gedeeltelijk arbeidsongeschiktenBeleidsartikel 47
• Installatie en werkplanTaskforce Deeltijd PlusBeleidsartikel 43
• Stimulering totstandkoming regionaal arbeidsmarktbeleidBeleidsartikel 47
• Zwangerschapsregeling zelfstandigenBeleidsartikel 43
• Uitfasering overdraagbaarheid algemene heffingskortingBeleidsartikel 41
  
Beoogd in 2008 
• Verdere uitwerking maatregelen Commissie Bakker door middel van plan van aanpak 
• Advies en kabinetsreactie Commissie De Vries (modernisering Wsw)Beleidsartikel 48
  
Beoogd in 2009 
• Regeling loonkostensubsidies in UWV domein en participatieplaatsen bij gemeenten (Wetsvoorstel STAP)Beleidsartikel 47
• Vrijwillige flexibilisering AOWBeleidsartikel 49
• Aanpassing begrip passende arbeid in WW en aanscherping sanctiebeleidBeleidsartikel 46
• Geintegreerde dienstverlening UWV/CWI en gemeenten in de regioBeleidsartikel 47
• Premiekorting voor ouderenBeleidsartikel 47
• DoorwerkbonusBeleidsartikel 42
• IACK (inkomensafhankelijke combinatie korting)Beleidsartikel 42
• IAK (inkomensafhankelijke verhoging arbeidskorting)Beleidsartikel 42
• Invoering participatiebudgetBeleidsartikel 47
• Invoering Wet Investeren in Jongeren voor jongeren tot 27 jaarBeleidsartikel 46
• Werkregeling WajongBeleidsartikel 46
Box 2.3 Doelstelling 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid
Indicator 
Monitor Bestuursakkoord 
  
De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte armoedebestrijding». De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. Dit is een continu proces.
Afspraken bestuursakkoord:
– gerichte bijstand in natura voor gezinnen met (schoolgaande) kinderen;
– dereguleren langdurigheidstoeslag;
– meer materiele, op participatie, gerichte voorzieningen (handreiking lokaal armoedebeleid);
– tegengaan nietgebruik van voorzieningen, o.a. onderzoeken bestandskoppelingen;
– bevorderen samenwerking organisaties op centraal en lokaal niveau, waaronder samenwerking gemeenten en voedselbanken;
– terughoudendheid bij verstrekken en verhalen van leenbijstand (op participatie gericht)verbeteren kwaliteit en effectiviteit van de minnelijke schuldhulpverlening.
  
Gerealiseerd in 2007Beleidsartikel 46
• Deelakkoord Participatie SZW-VNG (bestuursakkoord); hierin zijn maatregelen afgesproken om armoede te bestrijden (en schulden tegen te gaan) 
  
Gerealiseerd in 2008Beleidsartikel 46
• Verdere uitwerking maatregelen Commissie Bakker. Extra middelen kabinet voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening toegevoegd aan gemeentefonds. In de periode 2007 t/m 2011 gaat het om een bedrag van ruim € 200 mln. 
• (Daarbovenop) 2 x € 40 mln. toegevoegd aan gemeentefonds (2008 en 2009) om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen. 
• Innovatieve projecten gestart gericht op nieuwe mogelijkheden van gemeentelijk armoedebeleid. 
• Bestuurlijke (prestatie-)afspraken met deel van gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen. 
• Handreiking gemeentelijke armoedebeleid uitgebracht. 
• Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen aan TK aangeboden. 
• Quickscan samenwerking gemeenten en voedselbanken. 
  
Beoogd in 2008Beleidsartikel 46
• Bestuurlijke (prestatie-)afspraken met resterende gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen. 
• Bestuurlijke conferentie samenwerking gemeenten en voedselbanken (3 nov 2008). 
• Bij Voorjaarsnota is besloten € 50 miljoen toe te voegen aan het budget voor armoedebestrijding. 
  
Beoogd in 2009Beleidsartikel 46
• (Juridisch en praktisch) mogelijk maken bestandskoppeling in het kader van niet-gebruik. 
• Inwerkingtreding/implementatie Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen. 
• Resultaten onderzoek naar omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen. 
Box 2.4 Doelstelling 44: Tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011
Indicator
De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte schuldhulpverlening». Het voorkomen van wachtlijsten is hierbij een duidelijke randvoorwaarde. De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. De staatssecretaris heeft aangekondigd op basis van het onderzoek dat dit najaar beschikbaar komt, in overleg te treden met gemeenten over de concrete doelstelling voor het tot een minimum beperken van de wachtlijsten.
  
Gerealiseerd in 2007Beleidsartikel 46
• Extra middelen kabinet voor schuldhulpverlening (zie doel 44). 
• In het deelakkoord Participatie SZW-VNG (onderdeel bestuursakkoord Rijk-Gemeenten) zijn afspraken gemaakt om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen en de effectiviteit van schuldhulpverlening te verbeteren. 
• Het onderzoek naar de effectiviteit van minnelijke schuldhulpverlening is gestart. Dit onderzoek geeft o.a. inzicht in omvang en achtergrond van de wachtlijstproblematiek. 
• Het Innovatieprogramma WWB (IPW) project is gestart. Dit moet meer inzicht in wachtlijstproblematiek geven.  
  
Gerealiseerd in 2008Beleidsartikel 46
• Keuze en implementatie van maatregelen op grond van bevindingen onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening en IPW project. 
• Monitor afspraken bestuursakkoord implementeren. 
• Het onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening is medio 2008 afgerond. 
• Inzicht in het aantal mensen met betalingsachterstanden via de totstandkoming van een monitor. 
  
Beoogd in 2008 
• In september 2008 formuleert het kabinet op grond van de resultaten van het onderzoek zijn standpunt over de aanvullende maatregelen die het neemt ten aanzien van o.a. de wachtlijstproblematiek.Beleidsartikel 46
  
Beoogd in 2009Beleidsartikel 46
• Uitwerken en implementeren van de maatregelen die genoemd worden in de kabinetsbrief van september 2008. 
• Inzicht in de achtergronden van huishoudens met betalingsachterstanden via verdiepend onderzoek. 
Tabel 2.1: Aansluitingstabel uitgaven begroting 2008 naar begroting 2009 (x € 1 mln)
UitgavenArtnr.200820092010201120122013
Ontwerpbegroting 2008 23 85925 97124 86124 84425 111 
        
Amendementen       
Spekman WAV WML (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 23)9822222 
Spekman WAVWML (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 23)99– 2– 2– 2– 2– 2 
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2008)       
Overheveling projectdirectie leren en werken naar OCW42– 5– 5– 5– 5  
Ramingsbijstellingen Wajonguitkeringen4651105166232304 
Ramingsbijstellingen Wajonguitvoeringskosten46– 216151516 
Ramingsbijstellingen TRI46– 5– 2    
Partneralimentatie4620231174 
Ontheffing sollicitatieplicht46– 7     
Generaal pardon46171512119 
26 weken maatregel4615555 
Schuldhulpverlening4650     
Taakstelling fusie UWV/CWI471081427620  
Onderwijsvoorzieningen Re-integratieWajong471821222424 
Zuiverdere toerekening lasten fondsen Re-integratieWajong4725     
Toeslagenwetuitkeringslasten491– 4– 5– 7– 7 
Rijksbijdrage BIKK AOW en Anw51– 169– 169– 182– 187– 190 
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds51– 2 214– 2 553    
Loon- en prijsbijstellingdiv164161156152152 
Eindejaarsmargediv164     
Overige mutaties Voorjaarsnota en afrondingendiv– 2677– 16– 7 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 22 05023 73325 13925 09525 421 
        
Mutaties Miljoenennota       
Uitboeken ontslagvergoeding43  – 1– 5– 6 
De nieuwe Wajong(uitkeringslasten)46  82037 
Compensatie buitengewone uitgaven Wajong(uitkeringslasten)46 63677175 
Ramingsbijstellingen Wajong468895866942 
De nieuwe Wajong(uitvoeringskosten)46 1762128 
Bijstellingen uitvoeringskosten Wajong46889910 
Ramingsbijstellingen TRI46 – 5    
Overige mutaties WWB4611212714416290 
Uitname langdurigheidstoeslag46 – 40– 40– 40– 40 
Overboeking naar artikel 4946  – 193– 208– 223 
Diverse mutaties WIJ46 405– 4747 
Mutaties IOAW46– 18– 17– 18– 19– 20 
Mutaties IOAZ46– 4– 6– 5– 5– 5 
Mutaties BBZ464326303030 
VAZALO46 – 19– 38– 53– 75 
Wetsvoorstel investeren in jongeren46 1784135135 
Van Gemeentefonds taakstelling SUWIketen47 25456063 
Mutaties CWI4716820  
Participatiebudget47 223574526497 
Mutaties Re-integratieWajong4743355 
De nieuwe Wajong47 18192742 
Risicovoorziening ESF47 – 9595   
Indicatiestelling WSW48 4    
Uitkeringslasten WWB65+49  207230244 
Mutaties TW4910131154 
Diversen uitvoeringskosten SVB50 5181817 
Rijksbijdrage BIKK AOW en ANW5119285– 33– 53 
Rijksbijdrage Aof51 170165161156 
Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen511426262626 
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds51 220– 1 144– 539168 
TegemoetkomingAOW en ANW5113577587617636 
Dekking uit Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling99– 138– 64– 62– 81– 30 
Overige mutatiesdiv– 5– 16– 32– 6  
        
Ontwerpbegroting 2009 22 19725 18325 80726 27227 32128 181
Tabel 2.2: Aansluitingstabel ontvangsten begroting 2008 naar begroting 2009 (x € 1 mln)
OntvangstenArtnr. 200820092010201120122013 
Ontwerpbegroting 2008 501478478478478 
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2008)       
Agenda voor de toekomst47– 22     
Hogere anticumulatie afdrachten485556585649 
Diverse overige ontvangsten en afrondingendiv10 111 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 544534537535528 
        
Mutaties Miljoenennota       
Hogere boeteopbrengsten4284444 
Hogere boeteopbrengsten442     
Restituties4653     
Restituties4763     
Ontvangsten participatiebudget47 223574526497 
Hogere anticumulatie afdrachten481415161718 
Diverse overige ontvangsten en afrondingendiv31  – 1 
        
Ontwerpbegroting 2009 6877771 1311 0821 0461 022
Tabel 2.3 Totaaloverzicht begrotings- en premiegefinancierde uitgaven 2009 (in constante prijzen x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingBegrotingsuitgavenPremie-uitgavenTotaal
     
 Beleidsartikelen   
41Inkomensbeleid1 660 1 660
42Arbeidsparticipatie26 582 25 582
43Arbeidsverhoudingen26 428912 057938 485
44Arbeidsomstandighedenen verzuim64 830 64 830
45Pensioenbeleid1 889 1 889
46Inkomensbescherming met activering6 502 31013 808 64320 310 953
47Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie2 315 152526 8072 841 959
48Sociale werkvoorziening2 436 693 2 436 693
49Overige inkomensbescherming347 52029 493 57029 841 090
50Tegemoetkomingspecifieke kosten143 859 143 859
51Rijksbijdragen aan sociale fondsen13 087 833 13 087 833
     
 Niet-beleidsartikelen   
97Aflopende regelingen338 338
98Algemeen201 768 201 768
99Nominaal en onvoorzien25 838 25 838
     
 Totaal artikelen25 182 70044 741 07769 923 777

HOOFDSTUK 3: DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel

41 Inkomensbeleid

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken en tegelijkertijd financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren.

Bij het inkomensbeleid speelt constant een afweging tussen het streven naar een evenwichtige inkomensontwikkeling, de bestrijding van de armoedeval en het streven naar evenwichtige overheidsfinanciën. Een maatregel die één doelstelling dichterbij brengt, leidt er vaak toe dat een andere doelstelling lastiger bereikbaar wordt. Verkleining van de werkloosheidsval impliceert bijvoorbeeld dat de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden uit elkaar gaan lopen. Een verhoging van de arbeidskorting versterkt de arbeidsmarktprikkels, maar heeft budgettaire gevolgen.

kst-31700-XV-2-1.gif

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• het volgen en beoordelen van de inkomensontwikkeling van burgers door middel van standaard koopkrachtcijfers en armoedevalcijfers en indien mogelijk en wenselijk corrigerend optreden;

• het in kaart brengen en beoordelen van de gevolgen van het geheel aan beleidsvoorstellen voor het koopkrachtbeeld en de armoedeval.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de financieel economische situatie en daarmee de mogelijkheden om negatieve effecten te compenseren;

• algemene factoren zoals loon- en prijsontwikkeling;

• doorwerking van het beleid van andere departementen en overheidsorganen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• een evenwichtige inkomensontwikkeling tot stand komt, met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens;

• de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41.1 Begrotingsuitgaven Artikel 41 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen6731 5061 663759759759759
Uitgaven6731 4741 660759759759759
        
Programma uitgaven0715756759759759759
waarvan juridisch verplicht  93%93%93%93%93%
        
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies0555555
Overig0710751754754754754
        
Apparaatsuitgaven6737599040000
Personeel en materieel6737599040000
        
Ontvangsten0000000

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-2.gif

Operationele doelstelling

1: Het bereiken van een zo evenwichtig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling.

Motivering

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Instrumenten

• Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

• Specifiek koopkrachtbeeld van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen.

Activiteiten

• Beoordelen van de inkomenseffecten van beleid en zo mogelijk corrigerend optreden. In 2009 spelen de volgende voor het inkomensbeeld relevante maatregelen:

– De koopkracht van werkenden wordt verbeterd door een pakket aan maatregelen. Zo wordt de WW-premie met 3,5% verlaagd naar 0%, en het tarief 1e schijf verlaagd met 0,10%. In 2009 wordt de inkomensafhankelijkheid van de arbeidskorting versterkt door de omvorming van de arbeidskorting in de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK). Lagere inkomens krijgen hierdoor maximaal € 24 meer IAK dan hogere inkomens. Daarnaast wordt in 2009 de IAK met maximaal € 36 verhoogd.

– De koopkracht van werkende alleenstaande ouders en tweeverdieners met een kind onder de 12 jaar gaat er volgend jaar op vooruit door de introductie van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Met deze heffingskorting, die wordt uitgekeerd aan alleenstaande ouders en de minstverdienende partner in een tweeverdienershuishouden, wordt de combinatie van arbeid en zorg aantrekkelijker gemaakt. In de IACK is de oude aanvullende combinatiekorting opgenomen. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 1 006 en bedraagt maximaal € 1 765.

– De koopkracht van huishoudens met meer dan 1 kind gaat erop vooruit door de vervanging van de kindertoeslag door het kindgebonden budget.

– Ouderen met een AOW zonder aanvullend pensioen gaan er per saldo op vooruit door de verhoging van de ouderenkorting met € 166, de verhoging van de tegemoetkoming AOW met € 226 en de verlaging van de alleenstaande ouderenkorting met € 155. Wel verliezen ouderen het generieke ouderenforfait in de Buitengewone Uitgavenregeling.

– Alleenstaanden met recht op zorgtoeslag gaan er volgend jaar in koopkracht op vooruit door de verhoging van de zorgtoeslag van alleenstaanden met maximaal € 124.

– Mede ter financiering van bovenstaande maatregelen wordt de algemene heffingskorting verlaagd met € 67, de alleenstaande ouderkorting met € 840 en de combinatiekorting met € 70.

• Monitoren van de loonontwikkeling, de inflatie en de pensioenpremies:

– De lonen stijgen met 3½% in 2009;

– De consumentenprijzen stijgen met 3¼% (inflatie). Vanwege het inflatieverhogende effect is de voorgenomen BTW-verhoging afgesteld.

– De gemiddelde pensioenpremie blijft met 4½% gelijk aan 2008.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Indicatoren

• De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag. Het standaardkoopkrachtbeeld voor 2009 laat een beeld zien waarin actieven er meer op vooruit gaan dan inactieven en huishoudens met kinderen er meer op vooruit gaan dan huishoudens zonder kinderen. Daarnaast treedt er een grote spreiding op in de koopkracht die niet tot uiting komt in de standaardkoopkrachttabel.

• De spreiding in de koopkracht wordt veroorzaakt door specifieke maatregelen, zoals onder meer de wijziging van de kinderopvangtoeslag, de vervanging van de Buitengewone Uitgavenregeling door de Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten en de introductie van de nieuwe doorwerkbonus.

• In bijlage 8.4 (Inkomensbeleid) wordt nader ingegaan op de omvang en spreiding van de niet in het generieke beeld opgenomen effecten van maatregelen.

• De koopkracht van huishoudens is ook sterk afhankelijk van de eigen situatie. Veel burgers zien hun koopkracht volgend jaar toenemen, omdat zij een baan krijgen, meer gaan verdienen door een promotie of het aantal gewerkte uren uitbreiden. Dit komt niet tot uiting in de standaardkoopkrachtcijfers, maar is wel een belangrijk effect.

Tabel 41.2 Indicatoren operationele doelstelling 1: Koopkrachteffecten
ActievenPrognose 2009 standaardkoopkracht
Alleenverdiener met kinderen 
Modaal¾
2 x modaal½
Tweeverdieners 
modaal + ½ x modaal met kinderen
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen
modaal + modaal zonder kinderen
2 x modaal + modaal zonder kinderen
  
Alleenstaande 
minimumloon½
modaal
2 x modaal
  
Alleenstaande ouder 
minimumloon
modaal2
InactievenPrognose 2009 standaardkoopkracht
Sociale minima 
paar met kinderen½
alleenstaande0
alleenstaande ouder
  
AOW(alleenstaand) 
(alleen) AOW½
AOW + € 10 0000
  
AOW(paar) 
(alleen) AOW½
AOW + € 10 0000

Bron: berekening SZW.

Operationele doelstelling

2: In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Motivering

Om bij te dragen aan een activerend inkomensbeleid.

Instrumenten

Armoedevaltoets, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

Activiteiten

• In 2009 spelen de volgende maatregelen:

– Aanpassen van de tabel voor de kinderopvangtoeslag: dit heeft een negatief effect op de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval voor gezinnen met kinderen die gebruik maken van (formele) kinderopvang.

– Daarnaast verbetert de armoedeval van tweeverdieners en alleenstaande ouders door de introductie van de nieuwe inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Deze heffingskorting vervangt de aanvullende combinatiekorting en wordt vervolgens verhoogd zodat deze maximaal € 1 765 bedraagt. De IACK stimuleert vooral meer (uren) werken: de marginale druk wordt voor deze groep met 3,8%-punt verlaagd tussen € 4 614 en € 30 798.

– Vervangen van de kindertoeslag door het kindgebonden budget: dit verslechtert de armoedeval. Voor gezinnen met één kind die zich in 2008 en in 2009 in het afbouwtraject bevinden, verslechtert de marginale druk met 0,75%-punt. Voor gezinnen die in 2009 in aanmerking komen voor het kindgebonden budget (omdat zij meer dan één kind hebben) verslechtert de marginale druk met 6,50%-punt.

– Het verlagen van de AWF-premie van 3,5% in 2008 tot 0% in 2009: de marginale druk van werkenden met een inkomen tussen € 16 443 en de maximale grens werknemersverzekeringen (€ 47 802) verbetert hierdoor.

– De introductie van de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK) is goed voor de werkloosheids- en herintredersval. Het opbouwtraject wordt door de verhoging verlengd waardoor op dat traject de marginale druk verbetert met 12,4%-punt. Er treedt een verslechtering van de marginale druk in het afbouwtraject van de IAK. De marginale druk in dat traject verslechtert met 1,25%-punt.

– Het lagere tarief eerste schijf (– 0,10%-punt) heeft een positief effect op de armoedeval. De verhoging van het tarief 2e schijf (+ 0,15%-punt) heeft een negatief effect op de armoedeval.

– Het verlagen van de algemene heffingskorting met € 67 heeft een positief effect op de werkloosheidsval en op de herintredersval.

– De combinatiekorting wordt verlaagd met € 70. Dit verslechtert de werkloosheidsval en de herintredersval.

– De combinatiekorting wordt verlaagd met € 70. Dit verslechtert de werkloosheidsval en de herintredersval.

– De lagere alleenstaande ouderkorting verslechtert de werkloosheidsval voor alleenstaande ouders die bij het aanvaarden van een baan de alleenstaande ouderkorting volledig kunnen verzilveren.

• Met name de verlaging van de AWF-premie voor werknemers en de introductie van de IACK hebben een positieve invloed op de prikkels voor werkaanvaarding. Negatief werken de aanpassing van de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Indicatoren

• Tabel 41.3 presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. De werkloosheidsval geeft de inkomensvooruitgang aan bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. De herintredersval is de inkomensvooruitgang bij het aanvaarden van werk door de niet-werkende partner. De deeltijdval wordt gemeten als de inkomensvooruitgang bij één dag extra werken.

Tabel 41.3 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Vooruitgang in %Extra euro’s per maand(afgerond op € 5)
 20082009verschil*20082009verschil
Werkloosheidsval      
(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand)**      
Aanvaarden werk op minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen1%1%0%20200
 Alleenstaande13%14%1%14015010
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)– 2%– 2%– 1%– 30– 40– 10
Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen6%6%0%1051050
 Alleenstaande23%24%1%23526025
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)10%10%0%1601600
       
Herintredersval      
(inkomensvooruitgang bij 2½ dag werken door niet-werkende partner)***      
Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau16%16%0%27529015
Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau23%23%0%42044020
       
Deeltijdvalminstverdienende partner      
(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken)***      
Hoofd minimumloon      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)8%8%0%15516510
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)8%8%0%17018010
Hoofd modaal      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)6%7%0%15516510
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)6%6%0%1651705
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%0%2002055
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%0%20522015
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)11%12%0%30032525
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)7%8%1%21524025

Bron: berekening SZW.

* Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

** Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

*** Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 41.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 41ADA. 2010B. 2010 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

42 Arbeidsparticipatie

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatie

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om te bevorderen dat het aandeel werkenden (verder) toeneemt, creëert SZW via wet- en regelgeving, ondersteuning van gemeenten, aansturing uitvoeringsinstanties en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• beleid en maatregelen die het makkelijker maken om tot de arbeidsmarkt toe te treden;

• het stimuleren van de samenwerking tussen de sociale partners, de gemeenten en UWV.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• bereidheid tot samenwerking in de keten van werk en inkomen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• de arbeidsparticipatie stijgt;

• de (langdurige) werkloosheid wordt teruggedrongen.

Indicatoren

Dit betreft de bruto arbeidsparticipatie. Hieronder wordt verstaan het aantal mensen met een baan of direct beschikbaar voor een baan van minimaal 12 uur per week als percentage van de bevolking van 20–64 jaar.

Dit is conform de definitie die de SER in haar MLT-advies van 2007 gebruikte.

In het beleidsprogramma is een streven geformuleerd om in 2016 een bruto arbeidsparticipatie van 80% te bereiken. Voor de tussenliggende jaren zijn geen streefwaarden afgesproken.

Het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen zoals door CPB gepubliceerd. Indien de bruto-participatiegraad stijgt en het volume van uitkeringen daalt, is het plausibel te veronderstellen dat er mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk geholpen zijn.

Voor de realisering van beide doelstellingen is een voortvarende invoering van de in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie genoemde maatregelen een voorwaarde. Daarnaast is het overleg met sociale partners en gemeenten een randvoorwaarde.

Tabel 42.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2011
Bruto arbeidsparticipatie 20–64 jaar (%)74
Volume uitkeringen bijstand, ww en ao (in uitkeringsjaren x 1 000)1 188988

Bronnen: CPB, Macro-Economische Verkenning 2009

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 42.2 Begrotingsuitgaven artikel 42 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen24 80234 21324 4819 00012 04515 40115 401
Uitgaven26 48737 41326 5829 30012 04515 40115 401
        
Programma uitgaven9 33417 8336 0169 30012 04515 40115 401
waarvan juridisch verplicht  52%12%0%0%0%
        
Operationele Doelstelling 3       
Stimulering Arbeidsparticipatie6 36717 8336 0169 30012 04515 40115 401
Overig2 967000000
        
Apparaatsuitgaven17 15319 58020 5660000
Personeel en materieel17 15319 58020 5660000
        
Ontvangsten19 43123 04518 89818 98518 98518 98518 985

Toelichting:

Stimulering arbeidsparticipatie

In aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid is besloten tot het uitvoeren van een aantal aanvullende acties. Hiervoor is in 2009 een budget van circa € 6 miljoen beschikbaar. Dit budget zal worden ingezet voor de instrumenten en activiteiten onder operationele doelstelling 3 en in het kader van het beleidsprogramma «Iedereen doet mee».

Ondanks de intensiveringen van het kabinet op het gebied van stimulering arbeidsparticipatie ligt het budget voor 2009 lager ten opzichte van 2008. Dit wordt veroorzaakt door het aflopen van de subsidieregeling leeftijdsbewust beleid en de no-risk polis voor jongeren. Hierbij geldt dat ter stimulering van de arbeidsparticipatie een groot aantal maatregelen worden getroffen die elders binnen deze begroting neerslaan (met name in artikel 46 en 47).

Tabel 42.3 Fiscale uitgaven artikel 42 (lopende prijzen x € 1 mln)
Artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Operationele doelstelling 2       
Afdrachtvermindering onderwijs219225231242249261272
        
Operationele doelstelling 3       
Arbeidskorting voor ouderen196200225250300325340
Doorwerkbonus  280280280280280
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid10101010101111

Bron: Ministerie van Financiën

Toelichting:

Hierboven is het budgettair beslag van de volledige afdrachtvermindering onderwijs gepresenteerd. De meeste onderdelen daarvan hebben betrekking op het onderwijsterrein (duale opleidingen). De WVA-startkwalificatie, waarvoor SZW verantwoordelijk is, is een onderdeel van de afdrachtsvermindering onderwijs. Dit betreft een fiscale faciliteit voor werkgevers die voormalig werkloze werknemers van 23 jaar en ouder in dienst hebben van wie het loon in het desbetreffende tijdvak niet meer bedraagt dan het toetsloon voor dat tijdvak.

Voor ouderen vanaf 57 jaar geldt vanaf 2002 een hogere arbeidskorting dan de gebruikelijke arbeidskorting teneinde arbeidsparticipatie te stimuleren.

De doorwerkbonus voor mensen die langer doorwerken wordt vanaf 2009 vormgegeven als een korting op de te betalen belasting (heffingskorting) voor ouderen die werken. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen. Mensen die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar zijn en blijven werken, ontvangen de doorwerkbonus.

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stimuleert gedeeltelijk arbeidsongeschikten een eigen onderneming te starten en op deze wijze (gedeeltelijk) in het eigen inkomen te voorzien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-3.gif

Toelichting:

Het budget van OD 3 is verplicht voor de projecten actieteam 45+, bijdrage poortwachterscentra, afrekening subsidie vluchtelingenwerk en de afrekeningen van de lopende tranches subsidieregeling leeftijdsbewust beleid. Daarnaast is er een bestuurlijke toezegging voor een bijdrage aan aan VWS en OCW voor pilots in de zorg en in het onderwijs. Ten slotte is er een budget bestemd voor activiteiten van het actieprogramma «Iedereen Doet Mee». Er zijn bedragen overgemaakt naar het ministerie van BZK in verband met het bevorderen van het diversiteitsbeleid binnen de Rijksoverheid.

Operationele doelstelling

1 Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten

Motivering

Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen, is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang. Een indicatie hiervan geven de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied. Het streven is zoveel mogelijk gericht op het behoud van onze concurrentiepositie. Vooral door voorwaardenscheppend beleid draagt de overheid bij aan een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten.

Instrumenten

• Belastingen en premiedruk;

• Administratieve lasten arbeid.

Activiteiten

• Beheersing van belastingen en premies ten laste van arbeidsinkomen;

• Vermindering van administratieve lasten op arbeid.

Doelgroepen

De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.

Indicatoren

De relatieve ontwikkeling van de arbeidskosten verbetert indien de arbeidskosten per eenheid product van de Nederlandse industrie minder stijgen of meer dalen dan die van de concurrenten in het eurogebied (zie ook tabel 42.5). De gemiddelde wig op het inkomen uit arbeid (het verschil tussen loonkosten en het netto loon als percentage van de loonkosten) is een goede indicator van de lastendruk zoals werkgevers en werknemers die ervaren. De veranderingen in het stelsel van belastingen en premies komen daarin goed traceerbaar tot uitdrukking. Het CPB gebruikt de indicator bij het opstellen van de loonramingen. De wig op het arbeidsinkomen neemt in 2008 toe tot 42,9%, waarna in 2009 een daling wordt voorzien tot 42,3%. Los van het participatiebevorderende effect (via verlaging van de marginale druk) van het voornemen om de Awf-premie voor werknemers tot nul terug te brengen en van de introductie van een inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en inkomensafhankelijke verhoging van de arbeidskorting (IAK) beïnvloeden de maatregelen ook de wig in gunstige zin. In de ramingen van het CPB komt de verslechtering van onze concurrentiepositie in 2009 tot stilstand.

In het coalitieakkoord is voor de periode 2007 tot 2011 een nieuwe rijksbrede administratieve lastenverlichting van netto 25% voor het bedrijfsleven afgesproken. Er is nog geen departementale taakstelling vastgesteld. De taakstelling van 25% lastenvermindering voor burgers uit de voorgaande kabinetsperiode wordt doorgezet tot 2011.

Tabel 42.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009
Ontwikkeling arbeidskosten t.o.v. eurogebied*0,71,750
Omvang van wig inclusief werkgeverslasten (%)*42,042,942,3
Door SZW gerealiseerde reductie van administratieve lasten voor bedrijven ten opzichte van 1 maart 20071 (%)**0,6n.b.

Bronnen: CPB Macro Economische Verkenning 2009;

* 1 maart 2007 is de nieuwe peildatum voor de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

** Ministerie van Financiën, Financieel Jaarverslag van het Rijk

Kengetallen

De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt in belangrijke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen.

Tabel 42.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product industrie   
1 Nederland0,23,251
2 Euroconcurrenten– 0,51,51

Bronnen: CPB Macro Economische Verkenning 2009

Operationele doelstelling

2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie

Motivering

Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen, is het van belang dat meer mensen een startkwalificatie behalen. Een startkwalificatie (MBO-2 of havo-vwo) is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk.

Instrumenten

• Fiscale faciliteiten voor werkgevers (WVA onderwijs waaronder WVA startkwalificatie, zie toelichting bij tabel 42.3);

• ESF regeling;

• Tijdelijke stimuleringsregeling Leren & Werken;

• Informatievoorziening (www.lerenenwerken.nl en publiekscampagne).

Activiteiten

• Bevorderen van regionale samenwerking tussen onderwijs, ondernemers en lokale overheid gericht op de uitvoering van duale en EVC-trajecten;

• Bevorderen van de toegankelijkheid van scholing en EVC door het opzetten van een regionale infrastructuur (leerwerkloket) voor een Leven Lang Leren;

• Conceptontwikkeling door de Denktank Leven Lang Leren.

De activiteiten worden gestimuleerd en gefaciliteerd door de projectdirectie Leren & Werken, een gezamenlijke directie van de ministeries van OCW en SZW. De middelen van de projectdirectie zijn opgenomen in de begroting van het ministerie van OCW.

Doelgroepen

Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie.

Indicatoren

Het percentage geeft aan welk deel van de beroepsbevolking (25–65 jaar) een startkwalificatie heeft. Het streven is dat in 2010 meer dan 80% van de beroepsbevolking een startkwalificatie bezit.

Tabel 42.6 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2010
Aandeel (%) in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie78,378,979,5> 80

Bronnen: CBS EBB Kernprogramma

Operationele doelstelling

3 Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie van specifieke groepen belemmeren

Motivering

Om te voorkomen dat de arbeidsparticipatie van specifieke groepen achterblijft (in aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid).

Instrumenten

Instrumenten gericht op ouderen:

• Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid (Kamerstukken II, 2003/2004, 27 046, nr. 5);

• Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers (Kamerstukken II, 2006/2007, 27 046, nr. 17).

Instrumenten gericht op jongeren:

• Operatie Jong, bijdrage aan de Landelijke Jeugdmonitor t/m 2010 (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 284, nr. 5);

• Vierjarig subsidieproject jongeren (amendement Van Hijum begroting 2008).

Overige instrumenten:

• Landelijk netwerk Diversiteitsmanagement (DIV) ter bevordering van etnische diversiteit in organisaties en bedrijven.

Activiteiten

Activiteiten gericht op ouderen:

• Actieteam Talent 45+ ter ondersteuning van uitvoerders Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers (Kamerstukken II, 2007/2008, 27 046, nr. 17);

• Bevorderen van leeftijdsbewust beleid bij bedrijven en branches.

Activiteiten gericht op jongeren:

• Bevordering uitvoering van banenplannen voor werkloze ongekwalificeerde jongeren door gemeenten.

Activiteiten gericht op etnische minderheden:

• Uitvoering afspraken Participatietop inzake hoger opgeleide allochtonen;

• Stimuleren van diversiteitsbeleid bij werkgevers, met focus op MKB-sectoren;

• Stimuleren van etnisch ondernemerschap;

• Faciliteren van organisaties betrokken bij naar werk bemiddelen van statushouders.

Activiteiten gericht op (allochtone) vrouwen:

• Stimuleren van regionale partners in het begeleiden van allochtone vrouwen naar werk in verlengde van het landelijke project «1001 kracht» (uitvoering motie Arib);

• Bevorderen toepassing Leergang participatie allochtone vrouwen door gemeenten.

Overige activiteiten:

• Handhaven WAV door de Arbeidsinspectie in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie en de Belastingdienst.

Doelgroepen

• Ouderen;

• Jongeren;

• Etnische minderheden;

• (Allochtone) vrouwen.

Kengetallen

De genoemde participatiecijfers betreffen de netto arbeidsparticipatie. Dit is het aandeel van mensen met een baan van minimaal 12 uur in de genoemde specifieke bevolkingsgroep. Het percentage werkloze jongeren is het aandeel van jongeren in de totale werkloosheidcijfers.

Overtreding WAV is het percentage bedrijven dat zich niet houdt aan de regels van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Tabel 42.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007
Netto-arbeidsparticipatie 15–64 jaar163,264,566,1
Netto-arbeidsparticipatievan etnische minderheden146,946,751,8
Netto arbeidsparticipatieouderen239,741,744,9
Netto-arbeidsparticipatievrouwen154,155,857,7
Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar)215,011,49,7
Percentage door AI bezochte bedrijven waarbij overtreding WAV is vastgesteld3252318

Bronnen:

1 CBS Statline

2 CBS EBB Kernprogramma;

3 SZW/AI, jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 42.8 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingZorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatieADA. 2011B. 2011 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting:

Vanwege het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie en de op grond daarvan ontwikkelde beleidsvoorstellen, is de voor 2008 geplande beleidsdoorlichting van artikel 42 verschoven naar 2011.

Artikel

43 Arbeidsverhoudingen

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bij te dragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vormgeving en het onderhoud van het wettelijke instrumentarium ten behoeve van de zelfregulering door sociale partners en van de structuur van het overleg met de sociale partners;

• de vormgeving en het onderhoud van een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming en de bevordering van de naleving daarvan;

• de vormgeving en werking van het wettelijke stelsel van verlofregelingen, met inbegrip van de levensloopregeling;

• de vormgeving en het onderhoud van de wetgeving gericht op gelijke behandeling bij de arbeid en de bevordering van de naleving daarvan.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de toepassing van het wettelijke instrumentarium door werkgevers en werknemers;

• maatschappelijk draagvlak voor de in de wetgeving neergelegde normen;

• de beschikbaarheid van een voldoende effectief handhavingsinstrumentarium voor hetzij werkgevers en werknemers, hetzij de overheid.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• sociale partners stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen tot stand brengen en ondernemingen goed functioneren door betrokkenheid van werknemers;

• een verantwoorde ontwikkeling van collectief tussen sociale partners afgesproken arbeidsvoorwaarden plaatsvindt;

• een goede balans ontstaat tussen de rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een adequaat stelsel van ontslagbescherming;

• risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers voor zover deze verband houden met de arbeids- en rusttijden verminderen;

• werkenden in staat zijn arbeid te combineren met zorgtaken;

• op de arbeidsmarkt minder ongerechtvaardigde verschillen in de behandeling van werkzoekenden en van werknemers bestaan.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 43.1 Begrotingsuitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen13 21425 86526 1015 4345 6585 6575 657
Uitgaven12 97225 01726 4285 7005 6585 6575 657
        
Programma uitgaven1 9097 3809 6685 7005 6585 6575 657
waarvan juridisch verplicht  46%19%15%15%15%
        
Algemene Doelstelling       
Handhaving0624646644644644644
Overig02 8962 8912 9072 7292 7292 729
Operationele Doelstelling 1       
Subsidies316535529520514514514
Overig0452216206206206206
Operationele Doelstelling 3       
Overig271 5964 606656631631631
Operationele Doelstelling 4       
Subsidies1 5661 077580567734733733
Overig0200200200200200200
        
Apparaatsuitgaven11 06317 63716 7600000
Personeel en materieel11 06317 63716 7600000
        
Ontvangsten9981 1071 2281 2281 2281 2281 228

Toelichting:

In de uitgaven onder Operationele Doelstelling 3 is het budget begrepen ten behoeve van de Taskforce DeeltijdPlus met een looptijd van twee jaar, gerekend vanaf 1 april 2008.

De afname van de subsidieuitgaven in 2009 bij Operationele Doelstelling 4 hangt mede samen met de afronding van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) in 2008.

Tabel 43.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Uitgaven891 000905 213950 536985 1891 020 5911 058 7431 098 657
        
Programma uitgaven891 000905 213912 057911 218909 913909 628909 628
Operationele doelstelling 3       
Zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof uitkeringslasten875 000891 961899 445899 445899 445899 445899 445
Zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof uitvoeringskosten16 00013 25212 61211 77310 46810 18310 183
        
Nominaal0038 47973 971110 678149 115189 029
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

De ontwikkeling van de uitgaven voor zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof houdt verband met de invoering per 4 juni 2008 van een recht op uitkering in verband met zwangerschap, bevalling en adoptie voor zelfstandigen.

Tabel 43.3 Fiscale uitgaven Artikel 43 (x € 1 mln)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Belastinguitgaven372451506522521480460
        
Operationele doelstelling 3       
Levensloopregeling372451428432431390370
w.v. spaarfaciliteit353423428432431390370
w.v. ouderschapsverlofkorting1928
Ouderschapsverlofkorting7890909090

Bron: raming SZW, Financiën

Toelichting:

De verwachte stijging van de uitgaven in verband met de ouderschapsverlofkorting hangt samen met de voorgenomen verlenging van het ouderschapsverlof van 13 tot 26 weken en het loskoppelen van de ouderschapsverlofkorting van de levensloopregeling per 1 januari 2009.

Grafiek budgetflexibiliteit artikel 43

kst-31700-XV-2-4.gif

Operationele doelstelling

1 Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen

Motivering

Om stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen te bevorderen wordt het recht op onderhandeling door sociale partners gewaarborgd en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming geregeld.

Om het grondwettelijke recht op medezeggenschap door werknemers te regelen, te waarborgen en te bevorderen.

Om een adequate overlegstructuur tussen het kabinet en sociale partners in stand te houden ten behoeve van onderlinge beleidsafstemming, coördinatie op sociaal en sociaaleconomisch terrein en om zoveel mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het kabinetsbeleid.

Instrumenten

• Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Cao), Wet op het Algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en Wet op de loonvorming;

• Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

• Wet op de ondernemingsraden (WOR), Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) en Wet rol werknemers Europese vennootschap;

• Overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de overheid, waaronder het voor- en najaarsoverleg tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid;

• Subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen.

Activiteiten

• Uitvoeren van de ministeriële taken op grond van de wet Cao en de wet AVV, waaronder:

– het registreren van Cao’s en bevestigen van de ontvangst van de melding van het sluiten, wijzigen of opzeggen van Cao’s;

– het verrichten van Cao-onderzoek en rapporteren van belangrijke Cao-ontwikkelingen, onder andere aan het parlement en sociale partners;

– het voorbereiden van besluiten van algemeenverbindendverklaring (AVV) van (bepalingen van) Cao’s en het behandelen van tegen verzoeken tot AVV ingediende bedenkingen en dispensatieverzoeken aan de hand van het Toetsingskader AVV;

• Het onderhouden van een adequate overlegstructuur tussen kabinet en sociale partners en het voeren van overleg met sociale partners in het bijzonder op centraal niveau, maar ook op decentraal niveau;

• Het volgen van de naleving van de code Tabaksblat door topbestuurders;

• Het evalueren van het Toetsingskader AVV. Op 1 januari 2007 is het nieuwe Toetsingkader AVV in werking getreden. Hierbij is opgenomen dat in het derde jaar na inwerkingtreding de wijzingen zullen worden geëvalueerd;

• In 2009 aan de Tweede Kamer overzicht geven van de stand van zaken met betrekking tot de Wet op de Ondernemingsraden (WOR);

• Stimuleren van de kwaliteit van de medezeggenschap;

• Het implementeren van de nieuwe Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

• Uitvoering subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen, waarbij jaarlijks op medefinancieringsbasis (50%) circa 10 subsidies worden verleend aan innovatieve en concrete projecten die bijdragen aan daadwerkelijke veranderingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen.

Doelgroepen

• Sociale partners (werkgevers en werknemers) en hun organisaties;

• Ondernemingsraden en Europese ondernemingsraden;

• (Hoofd)product- en (hoofd)bedrijfschappen en de SER.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. Het toepassen van het voor zelfregulering aangeboden instrumentarium ligt bij de sociale partners. Het overleg met sociale partners kent telkens wisselende onderwerpen. Er zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

• De kengetallen geven informatie over de mate van het gebruik van het aangeboden instrumentarium door sociale partners;

• Meting van de naleving medezeggenschap vindt om de drie jaar plaats.

Tabel 43.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Cao/AVV1   
Aantal bedrijfstak-cao’s140198192
Aantal direct gebonden werknemers3 867 0004 449 5004 644 500
Aantal door AVV gebonden werknemers433 000770 500676 000
Aantal ondernemingen-cao’s398517524
Aantal gebonden werknemers514 500588 000543 000
Totaal aantal Cao’s538715716
Totaal aantal werknemers onder Cao’s4 814 0005 808 0005 863 500
Medezeggenschap200220052008
Percentage OR-plichtige ondernemingen met OR271763

Bronnen:

(1) SZW, Voorjaarsrapportage cao-afspraken;

(2) RvB, onderzoek naleving WOR;

(3) Onderzoeksgegevens zullen eind 2008 beschikbaar zijn.

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst

Motivering

Om de bescherming van werknemers te waarborgen, in evenwicht met de belangen van de onderneming en met inachtneming van de eigen rol en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.

Instrumenten

• Het arbeidsovereenkomstenrecht, inclusief het ontslagrecht;

• Het Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) en de daarop gebaseerde regels betreffende ontslag en werktijdverkorting;

• De Wet melding collectief ontslag (WMCO);

• De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) en daarop gebaseerde regels betreffende bestuurlijke handhaving van de WML;

• Het Besluit minimumjeugdloonregeling;

• De Arbeidstijdenwet (ATW), het Arbeidstijdenbesluit, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de Nadere regeling kinderarbeid;

• Voorlichting.

Activiteiten

• Het verlenen van ontslagvergunningen door de CWI ex artikel 6 BBA;

• Het verlenen van tijdelijke ontheffingen van het verbod om de arbeidstijd te verminderen ex artikel 8 BBA;

• Het verlenen van goedkeuring als bedoeld in artikel 6 lid 4 van de WMCO;

• Het handhaven van de WML door de Arbeidsinspectie door het opleggen van bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom bij onderbetaling;

• Het handhaven van de ATW door de Arbeidsinspectie door het opleggen van bestuurlijke boetes bij overtreding van de ATW;

• Het beleid met betrekking tot de handhaving van de WML en de ATW;

• Het beleid met betrekking tot flexibilisering op de arbeidsmarkt;

• Het geven van uitvoering aan het advies van de Commissie Bakker;

• Het stimuleren en ondersteunen van initiatieven op het terrein van sociale innovatie;

• Het beleid inzake prostitutie voorzover dat betrekking heeft op de arbeidsrelatie en de sociale positie van prostituees;

• Het beleid gericht op het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap;

• Het bijdragen aan de totstandkoming, aanpassing en implementatie van internationale regelgeving en het rapporteren daarover.

Doelgroepen

• Werknemers, werkgevers en hun vertegenwoordigers;

• Zelfstandigen in geval van veiligheidsrisico’s voor derden.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. De doelstelling van het beleid is te komen tot een transparante regelgeving waarbij op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de bescherming van de werknemers en de vereisten van de onderneming. Voor dit evenwicht is geen objectieve indicator te geven.

Kengetallen

Op basis van de voorlopige realisaties over de eerste helft 2008 is het aantal ontslagaanvragen voor 2008 geraamd. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008.

Op basis van de ingediende verzoeken in de eerste vier maanden van 2007 is het aantal ontbindingszaken via de rechtbanken voor geheel 2008 geraamd. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008.

Het aantal aanvragen werktijdverkorting is erg afhankelijk van incidenten en fluctueert daarmee sterk van jaar tot jaar. Voor 2008 is uitgegaan van de resultaten over de eerste helft 2008 met medeneming van de gemiddelden over een langere periode. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008.

Ten aanzien van de WML zijn gegevens opgenomen over (de resultaten van) de handhavingsinspanningen van de Arbeidsinspectie, die gebaseerd zijn op de realisaties over de eerste helft van 2008. Het te verwachten hogere aantal controles en boetes WML in 2009 is gebaseerd op een uitbreiding van het aantal inspecteurs, dat is belast met handhaving WML.

Tabel 43.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Ontslagen1   
Aantal ontslagaanvragen CWI27 54730 00030 000
Waarvan via collectieve aanvraag (in %)162020
Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken29 98330 00030 000
Totaal aantal aanvragen en verzoeken57 53060 00060 000
    
Aanvragen WTV (werktijdverkorting)2   
Aantal aanvragen148100100
Aantal toegewezen985050
    
HandhavingWML3   
Aantal controles6 2008 2009 600
Aantal opgelegde boetesn.v.t.150200

Bronnen:

(1) CWI, jaarverslag;

(2) SZW, onderzoeksrapport werktijdverkorting;

(3) intern onderzoek Arbeidsinspectie.

Operationele doelstelling

3 Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg

Motivering

Om werknemers in staat te stellen de arbeidsduur (tijdelijk) aan te passen in verband met zorgtaken.

Instrumenten

• Wet arbeid en zorg;

• Wet aanpassing arbeidsduur;

• Levensloopregeling;

• Ouderschapsverlofkorting.

Activiteiten

• Werkzaamheden van de Taskforce DeeltijdPlus gericht op het wegnemen van belemmeringen voor een grotere arbeidsdeelname in uren van vrouwen;

• Verlenging van het ouderschapsverlof van de huidige 13 tot 26 weken per 1 januari 2009;

• Verkenning flexibilisering en harmonisering verlofregelingen en arbeidstijden;

• Conferentie gezinsvriendelijke bedrijven (samen met minister voor Jeugd en Gezin en minister van OCW).

Doelgroepen

• (Potentiële) werknemers;

• Werkgevers.

