Kamerstuk 31559-5

Nota van wijziging

Dossier: Intrekking van de Invoeringswet Wet werk en bijstand

Gepubliceerd: 12 september 2008
Indiener(s): Ahmed Aboutaleb (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk werkgelegenheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31559-5.html
ID: 31559-5
Origineel: 31559-2

31 559
Intrekking van de Invoeringswet Wet werk en bijstand

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 september 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 78h komt te luiden:

Artikel 78h Bijstand buitenland

1. De Sociale verzekeringsbank kan de verlening van bijstand aan een Nederlander die zich in het buitenland bevindt voortzetten ten aanzien van:

a. degene die in december 1995 bijstand ontving op grond van artikel 82 of artikel 95 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand niet is geëindigd;

b. degene die op enig moment in de periode van 26 weken onmiddellijk voorafgaand aan 31 december 1995 bijstand ontving op grond van artikel 82 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand in die periode is geëindigd, indien belanghebbende binnen 26 weken na die datum opnieuw bijstand aanvraagt.

2. De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende, rekening houdend met het niveau van de noodzakelijke kosten van het bestaan ter plaatse.

3. De artikelen van deze wet zijn niet van toepassing, voor zover de omstandigheden het toelaten, met uitzondering van hoofdstuk 2 en de paragrafen 6.1 tot en met 6.5, met dien verstande dat de Sociale verzekeringsbank in de plaats treedt van het college.

4. Zodra ten minste 26 weken zijn verstreken nadat de bijstand die werd verleend op grond van het eerste lid werd beëindigd, is dat lid ten aanzien van het desbetreffende geval niet langer van toepassing.

5. In de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van dit artikel wordt voorzien door een rijksbijdrage aan de Sociale verzekeringsbank.

6. Op de uitgaven, bedoeld in het vijfde lid, komen in mindering de bedragen die door de Sociale verzekeringsbank op grond van deze wet zijn ontvangen door terugvordering.

7. Een nog niet afgehandeld en tot Onze Minister gericht verzoek om op grond van artikel 6 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand een besluit te nemen, wordt vanaf 1 januari 2009 beschouwd als te zijn gericht tot de Sociale verzekeringsbank.

8. Bezwaren en beroepen die zijn of worden ingesteld tegen een besluit genomen op grond van artikel 6 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand gelden vanaf 1 januari 2009 als bezwaren en beroepen gericht tot de Sociale verzekeringsbank.

2. Na artikel VIII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel VIIIa Intrekking besluit van 10 oktober 2003, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb. 386)

Het besluit van 10 oktober 2003, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb. 386) wordt ingetrokken.

Artikel VIIIb Wijziging van de Wet werk en inkomen kunstenaars

In artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en inkomen kunstenaars vervalt: op grond van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden.

Toelichting

Onderdeel 1

Met de Sociale verzekeringsbank (SVB) is overeengekomen dat de uitvoering van de zogenoemde regeling Bijstand Buitenland (nu geregeld in artikel 6 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (IWWB)), van het Agentschap SZW wordt overgenomen. De regeling Bijstand Buitenland is per 1 januari 1996 afgesloten voor nieuwe gevallen. Van de regeling maken wereldwijd nog ongeveer 350 cliënten gebruik. Ongeveer 75% van de populatie is 65 jaar of ouder en heeft géén of nauwelijks andere bestaansmiddelen, zoals een sluitende oudedagsvoorziening. Uitvoering van de regeling Bijstand Buitenland door de SVB biedt belangrijke voordelen:

1. de SVB heeft als uitkeringsverstrekkende organisatie al ervaring opgedaan met bijstandsverlening aan cliënten van 65 jaar of ouder in opdracht van gemeenten en beschikt over controlemechanismen aangaande het buitenland;

2. het toezicht op mogelijke samenloop van een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet en Bijstand Buitenland komt in één hand te liggen, wat de rechtmatige uitvoering van de regeling bevordert;

3. lagere uitvoeringskosten in vergelijking met de huidige situatie.

