Gepubliceerd: 15 september 2008
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: burgerlijk recht europese zaken internationaal recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31596-4.html
ID: 31596-4

31 596
Uitvoering van verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (Pb EU L 199) (Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Memorie van toelichting

1. In het algemeen deel van de toelichting, paragraaf 5.4 Rechtsmiddelen, laatste alinea, eerste regel, stond in plaats van «(artikel 18, tweede lid)»: (artikel 20, tweede lid).

2. In het algemeen deel van de toelichting, paragraaf 7. Verhouding tot andere internationale regelingen, stond in de vierde tot en met zesde regel in plaats van «Ter uitvoering van laatstgenoemde verordening is onlangs het voorstel van Uitvoeringswetsvoorstel verordening Europese betalingsbevelprocedure ingediend (Kamerstukken II 2007/08, 31 513, nrs. 1–2).»: PM Ter uitvoering van laatstgenoemde verordening is onlangs het voorstel van Uitvoeringswetsvoorstel verordening Europese betalingsbevelprocedure ingediend (Kamerstukken II 200*/0*, ***, nrs. 1–2).

3. Paragraaf 8 van het algemeen deel van de toelichting luidde:

8. Administratieve lasten

In het kader van de administratieve lastenvermindering zijn het civiele en het bestuursprocesrecht steeds buiten de kwantitatieve reductiedoelstellingen gehouden. De reden hiervoor is het bijzondere karakter van het procesrecht, dat een waarborg beoogt te bieden voor een eerlijke en efficiënte procesvoering. De vormvereisten die met betrekking tot uitwisseling van informatie aan rechter en wederpartij worden gesteld, hangen direct samen met deze waarborgfunctie en kunnen derhalve niet onverkort als administratieve lasten worden aangemerkt. Niettemin kunnen ook in het procesrecht lasten voor bedrijfsleven en burger worden verminderd door bijvoorbeeld vereenvoudiging van administratieve procedures en inzet van ICT. Op dit moment zijn daartoe verschillende voorstellen in voorbereiding of aanhangig. Ook deze verordening en dit voorstel ter uitvoering daarvan zijn daar een voorbeeld van. Met de komst van de Europese procedure voor geringe vorderingen weten bedrijven en burgers immers dat zij in elke lidstaat gebruik kunnen maken van eenzelfde procedure. Ook hoeven zij niet langer een dagvaarding te laten uitbrengen door een deurwaarder, maar kunnen zij hun vordering rechtstreeks indienen bij de griffie. In welke mate de verordening en de uitvoering daarvan in dit wetsvoorstel de lasten voor bedrijven vermindert, is op dit moment echter nog niet goed in te schatten.

4. De toelichting op artikel 6 luidde:

Artikel 6

Artikel 18 van de verordening bevat de mogelijkheid voor verweerder om heroverweging van de beslissing te vragen. Deze mogelijkheid is uitgewerkt in artikel 6. De inhoud van dit artikel vertoont grote gelijkenis met artikel 8 van de Uitvoeringswet verordening Europese executoriale titel (Stb. 2005, 485), dat een grotendeels gelijkluidende regeling van heroverweging kent.

Een verzoek om heroverweging kan ten eerste worden gedaan indien het vorderingsformulier of de oproeping voor een mondelinge behandeling zonder bewijs van persoonlijke ontvangst is betekend of ter kennis gebracht en de betekening buiten de schuld van verweerder niet zo tijdig is geweest als met het oog op zijn verdediging nodig was. Deze situatie zal zich in de onderhavige procedure niet zo vaak voordoen, omdat de verordening in artikel 13 betekening of kennisgeving per aangetekende post met bericht van ontvangst voorschrijft. Slechts indien dat niet mogelijk is, moeten stukken worden betekend of ter kennis gebracht volgens een methode die voldoet aan de minimumnormen van de artikelen 13 en 14 van de EET-verordening.

Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat in de Nederlandse vertaling van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de verordening een woord is weggevallen, waardoor niet duidelijk is dat een bewijs van ontvangst moet ontbreken om een verzoek tot heroverweging te kunnen doen. De Engelse versie van artikel 18, eerste lid, onder a, van de verordening luidt: «the claim form or the summons to an oral hearing were served by a method without proof of receipt by him as provided in (...)», waar de Nederlandse vertaling luidt: «het vorderingsformulier of de oproeping voor een mondelinge behandeling aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht op een wijze waarbij bewijs van persoonlijke ontvangst is als bedoeld in (...)».

Een verzoek tot heroverweging kan ten tweede worden gedaan als verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of buitengewone omstandigheden (artikel 18, eerste lid, onder b, van de verordening). In welke gevallen hiervan precies sprake zal zijn, zal de praktijk moeten uitwijzen.

Het verzoek tot heroverweging moet worden gedaan bij verzoekschrift.

Artikel 18, eerste lid, van de verordening bepaalt dat verweerder in alle gevallen onverwijld moet handelen. Als termijn voor het indienen van een verzoekschrift geldt ingevolge het tweede lid van artikel 6 een termijn van:

– vier weken nadat de beslissing aan verweerder bekend is geworden voor de gevallen van ontijdige betekening zonder bericht van ontvangst, en van

– vier weken nadat de omstandigheden hebben opgehouden te bestaan voor gevallen van overmacht of buitengewone omstandigheden.

5. In de toelichting op artikel 8, de drie laatste regels, stond in plaats van: «vergelijkbaar met artikel 11, eerste lid, van de Uitvoeringswet EET en artikel 10 van het Uitvoeringswetsvoorstel verordening Europese betalingsbevelprocedure (Kamerstukken II 2007/08, 31 513, nr. 2).»: vergelijkbaar met artikel 11, eerste lid, van de Uitvoeringswet verordening Europese executoriale titel en artikel 10 van het Uitvoeringswetsvoorstel verordening Europese betalingsbevelprocedure (Kamerstukken II PM 200*/0*, ***, nrs. 1–2).