Kamerstuk 31015-85

Verslag van een algemeen overleg

Kindermishandeling

Gepubliceerd: 29 januari 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: jongeren recht strafrecht zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31015-85.html
ID: 31015-85

Nr. 85 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 januari 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 20 december 2012 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 2 oktober 2012 over de voortgang inzake de aanpak van kinderpornografie (31 015, nr. 81).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten Berndsen-Jansen, Hilkens, Jadnanansing, Kooiman, Van der Steur en Van Tongeren,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 15.30 uur

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de minister, zijn ambtenaren en het publiek welkom, evenals mijn collega's. Het is mogelijk dat er tussentijds wordt geschorst voor de stemmingen. De verwachting is dat dit om 18.00 uur gaat gebeuren. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per woordvoerder en zal twee interrupties per persoon toestaan.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Laat ik beginnen met het geven van een compliment: voor de aanpak van kinderporno is het goed dat de politiecapaciteit wordt uitgebreid. Ik weet dat we altijd vragen om cijfers en dat we veel nadruk leggen op de plankzaken, maar ik hoor ook wel op de werkvloer dat die zaken die gemakkelijk vervolgbaar zijn, soms worden «opgepakt» vanwege de enorme druk die er is om strepen te zetten. Zo wordt dat in recherchetaal genoemd. Ik noem de downloaders, het feit dat er onvoldoende ruimte is om de slachtoffers op te sporen, of het feit dat er kinderporno is gevonden die door een man op een computer is gezet en het onderzoeken of deze man ook zijn kinderen of anderen heeft misbruikt. Als het proces van zo'n zaak is opgeknipt, zit rechercheren er niet altijd in. Maar rechercheurs willen een kind in veiligheid brengen; daar doen ze het voor. Ik hoor daarop graag de reactie van de minister.

Het beroep van zedenrechercheur is zeer heftig en zwaar. Ik heb begrepen dat er met de komst van de Nationale Politie ook veel discussie is over het functiehuis van de zedenrechercheurs. Ik heb begrepen dat hun functie wellicht wordt gedegradeerd. Ik heb twee mailberichten ontvangen uit verschillende uithoeken van het land, namelijk een mailbericht van een zedenrechercheur uit Haarlem en een van een zedenrechercheur uit Leeuwarden. Daarin geven ze aan dat het mogelijk is dat ze van functieschaal 8 naar functieschaal 7 gaan. Dat zou tot gevolg hebben dat het zware recherchewerk niet meer onder de rang van brigadier valt maar onder die van hoofdagent. Ik ben daarvan behoorlijk geschrokken en hoop dat dit ook geldt voor de minister. Hopelijk kan hij aangeven dat deze mails niet op waarheid berusten en kan hij deze mensen geruststellen. Ik stuur die anonieme mailberichten door naar de minister, opdat hij deze kan bestuderen en daarop misschien kan antwoorden.

Er wordt altijd heel veel gezegd over repressie en het opsporen en aanpakken van kinderporno, maar de preventie moet ook absoluut aan de orde komen. Dat onderwerp heb ik in de brief van de minister gemist. In het vorige AO over kinderporno hebben we het gehad over anonieme meldpunten waar mensen met pedofiele gevoelens bijvoorbeeld hulp kunnen aanvragen. Ik noem het Meldpunt Kinderporno en Stop it Now! Ik heb echter begrepen dat juist Stop it Now! waarmee mensen kunnen bellen, in financiële problemen zit. Ik hoop dat de minister aangeeft dat hij die problemen wil oplossen.

Ik kom op het voorstel dat vanmorgen de media heeft bereikt en dat, naar ik gehoord heb, op een grote Kamermeerderheid kan rekenen, waarmee ik natuurlijk heel blij ben. Dat voorstel houdt in dat mensen die veroordeeld worden voor het bezit of het downloaden van kinderpornografische afbeeldingen, standaard een schadevergoeding moeten storten in een schadefonds. Dat idee is niet alleen afkomstig van mij, maar ik heb daarover gesproken met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Corinne Dettmeijer. Zij heeft aangegeven dat zij daarvoor openstaat. Ik wil hierop graag een reactie van de minister. Het gaat dan met name om zaken waarvoor geldt dat het slachtoffer geen civiele procedure kan starten omdat op de afbeeldingen niet zichtbaar is wie het is en het dus anoniem is. Ook deze kinderen hebben namelijk geleden. Dit geld zou bijvoorbeeld het slachtofferfonds kunnen toekomen, maar ook het meldpunt waarover ik het net kort heb gehad, namelijk Stop it Now! Het doel is in ieder geval om zo veel mogelijk kinderpornozaken te voorkomen en zo veel mogelijk te doen aan opsporing van kinderporno. Ik zou dus heel graag een reactie van de minister willen op dit voorstel.

De heer Van der Steur (VVD): Als ik het goed begrijp, houdt het voorstel van mevrouw Kooiman een bijdrage in van daders aan een fonds. Dat klinkt de VVD uiteraard niet onsympathiek in de oren, maar een beetje lastig is dat er heel veel slachtoffers zijn van heel veel andere misdrijven die misschien even ingrijpend zijn, zo niet nog veel ingrijpender. Ik zou het een beetje moeilijk vinden om uit te leggen waarom we de slachtoffers van die misdrijven wel in de steek laten en vraag aan mevrouw Kooiman of zij dat herkent. Voor hen wil zij dit namelijk niet regelen. Zou het niet veel beter zijn om een generieke regeling te maken die inhoudt dat aan daders een bijdrage wordt gevraagd voor slachtoffers?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb het voorstel van de heer Van der Steur ook in de media voorbij zien komen. Daarover moest ik even nadenken. Ik heb ook begrepen dat er vrij veel wordt gediscussieerd over de vraag voor welke misdrijven je dat moet doen en voor welke niet. Ik sta niet onsympathiek tegenover het voorstel van de heer Van der Steur. Daarvoor sta ik echt open, maar ik vind het lastig om te bepalen voor welke delicten het wel zou moeten en voor welke niet. Zou je dat dan bijvoorbeeld ook voor een verkeersovertreding moeten doen? Ik dacht dus: laat ik in ieder geval een voorstel doen. Ten aanzien daarvan gaf de Nationaal Rapporteur Mensenhandel ook aan dat dit nu al mogelijk is, maar dat dit nauwelijks gebeurt. Daarop wilde ik de aandacht vestigen en ik heb begrepen dat ik de VVD aan mijn zijde heb, waarmee ik heel erg blij ben.

De heer Van der Steur (VVD): Ik begrijp dat mevrouw Dettmeijer in haar functie als Nationaal Rapporteur Mensenhandel niet vraagt om een fonds voor geweldslachtoffers, voor mensen die verkracht zijn of wat dan ook. Zij allen zijn echter slachtoffers en wij zouden het passend vinden als de daders een bijdrage leverden aan hun slachtofferhulp. Is mevrouw Kooiman het met mij eens dat het een goed idee is, de minister te vragen om de Kamer te rapporteren over een generieke regeling en dat hij aangeeft hoe hij denkt over het maken van de afweging die gemaakt moet worden, die zij net schetste? Bij het maken van die afweging kan ik mij namelijk heel veel voorstellen. Misschien is het een goed idee dat de minister daarbij datgene betrekt wat er in het buitenland al is. Ik noem een aantal landen waarin deze situatie zich al voordoet. Dat geldt voor een aantal staten in Amerika. Bij mijn weten hebben Duitsland, Engeland en België een regeling en Zweden heeft een regeling. Is mevrouw Kooiman het met mij eens dat het misschien goed is als de minister in kaart brengt hoe een dergelijke regeling eruit ziet, zodat we weten waarover we het hebben en dat we vervolgens komen met een generieke regeling voor die slachtoffers voor wie die volgens ons passend is?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben er altijd voor om dat soort zaken goed te onderzoeken en, na te gaan voor welke delicten die regeling wel zou moeten gelden en voor welke niet. Ik wilde dit voorstel echter vandaag doen omdat ik denk dat we daarmee niet moeten wachten. Het kan nu al en ik hoop dat de heer Van der Steur met mij eens is dat we daarvan dus gebruik moeten maken in geval van dit soort verschrikkelijke zaken. Natuurlijk ben ik heel erg benieuwd naar de uitwerking van zijn voorstel.

Ik kom op de ontsleutelplicht. Dat is een heel lastig onderwerp waarover de minister een uitgebreide brief naar de Kamer heeft gestuurd. Aan die plicht zitten volgens mij heel veel haken en ogen. Ik sta niet per definitie negatief tegenover het decryptiebevel maar ik heb wel een aantal vragen, met name met betrekking tot het bewijsprobleem: hoe weet je zeker dat iemand de digitale sleutel of het wachtwoord heeft? Er zijn ook technische problemen. Een risico van het voorstel is ook dat criminelen nog slimmere en technischere vernuftigheden gaan ontwikkelen. De minister wil dat dit middel ingezet wordt in geval van zware delicten, maar hij vermoedt ook dat met name kleine en minder slimme misdadigers worden gepakt en dat de zware criminelen buiten schot blijven. Waarom zou een verdachte meewerken als dit sowieso leidt tot een hogere straf? Zou hij dan niet zijn mond houden? En de onderliggende vraag is uiteraard of iemand wel moet meewerken aan zijn eigen veroordeling. Al die vragen werp ik alvast op omdat ik weet dat de minister bezig is met de voorbereiding van deze wet en ik hoop dat hij daar goed naar wil kijken. Ik hoop dat hij tegen die tijd, of misschien nu al, een tipje van de sluier wil oplichten en dat hij antwoord op die vragen kan geven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met het maken van een klein uitstapje, namelijk met het woord «kinderporno». Je hebt kinderspeelgoed, kinderkleren, kindereten en we noemen dit «kinderporno». Eigenlijk hebben we het over foto's van seksueel geweld tegen kinderen. Dat is een heel nare misdaad waarbij we ons allemaal ongemakkelijk voelen en die wordt dus vaak verdoezeld, weggestopt. Het is niet iets wat incidenteel voorkomt. Helaas komt seksueel geweld tegen kinderen veel te vaak voor. We hebben dat gezien in een hele set recente onderzoeken. Maar het begint met het zodanig benoemen van de zaak dat aangegeven wordt wat die daadwerkelijk inhoudt. Misschien is dat een te lange zin, maar ik vraag de minister en de ambtenaren om te benoemen waarover we het hebben. Porno voor volwassenen is gewoon toegestaan. Porno heeft misschien iets van een «haha»-, «nudge nudge»- of «wink wink»-connotatie, maar het is niet verboden. En kinderen zijn ook niet verboden. Die combinatie geeft echt iets verkeerds aan. Daar hebben we het niet over. We hebben het over foto's of video's van seksueel geweld tegen kinderen.