De beoogde datum van inwerkingtreding van bovenstaande overdracht is 1 januari 2009.

Aangezien in dit wetsvoorstel de IWWB wordt ingetrokken, is voorgesteld om de regeling Bijstand Buitenland te verplaatsen naar de Wet werk en bijstand (WWB).

In het eerste lid van artikel 78h wordt «Onze Minister» gewijzigd in «Sociale verzekeringsbank». Verder wordt de tekst van het eerste en tweede lid van artikel 78h van de WWB niet gewijzigd ten opzichte van de huidige tekst van artikel 6 van de IWWB. In het huidige derde lid van artikel 6 van de IWWB staat welke artikelen van de WWB van overeenkomstige toepassing zijn. Aangezien artikel 78h onderdeel zal worden van de WWB, zijn alle artikelen van de WWB van toepassing, tenzij ze uitdrukkelijk worden uitgesloten. Daar is in het derde lid gebruik van gemaakt. Dit is een zuiver technische wijziging en beoogt geen materiële verandering in de van toepassing zijnde artikelen aan te brengen. De tekst van het vierde lid is ongewijzigd gebleven. Verder is een aantal leden toegevoegd. Ten eerste om de financiering van de uitvoering te regelen (vijfde en zesde lid). In het vijfde lid is geregeld dat in de kosten van de verlening van bijstand en de kosten die met de uitvoering ervan gemoeid zijn, wordt voorzien door een rijksbijdrage. Wellicht ten overvloede wordt gemeld dat de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen van toepassing is op onder andere de verantwoording door SVB. Voorts zouden op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) nog nadere regels kunnen worden gesteld voor de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de aan de SVB toegekende rijksbijdrage wordt afgedragen en vastgesteld (artikel 121a van de Wfsv, zoals dat komt te luiden met ingang van 1 januari 2009). In het zesde lid is geregeld dat op de uitgaven van de SVB de bedragen in mindering worden gebracht die de SVB ontvangt doordat ze bijstand hebben teruggevorderd. Het zevende en achtste lid bevatten regels over de procedure en werkwijze met betrekking tot besluiten, bezwaar en beroep in de overgangsperiode.

Onderdeel 2

Artikel VIIIa

Het besluit van 10 oktober 2003, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb. 386) (hierna: Besluit inwerkingtreding WWB en IWWB) regelt de inwerkingtreding van de WWB en IWWB. De onderdelen van het Besluit inwerkingtreding WWB en IWWB die nog praktische waarde hebben (de bepalingen die zien op inwerkingtreding van bepaalde onderdelen van de WWB en de IWWB voor zelfstandigen) zijn in het wetsvoorstel opgenomen in het voorgestelde artikel 78g van de WWB.

Artikel VIIIb

In artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) is geregeld dat het recht op uitkering beëindigd wordt indien de kunstenaar niet kan aantonen in enig jaar als kunstenaar werkzaam te zijn geweest op grond van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juni 2008 (LJN: BD3965, Centrale Raad van Beroep, 08/1740 WWIK) volgt dat het niet stellen van nadere regels in een algemene maatregel van bestuur, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de WWIK, betekent dat niet tot beëindiging van de uitkering kan worden besloten op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de WWIK. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het aan de Kroon is om dergelijke regels alsnog tot stand te brengen dan wel om te bevorderen dat genoemd artikelonderdeel bij wet in formele zin wordt gewijzigd. Het stellen van voorwaarden waarmee kan worden aangetoond in enig jaar als kunstenaar werkzaam te zijn geweest in een algemene maatregel van bestuur is niet mogelijk. De reden hiervoor is dat er geen allesomvattende opsomming van bedoelde voorwaarden te geven is, die in voldoende mate recht doet aan de verschillende verschijningsvormen waarin kunst tot uitdrukking komt. Op grond van het bovenstaande is er voor gekozen om de verwijzing naar een algemene maatregel van bestuur in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de WWIK te laten vervallen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb