Kamerstuk 30826-5

Voorstel van het lid van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij; Brief van de leden van Velzen en Waalkens

Dossier: Voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

Gepubliceerd: 21 januari 2008
Indiener(s):
Onderwerpen: dieren landbouw natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30826-5.html
ID: 30826-5

30 826
Voorstel van wet van de leden Van Velzen en Waalkens houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

nr. 5
BRIEF VAN DE LEDEN VAN VELZEN EN WAALKENS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 17 januari 2008

Hierbij willen we graag uw aandacht vragen voor het volgende. Vandaag dienen wij het voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State in.

Gezien het advies van de Raad van State is in het gewijzigd voorstel van wet een nieuwe overgangsperiode opgenomen. Hoewel met het opnemen van een datum in het wetvoorstel het beoogde overgangsrecht al afdoende kenbaar is gemaakt, willen de indieners met het oog op de rechtszekerheid hierbij expliciet wijzen op de overgangsregeling die gekoppeld is aan de situatie bij nertsenhouderijen op 17 januari 2008. Hierdoor hopen indieners zoveel mogelijk (potentiële) nertsenhouders te bereiken zodat zij hun gedragingen op het komende recht kunnen afstemmen. De indieners zullen hiertoe tevens een persbericht laten uitgaan.

De overgangsregeling

Wie komen in aanmerking voor de overgangsregeling?

Het is niet de bedoeling van de indieners om te bevorderen dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel nieuwe bedrijven worden opgericht of dat na 17 januari 2008 bestaande nertsenhouderijen worden uitgebreid. Daarom zullen in principe alleen nertsenhouders voor de overgangstermijn van 10 jaar in aanmerking komen die:

– vanaf 17 januari 2008 ononderbroken nertsen als pelsdier houden, of

– die op 17 januari 2008 geen nertsen als pelsdier hielden, maar die op 17 januari 2008 reeds over de benodigde vergunningen én huisvestingsplaatsen ten behoeve van het houden van nertsen beschikten.

Om recht te doen aan het voornemen de nertsenhouderij op termijn in zijn geheel te beëindigen zullen degenen die na 17 januari 2008 een nertsenhouderij hebben overgenomen niet in aanmerking komen voor het overgangsrecht, tenzij de overdracht heeft plaatsgevonden in verband met bijzondere omstandigheden van de overdrager. Van bijzondere omstandigheden is echter alleen sprake wanneer de nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat:

– hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen door te zetten,

– de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen, of

– hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten.

Wanneer er geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft overdracht van een nertsenhouderij na 17 januari 2008 tot gevolg dat de verkrijger na inwerkingtreding van het wetsvoorstel niet in aanmerking zal komen voor de overgangstermijn en de nertsenhouderij zal moet beëindigen. Het staat nertsenhouders natuurlijk vrij om hun nertsenhouderij eerder te beëindigen of om te zetten in een ander bedrijf.

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangstermijn

Om in aanmerking te komen voor de overgangstermijn moeten nertsenhouders zich binnen vier weken na inwerkingtreding van de wet melden bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Zij moeten de minister melden:

– hoeveel nertsen zij volgens hun vergunning mogen houden;

– hoeveel huisvestingsplaatsen op 17 januari 2008 in de nertsenhouderij beschikbaar waren;

– het aantal nertsen dat zij op het tijdstip van melding houden;

– de plaats of plaatsen waar de nertsen op 17 januari 2008 worden gehouden; en

– de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.

Daarnaast moeten zij gedurende de overgangstermijn aan de volgende voorwaarden voldoen:

– zij moeten aan de hierboven omschreven meldingsplicht hebben voldaan;

– zij dienen de nertsen te houden in een huisvestingsplaats die tenminste voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidden op 17 januari 2008;

– zij dienen op enig moment niet meer nertsen te houden dan het aantal nertsen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is verstrekt;

– zij mogen op enig moment niet meer nertsen houden dan het aantal huisvestingsplaatsen dat ten behoeve van het houden van die soort nertsen op 17 januari 2008 in de nertsenhouderij beschikbaar was, en

– zij dienen de nertsen op dezelfde plaats te houden als waarop nertsen werden gehouden op het tijdstip van melding, dan wel op een andere plaats, mits op de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing melding is gedaan aan Onze Minister.

Indieners bieden zittende nertsenhouders hierdoor de gelegenheid de door hen reeds gedane investeringen terug te verdienen gedurende de overgangstermijn van 10 jaar, maar laat uitbreiding van nertsenhouderijen na 17 januari 2008 niet toe. Nertsenhouders die er toch voor kiezen om na 17 januari 2008 uit te breiden komen niet in aanmerking voor de overgangstermijn. Het aantal nertsen is gedurende de overgangstermijn immers gemaximeerd.

Gedurende de overgangstermijn mogen nertsenhouders niet meer nertsen houden dan het aantal dat zij volgens hun vergunning mogen houden. Daarnaast mogen zij niet meer nertsen houden dan het aantal waarvoor zij op 17 januari 2008 huisvestingplaatsen hadden in hun nertsenhouderij. Dit betekent dat nertsenhouders die voor de inwerkingtreding van deze wet meer nertsen houden dan het aantal waarvoor zij een vergunning hebben, dit aantal terug zullen moeten brengen als zij in aanmerking willen komen voor de overgangstermijn. Daarnaast kunnen nertsenhouders die nog zogenaamde«vergunningsruimte» hebben hier geen gebruik meer van maken en maximaal het aantal nertsen houden waarvoor zij op 17 januari 2008 een huisvestingsplaats hadden.

Volledigheidshalve willen de indieners erop wijzen dat ter voorkoming van wanverhoudingen in het nertsenbestand gedurende de overgangstermijn niet meer nertsen gehouden mogen worden in nertsenhouderijen dan het aantal plekken dat op 17 januari 2008 voor het houden van die soort nertsen in die nertsenhouderij beschikbaar was. Met «die soort nertsen» wordt gedoeld op het aantal reuen, voedsters en daarbij behorende jonge dieren.

Ten slotte wordt ter voorkoming van misverstanden nog opgemerkt dat het initiatiefvoorstel uitsluitend betrekking heeft op pelsdieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van bont. Het houden van dieren anders dan voor de productie van bont, zoals het houden van een dier als gezelschapsdier, blijft toegestaan. Ook het houden van dieren waarvan de pels als bijproduct van bijvoorbeeld de vleesproductie wordt gewonnen wordt niet verboden.

Van Velzen

Waalkens