Tegen de heer Van der Steur zeg ik dat ik mij weinig misdrijven kan voorstellen, behalve het benemen van het leven van een kind, die nog ernstiger zijn dan deze misdrijven. Het is iets wat ongelooflijk lastig te bestrijden is. Net werd al gerefereerd aan het rapport van Corinne Dettmeijer, waarin zij schrijft dat het belangrijkste deel van de justitietaak is, het identificeren en ontzetten van de slachtoffers: de kinderen die gebruikt worden, die seksueel misbruikt worden voor het verkrijgen van dit fotomateriaal. Dat is echt prioriteit nummer 1. Evenals mijn buurvrouw ben ik heel benieuwd hoe dat wetsvoorstel eruit komt te zien, naar de aspecten die daarin zitten. Maar het achter die foto's aanjagen en het steeds verder in het internet duwen daarvan achter nog meer versleutelingen, heeft voor mijn fractie niet de eerste prioriteit. De eerste prioriteit zou echt moeten zijn, het ontzetten van die slachtoffers, ervoor zorgen dat er minder slachtoffers komen, alle verstandige hulp voor hun bieden die nodig is en natuurlijk het liefst de mensen pakken die dat beeldmateriaal maken in plaats van alleen de mensen die dat ergens diep op het internet verstoppen en doorsturen.

Ik geef ook een compliment voor het uitbreiden van het aantal rechercheurs. Wij hebben echter wel van het Meldpunt Kinderporno gehoord – men heeft het die naam gegeven – dat de werkvoorraad toeneemt, evenals het aantal meldingen. Klopt dat? Zo ja, hoe wil de minister daarop reageren? Dit meldpunt maakt zich zorgen over het voortbestaan van de anonieme hulplijn voor potentiële daders. Ik zei net al dat het voor GroenLinks het belangrijkst is dat niet meer kinderen slachtoffer worden. Dat moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Dat voorkom je ook door ervoor te zorgen dat datgene wat daders doen, niet escaleert en dat zij de mogelijkheid krijgen om te beginnen met het ontwikkelen van een gewetensfunctie die op termijn mogelijk leidt tot het stoppen. Als je de daders pakt, moet je ze zo streng mogelijk bestraffen. Je moet ze echter ook alle mogelijkheden geven om het misbruik te voorkomen. Elk kind dat daardoor niet dat vreselijke geweld behoeft te ondergaan, is er één meer. Klopt het dat het meldpunt die hulplijn voor potentiële daders misschien niet meer kan betalen? Is de minister bereid om eventueel samen met zijn collega van VWS, die hulplijn en dit soort hulptrajecten die tot doel hebben escalatie van dit foute gedrag te voorkomen, structureel te financieren? Hoe meer preventie, hoe beter het is.

Ik kom op het wetsvoorstel dat onder andere tot doel heeft om strenger op te treden tegen de cybercrimes, de digitale misdaden. Ik stel voor om daarover advies in te winnen bij onafhankelijke deskundigen. Die berichten zullen de minister ook bereikt hebben. Wat kan er met het EHRM en – mijn buurvrouw zei het al – druist het niet in tegen het beginsel dat je niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling? Antwoord op deze vragen zien wij graag bij het wetsvoorstel tegemoet. Dan kunnen we daarmee direct aan de gang.

Mijn andere punt is – GroenLinks heeft daarvoor al eerder aandacht gevraagd --kinderverkrachting in het buitenland. De minister heeft eerder op zijn «Opsteltiaans» – als ik dat zo mag zeggen – gezegd: we gaan het monitoren en er bovenop zitten. Dat zijn teksten die mij aanspreken, maar ik zou graag concreet horen hoeveel rechercheurs op internationale vervolging zitten. Hoeveel mensen zijn bezig met internationale samenwerking in Afrika en Azië? Werken wij ook mee aan het uitleveren van verdachten elders? Ik wil het dus echt concreter horen. Dat er aandacht is voor het uitdelen van de folders op Schiphol, delen we, maar wat is de follow-through?

De heer Van der Steur (VVD): De VVD-fractie ondersteunt het beleid dat de minister heeft ontvouwd ten aanzien van dat sekstoerisme volledig. Sekstoerisme is namelijk abject. Het is echter wel de primaire verantwoordelijkheid van de landen waar zich dat afspeelt, daaraan iets te doen op basis van hun eigen standpunten. Ik mag aannemen dat mevrouw Van Tongeren niet de bedoeling heeft om de Nederlandse politie de verantwoordelijkheden van de buitenlandse politie in al die landen te laten overnemen? Dat lijkt me namelijk wat overdreven. Hoe fijn we dat misschien ook zouden vinden, daarvoor hebben we zeker niet de capaciteit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben het ermee eens dat Nederland niet de wereldpolitiemacht kan worden. Dat moeten we ook niet willen. Maar ik vind dat het wel degelijk een rol van Nederland is om daaraan op een manier bij te dragen, bijvoorbeeld met het doorvoeren van verdachten, de internationale samenwerking, het rondkrijgen van bewijs of het trainen en opleiden van politie in die vakantielanden waar deze kinderverkrachting plaatsvindt. Daarbij zijn immers zeer zeker Nederlandse daders betrokken. Ik vind de opvatting dat we ons alleen bekommeren om seksueel geweld tegen kinderen dat zich binnen onze landsgrenzen afspeelt, te beperkt. Ik zeg daarmee overigens niet dat de heer Van der Steur dat gezegd heeft.

De heer Van der Steur (VVD): Wij hebben inmiddels, zeker in het afgelopen jaar – vermoedelijk weet mevrouw Van Tongeren dat ook – een aantal zeer succesvolle vervolgingen en berechtingen gezien van mensen die in het buitenland kinderen hebben misbruikt. Ik denk dus dat we wat dat betreft juist op de goede weg zitten, maar een feit blijft wel dat heel veel politie-aandacht in het buitenland niet uitgaat naar dit voor ons zo belangrijke onderwerp. Zeker in de ontwikkelde landen is de aandacht voor dit soort aspecten tot de spijt van de VVD-fractie zeer beperkt, maar het gaat wel te ver om die verantwoordelijkheid vervolgens naar ons toe te trekken. Ik vind wel dat we wat dat betreft helder moeten blijven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan zou de VVD-fractie er misschien ook bij de minister van Buitenlandse Zaken op kunnen aandringen dat, elke keer als er handelscontacten zijn, dit onderwerp echt hoog op de agenda wordt gezet om aan te geven dat Nederland het echt heel belangrijk vindt dat het betreffende land deze zaken zelf aanpakt. Wij hebben dit ook gewisseld bij de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie. We hebben het er toen over gehad dat er, behalve een aantal veroordelingen, enkele zaken door een journalist wiens naam ik op dat moment genoemd heb, naar voren zijn gebracht van mensen die moeiteloos heen en weer reizen van wie redelijkerwijs aannemelijk is dat zij zich aan dit soort misdrijven schuldig hebben gemaakt. Je zou minstens verwachten dat ook dan hetzelfde succesvolle onderzoek volgt en, indien blijkt dat er strafbare feiten gepleegd zijn, veroordeling. Dat hoop ik althans.

Voorzitter: Mevrouw Van Tongeren, u vervolgt uw betoog. Ik wijs u erop dat u bijna geen tijd meer hebt.

Mevrouw Van Tongeren: De vragen die ik aan de minister wilde stellen, heb ik gesteld.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Eigenlijk zou het niet nodig moeten zijn om over kinderporno te praten. Ik noem het trouwens wel kinderporno, want ik noem de beestjes liever bij de naam. Het is inderdaad seksueel misbruik van kinderen. We zouden willen dat deze afschuwelijke misdaad niet bestond. Ik vind het ook altijd heel prettig dat er in deze commissie geen politieke verschillen bestaan omdat we dit allemaal veroordelen, eenieder van ons wil dat kinderporno met alle mogelijke middelen verboden wordt en dat daders worden gestraft.

Ik ben ten opzichte van deze minister heel vaak constructief waar het kan en kritisch waar het moet, maar bij de aanpak van de kinderporno krijgt hij dit jaar van mij op de valreep complimenten. Ik vind namelijk echt dat hij van deze prioriteit heel goed werk maakt en ik ben ook weer heel blij met de voortgangsrapportage.

Graag dank ik de minister ook voor de toelichting op de uitvoering van de D66-motie over de wettelijke verankering van het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat zich natuurlijk ook bezighoudt met het bestrijden van kinderporno. De minister zag in eerste instantie niet de noodzaak van een wettelijke verankering. D66 zag die noodzaak wel. Het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel is een instituut dat je niet afhankelijk moet laten zijn van eventuele bezuinigingen of eventueel een ander kabinet. Daarom verheug ik mij erop dat Nederland een voortrekkersrol in de Europese Unie blijft vervullen, dankzij het voorstel van mijn partij voor wettelijke verankering van de onafhankelijke positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Er zit echter ook een «maar» aan, want volgens de minister krijgt de Nationaal Rapporteur Mensenhandel geen bijzondere wettelijke bevoegdheden toegekend voor het doen van onderzoek. Dat vind ik jammer, want het lijkt mij toch echt lastig om onderzoek te doen naar kinderporno als dit instituut elke keer toestemming van andere instellingen moet vragen voor de benodigde gegevens. We hebben gezien bij de commissie-Samson hoe moeilijk het was om inzage in dossiers te krijgen. Dat was echt een heel belangwekkend punt van die commissie. Hoe gaat de minister garanderen dat het werk van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel op het gebied van kinderporno niet belemmerd wordt door allerlei bureaucratie?

De overheid moet alles doen wat mogelijk is om kinderporno aan te pakken. Dat betekent niet alleen maar meer verdachten oppakken, die bij het OM aanleveren en meer zaken afhandelen, maar ook meer doen aan preventie. De twee voorgaande collega's hebben dat ook al aangekaart. Het delict moet, voor zover dat mogelijk is, voorkomen worden. In de brief van de minister zie ik veel maatregelen die te maken hebben met het einde van de pornografische keten. Dan is het misselijkmakende spul – vergeef me de woorden, maar dat vind ik echt – al geproduceerd. De focus wordt nu wel verschoven van de downloaders naar de kindermisbruikers en diegenen die het materiaal vervaardigen en verspreiden. Dat is goed, maar welke preventieve maatregelen gaat de minister inzetten om misbruik van kinderen in een eerdere fase aan te pakken? Het doel moet namelijk zijn dat er minder kinderen slachtoffer worden. Mijn beide collega's hebben al gezegd dat de Stichting Meldpunt Kinderporno op het internet ons een brief heeft gestuurd waaruit we dankbaar hebben geput. Daarin drukt zij haar zorg uit over het voortbestaan van de hulplijn voor potentiële daders: Stop it Now! De doelstelling van deze lijn is het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen en ik heb begrepen dat er sinds april van dit jaar meer dan 100 keer met de lijn is gebeld en dat er ongeveer 30 mensen in behandeling zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat een geweldige prestatie vind. Dat is echt heel succesvol. Dat lijkt me dan ook een goed voorbeeld van een preventieve maatregel. Ik vraag de minister dan ook of hij duidelijkheid kan geven over het voortbestaan van deze hulplijn, de huidige capaciteit en de mogelijkheden voor verruiming. Welke voorlichtingsmiddelen, publiekscampagnes en preventieberichten zijn nu beschikbaar en welke zouden nog kunnen worden ingezet?

Ik wil weten wat de huidige status is van de uitbreiding van de politiecapaciteit met betrekking tot de zeden. Er zouden nog 40 fte's worden ingevuld. Is dat gelukt? Met ingang van januari, als de Nationale Politie een feit is, zouden de politiemedewerkers eenduidige richtlijnen moeten krijgen voor het behandelen van de aangiftes.

Mijn fractie wacht het wetsvoorstel van de minister af dat tot doel heeft verdachten te verplichten, medewerking te verlenen aan het toegankelijk maken van gegevens op hun computer. Ook wij willen dat de daders worden gestraft, maar wel zonder dat de overheid de grenzen van de rechtsstatelijkheid overtreedt. Dat zeg ik alvast maar.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Vier jaar geleden, toen ik nog journaliste was, schreef ik een boek over kinderpornografie. In het kader van mijn onderzoek heb ik toen voor het eerst, en gelukkig ook voor het laatst, kinderporno bekeken. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik die beelden nooit meer van mijn netvlies heb gekregen. Ik zeg dan ook dat ik het diepste respect heb voor de rechercheurs die zich dag in, dag uit bezighouden met het bekijken van dit materiaal in een ultieme poging om zo veel mogelijk zaken op te lossen en kinderen te identificeren.

Ook namens de PvdA zeg ik dat we echt blij zijn met de tot nu toe getoonde inzet van de minister op dit dossier. We zijn heel positief over de gemaakte prestatieafspraken die inhouden dat eind 2014 ongeveer 25% meer verdachten van kinderpornografiezaken zal worden aangeleverd bij het Openbaar Ministerie. Wij zijn heel blij om te zien dat het kabinet dit probleem, net als het parlement, heel serieus neemt.

Ik stel toch een paar vragen, want we zien dat er zowel nationaal als internationaal nog wel werk te verrichten is. De PvdA vindt dat er meer aandacht moet komen voor de vervolging van Nederlandse kindersekstoeristen en de samenwerking met autoriteiten in landen waar ook Nederlanders kinderen seksueel misbruiken. In dat kader vraag ik de minister hoe hij denkt over de aanstelling van een Nederlandse politieadviseur in bijvoorbeeld de regio Zuidoost-Azië. We weten namelijk dat daar veel kindersekstoerisme voorkomt. Wij willen deze aanstelling met als doel de samenwerking tussen Nederland, de Nederlandse ambassades aldaar, de lokale autoriteiten en ngo's te versterken en zodoende actief bij te dragen aan het oplossen van dit probleem. Ik zie uit naar een reactie van de minister.

Ik vraag ook aandacht voor de speciale actiedagen die op de Nederlandse luchthaven Schiphol plaatsvinden waarbij vluchten vanuit landen die berucht zijn vanwege kindersekstoerisme, extra gecontroleerd worden door het team Jeugd en Zeden van de marechaussee. We weten dat passagiers met een bepaald risicoprofiel de kans lopen om gecontroleerd te worden – laptops en USB-sticks worden gecontroleerd – om zodoende te kijken of ze kinderpornografie meenemen uit het vakantieland waar ze zojuist waren. Ik ben benieuwd hoe vaak deze dagen in een jaar ingelast worden en of de minister ons iets kan zeggen over de tot nu toe behaalde resultaten in dat verband.

Tot slot zeg ik dat niet alleen de productie en de verspreiding van kinderporno strafbaar is, maar ook het bezit ervan. Ik begrijp van deskundigen die vanuit allerlei invalshoeken te maken hebben met de bezitters van kinderpornografie, dat het lang niet altijd gaat om daders met een pedofiele aard of om pedoseksuelen. Ik heb begrepen dat het ook om daders gaat die in het reële leven niet verlangen naar seks met kinderen maar die er op het internet wel naar kijken. De PvdA vindt dat deze daders zich zeer wel bewust moeten zijn van het feit dat zij, pedofiel of niet, de markt creëren waarop producenten en verspreiders van kinderporno inspelen. Elke keer als ze een film of een foto downloaden – daar ben ik heel stellig in – maken ze het kind opnieuw slachtoffer. Wij zouden in het kader van preventie heel graag zien dat dit type dader niet alleen een straf krijgt maar dat hij ook verplicht wordt om een behandelingstraject in te gaan waarin centraal zou moeten staan dat deze dader zich bewust wordt van de misdadigheid van zijn handelen en dat hij met het downloaden van het materiaal het kind opnieuw slachtoffer heeft gemaakt. De inzet zou moeten zijn, recidive voorkomen. Wordt voor dit type delict bijvoorbeeld al verplichte therapie als aanvulling van de straf door de rechter opgelegd?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel erg te spreken over het laatste voorstel van mevrouw Hilkens. Het is natuurlijk van belang om recidive te voorkomen. Dat geldt altijd, maar zeker in dat geval. Wat vindt zij van het voorstel om, in het geval dat er anonieme slachtoffers zijn en er heel veel schade is geleden – zij spreekt daar ook over – de daders een schadevergoeding op te leggen?

Mevrouw Hilkens (PvdA): Ik kan hierover alleen maar heel eerlijk zijn. Ik worstel daarmee en dat heeft met name te maken met het feit dat je – daarin is de PvdA altijd vrij stellig geweest – eigenlijk een nieuwe minimumstraf gaat opleggen voor een specifieke categorie slachtoffers. In die zin voel ik mee met collega Van der Steur dat je misschien zou moeten onderzoeken of je daarvan staand beleid kunt maken, want het lijkt mij gek om uitzonderingscategorieën in ons rechtssysteem te creëren. Dat zeg ik met bloedend hart, omdat wat mij betreft iedere vorm van boetedoening in dit geval gepast zou zijn. Het dilemma is dat – ik geef direct toe dat dit ook geldt voor dat behandeltraject – onze rechters al heel veel instrumenten hebben, bijvoorbeeld het instrument van de schadevergoeding en dat van het opleggen van een behandeling, maar dat we er weinig zicht op hebben hoe vaak zij tot gebruik daarvan in deze gevallen overgaan. Dat maakt het ook moeilijk om heel duidelijk voor jezelf te beslissen in welke richting je definitief wilt bewegen. Ik zit, met permissie, nog een beetje in een schaduwgebied en wacht graag de reactie van de minister af.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben daarin inderdaad wat stelliger, evenals een aantal fracties dat mij daarin steunt. Ik hoor in het antwoord van de PvdA-fractie dat zij op zich wel voelt voor dit voorstel. Het is iets wat al mogelijk is. Het gebeurt in plaats van therapie wel redelijk vaak maar als het gaat om anonieme slachtoffers, wordt eigenlijk geen schadevergoeding gegeven. Ik begrijp dus wel dat er een opening is en dat er goed naar gekeken moet worden. Klopt dat?

Mevrouw Hilkens (PvdA): Dat heeft mevrouw Kooiman heel goed begrepen.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Laat ik allereerst vaststellen dat twee van mijn collega's ware woorden hebben gesproken, allereerst mijn buurvrouw aan de rechterzijde, van de PvdA-fractie, op het moment dat zij haar respect uitsprak voor al die rechercheurs die met het opsporen van zowel downloaders als vervaardigers van kinderporno – dat ligt vaak in elkaars verlengde – bezig zijn. Ook ik heb tijdens mijn werkbezoeken in onder andere Hollands Midden en in Oost-Nederland met deze mensen gesproken en een flintertje gezien van waar het om gaat. Ik weet nog dat ik in een van de eerste AO's daarna bijna in huilen ben uitgebarsten omdat datgene wat ik gezien had bij mij weer naar boven kwam. En datgene wat ik gezien had, was, naar men mij verzekerde, nog helemaal niks. Ik vind het dan ook terecht dat we dat hebben uitgesproken.

Ook het compliment van D66 aan de minister is op zijn plaats. We hebben in de afgelopen 2,5 jaar waarin ik dit onderwerp behandel, heel veel aspecten aan de orde gehad, bijvoorbeeld het probleem van te weinig capaciteit. Dat is inmiddels, zo goed als het kan, opgelost. We hebben gesproken over de databank die nog niet helemaal landelijk was uitgerold en dat gebeurt nu wel. We zien dat er op een aantal grote terreinen echt stappen vooruit zijn gezet. Ik ben ook heel blij met de voorliggende voortgangsrapportage. Ik heb het gevoel dat we de goede kant opgaan. Dat wil niet zeggen dat dit een garantie is, maar ik vertrouw erop dat de minister daaraan zijn aandacht zal blijven geven en dat het dus niet een papieren werkelijkheid blijkt. Dat zou de ernst van deze misdrijven namelijk tekort doen.

Het doel is natuurlijk voorkomen dat kinderen worden misbruikt. Alle pijlen moeten dus gericht zijn op de vervaardigers van kinderporno. Ik blijf het overigens gewoon «kinderporno» noemen, omdat het een woord is dat iedereen in de samenleving begrijpt. Dat neemt niet weg dat mevrouw Van Tongeren gelijk heeft als zij zegt dat dit woord niet helemaal de lading dekt. Vervaardigers zijn per definitie ook misbruikers van kinderen. Er is een ander punt waarvoor ik altijd de aandacht zal blijven vragen en ik zal het hier ook nog een keer noemen: uit onderzoek is gebleken dat ook downloaders in een heel groot aantal gevallen misbruikers zijn of dat ze dat kunnen worden. Het is dus volkomen terecht dat eerder werd opgemerkt dat het rechercheonderzoek zich niet alleen moet beperken tot het vaststellen dat iemand een downloader is. Je moet ook daar omheen kijken en blijven kijken en je afvragen wat er verder nog is aan feiten die deze meneren of mevrouwen – meestal zijn het meneren – plegen. Het wetenschappelijk onderzoek laat heel duidelijk zien dat bijna een op de drie downloaders aangeeft – dat is zeker het geval als zij daarover zelf mogen verklaren – misbruiker te zijn, dat te zijn geweest of dat niet uit te sluiten is dat hij dat in de toekomst wordt. De jacht op die downloaders is dus nog steeds essentieel, omdat dat potentiële misbruikers zijn of het misschien al misbruikers zijn geweest.

Ik ben heel blij met de in de brief beschreven landelijke aanpak. Ik zal de elementen niet allemaal noemen. Naar mijn idee zijn we op dat punt op de goede weg. Natuurlijk maakt ook de VVD zich altijd zorgen over de werkvoorraad: het aantal plankzaken daalt, wat duidelijk te zien is in de rapportage, maar het zijn er nog steeds heel veel. Natuurlijk zijn er zaken die belangrijk zijn en zaken die dat in mindere mate zijn, maar we hebben aan de zaak Robert M gezien dat in ieder geval op dat moment het juiste signaal op de juiste manier werd afgegeven en dat dit op de juiste schaal werd opgepakt. Ik zou heel graag zien dat de kans dat we een dergelijk signaal missen, zo klein mogelijk wordt en dat kunnen we bewerkstelligen door zo min mogelijk plankzaken te hebben. Ik vraag de minister om daaraan nog enig woord te wijden.

Ik ben heel blij met de pilot die gedaan is ten aanzien van het filteren van de uploads. Natuurlijk kan dat alleen ten aanzien van bekende kinderpornoplaatjes, maar ook daar zijn er miljoenen van op het internet dus dat heeft in ieder geval enig effect. Ik zou graag van de minister vernemen hoe hij aankijkt tegen de gedachte van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat het passend zou zijn als bedrijven die op en rondom het internet actief zijn op de een of andere manier bijdragen aan voorkoming van verspreiding van kinderporno. Er is in Amerika een succesvol voorbeeld van de Financial Coalition Against Child Pornography, een samenwerkingsverband van onder andere creditcardmaatschappijen en banken die betalingen van dubieuze bronnen vrijwillig meedelen aan justitie en politie. Natuurlijk zitten daaraan privacyaspecten vast, maar ik vraag de minister of hij bereid is om ook in die richting – we hebben al zoiets in Europa, maar dat gaat veel minder ver – verder te kijken.

Ten aanzien van encryptie delen wij het uitgangspunt van de minister dat het niet zo kan zijn dat je, als je je onttrekt aan het verstrekken van ontsleuteling van je computers, je aan strafvervolging kunt onttrekken of, erger nog, dat je bestaand misbruik niet kenbaar maakt aan de opsporingsinstanties. Het is echter wel een heel lastig concept. Wij zien er dan ook naar uit om, mede vanuit het oogpunt van privacybescherming, het debat met de minister ten volle te voeren op het moment dat het onderwerp actueel wordt.

Ik heb al gezegd dat die databanken ontzettend belangrijk zijn. Ik vraag nogmaals de aandacht – dat heb ik heel goed geleerd tijdens mijn bezoeken aan Oost-Nederland – voor het feit dat het niet alleen gaat om de databank met kinderpornoplaatjes zelf maar dat het vooral gaat om de databank met niet-kinderpornoplaatjes. Je praat in feite over twee databanken die van belang zijn. Die zorgen ervoor dat de rechercheurs zo min mogelijk onnodig werk behoeven te doen. Ik weet dat de minister daarvan doordrongen is, maar ik hecht eraan om hier nogmaals te zeggen dat ook de aandacht voor die tweede databank met de vastgestelde niet-kinderpornoplaatjes niet mag verslappen en dat ook die in Europees verband en wat mij betreft in de toekomst ook in internationaal verband zou moeten worden uitgezet.

Ik kom op de slachtoffers. Vanwege de tijd zal ik daarover kort zijn. Ik heb al gezegd dat daders een bijdrage zouden moeten leveren aan de schade die slachtoffers hebben opgelopen, ook als we niet weten wie die slachtoffers zijn. Denk aan de anonieme slachtoffers. Ik zou het echter raar vinden als we dat alleen regelden voor anonieme slachtoffers van kinderporno. Ik vind dat we dat moeten regelen voor alle slachtoffers, ook voor mensen van wie later blijkt dat zij anoniem slachtoffer zijn van een ander misdrijf. Ik vind dan ook dat we de minister moeten vragen – als ik goed geluisterd heb, hoorde ik al dat er instemming is van de PvdA-fractie en zeker bij mevrouw Kooiman van de SP-fractie – in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn, hoe het in het buitenland gaat en met een voorstel te komen voor de manier waarop een en ander in Nederland zou kunnen worden ingevoerd.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister.

Minister Opstelten: Dank u, voorzitter. We raken goed op elkaar ingespeeld. We hebben afgesproken dat u mij op de vingers tikt als het sneller moet.

Ik dank de afgevaardigden voor hun bijdragen. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Berndsen dat dit een onderwerp is waarover geen politiek verschil van mening bestaat. Zo voel ik dat ook: het is geen kwestie van politiek bedrijven, ook niet met het kabinet. U kunt mij natuurlijk houden aan wat ik zeg en als ik te weinig doe, moet u mij daarop vooral aanspreken. Ik weet dat het totaal niet nodig is om dat te zeggen, tegen u zeker niet, maar ten aanzien van dit onderwerp geldt dat de wil er bij iedereen is en dat de ambitie op dezelfde doelen is gericht. Dat merk ik ook op in uw bijdragen. Dank daarvoor. Op deze wijze kom je namelijk tot het doen van zaken, ga je op een gegeven moment vorderingen maken en zie je die ook. Ik dank u voor de opmerkingen in die richting. Dat die gemaakt zijn, is ook goed voor de mensen die het werk doen.