Indicatoren

De discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof wordt gemeten als het aandeel werknemers (m/v) dat behoefte heeft aan verlof, maar dit (nog) niet gebruikt, op het totaal aantal werknemers (m/v) met behoefte aan verlof. De volgende vormen van verlof zijn meegenomen in de meting van de indicator: ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof. De module Arbeid en zorg van de Enquête Beroepsbevolking wordt eenmaal per twee jaar uitgevoerd. Gegevens over 2007 komen in 2008 beschikbaar. Omdat er voor 2008 geen cijfers beschikbaar komen, is er voor dat jaar geen streefwaarde. De eerstvolgende streefwaarde is voor 2009.

Tabel 43.6 Indicatoren operationele doelstelling 3
 Realisatie 2005Realisatie 2007Streven 2009
Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof (%)454534 (daling met een kwart ten opzichte van 2005)

Bron: CBS, EBB-module arbeid en zorg

Kengetallen

• De kengetallen over zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof en de levensloopregeling betreffen het gebruik (aantal toekenningen respectievelijk deelnemers).

• Vanaf 4 juni 2008 is er een recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, adoptie en opname van een pleegkind in het gezin voor zelfstandigen.

• Het recht op ouderschapsverlof voor werknemers wordt in 2009 uitgebreid van 13 naar 26 weken. Dit leidt naar verwachting niet tot een stijging van het aantal werknemers dat ouderschapsverlof opneemt, maar wel tot een langere gemiddelde verlofduur.

• De ouderschapsverlofkorting wordt in 2009 losgekoppeld van de levensloopregeling. Dit leidt naar verwachting tot een stijging van het gebruik.

• De cijfers over de deelname aan de levensloopregeling zijn afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Analyseresultaten van het CBS wijzen op een overschatting in de EBB van het aantal deelnemers aan de levensloopregeling in vergelijking met andere bronnen. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om een betere schatting te maken van de levensloopdeelname. Omdat er op dit moment geen eenduidige aanwijzingen zijn welke bron en welke meetmethode het beste resultaat oplevert houdt het CBS in zijn publicaties vooralsnog vast aan de EBB als bron voor cijfers over de levensloopdeelname.

Tabel 43.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1 000)   
– aantal toekenningen werknemers1131129128
– aantal toekenningen zelfstandigen10,12,95
Adoptieverlof(x 1 000)   
– aantal toekenningen werknemers11,31,31,3
Ouderschapsverlof(x 1 000)   
– aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)2808080
– aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting4182448
Levensloopregeling(x 1 000)   
– aantal actieve deelnemers3388440470

Bronnen:

(1) UWV, jaarverslag;

(2): CBS, EBB module Arbeid en zorg;

(3) CBS, EBB module Levensloop;

(4): raming SZW.

Operationele doelstelling

4 Bevorderen van gelijke kansen op de arbeidsmarkt en toegang tot de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep

Motivering

Om werknemers en werkzoekenden bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling en te waarborgen dat eenieder gelijke kansen heeft op het terrein van arbeid.

Instrumenten

• Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid;

• Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

• Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;

• Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;

• Commissie gelijke behandeling;

• Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen;

• Subsidie aan Expertisecentrum LEEFtijd.

Activiteiten

• Integratie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in de Algemene wet gelijke behandeling;

• Het tegengaan van ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid door voorlichting, overleg met sociale partners, het volgen van jurisprudentie en overleg en samenwerking met het Expertisecentrum LEEFtijd;

• Het terugdringen van ongelijke beloning in strijd met de wet door voorlichting, onderzoek, ontwikkeling van instrumenten en overleg met sociale partners;

• Het ondersteunen van werkgevers onder andere via de Quickscan gelijke beloning en de Managementtool gelijke beloning via de website www.gelijkloon.nl, de Handleiding sekseneutrale functiewaardering en de Leidraad aanstellingskeuringen. Bevorderen van een zorgvuldig werving- en selectiebeleid met name op grond van leeftijd en etniciteit door subsidie voor bewustwordingsactiviteiten;

• Het tegengaan van negatieve beeldvorming en discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt via het project van de landelijke discriminatiemonitor;

• Het opnemen in de Arbeidsomstandighedenwet van een verplichting voor werkgevers om een beleid te voeren gericht op het voorkomen van discriminatie als onderdeel van psychosociale arbeidsbelasting in de Arbowet.

Doelgroepen

• Werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers;

• Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals.

Indicatoren

• De ongecorrigeerde beloningsverschillen fungeren als indicator voor de stand van de emancipatie;

• De gecorrigeerde beloningsverschillen geven het verschil tussen het gemiddelde mannen- en vrouwenloon (uitgedrukt in percentages van het mannenloon) weer dat resteert na correctie voor achtergrondkenmerken zoals leeftijd, functieniveau en sector. Dit onverklaarde deel kan ongelijke beloning zijn in de zin van de gelijke behandelingswetgeving;

• Het laatste jaar waarvoor realisaties van beloningsverschillen beschikbaar zijn is 2006.

Tabel 43.8 Indicatoren operationele doelstelling 4
 Realisatie 20061Streven 2008Streven 2010Streven 2012
Gecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven6,5666
Verschil man-vrouw overheid2,6333
     
Ongecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven232019,519,5
Verschil man-vrouw overheid141312,512,5

Bron: SZW, de arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006

1 Het betreft voorlopige cijfers; rapportage zal in oktober 2008 worden gepresenteerd.

Kengetallen

De gegevens van de Commissie gelijke behandeling en van de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen betreffen het aantal ingediende klachten en/of oordelen ingediend bij respectievelijk uitgesproken door deze commissies. De ontwikkeling van het aantal oordelen van de Commissie gelijke behandeling is het gevolg van het in toenemende mate op een andere wijze afdoen van verzoeken (informeren, verwijzen, mediation, schikking en bemiddeling) in plaats van door een oordeel. Bij de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen is de ontwikkeling het gevolg van de overgang van deze commissie naar de SER.

Tabel 43.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007
Commissie gelijke behandeling: Aantal oordelen op terrein van arbeid1   
Totaal aantal194228159
waarvan op grond van (%):   
– geslacht221812
– leeftijd384245
– handicap12813
– overig283230
    
Commissie klachtenbehandeling: aanstellingskeuringen2   
Klachten16195
Vragen14315868
Totaal15917773

Bronnen:

1 Commissie Gelijke Behandeling, jaarverslag.

2 Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen, jaarverslag.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 43.10 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 43OD 1, 2 en 4A. 2007B. 2008 
 Artikel 43ADA. 2012B. 2013 
     
Effecten onderzoek ex postEvaluatie van het toetsingskader AVVOD 1A. 2009B. 2009 
     
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeidOD 4A. 2008B. 2009 

Artikel

44 Arbeidsomstandigheden en verzuim

Algemene doelstelling

Bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goede verzuimaanpak

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen en arbeidsuitval te voorkomen is een goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid noodzakelijk. Dit is van belang voor het beperken van het beroep op de WIA en de gezondheidszorg en voor het in stand houden van de arbeidsproductiviteit.

Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden dragen daarnaast bij aan het inperken van (bedrijfs)risico’s met ingrijpende effecten op de samenleving, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

De daadwerkelijke uitvoering van goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. SZW stimuleert het arbobeleid van bedrijven en ziet erop toe dat de arbeidsomstandighedenwet wordt nageleefd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het bevorderen dat werkgevers en werknemers veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goed verzuimbeleid in hun ondernemingen realiseren;

• De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De mate waarin werkgevers en werknemers in bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ongevallen en gezondheidsschade bij werkenden worden beperkt;

• verzuim wordt beperkt en arbeidsgeschiktheid wordt bevorderd;

• incidenten en gezondheidseffecten met een maatschappelijk ontwrichtend karakter worden beperkt;

• de kosten van de WIA en van loondoorbetaling bij ziekte worden beperkt.

Indicatoren

De gekozen prestatie-indicatoren zijn maatgevend voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.

Tabel 44.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg3,2%3,1%3,0%2,9%
Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid24,1242422

Bron: CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden;

Toelichting indicator percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg:

Gelet op de realisaties in 2005, 2006 en 2007 wordt voor de komende jaren gestreefd naar een afname van het aantal ongevallen met letsel en verzuim met 1,5% per jaar.

Toelichting indicator percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid:

Het kabinetsbeleid is gericht op het vergroten van de arbeidsdeelname van ouderen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De verwachting is dat met de toename van arbeidsdeelname de behoefte aan verdere aanpassingen de eerstkomende jaren ten minste gelijk blijft aan de realisatie 2007. Daarom wordt voor 2009 een gelijkblijvend percentage gemeld.

Tabel 44.2 Kengetal algemene doelstelling
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen433

Bron: SZW, verplichte melding van incidenten aan de EU

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 44.3 Begrotingsuitgaven Artikel 44 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen72 84275 44864 30923 43923 14223 14223 142
Uitgaven84 46375 56364 83023 43923 14223 14223 142
        
Programma uitgaven33 05933 40024 12623 43923 14223 14223 142
waarvan juridisch verplicht  48%48%48%48%48%
        
Operationele Doelstelling 1       
Handhaving529319300300000
Overig6 0346 4264 3964 3664 3664 3664 366
Subsidies26 49626 65519 43018 77318 77618 77618 776
        
Apparaatsuitgaven51 40442 16340 7040000
Personeel en materieel51 40442 16340 7040000
        
Ontvangsten5 2517 5325 1325 1325 1325 1325 132

Toelichting:

Afname subsidies:

De Subsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogi (STA) loopt af op 1 januari 2010. In 2009 is ten opzichte van 2008 een geringer subsidiebedrag beschikbaar.

De Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval (SPA) is per 1 januari 2008 beëindigd. De uitfinanciering van de nog lopende projecten duurt naar schatting nog enkele jaren.

Uitgaven en handhaving

De uitgaven handhaving lopen af naar € 0 in 2011, omdat het handhavingsproject in 2010 afloopt.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-5.gif

Operationele doelstelling

1 Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren

Motivering

Om te bereiken dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandighedenbeleid voeren, richt de overheidsinzet zich op het bevorderen dat werkgevers en werknemers de eigen verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet die per 1 januari 2007 van kracht is, krijgen werkgevers en werknemers immers de ruimte om, binnen de wettelijke begrenzing, arbeidsomstandighedenbeleid af te stemmen op de eigen onderneming. Ook is met de herziene Arbeidsomstandighedenwet de administratieve lastendruk voor ondernemingen verminderd. Dit verhoogt het draagvlak voor het arbeidsomstandighedenbeleid binnen de onderneming en maakt het meer kostenefficiënt. Hiermee wordt het arbeidsomstandighedenbeleid effectiever.

Ook winnen ondernemingen aan arbeidsproductiviteit door een adequate arbeidsomstandigheden- en verzuimaanpak.

De verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid ligt bij de sociale partners. Vandaar de overheidsinzet op het stimuleren en bevorderen van deze eigen verantwoordelijkheid. Door middel van het handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet bevorderd.

Instrumenten & Activiteiten

• De herziene Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving;

• Het standpunt van Nederland met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor de invulling van de arbeidsomstandigheden wordt ingebracht in EU werkgroepen en discussies;

• Handhaving van wet- en regelgeving;

• Het volgen en onderzoeken van maatschappelijke trends, ontwikkelingen, blootstelling aan arbeidsrisico’s, effecten van arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid en naleving van wet- en regelgeving;

• Communicatie en voorlichting;

• Subsidieverlening/regelingen, onder andere het tijdelijk subsidiëren van het opstellen van afspraken tussen sociale partners over de invulling van de eigen arbeidsomstandigheden (de arbocatalogi).

Doelgroepen

Werkgevers, werknemers, arboprofessionals (preventiemedewerkers, bedrijfsarts, veiligheidskundige etcetera).

Indicatoren

De gekozen indicatoren zijn maatgevend voor de werking van het overheidsbeleid op het terrein van arbeidsomstandigheden binnen bedrijven. De naleving van regelgeving wordt weergegeven door het percentage bedrijven met een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).

De tweede indicator geeft aan welk percentage van de bedrijven na inzet van handhavingsinstrumenten door de Arbeidsinspectie bij hercontrole voldoet aan de Arbowet (volledige naleving op de geïnspecteerde punten).

De indicator «percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt» is gekoppeld aan de herziene Arbeidsomstandighedenwet die van kracht is geworden per 1 januari 2007.

Tabel 44.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Percentage bedrijven met een RI&E (naleving regelgeving)148566075
Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet197> 95> 95> 95
Percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt2< 1255080

Bronnen:

1 SZW/AI-monitor;

2 SZW/AI

Toelichting:

Met de indicator percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt, wordt gemeten wat de reikwijdte van de arbocatalogi in Nederland is. Het percentage is in 2007 gesteld op < 1, omdat de herziene Arbowet op 1 januari 2007 is ingevoerd. Werkgevers en werknemers in de verschillende sectoren zijn vanaf 2007 gestart met het maken van arbocatalogi. In 2008 zal daarom het percentage werknemers dat onder de werking van de arbocatalogus valt oplopen naar 25% en in 2009 naar 50%.

Tabel 44.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Aantal actieve inspecties door de Arbeidsinspectie19 57920 00020 000

Bron: SZW/AI

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 44.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArbeidsomstandighedenADA: 2011B: 2011 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekARIE*OD1A: 2007B: 2007Handelingen 2006–2007, Tweede Kamer, arbeidsomstandigheden, nr. 3 pag. 3–136. Het voornemen is om naar aanleiding van het evaluatierapport de SER advies te vragen.
 VASt programma**OD1A: 2007B: 2008Kamerstukken 2007–2008 25 883, nr. 129
 Subsidieregeling SPA***OD1A: 2008B: 2009zie www.senternovem.nl/spa
 VAV programma****OD1A: 2007B: 2008Kamerstukken 2007–2008, 25 883, nr. 132

* ARIE = Aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie.

** VASt = Versterking Arbobeleid voor Stoffen

*** SPA = Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval

**** VAV = Versterking arbeidsveiligheid

Artikel

45 Pensioenbeleid

Algemene doelstelling

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• een adequaat wettelijk kader voor arbeidspensioenen;

• een op arbeidspensioenen toegesneden fiscaal kader, samen met de minister van Financiën;

• de organisatie van het toezicht op de uitvoering van pensioenregelingen;

• het overleg met sociale partners over een betaalbaar en duurzaam pensioenstelsel dat rekening houdt met maatschappelijke ontwikkelingen en anderen aspecten van sociaaleconomisch beleid.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• arbeidsvoorwaardenonderhandelingen;

• een transparant beheer en bestuur van pensioenuitvoerders;

• het pensioenbewustzijn in de samenleving;

• (macro-)economische ontwikkelingen;

• ruimte in EU-regelgeving voor handhaving van nationale kenmerken van pensioenstelsels.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ouderen na pensionering over een adequate inkomensvoorziening beschikken;

• maatschappelijk vertrouwen bestaat in het pensioenstelsel waardoor er een basis is voor een collectieve en solidaire financiering.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45.1 Begrotingsuitgaven Artikel 45 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen58 5472 3751 890403403403403
Uitgaven86 3472 4311 889403403403403
        
Programma uitgaven85 000491402403403403403
waarvan juridisch verplicht  50%50%50%50%50%
        
Operationele Doelstelling 1       
Eenmalige uitkering Wet Verevening pensioen bij scheiding85 000000000
Overig0312245246246246246
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies0179157157157157157
        
Apparaatsuitgaven1 3471 9401 4870000
Personeel en materieel1 3471 9401 4870000
        
Ontvangsten0000000

Grafiek budgetflexibiliteit artikel 45

kst-31700-XV-2-6.gif

Operationele doelstelling

1 Vergroten van de houdbaarheid en het bereik van het stelsel van aanvullende pensioenen

Motivering

Om zoveel mogelijk werknemers in de gelegenheid te stellen op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW te verkrijgen om na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven.

Instrumenten

• De Pensioenwet;

• Wet verplichte Beroepspensioenregelingen;

• Wet verplichtstelling bedrijfstakpensioenfondsen 2000;

• Fiscale regelingen voor pensioenen.

Activiteiten

• Aanpassen van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding naar aanleiding van de evaluatie;

• Doorvoeren van de modernisering van de mogelijkheden tot uitvoering van pensioenregelingen (Algemene Pensioeninstelling);

• Overleggen met pensioenuitvoerders over verbeteringen in de praktijk van de uitvoering van pensioenregelingen, waarbij de praktijk rond waardeoverdracht bijzondere aandacht heeft;

• Uitoefenen van toezicht door De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten;

• Overleggen in EU-verband om op Europees niveau de voorwaarden te creëren, waarbinnen het Nederlands pensioenstelsel goed kan functioneren.

Doelgroepen

• Werkgevers;

• Werknemers;

• Pensioenuitvoerders.

Indicatoren

Aantal fondsen met een reservetekort: het aantal fondsen met een eigen vermogen kleiner dan het vereist eigen vermogen. In de dekkingsgraad wordt de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het pensioenfonds tot uitdrukking gebracht. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% is bij een gemiddeld fonds sprake van onderdekking. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 127% is bij een gemiddeld fonds sprake van een reservetekort. Door de gunstige beleggingsresultaten was het aantal fondsen met een reservetekort eind 2007 veel lager dan het geraamde aantal van 100. Deze situatie is begin 2008 echter weer sterk veranderd. Het streven blijft gericht op een structurele vermindering van het aantal fondsen met een reservetekort. Vanwege de fluctuaties op de beurs worden de streefwaarden uit de begroting 2008 daarom gehandhaafd.

Tabel 45.2 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Aantal fondsen met een reservetekort7908050

Bronnen: DNB, kwartaalbericht juni 2008

Kengetallen

• Mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van deelname in de pensioenregeling naar percentage actieve deelnemers;

• Type regeling bij pensioenregelingen. De categorie «overig» heeft betrekking op combinaties van verschillende typen pensioenregeling.

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008
Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting (%)   
bij vrijwillig ontslag578789
bij zorgverlof228691
bij ouderschapsverlof239192
bij sabbatical leave208691
bij educatief verlof208488
Aandeel actieve deelnemers (%)   
Defined Benefit op basis van eindloon1041
Defined Benefit op basis van middelloon769089
Beschikbare premieregeling445
Overig1025

Bron: DNB, Pensioenmonitor

Operationele doelstelling

2 Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Motivering

Om deelnemers te stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen.

Instrumenten

Pensioenwet, met name de bepalingen over voorlichting aan deelnemers en de bepalingen over medezeggenschap en de governance van pensioenuitvoerders.

Activiteiten

• Ondersteunen van projecten van de Stichting Pensioenkijker ten behoeve van de bevordering van het pensioenbewustzijn onder Nederlanders;

• Overleggen over de uitkomsten van de evaluatie van goed pensioenfondsbestuur en van de medezeggenschap door gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen en doorvoeren van verbeteringen daarin;

• Overleggen met sociale partners, gepensioneerden en pensioenuitvoerders over verbetering van de kwaliteit van het besturen van pensioenuitvoerders;

• Invoeren van het indexatielabel voor pensioenregelingen;

• Ondersteunen van de invoering van het Pensioenregister.

Doelgroepen

Deelnemers en gepensioneerden in pensioenregelingen.

Indicatoren

De kennis van de pensioenregeling wordt gemeten als het percentage werkenden in de leeftijd van 20 tot 65 jaar dat aangeeft inzicht te hebben in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen.

Tabel 45.4 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Inzicht in hoogte aanvullend pensioen (%)54666875

Bron: Research voor Beleid, kennis van ouderdomspensioenen

Kengetallen

• Opvattingen van werknemers tussen 20 en 65 jaar over de verantwoordelijkheid voor het regelen van een aanvullend pensioen;

• Verwachtingen van werkenden met inzicht in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen over het kunnen rondkomen van hun pensioen.

Tabel 45.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Realisatie 2007
De verantwoordelijkheid voor het regelen van een ouderdomspensioen ligt (%)  
– bij mijzelf5252
– bij mijn werkgever2626
– bij de overheid1816
– overig/weet niet46
   
Verwachtingen van werkenden met inzicht in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen over het kunnen rondkomen van hun pensioen (%)  
Verwacht goed te kunnen rondkomen5454
Verwacht redelijk te kunnen rondkomen3535
Verwacht nauwelijks tot niet te kunnen rondkomen1010
Weet niet11

Bron: Research voor Beleid, kennis van ouderdomspensioenen

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 45.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
Beleidsdoorlichting  A. 2012B. 2012 
     
Effecten onderzoek ex postInzicht in de praktijk van waardeoverdracht A. 2008B. 2009 
     
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

46 Inkomensbescherming met activering

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, dan wel maatschappelijk te participeren, en worden aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten of private partijen. SZW verstrekt hiertoe de financiële middelen of richt het regelgevend kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Een adequate bescherming van personen tegen inkomensverlies;

• De coördinatie van het rijksbeleid op het terrein van armoede en «sociale uitsluiting»;

• De bepaling van de hoogte van het sociaal minimum en de algemene bijstandsniveaus;

• De bepaling van de op te leggen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden;

• De vormgeving en werking van het wettelijke stelsel;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de sociale verzekeringen door het UWV;

• Monitoring van uitvoering door private partijen;

• Het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de bijstandswetten door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Een effectieve uitvoering van de wetten door UWV en gemeenten;

• Het naleven van de verplichtingen van de wet- en regelgeving door de uitkeringsgerechtigden, werkgevers en private partijen;

• De inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk van de uitkeringsgerechtigden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Er invulling is gegeven aan de grondwettelijke taak van de overheid om te zorgen voor de «bestaanszekerheid der bevolking»;

• Voorzien wordt in uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende, noodzakelijke kosten van bestaan (bijzondere bijstand op grond van de WWB);

• Personen er weer in slagen zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien;

• Werknemers en jonggehandicapten adequaat worden beschermd tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid;

• Werkgevers meer gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst houden of nemen;

• Personen niet onnodig in de uitkering verblijven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1: Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen5 947 7646 445 4106 500 6106 357 3376 531 3856 651 8486 794 310
Uitgaven6 270 1366 462 1776 502 3106 357 3376 531 3856 651 8486 794 310
        
Programma uitgaven6 260 2796 451 2016 492 1476 357 3376 531 3856 651 8486 794 310
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
Operationele Doelstelling 3       
WajongUitkeringslasten1 928 0092 145 7152 355 8072 502 4512 645 0942 782 7382 904 495
WajongUitvoeringskosten56 37767 694104 10484 06490 51599 563107 664
Operationele Doelstelling 4       
BIAUitkeringslasten5 0074 5404 1983 8143 4042 9672 515
BIAUitvoeringskosten271195 148 131 82 3737
Tri uitkeringslasten31 71918 81713 581 00 0 0
Tri Uitvoeringskosten6 2664 1791 139 207 0 00
Operationele Doelstelling 5       
WWB3 943 5923 855 2793 706 1533 367 6213 308 0283 258 4033 268 459
Bijzondere bijstand       
BijstandBuitenland2 1982 6002 6002 6002 6002 6002 600
BijstandZelfstandigen87 305111 88595 19198 77598 77598 77598 775
IOAW112 19997 436108 625126 971154 031169 909169 909
IOAZ31 62532 02729 40230 95030 95030 95030 950
WWIK Uitkeringslasten26 14823 00023 00023 00023 00023 00023 000
WWIK Uitvoeringskosten5 3094 7004 9004 9004 9004 9004 900
Vazalo02501002 7503 90013 00016 000
WIJ0016 70083 600133 700133 700133 700
Handhaving7 6958 7206 6476 61915 33215 33215 332
Subsidies000 0 0 00
Overig16 55974 16419 85218 88417 07415 97415 974
        
Apparaatsuitgaven9 85710 97610 1630000
Personeel en materieel9 85710 97610 163 0 0 00
        
Ontvangsten98 31753 10000000

1 Maakt deel uit van de algemene uitkering. Via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds worden middelen verstrekt die het gemeenten mogelijk maken burgers ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Deze drukken niet op de begroting van SZW.

2 Binnen dit budget staan zogenaamde garantieverplichtingen uit in het kader van een experiment waarbij banken, onder borgstelling, kredieten aan startende ondernemers verstrekken. Op 30 juni 2008 stonden 68 kredieten open voor een totaal garantiebedrag van € 1 116 802.

Toelichting:

Wajong

De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten van de Wajong stijgen als gevolg van een toenemend aantal uitkeringsgerechtigden. Voorts is de uitkering van 70 naar 75 procent van het wettelijk minimumloon voor volledig arbeidsongeschikten verhoogd (als uitvloeisel uit het coalitieakkoord). De piek in de uitvoeringskosten in 2009 is het gevolg van eenmalige implementatiekosten voor de nieuwe Wajong en de taakstelling voor het UWV/CWI uit het Coalitieakkoord die vanaf 2010 geldt.

Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft bij ongewijzigd beleid de komende jaren toenemen. Op 30 mei 2008 heeft het kabinet de nota «vergroting participatie jongeren met een beperking» aan de Tweede Kamer gezonden.

BIA

Dit betreffen de uitgaven voor de tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA). Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

TRI

Deze regeling is in het leven geroepen om de inkomensgevolgen als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen te beperken. De TRI-uitgaven lopen af omdat de herbeoordelingsoperatie in 2009 wordt afgerond en de TRI voorziet in een tijdelijke aanvulling in vervolg op een herbeoordeling. In 2007 is, naar aanleiding van het Coalitieakkoord, de duur van de TRI-tegemoetkoming verlengd van zes naar twaalf maanden. Dit geldt voor zowel lopende en nieuwe gevallen als voor beëindigde gevallen.

WWB

Deze uitgaven hebben betrekking op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB). Het inkomensdeel is voor de periode 2008–2011 op basis van de afspraken over meerjarige budgetten vastgezet op basis van de meerjarenraming van het CPB. Wel worden de macrobudgetten nog gecorrigeerd voor de loonprijsbijstelling, wijzigingen in Rijksbeleid en effecten van de conjunctuur wanneer deze zich buiten een vastgestelde bandbreedte bevinden. Het werkdeel van de WWB (flexibel re-integratiebudget) is begroot op artikel 47. De gemeenten ontvangen een vergoeding voor de uitvoeringskosten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

Beleidsvoornemens:

• De verantwoordelijkheid en uitvoering van de aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder wordt per 2010 integraal overgeheveld naar de SVB. Daartoe vindt een uitname plaats uit het macrobudget van het Inkomensdeel en volgend jaar een overheveling van middelen uit het gemeentefonds voor de uitvoeringskosten naar de SZW-begroting. Zie verder artikel 49.

• De sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar wordt geschrapt per begin 2009. De maximale vrijstellingsperiode voor de sollicitatieplicht is zes jaar. Er komt daarnaast een scholingsplicht voor deze groep alleenstaande ouders, teneinde na de vrijstelling een baan te kunnen vinden.

• In het coalitieakkoord is de afspraak opgenomen dat er een regeling komt die werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders financieel aantrekkelijk maakt. Begin 2009 start ter zake van deze regeling een experiment in het kader van het experimenteerartikel WWB. De uitkomsten van het experiment kunnen worden betrokken bij de keuzes rondom de Wet Vazalo. De voorgestelde duur van het experiment is twee jaar en de resultaten ervan zijn te verwachten in de eerste helft van 2011.

• Er komt een Wetsvoorstel investeren in jongeren (Wij) voor jongeren tot 27 jaar met als doel een hogere en duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen. Werken en/of leren voorkomt uitkeringsafhankelijkheid. Het recht op algemene bijstand komt voor jongeren tot 27 jaar te vervallen. De regeling voorziet primair in een recht op een werkleeraanbod; alleen als van de jongere niet kan worden gevergd dat hij of zij zo’n aanbod uitvoert of als een aanbod te weinig inkomen genereert, kan recht bestaan op een inkomensvoorziening met een uitkeringshoogte zoals die van de WWB. Structureel leidt het wetsvoorstel tot een netto besparing van ongeveer € 140 mln omdat de maatregel er voor zorgt dat per saldo het aantal jongeren dat een uitkering ontvangt, afneemt.

Bijzondere bijstand

Gemeenten verstrekken bijzondere bijstand uit de algemene uitkering van het gemeentefonds op grond van artikel 35 WWB aan personen die niet over voldoende middelen beschikken om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten te voldoen. Deze bijstand wordt in de meeste gevallen om niet verstrekt. In een aantal situaties is het mogelijk om bijzondere bijstand in de vorm van een lening te verstrekken. Rijk en VNG zijn overeengekomen dat gemeenten grotere terughoudendheid betrachten bij het verlenen van leenbijstand. Gemeenten worden hierbij gestimuleerd om op inventieve wijze om te gaan met de mogelijkheid om de verplichting tot betaling van deze schuld kwijt te schelden, gekoppeld aan de inspanning van de cliënt op het gebied van re-integratie.

Met ingang van 1 januari 2009 wordt de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. De langdurigheidstoeslag wordt dan een bijzondere vorm van categoriale bijzondere bijstand; gemeenten blijven de langdurigheidstoeslag verstrekken. Hierdoor kunnen ook mensen met een baan die langdurig op het minimum leven en die geen uitzicht hebben op een hoger inkomen, en verder mensen die met een bijstandsuitkering gaan werken voor een minimuminkomen, in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. De middelen voor de langdurigheidstoeslag worden uit het I-deel WWB overgeheveld naar het gemeentefonds.

Bijstand Buitenland

Sinds 1996 is geen nieuwe instroom meer mogelijk. De uitvoeringskosten stijgen door strengere beoordeling van aanvragen en controle. Het streven is de uitvoering van de regeling met ingang van 2009 onder te brengen bij de SVB.

Bijstand zelfstandigen en IOAW/IOAZ Algemeen

De cijfers per regeling betreffen optellingen per regeling van het budgetdeel (25%) en het declaratiedeel (75%). Een vergoeding voor de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

Het voornemen is om per 2010 over te gaan tot verdergaande decentralisatie van deze uitkeringen (mogelijk wordt niet de gehele bijstand zelfstandigen gedecentraliseerd). Uitgangspunt is bundeling met het Inkomensdeel (100% budgettering) voor wat betreft de financiering en verantwoording van gemeenten, waarbij ten aanzien van de rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden de afzonderlijke materiewetten blijven bestaan.

Bijstand zelfstandigen

Een betere conjunctuur vermindert het aantal ondernemers dat door financiële problemen een beroep moet doen op het Bbz en omgekeerd. Daarnaast ontstaat er de laatste jaren meer belangstelling voor het starten van een onderneming. Voor de komende jaren wordt een stijging van de uitgaven verwacht. Door middel van een experiment wordt bezien of kredietverlening aan starters via borgstelling kan worden overgelaten aan banken, opdat zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de normale ondernemerspraktijk. Het streven is om de kredietverstrekking aan starters vanuit een uitkeringssituatie op termijn in te bedden in een landelijk systeem van microfinanciering voor startende ondernemers. Dit zou op termijn tot verlaging van de uitgaven kunnen leiden.

IOAW/IOW/IOAZ

Vanaf 2009 wordt bij de IOAW een stijgende lijn verwacht van volume en lasten vanwege de gevolgen van de duurverkorting WW. Voor 60-plussers geldt per 1 december 2009 de IOW (SER-pakket).

In de IOAZ zijn weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten te verwachten.

WWIK

Dit betreft de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van de WWIK die door 20 uitvoerende centrumgemeenten en de organisatie «Kunstenaars & CO» wordt uitgevoerd. Twee keer per jaar worden de bijstandsuitkeringen en de uitkeringen voor kunstenaars (WWIK) bijgesteld. De verhogingen hebben te maken met de stijging van het wettelijk minimumloon (WML) en wijziging van loonbelasting en verzekeringspremies. De kosten van de WWIK zijn 100% declarabel.

Het voornemen is over te gaan tot financiële decentralisatie per 2010. Uitgangspunt is bundeling met het Inkomensdeel WWB (100% budgettering).

Wet Vazalo

De Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) is op 28 augustus 2007 gepubliceerd in het Staatsblad. Een experiment waarin de werking van Vazalo zou worden onderzocht heeft geen doorgang gevonden naar aanleiding van het advies van de Raad van State hieromtrent. In 2009 start een nieuw experiment op grond van artikel 83 WWB.

Handhaving

Uit deze middelen worden onder meer de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten en de maatregelen van het SZW-Handhavingsprogramma 2007–2010 gefinancierd.

In het kader van dit programma zijn middelen gereserveerd (€ 36,0 mln) voor het verankeren en borgen van het zogenoemde Programmatisch Handhaven in de gemeentelijke beleids- en uitvoeringspraktijk. Deze middelen zijn in 2007 eenmalig toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Van de post «handhaving» is € 1,5 mln voor 2009 en 2010 overgeboekt naar artikel 98 ten behoeve van de post «verzameluitkering SZW».

In het kader van het Handhavingsprogramma 2007–2010 en het Bestuurlijk Akkoord SZW en VNG zijn verder afspraken gemaakt die moeten leiden tot:

• Het verkennen van mogelijkheden om gemeenten meer handhavingsruimte te geven door het mogelijk maken van bestandskoppelingen;

• Het zonodig wettelijk verankeren van het afleggen van huisbezoeken;

• Het intensiveren van de aanpak van zwart werk door bijstandsgerechtigden;

• Het waar mogelijk omzetten van zwart werk in reguliere werkgelegenheid.

De thans beschikbare begrotingsmiddelen zijn mede bedoeld om bovengenoemde afspraken te realiseren.

Overig

Onder deze post zijn uitgaven aan armoede en schuldhulpverlening geplaatst. In de loop van 2008 is hiervoor via amendement Tang/Spekman € 50,0 mln aan extra middelen beschikbaar gekomen voor 2008. In het najaar van 2008 wordt bezien of deze € 50,0 mln via het gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar wordt gesteld. In 2007 zijn op vergelijkbare wijze al eerder middelen via het gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar gesteld. Na overheveling van deze middelen aan het gemeentefonds resteert een beperkt (meerjarig) budget van € 1,0 mln voor ondersteunende activiteiten.

Onder «overig» valt het budget voor het onderhoud en de doorontwikkeling van de WWB, waaronder: het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW). Doelstelling daarvan is een meer integrale samenhangende dienstverlening door gemeenten aan de burger door het stimuleren van gemeenten en andere organisaties en door het stimuleren van een meer effectieve uitvoering en beleidsinnovatie door gemeenten om meer mensen aan het werk te krijgen/te laten participeren.

Daarnaast behoren onder «overig» de kosten van de bij de invoering van de wet ingestelde toetsingscommissie WWB voor het beoordelen van aanvragen voor aanvullende uitkeringen aan gemeenten met tekorten van meer dan 10% op het Inkomensdeel WWB.

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Uitgaven14 391 08914 103 04114 318 65314 020 47513 724 10113 648 80013 766 926
        
Programmauitgaven14 391 08914 103 04113 808 64313 083 58412 400 94211 927 69811 643 742
Operationele doelstelling 1       
WWuitkeringslasten2 832 0002 654 7302 695 8472 513 8502 367 1062 329 7312 331 676
WWuitvoeringskosten468 880378 860391 399340 626304 372292 092286 194
Operationele doelstelling 2       
WAOuitkeringslasten8 037 2617 839 2747 251 7766 530 6225 812 6465 100 8664 477 847
WAOuitvoeringskosten441 379367 276303 246236 414179 641148 308137 100
IVA uitkeringslasten128 000220 642384 953584 587788 173987 8511 221 957
IVA uitvoeringskosten46 00061 67757 28355 75158 67462 41562 415
WGAuitkeringslasten316 129558 859754 131931 5021 092 7491 250 1721 402 124
WGAuitvoeringskosten163 520177 588135 382134 140121 805123 059133 712
ZWuitkeringslasten1 181 8001 159 6191 188 8141 180 9541 163 9711 153 1791 148 612
ZWuitvoeringskosten353 120284 225287 581256 710233 181227 937229 819
WAZuitkeringslasten393 000371 000332 836295 136257 436232 302194 603
WAZuitvoeringskosten30 00029 29125 39523 29221 18819 78617 683
        
Nominaal00510 010936 8911 323 1591 721 1022 123 184
        
Ontvangsten164 530175 624187 496203 311233 451242 346251 441

Toelichting:

WW

In 2009 vertaalt een afname in het aantal WW-uitkeringen zich nog niet in dalende uitkeringslasten als gevolg van een hogere prijs per uitkering. In de jaren daarna zet de dalende trend in de uitkeringslasten WW van de afgelopen jaren verder door. De gunstige volume-ontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt, wordt mede veroorzaakt door structurele verbeteringen op de arbeidsmarkt en verschillende maatregelen die belemmeringen voor de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen wegnemen. Hieronder valt aanscherping van de richtlijn passende arbeid per 1 juli 2008. In lijn met het advies van de commissie Arbeidsparticipatie worden de verplichtingen gericht op werkhervatting aangescherpt en intensiveert het WERKbedrijf UWV de bemiddeling van langdurig werklozen naar passende arbeid. Verder zal het UWV naar aanleiding van het advies de toepassing van sancties aanscherpen als werklozen zich onvoldoende inspannen om weer aan het werk te komen. Als gevolg van het dalende WW-volume vertonen de uitvoeringskosten eveneens een dalende trend.

WAO

De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten WAO dalen omdat er met de invoering van de WIA geen nieuwe WAO-uitkeringen meer worden verstrekt, uitgezonderd herlevingen. De WAO kent zodoende geen nieuwe instroom meer en alleen nog uitstroom. In de uitkeringslasten WAO zijn de effecten van de maatregelen uit het coalitieakkoord (waaronder verhoging van de uitkering naar 75%) verwerkt.

IVA

De uitkeringslasten IVA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt.

De uitvoeringskosten blijven redelijk gelijk, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds de uitkeringen en bijbehorende uitvoeringskosten stijgen.

WGA

De uitkeringslasten WGA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt.

De uitvoeringskosten blijven redelijk gelijk, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds de uitkeringen en bijbehorende uitvoeringskosten stijgen.

ZW

In 2009 zijn de uitkeringslasten ZW hoger dan die van 2008. Het effect van een dalend WW-volume vindt zijn weerslag niet in de ZW. In 2009 blijft het volume van de andere doelgroepen van de ZW ten opzichte van 2008 naar verwachting gelijk.

De ontwikkeling van de uitvoeringskosten ZW in 2009 volgt uit de ontwikkeling van de uitkeringslasten ZW.

WAZ

De toegang tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten van de WAZ laten zodoende een dalende trend zien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-7.gif

Toelichting:

De budgetten binnen OD5 voor de WWB, BB, IOAW, IOAZ, Bbz en WWIK zijn juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen. De overige budgetten binnen OD 5 zijn bestuurlijk gebonden.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Instrumenten

• Werkloosheidswet (WW);

• Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid;

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

• Uitvoering van de wettelijke verzekering;

• Handhaving.

Doelgroepen

• Verzekerden (werknemers);

• WW-gerechtigden, IOW-gerechtigden;

• Premiebetalers (werkgevers en werknemers).

Indicatoren

• Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, onder meer door het beroep van oudere werknemers op de WW terug te dringen. De eerste indicator geeft de verhouding weer van de instroom van mensen van 55 jaar en ouder in de WW tot de gemiddelde instroom voor de totale populatie;

• De tweede indicator geeft weer hoeveel WW-gerechtigden binnen een jaar na aanvang van hun uitkering, vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd. Dit gegeven wordt apart vermeld voor de WW-gerechtigden die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren. Deze indicator biedt een aanwijzing voor de activerende werking van de WW;

• Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving (derde indicator) is dat onnodig gebruik van WW-uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen;

• Ten slotte wordt als vierde indicator het totaal geconstateerde fraudebedrag en de afdoening als kengetal in beeld gebracht. Dat geldt ook voor de mate waarin kennis van regelgeving aanwezig is. Dit is van invloed op de mate waarin de uitkeringsgerechtigden zich aan de wet houden.

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans10,98kleiner of gelijk aan 1kleiner of gelijk aan 1kleiner of gelijk aan 1
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)251525354
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)233343536
Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te vinden (%)3    
Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid (%)3    

Bronnen:

1 SZW o.b.v. UWV Jaarverslag;

2 UWV administratie: voorlopige cijfers op basis van realisatiegegevens 1e halfjaar 2007;

3 Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers o.b.v. dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Het volume van de ontslagwerkloosheid daalt in 2008 en 2009 tot naar verwachting 149,1 duizend uitkeringsjaren. De daling wordt wel minder groot dan in 2008, voornamelijk als gevolg van een afname in het aantal beëindigde uitkeringen. In 2007 werden er 58 duizend WW-uitkeringen meer beëindigd dan nieuwe verstrekt, in 2009 is dat verschil nog 12 duizend.

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Volume ontslagwerkloosheid (x 1000 uitkeringsjaren)1182,5150,3149,1
Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1000)2253225224
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1000)2311256236
    
Gemiddelde WWduur bij uitstroom (weken)355  
    
Handhaving   
Aantal signalen WW320 199  
Totaal fraudebedrag (x € mln)319,5  
% afdoening396  

Bronnen:

1 SZW, financiële administratie;

2 UWV, fondsennota;

3 UWV, jaarverslag;

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), bestaande uit de IVA- en WGA-regelingen;

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

• Ziektewet (ZW);

• Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ) (beëindigd per 1 augustus 2004);

• Loondoorbetaling bij ziekte;

• Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van gedeeltelijk arbeidsgeschikten om arbeid te verrichten;

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

• In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen verlies van inkomen door arbeidsongeschiktheid;

• Handhaving van wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV

• Verstrekken van IVA-, WGA-, WAO-, ZW- en WAZ-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande uitkeringsgerechtigden.

Doelgroepen

• Werknemers;

• Zelfstandigen, voorzover uitkeringsgerechtigd voor augustus 2005.

Indicatoren

• Beperking van de instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten tot maximaal 25 000 per jaar;

• Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving is dat onnodig gebruik van uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen.

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten14 300< 25 000< 25 000< 25 000
Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te vinden (%)2    
Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid (%)2    

bronnen:

1 UWV, jaarverslag;

2 Zie opmerking 3 onder tabel 46.3.

Kengetallen

Sinds 2006 komen nieuwe uitkeringsgerechtigden in de IVA en WGA. Niettemin is er ook dan nog instroom in de WAO van zogenaamde herlevingen (mensen die eerder al een WAO-recht gehad hebben). In 2007 en 2008 ligt de structureel dalende instroom in de WAO tijdelijk iets hoger als gevolg van het afschaffen van de maximering van het maatmanloon en de aanpassing van de herbeoordelingen voor 45–50-jarigen. In 2009 zal naar verwachting de instroom in de WAO dalen naar 3 400. Om een goed beeld van de ontwikkeling van het aantal (geheel en gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers te krijgen, moet gekeken worden naar het totaal van WAO en WIA. De totale instroom komt in 2007 en 2008 op circa 34 000 personen. In 2009 zal dit als gevolg van de lagere instroom in de WAO dalen naar circa 30 000. De afnemende instroom heeft ook effect op het percentage werkende WAO/IVA/WGA’ers. Dit zal naar verwachting licht dalen van 22% in 2008 naar 21% in 2009. De uitstroom uit de WAO ligt in 2008 nog op een relatief hoog niveau (57 600) als gevolg van de herbeoordelingsoperatie. In 2009 wanneer de herbeoordelingsoperatie zal worden afgerond zal de uitstroom dalen naar 51 700. De uitstroom uit de IVA en WGA is nog relatief laag, deze zal in de loop van de tijd toenemen naarmate het aantal uitkeringsgerechtigden hoger wordt. Vooral als gevolg van de gedaalde instroom neemt het totaal aantal uitkeringen van WIA en WAO samen af van circa 634 duizend in 2007 naar circa 577 duizend in 2009.

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
WAO + IVA + WGA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)634605577
– waarvan WAO596547499
– waarvan IVA81525
– waarvan WGA304354
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)9,18,68,2
Instroom in uitkeringen (x 1 000)3432,130,3
– waarvan WAO11,78,33,4
– waarvan IVA4,34,36,6
– waarvan WGA17,919,520,3
Instroomkans0,490,460,43
Uitstroomin uitkeringen (x 1 000)57,762,357,4
– waarvan WAO54,757,651,7
– waarvan IVA0,71,01,5
– waarvan WGA2,33,74,2
Uitstroomkans naar werk WAO + WIA474745
Uitstroomkans WGA naar werk UWV353637
Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers404142
Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ers222221
Aandeel instroom WIA uit ZW394343
Handhaving   
Aantal signalen (alle wetten excl ZW)9 985  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)112,7  
Afdoeningspercentage193,4  
WAZ   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)43,03833
Instroom in uitkeringen (x 1 000)1,20,40,0
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)5,55,15,0
ZW   
Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)139125125
Instroom in uitkeringen (x 1 000)621  
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)553  
Handhaving   
Aantal signalen13 251  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)1,4  
Afdoeningspercentage inlichtingenplicht97,7  

1 Inclusief Wajong

Bronnen: UWV jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Motivering

Om jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten SZW

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke voorziening voor jonggehandicapten;

• Toezien op een rechtmatige en doelmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting.

Activiteiten

Activiteiten UWV

• Verstrekken van WAJONG-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande jonggehandicapten.

Doelgroepen

• Jonggehandicapten zoals jongeren, leerlingen en studenten van 18 jaar en ouder die geen arbeidsverleden hebben, arbeidsongeschikt zijn geworden en niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Vrijwel alle Wajong-gerechtigden zijn volledig arbeidsongeschikt. Het merendeel van de werkzame Wajong’ers werkt voor WSW-bedrijven

Indicatoren

• Output/outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten in de huidige Wajong relatief kostbaar en tijdrovend. Naar aanleiding van de beleidsmaatregelen die dit kabinet voornemens is door te voeren ten aanzien van deze wet, wordt dit ten behoeve van de begroting 2010 opnieuw bezien.

Kengetallen

• Het aantal Wajong-uitkeringen zal bij ongewijzigd beleid voorlopig blijven stijgen. De instroom ligt vanaf 2009 op een structureel niveau met nog slechts beperkte ontwikkelingen vanwege demografische factoren, terwijl de uitstroom relatief laag is. Het bestand Wajong’ers is nog relatief jong, waardoor de uitstroom vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd op een laag niveau ligt.

• Op 30 mei 2008 heeft het kabinet de nota «vergroting participatie jongeren met een beperking» (Kamerstukken 2007–2008, 31 224, nr. 25) aan de Tweede Kamer gezonden. Bij uitvoering van de in deze nota geschetste plannen verwacht het kabinet een beperking van het beroep op Wajong-uitkeringen.

Tabel 46.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Wajong   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)166,8179,0192,0
Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)98,098,098,0
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)1,601,71,8
Instroom in uitkeringen (x 1 000)15,317,018,4
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)4,44,85,4
Aandeel werkende Wajong’ers (%)252525

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

4 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Om herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere uitkering of geen uitkering meer ontvangen, meer gelegenheid te geven om nieuw werk te zoeken.

Instrumenten

• De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• beoordelen van recht op een uitkering;

• verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

• Personen die op 1 augustus 1993 recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode);

• Personen die op 31 december 1986 in de leeftijd van 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode).

Indicatoren

• Output/outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Het relevante instrument, de BIA, is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

Kengetallen

• Het aantal BIA-uitkeringen loopt langzaam terug naar 0 in 2016. Bij een terugval in inkomen als gevolg van het aangepaste schattingsbesluit (aSB) bestaat het recht op een TRI-uitkering voor de duur van maximaal 12 maanden. In 2008 zijn de laatste nieuwe TRI-rechten ontstaan, waardoor deze regeling definitief zal aflopen in 2009.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 4
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000)0,50,50,4
Aantal uitkeringsjaren TRI(x 1 000)3,52,21,8
Aantal nieuwe TRI-uitkeringen (x 1 000)7,71,00
Aantal beëindigde TRI-uitkeringen (x 1 000)2,57,22,0
Gemiddelde duur TRI-uitkering in maanden9,09,510,5

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

5 Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Motivering

Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Instrumenten

• De Wet werk en bijstand (WWB);

• Het inkomensdeel van de WWB (het re-integratiebudget is toegelicht bij artikel 47);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

• Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

• Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

• Inlichtingenbureau gemeenten;

• Middelen ter voorkoming en bestrijding van armoede en problematische schulden;

• Middelen voor het Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van de wet- en regelgeving;

– Experiment werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders;

– Schrappen sollicitatieplicht alleenstaande ouders met jonge kinderen waarvoor een scholingsplicht in de plaats komt;

– Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening;

• Verder optimaliseren van het systeem en de werking van de WWB door:

– Verder onderzoek naar aanleiding van de evaluatie verdeelmodel Inkomensdeel, treffen van oplossingen voor gemeenten met meerjarige tekorten op hun I-deel;

– Stimuleren aanpak harde kern;

– Bevorderen dat bij het nieuwe dienstverleningsconcept voor de locaties werk en inkomen (LWI’s) de huidige sturingsrelatie Rijk-gemeenten van de WWB in acht wordt genomen;

– Ondersteunen van de gemeenteraad en griffie bij het waarmaken van hun kaderstellende en controlerende rol;

– Resultaten tonen van de WWB en monitoren met het oog op beleidsdoorlichting in 2011;

– Gevolgen van EU-beleid en ervaringen voor nationaal beleid en uitvoering verwerken;

– Invoering van het Participatiebudget (is toegelicht bij artikel 47);

• Monitoren ambities en afspraken Bestuurlijk Akkoord met gemeenten;

• Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelingssystematiek;

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering, in het licht van de kabinetsreactie op het rapport Oosting waarin het specifieke toezichtarrangement van de WWB wordt geschrapt;

• Bestrijden van armoede en bevorderen dat kinderen en jongeren uit problematische gezinnen – ondanks armoede – kunnen meedoen;

• Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen;

• Aanpak van problematische schulden door het terugdringen van het aantal personen met een problematische schuld met de helft;

• Het vergroten van het bereik en het versterken van de minnelijke schuldhulpverlening;

• Het minimaliseren van de wachtlijsten;

• Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Activiteiten gemeenten:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

• Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking op de uitkering in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Doelgroepen

• Mensen tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

• Mensen met een langdurig minimuminkomen en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Mensen in armoede of met een risico op armoede;

• Mensen met problematische schulden;

• Alleenstaande ouders en hun kinderen;

• Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

• Academieverlaters kunstvakopleidingen;

• Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Indicatoren

• Uitgangspunt is dat het macrobudget toereikend is. De minister van SZW is verantwoordelijk voor de uiteindelijke raming en vaststelling van het inkomensdeel macrobudget WWB, en monitort zodoende continu de systematiek. Mochten aanzienlijke en structurele discrepanties worden geconstateerd tussen het definitieve budget en de macrorealisatie, dan kan dit in het bestuurlijk of politiek overleg aan de orde komen.

• In het Bestuurlijk Akkoord hebben SZW en VNG afgesproken dat via een set indicatoren inzicht zal worden gegeven in de effecten van het Akkoord. Als gevolg hiervan wordt de indicator «Bijstandslastenreductie WWB», die eenmalig is onderzocht in het kader van de evaluatie WWB, vervangen door «Volumereductie WWB». Naar aanleiding van en in het verlengde van het Bestuurlijk Akkoord wordt een aantal indicatoren opgenomen:

– Volumereductie WWB. De streefcijfers zijn in overleg met VNG uitgewerkt (periodiek via CBA).

– Aantal huishoudens met problematische schulden. De door SZW gewenste reductie is 50% in 2011. De monitor (bron: EIM) komt eind 2008 beschikbaar;

– Aantal kinderen dat om financiële redenen niet participeert. De door SZW gewenste reductie is 50% in 2011. De nulmeting (bron: SCP) naar het aantal kinderen dat om financiële redenen niet meedoet, komt begin 2009 gereed.

  Omdat nulwaarden van de laatste twee indicatoren nog niet bekend zijn, kunnen nog geen streefwaarden geformuleerd worden.

• De bevoegdheden op het terrein van de bijzondere bijstand zijn integraal bij gemeenten belegd. Er is daarom geen indicator over de omvang van de bijzondere bijstand opgenomen.

Tabel 46.9 Indicatoren operationele doelstelling 5
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Volumereductie WWB1274 000249 000237 000n.v.t.
Toereikendheid macrobudget WWB2toereikendtoereikendtoereikendtoereikend
Aantal huishoudens met problematische schulden3* Zie toelichtingn.v.t.  
Aantal kinderen dat om financiële redenen niet participeert4* Zie toelichtingn.v.t.  

Bronnen:

1 CBS: Bijstandsuitkeringenstatistiek (obv eindstanden);

2 SZW: Werkt de WWB? (december 2007);

3 Bron: EIM;

4 SCP: onderzoek kinderen, armoede en sociale uitsluiting.

Kengetallen

VNG en SZW hebben in overleg gezamenlijk afspraken gemaakt over diverse kengetallen voor armoede en schuldhulpverlening. In de begroting worden de volgende kengetallen opgenomen:

• Bedrag leenbijstand ten opzichte van totale bijzondere bijstand (periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord);

• Aantal huishoudens met bijzondere bijstand ten opzichte van aantal huishoudens met een laag inkomen (periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord);

• Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening (onderzoeksbureau Hiemstra de Vries, juli 2008: enqueteonderzoek effectiviteit schuldhulpverlening, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord);

• Uitgaven van gemeenten aan bijzondere bijstand, exclusief bijzondere bijstand voor bedrijfsdoeleinden (periodiek via CBS, statistiek bijzondere bijstand).

Omdat instroom in de IOW pas zal plaatsvinden vanaf december 2009, zullen de kengetallen met betrekking tot deze regeling pas vanaf de begroting 2010 worden opgenomen. De verwachte instroom bedraagt in de structurele situatie 500 personen per jaar (zie ook OD1).

Als kengetallen voor het Wetsvoorstel investeren in jongeren worden de aantallen werkleeraanbiedingen (zie artikel 42) en inkomensvoorzieningen opgenomen. Over de precieze meting vindt nog overleg met CBS plaats.

Tabel 46.10 Kengetallen operationele doelstelling 5
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Volume ontwikkelingen   
Volume WWB thuiswonenden, periodiek < 65 jaar (x 1 000)1288269265
Volume WWBthuiswonenden, periodiek ≥ 65 jaar (x 1 000)1303236
Volume IOAW (x 1 000)16810
Volume IOAZ (x 1 000)1222
Volume bijstandbuitenland (x 1 000)2< 1< 1< 1
Volume Bbz (x 1 000)1222
Volume WWIK (x 1 000)1222
Bijzondere bijstand(x 1 mln)4196
Aantal werkleeraanbiedingen en inkomensvoorzieningen* Zie toelichting  
Armoede en schuldhulpverlening   
Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand(%)412  
Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met een laag inkomen (%)637  
Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening5* Zie toelichting  
Handhaving   
Bekendheid met regels (%)n.b.
Aantal geconstateerde fraudegevallen332 520
Totaal fraudebedrag (€ mln)3122
% afdoening3n.b.
Incassoratio %313
Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten (%)n.b.
Wetsvoorstel investeren in jongeren   
Inkomensvoorzieningen Wetsvoorstel investeren in jongeren* Zie toelichting  

Bronnen:

1 CBS, Bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden);

2 SZW administratie;

3 CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek;

4 CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek (jaartotalen);

5 Onderzoeksbureau Hiemstra de Vries: juli 2008.

Tabel 46.11 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingInkomensaanvulling tot minimumniveau en activeringADA. 2011B. 2011 
     
Effecten onderzoek ex postEvaluatie verdeelmodel Inkomensdeel WWB A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/2008, 29 674, nr. 22
 Effectiviteit minnelijke schuldhulpverlening A. 2007B. 2008 
 Pilots borgstellingsregeling starterskredieten A. 2008B. 2009 
 Tijdelijke ondersteuning kunstenaars (wettelijke evaluatie WWIK) A. 2009B. 2009 
     
Overig evaluatieonderzoekExperiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders A. 2009B. 2011 
 Aantal huishoudens met (risico op) problematische schulden A. 2008B. 2009 
 Kinderen, armoede en sociale uitsluiting   
 0-meting aantal kinderen A. 2008B. 2009 
 Achtergronden A. 2008B. 2010 
 Langetermijneffect A. 2009B. 2010 
 Nameting aantal kinderen A. 2010B. 2011 
 Effecten Bestuurlijk Akkoord met gemeenten A. 2010B. 2011 
 Evaluatie WGA A. 2010B. 2011 

Artikel

47 Aan het Werk: Bemiddeling en Re-integratie

Algemene doelstelling

Arbeidsinpassing in regulier werk voor uitkeringsgerechtigden en werklozen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om mensen met of zonder uitkering te laten deelnemen aan het verrichten van betaald werk en, waar dat nog niet mogelijk is, mensen tot andere vormen van maatschappelijke participatie te brengen. Dit is in het belang van de mensen zelf en draagt bij aan de sociale cohesie én het bevorderen van de arbeidsparticipatie. SZW schept de voorwaarden zodat UWV en gemeenten personen met een sociale zekerheidsuitkering en niet-uitkeringsgerechtigden kunnen re-integreren in reguliere arbeid. Enerzijds aan de aanbodkant: onder andere via het wegnemen van (persoonlijke) barrières voor re-integratie en via het handhaven van de naleving van de sociale zekerheidsregelgeving waar die een relatie heeft met re-integratie(verplichtingen) van uitkeringsontvangers. Anderzijds aan de vraagkant: door het bedienen en beïnvloeden van de vraag van werkgevers en hen actief te benaderen.

Bemiddeling en de inzet van re-integratieondersteuning richt zich op het verkleinen van de afstand tot regulier werk, opdat de kans op het verkrijgen van regulier werk wordt vergroot. Niet iedereen heeft re-integratieondersteuning nodig. Met behulp van diagnose-instrumenten bepalen UWV en gemeenten bij de intake wie ondersteuning nodig heeft en wat voor soort ondersteuning effectief is. De ondersteuning wordt geleverd via de Locaties Werk en Inkomen (LWI) die in ontwikkeling zijn. De LWI’s bieden basisdienstverlening voor iedereen. Voor personen met een afstand tot regulier werk wordt re-integratieondersteuning ingezet. Re-integratie richt zich op (uiteindelijk) arbeidsinpassing in regulier werk, waarmee wordt bijgedragen aan de vergroting van de netto arbeidsparticipatie en de vermindering van uitkeringsafhankelijkheid.

Met het tegelijkertijd met deze begroting aan de Tweede Kamer aangeboden Plan van Aanpak re-integratie geeft het kabinet inzicht in de wijze waarop het kabinet beoogt de inzet van re-integratiemiddelen meer vraaggericht en selectiever in te zetten. Dit moet bijdragen aan de verbetering van de resultaten van re-integratie. Selectiviteit vraagt nadrukkelijk ook van ketenpartners om beter zichtbaar te maken welke inzet van re-integratiemiddelen en -instrumenten zij plegen, mede opdat zij ook van elkaar kunnen leren. Het gaat dan over wat, voor wie, wanneer wordt ingezet en hoe het werkt. In het vergroten van de vraaggerichtheid spelen de LWI’s een belangrijke rol. Via de integrale dienstverlening aan zowel werkzoekenden als werkgevers zal deze gerealiseerd moeten worden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Wet- en regelgeving (medewetgever) in relatie tot bemiddeling, re-integratie en handhaving;

• Het realiseren van geïntegreerde dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen door gemeenten en UWV op het terrein van bemiddeling, re-integratie en de benadering van potentiële werkgevers;

• De uitvoering van re-integratie-inspanningen door UWV en het toezicht daarop;

• Het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de WWB door gemeenten (waaronder het flexibel re-integratiebudget);

• De uitvoering van ESF en EQUAL programma’s.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Effectieve uitvoering van de wetten door gemeenten en UWV op het gebied van re-integratie, werkgeversbenadering en handhaving;

• Goede samenwerking tussen de uitvoerende instanties (ketensamenwerking);

• Inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• Optimale benutting van ESF en EQUAL programma’s;

• Goede werking van de re-integratiemarkt;

• Bereidheid van werkgevers om uitkeringsgerechtigden en werklozen in dienst te nemen;

• Samenwerking binnen het regionale arbeidsmarktbeleid.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• Meer personen, sneller aan het werk gaan in reguliere arbeid;

• Meer personen een kleinere afstand tot regulier werk krijgen;

• Minder personen afhankelijk zijn van een uitkering;

• Langdurige werkloosheid wordt beperkt.

Budgettaire gevolgen van beleid

De totale budgettaire gevolgen van dit artikel worden in onderstaande tabellen weergegeven. De re-integratiebudgetten zijn vrij besteedbaar. Daarom wordt er in de budgettaire tabellen geen uitsplitsing gemaakt in operationele doelstellingen. Het doel is om in de verantwoording wel inzicht te verschaffen in de besteding van de middelen.

Tabel 47.1: Begrotingsuitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen2 009 6782 250 5812 313 1522 473 5362 217 6632 172 5332 158 533
Uitgaven2 034 1492 244 9812 315 1522 475 5362 218 6632 172 5332 158 533
        
Programma uitgaven2 025 2482 231 2162 301 7992 467 1692 209 8462 163 7162 149 716
waarvan juridisch verplicht  100%10%0%0%0%
        
Operationele Doelstelling 1       
CWI/UWV352 500314 800328 612246 715214 530185 781185 781
Bkwi8 6159 4499 4319 3949 3188 3188 318
Ketensamenwerking015 00000000
Operationele Doelstelling 2 en 3       
Flexibel Re-integratiebudget (vanaf 2009: Participatiebudget1 592 2591 579 2701 752 2402 003 0231 855 3231 826 1401 801 140
StimuleringsregelingId-banen5 8523 0006 0000000
Risicovoorziening ESF 30190 00095 00095 000000
Rwi/Svww9 0786 2346 0795 7715 1565 1565 156
Re-integratieWajong43 21994 36286 98789 779109 125123 097134 097
Re-integratieWajongUitvoeringskosten5 0646 0945 4035 4065 3105 3105 310
Handhaving40000000
Subsidies7 0234 7653 2203 2333 2352 3652 365
Beleidsondersteunende uitgaven1 5988 2428 8278 8487 8497 5497 549
        
Apparaatsuitgaven8 90113 76513 3538 3678 8178 8 178 817
Personeel en materieel3 5694 9024 8390000
Agentschap SZW5 3328 8638 5148 3678 8178 8178 817
        
Ontvangsten198 24467 100223 470574 253526 553497 370472 370

In tabel 47.2 wordt een extra comptabel overzicht van het participatiebudget gegeven.

Toelichting Begrotingsuitgaven Artikel 47 (tabel 47.1):

Basisdienstverlening UWV

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV worden de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van UWV, het WERKbedrijf. De programma-uitgaven Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) worden ingebracht in dit organisatieonderdeel. Deze middelen zijn onderdeel van de uitvoeringskosten van het WERKbedrijf ten behoeve van de basisdienstverlening. Het WERKbedrijf verzorgt hiervoor de dienstverlening aan werkzoekenden (voorkomen dan wel bekorten van de uitkeringssituatie door onder meer ondersteuning/bemiddeling/activering/re-integratie) en werkgevers (zorgdragen voor een actueel en toegankelijk CV-bestand en op verzoek een actieve bijdrage aan snelle vacaturevervulling; ontslag- en tewerkstellingsvergunningen). Hiertoe worden per 1 januari 2009 gezamenlijk met gemeenten Locaties Werk en Inkomen ingericht. Daarnaast voert het WERKbedrijf onder meer de Wsw-indicatiestelling uit die wordt verantwoord op artikel 48. Met het coalitieakkoord is in verband met efficiencyvoordelen als gevolg van de samenwerking tussen UWV, CWI en gemeenten een taakstelling ingeboekt. Voor CWI en UWV is deze taakstelling verwerkt in het budget voor het Werkbedrijf, oplopend naar een structureel bedrag van € 127 miljoen in 2012.

BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) vormt een verbindende schakel in de SUWI-keten en valt organisatorisch vooralsnog onder UWV als rechtsopvolger van het CWI waaronder het voorheen was geplaatst. Het BKWI verzorgt de voorzieningen en standaarden waarmee de SUWI-organisaties gegevens op een efficiënte en betrouwbare manier kunnen uitwisselen.

Ketensamenwerking

In verband met een subsidie aan het Algemeen Ketenoverleg om de invoering van LWI’s te stimuleren en ondersteunen is € 15 miljoen aan het budget ketensamenwerking in 2008 toegevoegd.

Participatiebudget

Onder voorbehoud van goedkeuring door het parlement worden met ingang van 1 januari 2009 het flexibel re-integratiebudget (WWB-werkdeel), de inburgeringsbudgetten voor zover deze betrekking hebben op de door gemeenten aan te bieden inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie gebundeld in het participatiebudget. Gemeenten kunnen uit dit budget participatievoorzieningen financieren, dat wil zeggen re-integratievoorzieningen, inburgeringsvoorzieningen, educatieopleidingen en combinaties ervan. Deze participatievoorzieningen kunnen worden aangeboden aan één breed geformuleerde doelgroep, namelijk aan iedere Nederlander van achttien jaar en ouder. Het doel van de bundeling van de drie specifieke uitkeringen in één specifieke uitkering voor gemeenten is ten eerste gemeenten meer ruimte bieden om maatwerk aan hun burgers te kunnen leveren en een samenhangende aanpak op het gebied van participatie te realiseren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen, en ten tweede vermindering van administratieve lasten voor gemeenten.

De uitvoeringskosten worden niet gefinancierd uit het participatiebudget. De financiering daarvan loopt via het gemeentefonds.

De minister van SZW wordt uitvoerder van het participatiebudget, dat wil zeggen: wordt verantwoordelijk voor de vaststelling van de individuele gemeentelijke budgetten en voor de eventuele terugvordering van niet of onrechtmatig bestede gelden. De bijdrage van de minister voor WWI en de bijdrage van de minister van OCW aan het participatiebudget staan als ontvangsten op de begroting SZW.

Tabel 47.2 Extra comptabel overzicht Participatiebudget (x € 1 000)
 20092010201120122013
Verplichtingen (a)1 752 2402 003 0231 855 3231 826 1401 801 140
Uitgaven aan gemeenten1 752 2402 003 0231 855 3231 826 1401 801 140
 flexibel re-integratiebudget1 529 2701 429 2701 329 2701 329 2701 329 270
 inburgering (WWI)101 670378 053330 353301 170276 170
 educatie (OCW)121 300195 700195 700195 700195 700
      
Ontvangsten222 970573 753526 053496 870471 870
van WWI (Inburgering)*101 670378 053330 353301 170276 170
van OCW (Educatie)121 300195 700195 700195 700195 700

* In 2009 betreft dit alleen de Niet-G31 gemeenten. De G31 ontvangen in 2009 nog een uitkering via de Bdu Siv.

a. De verplichtingen i.v.m. inburgering- en educatie-onderdelen van het participatiebudget zijn eveneens opgenomen in de begrotingen van OCW, WWI en op een aanvullende post bij Financiën.

Beleidsmatig blijft de minister van SZW verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van een flexibel re-integratiebudget ter financiering van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van personen uit de gemeentelijke doelgroepen.

Naar aanleiding van het in 2007 tussen Rijk en gemeenten gesloten Bestuurlijk Akkoord is de omvang van het re-integratiebudget voor deze kabinetsperiode meerjarig vastgelegd. Met ingang van het Jaarverslag 2009 zal meer inzicht bestaan in de bestedingen op het terrein van re-integratie door een jaarlijkse uitvraag bij een steekproef van gemeenten.

Gemeenten hebben momenteel jaarlijks de mogelijkheid om hun budgetoverschot tot 75% van het beschikbaar gestelde re-integratiebudget mee te nemen naar een volgend jaar (meeneemregeling). Op grond van deze meeneemregeling hebben gemeenten in 2008 naast het beschikbare budget op de SZW-begroting de beschikking over circa € 830 mln. Het bedrag dat gemeenten op grond van de meeneemregeling overhouden in 2008 kan worden toegevoegd aan het participatiebudget 2009. Voor zover het maximum van de meeneemregeling is bereikt, vloeien niet bestede gelden terug naar het Rijk. Deze zijn opgenomen onder de ontvangsten in de begroting.

Stimuleringsregeling ID-banen

Uit dit budget wordt de uitfinanciering betaald van de stimuleringsregelingen «regulier maken ID-banen» en «leer-/werktrajecten». Deze (voor inschrijving gesloten) regelingen hebben als oogmerk om ID- of WIW-werknemers aan een reguliere baan/ regulier arbeidscontract te helpen.

Risicovoorziening ESF

In verband met verwachte overschrijdingen van het ESF budget is een voorziening getroffen van totaal € 380 mln. Deze voorziening is noodzakelijk geworden als gevolg van de loketsluiting in 2005 en de daaruit voortgekomen uitspraak in hoger beroep van januari 2007 over het moment van de loketsluiting. In verband hiermee zijn veel meer ESF-subsidieaanvragen in behandeling genomen dan het door de Europese Commissie beschikbaar gestelde budget toelaat.

RWI

Het hier opgenomen bedrag betreft de apparaatskosten van de RWI.

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale rijksbijdrage aan het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten voor de re-integratie van jonggehandicapten. Vanuit het project «Iedereen doet mee» worden extra middelen ingezet ter stimulering van de arbeidsparticipatie van Wajonggerechtigden. De uitgaven zijn in 2008 eenmalig hoger. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de kosten voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten ten onrechte uit de premies werden gefinancierd. De daaruit voortvloeiende meevaller in het Aof is in het budgettaire beeld 2007 verwerkt. De extra kosten voor het Afj konden vanwege de kassluiting niet meer in 2007 worden verwerkt en vormden in 2008 extra uitgaven. Subsidies en voorzieningen die vóór 1 januari 2006 zijn gestart, worden uit het re-integratiefonds betaald. Trajecten die vanaf 1 januari 2006 zijn ingezet, worden rechtstreeks gefinancierd vanuit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten. Voor de volledigheid wordt gemeld dat jonggehandicapten ook gebruik kunnen maken van voorzieningen die in de WIA zijn geregeld en uit premiegelden worden gefinancierd.

Het kabinet beoogt de verantwoordelijkheid voor de verstrekking van onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap die nu ten laste van het Wajongfonds komen, met ingang van 2009 over te hevelen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Een wetsvoorstel hiervoor is in juni 2008 naar de Eerste Kamer gestuurd.

Handhaving

De middelen voor handhaving zijn in de uitvoeringsbudgetten van de uitvoerders verwerkt.

Subsidies

Het budget subsidies wordt ingezet voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen op dit artikel, zoals het stimuleren en ondersteunen van projecten voor specifieke groepen als jongeren, allochtone vrouwen en ouderen.

Beleidsondersteunende uitgaven

Uit dit budget worden, naast de kosten voor onderzoek en ondersteuning van het primaire proces, de vacatiegelden voor het monitorcomité ESF betaald.

Apparaatsuitgaven Agentschap SZW

Voor de programmaperiode 2007–2013 wordt ESF 2 door het Agentschap SZW uitgevoerd. Hier wordt verantwoord het deel van de uitvoeringskosten dat de opdrachtgever hiervoor inzet. De Europese subsidie voor de uitvoering is niet in de rijksbegroting opgenomen.

Ontvangsten

Zie de toelichting bij Participatiebudget (tabel 47.2) voor de € 223,0 mln ontvangsten van OCW en WWI in 2009. Het restant heeft betrekking op verwachte ontvangsten die verband houden met de afrekening op eerdere jaren.

Tabel 47.3 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Uitgaven521 136504 313544 710565 226560 355515 167489 272
        
Programmauitgaven521 136504 313526 807534 022517 318464 169429 084
Operationele doelstelling 2 en 3       
Re-integratieWAZ/WAO/WIA201 200179 514172 076165 553148 228134 275128 721
Re-integratieWW142 000125 046152 726166 141166 316138 120109 589
Uitvoeringskosten re-integratieWAZ/WAO/WIA79 93694 71589 07489 34888 78087 68087 580
Uitvoeringskosten re-integratieWW98 000105 038112 931112 980113 994104 094103 194
        
Nominaal0017 90331 20443 03750 99860 188
        
Ontvangsten0000000

Toelichting Premiegefinancierde uitgaven (tabel 47.3):

Re-integratie WAZ/WAO/WIA

Dit betreft de totale uitgaven voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de premiegefinancierde arbeidsongeschiktheidsregelingen WAZ, WAO en WIA. Deze uitgaven dalen vanwege het aflopen van de herbeoordelingsoperatie en vanwege de lage WIA-instroom, waarbij bovendien voor een deel van de instroom (in de WGA) de re-integratieverantwoordelijkheid bij private verzekeraars ligt. De uitgaven worden met name gedaan aan inkoop van re-integratietrajecten en aan voorzieningen. De werknemersvoorzieningen bestaan uit de meeneembare werkplekvoorzieningen en de vervoersvoorzieningen leef-werk, intermediairs visueel/auditief en persoonlijke ondersteuning (zie ook tabel 47.4). Doel van deze instrumenten is om belemmeringen bij re-integratie weg te nemen en werkgevers zo te stimuleren om gedeeltelijk arbeids(on)geschikten in dienst te nemen of te houden en om de werknemers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten zelf te stimuleren om (aangepast) werk te blijven doen of te aanvaarden. Behalve door de uitgaven in dit artikel wordt de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten bevorderd door een korting op de Aof- en Awf-premie. Daarnaast zijn er re-integratieinstrumenten waarbij uitkeringen worden ingezet om mensen te laten werken. Dit zijn bijvoorbeeld loondispensatie, loon- en inkomenssuppletie en de no risk polis. De kosten van deze instrumenten zijn onderdeel van de totale uitgaven aan uitkeringen in artikel 46.

Re-integratie WW

Re-integratiemiddelen voor de WW moeten selectief en vraaggericht worden ingezet op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt. Een belangrijk deel van de WW’ers heeft niet of nauwelijks ondersteuning nodig om weer aan de slag te komen. Voor WW’ers met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zet UWV passende ondersteuning bij re-integratie in. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit een kleine ondersteunende dienst, scholing, een re-integratietraject of IRO. Naast de uitgaven aan re-integratietrajecten voor WW-gerechtigden wordt de re-integratie van oudere WW-gerechtigden bevorderd door een premiekortingsregeling gedurende 3 jaar bij het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder. Werkgevers die een werknemer van 62 jaar of ouder in dienst houden, krijgen eveneens een premiekorting. Tevens komt er een tijdelijke «no risk polis», die werkgevers tegemoet komt in de kosten van loonderving bij ziekte wanneer zij WW-ers van 55 jaar en ouder in dienst nemen. Tevens kunnen werkgevers gebruik maken van het instrument proefplaatsing. WW’ers kunnen daarnaast gedurende maximaal 6 maanden met behoud van het recht op de uitkering starten als zelfstandige. De raming uitvoeringskosten re-integratie WW voor 2007 en verder is gebaseerd op het aantal coaches ultimo 2007.

Totaaloverzicht re-integratiemiddelen UWV

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het totaal aan re-integratiemiddelen voor UWV (exclusief uitvoeringskosten). Ter bevordering van de selectieve inzet van re-integratie en een doelmatige besteding van middelen zijn in de meibrief aan UWV de bedragen voor de inkoop van trajecten voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor de inkoop van trajecten voor WW’ers als richtbedrag opgenomen.

Tabel 47.4 Uitgaven re-integratie UWV (x € 1 mln, excl. uitvoeringskosten)
 200720082009201020112012
Uitgaven WAZ/WAO/Wajong/WIA      
Werknemersvoorzieningen10512078788180
Inkoop trajecten inclusief scholing10510684787877
Extra uitgaven re-integratieWajong314323448 64
Overig (onder meer werkgeversvoorzieningen, REA-uitkeringen)313331313131
Subtotaal244273225221237253
       
Uitgaven WW      
Inkoop trajecten (inclusief scholing)142125124111111110
Subtotaal142125125112112111
       
Loonkostensubsidies (inclusief Participatieplaatsen) 162897333
       
Totaal uitgaven386399411422421396

Bron: SZW/UWV

Loonkostensubsidies en participatieplaatsen UWV

In het kader van de beleidsinzet van de Participatietop en de afspraak over brugbanen in het coalitieakkoord zijn er voor het UWV middelen gereserveerd om aan werkgevers een tijdelijke loonkostensubsidie te verstrekken in de jaren 2008–2010 (omdat de subsidies een jaar duren is er ook in 2011 een budgettair beslag). Doel van de loonkostensubsidie is om de kansen op regulier werk voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. De loonkostensubsidie stimuleert werkgevers hen in dienst te nemen. UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden. Daarmee kan UWV werken aan de in het coalitieakkoord aangekondigde 10 000 brugbanen voor herbeoordeelden. Het kabinet is voornemens met ingang van 1 januari 2009 met het wetsvoorstel Stimulering Arbeidsparticipatie het instrument loonkostensubsidie voor de gehele UWV populatie mogelijk te maken. Met dit wetsvoorstel krijgt UWV tevens de mogelijkheid om participatieplaatsen in te zetten. Jonggehandicapten zijn hiervoor waarschijnlijk de belangrijkste doelgroep.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-8.gif

Operationele doelstelling

1 Dienstverlening voor uitkeringgerechtigden en werklozen die op eigen kracht regulier werk kunnen vinden

Motivering

Niet iedereen heeft re-integratieondersteuning nodig. Een groot deel van de uitkeringsgerechtigden en werklozen komt op eigen kracht weer aan de slag. De basisdienstverlening van UWV is daarbij ondersteunend. Met deze doelstelling wordt inzichtelijk gemaakt welk deel van de instroom in een uitkering of werkloosheid zonder re-integratieondersteuning aan de slag komt.

Instrumenten

• Regelgeving (Wet SUWI);

• Bijdrage aan UWV en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen;

• Totstandkoming van circa 100 Locaties Werk en Inkomen.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen beleid en regelgeving met betrekking tot UWV;

• Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen;

• Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO);

• Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten ketenpartners:

• Totstandkoming van circa 100 Locaties Werk en Inkomen;

• Activiteiten gericht op het voorkomen van een uitkering (preventie);

• Uitvoeren van werkintake;

• Bemiddeling van vraag (werkgevers) en aanbod (werkzoekenden);

• Handhaving van de verplichtingen;

• Onafhankelijke diagnose en indicatiestelling en het beoordelen van competenties van werkzoekenden;

• Verstrekken van overdrachtsrapportages met arbeidsmarktkansenanalyse;

• Dienst verlenen aan werkgevers.

Doelgroepen

• Ingeschreven werkzoekenden

• Werkgevers

Indicatoren

Het werkbedrijf UWV biedt via het internet en fysiek op de Locaties Werk en Inkomen basisdienstverlening aan. Werkzoekenden worden geholpen bij het op eigen kracht weer aan het werk komen. Werkgevers worden geholpen bij het vervullen van vacatures. De indicatoren in tabel 47.5 geven aan in welke mate werkgevers en werkzoekenden tevreden zijn over de aangeboden basisdienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen.

Het uitgangspunt van UWV is het niveau van de dienstverlening verbeteren. Daartoe is het oordeel van de klanten een belangrijke stimulans. De ambitie voor 2009 is dat de klant werkzoekende de geïntegreerde dienstverlening waardeert met ten minste het rapportcijfers 6,8. De meting van de klantgerichtheid werkgevers staat nog in de kinderschoenen. UWV gaat – nu de eerste meting is afgerond – een nadere analyse uitvoeren op de klantprincipes. Het is in dit stadium te vroeg om een ambitieniveau af te geven.

Tabel 47.5 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2012
Klanttevredenheid werkgeversNiet bekendNiet bekend
Klanttevredenheid werkzoekenden6,46,8

Bron: UWV begroting

Kengetallen

Het kengetal in tabel 47.6 geeft inzicht in de mate waarin personen zonder de inzet van re-integratieondersteuning de weg naar regulier werk vinden.

Tabel 47.6 Kengetallen operationele doelstelling 1 (aantallen x 1 000)
 TotaalAOWWBijstandNug
Arbeidsinpassing van ketenpopulatie* naar werk in 2007 zonder inzet re-integratie-ondersteuning** 26672962671

Bron: CBS Uitstroom naar Werk

* De ketenpopulatie bestaat uit uitkeringsgerechtigden en ingeschreven niet-uitkeringsgerechtigden.

** De gehanteerde onderzoeksmethode leidt tot overschatting van NUG en onderschatting van overige groepen.

Operationele doelstelling

2 Bevorderen van arbeidsinpassing in regulier werk van uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Het re-integratiebeleid is gericht op uitkeringsgerechtigden en werklozen met een afstand tot regulier werk, die met ondersteuning in een keer kunnen uitstromen naar regulier werk (arbeidsinpassing). Deze vorm van re-integratieondersteuning wordt selectief en vraaggericht ingezet voor die personen die ondersteuning nodig hebben. Hiertoe worden door gemeenten en UWV diagnose instrumenten ingezet. Tegelijkertijd met deze begroting is aan de Tweede Kamer het Plan van Aanpak re-integratie aangeboden. Dit Plan van Aanpak geeft inzicht in de wijze waarop het kabinet streeft naar het meer vraaggericht en selectief inzetten van re-integratieondersteuning.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB)

• Flexibel re-integratiebudget (gemeenten)

• Prestatie-afspraken met ketenpartners

• Bijdrage aan re-integratiebudgetten van het UWV

• Bijdrage aan RWI

• Bijdrage aan Agentschap SZW

Activiteiten

• Beschikbaar stellen van instrumenten aan UWV en gemeenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden: re-integratietrajecten, premiekorting, no-risk polis, loonkostensubsidie, werkgevers- en werknemersvoorzieningen

• Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO)

• Voeren van bestuurlijk overleg met belangenorganisatie gemeenten (VNG), UWV, RWI, en Boaborea

• Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen

• Kaders stellen voor de re-integratiemarkt

• Voorlichten en communiceren

• Verrichten van onderzoek en het verspreiden van de resultaten hiervan

• Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via onder andere www.interventiesnaarwerk.nl

• Onderhouden wet- en regelgeving

• Invoering van het Participatiebudget met ingang van 1 januari 2009. Daarin worden de gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW) gebundeld en worden de schotten tussen deze budgetten weggenomen. Doelstellingen van het Participatiebudget zijn:

– meer ruimte voor gemeenten om eigen beleidsafwegingen te maken in de nadruk die ze op de verschillende doelen (bevordering van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneneducatie) willen leggen, om te bepalen wie in aanmerking komt voor een voorziening of opleiding, en om combinatietrajecten in te zetten. Het wordt daardoor voor gemeenten mogelijk om meer maatwerk aan hun inwoners te leveren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen;

– vermindering van administratieve lasten voor gemeenten.

• Invoering van het Wetsvoorstel investeren in jongeren (Wij) voor jongeren tot 27 jaar met ingang van 1 juli 2009. De doelgroep van het Wetsvoorstel investeren in jongeren zijn de jongeren die niet leren en niet werken en die een beroep doen op de gemeente. De gemeente is verplicht een aanbod te doen aan jongeren die zich melden (geen meldplicht). Het aanbod kan zijn een werkaanbod of een leeraanbod of een combinatie van beide. Bij het werkleerrecht bestaat het recht op een inkomensvoorziening alleen als de jongere het aanbod accepteert, tenzij de jongere niet in staat is om uitvoering te geven aan het aanbod. Doelstelling van het werkleerrecht:

– Activeren van jongeren en de bijstandsafhankelijkheid van jongeren tegen gaan. Door jongeren te activeren en te laten meedoen wordt beoogd de arbeidsparticipatie van deze jongeren te verhogen.

Doelgroepen

• Bijstandsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt

• Niet-uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt

• Anw-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt

• WW-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt

• Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA) met een afstand tot de arbeidsmarkt

Indicatoren

Arbeidsinpassing in regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk.

Deze indicator is de opvolger van de indicator «Uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning». In tegenstelling tot de in de begroting 2008 aangekondigde indicator geeft de nieuwe indicator specifiek inzicht in het resultaat van alleen die re-integratieondersteuning die als oogmerk heeft arbeidsinpassing in regulier werk. Niet alle re-integratieondersteuning is direct gericht op arbeidsinpassing in regulier werk. Voorheen was hierin echter geen splitsing te maken.

Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden welk deel van de re-integratieondersteuning direct gericht is op uitstroom naar regulier werk. Voor het eerst bij het jaarverslag 2011 en de begroting 2013 kan op basis van deze registratie invulling gegeven worden aan deze indicator. Tot die tijd wordt in begroting en jaarverslag gerapporteerd over de oude indicator die geen onderscheid maakt tussen re-integratie gericht op arbeidsinpassing in regulier werk en re-integratie gericht op verbetering van de positie op de re-integratieladder, teneinde inzicht te verschaffen in de mate waarin re-integratieondersteuningen leiden tot uitstroom naar regulier werk.

Uit een eerste meting van CBS blijkt dat 56% van de re-integratieondersteuningen gestart in 2005 hebben geleid tot arbeidsaanpassing in regulier werk. Uit de laatste meting van CBS betreffende de 25%-doelstelling blijkt dat 50 procent van de re-integratieondersteuningen gestart in de eerste helft van 2005 binnen 24 maanden heeft geresulteerd in uitstroom naar regulier werk. Voor re-integratieondersteuningen gestart in 2004 was dit 41 procent. Ten opzichte van de nulmeting (re-integratieondersteuningen gestart in 2002) betreft dit een stijging van 43%, waardoor deze doelstelling ruimschoots gehaald is.

Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie

Deze indicator geeft aan welk percentage van beëindigde loonkostensubsidies resulteert in niet-gesubsidieerd regulier werk. Met het wetsvoorstel STAP zet het kabinet in op een resultaat van 50%.

Tabel 47.7 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2012
Arbeidsinpassing in regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk.*Nog vast te stellen %
Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie**49%150%50%

Bron: CBS Uitstroom naar werk*, CBS Statistiek re-integratie door gemeenten** en UWV Jaarverslag**

1 Betreft alleen beëindigde loonkostensubsidie gemeenten incl. beëindigde ID/WIW-banen, UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden.

Kengetallen

Niet iedereen heeft ondersteuning bij het vinden van werk nodig. UWV en gemeenten gebruiken diagnose instrumenten om te bepalen welke personen wel ondersteuning bij arbeidsinpassing nodig hebben. Op basis van de kenmerken uit deze indicatie kan op basis van maatwerk re-integratie selectief worden ingezet.

Op dit moment ontbreekt de informatievoorziening om alle beoogde kengetallen van realisatiewaarden te voorzien. Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden welke re-integratieondersteuning direct gericht op arbeidsinpassing in regulier werk en welke re-integratieondersteuning gericht is op het verkleinen van de afstand tot regulier werk. Voor het eerst met het jaarverslag 2009 en begroting 2011 kunnen op basis van deze registratie alle beoogde kengetallen van realisatiewaarden worden voorzien. Ten behoeve van het jaarverslag 2008 en de begroting 2010 wordt specifiek onderzoek uitgevoerd om deze beweging inzichtelijk te maken.

De kengetallen in tabel 47.8 geven per uitkeringssituatie inzicht in de mate waarin re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk wordt ingezet en in welke mate personen met re-integratieondersteuning aan het werk gaan. Tevens wordt inzicht gegeven in welke mate de arbeidsinpassing duurzaam is. Het huidige onderzoek geeft inzicht in de mate waarin arbeidsinpassing voorafgegaan is door re-integratieondersteuning. Daarbij kan echter nog geen onderscheid worden gemaakt in re-integratieondersteuning direct gericht op arbeidsinpassing en re-integratieondersteuning gericht op het verkleinen van de afstand tot regulier werk.

Loonkostensubsidie (waaronder brugbanen)

Het kabinet heeft met het coalitieakkoord een doelstelling opgenomen om 10 000 herbeoordeelden met behulp van een loonkostensubsidie aan het werk te helpen. UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden. Het aantal brugbanen wordt met dit kengetal zichtbaar gemaakt. Verder wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate loonkostensubsidies na beëindiging resulteren in het voortzetten of doorstromen in een (ander) dienstverband.

Het kabinet is voornemens met ingang van 1 januari 2009 dit instrument voor de gehele UWV populatie mogelijk te maken. Gemeenten maken reeds gebruik van dit instrument. Met dit kengetal wordt de mate waarin dit instrument wordt ingezet en resulteert in arbeidsinpassing in reguliere arbeid zichtbaar gemaakt.

Tabel 47.8 Kengetallen operationele doelstelling 2 (aantallen x 1 000)
 TotaalAOWWBijstandNug
Aantal re-integratieondersteuningen gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in 2007niet bekendniet bekendniet bekendniet bekendniet bekend
Arbeidsinpassing in 2007 van ketenpopulatie* met re-integratieondersteuning gericht op regulier werk**, ***, ****20380731635
Aandeel arbeidsinpassing in 2006 met minimale duur van 6 maanden na re-integratieondersteuning gericht op regulier werk.niet bekendniet bekendniet bekendniet bekendniet bekend
Aantal gestarte loonkostensubsidies in 200711 20010 540660
Beëindigde loonkostensubsidie in 2007*****6 9205 930950
Wv arbeidsinpassing in reguliere arbeid*****3 2402 700540

Bron: CBS Uitstroom naar Werk, CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en UWV Jaarverslag

* De ketenpopulatie bestaat uit uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.

** Inclusief start met loonkostensubsidie

*** Deze cijfers betreffen alle ingezette re-integratieondersteuning (zie ook tekst motivatie kengetallen)

**** De gehanteerde onderzoeksmethode leidt tot overschatting voor NUG en tot onderschatting van de overige groepen. Dit wordt bij Jaarverslag 2008 herzien.

***** Door gehanteerde methode worden deze aantallen onderschat.

Afbouw gesubsidieerde arbeid

Gemeenten zetten een deel van het flexibel re-integratiebudget in voor de financiering van oude vormen van gesubsidieerde arbeid (WIW en ID). Sinds het stopzetten van de regelingen Instroom-Doorstroombanen en Wet inschakeling werkzoekenden bouwen gemeenten het aantal gesubsidieerde banen af. Met tabel 47.9 wordt inzicht gegeven in deze afbouw en de middelen die nog vastzitten in deze oude vormen van gesubsidieerde arbeid. In het kwartaalbericht Arbeidsmarkt en jaarverslag zal worden aangegeven wat de bestemming is van die personen die op een afgebouwde gesubsidieerde baan werkzaam waren.

Tabel 47.9 Afbouw gesubsidieerde arbeid
 2005200620072008
Aantal personen met een oude gesubsidieerde baan (WIW/ID)*39 50031 50025 500 
Geschatte uitgaven gesubsidieerde arbeid (x mln €)790 630 510  

Bron: CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en SZW Financiële administratie

* Meetmoment per 30 juni.

Operationele doelstelling

3 Ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Uitstroom naar regulier werk is niet altijd direct haalbaar. Soms is de afstand tot regulier werk zo groot dat er eerst re-integratieondersteuning moet worden ingezet om deze afstand tot regulier werk te verkleinen. Het directe doel is dan het zetten van een stap op de re-integratieladder, die veel gemeenten als hulpmiddel bij de uitvoering van het re-integratiebeleid gebruiken. Gemeenten en UWV/CWI hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te bieden om deze afstand te verkleinen. Hiertoe zetten zij onder andere participatieplaatsen en sociale activering in.

Met de invoering van het instrument participatieplaatsen streeft het kabinet naar een aanvulling op het instrumentarium van gemeenten en UWV om personen met een zeer grote afstand tot regulier werk stapjes te laten zetten.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB)

• Flexibel re-integratiebudget (gemeenten)

• Prestatie-afspraken met ketenpartners

• Bijdrage aan re-integratiebudgetten van UWV

• Bijdrage aan RWI

• Bijdrage aan Agentschap SZW

Activiteiten

• Beschikbaar stellen van instrumenten aan UWV en gemeenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden: participatieplaatsen

• Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO)

• Voeren van bestuurlijk overleg met belangenorganisatie gemeente (VNG), UWV, RWI, en Boaborea

• Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen

• Voorlichten en communiceren

• Verrichten van onderzoek en verspreiden van de resultaten hiervan

• Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via o.a. www.interventiesnaarwerk.nl

• Onderhouden wet- en regelgeving

• Invoering van het Participatiebudget met ingang van 1 januari 2009. Daarin worden de gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW) gebundeld en worden de schotten tussen deze budgetten weggenomen. Doelstellingen Participatiebudget:

– bevordering van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneneducatie;

– meer ruimte voor gemeenten om eigen beleidsafwegingen te maken in de nadruk die ze op de verschillende doelen willen leggen, om te bepalen wie in aanmerking komt voor een voorziening of opleiding en om combinatietrajecten in te zetten. Het wordt daardoor voor gemeenten mogelijk om meer maatwerk aan hun inwoners te leveren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen;

– vermindering van administratieve lasten voor gemeenten.

Doelgroepen

• Bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

• Niet-uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

• Anw-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

• WW-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

• Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA) met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

Kengetallen

Op dit moment ontbreekt de informatievoorziening om de beoogde kengetallen van realisatiewaarden te voorzien.

Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid met de positie op de re-integratieladder en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden in welke mate het bestand in beweging is. Voor het eerst met het jaarverslag 2009 en begroting 2011 kan inzicht worden gegeven in de beweging op de re-integratieladder. Ten behoeve van het jaarverslag 2008 en de begroting 2010 wordt specifiek onderzoek uitgevoerd om deze (beweging van de) positie op de re-integratieladder inzichtelijk te maken.

De gepresenteerde kengetallen geven inzicht in de mate waarin instrumenten gericht op het maken van een stapje op de re-integratieladder worden ingezet en in welke mate deze leiden tot het daadwerkelijk zetten van een stapje in de richting van regulier werk. Met het kengetal «Doorstroom naar re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in een kalenderjaar» wordt inzicht gegeven in welke mate personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt bemiddelbaar worden richting regulier werk.

Tabel 47.10 Beoogde kengetallen operationele doelstelling 3 onderscheiden naar wetsdoelgroep
Aantal re-integratieondersteuningen gericht op verkleinen afstand tot de arbeidsmarkt in een kalenderjaar
w.v. participatieplaatsen 
Doorstroom naar re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in een kalenderjaar
Aantal bewegingen in het bestand in een kalenderjaar

Samenvattende tabel

Tabel 47.11 Uitgaven, trajecten en resultaten re-integratie in 2007
 TotaalUWVgemeenten
  AOWWWWBNug/Anw
uitgaven (x € 1 000)1 774244801 450
wv aan LKS/gesubsidieerde Banen ca 510
uitvoeringskosten24514798uit gemeentefonds
      
Totaal uitgaven2 0193911781 450
      
Re-integratieondersteuning (x 1 000)     
gestart in 20071603237883
lopend ultimo 2007322455421310
beëindigd in 20071723745855
      
wv uitgestroomd naar werk701732201

Bron: CBS Statistiek re-integratie door gemeenten, UWV Jaarverslag en SZW Financiële administratie

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Naar aanleiding van de Tweede Kamerbehandeling van de Beleidsdoorlichting re-integratie zijn stappen gezet voor het verbeteren van de resultaten van het re-integratiebeleid. Deze stappen worden uitgebreid beschreven in het tegelijkertijd met deze begroting aan de Tweede Kamer aangeboden Plan van Aanpak re-integratie. Het gaat dan om het vraaggerichter maken en selectiever inzetten van re-integratie ondersteuning, naast een grotere transparantie van de inzet van middelen en de bereikte resultaten. De komende jaren moeten hiervan de vruchten worden geplukt. Uiterlijk bij de eerstvolgende Beleidsdoorlichting zal hiervan een integrale verantwoording worden afgelegd.

Tabel 47.12 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingBeleidsdoorlichting artikel 47AD/ODA 2012B 2013 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

48 Sociale werkvoorziening

Algemene doelstelling

Het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om arbeidsparticipatie voor personen uit de doelgroep door het aanbieden van aangepaste arbeid mogelijk te maken. Arbeid die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden en tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het ter beschikking stellen en toekennen van de middelen ten behoeve van het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden;

• De wet- en regelgeving met betrekking tot de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), in zijn hoedanigheid van medewetgever;

• Het toezicht op de uitvoering en handhaving van de naleving van de Wsw door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt mede af van:

• De mate waarin personen een beroep doen op de Wsw;

• De mate waarin gemeenten er in slagen aangepaste arbeid te realiseren voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Met het beschikbare budget voor zoveel mogelijk personen uit de doelgroep aangepaste arbeid wordt gerealiseerd;

• De individuele arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep wordt vergroot door aangepaste arbeid te realiseren welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.

Kengetal

Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een daling van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand in verhouding tot de totale doelgroep. Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is de totale doelgroep niet te beïnvloeden. Hierdoor kunnen voor dit kengetal geen betrouwbare ramingen gemaakt worden.

De voortgaande groei van het beroep dat op de Wsw gedaan wordt in combinatie met een geringe uitstroom, resulteert in toenemende wachtlijsten. Derhalve heeft het kabinet de commissie Fundamentele Herbezinning Wsw gevraagd met een advies te komen over de vraag hoe de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidshandicap bevorderd kan worden. Daarbij is de commissie gevraagd de bestaande regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking in onderlinge samenhang te bezien. Het advies van de commissie Fundamentele Herbezinning Wsw wordt begin oktober 2008 verwacht. Beleidsvoornemens van het kabinet naar aanleiding van het advies maken geen onderdeel uit van de nu voorliggende begroting.

Tabel 48.1 Kengetal algemene doelstelling
 Realisatie 2007
Aantal personen in Wsw werknemersbestand tegenover de totale doelgroep (%)83

Bron: Research voor Beleid, Wsw-statistiek

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 48.2: Begrotingsuitgaven Artikel 48 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen2 417 6032 435 8972 436 6932 437 6152 437 2042 438 4662 438 466
Uitgaven2 335 8822 435 8972 436 6932 437 6152 437 2042 438 4662 438 466
        
Programma uitgaven2 334 5512 434 4762 435 7952 437 6152 437 2042 438 4662 438 466
waarvan juridisch verplicht  98%98%98%98%98%
        
Operationele Doelstelling 1       
Wet Sociale Werkvoorziening2 306 5512 409 2712 410 5422 410 5232 410 5922 410 5922 410 592
Uitvoeringskosten Wswindicatiestelling28 00025 20525 25327 09226 61227 87427 874
        
Apparaatsuitgaven1 3311 4218980000
Personeel en materieel1 3311 4218980000
        
Ontvangsten473 108520 623522 706525 680524 483518 157519 081

Toelichting

Programma-uitgaven operationele doelstelling 1

De programma-uitgaven zijn onderverdeeld in de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en de uitvoering van de indicatiestelling Wsw. De uitgaven ten behoeve van de uitvoering van de Wsw zijn onderverdeeld in:

• Een centraal budget van circa € 6 miljoen, dat is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor de Stichting Beheer Collectieve Middelen (circa € 3 miljoen)

– middelen bestemd voor de implementatie van de wetswijziging Wsw (circa € 3 miljoen)

• Een budget van circa € 2 404 miljoen voor het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor het realiseren van een minimumaantal arbeidsplaatsen (€ 2 386 miljoen). Dit is de zogenaamde landelijke taakstelling, welke wordt uitgedrukt in arbeidsjaren. De landelijke taakstelling voor het jaar 2009 bedraagt 90 804 arbeidsjaren.

– middelen bestemd voor de bonus begeleid werken (€ 18 miljoen).

Voor de uitvoering van de indicatiestelling Wsw door CWI is voor 2009 een bedrag van circa € 25 miljoen beschikbaar.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan jaarlijks grotendeels uit de anticumulatiebaten. Dit zijn uitkeringen Waz, Wao/Wia of Wajong van personen met een Wsw-dienstverband die worden «verrekend» met de Wsw-salarissen en daarom als ontvangsten worden verantwoord op de SZW-begroting. Voor 2009 gaat het naar verwachting om een bedrag van circa € 523 miljoen.

Daarnaast worden bij de vaststelling van het aan gemeenten toegekende Wsw-budget onder meer middelen teruggevorderd als zij de toegekende taakstelling niet hebben gerealiseerd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-9.gif

Operationele doelstelling

1 Het realiseren van aangepaste arbeid voor personen met een Wsw-indicatie, waar mogelijk in een zo regulier mogelijke werkomgeving

Motivering

Om arbeidsgehandicapten die willen deelnemen aan het arbeidsproces de mogelijkheid van arbeidsparticipatie te bieden wordt voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid gerealiseerd waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Met ingang van 1 januari 2008 is de Wsw gewijzigd. De wetswijziging was nodig om een aantal problemen in de uitvoering aan te pakken om daarmee het doel van de wet beter te kunnen realiseren: het creëren van arbeidsplaatsen voor de Wsw-doelgroep die passen bij hun mogelijkheden en capaciteiten, waar mogelijk bij een reguliere werkgever. Met de wetswijziging hebben gemeenten en Wsw-geïndiceerden zelf meer mogelijkheden gekregen om daarop te sturen. Tevens hebben gemeenten met de wetswijziging meer instrumenten in handen gekregen om de wachtlijsten aan te pakken door het opschonen van wachtlijsten en het activeren van Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst zodat zij in afwachting van een Wsw-plaats alvast mee kunnen doen.

Instrumenten

• Indicatiestelling Wsw voor arbeidsgehandicapten die zich daarvoor vrijwillig aanmelden en periodieke herindicatie van Wsw-geïndiceerden;

• Toekenning van het Wsw-budget aan gemeenten voor het realiseren van aangepaste arbeid waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Activiteiten

• Uitvoeren indicatiestelling Wsw door CWI;

• Toekennen aan gemeenten van het Wsw-budget en een bijbehorende taakstelling;

• Uitkeren van de bonus begeleid werken;

• Toezien op en ondersteunen van de uitvoering;

• Vaststellen van het toegekende Wsw-budget;

• Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG.

Doelgroep

Personen met een Wsw-indicatie (personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die niet in staat zijn te re-integreren naar een reguliere arbeidsplaats en uitsluitend onder aangepaste omstandigheden regelmatige arbeid kunnen verrichten).

Indicatoren

Gemeenten zijn verantwoordelijk om op zijn minst het minimumaantal arbeidsplaatsen te realiseren met het budget dat zij daarvoor hebben ontvangen, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Drie werkvormen worden onderscheiden: in dienst van een reguliere werkgever (het zogenaamde begeleid werken), detachering bij een reguliere werkgever of beschut werk in een sw-bedrijf.

Tabel 48.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Streven 2008Streven 2009Streven 2013
Realisatie van arbeidsplaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (%)102100100100
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (jaargemiddelde in %)3457

Bron: Research voor Beleid, Wsw statistiek

Kengetallen

• Als het aantal personen dat deel uitmaakt van het werknemersbestand groter is dan het minimumaantal te realiseren arbeidsplaatsen waarvoor aan gemeenten budget is verstrekt, dan blijkt daaruit dat niet iedereen een dienstverband heeft waarbij een volledige werkweek wordt gewerkt. De afgelopen jaren neemt gemiddeld genomen het aantal uren dat per week contractueel gewerkt moet worden af. Hierdoor kunnen gemeenten met het budget dat zij ontvangen meer personen vanaf de wachtlijst plaatsen.

• Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een toename van de gemiddelde wachtduur.

• Gemeenten zijn verantwoordelijk om voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid te realiseren, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Is iemand niet in staat begeleid te werken in dienst van een reguliere werkgever dan behoort detachering bij een reguliere werkgever dan wel het verrichten van beschut werk in het sw-bedrijf tot de mogelijkheden.

• Vanwege het vrijwillige karakter van de Wsw zijn voor de weergegeven kengetallen geen betrouwbare ramingen te geven.

Tabel 48.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 2007
Werknemersbestand (personen) (ultimostand)100 471
Wachtlijst (personen) (ultimostand)20 573
Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst (maanden)14,4
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (ultimostand)22

Bron: Research voor Beleid, Wsw statistiek

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 48.5 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 48ADA. 2014B. 2014 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

49 Overige inkomensbescherming

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om inkomensbescherming op minimumniveau te bieden. SZW creëert de voorwaarden voor de toekenning van een uitkering of toeslag en SVB, gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vaststelling van het niveau van de uitkering of toeslag op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene ouderdomswet (AOW), Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en bijstand (WWB);

• de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving;

• sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB en UWV;

• toezicht op een rechtmatige uitvoering door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de effectieve uitvoering van de wetten door de uitvoeringsorganen SVB, UWV en gemeenten;

• de hoogte van het nalevingsniveau van wet- en regelgeving door gerechtigden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• in Nederland inkomensbescherming op sociaal minimum niveau wordt geboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 49.1 Begrotingsuitgaven Artikel 49 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen335 281355 112347 520544 455559 331561 806573 434
Uitgaven335 281355 112347 520544 455559 331561 806573 434
        
Programma uitgaven334 516354 174346 110544 455559 331561 806573 434
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 2       
Uitkeringslasten WWB65+000207 100229 700244 000260 300
        
Operationele Doelstelling 3       
ToeslagenwetUitkeringslasten334 516354 174346 110337 355329 631317 806313 134
ToeslagenwetUitvoeringskosten0000000
        
Apparaatsuitgaven7659381 4100000
Personeel en materieel7659381 4100000
        
Ontvangsten1 8662 30000000

Toelichting:

De trend voor de komende jaren is daling van de uitkeringslasten Toeslagenwet in verband met afname van het volume in de moederwetten. In 2008 namen de uitkeringslasten van de Toeslagwet eenmalig toe. Deze toename werd veroorzaakt door het verdisconteren van de kopjesregeling per 1 januari 2008 in de Toeslagenwet. Vanaf 2009 wordt een trend van dalende uitkeringslasten zichtbaar. Deze daling ontstaat door een dalend volume bij de moederwetten. Vanaf 2007 en latere jaren worden de uitvoeringskosten voor de Toeslagenwet gedragen door de fondsen van de betreffende moederwetten.

Bij brief van 4 juli 2008 (Kamerstukken Tweede Kamer, 2007/2008, 29 389, nr. 11) over onvolledige AOW kondigde de staatssecretaris aan dat met ingang van 2010 de verantwoordelijkheid voor en de uitvoering van de bijstand in aanvulling op de AOW overgeheveld wordt van gemeenten naar de SVB. Hiermee wordt beoogd het niet-gebruik van de aanvullende bijstand door ouderen terug te dringen. Verder is in de brief aangekondigd, dat voor personen van 65 jaar en ouder een vrijlating van inkomen uit arbeid wordt gecreëerd in de Wet Werk en Bijstand.

Tabel 49.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 49 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Uitgaven27 084 40028 341 32530 113 36131 397 56932 990 96434 994 33236 888 655
        
Programmauitgaven27 084 40028 341 32529 493 57030 006 36430 765 11431 758 81732 600 780
Operationele doelstelling 1       
ANW uitkeringslasten1 264 5231 205 5951 132 9031 063 939975 579865 256758 585
ANW tegemoetkoming21 39921 43722 53021 31619 72017 71015 765
ANW uitvoeringskosten30 65128 83127 33626 83421 95719 85918 251
Operationele doelstelling 2       
AOWuitkeringslasten25 198 00026 479 22027 071 49627 626 63328 439 31729 502 84730 412 864
AOWtegemoetkoming438 606488 0301 118 6731 144 1191 195 7171 241 9001 281 372
AOWuitvoeringskosten131 221118 212120 632123 523112 824111 245113 943
        
Nominaal00619 7911 391 2052 225 8503 235 5154 287 875
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Algemene nabestaandenwet (ANW):

Het beroep op de ANW neemt af als gevolg van de beperkende voorwaarde dat de nabestaande geboren moet zijn voor 1 januari 1950. Deze voorwaarde is bij de omvorming per 1 juli 1996 van de AWW in de ANW van kracht geworden. Vanaf 2015, de nabestaanden geboren voor 1 januari 1950 zijn dan ouder dan 65 jaar, wordt een vrijwel constante reeks verwacht.

Zoals in de begroting van 2008 verwerkt, zal met ingang van 2009 de ANW-tegemoetkoming € 20 hoger zijn.

De totale uitvoeringskosten liggen in 2007 en 2008 iets hoger als gevolg van de investering in SVB Tien. Vanaf 2009 dalen ze weer wanneer de verwachte baten van SVB Tien effectueren.

Algemene Ouderdomswet (AOW):

Vanwege de toenemende vergrijzing – het aantal ouderen dat een beroep doet op de AOW wordt steeds groter – neemt het aantal gerechtigden, en daarmee ook de uitkeringslasten, toe.

De AOW-tegemoetkoming wordt vanaf 2009 met € 226 verhoogd.

Evenals bij de ANW liggen de uitvoeringskosten in 2007 en 2008 hoger als gevolg van de investering in SVB Tien. Ook hier dalen de uitvoeringskosten weer vanaf 2009. Na 2011, als de babyboomgeneratie 65 jaar is geworden, lopen de uitvoeringskosten weer op.

In de in de toelichting op tabel 49.1 genoemde brief van 4 juli 2008 over onvolledige AOW heeft de staatssecretaris verder voorstellen gedaan, in reactie op zijn toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg van 17 januari 2008 over de positie van ouderen met een onvolledige AOW. De voorstellen betreffen onder andere aanpassing van de inkoopregeling AOW.

Het kabinet heeft besloten met een wetsvoorstel te komen waarin de keuzevrijheid ten aanzien van (gedeeltelijk) uitstel van de ingangsdatum AOW wordt geregeld. De Tweede Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd. Tevens heeft het kabinet een wetsvoorstel dat voorziet in een participatiebonus bij langer doorwerken (m.i.v. 2009) en een AOW-heffing (m.i.v. 2011).

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-10.gif

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien

Motivering

Om personen die geconfronteerd zijn met het overlijden van een partner of ouders en die vanwege leeftijd, de zorg voor een jong kind, of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) een eigen inkomen kunnen verwerven, te voorzien van een minimuminkomen.

Instrumenten

• Uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw);

• Bijdrage aan uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB:

• Beoordelen nieuwe aanvragen;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Alleenstaande nabestaanden, wezen en halfwezen

Indicatoren

Voor de Anw zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld gericht op handhaving. De indicatoren geven het niveau weer waarin gerechtigden hun in de wet opgenomen informatieplicht naleven.

Tabel 49.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007
Nalevingsniveau van het melden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (%)
Nalevingsniveau van opgave van inkomen en wijzigingen daarvan (%)

Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers op basis van dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen beschikbaar, zie de toelichting in de leeswijzer

Tabel 49.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
Volume (x 1 000 uitkeringsjaren):Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996373227
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering211
w.v. nabestaande uitkering353026
Volume: Ingang recht na 1 juli 1996676665
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering101010
w.v. alleen nabestaandenuitkering444241
w.v. alleen halfwezenuitkering131414
Wezenuitkering111
Totaal volume uitkeringsjaren1059994
Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (x 1 000 personen)127120114
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen (%)92  
Bekendheid met regels inkomen (%)96  
Aantal onderzochte fraudesignalen916  
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)4,7  
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten)99  

Bron: SVB, Jaarverslag.

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder

Motivering

Om personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt inkomensbescherming te bieden.

Instrumenten

• Ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW);

• AOW-toeslag ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar aan personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW ontvangen;

• Aanvullende uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) indien een onvolledig AOW-pensioen wordt verstrekt in verband met niet-verzekerde jaren en indien geen toereikende eigen middelen aanwezig zijn;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van de uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB:

• Beoordelen recht op AOW;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Activiteiten gemeenten:

• Beoordelen recht op aanvullende bijstand;

• Verstrekken aanvullende bijstand.

Zoals in de toelichting op tabel 49.2 aangegeven stelt de staatssecretaris voor met ingang van 2010 de verantwoordelijkheid voor en uitvoering van de aanvullende bijstand over te hevelen naar de SVB.

Doelgroepen

Personen van 65 jaar en ouder

Indicatoren

Voor de AOW zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld gericht op handhaving. De indicatoren geven het niveau weer waarin gerechtigden hun in de wet opgenomen informatieplicht naleven.

Tabel 49.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007   
Nalevingsniveau melden van samenlevingsvorm en wijzigingen daarin (%)   
Nalevingsniveau melden inkomenjongere partner en wijzigingen daarin (%)   

Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers op basis van dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen beschikbaar, zie de toelichting in de leeswijzer.

Volgens het rapport AOW-partnertoeslag (Intomart GfK bv, 16 juli 2008) is de bekendheid met de afschaffing in 2015 van de partnertoeslag AOW in 2008 21%.

Tabel 49.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
Volume uitkeringsjaren (x 1 000):Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
90% uitkering (alleenstaande met kind)0,30,20,2
70% uitkering (totaal)977986997
w.v. partner < 65 jaar354
50% uitkering (totaal)1 2181 2541 294
w.v. partner < 65 jaar228235244
Totaal volume uitkeringsjaren (90%+70%+50%)2 4262 4802 539
Volume (x 1000 personen)2 6352 7012 775
    
Korting op de AOW-uitkering in verband met niet-verzekerde jaren en bekendheid afschaffen partnertoeslag:   
Aantal personen met korting (% van totaal)162022
Gemiddeld kortingspercentage (%)494545
Volume aanvullende WWB > 65 jaar (* 1000 personen)303236
Bekendheid met afschaffen partnertoeslag
    
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen (%)88  
Bekendheid met regels inkomen (%)81  
Aantal onderzochte fraudesignalen2 086  
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)3,1  
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten) (%)99  

Bronnen: SVB, jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers

Motivering

Om personen die een uitkering op grond van de WW, ZW, WAO, Wajong, WAMIL of loondoorbetaling in het tweede ziektejaar ontvangen, te voorzien van een minimuminkomen.

Met ingang van 1 december 2009 treedt de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) inwerking. Vanaf die datum kan dan ook een toeslag op grond van de TW worden toegekend aan de IOW-gerechtigde.

Instrumenten

• Toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht, hoogte en duur toeslag;

• Verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

Personen die een loondervingsuitkering of loondoorbetaling ontvangen volgens de definitie van de TW en per dag een inkomen hebben dat lager is dan het relevante sociaal minimum.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er is daarom geen indicator opgenomen. Recht op een toeslag uit hoofde van de TW is slechts aan de orde bovenop een ander uitkeringsrecht. Output en outcome worden gemeten bij de regeling waar de TW op aanvult.

Kengetallen

De gemiddelde TW-uitkering is ten opzichte van 2007 sterk afgenomen. Dit wordt veroorzaakt doordat de uitkeringslasten van de kopjesregeling voorheen aan de moederwetten werden toegerekend. Per 1 januari 2008 is de kopjesregeling in de Toeslagenwet verdisconteerd. Het bedrag van een «kopje» is fors lager dan de gemiddelde toeslag in 2007. De verdiscontering van de Kopjesregeling in de Toeslagenwet heeft geleid tot een groei van het volume, waardoor de gemiddelde toeslag sterk is gedaald.

Tabel 49.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Gemiddeld jaarvolume TW (* 1000 uitkeringsjaren)80177175
Gemiddelde toeslag (x € 1)4 1811 9541 923
Handhaving   
Aantal fysieke controles4 050  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)6,8  
Afdoeningspercentage93,4  

Bronnen: UWV, jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 49.8 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 49AD/ODA. 2008B. 2009 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

50 Tegemoetkoming specifieke kosten

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van asbestslachtoffers in werksituaties

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning. SZW creëert de voorwaarden voor het toekennen van deze tegemoetkomingen en zorgt ervoor dat deze tegemoetkomingen door de SVB worden uitgekeerd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS);

• De vormgeving van het stelsel wet- en regelgeving;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB.

De minister van Jeugd en Gezin heeft medebetrokkenheid bij het beleid omtrent de TOG-regeling. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de TOG-indicatiestellingen.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De effectieve uitvoering van wet- en regelgeving door SVB en IAS.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Ouders worden tegemoetgekomen in de extra kosten die voortvloeien uit het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

• Ouders zich gewaardeerd voelen voor het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

• (Ex-)werknemers of huisgenoten van (ex-)werknemers met arbeidsgerelateerde maligne mesothelioom, bij leven maatschappelijke erkenning krijgen van het leed (TAS).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 50.1: Begrotingsuitgaven Artikel 50 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen129 282141 280143 859147 930141 578142 338144 340
Uitgaven129 316141 280143 859147 930141 578142 338144 340
        
Programma uitgaven128 143140 150142 915147 930141 578142 338144 340
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 2       
TOGUitkeringslasten49 37354 03459 92064 43168 14471 44874 537
TOGUitvoeringskosten2 3572 7702 8152 8902 9753 0553 064
AKWUitvoeringskosten73 04376 22573 64274 07263 92261 29860 202
Kinderregelingen uitvoeringskosten03 5862 9242 9242 9242 9242 924
        
Operationele Doelstelling 3       
TASuitkeringslasten2 5252 6352 7352 7352 7352 7352 735
TASuitvoeringskosten845900879878878878878
        
Apparaatsuitgaven1 1731 1309440000
Personeel en materieel1 1731 1309440000
        
Ontvangsten6 01890000000

Toelichting:

TOG Uitkeringslasten

De uitkeringslasten TOG stijgen naar verwachting in 2009 als gevolg van de stijging van het aantal TOG-klanten. Uit het in 2006 verrichte onderzoek naar de oorzaak van de groei van de TOG-doelgroep is naar voren gekomen dat de groei wordt veroorzaakt door drie factoren, te weten: 1. het feit dat de TOG in een opbouwfase verkeert, 2. groei van de deelcategorie kinderen met psychiatrische stoornissen en 3. toegenomen bekendheid met de regeling. Met zijn brief van 31 oktober 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 24 170, nr. 73) heeft de staatssecretaris van SZW de Kamer de betreffende onderzoeksresultaten aangeboden. Ook in 2013 is volgens schattingen nog een stijging van de uitkeringslasten TOG waarneembaar.

De kosten voor de TOG-indicatiestellingen worden verantwoord op de begroting van het ministerie van VWS.

De uitvoeringskosten AKW liggen in 2007 en 2008 iets hoger als gevolg van de investeringen in SVB Tien. Vanaf 2009 dalen de uitvoeringskosten doordat de verwachte baten van SVB Tien effectueren. In 2011 bereikt daarnaast de taakstelling coalitieakkoord het structurele niveau.

De uitvoeringskosten AKW worden verantwoord op de SZW-begroting. De uitkeringslasten AKW worden verantwoord op de begroting van Jeugd en Gezin. SZW blijft voor de uitvoering van de AKW verantwoordelijk, omdat het wenselijk is dat de SVB door één departement wordt aangestuurd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

kst-31700-XV-2-11.gif

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers

Motivering

Om ouders of verzorgers van een thuiswonend gehandicapt kind meer financiële ruimte te bieden.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SVB:

• Beoordelen recht op TOG-tegemoetkomingen;

• Verstrekken TOG-tegemoetkomingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Ouders of verzorgers van gehandicapte kinderen van 3 tot 18 jaar.

Indicatoren

Voor het recht op een tegemoetkoming is bepalend of een kind thuis woont en gehandicapt is. Deze voorwaarden worden op basis van GBA en medische indicatie getoetst. Omdat de criteria vast liggen kan niet worden gestuurd op het aantal rechthebbenden. Het gebruik van prestatie-indicatoren heeft daarom, naast de informatie die al uit de kengetallen naar voren komt, geen toegevoegde waarde.

Kengetallen

De stijgende lijn van het aantal TOG-klanten zet in ieder geval door tot in 2012. In dat jaar is de TOG-regeling naar verwachting volgroeid.

Tabel 50.2 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Volume   
Aantal telkinderen TOG (x 1 000)485561

Bron: SZW, Voorschotaanvragen TOG

Operationele doelstelling

2 Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen

Motivering

Om uiting te geven aan de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van asbestslachtoffers.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Verstrekken van een bijdrage in de uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten SVB

• Verstrekken van (voorschotten op) tegemoetkomingen door de SVB op advies van het IAS.

Doelgroepen

• (Ex-)werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen;

• Huisgenoten van werknemers die met asbest hebben gewerkt en die zelf maligne mesothelioom hebben gekregen.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Gezien het geringe aantal gerechtigden en het geringe uitkeringsbedrag zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

Het aantal terugontvangen voorschotten is afhankelijk van de vindbaarheid van de werkgevers, de medewerking van de werkgevers en juridische uitspraken.

Sinds 2003 kent de TAS een voorschotregeling. Tussen het verlenen van het voorschot door de SVB aan het slachtoffer en het terugontvangen van de werkgever zit korte of lange tijd, afhankelijk van de complexiteit van het geval. Dit is in de cijfers terug te zien. Zo bevat het cijfer over 2007 ook terugontvangen voorschotten die in de jaren daarvoor zijn verstrekt.

Tabel 50.3 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2007Raming 2008Raming 2009
Toekenningen voorschot266300300
Toekenningen eenmalige uitkering241010
Aantal terugontvangen TAS voorschotten149150150
Toekenningen bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen187  

Bron: SVB Jaarverslag.

1 Van het aantal toekenningen bij leven ten opzichte van het totaal aantal toekenningen wordt door de Sociale Verzekeringsbank geen raming gemaakt.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 50.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteN.v.t.   
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 50ADA. 2010 
     
Effecten onderzoek ex postN.v.t.   
     
Overig evaluatieonderzoekN.v.t.   

Artikel

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW

Algemene doelstelling

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken.

Om tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De hoogte van de rijksbijdragen aan de betreffende sociale fondsen en het Spaarfonds AOW;

• Het betalen van de rijksbijdragen aan UWV, SVB en het Spaarfonds AOW.

Externe factoren

In dit artikel wordt de algemene doelstelling behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten. Er zijn daarom geen externe factoren die van invloed zijn op het behalen van de doelstelling.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• De tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen worden gedekt;

• Wordt voorkomen dat er, indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is, tekorten ontstaan in de fondsen van sociale verzekeringen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 51.1: Begrotingsuitgaven Artikel 51 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen12 022 10610 137 85813 087 83313 512 42014 066 53414 980 60015 702 135
Uitgaven12 022 10610 137 85813 087 83313 512 42014 066 53414 980 60015 702 135
        
Programma uitgaven12 021 25610 136 92213 086 95513 512 42014 066 53414 980 60015 702 135
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
Bijdragen BIKKAOW2 921 8002 995 3003 075 6003 107 2003 214 8003 323 9003 357 600
Bijdragen BIKKAnw210 90039 90045 30045 80054 10062 70063 400
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds5 457 1003 490 6005 428 8005 689 3005 968 7006 611 9007 151 700
Premiebijdragen gemoedsbezwaarden20000000
Rijksbijdrage Aof5001 500170 651165 839161 206156 754153 117
Rijksbijdrage tegemoetkomingAOW-gerechtigden437 119488 0301 118 6731 144 1191 195 7171 241 9001 281 372
Rijksbijdrage tegemoetkomingANW-gerechtigden21 55721 43722 53021 31619 72017 71015 765
Rijksbijdrage Spaarfonds Aow2 972 2603 085 7053 199 1513 312 5963 426 0413 539 4863 652 931
Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen014 45026 25026 25026 25026 25026 250
        
Apparaatsuitgaven8509368780000
Personeel en materieel8509368780000
        
Ontvangsten580000000

Toelichting:

Bijdragen BIKK AOW en Anw

Sinds 2001 worden de fondsen voor de volksverzekeringen gecompenseerd voor een daling van de premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit betekende dat het systeem van belastingvrije sommen werd vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door een arbeidskorting, met als gevolg een lagere premieopbrengst. Deze compensatie is de zogeheten BIKK (Bijdrage in de Kosten van Kortingen). De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belastingen premietarieven in de eerste schijf.

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

Bij het Ouderdomsfonds is sprake van een exploitatietekort. Dit leidt jaarlijks tot een vermogenstekort van gelijke omvang. Dit vermogenstekort wordt aangevuld uit de rijksmiddelen waardoor een neutrale kaspositie voor het Ouderdomsfonds ontstaat. Deze rijksbijdrage belast het EMU-saldo niet, omdat daarin de saldi van de fondsen en het rijk integraal worden meegenomen. Op deze manier kan de AOW-premie ongewijzigd blijven, waardoor de lasten- en koopkrachtontwikkeling niet worden beïnvloed.

Rijksbijdrage Tegemoetkoming AOW en Anw

Deze rijksbijdragen zijn ter financiering van de in artikel 49 verantwoorde tegemoetkoming AOW en Anw.

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt de druk op de AOW toe. Het Spaarfonds AOW is in 1998 ingesteld om de financierbaarheid van de AOW-uitgaven op langere termijn zeker te stellen. Tegelijk met de instelling van het Spaarfonds is de te innen AOW-premie beperkt tot maximaal 18,25% waardoor de AOW-lasten meer worden gespreid. Vanaf 2020 kan het Ouderdomfonds een beroep doen op middelen uit het Spaarfonds om de toegenomen uitgaven aan AOW-uitkeringen zonder extra premieverhogingen te kunnen financieren.

Het Spaarfonds AOW wordt beheerd door SZW. SZW draagt zorg voor voeding van het spaarfonds AOW door middel van rijksbijdragen. In de wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) is vastgelegd dat de rijksbijdrage jaarlijks met ten minste € 113,4 miljoen stijgt. Naast de rijksbijdragen wordt het fonds ook gevoed door de jaarlijkse rentebijschrijvingen.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

Met ingang van juni 2008 is de «Zelfstandig en Zwanger-regeling» (ZEZ-regeling) ingevoerd. De regeling voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling. De hoogte van de uitkering hangt af van de inkomsten van de zelfstandige in het jaar voordat de uitkering ingaat, met een maximum van het minimumloon. De regeling wordt uitgevoerd door UWV. De specifieke rijksbijdrage Aof (alfahulpen) wordt met ingang van 2009 samengevoegd met de rijksbijdrage ZEZ-regeling. Voor beide bijdragen geldt dat zij uit de algemene middelen worden gefinancierd en dat de rijksbijdragen in het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) worden gestort.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31700-XV-2-12.gif

Operationele doelstelling

1 Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen

Motivering

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken of tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Instrumenten

• Rijksbijdrage bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW en de Anw;

• Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

• Rijksbijdrage tegemoetkomingen voor de AOW-ers en Anw-ers;

• Rijksbijdrage Spaarfonds AOW;

• Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen.

Activiteiten

• Ter beschikking stellen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen;

• Zorgdragen voor de voeding van het Spaarfonds AOW.

Doelgroepen

De sociale fondsen en het Spaarfonds AOW.

Indicatoren/kengetallen

Output en outcome zijn niet te vatten in zinvolle indicatoren of kengetallen. Wanneer de budgettaire overheveling van begroting naar fondsen is geschied, is het beoogde effect gerealiseerd. De vermogenspositie van de fondsen is dan verbeterd in de mate die was beoogd.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 51.2 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArtikel 51 A. 2012B. 2012 
     
Effecten onderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoek    

HOOFDSTUK 4: NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

97 Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven Artikel 97 (x € 1 000)
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen13 8238 444156912900
Uitgaven8 8548 62633819112900
        
Programma uitgaven8 7318 55130719112900
Operationele Doelstelling 1       
Afgesloten Regelingen359000000
Regeling Ex-Mijnwerkers182182182182000
Ondersteuning vorming BVG’en118884125912900
Overig afwikkeling SUWI0000000
Agenda Voor De Toekomst4 336000000
Rsp3 5765 88500000
SZW Cofinanciering Equal1601 60000000
Praktijkscholing0000000
        
Apparaatsuitgaven12375310000
Personeel en materieel1820190000
Agentschap SZW10555120000
        
Ontvangsten9 25460000000

Toelichting:

Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Een aantal wetten en regelingen zijn financieel afgewikkeld. Er vinden nog wel nabetalingen plaats. Het gaat dan uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Regeling ex-mijnwerkers

De Regeling vervroegde uittreding ex-mijnwerkers en de Silicoseregeling mijnwerkers zijn financieel afgewikkeld. Per 1 januari 2000 zijn alle rechthebbenden uitgestroomd, zodat uitsluitend nog nabetalingen worden verantwoord. Op deze voorziening wordt tevens de Rijksbijdrage aan het algemeen mijnwerkersfonds verantwoord.

Ondersteuning vorming Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en)

De tijdelijke stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen bestaat uit twee subsidies, een startsubsidie en een vervolgsubsidie. De vaststelling van de startsubsidies en de verlening van de vervolgsubsidie zijn in 2004 afgerond. De vaststelling van de vervolgsubsidie, na opening van het bedrijfsverzamelgebouw, wordt tot en met het jaar 2011 voorzien. De regeling wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW.

Agenda voor de Toekomst, RSP, Cofinanciering Equal en Praktijkscholing

Deze regelingen zijn afgewikkeld en voor het begrotingsjaar 2009 worden geen ramingen opgenomen. De financiële afwikkeling inclusief nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) worden op dit artikel verantwoord.

Artikel

98 Algemeen

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven toegelicht die niet direct kunnen worden toegerekend aan één van de andere beleidsartikelen. Op dit artikel worden de verzameluitkering SZW en de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen posten Handhaving, Primair proces, Subsidies, Voorlichting en Onderzoek toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 98.1: Begrotingsuitgaven Artikel 98 (x € 1 000):
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen194 880205 392202 320283 793273 794274 733274 831
Uitgaven187 634205 437201 768283 793273 794274 733274 831
        
Programma uitgaven15 89325 09826 20726 39637 46938 45538 455
Operationele Doelstelling 1       
Handhaving2 1248 82012 82313 00325 84826 84826 848
Onderzoek & Beleidsinformatie6 7656 8586 8546 8366 8286 8286 828
Subsidies1101 9541 1601 1501 0991 0991 099
Verzameluitkering SZW001 5001 500000
Overig6 8947 4663 8703 9073 6943 6803 680
        
Apparaatsuitgaven171 741180 339175 561257 397236 325236 278236 376
Automatisering24 28827 61216 89316 34115 58115 58115 581
Huisvesting31 22230 54830 72829 85128 09928 09928 099
Personeel en materieel90 94198 389105 545189 600171 040170 981171 079
Bijdrage aan IWI25 29023 79022 39521 60521 60521 61721 617
        
Ontvangsten12 39611 0125 4965 4965 4965 4965 496

Toelichting:

Programmauitgaven artikel 98

De programmauitgaven op dit artikel zijn Handhaving, Onderzoek & Beleidsinformatie, Subsidies, Overig (Voorlichting en Primair Proces) en de verzameluitkering SZW. Delen van deze beleidsuitgaven kunnen worden toegerekend naar beleidsartikelen en zullen daar worden verantwoord. Indien van toepassing zal voor het behoud van een totaaloverzicht per uitgavencategorie inzicht worden gegeven in de totale omvang van de budgetten.

Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving op de begroting bedraagt € 20,4 mln, verdeeld over de artikelen 43 (€ 0,7 mln), 44 (€ 0,3 mln), 46 (€ 6,6 mln) en 98 (€ 12,8 mln). Van het budget heeft € 6,0 mln betrekking op maatregelen uit het Handhavingsprogramma 2007–2010. De belangrijkste thema’s uit het Handhavingsprogramma zijn:

• Sturen op naleving;

• Gezondheid en veiligheid op het werk;

• Internationale handhaving;

• Sociale verzekeringen en activerende bijstandverlening;

• Communicatie, voorlichting, samenwerking en informatieuitwisseling.

Subsidies

Het totale subsidiebudget van SZW bedraagt in 2009 € 25,0 mln. Hiervan wordt € 23,8 mln toegerekend aan beleidsartikelen en € 1,2 mln centraal geraamd op artikel 98. Een totaaloverzicht van alle SZW subsidiemiddelen is te vinden in de bijlage subsidies.

Overig

Dit bestaat voor het grootste deel uit voorlichting. Het totale budget voor voorlichting in 2009 bedraagt € 7,0 mln, waarvan € 3,0 mln centraal geraamd op artikel 98. De voorlichtingsuitgaven, die rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden toegerekend, worden onder het desbetreffende beleidsartikel verantwoord.

Verzameluitkering SZW

Nieuw in de tabel is de Verzameluitkering SZW. De verzameluitkering kent haar wettelijke grondslag in de Financiële-verhoudingswet. Zij keert uit aan medeoverheden. In de verzameluitkering zijn de beleidsthema’s gebundeld die jaarlijks maximaal € 10 mln voor het totaal van de ontvangende medeoverheden beslaan. Aanleiding voor de invoering van de verzameluitkering is de behoefte aan een wijze van middelenverstrekking aan medeoverheden die ruimte biedt voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij Rijk en medeoverheden voorkomt. De verzameluitkering SZW bevat het thema handhaving.

Apparaatsuitgaven

Het totale apparaatsuitgavenbudget in 2009 bedraagt € 253 mln (inclusief huisvesting en automatisering). Van het totale apparaatsbudget wordt € 99,6 mln toegerekend aan de beleidsartikelen. De toedeling naar de beleidsartikelen in 2009 is als volgt in de begrotingsstukken verwerkt:

Tabel 98.2 Toedeling personele en materiële budgetten naar artikelen (x € 1 000)
BeleidsartikelPersoneelMaterieelTotaal
41. Inkomensbeleid81688904
42. Arbeidsparticipatie18 0962 47020 566
43. Arbeidsverhoudingen14 9181 84216 760
44. Arbeidsomstandigheden35 8754 82940 704
45. Pensioenbeleid1 3731141 487
46. Inkomensbescherming met activering9 77239110 163
47. Aan het werk: bemiddeling en re-integratie4 6382014 839
48. Sociale werkvoorziening85642898
49. Overige inkomensbescherming1 337731 410
50. Tegemoetkomingspecifieke kosten91232944
51. Rijksbijdragen sociale fondsen en spaarfonds AOW84632878
    
97. Aflopende regelingen18119
98. Algemeen – personeel en materieel76 58329 180105 545
98. Algemeen – huisvesting 30 72830 728
98. Algemeen – automatisering 16 89316 893
    
Totaal apparaatsuitgaven166 04086 916252 738

De bijdrage van het moederdepartement aan het Agentschap SZW van € 8,5 mln (artikel 47) en de bijdrage aan IWI van € 22,4 mln (artikel 98) zijn buiten deze berekening gehouden.

Bijdrage aan IWI

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt onafhankelijk toezicht op de uitvoeringsinstanties die de werknemers- en volksverzekeringen uitvoeren en op de gemeentebesturen, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de sociale voorzieningen. De bijdrage in 2009 aan de baten-lastendienst IWI van € 22,4 mln is begroot op artikel 98.

In hoofdstuk 6 «Baten-lastendiensten» is de begroting van baten en lasten en het kasstroomoverzicht van IWI opgenomen.

Artikel

99 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 99.1: Begrotingsuitgaven Artikel 99 (x € 1 000):
artikelonderdeel2007200820092010201120122013
Verplichtingen063 34425 8388 47692153 54249 933
Uitgaven063 34425 8388 47692153 54249 933
        
Programma uitgaven063 34425 8388 47692153 54249 933
        
Operationele Doelstelling 1       
Loonbijstelling0025 8388 476039 60937 338
Onvoorzien06 70700000
Prijsbijstelling056 6370092113 93312 595
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante beleidsartikelen.

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen.

HOOFDSTUK 5: BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

SZW kleiner en beter

Met ingang van 1 januari 2009 heeft SZW een nieuwe hoofdstructuur. Deze bestaat uit: de SG-kolom, het DG Participatie en Inkomenswaarborg, het DG Werk, het DG Uitvoering en Handhaving, de Inspectie Werk en Inkomen en, tot uiterlijk 1 januari 2012, de pSG-kolom. Beoogd is nadere invulling te geven aan de ambities voor een «kleiner en beter» SZW. In de uitwerking van het plan van aanpak van SZW is primair gezocht naar maatregelen die de efficiency verhogen en het primaire proces zo veel mogelijk ontzien. Verbeteringen worden voor een deel gerealiseerd door de nieuwe hoofdstructuur (van drie naar twee beleidsDG-en, het op termijn vervallen van de pSG functie) en herschikking van taken, waardoor deze eenduidiger worden belegd en de coördinatielast wordt teruggedrongen.

Richtinggevend voor de invulling van de taakstelling binnen SZW is een kleinere organisatie met meer flexibiliteit, meer werken op basis van vertrouwen, meer ruimte en verantwoordelijkheid, minder bureaucratie en meer gedeelde kennis. Een uitdagende ambitie, omdat niet alleen zichtbaar moet worden hoe voldaan wordt aan de reductie-taakstelling, maar tegelijkertijd dit een antwoord moet geven op de vraag hoe de factoren die bijdragen aan de kwaliteitsbevordering van het werk verankerd worden in de organisatie.

Specifiek is bij de Arbeidsinspectie en het Agentschap SZW het streven erop gericht het primaire proces te ontzien. Dit resulteert in een concentratie van ondersteunende activiteiten en het sluiten van regiokantoren.

Als kernboodschap is uitvoering van bedrijfsvoering «door het Rijk tenzij....» afgegeven. Eén van de grote projecten daarbij is de oprichting van een directie Bedrijfsvoering. Deze directie is primair verantwoordelijk voor overblijvende taken op het gebied van bedrijfsvoering voor SZW. Dit leidt ertoe dat de pSG-kolom van acht directies wordt opgeheven en er een directie Bedrijfsvoering met de taken van vier voormalige directies wordt opgericht. De overige directies worden aan de SG-kolom toegevoegd. Daarnaast lopen er in het kader van interdepartementale samenwerking een aantal grote trajecten: het delen van de facilitaire taken met drie andere ministeries in 4 FM, het overhevelen van ICT-uitvoeringstaken naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het overdragen van de personeels- en salarisadministratie aan het Shared Service Centrum P-direkt, interdepartementale samenwerking van auditdiensten en een bundeling van werkzaamheden bij de SIOD.

4 FM

De ministeries van BZ, VROM, SZW en V&W willen een gezamenlijk bedrijf vormen voor facilitaire dienstverlening. 4 FM staat voor het beoogde samenwerkingsverband tussen een viertal ministeries op het gebied van facilitaire zaken. Dit bedrijf moet er uiterlijk 1 januari 2011 staan. Najaar 2008 vindt besluitvorming hierover plaats. Aansluitend start het veranderproces. Daarin wordt verder ook in beeld gebracht welke bijdrage dit traject voor SZW kan leveren in de taakstellingen.

Shared Service Organisatie-ICT V&W

In 2008 is een start gemaakt met een onderzoek naar mogelijkheden en wenselijkheden om de ICT van SZW over te hevelen naar de Shared Service Organisatie ICT van het ministerie van V&W. Het is de intentie om in het eerste kwartaal van 2009 deze overheveling te laten plaatsvinden.

P-Direkt

In 2009 worden de taken op het gebied van personeel- en salarisadministratie overgeheveld naar de P-direktorganisatie. In 2008 is daarvoor een programmamanager aangesteld die de onderscheiden activiteiten begeleidt.

In 2009 zullen activiteiten plaatsvinden om te komen tot procesoptimalisatie met de bedoeling de processen steeds meer te laten lijken op de processen zoals deze door P-direkt worden gehanteerd. Daarnaast wordt gekeken hoe de geautomatiseerde aansluiting met P-direkt zal plaatsvinden met daarbij een onderzoek naar de bestandsconversie.

Ten slotte wordt nader onderzocht welke taken er ter ondersteuning van de klant achterblijven en welke medewerkers in het kader van de taakstelling worden begeleid van werk naar werk.

Samenwerking AD met de ministeries van LNV en EZ

In 2009 zal een verder vervolg worden gegeven aan de samenwerking tussen de Auditdienst van SZW en de desbetreffende auditdiensten van het ministerie van LNV en het ministerie van EZ. Het betreft hier samenwerking op het gebied van de wettelijke controles.

SIOD

Voor 2009 streeft de SIOD naar een bundeling van een deel van de opsporing UWV en SVB bij de SIOD. Het gaat hierbij om capaciteit ten behoeve van het opsporen van UWV- en SVB fraudes waar bijzondere opsporingsbevoegdheden voor nodig zijn. Daarnaast wordt een zogenaamde «Black Box» ingericht en een risicoanalyse ontwikkeld ten behoeve van de Interventieteams, zodat noodzakelijke bestandskoppelingen kunnen worden gefaciliteerd.

Oplossen vijf onvolkomenheden gesignaleerd door de Algemene Rekenkamer

In het Rapport bij het jaarverslag SZW 2007 heeft de Algemene Rekenkamer vijf onvolkomenheden geconstateerd bij SZW. Het oplossen van deze onvolkomenheden staat centraal. Deze onvolkomenheden betroffen:

1. Financiële administratie in Hermes

2. Financieel beheer Agentschap SZW

3. Contractbeheer

4. Subsidiebeheer

5. Tijdige oplegging en behandeling bezwaar bestuurlijke boetes WAV.

Financiële administratie in Hermes

De verwachting is dat de toezeggingen van de Minister aan de Rekenkamer met betrekking tot het financieel beheer gestand kunnen worden gedaan. De toezeggingen hebben betrekking op de voorschottenadministratie, het vorderingenbeheer, autorisatiebeheer en betalingenbeheer; de interne controle binnen de processen van de financiële administratie en de toetsing van het budgetverbruik en de beoordeling van posten die onderdeel uitmaken van de saldibalans.

Voor het begrotingsjaar 2009 voorziet SZW op twee punten acties die van belang zijn voor het niveau van het financieel beheer. Er vinden in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst verschuivingen plaats tussen verschillende directies waar het gaat om financiële verantwoordelijkheden ten aanzien van de begrotingsuitvoering. Ten tweede wordt de Single European Payments Area (SEPA) ingevoerd ten aanzien van het betaalverkeer. SZW heeft hiertoe de voorbereidingen getroffen en zal dat in 2009 afronden.

Financieel beheer Agentschap SZW

De Algemene Rekenkamer heeft de kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap SZW in 2007 nog als ontoereikend bestempeld. SZW wordt aanbevolen de financiële administratie op korte termijn te actualiseren naar de eindstanden die de auditdienst heeft goedgekeurd. Dit heeft geleid tot een Plan van Aanpak met verbetermaatregelen die ertoe moeten leiden dat de onvolkomenheid in 2009 is opgelost. Het Agentschap heeft al voldaan aan de aanbeveling om op korte termijn de financiële administratie te actualiseren.

Contractbeheer

De Algemene Rekenkamer constateert een onvolkomenheid in het contractbeheer, vooral voor het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels. Er zijn maatregelen genomen om onrechtmatigheden bij nieuwe contracten te voorkomen en om het contractbeheer te verbeteren. Uitgangspunt is om door onder meer nauwgezette contractregistratie de toepassing en naleving van contractbeheer en aanbestedingsregels in 2009 zeker te stellen.

Subsidiebeheer

De Algemene Rekenkamer beschouwde het subsidiebeheer bij SZW in 2007 ondanks aanzienlijke verbeteringen als een onvolkomenheid. Vanaf medio 2008 worden alle nieuwe subsidieregelingen en individuele subsidies op grond van de Kaderwet SZW-subsidies, voor advies voorgelegd aan het Subsidie Expertise Centrum (SEC) van het ministerie. Het SEC is in het leven geroepen om de beleidsdirecties te ondersteunen bij de vormgeving daarvan. Doel daarvan is te komen tot meer uniformiteit en eenvoud, en mede daardoor te voorkomen dat zich (rechtmatigheids)problemen voordoen. Een deel van de problemen bij het subsidiebeheer doet zich echter niet voor als gevolg van tekortkomingen in de opzet van de subsidieregelingen en -beschikkingen, maar is een gevolg van het niet consequent toepassen van de bestaande regels in de uitvoeringspraktijk. Het SEC kan daar zijdelings invloed op uitoefenen door consequent ook aandacht te vragen voor de uitvoeringspraktijk. Daarnaast zal, om de kwaliteit van (beheer van) bestaande subsidie instrumenten te verbeteren, ook vanuit het management meer en beter worden gestuurd op de kwaliteit van de uitvoering.

Tijdige oplegging en behandeling bezwaar bestuurlijke boetes WAV

SZW heeft in 2007 de wettelijke termijnen, waarbinnen boetes WAV moeten zijn opgelegd en op bezwaarschriften WAV moet zijn beslist, niet in voldoende mate kunnen halen.

Door verschuiven van personeel en inzet van extra capaciteit is in beide gevallen de opgelopen achterstand van begin 2007 omgebogen in een dalende trend. Dit heeft zich zodanig in 2008 doorgezet dat vóór eind 2008 de achterstanden volledig zullen zijn weggewerkt.

Hiermee zullen in 2009 geen extra maatregelen nodig zijn om de wettelijke termijnen op beslissingen bestuurlijke boetes WAV te halen.

Duurzame inkoop

Het Ministerie van SZW draagt bij aan de realisatie van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) door de criteria uit het Duurzaam Inkopen beleid voor inkopen, zoals beschreven in de begroting van het ministerie van VROM, te implementeren.

HOOFDSTUK 6: BATEN-LASTENDIENSTEN

AGENTSCHAP SZW

Tabel 6.1 Begroting baten en lasten Agentschap SZW (x € 1 000)
 Realisatie 2007Raming 200820092010201120122013
Baten       
Opbrengsten moederdepartement16 14817 21513 40010 2009 3009 0009 000
Opbrengst overige departementen3651 0001 000800700500500
Opbrengst derden
Rentebaten142100
Buitengewone baten4181 7601 400400
Exploitatiebijdrage
Totaal baten17 07320 07515 80011 40010 0009 5009 500
        
Lasten       
Apparaatskosten       
– personele kosten12 17514 46711 1008 2007 1007 0007 000
– materiële kosten4 4784 6214 2002 8002 6002 2002 200
Rentelasten2945
Afschrijvingskosten       
– Materieel6865     
– Immaterieel576600500400300300300
Dotaties voorzieningen16
Buitengewone lasten       
Totaal Lasten17 34219 79815 80011 40010 0009 5009 500
        
Saldo van baten en lasten– 26927700000

Algemeen

Het Agentschap SZW voert subsidieregelingen uit op het terrein van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Het gaat hierbij om internationale en nationale subsidieregelingen. De bedrijfsvoering van het Agentschap SZW is zodanig georganiseerd dat de formatie en overhead kan worden aangepast aan de werkbelasting die voortvloeit uit de verkregen opdrachten. Aangezien het voor een aantal regelingen moeilijk te voorspellen is hoe de uitvoering hiervan zich zal ontwikkelen, is het moeilijk om een meerjarenraming van de baten en lasten te geven. In bovenstaande begroting is geen rekening gehouden met eventueel nieuw te acquireren subsidieregelingen.

Op basis van de huidige inzichten is de inschatting dat in de komende jaren het aantal en de omvang van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert afnemen. Hierdoor is de verwachting dat de omvang van de organisatie op termijn gereduceerd wordt tot circa 60% van de omvang in 2007.

De kernactiviteiten van het Agentschap SZW zijn gericht op de uitvoering van de Europese subsidieregelingen (ESF).

In 2007 is de nieuwe programmaperiode ESF gestart die de periode 2007–2013 beslaat. Ten opzichte van de periode 2000–2006 zijn de ter beschikking gestelde middelen substantieel lager geworden. Dit is de voornaamste reden waarom een inkrimping van de organisatie wordt verwacht. Verhoudingsgewijs kost de uitvoering van ESF 2007–2013 meer tijd dan in de vorige programma-periode. Door de maximale looptijd van 1 jaar zijn er veel meer projecten te behandelen. Tevens is de behandeling per project intensiever omdat de einddeclaratie niet meer door een externe registeraccountant wordt gecontroleerd.

Het Agentschap SZW fungeert voor de uitvoering van ESF periode 2007–2013 als Management-autoriteit. De Certificeringsautoriteit is belegd bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De uitvoering van de subsidiregelingen ESF en Equal van de programmaperiode 2000–2006 loopt nog door tot medio 2009. Daarna dient de eindafrekening ten behoeve van de Europese Commissie te worden opgesteld, die uiterlijk 31 maart 2010 moet worden ingediend.

Ook de uitvoering van een aantal nationale regelingen zal in de komende jaren afgerond worden of bij andere instanties worden ondergebracht. Deze mutaties zijn meegenomen voor zover deze nu al bekend zijn.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft grotendeels de uitvoering van de Europese subsidies, ESF doelstelling 3, Equal van de programmaperiode 2000–2006 en ESF 2007–2013. Daarnaast worden in opdracht van het moederministerie diverse nationale regelingen uitgevoerd met variërende looptijden.

Opbrengst overige departementen

Agentschap SZW voert de volgende subsidieregelingen in opdracht van andere departementen uit:

– regeling Kinderopvang in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

– bekostiging van de Wet Inburgering in opdracht van het ministerie van Justitie

– Helpdesk Inburgering in opdracht van het ministerie van VROM.

Rentebaten

De rentebaten worden ontvangen over de liquide middelen op de Rekening Courant bij het Ministerie van Financiën. Vanwege het indicatieve karakter van de begroting en de geringe omvang zijn de rentebaten vanaf het jaar 2009 niet begroot.

Buitengewone baten

De onttrekking aan de bestemmingsreserve is verantwoord onder de buitengewone baten.

Het Agentschap SZW beschikt met instemming van het Ministerie van Financiën (in 2007 verleend) tot en met 2010 over een geoormerkte bestemmingsreserve. Deze reserve is bedoeld voor het opvangen van de (benoemde) kosten voortvloeiend uit de krimp van de organisatie (afloop ESF 2000–2006 en Equal en start ESF 2007–2013). De kosten die ten laste van deze bestemmingsreserve kunnen worden gebracht zijn:

– de meerkosten van het inhuren van externe medewerkers

– kosten van employability

– kosten van innovatie om meer plaats- en tijdonafhankelijk werken mogelijk te maken

– kosten van flankerend beleid

– kosten van herplaatsingskandidaten

– de WW-lasten, voor zover zij voor eigen risico van het Agentschap SZW komen.

Exploitatiebijdrage

Een exploitatiebijdrage van het moederministerie heeft (in de regel) een tijdelijk karakter. De verwachting is dat het Agentschap SZW in 2008 en volgende jaren geen exploitatiebijdrage zal ontvangen.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het Agentschap SZW hanteert vanaf 1 januari 2007 voor haar organisatie een krimp- en groeimodel. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats. Voor deze laatste categorie zijn voor diverse specialismen mantelcontracten afgesloten.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit personeelsgebonden kosten (reis-, verblijf- en opleidingskosten), huisvestingskosten, automatiseringskosten, kantoorkosten en de kosten van voorlichting & communicatie en advies & onderzoek.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op nog lopende investeringsleningen. Vanwege het indicatieve karakter van de begroting en de geringe omvang zijn de rentebaten vanaf het jaar 2009 niet begroot.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële activa. Investeringen die via de out of pocketkosten lopen, worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling (maken ook geen onderdeel uit van de gehanteerde tarieven).

Buitengewone lasten

Het Agentschap SZW verwacht geen buitengewone lasten te realiseren.

Saldo van baten en lasten.

Het saldo van baten en lasten zal in het jaar van ontstaan opgenomen worden in het onverdeelde resultaat. In het jaar daarop wordt het resultaat verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Kasstroomoverzicht

Tabel 6.2 Kasstroomoverzicht Agentschap SZW (x € 1 000)
 Realisatie 2007Raming 200820092010201120122013
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)13 4124 4122 6821 282882882882
        
2 Totaal operationele kasstroom– 6 947– 1 318– 1 300– 300100100100
        
3a –/– Totaal investeringen– 748– 100– 100– 100– 100– 100– 100
3b +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen–- 
3 Totaal investeringskasstroom– 748– 100– 100– 100– 100– 100– 100
        
4a –/– eenmalige uitkering aan moederdepartement– 924
4b +/+ eenmalige storting door moederdepartement
4c –/– aflossingen op leningen– 381– 312
4d +/+ beroep op leenfaciliteit      
4 Totaal financieringskasstroom– 1 305– 31200000
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito)4 4122 6821 282882882882882

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal. De operationele kasstroom is in de jaren 2008 tot en met 2010 negatief doordat de operationele kosten met betrekking tot de inkrimping en reorganisatie van het Agentschap SZW uit de bestemmingsreserve worden bekostigd (buitengewone baten).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geschatte investeringen in materiële en immateriële activa. In het investeringsbedrag dat jaarlijks in het kasstroomoverzicht is opgenomen, zijn niet begrepen de investeringen ten behoeve van de uitvoering van specifieke subsidieregelingen. Deze investeringen blijven kasneutraal omdat deze ten laste van het boekjaar geheel afgeschreven en aan de opdrachtgever in rekening gebracht worden.

Financieringskasstroom

De eenmalige storting aan het moederdepartement komt ten laste van het Eigen Vermogen. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen.

Doelmatigheid

Het Agentschap SZW streeft naar het leveren van diensten en producten met hoge kwaliteit en optimaal gebruik (zo beperkt mogelijk) van de in te zetten middelen.

Het Agentschap SZW voert 19 verschillende subsidieregelingen uit. De uitvoering wordt afgerekend op basis van de gerealiseerde producten. Met de opdrachtgevers worden jaarlijks op basis van een offerteprocedure afspraken gemaakt over de te leveren producten, het te verwachten aantal en de per product in rekening te brengen kostprijs. De kostprijs per product wordt jaarlijks berekend aan de hand van de norm voor het aantal aan een product te besteden uren. De normuren per product worden vermenigvuldigd met het door de eigenaar goedgekeurde integrale kostentarief.

Per subsidieregeling wordt een aantal producten geleverd. In algemene zin kunnen de volgende productgroepen worden onderscheiden:

a. basislast (niet project-gerelateerd)

b. intake en ontvankelijkheid subsidie-aanvragen

c. afhandelen subsidie-aanvragen

d. monitoren subsidie-projecten

e. overig beheer (wel project-gerelateerd, overige activiteiten)

f. afhandelen einddeclaraties

g. afhandelen bezwaarprocedures

h. afhandelen beroepsprocedures.

Afhankelijk van de complexiteit van de regelgeving varieert de productprijs van deze producten per subsidieregeling aanzienlijk.

Er is voor gekozen om het integrale kostentarief per medewerker aan te merken als belangrijkste graadmeter voor de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van het Agentschap SZW. Het Agentschap levert namelijk een groot aantal verschillende producten, met een grote variatie van kostprijzen per product. Bovendien zijn de producten niet constant. Ingegeven door nationale of Europese regelgeving en door specifieke wensen van de verschillende opdrachtgevers zijn de normuren voor de verschillende producten aan verandering onderhevig. Hierdoor zijn de kostprijzen van de verschillende producten in de opeenvolgende jaren niet goed vergelijkbaar.

Uit onderstaande tabel blijkt de ontwikkeling op de relevante indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid. De dalende uurtarieven en de toenemende productiviteit in combinatie met het gerealiseerde jaarresultaat in de afgelopen jaren duiden op een toename van de doelmatigheid.

Tabel 6.3 Kengetallen in verband met verbetering van de doelmatigheid
DoelstellingRealisatie 2006 Realisatie 2007 Streefwaarden 2008 (jaarwerkplan)
1. Gem.tarief per medewerker per direct uur€ 72,92€ 75,90€ 72,86
2. Verhouding directe /indirecte uren76%:24%76%:24%74%:26%
3. Productiviteit (verh. dir./totale uren)60%60%60%
4. Loonkosten per fte€ 61 201€ 67 495€ 65 473
5. Materiële kosten per fte€ 18 155€ 17 400€ 18 432
6. Omzet per fte€ 83 244€ 81 193€ 83 652
7. Resultaat€ 924 000– € 269 000€  0

Op dit moment is het niet mogelijk om een voorspelling te doen met betrekking tot de ontwikkeling in de komende jaren van de kengetallen in verband met de verbetering van de doelmatigheid na 2008. Ook de ontwikkeling van de omzet per productgroep is moeilijk te voorspellen. De reden hiervoor is dat:

– het Agentschap SZW te maken krijgt met een aanzienlijke daling van de workload doordat een aantal uitgevoerde subsidieregelingen aflopen. Hierdoor zal de omvang van het Agentschap SZW naar verwachting op termijn afnemen, waardoor verlies van schaalvoordeel zal optreden. Het is moeilijk te voorspellen welke consequenties dit heeft op de ontwikkeling van de integrale kostprijs;

– tevens is, anticiperend op de krimp van het Agentschap SZW, een reorganisatie in gang gezet.

Wel is, op verzoek van de eigenaar, een schatting gemaakt van het verwachte integrale kostentarief voor 2009. Voor 2009 is – in de tarievennotitie 2008 – een verwacht integraal kostentarief van € 75,73 genoemd. Ten opzichte van 2008 is dit een stijging van 7,1%. De verklaring hiervoor is het verlies van schaalvoordelen vanaf 2009. Tevens is het tarief in 2008 kunstmatig laag gehouden door de inzet van de bestemmingsreserve voor externe inhuur.

INSPECTIE WERK EN INKOMEN

Tabel 6.4 Begroting baten en lasten (x € 1 000)
 2007200820092010201120122013
Baten       
Opbrengst kerndepartement22 86122 40121 98421 19421 19421 20621 206
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden
Rentebaten573450250200170150130
Buitengewone baten
Vrijval voorziening1 753101
Exploitatiebijdrage
        
Totaal baten25 18722 95222 23421 39421 36421 35621 336
        
Lasten       
Apparaatskosten       
– Personele kosten17 08716 01016 50015 36015 36015 36015 360
– Materiële kosten5 2895 3455 0404 5804 5804 5804 580
Rentelasten2061208060403020
Afschrijvingskosten       
– Materieel151606060606060
– Immaterieel
Dotaties voorzieningen97167
Buitengewone lasten
        
Totaal lasten22 83021 70221 68020 06020 04020 03020 020
        
Saldo van baten en lasten2 3571 2505541 3341 3241 3261 316

De kolom 2007 in de tabel bevat de cijfers uit de jaarrekening 2007 van de inspectie. De kolom 2008 bevat ramingen van de baten en lasten conform de 1e managementrapportage 2008 van IWI.

In deze begroting is rekening gehouden met de formatiereductie als gevolg van de taakstelling van het kabinet. De eventuele gevolgen van besluitvorming op het advies over interbestuurlijk toezicht van de Commissie Oosting is nog niet in deze begroting verwerkt.

Toelichting bij de begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst voor kerndepartement

De opbrengst kerndepartement voor de jaren 2009 tot en met 2013 is gebaseerd op het actuele budgettaire kader voor IWI, waarop enkele bijstellingen hebben plaatsgevonden, zoals de besparing op de huurkosten van het Rijksverzamelkantoor Beatrixkwartier ten opzichte van het CentreCourt, de bijdrage van de inspectie in de kosten van Europese aanbestedingen en de loonbijstelling voor 2008. De begrote opbrengst is derhalve in het loon- en prijsniveau van 2008.

Om bij te dragen aan de verbetering van beleid, de uitvoering en de sturing maakt de inspectie verschillende producten:

– toezichtbaarheidstoetsen (T-toetsen) waarin de inspectie de minister of de staatssecretaris informeert of het mogelijk is adequaat toezicht te houden op nieuwe regelgeving;

– monitors (of risicoanalyses) waarin de inspectie systematisch gegevens verzamelt over de uitvoering. Monitoring is een instrument om te bepalen waar zich de belangrijkste risico’s bevinden en op welk moment een toezichtonderzoek nodig is;

– rapporten en verkennende studies waarin de inspectie de resultaten van onderzoek presenteert;

– expertisebijdragen, in de vorm adviezen, signalen en informatie, die de bewindslieden van SZW kunnen gebruiken voor verbetering van het beleid en de uitvoering.

Om de medewerkers zo doelmatig mogelijk in te zetten voert de inspectie niet alleen risicoanalyses uit maar bepaalt zij ook vooraf hoe de onderzoekscapaciteit ingezet wordt op de diverse producten. De nu nog voorlopige planning voor 2009 leidt tot de volgende omzet per productgroep.

Tabel 6.5 Omzet per productgroep (x € 1 000)
T-toetsen440
Monitoring3 300
Expertise660
Rapporten en verkennende studies17 584
Totaal21 984

Een deel van de rapporten en verkennende studies wordt geprogrammeerd in het openbare jaarplan, een deel volgt uit wettelijke verplichtingen (bijvoorbeeld het jaarverslag waarin IWI een oordeel geeft over de werking van het stelsel van sociale zekerheid) en een deel wordt in het jaar zelf geprogrammeerd om aan te sluiten bij de actualiteit (onvoorzien). Eind 2008 werkt IWI het jaarplan en de begroting uit in de tarievennota. Op dat moment wordt de planning verder ingevuld. De inspecteur-generaal bespreekt de tarievennota met de secretaris-generaal.

In de opbrengst kerndepartement voor de jaren 2007 en 2008 zijn tevens de (geraamde) mutaties in de omvang van het onderhanden werk aan het eind van het boekjaar verwerkt.

Rentebaten

De rentebaten hebben betrekking op de rekening courant en de depositorekeningen bij het Ministerie van Financiën. Het rentepercentage op de rekening courant is variabel en voor deposito’s afhankelijk van de looptijd.

Lasten

Algemeen

De lasten bestaan uit de apparaatskosten (personele en materiële kosten), de rentelasten, de afschrijving van materiële vaste activa en een dotatie aan de voorzieningen.

Apparaatskosten

Personele kosten

De personele kosten ad € 16,5 mln bestaan voor het overgrote deel uit kosten voor salarissen en sociale lasten. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de inhuur van personeel en externe deskundigen, voor uit te besteden onderzoeken, rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten.

Voor de uitvoering van het jaarplan 2009 gaat de inspectie uit van een formatie van 193,6 fte’s. Deze formatie is gebaseerd op het O&F-rapport van de in mei 2007 geïmplementeerde reorganisatie, rekening houdend met enkele mutaties zoals de overgang van 6,0 fte naar de Inspectie van het Onderwijs.

Voor enkele boventallige, veelal gedetacheerde medewerkers, is geen begrotingsvoorziening opgenomen. Deze worden gefinancierd uit de openstaande vacatureruimte. Bij huidig inzicht zal de formatie in 2010 verder worden verlaagd tot 178,6 fte.

Van de in het O&F-rapport opgenomen formatieplaatsen zijn 124,0 fte’s voor toezichtmedewerkers en 16,0 fte’s voor stafmedewerkers die een bijdrage leveren aan de externe producten van IWI.

De salariskosten zijn op het salarisniveau van 2008.

De formatie van de inspectie neemt tot 2010 fors af. Mede als gevolg van het mobiliteitsbeleid is de feitelijke bezetting thans lager dan de formatie. Ook zijn meerdere medewerkers buiten de inspectie gedetacheerd. Voor de uitvoering van projecten wordt daarom regelmatig externe capaciteit ingehuurd. Hiervoor is € 300 000 in de begroting opgenomen. De begrotingsposten voor de inhuur van externe deskundigen en uitbestede projecten zijn ieder verlaagd met € 100 000 tot respectievelijk € 700 000 en € 200 000. In de tweede helft van 2008 zal een nadere bezinning op de taken en organisatie van IWI plaatsvinden. Dit kan tot een aanpassing bij de voorjaarsnota 2009 leiden.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor € 1,1 mln uit kosten voor automatisering en ICT, € 2,76 mln voor huisvestingskosten en € 1,18 mln voor bureaukosten.

De automatiseringskosten komen hoger uit dan begroot voor 2008. Dit komt door de doorbelasting door de RGD van de kosten van de ICT-investeringen in het Rijksverzamelkantoor en het beheer van het netwerk. Daarnaast is voorzien in de kosten van de service level agreement (SLA) voor kantoorautomatisering die de inspectie heeft afgesloten met de directie ICT Diensten van het kerndepartement. Voor de vervanging van het plannings- en tijdregistratiesysteem van IWI is een stelpost opgenomen.

In vergelijking met de begroting 2008 komen de huisvestingskosten hoger uit als gevolg van de kosten van facilitaire dienstverlening in het Rijksverzamelkantoor. Door de afname van het personeelsbestand zal de behoefte aan kantoorruimte de komende jaren afnemen waardoor een besparing op de huisvestingskosten gerealiseerd kan worden.

De bureaukosten betreffen onder meer de kosten van kantoorbenodigdheden, telefoon, porti, voorlichting, dienstreizen en overige kosten. Na de verhuizing van de inspectie naar het Rijksverzamelkantoor zijn de kosten van kantoormachines en catering begrepen in de kosten van facilitaire dienstverlening. Hiertegenover staat dat in deze rubriek een stelpost is opgenomen voor facilitaire diensten buiten het standaardpakket. Per saldo komen de bureaukosten € 180 000 lager uit dan begroot voor 2008.

Rentelasten

De rentelasten betreffen een dotatie aan de voorziening voor wachtgeldverplichtingen en zijn gebaseerd op het gemiddelde saldo van de voorziening tegen een gemiddeld rentepercentage op deposito’s. Deze post zal de komende jaren geleidelijk afnemen, evenredig aan de afname van de omvang van de voorziening.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa zijn afhankelijk van de economische levensduur van de activaposten 3, 5 of 8 jaar. In het Rijksverzamelkantoor huurt de inspectie kantoorruimte inclusief standaard werkplekmeubilair. Extra meubilair boven de standaard komt voor rekening van de inspectie en wordt in 8 jaar afgeschreven.

Saldo van baten en lasten

De begroting 2009 sluit met een positief saldo van baten en lasten ad € 554 000.

De (meerjaren-)begroting 2009 tot en met 2013 is geheel op het loon- en prijsniveau van 2008. De voorlopige bestemming van de batige saldi is dat deze zullen terugvloeien naar het kerndepartement.

De batige saldi zullen naar verwachting de komende jaren leiden tot een lagere tariefstelling.

Tabel 6.6 Kasstroomoverzicht IWI (x € 1 000)
 realisatie 2007200820092010201120122013
1 Rekening courant RIC 1 januari16 15016 03013 72811 68011 48310 72110 392
        
2 Totaal operationele kasstroom567-/- 403-/- 7643755961 0151 115
        
  -/– Totaal investeringen-/- 26-/- 120
  +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen1989
3 Totaal investeringskasstroom172-/- 111
        
  -/- Eenmalige uitkering aan kerndepartement-/- 859-/- 1 788-/- 1 284-/- 572-/- 1 358-/- 1 344-/- 1 339
  +/+ Eenmalige storting door kerndepartement
  -/- Aflossing op leningen
  +/+ Beroep op leenfaciliteit
4 Totaal financieringskosten-/- 859-/- 1 788-/- 1 284-/- 572-/- 1 358-/- 1 344-/- 1 339
        
5 Rekening courant RIC 31 december16 03013 72811 68011 48310 72110 39210 168

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit de mutaties op de verschillende voorzieningen, de afschrijvingen en de begrote saldi van baten en lasten.

Investeringskasstroom

De investeringen 2008 betreffen voornamelijk de aanschaf van werkplekmeubilair (als aanvulling op het standaardwerkplekmeubilair) in het nieuwe kantoorpand.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het kerndepartement betreft de terugbetaling van het geraamde positieve resultaat van het voorafgaande jaar.

Saldo rekening courant

In het saldo rekening courant is begrepen de dekking voor de voorzieningen voor wachtgeld en reorganisaties (buiten het tarief om) en de exploitatiereserve. Deze middelen, alsmede een deel van het werkkapitaal dat niet direct nodig is voor de bedrijfsvoering, worden tijdelijk weggezet op een depositorekening bij het Ministerie van Financiën.

Doelmatigheid

De hoofddoelstelling van de invoering van batenlastendiensten is het streven naar een grotere doelmatigheid. IWI streeft dan ook naar betere prestaties, bij een optimaal gebruik van de ingezette middelen. Als gevolg van de reductietaakstelling van het kabinet en de besluitvorming over het rapport van de Commissie Oosting zal de omvang van de inspectie de komende jaren afnemen.

Tabel 6.7 Doelmatigheidskengetallen
 Realisatie 200520062007Prognose / norm 2008200920102011
Directe productiviteit toezichtmedewerkers (%)5664657072,57575
Voorcalculatorisch tarief per uur (€ op loon- en prijsniveau 2008)157 157144141136132132
Binnen het afgesproken jaar afgeronde producten (%)79838798100100100

Vanaf 2007 worden de direct productieve uren van stafmedewerkers toegerekend aan de producten van IWI. Mede hierdoor komt het uurtarief in 2007 lager uit dan in 2006.

Ook in 2009 zal IWI blijven streven naar een verdere verbetering van de directe productiviteit en verlaging van de indirecte kosten.

Binnen het kader van de Inspectieraad werkt IWI samen met andere inspecties aan de vernieuwing van het toezicht met het doel het toezicht effectiever en efficiënter te maken. IWI hanteert de zes principes van goed toezicht uit de Kaderstellende Visie op Toezicht en sluit de inhoudelijke thema’s van het toezicht aan bij politieke en maatschappelijke ontwikkelingen.

Ondanks dat de inspectie geen kwaliteitskengetallen heeft, zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet ter bevordering van de kwaliteit van de prestaties, zoals:

– De invoering van programmamanagement. In haar zes toezichtprogramma’s legt de inspectie meer nadruk op inhoudelijke samenhang, samenwerking en verbinding met de omgeving;

– Het programmamanagement is gericht op het bereiken van effecten van toezicht;

– De nieuwe werkwijze (actief luisteren en inspelen op ontwikkelingen) leidt tot een nieuwe productenmix. Meer interactieve bijeenkomsten zoals symposia, waarop kennis wordt uitgewisseld en minder rapporten;

– Het starten van een kenniskring op het gebied van methoden en technieken van onderzoek, met als doel innovatie en kwaliteitsborging;

– Grote groepen medewerkers hebben opleidingen gevolgd, zoals opleidingen politiek bestuurlijke gevoeligheden, sociale vaardigheden, helder rapporteren, intervisie, feedback en methoden en technieken van onderzoek.

Ter verdere bevordering van de kwaliteit worden in 2009 de volgende stappen gezet:

– Het toezicht wordt langs de programmalijnen uitgevoerd;

– Binnen de programma’s wordt het projectmatig werken verder aangescherpt met het uitgangspunt dat deadlines worden gehaald en gewenste output wordt opgeleverd;

– Implementatie van effectmeting:

– In elk project staat het beoogde effect centraal. Het behaalde effect wordt getoetst bij de externe partijen;

– Het opdoen van ervaring hoe het realiseren van effect ingepland kan worden;

– Het ontwikkelen van een methodiek voor het meten van klanttevredenheid (in I-Raad verband);

– Ontwikkelen van een strategisch HRM-plan, waarin de ambities van de inspectie over de vernieuwing van het toezicht en de doelen voor wat betreft de formatie worden samengebracht. Dit HRM-plan is vooral gericht op het op koers houden van de organisatieontwikkeling. Aan de orde komen onder meer het opleidings- en mobilitietsbeleid, detacheringen en trainingen on the job.

– Nadere invulling van het informatiebeleid met als speerpunten: kennisdeling, een nieuw digitaal archief en managementinformatiesysteem en verbetering van het intranet.

HOOFDSTUK 7: VERDIEPINGSBIJLAGE

Artikel 41: Inkomensbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20086731 475756759759759759
        
Nieuwe mutaties:0– 19040000
        
Operationele doelstelling 2       
1. Budgettair neutrale herschikkingen0– 100000
        
Apparaatuitgaven       
2. Toerekening Personeel008160000
3. Toerekening Materieel00880000
        
Stand ontwerpbegroting 20096731 4741 660759759759759

Nieuwe mutaties

1. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

2 en 3. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 42: Arbeidsparticipatie

Artikel 42: Arbeidsparticipatie (x € 1 000)
Opbouw uitgaven2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200826 48747 47919 58620 04722 04717 00017 000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 9 185– 11 514– 8 702– 8 004– 2 000– 2 000
        
Nieuwe mutaties:0– 88118 510– 2 045– 1 998401401
        
Operationele doelstelling 3       
1. Loon- prijsbijstelling 20080540344355402401401
2. Naar Jeugd en Gezin0– 66800000
3. Budgettair neutrale herschikkingen0– 75300000
3a. Diversiteitsbeleid00– 2 400– 2 400– 2 40000
        
Apparaatuitgaven       
4. Toerekening Personeel0018 0960000
5. Toerekening Materieel002 4700000
        
Stand ontwerpbegroting 200926 48737 41326 5829 30012 04515 40115 401

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. Voor de afwikkeling van oude verplichtingen van de campussen worden middelen overgeboekt naar de programmabegroting Jeugd en Gezin.

3. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

4 en 5. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

3a. Overboeking naar BZK in verband met diversiteitsbeleid.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200819 43115 54514 79814 88514 88514 88514 885
        
Nieuwe mutaties:07 5004 1004 1004 1004 1004 100
1. Hogere boeteopbrengsten WML07 5004 1004 1004 1004 1004 100
        
Stand ontwerpbegroting 200919 43123 04518 89818 98518 98518 98518 985

Nieuwe mutaties:

1. De raming van de boeteopbrengsten WML is op basis van uitvoeringsgegevens aangepast.

Artikel 43: Arbeidsverhoudingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200812 97223 3395 6806 67610 67711 67718 677
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 2743 975– 39– 57– 58– 58
        
Nieuwe mutaties:040416 773– 937– 4 962– 5 962– 12 962
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loonprijsbijstelling 20080121212121212
2. Uitboeken ontslagvergoeding000– 1 000– 5 000– 6 000– 13 000
        
Operationele doelstelling 3       
3. Loonprijsbijstelling 20080888888
4. kasschuif voorlichting TDP00– 2525000
5. Budgettair neutrale herschikkingen025000000
        
Operationele doelstelling 4       
6. Loonprijsbijstelling 20080201818181818
        
Operationele doelstelling 5       
7. Budgettair neutrale herschikkingen011400000
        
Apparaatuitgaven       
8. Toerekening Personeel0014 9180000
9. Toerekening Materieel001 8420000
        
Stand ontwerpbegroting 200912 97225 01726 4285 7005 6585 6575 657

Nieuwe mutaties:

1, 3 en 6. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. De gereserveerde middelen voor uitgaven in het kader van de ontslagvergoeding worden uitgeboekt.

4. Om aan te sluiten op de financiering van de voorlichtingscampagne TDP dient een kasschuif te worden verwerkt.

5 en 7. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

8 en 9. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20089981 3071 2281 2281 2281 2281 228
        
Nieuwe mutaties:0– 20000000
1. Lagere boeteopbrengsten WAV0– 20000000
        
Stand ontwerpbegroting 20099981 1071 2281 2281 2281 2281 228

Nieuwe mutaties:

1. De geraamde boeteopbrengsten zijn op basis van uitvoeringsgevens bijgesteld.

Artikel 44: Arbeidsomstandigheden en Verzuim

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200884 46372 70124 11624 36624 06824 06824 068
        
Mutatie 1e suppletore begroting02 710– 632– 1 577– 1 576– 1 576– 1 576
        
Nieuwe mutaties:015241 346650650650650
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loonprijsbijstelling 20080826642650650650650
2. van VWS preventie van valgevaar010000000
3. naar VWS werkpr. Gezondheidsraad0– 85400000
4. naar LNV bijdrage CTB0– 24500000
5. Budgettair neutrale herschikkingen032500000
        
Apparaatuitgaven       
6. Toerekening Personeel0035 8750000
7. Toerekening Materieel004 8290000
        
Stand ontwerpbegroting 200984 46375 56364 83023 43923 14223 14223 142

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. Overboeking van VWS als bijdrage in de kosten van het interdepartementale letselpreventieproject «preventie van valgevaar».

3. Overboeking naar VWS als bijdrage in de kosten van het werkprogramma van de Gezondheidsraad.

4. Overboeking naar LNV als SZW-bijdrage in de kosten van de Commissie Toelatingsbeleid Bestrijdingsmiddelen (CTB).

5. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

6 en 7. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20085 2515 1325 1325 1325 1325 1325 132
        
Nieuwe mutaties:02 40000000
1. Hogere boeteopbrengsten02 40000000
        
Stand ontwerpbegroting 20095 2517 5325 1325 1325 1325 1325 132

Nieuwe mutaties:

1. De bestuurlijke boetes als gevolg van overtredingen op de Arbowet zullen naar verwachting hoger zijn dan geraamd.

Artikel 45: Pensioenbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200886 3472 390398399399399399
        
Mutatie 1e suppletore begroting02200000
        
Nieuwe mutaties:0191 4914444
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loonprijsbijstelling 20080444444
2. Budgettair neurale herschikkingen01500000
        
Apparaatuitgaven       
3. Toerekening Personeel001 3730000
4. Toerekening Materieel001140000
        
Stand ontwerpbegroting 200986 3472 4311 889403403403403

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 46: Inkomensbescherming met Activering

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20086 270 1366 105 2616 020 6605 988 8056 131 6806 182 5246 280 073
        
Mutatie 1e suppletore begroting0129 010168 608227 231259 817288 162346 917
        
Nieuwe mutaties:0227 906313 042141 301139 888181 162167 320
        
Operationele doelstelling 3       
        
Wajonguitkeringslasten       
1. JuniNota UWV015 68918 61019 99421 38022 76424 033
2. Nieuwe Wajong000– 8 000– 20 000– 37 000– 57 000
3. TegemoetkomingAO0063 06167 19771 33175 46779 258
4. Loonprijsbijstelling 2008072 14276 08881 58887 72392 90397 719
        
Wajonguitvoeringskosten       
5. juninota UWV005959– 38– 38– 39
6. Herijking Lightmodel UWV08 0007 9658 7729 45610 13910 653
7. Nieuwe Wajong0017 0006 00021 00028 00034 000
8. Loonprijsbijstelling 200801 97120171 7241 4291 4671 494
        
Operationele doelstelling 4       
        
Tbia uitkeringslasten       
9. Loonprijsbijstelling 2008016115013812410791
        
Tri uitkeringslasten       
10. Juninota UWV00– 5 0000000
11. Loonprijsbijstelling 200805175300000
        
Tbia uitvoeringskosten       
12. Loonprijsbijstelling 20080654322
        
Tri uitvoeringskosten       
13. Loonprijsbijstelling 2008070367000
        
Operationele doelstelling 5       
        
WWB       
14. Uitvoering/conjunctuur WWB <65 jaar00000– 50 806– 50 580
15. Loonprijsbijstelling 20080119 254113 430110 000110 216103 485104 159
16. Bijstellingen ivm Wij0053 00070 90035 70042 00042 000
17. Overboeking van aanvullende post Wij004 00017 40050 700138 400138 400
18. Overboeking naar Wij00– 16 700– 83 600– 133 700– 133 700– 133 700
19. Uitvoering WWB> 65jaar000004 6194 619
20. Overboeking naar artikel 49000– 193 100– 208 200– 222 500– 238 800
21. Generaal pardon0– 6 950– 5 620– 4 430– 3 880– 3 320– 3 320
22. Uitname langdurigheidstoeslag00– 40 000– 40 000– 40 000– 40 000– 40 000
23. Partneralimentatie00200372– 154– 302 128
24. Vazalo0019 00038 00056 00075 00075 000
        
IOAW       
25. Loonprijsbijstelling 200803 6623 9854 5865 4735 9935 993
26. Uitvoering IOAW0– 25 379– 21 231– 22 464– 24 284– 25 352– 25 352
27. Nabetalingen03 50000000
        
IOAZ       
28. Loonprijsbijstelling 200801 1321 1351 1381 1421 1431 143
29. Uitvoering IOAZ0– 7 049– 7 584– 6 135– 6 258– 6 286– 6 286
30. Nabetalingen02 20000000
        
Bijstandzelfstandigen       
31. Loonprijsbijstelling 20080173173173173173173
32. Uitvoering BBZ014 85026 25629 84029 83929 83929 839
33. Nabetalingen028 10000000
        
VAZALO       
34. Afboeken WWB-deel00– 19 000– 38 000– 56 000– 75 000– 75 000
35. Vazalovanaf 1-1-20110000013 00016 000
        
BijstandOverig       
36. Toetsingscommissie0001 0001 0001 0001 000
37. Budgettair neutrale herschikking0– 3000000
        
WWIK uitkeringslasten       
38. Loonprijsbijstelling 200801 3831 4281 4731 5171 5621 610
39. Uitvoering WWIK0– 5 148– 5 216– 5 298– 5 367– 5 432– 5 480
        
WWIK uitvoeringskosten       
40. Loonprijsbijstelling 20080167167167167167167
41. Uitvoering WWIK uitvoeringskosten0– 522– 322– 322– 322– 322– 322
        
Wet investeren in jongeren       
42. Inkomensvoorziening Wij0016 70083 600133 700133 700133 700
        
Handhaving       
43. Overboeking Verzameluitk. SZW00– 1 500– 1 500000
        
Overig       
44. Loonprijsbijstelling 20080575718181818
45. Budgettair neutrale herschikking0– 5000000
        
Apparaatuitgaven       
46. Toerekening Personeel009 7720000
47. Toerekening Materieel003910000
        
Stand ontwerpbegroting 20096 270 1366 462 1776 502 3106 357 3376 531 3856 651 8486 794 310

Nieuwe mutaties:

1, 5 en 10. De ramingen zijn aangepast op basis van uitvoeringsgegeven van het UWV.

2 en 7. De omslag van het beleid voor jonggehandicapten die een beroep doen op de Wajong van vaststelling van mate van arbeidsongeschiktheid naar het creëren van mogelijkheden om te participeren leidt enerzijds tot hogere uitvoeringskosten maar anderzijds tot lagere uitkeringslasten.

Beoogde invoeringsdatum van de nieuwe Wajong is 1 januari 2010, maar de meeste implementatiekosten worden in 2009 gemaakt.

3. Ter compensatie van de afschaffing van de buitengewone uitgaven (BU-regeling) ontvangen arbeidsongeschikten (waaronder Wajongers) met ingang van 2009 een tegemoetkoming.

4, 8, 9, 11, 12, 13, 15, 25, 28, 31, 38, 40 en 44. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008

6. De herijking van het light model UWV leidt tot een herverdeling over de uitvoeringskosten van de regelingen die het UWV uitvoert.

14. Het volume en de gemiddelde uitkering van de WWB zijn bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens; het volume is ook aangepast op basis van nieuwe informatie over de conjunctuur.

16. De ramingen aangaande de Wij zijn aangepast; het betreft onder meer een verschuiving van de invoeringsdatum naar 1 juli 2009.

17. Op basis van het wetsvoorstel investeren in jongeren zijn de middelen van de betreffende aanvullende post verdeeld over OCW en SZW.

18 en 42. De middelen voor de inkomensvoorziening investeren in jongeren zijn overgeboekt naar een apart sub-artikelonderdeel.

19. Op basis van uitvoeringsgegevens is de raming van het volume van de WWB 65-plus naar boven bijgesteld.

20. De SVB wordt vanaf 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB 65-plus. De geraamde middelen voor deze doelgroep worden daarom vanuit het macrobudget Inkomensdeel WWB overgeheveld naar art. 49.

21. De raming van het Generaal Pardon is aangepast conform de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2008.

22. De langdurigheidstoeslag wordt per 2009 gedecentraliseerd. Bijbehorende middelen worden overgeheveld naar het gemeentefonds.

23. Dit betreft een beperkte correctie van de ingeboekte bedragen voor de partneralimentatie.

24 en 34. Tegenboeking besparing bijstandslasten die zouden optreden als gevolg van wetsvoorstel Vazalo dat is uitgesteld naar aanleiding van nieuw experiment.

26, 29, 32, 39 en 41. Op basis van de meest recente uitvoeringsgegevens zijn de ramingen bijgesteld.

27, 30 en 33. Er zijn nabetalingen gedaan over voorgaande jaren.

35. Dit betreft de verwachte kosten in verband met het wetsvoorstel Vazalo wanneer op basis van de uitkomsten van het experiment, wordt besloten tot invoering van Vazalo.

36. Een opwaartse bijstelling van de uitgaven naar aanleiding van uitvoeringsgegevens.

37 en 45. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

43. Overboeking naar artikel 98 in verband met de invoering van de «Verzameluitkering SZW» vanaf 2009.

46 en 47. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200898 317000000
        
Nieuwe mutaties:053 10000000
1. Diverse restituties053 10000000
        
Stand ontwerpbegroting 200998 31753 10000000

Nieuwe mutaties:

De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen in voorgaande dienstjaren.

Artikel 47: Re-integratie

Artikel 47: Re-integratie (x € 1 000)
Opbouw uitgaven2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20082 034 1492 059 6461 964 8561 637 1561 524 7071 532 8961 532 896
        
Mutatie 1e suppletore begroting0175 005134 518103 51448 17026 18626 186
        
Nieuwe mutaties:010 330215 778734 866645 786613 451599 451
        
Operationele doelstelling 1       
        
CWI       
1. Loonprijsbijstelling 200806 0035 5745 1604 9965 3645 364
2. Schuif UWV naar CWI0– 1 341– 5 807– 8 34420 49200
3. Transformatieproblematiek CWI/UWV0035 0000000
4. Van Gemeentefonds besparing SUWIketen0025 00045 00060 00063 00063 000
        
BKWI       
5. Loonprijsbijstelling 20080266266266266266266
6. Handhavingsprogramma werkplatform01 0001 0001 0001 00000
        
Operationele doelstelling 2       
        
Flexibel Re-integratiebudget       
7. Participatiebudgetinburgering WWI00101 670378 053330 353301 170276 170
8. Participatiebudgeteducatie OCW00121 300195 700195 700195 700195 700
        
Cofinanciering Equal       
9. Budgettair neutrale herschikkingen0– 1 48500000
        
RWI/SVWW       
10. Loonprijsbijstelling 20080212212212212212212
        
Risicovoorziening ESF       
10a. Spreiding voorziening ESF00– 95 00095 000000
        
Re-integratieWajong       
11. Loonprijsbijstelling 200804 2623 0873 1793 6253 5973 597
12. Nieuwe Wajong0018 00019 00027 00042 00053 000
13. Onderwijsvoorzieningen00001 5001 5001 500
        
Re-integratieWajonguitvoeringskosten       
14. Loonprijsbijstelling 20080170170170170170170
        
Subsidies       
15. Loonprijsbijstelling 20080534750525252
16. Budgettair neutrale herschikkingen01 115800800800100100
        
Overig       
17. Loonprijsbijstelling 20080232324242424
18. Budgettair neutrale herschikkingen077300000
        
Overige beleidsuitgaven ESF       
19. Loonprijsbijstelling 20080122140140140140140
20. Budgettair neutrale herschikkingen0– 1 000– 700700– 70000
Apparaatuitgaven       
21. Toerekening Personeel004 6380000
22. Toerekening Materieel002010000
23. Loonprijsbijstelling 20080157157156156156156
        
Stand ontwerpbegroting 20092 034 1492 244 9812 315 1522 475 5362 218 6632 172 5332 158 533

Nieuwe mutaties:

1, 6, 11, 12, 15, 16, 18, 20 en 24. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. Budgetneutrale aanpassing tussen de budgetten van het CWI en UWV samenhangende met de fusie per 1 januari 2009.

3. Ten behoeve van de transformatieproblematiek UWV/CWI is in 2009 een budgettaire voorziening getroffen; inzet is afhankelijk van daadwerkelijke hoogte.

4. In eerste instantie was de gehele taakstelling «prestatieplannen CWI/UWV/Gemeenten» uit het Coalitieaccoord geparkeerd ten laste van het CWI budget.

Het gedeelte dat wordt ingevuld door gemeenten wordt door middel van een overboeking uit het Gemeentefonds weer aan het CWI budget toegevoegd.

6. Een overboeking uit het handhavingsbudget ten behoeve van het BKWI handhavingsprogramma «Werkplatform».

7 en 8. SZW is de uitvoerder van het Participatiebudget. Om de gemeenten één specifieke uitkering te kunnen betalen wordt het budget op de SZW-begroting verhoogd met de middelen van OCW en WWI. Deze departementen boeken hun middelen in de loop van het uitvoeringsjaar over naar SZW (zie ontvangsten 2 en 3).

9, 16, 18en 20. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

10a. Omdat de slotdeclaratie ESF-3 begin 2010 bij de Europese Commissie wordt ingediend, worden de beschikbare middelen in de risicovoorziening ESF over een langere periode uitgespreid.

12. Met ingang van 2010 wordt de intensivering van re-integratiemiddelen ten behoeve van de nieuwe Wajong van kracht. Vooruitlopend hierop worden ook al in 2009 extra middelen uitgetrokken voor het zittende Wajong-bestand.

13. Een actualisatie van de bij Voorjaarsnota toegevoegde middelen voor onderwijsvoorzieningen voor Wajongers.

21 en 22. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 47: Re-integratie (x € 1 000)
Opbouw ontvangsten2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008198 24423 000500500500500500
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 18 50000000
        
Nieuwe mutaties:062 600222 970573 753526 053496 870471 870
        
1. Restituties W-deel en AGVDT062 60000000
2. Participatiebudgetinburgering WWI00101 670378 053330 353301 170276 170
3. Participatiebudgeteducatie OCW00121 300195 700195 700195 700195 700
        
Stand ontwerpbegroting 2009198 24467 100223 470574 253526 553497 370472 370

Nieuwe mutaties:

1. De gerealiseerde restituties hebben betrekking op terugontvangsten W-deel € 60,0 miljoen, Agenda voor de Toekomst € 1,8 miljoen en Re-integratie Wajong € 0,8 miljoen.

2 en 3. Zie toelichting bij de uitgavenposten 7 en 8.

Artikel 48: Sociale Werkvoorziening

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20082 335 8822 349 0532 344 8332 350 6762 350 2772 351 5022 351 502
        
Mutatie 1e suppletore begroting0000000
        
Nieuwe mutaties:086 84491 86086 93986 92786 96486 964
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loonprijsbijstelling 2008086 84486 76286 93986 92786 96486 964
2. Herindicaties WSW door CWI004 2000000
        
Apparaatuitgaven       
3. Toerekening Personeel008560000
4. Toerekening Materieel00420000
        
Stand ontwerpbegroting 20092 335 8822 435 8972 436 6932 437 6152 437 2042 438 4662 438 466

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2. Naar verwachting zal het aantal herindicaties in 2009 hoger uitvallen dan werd voorzien.

3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008473 108450 898450 898450 898450 898450 898450 898
        
Mutatie 1e suppletore begroting055 37856 37858 37856 37849 37849 378
        
Nieuwe mutaties:014 34715 43016 40417 20717 88118 805
1. Loonprijsbijstelling 2008014 34715 43016 40417 20717 88118 805
        
Stand ontwerpbegroting 2009473 108520 623522 706525 680524 483518 157519 081

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

Artikel 49: Overige Inkomensbescherming

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008335 281344 035337 166332 602330 588320 050316 613
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 2893 251730– 1 063– 1 609– 2 340
        
Nieuwe mutaties:09 7887 103211 123229 806243 365259 161
        
Operationele doelstelling 2       
1. WWB vrijlating arbeidsinkomsten 65-plus0001 5001 5001 5001 500
2. WWB65-plus naar SVB000193 100208 200222 500238 800
3. WWBniet-gebruik onvolledige AOW00012 50020 00020 00020 000
        
Operationele doelstelling 3       
4. Loonprijsbijstelling 200809 7469 5239 2549 0798 7688 651
5. Effect WBB op TW00– 3 874– 4 046– 5 980– 5 910– 5 930
6. Autonoom WW000– 1 658– 3 317– 3 316– 3 317
7. Aanpassingen TW nav Juninota04244473324– 177– 543
        
Apparaatuitgaven       
8. Toerekening Personeel001 3370000
9. Toerekening Materieel00730000
        
Stand ontwerpbegroting 2009335 281355 112347 520544 455559 331561 806573 434

Nieuwe mutaties:

1. De introductie van een beperkte vrijlating van arbeidsinkomsten voor WWB 65-plus (zie verder toelichting bij mutatie 2).

2. De SVB wordt vanaf 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB 65-plus. De geraamde middelen voor deze doelgroep worden daarom vanuit het macrobudget Inkomensdeel WWB (art. 46) overgeheveld naar art. 49.

3. Door de uitvoering van de WWB 65-plus door de SVB wordt een terugdringing van het niet-gebruik verwacht (zie verder toelichting bij mutatie 2).

4. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008

5. Doorwerking als gevolg van bijstelling WBB.

6. Mutatie als gevolg van een aanpassing van de WW-raming conform CPB.

7. De raming van de toeslagenwet is aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV.

8 en 9. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20081 866000000
        
Nieuwe mutaties:02 30000000
1. Restituties TW02 30000000
        
Stand ontwerpbegroting 20091 8662 30000000

Nieuwe mutaties:

1. De gerealiseerde ontvangsten hebben betrekking op afrekeningen TW over voorgaande jaren.

Artikel 50: Tegemoetkomingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008129 316139 055133 734125 435119 866123 546126 069
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 8001 9001 9001 900500500
        
Nieuwe mutaties:042511 03020 59519 81218 29217 771
        
Operationele doelstelling 2       
        
TOGuitkeringslasten       
1. Loonprijsbijstelling 200802331 0911 1771 2521 3211 367
2. juni nota SVB0527191– 10– 413– 882– 362
        
AKWuitvoeringskosten       
3. Volumeontwikkelingen AKW00– 981– 1 076– 1 168– 1 284– 1 357
4. Herverdeling taakstelling SVB0– 962 2176 08412 36412 36412 364
5. SVB10 herrekening en herverdeling0– 6 3502 1428 9682 5901 564541
6. SVB bestemmingsreserve00– 2 8050000
7. Loonprijsbijstelling 200802 5972 2261 8761 5581 5551 555
        
TOGuitvoeringskosten       
8. SVB10 herrekening en herverdeling0– 14797396427435435
9. Volumeontwikkelingen TOG005650658089
10. Loonprijsbijstelling 20080938578798181
        
Kinderregelingen uitvoeringskosten       
11. Uitvkosten kinderregelingen03 5862 9242 9242 9242 9242 924
        
Operationele doelstelling 3       
        
Tas uitvoeringskosten       
12. SVB10 herrekening en herverdeling0– 4832126132132132
13. Loonprijsbijstelling 20080302824242424
14. Volumeontwikkelingen TAS00– 22– 22– 22– 22– 22
        
Apparaatuitgaven       
15. Toerekening Personeel009120000
16. Toerekening Materieel00320000
        
Stand ontwerpbegroting 2009129 316141 280143 859147 930141 578142 338144 340

Nieuwe mutaties:

1, 7, 10 en 13. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

2, 3, 9 en 14. Onder andere op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB zijn de (volume)ramingen meerjarig aangepast.

4. De ombuigingstaakstelling SVB uit het Coalitieakkoord was in de begroting 2008 volledig ten laste van de uitvoeringskosten AKW geboekt. De taakstelling wordt door middel van een budgettair neutrale herverdeling naar rato verdeeld over de AKW, AOW en ANW.

5, 8 en 12. Herberekening en herverdeling over de onderscheide regelingen van de baten en lasten van het veranderprogramma SVB Tien.

6. Benutting van de bestemmingsreserve baten veranderprogramma SVB Tien.

11. Met ingang van 2009 worden de uitvoeringskosten van de kinderregelingen verantwoord op de SZW-begroting.

15 en 16. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20086 018000000
        
Nieuwe mutaties:090000000
1. Restituties TOG090000000
        
Stand ontwerpbegroting 20096 01890000000

Nieuwe mutaties:

1. De gerealiseerde restituties hebben betrekking op afrekeningen TOG over voorgaande jaren.

Artikel 51: Rijksbijdragen aan Sociale fondsen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200812 022 10612 475 18614 788 58714 055 76414 021 63914 240 04114 425 705
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 2 383 452– 2 722 787– 182 447– 187 325– 192 602– 195 292
        
Nieuwe mutaties:046 1241 022 033– 360 897232 220933 1611 471 722
        
1. Rijksbijdrage BIKKAOW018 20025 6004 100– 32 900– 53 000– 71 600
2. Rijksbijdrage BIKKANW03002 700 4001000– 300
3. Rijksbijdrage Aof00170 151165 339160 706156 254152 617
4. Rijksbijdrage tegemoetkomingAOW013 068346 724351 799371 626381 078394 084
5. Aanpassing tegemoetkoming AOW00229 619234 841245 433254 912263 014
6. Rijksbijdrage tegemoetkomingANW010611117410567257
7. Rijksbijdrage Zwangere Zelfstandigen014 45026 25026 25026 25026 25026 250
7a. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds00220 000– 1 143 800– 539 100167 600707 400
        
Apparaatuitgaven       
8. Toerekening Personeel008460000
9. Toerekening Materieel00320000
        
Stand ontwerpbegroting 200912 022 10610 137 85813 087 83313 512 42014 066 53414 980 60015 702 135

Nieuwe mutaties:

1 en 2. Bijstellingen BIKK-ramingen voor de AOW en ANW naar aanleiding van de MEV. De heffingskortingen en premies zijn bijgesteld.

3. Bijstellingen van de Rijksbijdrage aan het Aof in verband met de compensatie voor arbeidsongeschikten vanwege afschaffing van de BU.

4 en 6. Bijstellingen van de Rijksbijdragen tegemoetkomingen AOW en ANW aan de prijsontwikkelingen 2008.

7. Het opvoeren van de Rijksbijdrage zwangere en zelfstandige vrouwen.

8 en 9. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

5. Bijstelling van de rijksbijdrage in verband met aanpassing van de tegemoetkoming AOW.

7a. Bijstelling van de rijksbijdrage op grond van de actuele raming van de inkomsten en uitgaven van het Ouderdomsfonds.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008580000000
        
Stand ontwerpbegroting 2009580000000

Artikel 97: Aflopende Regelingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20088 8547 927322192322182182
        
Mutatie 1e suppletore begroting0699– 3– 1– 193– 182– 182
        
Nieuwe mutaties:00190000
        
Apparaatuitgaven       
1. Toerekening Personeel00180000
2. Toerekening Materieel0010000
        
Stand ontwerpbegroting 20098 8548 62633819112900

Nieuwe mutaties:

1 en 2. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20089 254000000
        
Nieuwe mutaties:060000000
1. restituties/afrekeningen060000000
        
Stand ontwerpbegroting 20099 25460000000

Nieuwe mutaties:

1. Afrekeningen op afgesloten regelingen leiden tot terugontvangsten.

Artikel 98: Algemeen

Artikel 98: Algemeen (x 1 000)
Opbouw uitgaven2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008187 634187 116282 607270 612260 984261 018261 116
        
Mutatie Nota van Wijziging0200020002000200020002000
        
Mutatie 1e suppletore begroting08955 5581 1512 7942 7802 780
        
Nieuwe mutaties:015 426– 88 39710 0308 0168 9358 935
        
Handhaving       
1. Budgettair neutrale herschikkingen0– 1 475– 1 515– 1 460– 1 00000
        
Primair proces       
2. Budgettair neutrale herschikkingen0– 14032305305305305
        
Subsidies       
3. Loonprijsbijstelling 20080400000
4. Budgettair neutrale herschikkingen01 386– 100– 100– 100– 100– 100
        
Voorlichting       
5. Loonprijsbijstelling 200802400000
6. Budgettair neutrale herschikkingen03250– 156– 300– 300– 300
7. Van VWS voorlichting KGB 2e fase030000000
        
Onderzoek       
8. Budgettair neutrale herschikkingen0– 76900000
Verzameluitkering SZW       
9. Verzameluitkering SZW001 5001 500000
        
Personeel       
10. Loonprijsbijstelling06 5376 8916 4795 5875 5065 506
11. Budgettair neutrale herschikkingen 5256837381 2621 2621 262
12. Sociaal flankerend beleid01 0508400000
13. Apparaatkostentoerekening00– 89 4570000
        
Materieel       
14. Loonprijsbijstelling03 0003 0003 0003 0003 0003 000
15. Budgettair neutrale herschikkingen090553– 95– 267– 267– 267
16. Apparaatkostentoerekening00– 10 1150000
17. Naar BZK huisvesting en facilitaire zaken00– 149– 149– 149– 149– 149
18. Naar Fin. Ontwikkel en Expertice centrum0– 2400000
19. Desaldering ontvangsten BRZO015900000
19a. Bijdrage kosten Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging – 56– 218    
        
Huisvesting       
20. Budgettair neutrale herschikkingen0– 15800000
21. Naar VROM herschikking huisvesting0– 67– 67– 67– 67– 67– 67
        
Automatisering       
22. Budgettair neutrale herschikkingen0– 4187535– 255– 255– 255
23. Hogere automatiseringsuitgaven03 20000000
24. Van VROM BRZO05601500000
Bijdrage moederdepartement aan IWI       
25. Loonprijsbijstelling059800000
26. Budgettair neutrale herschikkingen0– 4000000
        
Stand ontwerpbegroting 2009187 634205 437201 768283 793273 794274 733274 831

1, 2, 4, 6, 8, 11, 15, 20, 22 en 26. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3, 5, 10, 14 en 25. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

7. Overboeking van het ministerie van VWS in verband met de kosten van de Voorlichtingscampagne Kindgebondenbudget 2e fase.

9. De wijziging van de Financiële verhoudingswet heeft mede geleid tot de invoering van de «Verzameluitkering SZW» vanaf 2009.

Vooralsnog is voor de jaren 2009 en 2010 een raming van € 1,5 miljoen opgenomen.

12. De toegekende middelen voor sociaal flankerend beleid zijn op het apparaatkostenbudget geparkeerd.

13 en 16. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

17. Een overboeking naar het ministerie van BZK in verband met de verdeling van de kosten Huisvesting en Facilitaire zaken.

18. Een overboeking naar het ministerie van Financien als SZW-bijdrage in de kosten van het Ontwikkel en Expertise centrum.

19. Voor opleidingen inspectiemethodiek Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) wordt een bijdrage ontvangen van derden.

Deze ontvangen bijdrage wordt door middel van een desaldering aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook ontvangsten).

19a. Bijdrage van SZW in de kosten van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging.

21. Overboeking naar het ministerie van VROM in verband met de herschikking van de huisvestingsbudgetten.

23. De overgang naar een nieuw besturingssysteem (Windows XP) inclusief bijbehorende hardware leidt tot hogere automatiseringsuitgaven.

24.

  Van het ministerie van VROM is een bijdrage ontvangen voor de door SZW gemaakte kosten in het kader van het Besluit Risico’s.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 200812 3965 4965 4965 4965 4965 4965 496
        
Mutatie 1e suppletore begroting05 35700000
        
Nieuwe mutaties:015900000
1. Desaldering BRZO015900000
        
Stand ontwerpbegroting 200912 39611 0125 4965 4965 4965 4965 496

Nieuwe mutaties:

1. Zie toelichting onder punt 19 bij de uitgaven.

Artikel 99: Nominaal en Onvoorzien

Artikel 99: Nominaal en Onvoorzien (x € 1 000)
Opbouw uitgaven2007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008044 36147 62247 33345 68344 99144 991
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 2000– 2000– 2000– 2000– 2000– 2000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0270 794153 361132 531143 995145 850144 868
        
Nieuwe mutaties:0– 249 811– 173 145– 169 388– 186 757– 135 299– 137 926
        
Onvoorzien       
1. Dekking uit LPO0– 83 00000000
        
Loonbijstelling       
2. Dekking uit LPO0– 54 854– 19 153– 19 384– 41 215– 2 512– 5 112
3. Loonprijsbijstelling 20080– 102 969– 101 510– 99 928– 98 124– 98 289– 98 310
        
Prijsbijstelling       
4. Dekking uit LPO0– 267– 44 572– 42 559– 40 000– 27 000– 27 000
5. Loonprijsbijstelling 20080– 8 721– 7 910– 7 517– 7 418– 7 498– 7 504
        
Stand ontwerpbegroting 2009063 34425 8388 47692153 54249 933

Nieuwe mutaties:

1, 2 en 4. Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling 2008 zijn deels gebruikt ter dekking van maatregelen.

3 en 5. Verdeling van de loon- en prijsbijstelling 2008 naar de begrotingsartikelen.

HOOFDSTUK 8: BIJLAGEN

8.1 Bijlage Moties en toezeggingen

A. Moties

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2004–2005
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II, 2004/05, 29 804, nr. 5Motie-Verburg/Bussemaker over opnemen van de factor investering scholing van de werknemer in het ontslagrecht.Wordt betrokken bij het vervolg op de voorstellen van de Commissie Bakker.
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2005–2006
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XV, nr. 63Motie-Van de Sande c.s. over fictieve dienstbetrekking niet meer van toepassing verklaren op stagiairs en vrijgestelde stagevergoeding invoeren; een en ander concreet uitwerken en implementeren.Reactie wordt betrokken bij kabinetsstandpunt over het SER-advies Personenkring werk- nemersverzekeringen.Planning: januari 2009
2kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XV, nr. 65Motie-Van Gent c.s. over onderzoek naar groot aantal vrijstellingen van sollicitatieplicht dat gemeenten verlenen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 118).
3kamerstukken II, 2005/06, 29 738, nr. 27Motie-Koser Kaya/Weekers: verzoek om te rapporteren over mogelijkheden voor het verder beperken van het aantal pro forma ontslagzaken. Wordt betrokken bij het vervolg op de voorstellen van de Commissie Bakker. 
4kamerstukken II, 2005/06, 24 515, nr. 74Motie-Noorman den Uyl c.s. over door of via gemeenten te bewerkstelligen dat minnelijk traject van schuldhulpverlening vaker wordt gebruikt.Deze Motie is mondeling afgewikkeld bij AO op 19-12-2007 vaste cies SZW/Fin met stas SZW en minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (27 813, nr. 28) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).
5kamerstukken II, 2005/06, 29 738/30 370, nr. 28Motie-Noorman den Uyl over effect beperking verwijtbaarheidstoets op ontslagkosten en administratieve lasten.De startnotitie is gereed voor het opvragen van offertes.Planning: januari 2009.
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–2007
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 37Motie-Aptroot over volledige openheid van zaken in de financiële verslaglegging van de schappen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 46).
2kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 38Motie-Douma/Van Dijk over een code voor goed bestuur.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/2007, 25 695, nr. 46).
3kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 39Motie-Douma/Van Dijk over het handhavingsinstrumentarium van product- en bedrijfsschappen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/2007, 25 695, nr. 46).
4kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 40Motie-Van Dijk/Douma over het voorkomen van dubbele heffingen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-–2007 (kamerstukken II, 2006/2007, 25 695, nr. 46).
5kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 41Motie-Van Dijk/Douma over het niet schrappen van de Schilthuiskorting.Afgehandeld in het wetsvoorstel WBO dat op 10-04-2008 bij TK is ingediend (kamerstukken II, 2007/08, 31 419, nrs. 1–3.
6kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 73Motie-Omtzigt/Verbeet: overleg sociale partners gericht op afspraken over een fatsoenlijke dekking voor nabestaandenpensioen. Resultaat overleg moet januari 2008 aan de Kamer worden aangeboden.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d.10-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 108).
7kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 76Motie-Verbeet c.s. over een maatschappelijk debat over het tweedepijlerpensioen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 108).
8kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 78Motie-Bibi de Vries/Vendrik over verruiming van de mogelijkheden voor pensioenopbouw voor zelfstandigen binnen de tweede pijler.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2007 (kamerstukken II, 2006/07 30 413, nr. 100).
9kamerstukken II, 2006/07, 30 552, nr. 27Motie-Koopmans/Stuurman over een werk- programma wetenschappelijke grenswaarden.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-11-2007 Arbobalans en enige andere arbo-onderwerpen (kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 121).
10kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 74Motie-Omtzigt c.s. over het voorkomen van een communautaire opzet van de overdraagbaarheid van Europese pensioenen binnen de EU (portability richtlijn).Besproken in AO d.d. 03-06-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 21 501-31, nr. 151) en afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 21 501-31, nr. 152).
11kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 81Motie-Huizinga-Heringa c.s. over royale overgangstermijnen voor emeritaatfondsen ten aanzien van vereiste dekkingsgraad.De Nederlandsche Bank heeft in december 2007 een brief aan minister SZW gestuurd met de voorgenomen aanpak met betrekking tot emeritaatfondsen in het jaar 2008. Ultimo 2008 wordt de Kamer geïnformeerd.Planning: december 2008.
12kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 80Motie-Bibi de Vries c.s. over evaluatie van het dubbel toezicht.IWI neem de evaluatie op zich.Planning: december 2008.
13kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 48Motie-Van Gent/Verburg over een uitkering voor zwangerschapsverlof voor ondernemers, zelfstandigen, freelancers en meewerkende partners.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-09-2007 (kamerstukken II, 30 420, nr. 49). Betrokken bij wetsvoorstel zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (31 366).
14kamerstukken II, 2006/07, 29 861, nr. 8Motie-Meijer/Visser over de doelstelling van de Kennismigrantenregeling.Motie is door de staatssecretaris van Justitie afgehandeld met de toezending aan de Tweede Kamer van de «Blauwdruk Modern Migratiebeleid» d.d 24-06-2008 (kamerstukken II, 30 573, nr. 10).
15kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 40Motie-Verburg over structurele verhoging van de kinderbijslag.Standpunt in voorbereiding. Deze motie is overgedragen aan J&G.
16kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr. 16Motie-Halsema over een wetsvoorstel inzake een uitkering voor zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-06-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr 23).
17kamerstukken II, 2006/07, 28 294, nr. 28Motie-Omtzigt/Hamer over toezichtregimes op pensioenfondsen in de EER.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07 28 294, nr. 30).
18kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 69motie-Heerts/Van Gent over een notitie over een wettelijk recht voor werknemers om achterstallig loon te claimen bij hun inlener.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 73).
19kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 63Motie-Van Hijum c.s. over handhaving van het minimumloon en andere arbeidsvoorwaarden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-04-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 70).
20kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 88Motie-Heerts over inkomensverbetering ondanks een mogelijk verlies van het lang- durigheidspercentage.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 93).
21kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 90Motie-Heerts over bevordering van de arbeidsparticipatie van WAO-ersAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 98). En bij indiening Wetsvoorstel op 27-06-2008 (kamerstukken 31 520, nrs. 1–3).
22kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 108Motie-Spekman c.s. over gerichte inkomensondersteuningAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2008 Nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel langdurigheidstoeslag en bijzondere bijstand (kamerstukken II, 2007/08, 31 441, nr. 7).
23kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 105Motie-Spies c.s. over het beperken van mogelijkheden voor jongeren om rood te staan en het geven van voorrang bij schuldhulpverlening aan gezinnen met kinderenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkreditering en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119).
24kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 111Motie-Ortega-Martijn c.s. over het aanbieden van een budgetteringscursus of een financiële coachAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkreditering en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119)
25kamerstukken II, 2006/07, 310 70, nr. 11Motie-Tichelaar c.s. over het begeleiden van mensen die gebruikmaken van voedselbanken naar gemeentelijke lokettenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkreditering en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119).
26kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 25Motie-Nicolaï-Spekman over een korting op de uitkering van sollicitanten die niet zijn aangenomen mede vanwege het dragen van een boerka.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-09-2007 reactie op motie Nicolaï/Spekman (kamerstukken II, 2007/08, 30 345, nr. 34).
27kamerstukken II, 2006/07, 28 219, nr. 41Motie-Omtzigt/Heerts over het plan van aanpak over PolisadministratieAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2007 (kamerstukken II 2007/08, 31 066, nr. 14).
28kamerstukken II, 2006/07, 30 909, nr. 12Motie-Van Hijum c.s. over het uitkeren van ziekengeld over de zaterdag en de zondagAfgehandeld met brieven aan de Tweede Kamer d.d. 26-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, nr. 30 909, nr. 17) en 09–07–2008 (kamerstukken II, 2007/08, 18) en bij indiening van het wetsvoorstel in oktober 2008.
29kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 92Motie-Van Hijum/Heerts over het actief ondersteunen van de oprichting van regionale netwerken in de opstartfase.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-12-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 99).
30kamerstukken II, 2006/07, 30 970, nr. 15, was 12Motie-Omtzigt c.s. over het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 30 970, nr. 15).
31kamerstukken II, 2006/07, 29 461, nr. 34Motie-Biskop c.s. over handhaving van de uitvoering van de onderwijsvoorzieningen door UWV.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 29 461, nr. 37). Is meegenomen bij wetsvoorstel inzake de overheveling van voorzieningen (31 383).
32kamerstukken II, 2006/07, 29 461, nr. 31Motie-Kraneveldt-van der Veen c.s. over een meerjarige prognose van de doelgroep van REA-scholingsinstituten.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 29 461, nr. 38).
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–2008
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 13Motie-Verhagen/Rutte waarin de regering wordt uitgenodigd de premieheffing werknemersverzekeringen verder te vereenvoudigen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-10-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 31 236, nr. 1).
2kamerstukken II, 2007/08, 30 673, nr. 27Motie-Ortega-Martijn c.s. over actieve informatieverstrekking door de gemeenten.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2008 over de uitvoering van de moties (kamerstukken II, 2007/08, 30 673, nr. 30).
3kamerstukken II, 2007/08, 31 200 VI, nr. 64Motie-Spekman c.s. over het wegnemen van belemmeringen voor statushouders bij het vinden van een baan.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-04-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 018, nr. 34).
4kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 87Motie-Arib over bevordering van de deelname aan de arbeidsmarkt van allochtone vrouwen. Verzoek om voor 1 maart 2008 te komen met een uitgewerkt plan van aanpak waarin concrete en meetbare doelen en resultaten worden voorgesteld. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 117).
5kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 69Motie-Koser Kaya c.s. over flexibiliseren van de arbeidsdag.Motie is overgedragen aan OCW.
6kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 16Motie-Heerts c.s. over Participatie van jongeren met een beperking; Motie over onderzoek naar verbetering dienstverlening door één nationale beoordelings- en indicatieorganisatie.Afgehandeld met een brief van VWS aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2008.
7kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 4Motie-van Hijum c.s. over concrete maatregelen gericht op het activeren van jonggehandicapten. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong.Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
8kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 7Motie-Van Hijum/Heerts over beperking van de administratieve lasten voor werkgevers die jongeren met functiebeperkingen in dienst nemen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
9kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 8Motie-Van Hijum c.s. over het wegnemen van belemmeringen voor Wajongers die als zelfstandig ondernemer aan het werk willen gaan.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224 nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
10kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 9Motie-Leijten over voorstellen die leiden tot meer kansen op de arbeidsmarkt voor Wajongers. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224 nr 25) en besproken in AO d.d 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
11kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 10Motie-Van Gent over het vergemakkelijken van de stap van Wajong-uitkering naar arbeidsmarkt. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25). Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
12kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 12Motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het betrekken van jobcoaches bij de onderwijsfase van jongerenmet een beperking op arbeidsgebied. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
13kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 13Motie-Blok over regelingen waarmee arbeidsgehandicapten geconfronteerd worden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong.
14kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 15Motie-Heerts c.s. over de rol van gemeenten bij re-integratie van Wajong-gerechtigde.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
15Kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 17Motie-Heerts/Van Hijum over loonkostensubsidie voor het verschil tussen het cao-functieloon en de loonwaarde.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong.
16kamerstukken II, 2007/08,. 31 224, nr. 18Motie-Heerts/Van Hijum over inkomensondersteuning die het beste past bij reactivering.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.
17kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 6Motie-Van Hijum/Heerts over een meer effectieve en transparante re-integratiemarkt.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-02-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 461, nr. 42).
18kamerstukken II, 2007/08, 30 673, nr. 26Motie-Spies/Ortega-Martijn over randvoorwaarden voor uitkering van de bonus voor begeleid werken.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2008 over de uitvoering van de moties (kamerstukken II, 2007/08, 30 67, nr. 30).
19kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 40Gewijzigde motie-Blok c.s over een heldere wettelijke afbakening van het begrip zzp’erMotie wordt door Financiën afgehandeld.
20kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 33Motie-Omtzigt/Hamer over een goed inzicht in de koopkracht na pensionering (bekendheid met afschaffing AOW-toeslag).Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200, nr. 88). Voorlichtingscampagne loopt. Kengetallen in begroting SZW 2009.
21kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 32Motie-Van Hijum c.s. over de financiering van de REA-institutenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200, nr. 65). Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen wordt aangepast.
22kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 48Motie-Ortega-Martijn c.s. over flexibilisering van de regeling voor pleegzorgverlof. In het najaar ontvangt de Kamer een algehele visie op verlofvormen.Deze motie wordt daarin meegenomen.Planning: november 2008.
23kamerstukken II, 2007/08, 31 226, nr. 30Motie-Omtzigt verzoek overleg met STAR en pensioenkoepels voor oplossing van de bijbetalingsproblematiek bij waardeoverdracht van pensioenrechten en voorstellen voor zomer 2008.De STAR heeft een subwerkgroep waardeoverdracht ingesteld, waarin ook de pensioenkoepels zitten. Planning: december 2008.
24kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 47Motie-Ortega-Martijn c.s. over onderzoek naar verbetering van scholingsmogelijkheden van flexwerkers.Eerste reactie op motie is gegeven in brief aan Tweede Kamer over moties Begroting 2008 van 17-01- 2008. Eind november 2008 zullen de resultaten van het onderzoek aan de Kamer worden aangeboden.Planning: november 2008.
25kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 36Motie-Nicolai/Koser Kaya over de vormgeving van het integratietraject UWV/CWI.Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d. 14-04-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 26 448, nr. 362).
26kamerstukken II, 2007/08, 30 970, nr. 14Motie-Nicolai c.s. over een verplichte aanslui- ting van de sociale diensten op de systemen van de overige ketenpartners werk en inkomen in ketentoetsbrief wordt gevraagd om stand van zaken aansluiting gemeenten per 1 maart. Gemeenten die nog niet aangesloten willen worden aangesproken.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-01-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 970, nr. 14).
27kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 30Motie-Karabulut over het sneller verstrekken van uitkeringen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-01-2008 met reactie op de aangenomen moties en amendementen tijdens de begro- tingsbehandeling SZW 2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 30).
28kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 109Motie-Koser Kaya over genderdiscriminatie met pensioenen.Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413 en 30 420, nr. 111).
29kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 17Motie-Ortega-Martijn c.s. over informatie over de opgebouwde AOW-rechten op het jaarlijks verzekerdenbericht.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 389, nr. 11).
30kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 18Motie-Omtzigt c.s. over de mogelijkheid om een eenmalige AOW-rechten in te kopen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 389, nr. 11).
31kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 21Motie-Willemse-van der Ploeg over een onder- zoek naar gelijke behandeling van AOW-gerechtigden met inwonende pleegkinderen ouder dan 18 jaar en AOW-gerechtigden met inwonende eigen kinderen.In voorbereiding.Planning: oktober 2008.
32kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 124Motie-Ulenbelt over een onderzoek naar een aanbestedingssystematiek.Op 11-07-2008 is de opdracht voor onderzoek verstrekt. Planning: december 2008.
33kamerstukken II, 2007/08, 170 50, nr. 352Motie-Spekman c.s. over overheveling van opsporingstaken naar de SIOD.Planning: de eerste integrale rapportage handhaving zal eind augustus 2008 naar de Tweede Kamer worden gezonden.Planning: augustus 2008.
34kamerstukken II, 2007/08 24 515, nr. 129Motie-Spekman c.s. over kwijtschelding van gemeentelijke en waterschapsheffingen voor werkende armen.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer door BZK namens SZW en Financiën d.d. 26-06-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 19).
35kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 50Motie-Van Hijum c.s. over het op uniforme wijze verschaffen van inzicht door gemeenten. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2008(kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59).
36kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 49Motie-Van Hijum c.s. over een selectieve en vraaggerichte inzet van re-integratiemiddelen.De Tweede Kamer is met brief d.d. 11-07-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59)Een gedetailleerde uitwerking met een plan van aanpak zal op Prinsjesdag worden gepresenteerd.Planning: september 2008.
37kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 53Gewijzigde motie-Heerts/Van Hijum over te onderzoeken of en zo ja, hoe de prikkels voor re-integratiebedrijven zo kunnen worden aangepast dat vaker duurzame plaatsingen tot stand komen en hiervoor vóór het zomerreces aan de kamer te rapporteren.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer brief d.d. 11-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59).
38kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 51Motie-Van Hijum/Spekman over een verplichte werkstage.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59).
39kamerstukken II 2007/08, 31 444, XV, nr. 8Motie-Blok c.s. over het verzoeken van cao-fondsen om de jaarcijfers op hun website te publiceren.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2008 over cao-rapportages(kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 170).
40kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 11Motie-Vos/Van Gent over het afkopen van opgebouwd pensioen in de tweede pijler.Planning: vóór 01-10-2008 gaat een brief naar de Kamer.
41kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 12Motie-Vos c.s. over de zetels voor zelfstandigenorganisaties in de SER.Zal aan de orde komen met de adviesaanvraag over de zetelverdeling voor de eerstkomende zittingsperiode. Planning: 01-09-2009.
42kamerstukken II 2007/08, 31 311, nr. 15Motie-Van Gent c.s. over het uitvoeren van het amendement-Bibi de Vries/Vendrik.Planning: vóór 01-10-2008 gaat een brief naar de Tweede Kamer.
43kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 208Motie-Omtzigt c.s. over een onderzoek naar de normbedragen die mensen in een intramurale AWBZ instelling nodig hebben voor hun levensonderhoud.De Tweede Kamer is met brief d.d. 07-07-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 213). Planning: vóór eind 2008 zal de Tweede Kamer de brief ontvangen.
44kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 209Motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over een overzicht van de koopkrachteffecten voor representatieve groepen chronisch zieken en gehandicapten.De Tweede Kamer is bij brief d.d. 07-07-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 213). Planning: vóór Prinsjesdag wordt het wetsvoorstel ingediend.
45kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 210Motie-Tang c.s. over het nemen van nadere maatregelen teneinde de inkomenspositie van de meeste kwetsbare mensen te beschermen.De Tweede Kamer is bij brief d.d. 07-07-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 213). Planning: vóór Prinsjesdag wordt het wetsvoorstel ingediend.
46kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 88Motie-Van Hijum/Spekman over maatregelen voor het terugdringen van de werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid van arbeidsmigran- ten uit Oost-Europa en de Kamer te informeren vóór 1 oktober 2008 over een plan van aanpak van IND, UWV/CWI en gemeenten.Bezien zal worden met Justitie en de IND hoe deze motie kan worden uitgevoerd.Planning: oktober 2008.
47kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 93Gewijzigde motie-Van Hijum/Spekman over de uitwerking van het wetsvoorstel aanpak malafide uitzendbureaus.Het kabinet werkt thans aan de uitwerking van de voorstellen van de ABU die erop zijn gericht malafiditeit in de uitzendbranche terug te dringen. In het najaar zal aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel worden aangeboden waarin wordt geregeld dat degene die personeel inleent, hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor het betalen van het loon ter hoogte van het WML als hij met een niet-gecertificeerd uitzendbureau zaken doet. Bij die gelegenheid zal het kabinet een reactie geven op de voor- stellen van de ABU en zal het kabinet aangeven hoe zal worden omgegaan met deze motie.Planning: november 2008.
48kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 92Motie-Spekman c.s. over maatregelen tegen alle vormen van schijnzelfstandigheid van zzp’ers. Bezien zal worden met de Arbeidsinspectie en Financiën hoe deze motie kan worden uitge- voerd.Planning: november 2008.

B. Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen

Vergaderjaar 1996–1997
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie).Brief d.d. 29-10-1996 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) (kamerstukken II, 1996/97 25 478, nr. 4).In het laatste tripartiete overleg van 20-05-2008 met sociale partners is toege- zegd dat in de loop van dit jaar een standpunt t.a.v. bekrachtiging aan de sociale partners wordt aangeboden. Planning: november 2009.
Vergaderjaar 2002–2003
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De staatssecretaris zal laten onderzoeken of het mogelijk is een overzicht op te stellen van de concrete gevolgen van het pensioenconvenant voor de samenstelling van pensioenfondsbesturen12-12-2002 Plenaire behandeling van begroting SZW hoofdstuk XV, voor het jaar 2003 (Handelingen 2002/03, nr. 33, Tweede Kamer, pag. 2427–2428)Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008
2Uitzondering krijgsmacht. De minister heeft in reactie op het amendement Bussemaker (28 170, nr. 8) toegezegd dat bij de evaluatie van de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid uitdrukkelijk naar de uitzondering voor de krijgsmacht zal worden gekeken03-09-2003 Plenaire behandeling wetsvoorstel gelijke behandeling leeftijd bij arbeid (28 170) (Handelingen 2002/03, nr. 92, Tweede Kamer pag. 5265–5266)Planning: december 2009
Vergaderjaar 2003–2004
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De minister zegt toe dat tussentijdse evaluatie over de IRO jaarlijks zal plaatsvinden via het jaarverslag van het UWV. De verantwoordingsinformatie van het UWVwordt aangevuld met kwalitatieve evaluatie waarbij ook andere betrokken partijen als cliënten en re-integratiebedrijven worden betrokken. Een eindevaluatie vindt plaats na 4 jaar.17-12-2003 AO vaste commissie SZW Tweede Kamer over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele re-integratie-overeenkomst(kamerstukken II, 2003/04, 26 448, nr. 106).De Tweede Kamer bij brief van 03-12-2007 geïnformeerd(kamerstukken II, 2007/08, 26 448, nr. 345)Eindevaluatie IRO: december 2008
2Bij de evaluatie van de Wet einde toegang verzekering WAZ zal ook worden betrokken de verantwoorde- lijkheidsverdeling tussen het publieke en private domein.05-07-2004 plenaire behandeling EK wetsvoorstel einde toegang verzekering WAZ (29 497) (Handelingen 2003/04, nr. 37, Eerste Kamer, pag. 2039).Planning: juni 2009
Vergaderjaar 2004–2005
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1Standpunt over inrichting ontslagstelsel en over ontslagvergoedingen. Na ommekomst van het advies van de SER over het sociaal-economisch beleid op middellange termijn zal het kabinet een standpunt bepalen over de inrichting van het ontslagstelsel en de ontslagvergoedingenKamerstukken II 2004/05, 30 109, nr. 1, pag. 42–43.Wordt betrokken bij het vervolg op de voorstellen van de Commissie Bakker.
2Minister heeft toegezegd dat recht op langdurend zorgverlof in relatie tot de financiële levensloopregeling (als financieringswijze) 3 jaar na de inwerkingtreding van de financiële levensloopregeling zal worden geëvalueerd. Dat wil zeggen een evaluatie van het gebruik van het recht op langdurend zorgverlof en de mate waarin levensloopregeling daarvoor wordt gebruikt.14-10-2004 plenaire behandeling TK wetsvoorstel Wijziging Wet arbeid en zorg; langdurend zorgverlof (28 467), (Handelingen 2004/05, nr. 12, Tweede Kamer, pag. 672).Start onderzoek ten behoeve van evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling.Planning: maart 2009.
3Minister geeft aan welke zaken hij opneemt in de evaluatie van de levensloopregeling die hij aan de Tweede Kamer heeft toegezegd. 15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).Start onderzoek ten behoeve van evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling.Planning: maart 2009.
4Minister zegt Eerste Kamer toe in de evaluatie van de levensloopregeling ook de participatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt op te nemen.15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).Start onderzoek ten behoeve van evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling.Planning: maart 2009.
5De minister zegt toe 2 jaar na inwerkingtreding van wetsvoorstel (30 016) een evaluatie te laten uitvoeren van de re-integratie inspanningen van de overheidswerkgevers ten behoeve van hun ontslagen werknemers. Brief d.d. 27-06-2005 Memorie van antwoord bij wetsvoorstel tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van re-integratie-instrumenten (30 016, nr. C).De evaluatie van art. 72a WW(re-integratietaak overheidswerkgevers) wordt uitgevoerd door APE, onder begeleiding van een commissie bestaande uit SZW, BZK, OCW, UWV en het Participatiebudget. APE heeft aange- geven dat de tussenevaluatie uiterlijk 25–01–2008 afgerond wordt. De eerste tussenevaluatie is 12–03–2008 aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. In februari zal met de eindevaluatie worden gestart, die eind 2008 aangeboden moet worden.Planning: maart 2009.
61. Re-integratieresultaten UWV en verzekeraars meenemen in de evaluatie WIA 2. Monitoren maatregelen die ERD nemen.29-06-2005 plenaire behandeling TK vd wetsvoorstellen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (30 034) en de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (30 118) (Handelingen 2004/05, nr. 97, Tweede Kamer, pag. 5904–5929).Voor inzicht in uitvoering en re-integratie- resultaten van de WIA is onderzoek naar zowel publieke uitvoering door UWV als private uitvoering door ERD noodzakelijk. In de SZW-begroting 2008 is opgenomen dat de WGA in 2009 geëvalueerd zal worden. De opzet van deze evaluatie zal bezien worden in relatie met de algehele evaluatie van de WIA die voor 2010 gepland staat. Een voorstel hiertoe wordt voorbereid. Deze toezegging zal hier een plaats in krijgen.Planning: december 2008.
Vergaderjaar 2005–2006
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de verdere afwikkeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden én de afwikkeling van de huisvestingsstichtingen07-09-2005AO inzake afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie(kamerstukken II, 2005/06, 21 477, nr. 93)De Tweede Kamer met brief d.d. 07-07-2008 geïnformeerd over de stand van zaken bezwaar- en beroepsprocedu- res ESF 1994–1998 (kamerstukken II, 2007/08, 26 642, nr. 108)Planning: september 2008
2Streven van 10 protocollen naar EK01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen 2005/06, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 154–176)9 protocollen gerealiseerd. Gezondheidsraad heeft laten weten dat het 10e (en laatste) protocol opgeleverd zal worden zodra de betreffende richtlijn door het CBO is vastgesteld (in de loop van 2008) Werkzaamheden worden voortgezet door Vereniging van verzekeringsartsen + Zon MW.Planning: september 2008
3Monitoren van de hybride uitvoering: na enkele jaren een tussenrapportage naar parlement over de werking van het systeem01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen, 2005/06, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 154–176)In de SZW-begroting 2008 is opgenomen dat de WGA in 2009 geëvalueerd zal worden. De opzet van deze evaluatie zal bezien worden in relatie met de algehele evaluatie van de WIA die voor 2010 gepland staat. Een voorstel hiertoe wordt voorbereid.Planning: december 2009
4Het voorstel voor invoering van een fictieve onderhoudsbijdrage van € 9 per dag wordt na twee jaar geëvalueerd23-02-2006 VAO over AO d.d. 22-02-2006 over enkele aspecten inzake algemene kinderbijslagwet(Handelingen 2005/06, nr. 54, Tweede Kamer, pag. 3553–3557)Het besluit is op 01-01-2007 inwerking getreden. Planning: december 2008.
5Effectmeting verzorgingsforfait. De minister zegt toe de EK te zullen bezien in welke mate het verzorgingsforfait een rol speelt bij het toekennen van uitkeringen en de Kamer daarover op basis van «meten is weten» te zullen berichten20–06–2006 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel (30 370) (Handelingen 2005/06, nr. 32, Eerste Kamer, pag. 1519–1534)De werking van het verzorgingsforfait wordt onderzocht. Evaluatie is gaande.Planning: oktober 2008
6Voorlichting doorwerken na 65 jaar. Het kabinet zal inzetten op een publiciteitstraject gericht op enerzijds de oudere werknemers en ambtenaren en ander- zijds werkgevers en P&O’ers (zowel marktsector als overheid).Het publiciteitstraject voor werknemers zal worden gericht op de bladen en websites die door ouderen veel gelezen worden. Hierbij zullen ook de media van ouderenbonden, vakbonden, pensioenuitvoerders en de site van Pensioenkijker.nl worden meegenomen. Aan deze organisaties zullen artikelen worden aangeboden. In het kader van de voorlichting aan werkgevers zullen artikelen worden aangeboden aan bladen gericht op (overheids)werkgevers en media van brancheorganisaties. Ook zal worden bekeken welke voorlich- tingsactiviteiten kunnen worden gestart in samenwerking met het expertisecentrum Leeftijd en de Regiegroep GrijsWerkt (bijvoorbeeld actieweken in regio’s, contact opnemen met intermediairen, brochures voor werkgevers en werknemers). Gelet op de specifieke positie van allochtone werknemers is het belangrijk om organisaties van alloch- tonen bij het publiciteitstraject te betrek- ken. Ten slotte zullen ook de Cao-partijen worden benaderd om mogelijkheden voor voorlichting over doorwerken na 65 jaar te bezienBrief d.d. 23-06-2006 over het Kabinetsstandpunt Wegnemen van belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar (kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47).De Tweede Kamer is bij brief d.d. 28-05-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152). Met de voorbereiding van de voorlichtingsactiviteiten wordt gestart.Planning: december 2008
7Kabinetsstandpunt klokkenluidenBrief d.d. 26-06-2006 over Evaluatieonderzoek klokkenluidersprocedures in ondernemingen. (kamerstukken II, 2005/06, 30 636, nr. 1)Er komt nog dit jaar een Actieplan klokkenluiders.Planning: december 2008
8De Arbeidstijdenwet zal na 3 jaar worden geëvalueerd06-09-2006 Plenaire behandeling Wijziging van de Arbeidstijdenwet (30 532); (Handelingen 2005/06, nr. 103, Tweede Kamer, pag. 6324–6325)Planning: april 2011
Vergaderjaar 2006–2007
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de combinatie van het adviesrecht en beroepsrecht voldoende is.21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
2Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschapgepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de drempel (van 10%) die een maximum stelt aan het aantal zetels voor gepensioneerden in het bestuur adequaat is.21–09–2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet(30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
3Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de eis gehandhaafd moet worden dat de kandidaten die voorgedragen zijn door representatieve organisaties ook uit de betreffende onderneming moeten komen.21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
4De minister heeft toegezegd dat hij uiterlijk 01-01-2009 de Kamer zal infor- meren hoe ver pensioenuitvoerders zijn met het tot stand brengen van een pensioenregister. De kamerleden Verbeet, De Vries en Omtzigt willen dat pensioenuitvoerders uiterlijk op 01-01-2011 een pensioenregister opera- tioneel hebben. Aanpassing van de noodzakelijke wetgeving is afhankelijk van de voortgang van de pensioensector met het ontwikkelen van een pensioenregister.21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).Er is contact met het bestuur van de St. Pensioenregister om te bezien of wets- wijziging nodig is.Planning: december 2010.
5Monitoring ontwikkeling arbocatalogi in verband met heroverwegen overgangstermijn van 3 jaar waarna alle beleidsregels moeten zijn ingetrokken.21-09-2006 plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers (Handelingen 2006/07, nr. 3, Tweede Kamer, pag. 117–143).ARBO en AI monitoren gezamenlijk continue welke sectoren aan een arbo- catalogus werken. 20 arbocatalogi zijn er ter toetsing aangeboden. Daarvan zijn er 13 catalogi inmiddels met goed resultaat marginaal getoetst.Planning: december 2008.
6Arbobrochure «werken met containers» komt eind najaar 2007 gereed en zal begin 2008 verspreid worden over de relevante sectoren en daarna een inspectie uitvoeren.Brief d.d. 25-09-2006 over Eindverslag inspectieproject Gegaste containers (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 85).Arbobrochure «Arbeidsrisico’s bij de behandeling van containers» is in de branche verspreid. De rapportage over het inspectieproject «Gegaste Containers» zal in het 1ste kwartaal van 2009 gepubliceerd worden.
7Uitbraak van legionella in een koeltoren in Amsterdam; eventuele beleidsmatige consequenties na behandeling Open- baar MinisterieBrief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).De verwachting is dat eind juli de dag- vaarding de deur uitgaat, 15 augustus de pro forma zitting plaatsvindt en er eind van dit jaar een beslissing valt.
8Er zal een voorlichtingsbrochure Legio- nella worden opgesteld en deze zal worden verspreid. Na een gewenningsperiode zullen inspecties worden uitgevoerd.Brief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).De voorlichtingsbrochure «Koeltorens en de beheersing van legionellarisico’s» is in de zomer van 2008 verspreid. In 2009 zullen inspecties worden uitgevoerd.Planning: november 2009.
9De Arbeidsinspectie zal meer prioriteit geven aan de BHV-handhaving, waarbij de AI zich met name dient te richten op instellingen met instellingen met kwetsbare groepen, zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen.24-10-2006 en 25-10-2006 Debat met ministers van Just/Vrom /V&I en stas SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost(Handelingen 2006/07, nr. 17, Tweede Kamer, pag. 1221–1222).BHV-handhaving wordt meegenomen bij inspectieprojecten in de zorg en de SW. Rapportages komen in de tweede helft van 2008 gereed.Planning: december 2008.
10In september 2007 gaan twee inspectieprojecten in de penitentiaire sector van start. In samenwerking met de VROM inspectie zal worden gecontroleerd op de bedrijfshulpverlening (BHV) en vluchtwegen. Daarnaast zal een inspectie-project worden uitgevoerd m.b.t. werkdruk en agressie en geweld bij de penitentiair medewerkers.24-10-2006 en 25-10-2006 Debat met ministers van Just/Vrom/V&I en stas SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost(Handelingen 2006/07, nr. 17, Tweede Kamer, pag. 1221–1222).Het rapport «Brandveiligheid Justitiële Inrichtingen» van 4 rijksinspecties, w.o. de AI, is eind mei 2008 naar de Kamer gezonden. Het verslag van het inspectieproject «Werken met Gedetineerden» komt in september 2008 in de openbaarheid. Planning: juli 2009.
11Standpunt betreffende bekrachtiging IAO-verdrag 187 & bijbehorende Aanbeveling 179 (aangenomen 95e zitting IAO 2006) inzake promotioneel kader gezondheid & veiligheid op het werk meenemen in geconsolideerd standpunt t.a.v. Verdrag 119 (machineveiligheid 1963), Verdrag 139 (beroepskanker 1974), Verdrag 148 (werkmilieu, luchtverontreiniging, lawaai & trillingen 1997) Verdrag 167 (V&G in bouw 1988) Verdrag 170 (chemische stoffen 1990) Verdrag 184 (V&G in landbouw 2001).Brief d.d. 24-11-2006 tekst IAO-Verdrag nr. 187 en Aanbeveling nr. 179 (kamerstukken II, 2006/07, 29 427 nr. 33).Planning: november 2008.
12Het rapport over het terugdringen van de witte vlek zal in het najaar 2007 door de minister aan Eerste Kamer worden gezonden.04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen nr. 11 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen 2006/07, nr. 12, Eerste Kamer pag. 497–572).Het rapport witte vlekken op pensioengebied wordt eind oktober 2008 verwacht.Planning: oktober 2008.
13Naar aanleiding van de evaluatie van de Code voor Pension Fund Governance zal de minister ingaan op de vraag hoe de regering aankijkt tegen evenwichtige belangenbehartiging bij PFG en hoe daarop wordt gecontroleerd en gestuurd (EK).04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen 2006/07, nr.11, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 497–572).De evaluatie PFG wordt uitgevoerd door de Pensioencommissie van de SER.Planning: december 2008.
14Arbobrochure SW komt in najaar 2007 gereed en zal dan worden verspreid in de sector. In 2008 zal opnieuw worden geïnspecteerd, met name bij de achterblijvers. Inspectierapport 2006 wordt in de eerst volgende verzamelbrief Werk en Bijstandopgenomen.07-02-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbozaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).Arbobrochure «Arbeidsrisico’s in de Sociale Werkvoorziening» is begin 2008 verspreid. Resultaten van inspectieproject in de SW-Sector worden eind 2008 gepubliceerd.
15Brochure Kinderopvang is gereed en wordt binnenkort (juli/augustus) verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010. 07-02-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbozaken(kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).Arbobrochure «Arbeidsrisico’s in de kinderopvang» is in de zomer van 2007 verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010.
16De minister informeert de Kamer over de wijze van toezicht op CKI’s.04-07-2007 AO over de 13e voortgangsrapportage SUWI. (kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 32).In 2007 is door de Inspectie onder andere een Programma arbeidsveiligheid opge- steld dat nu wordt uitgevoerd. De voor- genomen reorganisatie van de Inspectie per 1 januari 2009 en de invoering van een nieuw stelsel van accreditatie en certificatie maken dat het op dit moment niet opportuun is om een meerjarig werk- programma «toezicht op cki’s» te ontwer- pen. De IG heeft daarom besloten de ontwikkeling van het meerjarenprogram- ma na 01-01-2009 voort te zetten.
17Het kabinet zal een onderzoek starten naar de mate waarin het re-integratie- beleid effectief is voor allochtone jongeren. Daarbij zal in het bijzonder aandacht zijn voor de vraag welke re-integratie-instrumenten effectief zijn bij het activeren van allochtone jongeren.Brief d.d. 05-07-2007 Reactie op SER- advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Het kabinet zal in september 2008 een brief met de uitkomsten van het onder- zoek naar de Tweede Kamer sturen.
18Het kabinet zal zich inzetten om te komen tot regionale banenplannen om jongeren te bemiddelen naar werk en daarbij de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het zal hiervoor aandacht vragen van de verantwoordelijke wethouders, van lokale werkgevers en van het CWI en UWV.05-07-2007 Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99)In september wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.
19SZW heeft besloten naar aanleiding van de aanbevelingen van de SER de methodieken [...] met empowerment en soft skills [...] waarmee nu kleinschalig ervaringen zijn opgedaan breder aan te bieden aan gemeenten ter ondersteuning van lokale initiatieven.Brief d.d. 05-07-2007 Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99)Voorbereiding van de handreiking is gestart. De Tweede Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal 2009 geïnformeerd.
20Medezeggenschap werknemers. Het ligt in de bedoeling van het kabinet om in 2009 opnieuw een stand van zaken op te maken. De minister zal de Kamer dan daarover berichten.Brief d.d. 09-07-2007 over Medezeggenschap(kamerstukken II 2006/07, 29 818, nr. 30).Planning: december 2009.
Vergaderjaar 2007–2008
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De Kamer wordt geïnformeerd over de verkenning van mogelijkheden van een lik-op-stuk beleid in gevallen van fraude.31-10-2007 AO over Handhaving(kamerstukken II, 2007/08, 17 050, nr. 344).De TK wordt hierover geïnformeerd via de Integrale rapportage handhaving2007.Planning: september 2008.
2De staatssecretaris informeert de Kamer nader over het misbruik van WAO-uitke- ringen in het buitenland.31-10-2007 AO over Handhaving (kamerstukken II, 2007/08, 17 050, nr. 344).De TK wordt hierover geïnformeerd via de Integrale rapportage handhaving 2007.Planning: september 2008.
3Tijdens het AO is geïnformeerd naar de opbrengst van een uitbreiding van de AI met 1 fte. Het ging hierbij om het deel van de AI, dat belast is met toezicht op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV). 31-10-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Handhaving(kamerstukken II, 2007/08, 29 861, nr. 29).De Kamer zal hierover bij de toezending van de Integrale Rapportage Handhaving 2007 geïnformeerd worden.Planning: september 2009.
4De staatssecretaris zegt toe dat de Tweede Kamer resultaten en cijfers over de aanpak van identiteitsfraude zal ontvangen.31-10-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Handhaving (kamerstukken II, 2007/08, 29 861, nr. 29).Wordt meegenomen in de Integrale Rapportage Handhaving 2007.Planning: september 2008.
5Notitie over de solidariteit in pensioenregelingen, waarbij aandacht besteedt zal worden aan de solidariteit tussen jong en oud, deeltijd en voltijders, werknemers en zzp-ers, ook in relatie tot de wettelijke eisen uit de pensioenwetgeving.06-12-2007 2e termijn plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).Planning: december 2008.
6De bewindslieden willen, naast mensen die via participatieplaatsen geholpen worden, de groep mensen betrekken van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij betaald werk kunnen vinden zelfs na intensieve begeleiding en scholing.06-12-2007 Begroting SZW 2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 127).Het kabinet zal een standpunt hieromtrent innemen na advisering door de commissie fundamentele herbezinning Wsw.Planning: ontvangst advies van de commissie: september 2008.
7De minister zal bezien of het initiatief van partijen in het pensioenveld om de snelheid bij de behandeling van waarde- overdrachten te verbeteren voldoende resultaat heeft opgeleverd en zonodig kijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn.06-12-2007 2e termijn plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).Bij pensioenkoepels en bij AFM en DNB wordt nagegaan of deze instanties ver- beteringen zien.Planning: oktober 2008.
8In samenspraak met de toezichthouder (DNB) wordt nader bezien of de huidige regelgeving in situaties waarin uitvoe- rende werkzaamheden zijn uitbesteed voldoende effectief is.Brief d.d. 10-12-2007 over de voorgenomen fusie ABP/Cordares.(kamerstukken II, 2007/08. 28 294, nr. 32).In overleg met DNB wordt bezien of pensioenwet moet worden aangepastPlanning: december 2008.
9PW zal worden gewijzigd in die zin dat wanneer een pensioenfonds wordt omgezet naar een andere pensioenuitvoerder, dit alleen mogelijk is indien DNB een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.Brief d.d. 10-12-2007 over Optas (kamerstukken II 2007/08, 28 294, nr. 32).Voorstel zal worden meegenomen in het wetsvoorstel tot introductie van de API. Een concept wetsvoorstel zal tweede helft 2008 gereed zijn.Planning: december 2008.
10Oprichting vereniging van gepensioneerden. In de evaluatie van het medezeggenschapsconvenant zal aandacht besteed worden aan de klacht dat pensioenfondsen pensioengerechtigden soms niet in staat stellen om andere pensioengerechtigden te bereiken in verband met de oprichting van een vereniging van gepensioneerden.11-12-2007 vervolg plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
11N.a.v. de vragen van dhr. Omtzigt over een mogelijk met het verbod op leeftijdsdiscriminatie strijdige wijze van doorberekenen van uitvoeringskosten aan deelnemers zegt de minister toe dat als daar onduidelijkheid over bestaat, hij gaarne in overleg wil treden met de betrokken partijen, waaronder eventueel ook de Commissie Gelijke Behandeling, om te bezien of er duidelijkheid kan worden gegeven over wat acceptabel is.11-12-2007 Vervolg plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).Met de CGB zijn afspraken gemaakt over het verdere traject.Planning: oktober 2008.
12De staatssecretaris zegt toe dat hij bij de beschouwingen over de vereenvoudiging van formulieren ook het verzoek van de heer Spekman zal betrekken om het terugdringen van niet-gebruik door eenvoudigere formulieren te bewerkstelligen.11-12-2007 Plenaire behandeling begroting SZW voor het jaar 2008 (Handelingen 2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag. 2775).Deze Toezegging loopt mee in het BZK-traject «Vermindering Lasten».Planning: december 2008.
13Informatievoorziening over overgang van WGA naar IVA.De minister zegt aan de Eerste Kamer toe – in antwoord op een vraag van de PvdA – dat er door UWV in zal worden voorzien dat het aantal gevallen dat vanuit de WGA doorstroomt naar de IVA zal worden geregistreerd.11-12-2007 Plenaire behandeling EK Wijziging van de Wet structuur uitvoe- ringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (30 970) (Handelingen 2007/08, nr. 13, Eerste Kamer, pag. 463).Planning: Eerste voorlopige rapportage van UWV is opgenomen in de januarinota 2008;Met UWV zal worden afgesproken dat reguliere informatievoorziening wordt meegenomen in de kwartaalrapportages.
14Naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Koser Kaya over de bijdrage van Polen aan de economische groei, zegt de minister toe om bij het AO MOE-landen op 20 december te melden of de economische bijdrage meetbaar is. Minister heeft in antwoord op kamervragen van lid Ulenbelt SP eind april 2008 toegezegd om de Kamer in het najaar van 2008 te informeren over het onderzoek naar de sociaal-economische effecten van de arbeidsmigranten uit de MOE-landen.12-12-2007 Vervolg plenaire behandeling begroting SZW voor het jaar 2008 (Handelingen 2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag. 2771).Het onderzoek naar de sociaal-econo- mische bijdrage van arbeidsmigratie uit de MOE-landen, Bulgarije en Roemenië is in juli gestart en wordt uitgevoerd door SEO. Het kabinet zal dit onderzoek in november a.s. naar de Tweede Kamer sturen.Planning: november 2008.
15Premieschuif WW12 en 13-12-2007 Plenaire behandeling begroting SZW 2008 (Handelingen 2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag. 2709).De reactie wordt gegeven in samenhang (tegelijkertijd) met de reactie op de adviezen van de commissie BakkerPlanning: september 2008.
16De minister vraagt de Stichting van de Arbeid en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid hem in oktober 2008 te laten weten wat zij hebben bereikt, welke knelpunten zij zijn tegengekomen en hoe deze volgens hen kunnen worden aangepakt.Brief d.d. 13-12-2007 over Achtste voortgangsrapportages gelijke beloning (kamerstukken II, 2007/08, 27 099, nr. 19).De StvdA en de ROP zijn al gevraagd (namelijk in brieven van 13 december 2007 die tegelijk uitgingen met de brief naar de TK) om in oktober 2008 te laten weten: wat zij hebben bereikt;welke knelpunten zij zijn tegengekomen, hoe deze volgens hen kunnen worden aangepakt. De reacties van de StvdA en de ROP zullen na ontvangst naar de TK worden gestuurd.Planning: december 2008.
17De staatssecretaris heeft in het kader van de schuldenproblematiek toegezegd aan ondernemers met schulden aandacht te geven.19-12-2007 AO over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming enInsluiting (NSR). (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.
18De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer te informeren over hoe om te gaan met de hoogte van het vrij te laten bedrag (95% van het sociaal minimum) bij schuldsaneringstrajecten. Ministerie van Justitie is bezig met verkenning voor Wsnp.19-12-2007 AO over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.
19De staatssecretaris zegt toe na te gaan op welke manier budgetcursussen (kunnen) worden ingezet bij inburgering.19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Inslui- ting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.
20De staatssecretaris zegt toe te gaan verkennen op welke manier wordt omgegaan met klachten over schuldhulpverleningstrajecten.19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.
21De staatssecretaris zegt toe de verkenning van mogelijkheden voor afdwingbaarheid van minnelijke schuldhulpverlening mee te nemen in het onderzoek naar schuldhulpverlening.19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19–09–2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.
22De staatssecretaris zegt toe een manier te vinden om te checken of dit wetsvoorstel (wetsvoorstel 31 138 Bopz Werk en Bijstand) zo uitpakt als bedoeld en of het geld terecht komt bij de mensen voor wie het bedoeld is. In een brief aan de Tweede Kamer zal hierop worden terugkomen. Geen zware evaluatie maar een «doorkijkje» geven.17-01-2008 Plenaire behandeling Tweede Kamer wijziging van de Wet werk en bijstand; uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijk arbeidsgeschikten (31 138) (Handelingen 2007/08, nr. 42, Tweede Kamer, pag. 3232).De wet is op 27 maart 2008 in Stb. 87 gepubliceerd. In de Verzamelbrief Gemeenten van april/mei zijn de gemeenten hierover geïnformeerd. Momenteel wordt bezien op welke wijze kan worden onderzocht – zonder gemeenten te zeer te belasten – hoe de bijzondere bijstandsverlening voor deze groep heeft gekregen.Planning: december 2010.
23De staatssecretaris heeft tijdens het AO over de MPD op 6 februari toegezegd de voorlichting rond de Regeling dienstverlening aan huis te verbeteren06-02-2008 AO vaste cie SZW TK over de kabinetsreactie op het RWI-advies «Huis houden op de markt 2» (29 544, nr. 128) (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 142).Samen met Communicatie, Financiën en de Belastingdienst wordt gewerkt aan een uitbreiding en verbetering van de voorlichting. Het streven is dat na het zomerreces de verbeterde voorlichting van start gaat.Planning: september 2008.
24De staatssecretaris zal in de eerstkomende integrale rapportage handhaving ingaan op wat de besparingen zijn per ingezette sociaal rechercheur.05-03-2008 AO over Handhaving (kamerstukken II, 2007/08, 17 050, nr. 353).De Tweede Kamer wordt hierover geïn- formeerd via de Integrale rapportage handhaving 2007Planning: september 2008.
25API fase 2 en 3. Rond de zomer (2008) zal het wetsvoorstel inzake de algemene pensioeninstelling (API) die uitsluitend DC-regelingen mag uitvoeren naar de TK gaan. Hierbij heeft Financiën het voor- touw. Tegelijkertijd met het betreffende wetsvoorstel zal de TK in een brief geïnformeerd worden over de wijze waarop fase 2 en 3 zullen worden aangepakt. In fase 2 wordt nagegaan op welke wijze via aanpassingen in de PW de samenwerking tussen ondernemingspensioenfondsen mogelijk kan worden gemaakt. Fase 3 behelst de introductie van een API die DB-regelingen uit kan voeren.12-03-2008 AO vaste commissies Fin en SZW over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 110).Brief over fase 2 en 3 is in voorbereiding.Planning: september 2008.
26De minister heeft de Tweede Kamer een brief toegezegd waarin hij zal ingaan op de vraag van de Kamer te bekijken waar informatie over de uitvoeringskosten van pensioenuitvoerders aanwezig is en of er sprake is van een probleem.12-03-2008 AO vaste commissies Fin en SZW over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 110).De Tweede Kamer met brief d.d. 13-05-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 22 112, nr. 649)Planning: november 2008.
27De staatssecretaris heeft, naar aanleiding van een vraag van Spekman tijdens het AO van 03-04-2008, toegezegd de Kamer te informeren over de gevolgen voor de gemeentefondsuitkering na daling van het bijstandsvolume naar aanleiding van de casus Nijmegen.13-03-2008 VAO over AO WWB-onder- werpen d.d. 27-02-2008 (Handelingen 2007/08, nr. 63, pag. 4505).Het beantwoorden van de vraag van Spekman vereist nader uitzoekwerk. In september 2008 zal een brief naar de Tweede Kamer worden gezonden.
28De minister zal nagaan op welke manier en door wie de informatie over mini- mumuurlonen in de diverse sectoren het beste kan worden verstrekt. 19-03-2008 AO vaste cie SZW TK over de evaluatie bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 81).Planning: oktober 2008.
29Toezending van informatie van de Stichting van de Arbeid over de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. De Stichting constateert dat, voor zover het duurzaam volledig arbeidsongeschikt beoordeelde actieve deelnemers betreft, er ten opzichte van de situatie onder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering nauwelijks wijziging is opgetreden. Voor de gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers heeft de Stichting hierover aan de pensioenkoepels en aan het Verbond van Verzekeraars om nadere informatie gevraagd. Zodra ik over deze informatie beschik, zal ik uw Kamer hierover informeren.Brief d.d. 25-03-2008 over pensioenbewustzijn, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen (kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 108).Planning: december 2008.
30In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel STAP (Stimulering Arbeidsparticipatie) komt een passage over de mogelijkheid die loonkostensubsidie biedt om projecten met branches aan te gaan (zie voormalige SVWW).02-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over re-integratie (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 57).In de Memorie van Toelichting van het Wetsvoorstel STAP is aandacht besteed aan de mogelijkheid die loonkostensubsidie biedt. Het wetsvoorstel ligt bij de Raad van State.Planning: oktober 2008.
31Evaluatie van de IOW vindt zo vroeg mogelijk in 2010 plaats, zodat hierover een debat met de Tweede Kamer mogelijk is. De evaluatie zal ingaan op de arbeidsmarktomstandigheden van ouderen en de belemmeringen in regelgeving om over te stappen vanuit een uitkeringssituatie naar de arbeidsmarkt. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie en in het bijzonder de arbeidsmarktontwikkeling voor ouderen, zal een beslissing genomen worden over de horizonbepaling in de IOW.03-04-2008 Plenaire behandeling Tweede Kamer wetsvoorstel inkomensvoorzie- ning oudere werklozen (30 819) (Handelingen 2007/08, nr. 72, pag. 5085).Evaluatie van de IOW vindt zo vroeg mogelijk in 2010 plaats.
32Evaluatie indexatielabel. Na invoering van het indexatielabel per 1 juli 2008 moeten we de mogelijkheid blijven verkennen om het label verder te verbeteren. Daarom ben ik van plan in 2011 het indexatielabel te evalueren.Brief d.d. 14-04-2008 invoering Indexa- tielabel: stand van zaken (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 109).Planning: december 2011.
33Verbetering re-integratieverslag. De toetsing van het re-integratieverslag door UWV aan de hand van de poortwachtertoets kan mogelijk verbeterd worden wanneer de werknemer meer inbreng zou hebben in het re-integratieverslag en wanneer het verslag op uniforme wijze zou worden opgesteld. De minister geeft aan bereid te zijn de Stuurgroep Poortwachter op deze punten advies te vragen.Brief d.d. 18-04-2008 over Conclusies Stichting van de Arbeid 35-min groep (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 54).Eind augustus 2008 bespreking in de werkgroep verbetering poortwachter. Op basis daarvan wordt verdere planning opgesteld.Planning: april 2009.
34Bezien zal worden welke problemen werknemers in hun tweede ziektejaar ondervinden bij het overstappen naar een andere baan. De minister zegt in dat kader toe dat hij desgevraagd zal praten met de Stichting van de Arbeid in het kader van het onderzoek door de Stich- ting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars naar knelpunten. 23-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over de brief v.d. Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102). De Stichting van de Arbeid zal op 04-08-2009 met de Bond voor Verzekeraars praten.Planning: december 2009.
35WIA- evaluatie: knelpunten 35-min. In de WIA-evaluatie zal meegenomen worden of zich als gevolg van het Schattingsbesluit knelpunten voordoen voor 35-minners.23-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over de brief v.d. Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102).Planning: december 2009.
36De Tweede Kamer wordt geïnformeerd zodra er een gepubliceerde uitspraak beschikbaar is in de hogerberoepzaak met betrekking tot de beslissing van een Poolse rechter na toegekende loonvordering.Brief d.d. 28-04-2008 antwoorden op vragen van het lid Ulenbelt (SP) over de beslissing van een Poolse rechter na toegekende loonvordering (Aanhangsel van de Handelingen, 2007/08, nr. 2197).Planning: tijdstip informatie is afhankelijk van datum uitspraak in hoger beroep.
37Reactie op RIVM rapport over effecten op voortplanting.Brief d.d. 15-05-2008 over Arbeidsomstandighedenbeleid gevaarlijke stoffen (kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 131).De reactie op dit rapport wordt meegenomen in de reactie op het advies van de Gezondheidsraad van 12 juni 2008 over effecten op de voortplantingPlanning: september 2008.
38Redactionele verbeteringen aanbrengen in de Pensioenwet, en andere voor pensioen relevante wetten, te weten– de redactionele aanpassing van artikel 664 van boek 7 BW bij eerstvolgende gelegenheid met terugwerkende kracht verbeteren;– de formulering van het bij amendement aan artikel 40 Pensioenwet (en 50 Wvb) toegevoegde lid bij eerstvolgende gelegenheid technisch te verbeteren;– de formulering van artikel 55 lid 1 Pensioenwet verbeteren.Brief d.d. 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet (kamerstukken I, 2007/08, 31 226, D).Wordt meegenomen in Veegwet SZW 2009.Planning: september 2009.
39Toezegging dat de regering zal bezien of de in de artikelen 85 en 87 Pensioenwet opgenomen voorwaarde voor waardeoverdracht naar buitenland, namelijk dat de afkoopmogelijkheid niet ruimer mag zijn dan in Nederland, niet ook moet gelden voor de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet. Brief d.d. 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet(kamerstukken I 2007/08, 31 226, D).In overleg met DNB wordt bezien of de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet moeten worden aangepast.Planning: mei 2009.
40Het kabinet zal de ontwikkelingen in Cao’s n.a.v. plannen in de notitie monitoren. De resultaten worden meegenomen in de evaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd.Brief d.d. 28-05-2008 Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152). Planning: december 2009.
41Aanpassing van het Ontslagbesluit zodat bij collectief ontslag 65-plussers als eerste in aanmerking komen voor ontslagBrief d.d. 28-05-2008 over Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152)Aanpassing ontslagbesluit loopt parallelPlanning: januari 2010
42Voorlichtingsactiviteiten om een cultuuromslag te bewerkstelligen en te voorzien in de behoefte aan informatie over de rechtspositie van 65-plussers.Brief d.d. 28-05-2008 over Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152). Met de voorbereiding van de voorlich- tingsactiviteiten wordt gestart.Planning: december 2008.
43Wajong loonaanvulling tot 120% WML. In het kader van de wettelijke regeling zal bij de definitieve beoordeling op 27-jarige leeftijd overwogen worden of het (onder voorwaarden) mogelijk moet zijn om loonaanvulling ook te ontvangen indien het totale inkomen hoger uitkomt dan 100% WML. Brief d.d.30-05-2008 over participatie jongeren met een beperking (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25).Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer.
44Wajong-terugvaloptie en samenloop met andere uitkeringen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal worden ingegaan op een terugvaloptie voor jonggehandicapten en samenloop met andere uitkeringen.Brief d.d. 30-05-2008 over participatie jongeren met een beperking (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25).Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer.
45De ministeriële regeling Indexatielabel zal worden aangehouden totdat de uitkomst van het onderzoek naar de alternatieve muntjes van de koepels bekend is. De ministeriële regeling zal uiterlijk 1 september gepubliceerd worden.18-06-2008 AO vaste cie SZW TK over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 114).Uitkomst onderzoek begin augustus 2008Planning: september 2008.
46Verkennende notitie verlofregelingen.De minister heeft aangekondigd om in het najaar van 2008 een notitie naar de TK te sturen, waarin de mogelijkheden worden verkend voor een herziening van het verlofstelsel.26-06-2008 Plenair debat Initiatief wetsvoorstel Halsema/Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg(Vaderverlof) (31 074) (Handelingen 2007/08, nr. 102, pag. 7314).Na de zomer ontvangt de Kamer een algehele visie op verlofvormen.Planning: oktober 2008.
47Beredenering hoogte inkomensonder- steuning tijdens studie en school op grond van de Wajong. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal de hoogte van de inkomensondersteu- ning tijdens studie en school (25% WML) nader onderbouwd worden.02-07-2008 AO vaste cie SZW TK over AO vaste commissie SZW TK over participatie van jongeren met een beperking(kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 28).Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer.Planning: december 2008.
48Een actualisatie van de stand van zaken flankerende beleidsmaatregelen.Brief d.d. 16-06-2008 over Flankerend beleid MOE-landen en maatschappelijke positie Oost-Europeanen in Nederland (kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 81).Planning: november 2008.
49Een kabinetsstandpunt inzake vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en RoemeniëBrief d.d. 16-06-2008 over Flankerend beleid MOE-landen en maatschappelijke positie Oost-Europeanen in Nederland (kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 81)Planning: november 2008
50De Tweede Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling van SZW geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met de sector bouw over de ZZP-problematiek.19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden(kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21).Planning: november 2008.
51Voor de behandeling van de begroting van SZW wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de arbocatalogi inclusief beleidsvisie.19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden(kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21). Planning: november 2008.
52De Tweede Kamer zal in een volgend AO nader worden geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met de verffabrikanten (VVVF), waarin hen zal worden verzocht mee te werken aan de totstandkoming van AWARE-codes. Daarbij zal ook worden ingegaan op de organisatie van een Europese workshop en op de resultaten van de Europese pilot waarin naast Nederland, ook Denemarken en Duitsland participeren.19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden (kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21).Het gesprek met de verffabrikanten zal worden georganiseerd in september.Dit najaar wordt ingezet op het verkrijgen van voldoende draagvlak voor een Europese workshop onder auspiciën van de Europese Commissie. Indien mogelijk zal de workshop in 2009 plaatsvinden.De Europese pilot is een initiatief van derden. Zodra er voldoende resultaten te presenteren zijn kunnen die ter kennis van de Tweede Kamer worden gebracht. Op de termijn in nog onvoldoende zicht.Planning: juli 2009.
53SZW zal bij het wetsvoorstel «Wet tegemoetkoming mensen met gezond- heidsproblemen» (rond Prinsjesdag 2008) nadere informatie geven over de inkomenseffecten van het vervangen van de regeling Buitengewone Uitgaven door de nieuwe regeling. Hierbij wordt ook een relatie gelegd met berekeningen van het Nibud. 01-07-2008 AO vaste commissies VWS/Fin/SZW Tweede Kamer inzake de financiële tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten(29 689).(kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 218).Planning: september 2008.

8.2 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een wettelijke taak

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, evenals de daarbij behorende raming van de totale bijdrage voor 2009.

Tabel 8.2.1 Overzicht van ZBO’s en RWT’s van SZW
 RWTZBOBeleidsartikelBijdrage 2009 (x € 1 mln)
Raad voor Werk en Inkomen(RWI)Ja Artikel 476,1
Stichting Kunstenaar en COJa Artikel 461,9
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inclusief Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en BKWIJaJaArtikel 46, 47 en 491 770,3
Sociale Verzekeringsbank (SVB)JaJaArtikel 49 en 50217,7
Inlichtingenbureau(IB)Ja Artikel 466,8
Certificerende- en keuringsinstanties arbeidsomstandigheden JaArtikel 44
Bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen JaArtikel 45

Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen (www.rwi.nl) is het officiële en onafhankelijke overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. De Raad heeft tot taak overleg te voeren met Onze Minister over voorstellen van deze raad betreffende a. het beleid met betrekking tot werk en inkomen; b. het arbeidsmarktbeleid; c. de bevordering van de kwaliteit en de transparantie van de re-integratiemarkt.

Kunstenaars & CO

Kunstenaars&CO (www.kunstenaarsenco.nl) heeft als wettelijke taak het uitvoeren van beroepsmatigheidsonderzoeken. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK moeten kunnen aantonen dat zij beroepsmatig werken. Kunstenaars&CO voert deze onderzoeken uit in opdracht van de sociale diensten van gemeenten. Kunstenaars&CO is daartoe aangewezen door de minister van SZW.

SUWI

In de Wet SUWI is de rechtspersoonlijkheid van de ZBO’s op het terrein van de uitvoering van werk en inkomen geregeld.

Doelmatigheid

Tabel 8.2.2 Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie bij constante prijzen* en bij constant volume (x € 1 mln)
 20062007200820092010201120122013
UWV/CWItotaal*2 171,72 111,31 922,41 756,41 551,41 370,31 296,11 295,0
Reguliere kosten UWV1 529,51 469,81 374,91 310,01 192,81 101,01 084,81 083,7
Reguliere kosten (voorheen) CWI**385,2375,1350,4320,8319,7318,6317,6317,6
Transformatie/frictiekosten84,866,257,47,37,3
Kwaliteitsbudget52,1 
Vernieuwingsbudget70,490,272,525,9 
Taakstelling Coalitieakkoord– 10,3– 25,8– 72,3– 103,3– 131,2– 131,2
Sociaal Flankerend beleid0,20,40,40,2
Projectkosten120,1200,279,453,531,027,924,924,9
         
SVB totaal*215,5203,9233,5217,7212,8205,6203,2204,2
Reguliere kosten (t/m 2008 incl. SVB Tien)215,5203,9233,5217,7212,8205,6203,2204,2
         
BKWItotaal*8,28,79,59,79,69,28,28,2
Reguliere kosten6,27,58,48,48,38,28,28,2
Projectkosten2,01,21,11,31,31,0
         
IB totaal***5,76,95,86,86,85,75,75,7
Reguliere kosten4,05,75,85,86,85,75,75,7
Projectkosten1,71,11,01,0 

Bron: jaarverslagen 2007 en de augustusbrieven 2009

* De uitvoeringskosten vanaf 2008 van UWV, CWI, SVB, BKWI en IB zijn vermeld in loon-prijsniveau 2008 en exclusief beschikbare bestemmingsfondsen.

** De reguliere kosten (voorheen) CWI vanaf 2009 zijn vooralsnog exclusief het budget voor de Wsw-indicatiestellingen.

*** De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavingsbudget op artikel 46.

UWV

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (www.uwv.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uitvoert. De belangrijkste taak van het UWV is bemiddeling en re-integratie. Tevens rekent UWV het tot zijn taak om de sociale verzekeringen (onder meer WAO, WIA, WW en Wajong) snel, duidelijk en betrouwbaar, rechtmatig en doelmatig uit te voeren. Middels «de Vernieuwing» werkt UWV de komende jaren aan een fundamentele verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. De reguliere kosten van UWV vertonen een dalende lijn als gevolg van efficiencymaatregelen, beleids- en volume-effecten.

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV worden de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van het UWV, het WERKbedrijf. De programma-uitgaven en de taken van de CWI worden ingebracht in dit organisatieonderdeel. Werkgevers kunnen dan bij UWV terecht voor personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij UWV terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent UWV (voorheen CWI) ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen en geeft arbeidsrechtelijke informatie.

SVB

De Sociale verzekeringsbank (www.svb.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de regelingen uitvoert voor verschillende overheidsorganisaties. Voor het ministerie van SZW voert de SVB de AOW, Anw, AKW, TOG en de TAS uit. Bij de SVB is een dalende lijn in de reguliere kosten zichtbaar. Door de SVB is een verandertraject (SVB 10) in gang gezet. Met dit verandertraject heeft SVB als missie om de beste, servicegerichte en omgevingsbewuste uitvoerder te zijn van persoonsgebonden regelingen van de overheid. Dit vernieuwingstraject zal onder meer tot gevolg hebben dat de dienstverlening aan de klant verder verbetert en dat nieuwe regelingen sneller en gemakkelijker geïntroduceerd en uitgevoerd kunnen worden.

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (www.bkwi.nl) werkt in opdracht van het ministerie van SZW en verleent diensten aan de Suwi-organisaties. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen op het gebied van informatie binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen. Een onderdeel hiervan is het beheer van SUWI-net.

Per 1 januari zal door de opheffing van de CWI het BKWI formeel worden gepositioneerd onder het UWV.

IB

Het Inlichtingenbureau (www.inlichtingenbureau.nl) ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tusen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid. De ondersteuning bestaat uit coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten Werk en Inkomen. Deze gegevensuitwisseling vindt plaats via de Sectorloket-applicatie van het Inlichtingenbureau. Een belangrijke toepassing hiervan zijn de samenloopsignalen ter ondersteuning van de rechtmatigheidscontrole.

Prestatie-indicatoren

De ZBO’s verantwoorden zich op verschillende resultaatgebieden door middel van prestatie-indicatoren. De indicatoren worden allereerst opgenomen in de zogenaamde meibrief. De meibrief is de uitnodiging aan de ZBO’s om hun jaarplan op te stellen en in te dienen en bevat de inhoudelijke en financiële kaders voor 2009. De exacte omschrijving van de prestatie-indicatoren kunnen daarna nog beperkt wijzigen, voordat ze in de jaarplannen van de ZBO’s terecht komen.

In de jaarplannen van de ZBO’s zijn de prestatie-indicatoren exact benoemd, definitief en ook genormeerd. Voor een overzicht van de prestatie-indicatoren van de ZBO’s wordt verwezen naar de jaarplannen van de ZBO’s.

8.3 Bijlage financieel beleid budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt

1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de uitgaven en financiering voor de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA). In de volgende paragraaf wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de SZA-uitgaven en het uitgavenkader voor de periode 2008–2011. Hierbij wordt ingegaan op de volume- en prijsontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt. Deze paragraaf besluit met een toetsing van de SZA-uitgaven aan de ijklijn. In paragraaf drie wordt de financiering van de SZA-uitgaven voor de jaren 2008 en 2009 toegelicht. Het betreft hier de premiegefinancierde uitgaven. In deze paragraaf zijn de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In deze paragraaf wordt ook een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. Ten slotte is in deze bijlage een overzicht opgenomen van de voor het SZA-kader relevante premie-uitgaven.

2 Uitgaven SZA-kader 2008–2011

Overzicht en aansluiting bij begroting

Deze paragraaf geeft een overzicht van de SZA-uitgaven voor 2009. De totale begrotingsgefinancierde uitgaven bedragen komend jaar € 25,2 mld, terwijl de totale premiegefinancierde uitgaven € 44,7 mld bedragen. In het samenstel van uitgaven (samen € 69,9 mld) is echter sprake van een dubbeltelling. De sociale fondsen worden namelijk voor een deel gevuld uit begrotingsmiddelen. Een van de oorzaken daarvan is dat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken. Zonder de bijdrage vanuit de begrotingsmiddelen zou het ouderdomfonds dus een exploitatietekort laten zien. Daarnaast worden er begrotingsmiddelen naar de fondsen overgeboekt om de fondsen te compenseren voor lagere premie-inkomsten als gevolg van de herziening van het belastingstelsel in 2001. Al deze zogeheten «rijksbijdragen» worden verantwoord op artikel 51 van de begroting. Om dubbeltelling van de rijksbijdragen te voorkomen worden de begrotingsgefinancierde uitgaven verminderd met de rijksbijdragen van € 13,1 mld. Verder vallen de apparaatsuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader Rijksbegroting eng. Deze uitgaven worden dan ook niet meegeteld. De ontvangsten van ongeveer € 1 mld worden op het totaalbedrag in mindering gebracht. Daarnaast worden de SZA-uitgaven in 2009 vermeerderd met een bijzondere uitgave van € 234 mln. De totale uitgaven onder het SZA-kader bedragen dan € 55,8 mld. De bedragen staan in de begroting vermeld in constante prijzen. Het SZA uitgavenkader is echter in lopende prijzen. Het gevonden bedrag wordt daarom verhoogd met de relevante loonen prijsbijstellingen. De totale uitgaven onder het SZA-uitgavenkader komen daarmee in 2009 op € 57,5 mld.

Tabel 8.3.1: SZA uitgaven 2009 (x € 1 mln)
 Begrotingsgefinancierde uitgavenPremiegefinan-cierde uitgavenTotaal
A Totaal artikelen25 18344 74169 924
1. Correctie dubbeltelling rijksbijdragen13 088  
2. Uitgaven Rijksbegroting eng298  
3. Ontvangsten (constante prijzen)767180 
4. Bijzondere uitgaven234  
B Totale uitgaven (constante prijzen) (A -1 -2 -3 + 4)11 26344 56155 824
    
5. Loon- en prijsbijstelling4481 179 
Totale uitgaven (lopende prijzen) (B + 5)11 71145 74057 451

Volumeontwikkelingen

In de periode 2008–2011 laat het aantal werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een dalende lijn zien. Bij de raming van de uitgaven en volumecijfers wordt gebruik gemaakt van de macro-economische inzichten van het CPB. Het CPB voorziet voor 2008 een economische groei van 2,25% en voor 2009 van 1,25%. Voor de jaren 2010 en 2011 wordt rekening gehouden met een groei van 2%. De volumecijfers van de bijstand, onderdeel van de werkloosheidsuitkeringen, zijn berekend op basis van de macro-economische vooruitzichten en het beschikbare budget. Als het bijstandsbeleid van gemeenten effectiever wordt in het beperken van de instroom valt het werkelijke volume lager uit dan nu op basis van het geraamde budget wordt verwacht.

Ondanks de vertraging van de economische groei is de verwachting dat het volume werkloosheidsuitkeringen over de periode 2008 tot en met 2011 zal dalen met ongeveer 40 duizend. Voor 2009 wordt nagenoeg een zelfde volume geraamd als voor 2008. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen daalt fors, met 35 duizend uitkeringen in de periode tot en met 2011. Dit komt door een daling van het aantal uitkeringen op grond van de WIA. Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft licht stijgen. Ondanks de lagere werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen stijgt het totale aantal uitkeringsontvangers. Een groot deel van deze stijging wordt veroorzaakt door het stijgende aantal AOW-gerechtigden. Het aantal AOW-gerechtigden stijgt tot 2011 met bijna 200 duizend personen. Netto zorgt dit tijdens de kabinetsperiode voor een stijging van het aantal inactieven met ongeveer 90 duizend personen. Hiertegenover staat een kleinere stijging van het arbeidsvolume, waardoor de I/A-verhouding deze kabinetsperiode oploopt, zie tabel 8.3.2.

Tabel 8.3.2: Volumeontwikkelingen en I/A verhouding (x 1 000 uitkeringsjaren)
 2008200920102011
Werkloosheidsuitkeringen *434431404395
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen **834823813801
Anw-gerechtigden99948983
Aow-gerechtigden2 4802 5392 5952 675
Ziekteverzuim particuliere sector261248243242
Totaal aantal inactieven4 1094 1354 1444 197
Totaal aantal actieven6 4866 5226 5296 546
I/A-verhouding63,3%63,4%63,5%64,1%

* De werkloosheidsuitkeringen zijn inclusief bijstandsgerechtigden.

** Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is inclusief de Wajong.

Prijsontwikkeling

Voor de raming van de uitgaven is naast de volumeontwikkeling ook de prijsontwikkeling van belang. Ook deze wordt gebaseerd op de MEV. De jaarlijkse aanpassing van de uitkeringen wordt bijna volledig bepaald door de vertaling van de contractloonontwikkeling naar het minimumloon en de sociale uitkeringen. Deze vertaling is geregeld in de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA). In 2008 zijn het minimumloon en de sociale uitkeringen aangepast met iets meer dan 2,8%. Voor 2009 wordt de aanpassing geraamd op 3,55%. De inflatie komt in de tweede helft van 2008 en 2009 uit op 3,25%.

Toetsing aan ijklijn

In tabel 8.3.3 zijn de uitgaven in het SZA-kader afgezet tegen de ijklijn. Uit deze vergelijking blijkt dat voor 2008 en 2009 sprake is van een onderschrijding van de ijklijn. Deze ruimte onder het kader is het gevolg van macro-economische ontwikkelingen, mee- en tegenvallers in de SZA-sector en beleidsmatige mutaties. De macro-economische ontwikkeling zorgt voor een positief beeld. De toename van de prijs van de nationale bestedingen (welke ten grondslag ligt aan de bijstelling van de ijklijn) is groter dan de contractloonontwikkeling. De contractloonontwikkeling is via de WKA bepalend voor de ontwikkeling van de SZA-uitgaven. Samen met een gunstige werkloosheidsontwikkeling zorgt deze nominale bijstelling voor extra ruimte onder het kader. Deze ruimte is deels gebruikt voor dekking van uitvoeringstegenvallers, koopkrachtmaatregelen en een reservering voor uitvoering van de voorstellen van de commissie Bakker. In 2010 en 2011 sluit het kader.

Tabel 8.3.3: Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn
 2008200920102011
Totale SZA-uitgaven (x € 1 mld)54,657,558,660,2
IJklijn SZA-uitgaven (x € 1 mld)54,957,658,660,2
Over / onderschrijding ijklijn SZA (x € 1 mld)– 0,3– 0,2– 0,00,0
Uitgaven SZA in % BBP9,29,29,29,2

3 Financiering SZA-uitgaven 2008–2009

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2009 zijn in deze bijlage opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

– Wat betreft de premiepercentages AOW en Anw stelt het kabinet voor om deze vast te stellen op hetzelfde niveau als in 2008. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen. Omdat de AOW-uitgaven in 2009 hoger zijn dan in het voorgaande jaar zal de rijksbijdrage ook hoger zijn. De ANW-uitgaven dalen licht. Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de 1e en 2e schijf.

– De AWF werkgeverspremie wordt vastgesteld op 4,25%, een verlaging met 0,5 procentpunt. De werknemerspremie wordt met 3,5 procentpunt verlaagd tot 0%. De totale AWF-premie komt hiermee op 4,25%, een verlaging met 4 procentpunten. Met deze voorgenomen verlaging worden de lasten op arbeid aanzienlijk verlicht. Dit geeft een positieve impuls aan de arbeidsparticipatie. De AWF-premie wordt geheven vanaf een franchise op ongeveer minimumloonniveau tot het maximumdagloon en wordt geïnd door de Belastingdienst. Als het UWV voor 2009 een andere sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWF-werkgeverspremie worden aangepast binnen een lastenneutraal kader.

– De sectorfondspremie voor 2009 (ook bekend als Wgf-premie) wordt in oktober 2008 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen (voorheen wachtgeldfondsen) wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

– De premie uniforme opslag kinderopvang blijft per 1 januari 2009 ongewijzigd op 0,34%. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van een opslag op de Sfn-premie. De overheidswerkgevers betalen de bijdrage door middel van een opslag op de Ufo-premie.

– De Ufo-premie wordt vastgesteld op 0,78%, hetzelfde percentage als in 2008. De premieopbrengsten van het Ufo financieren voornamelijk de zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen bij de overheidswerkgevers. Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie.

– De Aof-premie is vastgesteld op 5,70%, een verhoging van 0,05 procentpunt. Deze premie is voor alle werkgevers even hoog en wordt door de minister van SZW vastgesteld.

– De Aok-premie wordt door het UWV vastgesteld en door de minister van SZW goedgekeurd. Voor 2009 heeft het UWV de Aok-premie vastgesteld op 0,10%. Omdat uit de Aok de eerste vijf jaar van de WAO-uitkeringen wordt gefinancierd, en er geen nieuwe instroom in de WAO meer plaatsvindt, zal de Aok-premie aan het eind van de kabinetsperiode nihil zijn.

– De premie voor de werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) wordt betaald is door het UWV vastgesteld op 0,57%, gelijk aan de premiehoogte in 2008.

Tabel 8.3.4: Premiepercentages voor de sociale verzekeringen
fondsfondsverzekering20082009
Aow-fondsOuderdomsfondsAOW17,9%17,9%
Anw-fondsNabestaandenfondsANW1,10%1,10%
     
AwfAlgemeen werkloosheidsfondsWW (werkgeversdeel)4,75%4,25%
AwfAlgemeen werkloosheidsfondsWW (werknemersdeel)3,50%0,00%
SfnSectorfondsen (gemiddelde premie)WW1,02%1,02%
Sfn / UfoUniforme opslag kinderopvangKinderopvang0,34%0,34%
UfoUitvoeringsfonds voor de overheidZW overheidswerkgevers0,78%0,78%
     
AofArbeidsongeschiktheidsfondsWAO,WGA, IVA5,65%5,70%
AokArbeidsongeschiktheidskas (rekenpremie)WAO eerste 5 jaar0,15%0,10%
WhkWerkhervattingskas (rekenpremie)WGA0,57%0,57%

Ontvangsten en exploitatiesaldo

Op basis van de bovenstaande premiepercentages voor 2008 en 2009 en de verwachte ontwikkeling van de betreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel 8.3.5 en 8.3.6. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit sommige van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2007 bedroeg dit saldo € 0,7 mld voor alle fondsen samen. In 2008 loopt het exploitatieoverschot naar verwachting op tot € 2,5 mld. Voor 2009 wordt een daling van het exploitatiesaldo geraamd. Deze daling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verlaging van Awf-werknemerspremie naar 0% en de Awf-werkgeverspremie naar 4,25%. Deze daling van de lasten op arbeid draagt bij aan de participatiedoelstelling van het kabinet. De premies liggen hiermee onder een lastendekkend niveau, waardoor het vermogen van deze fondsen vanaf dat moment begint te dalen. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds loopt op, omdat er steeds minder mensen gebruik maken van de Anw. Omdat dankzij de invoering van de WIA de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen is gedaald, verbetert de komende jaren het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Hierdoor stijgt ook het vermogensoverschot in de komende jaren. Daarnaast wordt in 2009 de rijksbijdrage voor de arbeidsongeschiktheidsfondsen verhoogd. Deze verhoging dient ter financiering van de compensatieregeling in verband met de aanpassing van de buitengewone uitgaven.

Tabel 8.3.5: Overzicht sociale verzekeringen 2008 (x € 1 mln)
 AOWAnwWAOWgfAwfUfoTotaal
Premies17 5571 38010 2561 5475 79458237 116
Bijdragen van het rijk9 61761160009 695
Ontvangen onderlinge betalingen0079616211501 073
Saldo Interest6119110193398555
Totaal Ontvangsten27 2351 46011 1781 7286 24859048 440
Uitkeringen/Verstrekkingen26 9671 2279 1691 1393 27641642 195
Uitvoeringskosten11829731270470411 659
Betaalde onderlinge betalingen0861 257190530602 123
Totaal Uitgaven27 0851 34211 1571 5994 27751645 977
        
Exploitatiesaldo149118211291 971742 463
        
Werknemerspremie17,90%1,10%0,00%0,00%3,50%0,00% 
Werkgeverspremie0,00%0,00%6,37%1,36%4,75%0,78% 
Wettelijke premie17,90%1,10%6,37%1,36%8,25%0,78% 
Tabel 8.3.6: Overzicht sociale verzekeringen 2009 (x € 1 mln)
 AOWAnwWAOWgfAwfUfoTotaal
Premies19 3431 56310 6561 6262 99559636 778
Bijdragen van het rijk9 579681970009 844
Ontvangen onderlinge betalingen0079516210201 059
Saldo Interest6619130263538602
Totaal Ontvangsten28 9871 64911 7781 8133 45060448 282
Uitkeringen/Verstrekkingen28 7721 1889 2091 2783 42244244 312
Uitvoeringskosten12528631274520381 615
Betaalde onderlinge betalingen0801 186182553592 060
Totaal Uitgaven28 8971 29711 0261 7344 49453947 987
        
Exploitatiesaldo9035375279– 1 04465295
        
Werknemerspremie17,90%1,10%0,00%0,00%0,00%0,00% 
Werkgeverspremie0,00%0,00%6,37%1,36%4,25%0,78% 
Wettelijke premie17,90%1,10%6,37%1,36%4,25%0,78% 

Vermogenspositie

In tabel 8.3.7 staat voor de jaren 2008 en 2009 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. Het benodigde vermogen is geraamd op basis van de geraamde uitgaven en ontvangsten en het moment waarop deze plaatsvinden. Als de totale uitgaven en ontvangsten stijgen, stijgt dus ook het benodigde vermogen. Om het aanwezige vermogen aan te passen aan een gestegen benodigd vermogen is een positief exploitatiesaldo nodig. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de AOW. Omdat bij de AOW de rijksbijdragen de ontvangsten aanvullen tot het benodigde exploitatiesaldo is het aanwezige vermogen hier gelijk aan het benodigde vermogen. Er is dan ook geen sprake van een vermogensoverschot.

De andere fondsen hebben wel een vermogensoverschot. Voor de UWV-fondsen is het totale vermogensoverschot in 2008 ongeveer € 9,8 mld. Hier staat tegenover dat de SVB-fondsen een vermogenstekort hebben, dat gedekt wordt door de begrotingsgefinancierde rijksbijdragen. De rijksbijdragen aan de SVB-fondsen worden voor 2009 geraamd op ongeveer € 9,6 mld.

Tabel 8.3.7: Vermogens sociale fondsen (x € 1 mln)
 20082009
 aanwezigbenodigdvermogens-overschotaanwezigbenodigdvermogensoverschot
AOW1 7181 71801 8081 8080
Anw8511127391 2041041 100
Totaal SVB2 5691 8307393 0121 9121 100
       
WAO2 9775412 4363 7295333 197
Awf8 8611 8167 0457 8181 8166 002
Ufo3872835945129423
Totaal UWV12 2252 3859 84011 9982 3779 621
Centrale fondsen14 7944 21510 57915 0104 28910 721
       
Wgf766212554845210635
Decentrale fondsen766212554845210635
       
Totaal15 5604 42711 13315 8554 49911 356

Premie-uitgaven

Bij de raming van de premieontvangsten is rekening gehouden met de zogenaamde premie-uitgaven. Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premieontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet. Drie regelingen zijn expliciet opgenomen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv): de premievrijstelling oudere werknemers, de premiekorting arbeidsgehandicapte en zieke werknemers en de premievrijstelling marginale arbeid1. De premievrijstelling oudere werknemers zal vanaf 1–1-2009 langzaam worden afgebouwd en vervangen door een premiekortingsregeling. In het wetsvoorstel Premiekorting oudere werknemers wordt een premiekorting geregeld bij het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en bij het in dienst houden van werknemers in de leeftijd 62 jaar en ouder. Door een effectievere vormgeving van de huidige premievrijstellingsregeling zal de in het Coalitieakkoord afgesproken ombuiging van € 100 mln op de WW-lasten worden gerealiseerd.

Daarnaast zijn er enkele regelingen in de Wet op de loonbelasting die een lagere grondslag tot gevolg hebben en daardoor voor een lagere premieafdracht zorgen. Dit zijn de werknemersspaarregelingen (spaarloon), de feestdagenregeling en de vakantiebonnen. Tegenover de lagere premieafdracht van deze regelingen staat ook een lagere aanspraak op uitkeringen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de premie-uitgaven werknemersverzekeringen worden geraamd op € 1,4 mld in 2009.

Tabel 8.3.8: De premie-uitgaven in de werknemersverzekeringen (x € 1 mln)
 20082009
Premievrijstelling oudere werknemers *1 204869
Premiekorting oudere werknemers *0378
Premiekorting arbeidsgehandicapten4242
Spaarloon153116
Feestdagen2620
Vakantiebonnen54
   
Totaal1 4301 430

* Vanaf 2009 wordt de premievrijstelling voor oudere werknemers afgebouwd. De premiekorting voor oudere werknemers komt hiervoor in de plaats.

8.4 Bijlage inkomensbeleid 2009

8.4.1 Inleiding

In artikel 41 is het generieke koopkrachtbeeld voor 2009 gepresenteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de prijsontwikkeling (CPI), de loonontwikkeling en de wijzigingen in belasting- en premietarieven. Hierdoor ontstaat een beeld van de inkomensontwikkeling als gevolg van voor vrijwel iedereen geldende factoren.

Daarnaast zijn er beleidsmaatregelen die alleen tot inkomenseffecten leiden voor bepaalde groepen of waarvan de inkomenseffecten een grote spreiding kennen. Paragraaf 8.4.2 beschrijft deze niet-standaard inkomenseffecten in 2009. In paragraaf 8.4.3 is in kaart gebracht of er cumulatie van inkomenseffecten optreedt voor bepaalde groepen.

8.4.2 Maatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2009

Deze paragraaf beschrijft de beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten naar thema. Hierbij zijn voor de overzichtelijkheid alleen beleidsmaatregelen opgenomen waarvan de inkomenseffecten optreden bij ten minste 10 000 huishoudens. Verder zijn alleen beleidsmaatregelen opgenomen die leiden tot een wijziging van het inkomen in 2009 ten opzichte van 2008 zonder dat de situatie van een huishouden wijzigt.

Tabel 8.4.1: Overzicht van beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2009
ThemaBeleidsmaatregelInkomenseffect*
1. KinderenGratis schoolboeken+
 Vervanging kindertoeslag door een kindgebonden budget+
 Bezuiniging op de kinderopvangtoeslag
2. ZorgWet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten+/-
 Vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/WMO
 Postactieve ambtenaren
3. WonenAanpassing huurtoeslag ouderen+
4. MilieuMRB+/-
5. ZelfstandigenNiet indexeren zelfstandigenaftrek en verhoging MKB-vrijstelling+/-
6. OverigBeperking uitbetaling algemene heffingskorting
 Doorwerkbonus+

* + = positief inkomenseffect, – = negatief inkomenseffect, +/- = gespreide inkomenseffecten

1. KINDEREN

Gratis schoolboeken (OCW)

Schoolboeken worden gratis voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dat gebeurt in twee stappen. In het schooljaar 2008/2009 kopen of huren de ouders of de leerlingen van 18 jaar en ouder nog de schoolboeken, maar krijgen daarvoor een eenmalige financiële tegemoetkoming. Dit geld wordt rechtstreeks overgemaakt aan de ouders. Voor iedere leerling ontvangen zij € 316 (belastingvrij). Dat is de prijs van een gemiddeld boekenpakket. Vanaf 1 augustus 2009/2010 gaat het geld naar de scholen. De scholen zorgen ervoor dat de leerlingen het lesmateriaal gratis krijgen en kunnen gebruiken. Hierdoor gaan met name gezinnen met midden- en hoge inkomens er op vooruit. Een gezin met 1 kind van 14 jaar in het voortgezet onderwijs en een inkomen op 1,5* modaal gaat er (gemiddeld) structureel ongeveer 1% op vooruit.

Voor gezinnen met lagere inkomens tot ongeveer modaal heeft dit in principe geen effect omdat deze gezinnen reeds een vergoeding ontvingen op grond van de WTOS (Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten). Niet iedereen maakt echter gebruik van de WTOS. Hierdoor profiteert ook een deel van de gezinnen met lagere inkomens van de invoering van gratis schoolboeken.

Vervanging kindertoeslag door kindgebonden budget (J&G)

Gezinnen met meerdere kinderen onder de 18 jaar krijgen vanaf 2009 een kindgebonden budget dat hoger is dan de kindertoeslag in 2008. De kindertoeslag is een bedrag per gezin, afhankelijk van het inkomen van het huishouden en onafhankelijk van het aantal kinderen. In 2009 gaat deze kindertoeslag over in het kindgebonden budget. De hoogte van het kindgebonden budget dat per gezin wordt ontvangen, wordt hiermee afhankelijk van het aantal kinderen. Het kindgebonden budget blijft ook afhankelijk van het inkomen per huishouden. Het kindgebonden budget heeft een positief inkomenseffect voor gezinnen met meer dan één kind. Een negatief inkomenseffect doet zich voor bij huishoudens met één kind met een inkomen boven de inkomensgrens (€ 29 914), omdat voor hen het afbouwpercentage wordt verhoogd van 5,75% naar 6,5%.

De maximumbedragen per kind per jaar voor 2009 zijn (in prijzen 2008):

• Maximumbedrag kind 1: € 994

• Maximumbedrag kind 2: € 305

• Maximumbedrag kind 3: € 180

• Maximumbedrag kind 4: € 105

• Maximumbedrag kind 5 en meer: € 50.

De bovengenoemde bedragen werken cumulatief: het maximumbedrag voor bijvoorbeeld een gezin met drie kinderen is € 1 479. Dat is dus € 485 meer ten opzichte van 2008.

Bezuiniging op de kinderopvangtoeslag (OCW)

Vanwege de opvallende groei van het gebruik van kinderopvangtoeslag zijn maatregelen genomen om de regeling budgettair beheersbaar te houden. Een aantal van deze maatregelen heeft in 2009 effect op de inkomens van huishoudens die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag:

• Een aanpassing van de maximumuurprijs: bevriezing op niveau 2008 (deze blijft € 6,10).

Of ouders volgend jaar al dan niet meer gaan betalen, is mede afhankelijk van de beslissing van de aanbieders in de sector en de uitkomsten van het advies van de oudercommissie conform artikel 60 van de Wet kinderopvang. Uit onderzoek blijkt dat op dit moment 80% van de aanbieders een uurprijs berekent die onder de huidige maximumuurprijs ligt. In 2008 ligt de gemiddelde uurprijs voor dagopvang op € 5,76; voor buitenschoolse opvang op € 5,87 en voor gastouderopvang op € 5,75. Voor een ondernemer die in 2008 dagopvang aanbiedt tegen de hiervoor gemiddelde uurprijs, is er tot aan de maximumuurprijs van € 6,10 nog 6% ruimte voor prijsstijgingen. Voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang is dat respectievelijk 4% en 6%.

• Aanpassingen in de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag.

Bij de aanpassing van de inkomens- en de percentagetabellen is gekozen voor een even grote proportionele verhoging van de kosten voor alle ouders. Concreet betekent dit dat ouders in 2009 29% meer gaan betalen ten opzichte van de situatie in 2008. Een ouder die nu (per saldo) € 1 per uur betaalt, betaalt in de nieuwe situatie € 1,29 per uur. Daarnaast wordt de tabel voor het tweede en volgende kind aangepast. Onder de huidige situatie is in de tabel de toeslag voor het tweede en volgende kind nooit kleiner dan 90,7% van de kosten. De tabel zal nu zodanig worden aangepast, dat de toeslag voor het 2e en volgende kind afloopt naar 85%.

2. ZORG

Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (VWS)

In 2009 vervangt de WTCG de huidige buitengewone uitgaven (BU) regeling. Dit leidt tot aanzienlijke spreiding ten opzichte van het gepresenteerde beeld in artikel 41. Onderdeel van deze transitie zijn de onderstaande maatregelen:

• Afschaffen van de aftrekpost voor buitengewone uitgaven

• Introductie van chronisch zieken en gehandicaptenforfaits (tussen € 100 en € 450)

• Lagere eigen bijdragen AWBZ/WMO

• Een specifieke uitkering voor arbeidsongeschikten (€ 225)

• Generiek compensatie voor 65-plussers (c.a. € 150)

• Introductie van een nieuwe fiscale regeling voor specifieke uitgaven chronisch zieken en gehandicapten

Als gevolg van verschillende specifieke omstandigheden treedt een aanzienlijke spreiding in de inkomenseffecten op. Deze worden onder meer veroorzaakt doordat de nieuwe regeling meer wordt gericht op chronisch zieken en gehandicapten. Daarnaast is een belangrijke oorzaak dat de compensatie in de oude situatie niet alleen afhankelijk van gebruik/niet-gebruik is, maar ook bij specifieke omstandigheden ongelijk kon uitpakken. De compensatie in de nieuwe regeling is mede door de zoveel mogelijk geautomatiseerde toekenning veel gelijker. De inkomenseffecten worden in detail toegelicht bij het wetsvoorstel. Enkele hoofdlijnen zijn:

Bij de huishoudens die er op vooruit gaan, gaat het in de eerste plaats om chronisch zieken en gehandicapten die nu geen gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling. Zij kunnen een sterke inkomensvooruitgang tegemoet zien doordat zij automatisch een forfait krijgen verstrekt. Verder hebben thuiszorgontvangers baat bij het verlagen van de eigen betalingen AWBZ. Wij zien dan ook bij thuiszorggebruikers juist relatief ook vaak positieve inkomenseffecten. Het gaat hier deels om thuiszorggebruikers die nu geen gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling. Echter, ook voor veel thuiszorggebruikers die wel de weg naar de buitengewone uitgavenregeling vinden, zijn er positieve inkomenseffecten. Positieve effecten verwachten we tenslotte ook relatief vaak bij ouderen en arbeidsongeschikten die in de nieuwe regeling in het vervolg automatisch generieke compensatie ontvangen.

Bij de huishoudens met een verwachte inkomensachteruitgang gaat het allereerst om huishoudens die nu op basis van kosten die niet specifiek zijn voor chronisch zieken en gehandicapten (aanvullende polis, bril, begrafeniskosten etc.) succesvol aanspraak maken op de buitengewone uitgavenregeling. Ook huishoudens die nu een relatief groot voordeel van de buitengewone uitgavenregeling (inclusief doorwerking op de inkomensafhankelijke regelingen) hebben, gaan er vaak op achteruit. Vanwege het hogere marginaal tarief en de vermenigvuldigingsfactor geldt dit vaker voor 65-minners dan voor ouderen. Omdat echter ouderen vaker gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling, zien we per saldo vaker een inkomensachteruitgang bij 65-plussers dan bij 65-minners. Hogere inkomens hebben last van het hogere drempelpercentage. Echter ook voor hen geldt dat zij relatief weinig gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling en dus per saldo minder vaak een inkomensachteruitgang hebben dan lagere inkomens. Arbeidsongeschikten zijn enigszins oververtegenwoordigd bij de sterkere negatieve inkomenseffecten, vanwege de doorwerking in inkomensafhankelijke regelingen van het arbeidsongeschiktheidsforfait.

Voor de compensatie van ouderen wordt aangesloten bij het bestaande instrumentarium als AOW-tegemoetkoming en fiscale ouderenkortingen. Het voorstel is dit te doen door een verhoging van de ouderenkorting (+ € 185) en een verlaging van de aanvullende ouderenkorting (– € 125) alsmede een verhoging van de AOW-tegemoetkoming (bruto + € 120). Voor de meeste ouderen komt het voorgestelde pakket neer op een netto compensatie van circa € 150.

Voor arbeidsongeschikten is een hogere compensatie voorzien van circa € 225. De compensatie voor arbeidsongeschikten is hoger, omdat zij via een hoger marginaal tarief ook een hogere compensatie krijgen via de huidige buitengewone uitgavenregeling.

De hoogte van forfaits voor chronisch zieken en gehandicapten is afhankelijke van leeftijd en de intensiteit van het zorggebruik. Voor 65-plussers bedragen zijn bij een gemiddeld dan wel hoog zorggebruik € 100 respectievelijk € 300. Voor 65-minners zijn die bedragen € 250 respectievelijk € 450.

Omdat de huidige buitengewone uitgavenregeling is vormgegeven als fiscale aftrekpost, is er ook doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen. Voor 65-plussers met huurtoeslag is derhalve ook de huurtoeslag aangepast (zie ook paragraaf 3).

Vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/WMO (VWS)

Per 1 juli 2009 zal voor het vaststellen van de eigen bijdrage AWBZ/WMO, niet alleen het «reguliere» verzamelinkomen meer als basis gelden voor het vaststellen van de draagkracht. Ook het vermogen boven de grens van het heffingsvrije vermogen zal per 1 juli 2009 mede bepalend zijn voor het vaststellen van de draagkracht. Met deze maatregel wordt invulling gegeven aan de in de VWS-begroting van 2008 aangekondigde aanpassing van de eigen bijdrage AWBZ/WMO.

De maatregel houdt in concreto in dat het vermogen boven de grens van het heffingsvrije vermogen uit box 3 inkomen, dus niet het eigen huis, voor 8% meetelt bij het bepalen van het relevante verzamelinkomen, ter bepaling van de eigen bijdrage AWBZ/WMO, en niet zoals nu voor 4%.

Op basis van gegevens van de Belastingdienst en het Centraal Administratiekantoor (de instantie die de eigen bijdrage regeling AWBZ/WMO uitvoert) is nagegaan hoeveel mensen een vermogen hebben dat hoger is dan de grenzen van het heffingsvrije vermogen uit box 3. Dit blijkt een kleine 10% van de AWBZ/WMO populatie te zijn, ruim 50 000 verzekerden. Circa 33 000 verzekerden zijn alleenstaand en 65 jaar en ouder, 12 000 verzekerden zijn alleenstaand en jonger dan 65 jaar en nog eens 8 000 verzekerden betreffen meerpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder.

Op basis van beide bestanden is berekend wat de gemiddelde inkomenseffecten zijn voor de groep verzekerden met vermogen die gebruik maken van intramurale of extramurale AWBZ/WMO zorg. De alleenstaanden van 65 jaar en ouder met vermogen gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 135 per maand meer betalen. De alleenstaanden, jonger dan 65 jaar gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 115 per maand meer betalen. En de meerpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 100 per maand meer betalen. De groep meerpersoonshuishoudens, jonger dan 65 jaar is zo klein dat de effecten voor deze groep niet zijn berekend.

Ter illustratie: voor een verzekerde van 65 jaar of ouder in een intramurale instelling met een vermogen van € 80 000 wordt de eigen bijdrage circa € 135 per maand hoger.

De spreiding van de effecten is echter groot, omdat deze mede afhangt van het feit of de verzekerden extramurale of intramurale zorg ontvangt en de hoogte van zijn vermogen.

Postactieve ambtenaren (BZK)

Het kabinet heeft een bedrag van € 130 mln. uitgetrokken om het afbouwtraject evenwichtiger vorm te geven voor het vervallen van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor postactieve ambtenaren in kabinetssectoren van 65 jaar en ouder. Dit bedrag wordt ingezet voor een verruiming van het afbouwtraject in de jaren 2007 tot en met 2009. De negatieve inkomenseffecten van het vervallen van de tegemoetkoming worden hierdoor beperkt.

3. WONEN

Aanpassing huurtoeslag ouderen in verband met WTCG (WWI)

Doordat binnen de huidige buitengewone uitgavenregeling de compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten is vormgegeven als fiscale aftrekpost, is er ook doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen. Immers, fiscale aftrekposten beïnvloeden de hoogte van het verzamelinkomen en hiermee het recht op inkomensafhankelijke regelingen als huurtoeslag, zorgtoeslag, kindertoeslag en kinderopvangtoeslag. De regering stelt voor een deel van de hierdoor vrijvallende middelen (€ 0,1 miljard) specifiek in te zetten voor compensatie van verlies aan huurtoeslag bij ouderen. Dit gebeurt door de zogenoemde inkomensparameters (norminkomen, minimum-inkomensijkpunt en referentie-inkomensijkpunt) van de Wet op de huurtoeslag voor ouderenhuishoudens te verhogen met € 665 voor eenpersoonsouderenhuishoudens en met € 1462 voor meerpersoonsouderenhuishoudens.

4. MILIEU

MRB (FIN)

In de periode 2008–2013 vindt een jaarlijkse afbouw van de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) plaats, onder gelijktijdige verhoging van de Motorrijtuigenbelasting (MRB). Deze maatregel vindt plaats als voorbereiding op de invoering van een landelijke kilometerprijs gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieu. Deze verschuiving van BPM naar MRB in 2009 pakt verschillend uit: huishoudens die een nieuwe (of tweedehands-)auto aanschaffen profiteren van een lagere aanschafprijs als gevolg van een verlaging van de BPM. Huishoudens die niet een nieuwe auto aanschaffen merken vooral de effecten van de verhoging van de MRB. Ook motorrijders betalen meer MRB. Het MRB-tarief voor zeer zuinige personenauto’s en voor auto’s die op aardgas rijden, wordt verlaagd. De aanschaf van zeer zuinige personenauto’s is voortaan vrijgesteld van BPM. Overall gezien is de operatie lastenneutraal.

5. ZELFSTANDIGEN

Niet indexeren zelfstandigenaftrek en verhoging MKB-vrijstelling (FIN)

In het belastingplan 2009 is aangekondigd dat de zelfstandigenaftrek in 2009 niet wordt geïndexeerd en de MKB-vrijstelling wordt verhoogd van 10% naar 10,7%. Hierdoor gaan nagenoeg alle IB-ondernemers, die aan het urencriterium voldoen en belasting betalen, erop vooruit. Het effect loopt op van ongeveer 0,1% bij een winst van € 30 000 tot ongeveer 0,4% bij een winst van € 65 000.

6. OVERIG

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting

Voor iedere belastingplichtige geldt de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting vermindert de verschuldigde inkomstenbelasting. De algemene heffingskorting is in beginsel dan ook niet hoger dan de verschuldigde inkomstenbelasting. Hierdoor kunnen niet of weinig verdienende belastingplichtigen de algemene heffingskorting niet of niet helemaal te gelde maken. Voor niet of weinig verdienende partners geldt hierop een uitzondering voor zover hun partner inkomstenbelasting verschuldigd is. In dat geval wordt de algemene heffingskorting uitbetaald aan de niet of weinig verdienende partner.

Het gevolg van de uitbetaling van de algemene heffingskorting is dat een partner die zich niet op de arbeidsmarkt begeeft of een kleine deeltijdbaan heeft nauwelijks een prikkel tot (meer) werken ervaart. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de niet of weinig verdienende partner zal daarom (stapsgewijs, in 15 jaar met 6 2/3%-punt per jaar) worden afgebouwd. Het wordt dan steeds lonender (meer) te gaan werken.

Er wordt gestreefd naar een zekere balans tussen de inkomenspositie van kostwinnersgezinnen en de participatiebevordering van niet of weinig verdienende partners. Daarom is er een uitzondering op de beperking: gezinnen met een kind van vijf jaar of jonger. Voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing. Daarnaast is er een tweede uitzondering voor partners die geboren zijn voor 1 januari 1972; ook voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing.

Doorwerkbonus

Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te bevorderen en zo de oudedagsvoorziening in de toekomst op het gewenste niveau te kunnen houden, streeft dit kabinet met name naar bevordering van de arbeidsparticipatie.

Ouderen zullen vanaf volgend jaar middels de (fiscale) participatiebonus gemotiveerd worden door te blijven werken na het jaar waarin zij de 62-jarige leeftijd bereiken. Deze doorwerkbonus wordt ook na het bereiken van de 65-jarige leeftijd toegekend teneinde mensen te stimuleren zo lang mogelijk te werken. In de leeftijdsgroep 62 jaar en ouder is namelijk sprake van een aanzienlijk arbeidspotentieel dat op dit moment onvoldoende wordt benut.

De doorwerkbonus voor mensen die langer doorwerken wordt vormgegeven als een korting op de te betalen belasting (heffingskorting) voor ouderen die werken. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen. Mensen die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar zijn en blijven werken, ontvangen de doorwerkbonus.

De hoogte van de bonus loopt met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. Zo krijgt een belastingplichtige die in de loop van het kalenderjaar 62 jaar wordt een bonus van 5% van het inkomen over dat kalenderjaar verdiend met arbeid. Indien de belastingplichtige in de loop van het jaar 63 jaar wordt, wordt de bonus verhoogd naar 7% van het inkomen. In het jaar waarin de belastingplichtige 64 jaar wordt, loopt de bonus op tot 10% van het inkomen. Om ook de arbeidsparticipatie voor 65-plussers te stimuleren wordt ook een doorwerkbonus toegekend aan deze leeftijdsgroep. Zo ontvangen belastingplichtigen die in een kalenderjaar 65 jaar worden een doorwerkbonus van 2%. Voor doorwerken na 67 jaar wordt een doorwerkbonus van 1% toegekend. Deze bonus geldt voor alle ouderen en gaat met ingang van 1 januari 2009 in. Teneinde een minimum aan arbeidsparticipatie te garanderen wordt de bonus berekend over het gedeelte van het inkomen dat de € 8 867 te boven gaat.

Verder blijft het deel van het inkomen dat het bedrag van het einde van de derde schijf (€ 54 776) te boven gaat buiten beschouwing bij de berekening van de hoogte van de bonus. De bonus wordt in 2009 dus berekend over maximaal het verschil tussen het bedrag van het einde van de derde schijf en € 8 867. Onderstaande tabel geeft de hoogte van de doorwerkbonus voor belastingplichtigen die bij het begin van het kalenderjaar tussen de 62 en 67 jaar zijn bij een modaal inkomen (2009: € 32 000) en bij het maximale inkomen waarover de bonus wordt berekend.

Tabel 8.4.2: bonus per persoon vanaf 2009 (in €, loonvoet 2009)
 6263646566
Maximaal2 2953 2144 591918918

8.4.3 Cumulatie van inkomenseffecten in 2009

Als verschillende maatregelen met inkomenseffecten tegelijkertijd van toepassing zijn op één huishouden, kunnen de inkomenseffecten cumuleren of elkaar opheffen:

• De verlaging van de alleenstaande ouderkorting wordt in het standaardkoopkrachtplaatje gedeeltelijk gecompenseerd door de introductie en verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De IACK geldt echter alleen voor ouders met kinderen tot 12 jaar terwijl de alleenstaande ouderkorting geldt voor kinderen tot 27 jaar. Alleenstaande ouders met kinderen tussen 12 en 27 gaan er dus op achteruit ten opzichte van het gepresenteerde beeld. Dit betekent een verslechtering ten opzichte van het standaardbeeld tussen 0% bij lage inkomens tot 3½% bij modaal.

• Dit verschil kan worden versterkt bij alleenstaande ouders met 1 kind. Daarbij kan het verschil oplopen tot maximaal 4% achteruitgang.

• Voor alleenstaande ouders met meer dan 2 kinderen wordt het verschil juist kleiner omdat zij recht hebben op een hoger kindgebonden budget.

8.5 Bijlage subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van SZW. Het opstellen van dit overzicht wordt bemoeilijkt doordat er verschillende definities van subsidies gebruikt worden. In deze bijlage worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Algemene Wet Bestuursrecht

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 4.21):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader:

«De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld».

Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies geen subsidies zijn.

Tabel 8.5.1 Subsidies volgens definitie Algemene Wet Bestuursrecht (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving2007200820092010201120122013
42 OD 3Breed initiatief maatschappelijke binding698 588    
42 OD 3Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie865      
42 OD 3Campussen*4 334      
42 OD 3Subsidies minderhedenbeleid17147464543  
42 OD 3Subsidies stimulering leeftijdsbewust beleid4 5705 799938    
43 OD 1Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen316535529520514514514
43 OD 4Jaar van de gelijke kansen1 296464     
43 OD 4Subsidies Expertisecentrum Leeftijd270292261248415414414
44 OD 1Arbosubsidies preventie en verzuim5 41713 1188 7415 5565 4445 4445 444
44 OD 1Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden9 092      
44 OD 1Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval(SPA)9901 533966108222222222
44 OD 1Subsidies arbeidsveiligheid (VASt, VAV)4 8895 3714 4475 1555 1555 1555 155
44 OD 1Overige subsidies arbeidsomstandigheden6 1086 6335 2767 9547 9557 9557 955
46 OD 5Tijdelijke regeling schuldhulpverlening**831      
47 OD 1Algemeen Ketenoverleg invoering Locatie Werk en Inkomen 15 000     
47 OD 2Subsidieregeling scholing jonggehandicaptenmet ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)6 25814 40013 30013 30013 30013 30013 300
47 OD 2Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden ***)7 0234 7653 2303 2333 2352 3652 365
47 OD 2SVWW (via RWI)3 077      
97 OD 1ESF-EQUALCofinanciering21      
97 OD 1Regeling Bedrijfsverzamelgebouwen1188841259129  
97 OD 1Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)3 5765 885     
97 OD 1Regelingen ex-mijnwerkers182182182182   
98 OD 1NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)325333327317309309309
98 OD 1Projectsubsidies1101 9541 1601 1501 0991 0991 099
         
 Totaal Definitie AWB60 53777 19540 10637 77737 82036 77736 777

* Campussen zijn met ingang vanaf 2008 opgenomen in de programmabegroting Jeugd en Gezin.

** De subsidies schuldhulpverlening zijn met ingang van 2008 overgeheveld naar het Gemeentefonds.

*** De bijdragen aan Cliëntenraden worden verstrekt aan LCR, LKU, SMZBW/LNCO.

De subsidieuitgaven van SZW nemen de komende jaren af doordat omvangrijke regelingen als de convenanten arbeidsomstandigheden, SVWW, RSP en de subsidies minderhedenbeleid en stimulering leeftijdsbewust beleid aflopen. Daarnaast is er een taakstelling op subsidies gelegd en zijn subsidies overgedragen aan de ministeries van OCW en J&G. De subsidies schuldhulpverlening zijn overgeheveld naar het Gemeentefonds.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook specifieke uitkeringen worden meegenomen:

«Een gebonden inkomens -of een vermogensoverdracht van het rijk om-niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze definitie wordt bijvoorbeeld de WSW als subsidie aangemerkt in tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de AWB. Inkomensoverdrachten aan natuurlijke personen zoals de TOG zijn niet opgenomen in de tabel.

Tabel 8.5.2 Subsidies volgens ruime subsidiedefinitie (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving2007200820092010201120122013
47 OD 2Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 ID-banen5 8523 0006 000    
47 OD 2Flexibel re-integratiebudget1 591 5921 579 2701 529 2701 429 2701 329 2701 329 2701 329 270
48 OD 1WSW2 302 8562 386 7832 386 8112 386 8112 386 8152 386 8152 386 815
97 OD 1Agenda voor de Toekomst4 336      
97 OD 1Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA)118      
         
 Totaal toevoegingen «ruime» definitie3 904 7543 969 0533 922 0813 816 0813 716 0853 716 0853 716 085
         
 Totaal beide definities3 965 2914 046 2483 962 1873 853 8583 753 9053 752 8623 752 862

* De regeling is vanaf 2007 overgeheveld naar het Gemeentefonds.

8.6 Bijlage gebruikte afkortingen

ACKAanvullende Combinatiekorting
ADAlgemene doelstelling
AGArbeidsgehandicapten
AIArbeidsinspectie
AKOAlgemeen Ketenoverleg
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
ANWAlgemene Nabestaanden Wet
AofArbeidsongeschiktheidsfonds
AOWAlgemene Ouderdoms Wet
ArboArbeidsomstandigheden
ARIEAanvullende risico-inventaris en -evaluatie
ASBAangepaste Schattingsbesluit
ATWArbeidstijdenwet
AVVAlgemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BBABuitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
BbzBesluit bijstandsverlening zelfstandigen
BHVBedrijfshulpverlening
BiaWet Beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
BIKKBijdrage in de kosten van kortingen
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BOREABranche Organisatie-re-integratiebedrijven
BUBuitengewone uitgaven
BVGBedrijfsverzamelgebouwen
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CaoCollectieve arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CKACommissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen
CPBCentraal Planbureau
CWICentra voor Werk en Inkomen
DIVDiversiteitsmanagement
DivosaDirecteuren van overheidsorganen voor sociale arbeid
DNBDe Nederlandsche Bank
EBBEnquête Beroepsbevolking
EITCEarned Income Tax Credit (Inkomensafhankelijke arbeidskorting)
EKEerste Kamer
EqualTransnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt
EMUEconomische en Monetaire Unie
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
EVCErkenning van Verworven Competenties
EZMinisterie van Economische Zaken
FTEFulltime Equivalent
GBAGemeentelijke Basisadministratie
HRMHuman Resource Management
IACKInkomensafhankelijke combinatiekorting
IASInstituut Asbestslachtoffers
IBInlichtingenbureau
ICTInformatie- en Communicatie Technologie
ID-banenInstroom, doorstroombanen
ILOInternational Labour Organisatie
INDImmigratie en Naturalisatie Dienst
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IOWInkomensondersteuning oudere werklozen
IPWInnovatie Programma Werk en bijstand
IROIndividuele Re-integratieovereenkomst
IVAInkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
IWIInspectie Werk en Inkomen
J&GJeugd en Gezin
KOAKinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders
LCRLandelijke cliëntenraad
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LWILocaties Werk en Inkomen
MAAVWet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
MEVMacro-Economische Verkeningen
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MLT-adviesMiddellange Termijn-advies
NIBUDNationaal Instituut Budgetvoorlichting
NSRNationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting
NugNiet-uitkeringsgerechtigden
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ODOperationele doelstelling
O&F-rapportOrganisatie & Formatie-rapport
OROndernemingsraad
POROSZPeriodiek Onderzoek Regelovertreding Sociale Zekerheid
REARe-integratieArbeidsgehandicapten
RGDRijksgebouwendienst
RI&ERisico Inventarisatie en Evaluatie
RSPRegeling schoonmaakdiensten particulieren
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWTRechtspersonen met een wettelijke taak
SCPSociaal en Cultureel Planbureau
SECSubsidie Expertise Centrum
SEPASingle European Payments Area
SERSociaal Economische Raad
SIODSociale Inlichtingen en Opsporings Dienst
SLAService Level Agreement
SLOGSectorloket-applicatie
SPASubsidie Preventie Arbeidsuitval
SRGStatistiek Re-integratie Gemeenten
STASubsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogie
STAPStimulering Arbeidsparticipatie
SUWIStructuur Uitvoering Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregelingVacaturevervulling door werklozen en met werkloosheidbedreigde werknemers
SZASociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TASRegeling Tegemoetkomingasbestslachtoffers
TBAWet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
TKTweede Kamer
TNOToegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TOGTegemoetkomingOnderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen
TRITijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten
TWToeslagenwet
UWVUitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
VAStVersterking Arbeidsomstandigheden Stoffen
VAVVersterking arbeidsveiligheid
VazaloWet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders
V&IMinisterie van Vreemdelingenzaken en Integratie
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTVervroegde uittreding
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAJONGWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten
WAMILWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAVWet Arbeid Vreemdelingen
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WboWet op de bedrijfsorganisatie
WEORWet op de Europese Ondernemingsraden
WFSVWet financiering sociale verzekeringen
WftWet financieel toezicht
WGAWerkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
WIAWet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WijWet Investeren in Jongeren
WMCOWet melding collectief ontslag
WMLWet Minimumloon
WORWet op de ondernemingsraden
WSNPWet Schuldsanering Natuurlijke personen
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WTMGWet Tegemoetkoming meerkosten gezondheidsproblemen
WTOSWet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten
WTVWerktijdverkorting
WVAWet Vermindering Afdracht Loonbelasting en Premie Volksverzekeringen
WWWerkloosheidswet
WWBWet Werk en Bijstand
WWIMinisterie van Wonen, Wijken en Integratie
WWIKWet Werk en InkomenKunstenaars
ZBOZelfstandige Bestuursorgaan
ZEZZelfstandig en Zwanger-regeling
ZWZiektewet
ZZPZelfstandigen zonder personeel

8.7 Bijlage trefwoordenregister

Activerende sociale zekerheid 2

Administratieve lasten 17, 18, 37, 54, 74, 75, 83, 90, 94, 109, 113, 122, 158, 161

Adoptieverlof 43, 48, 49

Agenda voor de toekomst 26

Agentschap SZW 1, 3, 82, 90, 94, 119, 120, 123, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 133

AKW 111, 152, 180, 199

Algemeenverbindendverklaring 45

Algemene nabestaandenwet 102, 103, 104

Anw 25, 91, 94, 95, 102, 104, 105, 115, 116, 117

AOW 11, 12, 22, 25, 26, 30, 31, 58, 77, 102, 103, 104, 106, 107, 108, 115, 116, 117, 150, 152, 153, 154, 162, 163, 180, 192, 199

Arbeid en zorg 47, 48, 49, 66, 165, 176, 201

Arbeidsduur 47, 49

Arbeidsgehandicapten 99, 100, 161, 199, 200

Arbeidsinspectie 39, 46, 47, 55, 125, 164, 168, 199

Arbeidskorting 9, 22, 27, 29, 32, 35, 36, 37, 116, 195, 199

Arbeidskosten 37, 38, 116

Arbeidsmarktbeleid 9, 13, 22, 35, 39, 82, 178

Arbeidsomstandigheden 2, 4, 17, 26, 49, 52, 54, 55, 56, 122, 142, 168, 175, 176, 177, 178, 197, 198, 201

Arbeidsongeschiktheid 7, 14, 22, 34, 35, 36, 62, 64, 71, 73, 74, 75, 85, 86, 87, 104, 116, 145, 174, 192, 199, 200, 201

Arbeidsovereenkomst 41, 44, 46, 199

Arbeidsparticipatie 2, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 18, 19, 21, 22, 26, 28, 32, 34, 35, 38, 39, 40, 64, 67, 70, 81, 85, 90, 94, 97, 99, 122, 140, 159, 174, 194, 195, 197, 200

Arbeidspensioenen 57

Arbeidsrechtelijke bescherming 41

Arbeidstijden 10, 46, 167, 199

Arbeidsuitval 52, 53, 56, 197, 200

Arbeidsverhoudingen 2, 26, 41, 44, 45, 46, 122, 141, 197, 199

Arbo 18, 23, 37, 44, 46, 49, 50, 52, 53, 55, 56, 57, 69, 125, 143, 159, 168, 169, 176, 197

Armoedeval 27, 31, 32

Asbestslachtoffers 110, 113, 199, 201

Bbz 65, 69, 76, 79, 199

Bedrijfsorganisatie 44, 45, 201

Bedrijfsverzamelgebouwen 119, 197, 199

Bevallingsverlof 48, 49

BIA 63, 64, 74, 75

Bijstand 7, 9, 14, 16, 22, 23, 32, 33, 34, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 76, 77, 78, 79, 89, 90, 91, 93, 94, 102, 103, 106, 107, 121, 145, 146, 160, 169, 171, 173, 179, 199, 200

BIKK 25, 115, 116, 117, 153, 199

BKWI 83, 147, 148, 178, 179, 180, 199

Cao 44, 45, 161, 163, 167, 175

Coalitieakkoord 5, 9, 37, 63, 64, 68, 83, 87, 92, 111, 152, 179

CWI 9, 13, 14, 18, 22, 25, 46, 47, 82, 83, 93, 98, 100, 147, 148, 149, 162, 163, 170, 178, 179, 199

DeeltijdPlus 10, 20, 21, 42, 47

Deeltijdval 31, 32, 33

Duurverkorting 66

EQUAL 81, 82, 197

Etnische minderheden 39, 40, 49

Ex-mijnwerkers 119, 197

Expertisecentrum LEEFtijd 49

Gehandicapten 30, 163, 177, 189, 191, 192, 193, 201

Gelijke behandeling 41, 49, 50, 51, 163, 164, 171, 175

Handhaving 4, 15, 19, 41, 42, 46, 47, 52, 53, 54, 55, 57, 63, 66, 69, 70, 71, 73, 76, 77, 79, 81, 82, 85, 88, 97, 105, 107, 108, 109, 121, 122, 125, 145, 147, 148, 155, 158, 159, 160, 163, 168, 170, 173, 179

Herintredersval 31, 32, 33

ID-banen 84, 198, 200

Informatievoorziening 3, 38, 92, 94, 171

Inkomen 2, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 19, 22, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 36, 37, 57, 62, 64, 65, 66, 67, 69, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 86, 88, 89, 90, 94, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 122, 125, 128, 144, 145, 146, 150, 159, 160, 162, 163, 174, 176, 177, 178, 180, 189, 190, 191, 192, 193, 194, 195, 197, 198, 199, 200, 201

Inkomensbeleid 2, 26, 27, 30, 31, 122, 140, 189

Inkomensontwikkeling 27, 28, 29, 30, 189

Inlichtingenbureau 66, 76, 178, 179, 180

Inspectie Werk en Inkomen 1, 3, 123, 125, 200

IOAW 25, 63, 65, 66, 69, 76, 79, 144, 200

IOAZ 25, 63, 65, 66, 69, 76, 79, 144, 200

IOW 66, 69, 78, 108, 174, 200

Jeugd en Gezin 9, 110, 111, 140, 141, 197

Jeugdmonitor 39

Jongeren 5, 9, 10, 12, 13, 15, 19, 20, 21, 22, 25, 35, 39, 40, 63, 64, 65, 74, 76, 85, 90, 160, 161, 170, 176

Jonggehandicapten 19, 21, 62, 73, 74, 85, 145, 161, 162, 176, 179, 197

Kinderarbeid 46

Kinderbijslag 30, 159, 166, 199

Kinderopvang 10, 30, 31, 129, 169, 189, 190, 193, 198

Kindertoeslag 30, 32, 189, 190, 193

Koopkracht 6, 16, 27, 29, 30, 31, 116, 162, 163, 189, 195

Kunstenaars 66, 76, 77, 80, 178, 201

Langdurigheidstoeslag 16, 23, 25, 65, 144, 146, 160, 173

Leeftijdsbewust beleid 35, 36, 39, 197, 198

Leenbijstand 23, 65, 78, 79

Leren en werken 25

Levensloopregeling 10, 41, 43, 47, 48, 49, 165

Loonderving 87, 108

Loondoorbetaling 52, 71, 108

Loonontwikkeling 30, 124, 189

Loonvorming 44

Medezeggenschap 44, 45, 59, 60, 164, 167, 168, 170, 171

Minimumloon 14, 31, 33, 46, 63, 66, 105, 107, 108, 116, 159, 173, 201

Ondernemingsraden 44, 45, 201

Ontslagrecht 46, 158

Operatie Jong 39

Ouderen 7, 11, 12, 13, 19, 20, 21, 22, 30, 35, 36, 39, 40, 53, 57, 70, 85, 103, 104, 167, 174, 175, 189, 191, 192, 193, 194, 195

Ouderschapsverlof 43, 47, 48, 49, 59

Participatiebudget 8, 20, 21, 22, 25, 26, 76, 82, 83, 84, 85, 90, 94, 147, 148, 149

Participatiegraad 22, 34

Pensioenregelingen 57, 58, 59, 60, 170

Pensioenwet 58, 59, 164, 167, 168, 169, 170, 171, 175

Poortwachter 14, 18, 36, 174, 175

Preventie 53, 55, 56, 62, 88, 142, 143, 166, 197, 200

Raad voor Werk en Inkomen 178, 200

Re-integratie 2, 3, 8, 13, 14, 15, 18, 19, 20, 21, 25, 26, 64, 65, 76, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 122, 147, 148, 149, 161, 162, 163, 165, 166, 170, 174, 178, 179, 197, 198, 200

Risico-inventarisatie 55, 56

RSP 120, 197, 198, 200

RWT 2, 178, 200

Scholing 8, 9, 10, 11, 12, 13, 38, 64, 76, 86, 87, 119, 120, 158, 160, 162, 171, 197

Schuldhulpverlening 17, 21, 23, 24, 25, 66, 76, 78, 79, 80, 158, 160, 172, 197, 198

Silicoseregeling 119

SLOG 200

Sociale werkvoorziening 2, 26, 97, 98, 122

Sollicitatieplicht 25, 64, 76, 158

Spaarfonds AOW 115, 116, 117

Startkwalificatie 12, 13, 36, 38

Stimuleringsregeling 38, 82, 84, 119, 198, 200

SUWI 25, 83, 88, 90, 94, 119, 147, 165, 169, 178, 179, 180, 200

TAS 110, 111, 113, 114, 152, 180, 201

TBA 74, 201

Tegemoetkoming 2, 26, 30, 64, 103, 110, 112, 113, 115, 116, 117, 122, 144, 145, 152, 153, 177, 189, 190, 191, 192, 193, 201

Toeslagenwet 25, 102, 103, 108, 109, 151, 201

Toetsingskader 45, 51

TOG 110, 111, 112, 113, 152, 153, 180, 198, 201

TRI 25, 64, 75, 201

Uitkeringsgerechtigden 9, 11, 14, 15, 18, 27, 62, 63, 65, 70, 71, 72, 75, 81, 82, 86, 88, 89, 90, 91, 93, 94, 105, 200

Uitstroom 68, 70, 72, 73, 74, 89, 91, 93, 97, 100

UWV 13, 14, 15, 18, 22, 25, 34, 49, 62, 63, 67, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 81, 82, 83, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 102, 108, 109, 115, 116, 126, 144, 145, 146, 147, 148, 151, 160, 162, 163, 165, 166, 170, 171, 174, 178, 179, 197, 201

Van het Participatiebudget 90

Vazalo 63, 64, 66, 144, 145, 146, 201

Verlofregelingen 10, 41, 176

Verzuimaanpak 52, 54

Wajong 15, 16, 19, 21, 22, 25, 63, 73, 74, 82, 85, 87, 91, 94, 99, 108, 144, 145, 147, 148, 149, 161, 162, 176, 179

WAO 67, 68, 71, 72, 73, 86, 87, 91, 94, 108, 159, 170, 179, 201

WAV 25, 39, 40, 126, 127, 142, 170, 201

WAZ 67, 68, 71, 73, 86, 87, 91, 94, 165, 201

Werk en inkomen 14, 34, 71, 76, 162, 166, 171, 175, 178, 180

Werkloosheid 12, 14, 22, 27, 31, 32, 33, 34, 39, 40, 62, 69, 70, 82, 88, 163, 166, 171, 200, 201

Wet Werk en Bijstand 103, 201

WGA 67, 68, 71, 72, 73, 80, 86, 166, 171, 201

Wia 99

Wij 64, 90, 144, 145, 146, 201

Wsw 22, 83, 97, 98, 99, 100, 101, 171, 179

WWB 14, 24, 25, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 69, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 90, 94, 95, 102, 106, 108, 144, 145, 146, 150, 151, 173, 201

WW 7, 14, 15, 22, 29, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 75, 86, 87, 89, 91, 93, 94, 95, 108, 129, 147, 150, 151, 166, 167, 172, 179, 201

ZBO 2, 178, 180, 201

Zelfstandig bestuursorgaan 179, 180

Ziektewet 71, 201

Zorgverlof 48, 59, 162, 165

Zwangerschapsverlof 159

ZW 4, 13, 17, 18, 19, 23, 24, 31, 33, 40, 43, 63, 67, 68, 71, 73, 77, 95, 108, 121, 155, 201


XNoot
1

De premievrijstelling marginale arbeid heeft een verwaarloosbaar budgettair beslag. De premie-uitgaven voor de volksverzekeringen AOW en Anw worden verantwoord in de Miljoenennota in het totaal van de gecombineerde heffing voor de loon- en inkomstenbelasting.