Ik ben het totaal met u eens, heb een en ander in mijn vele werkbezoeken natuurlijk ook gemerkt en ben daardoor eveneens zeer geschokt. Ik heb dan ook ongelooflijk veel respect voor de rechercheurs en de mensen van het OM die daadwerkelijk met deze problematiek te maken hebben. Ook op aansturing van deze commissie – dat moet ik wel eerlijk zeggen – heb ik in 2011 de stormbal gehesen omdat we het gevoel hadden – ik kwam ook tot die conclusie – dat we met elkaar niet op de goede weg zaten. We kozen ervoor om de zaken aan te pakken die aangepakt moesten worden. Dat is gebeurd. Ik zal niet herhalen wat we allemaal hebben gedaan, want dat staat in de brief maar ik complimenteer de mensen in het land hiermee. We zijn tot een forse uitbreiding gekomen. Daarop kom ik later in mijn betoog terug in antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen. In het veld zagen we daardoor ook een soort nieuw optimisme ontstaan in de zin van: we gaan de goede kant uit, we zullen het probleem aanpakken. Merkbaar was ook dat gedacht werd: ga ons niet te veel storen met weer allerlei veranderingen, maar laat ons het werk even doen. Toen ik het startsein mocht geven en men eigenlijk een beetje op sterkte was, heb ik een en ander wel als heel positief ervaren.

Mevrouw Kooiman sprak over de positie van de loonschalen 7 en 8. Ik wil een en ander niet bagatelliseren, maar neem mij niet kwalijk dat ik niet ga treden in de positie van de korpschef die nog moet komen. Hij gaat op 1 januari van start. Vandaar dat hij in interviews gewoon in burger verschijnt. Vanaf 1 januari zal hij echter in pak verschijnen. Ik zeg wel dat mevrouw Kooiman goed is geïnformeerd en ontken niet dat er iets is met de schalen 7 en 8. Het zijn natuurlijk ook overgangsposities. In het afgesproken functiehuis zal een en ander door de korpschef beoordeeld worden. Wat dat betreft wacht ik de uitkomst af. Ik kan daarover dus geen uitspraken doen, maar ik kan wat dat betreft slechts verwijzen naar het functiehuis.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik zou wel graag van de minister horen dat hij in ieder geval wil inzetten op het voorkomen dat deze mensen er in salaris op achteruit gaan. Het werk dat zij doen is immers zo ontzettend zwaar en heftig.

Minister Opstelten: Er gaat niemand in salaris op achteruit. Dat gebeurt sowieso niet in de functiewaardering. Bij de overgang van het ene stelsel naar het andere, gaat niemand er dus in salaris op achteruit. Het gaat natuurlijk om de mensen die erbij komen, die dus nieuw zijn. Op een gegeven moment moet je op zakelijke wijze in een nieuw functiehuis de functies waarderen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben in ieder geval blij met die toezegging van de minister. Ik hoop echter wel dat hij zich er hard voor maakt dat mensen niet in functie gedegradeerd worden. Het is immers vrij heftig om in functie en schaal achteruit te gaan. Als de minister dat met de Nationale Politie gaat bekijken, hoop ik dus dat hij zich er hard voor gaat maken dat dit niet gebeurt.

Minister Opstelten: Ik doe geen enkele uitspraak in die zin dat ik mij er hard voor ga maken of niet. Ik voer datgene uit wat wij hebben afgesproken met onder andere de politiebonden in het kader van het nationaal functiehuis, maar niemand zal erop achteruit gaan. Dat is duidelijk.

Er is door verschillende woordvoerders gesproken over het meldpunt kinderporno Stop it Now! en gevraagd om iets te doen. Ik wil niet verwijzen naar collega's van andere departementen, maar ik moet dat nu toch doen. Dit is namelijk een verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van VWS. Ik weet dat vanaf het begin helder is geweest dat dit louter een project was om op te starten. VWS heeft aangegeven dat de hulplijn daarna moet terugvallen op andere financiële bronnen. VWS beziet nu wat er moet gebeuren met een nieuwe aanvraag voor een vervolgsubsidie. Tevens wordt gekeken of er vanuit de Taskforce kindermishandeling mogelijkheden zijn. Ik doel op de commissie die de burgemeester van Amsterdam op ons verzoek voorzit. Er zijn dus twee gremia waar voortzetting van de financiering nu al wordt bezien en ik zal met VWS in gesprek gaan om dit succes voort te zetten. We gaan datgene wat met betrekking tot dit thema goed loopt, immers niet afbreken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben heel blij met de inspanning die de minister hierop wil plegen. Is het mogelijk om ons op de hoogte te houden van de voortgang en om ons zeker te melden als het niet lukt? Anders moeten wij alle stukken van VWS «volgen». Mocht het ergens sneuvelen, dan zouden wij graag nog wat harder aan de bel trekken.

Minister Opstelten: Ik begrijp uw positie. Ik wil u, als daartoe aanleiding is, graag in positie brengen. Ik zal met de staatssecretaris van VWS opnemen dat u bericht krijgt over hoe wij dit gaan doen, wat de beoordeling is en wat de beslissing wordt.

Mevrouw Kooiman en anderen hebben gesproken over een schadefonds voor slachtoffers kinderpornografie. Het onderwerp «schadefonds» is bij de staatssecretaris Van Veiligheid en Justitie belegd. Dat weet u. Dat neemt niet weg dat ik daarover wel iets kan zeggen. De staatssecretaris is hiermee op dit moment natuurlijk actief bezig. Ik ben het eens met datgene wat mevrouw Kooiman heeft gezegd en eveneens met de woorden van de heer Van der Steur en die van mevrouw Hilkens daarover en probeer iets gemeenschappelijks te doen, al zullen daarmee op korte termijn geen succesjes worden behaald. Datgene wat mevrouw Berndsen zei over het verbinden, betrek ik er ook bij. Ik vind wel dat je heel goed moet afwegen of je heel specifiek de slachtoffers van seksueel misbruik van kinderen – datgene wat er gebeurd is, is heel erg – apart moet zetten of dat je het beeld van de heer Van der Steur erbij betrekt van het verbreden. Het lijkt mij goed om aan ons te vragen, met name aan de staatssecretaris, mevrouw Hilkens te helpen om geen dilemma meer te hebben door de argumenten pro en contra specifiek aan te geven, ook internationaal. Dit, om vervolgens met elkaar een goede afweging te kunnen maken en te kunnen zeggen: dit is de klap die we nu gaan uitdelen.

Ik wil hieraan ook urgentie geven. Hoe gaat het leven van staatssecretaris Teeven en mij? Wij lezen de krant en bellen elkaar. Wij belden dus ook even hierover. In maart aanstaande zal de staatssecretaris met iets concreets hierover komen. Dat is dus niet in het voorjaar, maar aan het begin daarvan. Ik hoop dat u de verbinding herkent die ik in dit debat probeer te zoeken. Ik vind het een sympathiek idee en ben mevrouw Kooiman, de heer Van der Steur en mevrouw Hilkens dankbaar. Laatstgenoemde schetste haar politieke dilemma's en betrok daarbij ook haar persoonlijke invalshoek. Als we dat doorzetten, zou dat een belangrijke ontwikkeling zijn.

De heer Van der Steur vroeg in dit verband hoe moet worden omgegaan met anonieme slachtoffers in relatie tot het schadefonds. Overeenkomstig zijn vraag, zal ik mijn mensen verzoeken om ook in dat verband naar buitenlandse fondsen te kijken.

Ik kom op het punt dat we al met de Kamer besproken hebben, maar daarbij was niet iedereen aanwezig. Ik doel op de decryptie en encryptie. In het debat over cybercrime hebben we dat aan de orde gehad in het kader van een aantal andere wetsvoorstellen met betrekking tot de strafwetgeving en de strafvordering. Daarop is veel kritiek, maar er is ook veel steun voor. Dat zijn de mooiste posities voor een bewindspersoon, omdat dan niet vanzelfsprekend is wat er gaat gebeuren. Ik heb gezegd dat ik vind dat er iets moet gebeuren en ten aanzien van dit voorstel kan ik zeggen dat ik daar behoorlijk stevig in zit. In het genoemde debat heb ik al gezegd dat ik hierbij extern deskundigen zal betrekken. Dat hebben we met betrekking tot dit voorstel trouwens al gedaan. In een dergelijk overleg kwam er een initiatief van de Kamer. Ik heb nog in herinnering dat mevrouw Van Toorenburg dat vroeg en dat ik na enige aarzeling zei dat ik een en ander wel wilde uitzoeken. We hebben een en ander toen internationaal bekeken in het Verenigd Koninkrijk. Daarna lieten we universitair onderzoek doen. De deskundige heeft gezegd dat het kan en dat het EVRM-proof is, mits specifieke waarborgen in acht worden genomen. Ik zal daar nogmaals goed naar kijken. Het wetsvoorstel zal in consultatie gaan en vervolgens komt het bij u.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Er zat inderdaad een buitengewoon uitvoerige brief met een aantal opties bij de stukken, maar daarin las ik ook dat de minister het niet alleen had over kinderpornografie maar eveneens over terrorisme. Ik geef de minister mee om het te beperken tot kinderporno. Dat maakt het wellicht toch wat gemakkelijker om juist die uitzonderingspositie te kunnen waarborgen. Het grijpt immers ongelooflijk diep in. Er zitten allerlei privacykanten aan vast. Als het om zo'n ernstig misdrijf gaat, kijk ik er toch op een andere manier naar – dat geef ik alvast maar mee – dan in het geval dat de minister het breder trekt.

Minister Opstelten: Ik ken de gedachten van uw fractie daarover, maar ik liet het er niet voor niets in zetten. Dat deed ik mede op grond van adviezen van buiten. Duidelijk zal zijn dat ik niet over één nacht ijs ga, maar het staat dus niet voor niets in de brief. Laten we dit debat niet hiermee verbreden. Ik heb het signaal van mevrouw Berndsen en haar fractie goed begrepen.

Ik kom op de preventieve aanpak. Ik heb al over Stop it Now! gesproken en verwijs naar de taskforce die breed is samengesteld onder leiding van Eberhard van der Laan. Natuurlijk is voorkomen heel belangrijk. Ik denk dat we dat heel goed zien. We zullen zo concreet mogelijke voorstellen doen of acties ondernemen.

Over het wetsvoorstel met betrekking tot de cybercrime heb ik het nodige gezegd. Dat betreft meer strafrecht en strafvordering. De zwaarste deskundigen zitten daar aan boord. Ik ben zeer op ze gesteld, ondanks het feit dat ze daar scherp tegen zijn. Dat verscherpt in ieder geval mijn standpunt. U hoeft zich er geen zorgen over te maken dat de onafhankelijk adviseur zich niet meldt als hij niet wordt gevraagd. Dat is bij de cybercrime en ten aanzien van een thema dat de privacy raakt, wel degelijk het geval.

Ik kom op het kindersekstoerisme. Ik verwijs mevrouw Van Tongeren ook naar de begrotingsbehandeling. In dat debat heb ik datgene toegezegd wat zij daarna nog per motie heeft gevraagd. Als ik mij goed herinner is de motie niet aangenomen, maar ik zal ondanks dat doen wat daarin staat. Dat had ik immers al toegezegd. We zullen daar in alle scherpte naar blijven kijken. Momenteel wordt gewerkt aan een criminaliteitsbeeldanalyse: waar hebben we het feitelijk over? Op basis van de uitkomst daarvan zal ik bezien wat we internationaal kunnen doen aan de aanpak van kindersekstoerisme. Ik denk dat het wat dat betreft niet altijd gemakkelijk is om heel precies aan te geven hoeveel politiefunctionarissen we hebben die zich met de opsporing van kindersekstoerisme bezighouden. U weet dat er 150 fte’s bij de politie zich bezighouden met kinderporno en -sekstoerisme. Daarnaast hebben we wereldwijd 20 liaison officers in verschillende landen. Zij houden zich bezig met zaken in die landen die gaan over seksueel misbruik van lokale kinderen door Nederlanders. Verder hebben we 9 liaison officers van de KMar.

Gevraagd is hoeveel zaken op het gebied van kindersekstoerisme er in het buitenland zijn met Nederlandse daders. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dit niet precies weet. Ik vind ook dat ik hiervan meer moet weten. Die mening had ik al voordat die vraag werd gesteld. Daarom gaan we die criminaliteitsbeeldanalyse maken. Die is nog nooit gemaakt, maar op grond van de discussies met deze commissie is die inzet gepleegd. Er zijn momenteel wel 35 meldingen in behandeling bij de politie die nader onderzoek waardig zijn. Er zijn dus voldoende aanknopingspunten voor opsporingsonderzoek. Dit is een zwaar punt voor iedereen die met gezond verstand opereert. Daarbij worden dan ook, als dat nodig is, de collega's van onder andere Buitenlandse Zaken, ambassades enzovoorts betrokken.

Mevrouw Hilkens vroeg naar die specifieke liaison officers. Ten aanzien daarvan merk ik op dat er in die landen waarop zij doelt, politiemensen bij de ambassades zijn die al dat werk doen. Zij zijn ook ongelooflijk goed. Ik denk dat het niet nodig is om daar nog meer inzet te plegen of dat op een andere manier te doen. We blijven een en ander natuurlijk volgen. Elke zaak krijgt enorm veel aandacht en als dat nodig is, krijgt die dat ook op ministerieel niveau. Dat is absoluut het geval, omdat dit zo belangrijk is. Soms gaat dat razendsnel, maar nu en dan is het heel moeilijk om met politieautoriteiten van andere landen te werken. Daar gaan wij immers niet over en dat willen wij ook niet. Dat is mijn antwoord op de vraag van mevrouw Hilkens. Ik weet niet of zij op dit moment met mijn antwoord genoegen neemt.

De voorzitter: Nee, ze gaat toch een vraag stellen als u dat niet erg vindt.

Minister Opstelten: Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg!

Mevrouw Hilkens (PvdA): We hebben ooit commissaris Hessing gehad die in de ambassade te Parijs werd gestationeerd met de expliciete taak om zich daar bezig te houden met drugs.

Minister Opstelten: Ja, ik weet er alles van.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Precies. Daaraan denkend, kwamen we op dit idee. Ik hoor en begrijp wat de minister zegt en ben er ook van op de hoogte dat dit soort functionarissen al in ambassades werkzaam is, maar we zagen recent een geval voorbij komen – ik heb daarover meerdere keren schriftelijke vragen ingediend, evenals collega Arib – van een dader die in Nederland al veroordeeld was voor seksueel misbruik van kinderen. In Cambodja liep hij tegen de lamp. Hij heeft kinderen drie jaar lang in ernstige mate misbruikt en er is van alles misgegaan – lees ook de rapporten van Terre des Hommes daarover – in de onderlinge informatie-uitwisseling. De autoriteiten aldaar waren dus niet op de hoogte van zijn eerdere veroordeling in Nederland. Er leek nog meer mis te gaan, namelijk dat de getuigen omgekocht werden et cetera. Ik kan mij dan ook voorstellen dat zo'n functionaris, die er al zit, in ieder geval expliciet deze portefeuille krijgt toebedeeld met als doel om coördinatie van informatiestromen tussen de verschillende instellingen te verbeteren die zich met dergelijke zaken bezighouden.

Minister Opstelten: Dat moge helder zijn. Ik weet precies op welke zaak u doelt. Zowel de ambassadeur als de liaison officer heeft de taak om dat te doen. Beiden hebben ook de capaciteit en de kwaliteit om dat te kunnen doen. Dat doe je er niet zomaar even bij. Mocht het op een gegeven moment niet lopen zoals het moet lopen, dan hebben mijn collega van Buitenlandse Zaken en ik daarover contact, evenals beide departementen. Een dergelijke zaak wordt dus ook vanuit Den Haag gevolgd. Dat gebeurt natuurlijk op basis van de gegevens die we van hun krijgen. Ik kan die zaak met mevrouw Hilkens doorlopen, maar zij kent die precies. Dat bemerk ik ook en dat is prettig. Wij zullen ervoor zorgen dat die mensen duidelijk in positie blijven. Daarbij helpt natuurlijk dat de Kamer daarop sterk aandringt, want dan rapporteren wij dat aan deze mensen. Zij vinden het plezierig dat ze de steun van de Kamer krijgen en dat er verwachtingen zijn omtrent hun resultaten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben blij om te zien dat de motie – helaas stemde ook de PvdA daartegen – op deze manier toch uitgevoerd wordt. Met betrekking tot handelsmissies wordt terecht gezegd dat een en ander lokaal goed onder de aandacht moet worden gebracht. Wil de minister met zijn collega opnemen dat dit ook een onderwerp is dat wij vaker of standaard aan de orde stellen als we op handelsmissie zijn of in geval van contracten. Ik doel dan op de vraag wat het betreffende land doet om kinderverkrachting te voorkomen met mensen uit ons land. De vraag is dus hoe je dat punt daar hoger op de politieke agenda krijgt en wat wij daaraan doen. Hoeveel van die twintig 20 liaisons officers zijn gevestigd in landen waar we te maken hebben met kinderverkrachting in de vakantie? Hebben zij het gehele palet onder hun hoede, of zitten zij daar alleen voor kinderverkrachting?

Minister Opstelten: In antwoord op de laatste vraag zeg ik dat ze meer gezag hebben ten opzichte van de andere autoriteiten in het betreffende land. Ze hebben het gehele palet onder hun hoede en ze zijn ook heel goed geëquipeerd op dit terrein.

In antwoord op de eerste vraag zeg ik dat een en ander altijd per land specifiek moet worden afgewogen op grond van goed advies van de ambassadeur, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Buitenlandse Handel of die voor Ontwikkelingssamenwerking. Laat ik daar niet in treden. Afgewogen moet worden of je dat wel doet of niet. In de ene situatie is het heel onverstandig om dat te doen omdat het juist averechts werkt voor de slachtoffers of voor het vinden en veroordelen van de daders en in een ander geval moet dat wel gebeuren. Als er aanleiding is om te interveniëren, doen wij dat. Ik denk dat dit het belangrijkste is. We doen dat dan ook rechtstreeks, als dat mogelijk is. Dat hoort ook zo te zijn als je iets dergelijks met elkaar als prioriteit vaststelt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister begon zijn betoog met de opmerking dat dit misschien wel de ergste misdaad is die de mensheid kent. Alleen iemand van zijn leven beroven is nog erger. Ik hoor vervolgens echter dat moet worden afgewogen of het in handelsmissies aan de orde dient te komen. Ik vraag de minister ... Anders kan ik daarover misschien samen met de PvdA een motie opstellen. Als je zegt dat er in die landen zelf te weinig aandacht aan dit onderwerp wordt besteed – mijnheer Van der Steur vroeg mij daarnaar en ik kan mij daar van alles bij voorstellen – dan is het toch logisch dat Nederland daarvoor aandacht vraagt, nu het zegt dat dit zo'n vreselijke misdaad is? Het is dan toch logisch dat we een en ander niet uitsluitend van onze economische belangen laten afhangen?

Met betrekking tot de liaisons officers merk ik op dat ik begrijp dat ze het kunnen, maar ik vraag mij af of ze voornamelijk aan de drugskant zitten, of dat zij echt een flink gedeelte van hun tijd op dit soort zaken zitten. Het maakt nogal wat uit waar volgens de minister de focus op moet komen te liggen. Ze kunnen immers maar één ding tegelijk.

Minister Opstelten: Zeker, maar daarom hebben ze in zo'n land ook gezag. Het hangt van het land af waar een en ander zich afspeelt. Wij hebben niet in alle bronlanden een liaison officer. Maar liaison officers zijn voor meerdere landen geaccrediteerd, wat logisch is. Zij zijn dan ook specialisten, ook op dit terrein. Internationaal zijn wij op dit terrein voorloper. Geef die mensen alstublieft een steun in de rug, want zij doen hun werk meer dan voortreffelijk. Het punt is – ik denk dat datgene wat mevrouw Van Tongeren vraagt, precies datgene is wat ik zeg – dat het maatwerk is. Je kunt niet generaliseren. De vraag is of je bij handelsdelegaties altijd die opmerking moet maken. Naar mijn idee moet je dat afwegen. Als ik minister van Buitenlandse Zaken was, zou ik dat in ieder geval altijd doen. Als het nodig is, doe je dat absoluut, maar dat doe je niet alleen in missies. Je doet dat ook als je hier zit of anderszins. Als wij zeggen dat wij interveniëren in het geval dat dit nodig is, doen wij dat. Wij maken wat dat betreft een eigen afweging en worden daartoe ook aangezet door ambassadeurs of liaison officers. Ook tijdens werkbezoeken worden wij daartoe aangezet die uitsluitend bedoeld zijn om – dat gebeurt ook – dit terrein daar eens te zien en verdere contacten te leggen. Het hoeft niet altijd publiekelijk te gebeuren, want dat is niet steeds succesvol. Ik beschouw dat dan ook als steun voor onze actie.

Gevraagd is hoe vaak er actiedagen op Schiphol zijn en welk resultaat dat heeft opgeleverd. Dit jaar is dat een paar keer gebeurd. Op 25 januari is er samen met andere Europese landen een internationale actiedag geweest, gecoördineerd door Europol. Het resultaat heb ik nu niet paraat. Indien gewenst, neem ik informatie daarover op in de volgende voortgangsbrief. Deze actie zal worden geëvalueerd en daarover zal ook informatie verschijnen in de voortgangsbrief.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Er is dus dit jaar één specifieke actie geweest op de luchthaven Schiphol?

Minister Opstelten: Ja.

Mevrouw Hilkens (PvdA): En van die ene actie zijn de resultaten nu niet bekend?

Minister Opstelten: Ik heb gezegd dat er een internationale actie is geweest, maar er zijn meerdere actiedagen geweest en de evaluatie vindt in maart plaats. Ik weet niet uit mijn hoofd of er nog meer actiedagen zullen komen. Ik ben op een actiedag aanwezig geweest. In maart wordt er dus geëvalueerd om te weten te komen wat de resultaten zijn, hoeveel meldingen er zijn geweest, van wie die meldingen waren en wat daarmee is gedaan. Dan zal duidelijk zijn of een en ander succesvol is of niet. De Kamer wil daarover geïnformeerd worden. Mag dat ook in die voortgangsbrief gebeuren?

Mevrouw Hilkens (PvdA): Ja.

Minister Opstelten: Akkoord. Ik beantwoord nu de specifieke vraag van mevrouw Berndsen over de capaciteit. De werving van in totaliteit 110 fte's voor regionale eenheden is afgerond.

De landelijke eenheid moet nog enkele van de 40 fte's opvullen. 7 fte's zitten nog in de procedure. De weerbaarheidstest – het doen daarvan werd door de Kamer ook van belang geacht – moet nog plaatsvinden, evenals een assessment. Instroom van deze 7 fte's volgt in de eerste maanden van 2013. Vanuit de reguliere recherchecapaciteit worden momenteel 2 fte's aangevuld en er zal nog worden geworven voor 1 fte. U ziet dat ik mij op gedetailleerde wijze met de Nationale Politie bezighoud. In januari zal 1 fte worden geworven. Het landelijk team heeft nu 32 vaste fte's, 2 tijdelijke fte's, 7 zijn er in procedure en 1 zal er dus nog worden geworven.

Mevrouw Hilkens vroeg naar de kinderpornokijkers. Ik heb iets in de brief geschreven over de INDiGO-aanpak. Ik vind dat echt een goed voorbeeld daarvan. Die aanpak bestaat uit twee afdoeningswijzen die buiten de reeds bestaande afdoeningsmodaliteiten een extra mogelijkheid biedt tot het leveren van maatwerk en het doen van recht aan de ernst van de zaak en de persoon van de verdachte in de omstandigheden van het specifieke geval. Deze aanpak omvat twee zaken. In de eerste plaats zal er door het Openbaar Ministerie en INDiGObrief worden gestuurd aan de houder van het betreffende adres of de creditcard. Die brief zal tijdens een gesprek met de politie thuis worden uitgereikt. Het OM biedt de verdachte de mogelijkheid om strafrechtelijke vervolging te voorkomen. Het al dan niet akkoord gaan hiermee was een dilemma voor mij, maar ik heb dat gedaan. Dit gebeurt in de vorm van een voorwaardelijk sepot met een proeftijd van 2 jaar, onder andere onder de voorwaarde, zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering en het ondergaan van een behandeling bij bijvoorbeeld een forensische ggz-instelling. Dat werkt. Ik heb aan die instelling een werkbezoek gebracht en was daarvan erg onder de indruk, ook van de presentaties aldaar. Ik heb de commissie toen aangeboden om dat voor haar te organiseren. Er komt nog een werkbezoek voor de Kamerleden. Dat verzoek bleef liggen, maar er wordt opnieuw een voorstel gedaan. Ik kan zeggen dat het niet mogelijk is om een eensluidend en concreet antwoord te geven op de vraag. Er zijn namelijk verschillende vormen van behandeling. Ik vind het INDiGO-project, zoals gezegd, wel een goed voorbeeld daarvan. Het varieert van tbs, behandeling in de gevangenis, behandeling in een penitentiair psychologisch centrum tot ambulante behandeling in een ggz-instelling. Ik verzoek mijn mensen dit verder te bekijken, dit onderwerp zo mogelijk mee te nemen in het volgende voortgangsbericht en een en ander ook te concretiseren.

Ik kom op de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Er moet geen sprake zijn van belemmeringen in individueel onderzoek. Mevrouw Dettmeijer heeft namelijk een onafhankelijke onderzoeks- en rapporteursfunctie ten aanzien van het gehele beleid en dus niet ten aanzien van concrete zaken. Ik heb altijd gezegd dat een en ander niet in de wet behoeft te worden vastgelegd, omdat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel kan doen wat ze wil. Zij maakt gebruik van haar niet omstreden gezagspositie en doet dat op basis van haar inhoudelijke kennis en vaardigheid, wetende welk belang de Kamer en het kabinet aan haar werk hechten. Ik stuur haar rapporten met een advies aan de Kamer en vervolgens bespreekt laatstgenoemde die. Ik zie niet in dat het werk van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel met wettelijke vastlegging aan kracht wint. Mochten er problemen komen, dan zullen we die met haar oplossen. Zij moet namelijk haar gang kunnen gaan en ik zal daarop persoonlijk toezien. Voordat zij een rapport uitbrengt, wil ik nooit weten wat daarin staat. Mevrouw Berndsen komt daarop terug, wat ik ook mocht verwachten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Natuurlijk. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel wordt gemachtigd om inzage te krijgen in politiedossiers en dossiers van het Openbaar Ministerie. Er wordt echter gewerkt aan het maken van nadere afspraken met de sector jeugdzorg. Dat is precies mijn punt van zorg. De commissie-Samson heeft namelijk in haar eindrapportage aangegeven dat zich daar de grootste problemen voordoen. Daarbij komt dat die afspraken niet dwingend kunnen worden opgelegd. Natuurlijk heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel gezag en zal dat niet overal een belemmering zijn, maar ik denk toch dat het goed is om te bezien of op de een of andere manier een aantal bevoegdheden wettelijk kan worden vastgelegd, opdat zij ook wettelijk gezien autoriteit heeft om inzage te krijgen in die dossiers.

Minister Opstelten: Ik begrijp het. Ik liet mij daarom ook door de Kamer, inclusief mevrouw Berndsen, overtuigen van het feit dat zij een in de wet vastgelegde functie moet krijgen. Dat moet ook inhouden dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel haar gang kan gaan op de noodzakelijk geachte wijze. In het aankomende wetsvoorstel zullen wij daarmee dan ook rekening houden. Ik wil daarover geen enkele discussie voeren. Voor mij staat voorop dat zij haar gang moet kunnen gaan en gezien de wijze waarop zij haar functie uitoefent, verdient zij dat ook.

Ik dacht dat ik de stand van zaken in de brief had vermeld. De heer Van der Steur vroeg naar de stand van zaken tot en met het derde kwartaal. Het betreft 478 regionale zaken en 385 mutaties bij het landelijk team. Die moeten nog worden geanomiseerd. Dat is bij mutaties nu eenmaal zo. Een klein aantal daarvan gaat naar de regio's. Mutaties hoeven niet uit te monden in zaken. Het zijn nieuwe zaken. De voorgaande zaken zijn dus allemaal afgewerkt. Dit is alles van 2012. Over prognoses is ten aanzien van dit onderwerp helaas niet veel te zeggen, behalve dat we de targets die we hebben vastgelegd, moeten realiseren.

De voorzitter: We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn. Ik zie dat de leden behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik stel twee minuten spreektijd voor en sta twee interrupties toe.

Mevrouw Kooiman (SP): Vandaag blijkt weer dat de Kamer en de minister de aanpak van kinderporno hoog op de agenda hebben staan, wat niet voor niets het geval is.

Ik ben heel erg blij met de toezegging van de minister om het voorstel voor het opleggen van een schadevergoeding aan daders die kinderporno downloaden of in hun bezit hebben, goed te bekijken. Daarmee is ook de noodzaak voor een VAO compleet verdwenen. Ik wacht het voorstel van de minister en de staatssecretaris af waarmee zij in maart aanstaande komen. Ik ben blij dat er ook sprake is van urgentie, want het kan nu al.

Ik vind het ook heel belangrijk dat er goed gekeken wordt naar het voorkomen van slachtoffers.

De minister noemt terecht de Taskforce kindermishandeling en de hulplijn van Stop it Now! Ik begreep dat er gekeken wordt naar de financiën, maar ik hoop dat de minister ook kan aangeven wanneer we daarop meer zicht zullen hebben. Ik neem aan dat een en ander in een voortgangsrapportage komt te staan, maar ik zou graag weten wanneer dat zal gebeuren zodat ik dat goed in de gaten kan houden.

Ik vind het zorgelijk dat de functie van zedenrechercheurs misschien gedegradeerd wordt. Het is mogelijk dat de minister zich daarover hier niet mag uitspreken, maar ik hoop dat hij zich er achter de schermen actief mee gaat bemoeien om een en ander te voorkomen. Ik vind het namelijk behoorlijk denigrerend voor de zedenrechercheurs die zo ontzettend zwaar werk doen om de loonschaal te verlagen, al zouden zij hun huidige salaris behouden.

Ik vind het terecht dat de heer Van der Steur het punt van de transacties aanstipte met websites die kinderporno downloaden. We hebben soortgelijke discussies gevoerd in het kader van een lichter onderwerp, namelijk het online gokken. In dat kader hebben we toen gesproken over een zwarte lijst. Ik wil graag dat de minister op dat punt reageert.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van een flink aantal van mijn vragen en het uitvoeren van een motie die niet is aangenomen. Die aanpak moet ik vaker kiezen. Ik heb nog een paar moties liggen die niet zijn aangenomen.

Minister Opstelten: Dat vind ik leuk. Ik had de toezegging in antwoord op de vraag van mevrouw Van Tongeren al gedaan. Vervolgens diende ze een motie in, waarna ik opmerkte dat ik hoopte dat die het niet zou halen maar dat ik deze wel zou uitvoeren. En men heeft naar mij geluisterd, wat ik eigenlijk wel aardig vond.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het verbaast mij niet zo dat de coalitiepartijen naar de minister luisteren, maar deze regeerperiode is nog maar kort. Soms ziet de minister zo'n motie dan ook als een steuntje in de rug en dat is ook een mogelijkheid voor een oppositiepartij om daarop terug te grijpen en te vragen hoe die concreet is uitgevoerd. Dat was mijn intentie en ik zal de minister zeker van tijd tot tijd vragen hoe dit is gebeurd. Op initiatief van de EU en de Verenigde Staten is op woensdag 5 december jl. bijvoorbeeld de internationale samenwerking ten behoeve van de bestrijding van online seksueel geweld geïntensiveerd. Ik heb juist steeds gevraagd naar die internationale samenwerking. Ik zou dan ook heel graag met enige regelmaat van de minister horen – ik hoor dat er in Thailand goede dingen gebeuren en dat de liaisons ruimte hebben – of een en ander voldoende is, of het genoeg oplevert en wat we nog meer kunnen doen.

Ik heb een vraag gesteld over de hulplijn en de financiering daarvan. De minister heeft gezegd dat hij met het ministerie van VWS gaat overleggen over wat de mogelijkheden op dat terrein zijn. Op welke termijn verwacht de minister daarover wat duidelijkheid te kunnen geven? Het is voor de mensen van die hulplijn immers ook heel belangrijk om te weten hoe dat verder loopt.

De overige vragen die ik in mijn inbreng heb gesteld, zijn beantwoord.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen.

Ik ben blij dat hij bij de behandeling van het wetsvoorstel gaat kijken naar de wettelijke bevoegdheden van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Dat zal ik natuurlijk blijven volgen.

Ik ben erg benieuwd wanneer de criminaliteitsbeeldanalyse over kinderporno klaar is. Naar mijn oordeel kan die heel veel opleveren. Misschien is het goed om ook dat in de voortgangsrapportage te vermelden. Ik ken dergelijke analyses nog uit mijn eigen politiepraktijk en weet dat ze zeer nuttig zijn.

Ik had nog een puntje, maar misschien komt het daarmee vanzelf goed bij de Nationale Politie. Ik doel op het stroomlijnen van de richtlijnen ten behoeve van een eenduidige aangifteopname. Ik denk dat dit bij de regio's langzaam maar zeker moet groeien, maar het is wel van belang dat dit op een eenduidigere manier gebeurt opdat een en ander beter opgepakt kan worden.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden die helder zijn. Ik constateer dat we misschien wel anderhalf uur eerder ophouden dan gepland en volgens mij heeft dat te maken met het feit dat iedereen precies dezelfde intentie heeft. Het is toch mooi om dat binnen het parlement ook eens te constateren? Ik doel dan op het feit dat we het allemaal met elkaar eens kunnen zijn en dat we ook niet aan elkaars intenties twijfelen.

We hebben net een korte discussie gevoerd over die functionaris die ik zo graag zou zien komen. Het is voor het parlement moeilijk om op alle ambassades in zo’n grote regio goed zicht te hebben en ook op al hun werk. Ik zou het daarom ook waarderen als we zo nu en dan bericht werden over welke stappen er precies gezet worden, hoe efficiënt die in de praktijk blijken te zijn en op welke terreinen we moeten zoeken naar oplossingen voor problemen, naar alternatieven omdat er soms iets mis gaat. Ik steun dus dat verzoek van mevrouw Van Tongeren.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor het feit dat wij in dit laatste algemeen overleg van dit jaar op een constructief inhoudelijke wijze met elkaar konden spreken over dit belangrijke onderwerp.

Ik ben blij met de toezegging dat de staatssecretaris in maart zal komen met een uitgewerkt overzicht waaruit blijkt wat er mogelijk is op het gebied van vergoedingen voor slachtoffers die ten laste komen van daders en dat we ons daarbij niet alleen richten op de slachtoffers van kinderporno maar dat we een en ander breder trekken vanwege het feit dat het een veel breder probleem is. Ik ben daar dus heel blij mee en zie graag uit naar een verhandeling van de minister over de Financial Coalition Against Child Pornografy. Hij hoeft daar niet vandaag mee te komen. Ik weet dat daaraan ook veel haken en ogen zitten, met name op het gebied van de privacy. Toch wil ik graag te zijner tijd daarover een oordeel van de minister. Hij kan die geven in de voortgangsbrief.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de commissie. Ik zie dat de minister meteen kan antwoorden en geef hem het woord.

Minister Opstelten: Voorzitter. In antwoord op de vraag van de heer Van der Steur – dat staat ook in relatie met datgene wat mevrouw Kooiman zei – zeg ik dat we dat zullen doen. Ik denk dat we daarop in de voortgangsrapportage terug zullen komen.

Tegen mevrouw Van Tongeren en mevrouw Hilkens zeg ik ten aanzien van het punt met betrekking tot de samenwerking tussen de Verenigde Staten en de EU dat we daaraan meer geïntensiveerd aandacht zullen besteden in de voortgangsrapportage. Ik doel daarmee ook anderszins op internationale aspecten. We zullen ook het functioneren van onze posten in de diverse landen – daarover zijn we op zichzelf positief – in beeld brengen: hoe werkt het en wat levert het op? Ook als er dilemma's zijn, zullen we dat aangeven in plaats van dat we dat uit de weg gaan.

Mevrouw Berndsen vroeg naar de criminaliteitsbeeldanalyse. Die komt in de loop van 2013.

Dat wat mevrouw Berndsen zegt over de eenduidigheid van de aangifteopname, is mij uit het hart gegrepen. De aangifte zal vanaf 1 januari anders gaan, te beginnen met de inbraken. Los daarvan, is het door mevrouw Berndsen aangehaalde punt heel belangrijk.

Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb belantwoord.

Mevrouw Kooiman (SP): Wanneer komt de minister terug op het meldpunt kinderporno Stop it Now!?

Minister Opstelten: Daarop kan ik ingaan in het voortgangsbericht dat in april komt. De gesprekken vinden echter in januari plaats. Mocht het dus eerder kunnen ... Daarover hadden we al eerder iets gezegd. Nee, wacht even. Het geld is gereserveerd tot juli. Een en ander kan dus in het voortgangsbericht worden meegenomen. Mocht het mislopen, dan is de commissie daarover dus vooraf geïnformeerd.

De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • de minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek met de staatssecretaris van VWS over een nieuwe aanvraag vervolgsubsidie voor Stop it Now!;

  • de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie komt in maart 2013 met een reactie op het schadefonds voor slachtoffers:

  • in de volgende voortgangsbrief wordt de Kamer geïnformeerd over de actiedagen op Schiphol en de evaluatie daarvan. Daarin zal ook worden ingegaan op de banktransacties en de resultaten van de werkzaamheden van de liaison officers;

  • de Kamer wordt geïnformeerd over de criminaliteitsbeeldanalyse Aanpak Kindersekstoerisme.

Ik dank de minister, zijn ambtenaren, het publiek en mijn collega's voor hun aanwezigheid. Dat was voor ons in ieder geval het laatste AO. Rest mij om u allen goede dagen toe te wensen.

Sluiting 17.15 uur.