Kamerstuk 30569-7

Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente; Nota naar aanleiding van het verslag

Dossier: Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente

Gepubliceerd: 2 april 2009
Indiener(s):
Onderwerpen: bestuur gemeenten recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30569-7.html
ID: 30569-7

30 569
Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 maart 2009

1. Inleiding

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 6 juli 2006 verslag uitgebracht naar aanleiding van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeenten. Op 10 mei 2007 heb ik de Kamer verzocht de behandeling van dit wetsvoorstel vooralsnog aan te houden in afwachting van het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VII, nr. 52). In verband daarmee heeft de Kamer ingestemd met het wetsvoorstel om de Experimentenwet Kiezen op Afstand te verlengen tot 1 januari 2010. Door deze verlenging kunnen de gemeenten die dat willen bij de verkiezing voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement op 4 juni 2009 van de mogelijkheid gebruik maken om aan het experiment Stemmen in een willekeurig stemlokaal binnen de eigen gemeente deel te nemen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel ter verlenging van de Experimentenwet heb ik op vragen van de Kamer geantwoord dat ik een verlenging van de Experimentenwet met twee jaar toereikend achtte om de implementatie van de wetgeving naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces ter hand te nemen en af te ronden(Kamerstukken II 2007/08, 31 142, nr. 6). Inmiddels is mij duidelijk geworden dat met de voorbereiding van het wetsvoorstel voor de inrichting van het verkiezingsproces meer tijd gemoeid zal zijn dan oorspronkelijk voorzien. De reden hiervan is, met name, de verwerking van de adviezen die ik hierover eind 2008 heb ontvangen van de Kiesraad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NvvB).

Om niet het risico te lopen dat er bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 geen wettelijke basis zal zijn voor het stemmen in een willekeurig stemlokaal, acht ik het wenselijk dat de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel wordt hernomen en vóór 1 januari 2010 wordt afgerond. Een nieuwe verlenging van de Experimentenwet acht ik minder wenselijk, omdat niet langer gesteld kan worden dat sprake is van een experimentele situatie. Indien het wetsvoorstel niet voor 1 januari 2010 in werking is getreden, is het risico aanwezig dat bij de gemeenteraadsverkiezingen geen gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid om in een willekeurig stemlokaal te stemmen. Het enige alternatief daarvoor is de Experimentenwet wederom te verlengen waar, zoals ik eerder heb aangegeven mijn voorkeur niet naar uitgaat. Ik geef de voorkeur aan deze wettelijke regeling zodat in het hele land stemmen in een willekeurig stemlokaal mogelijk wordt.

Naast de nota naar aanleiding van het verslag stuur ik u tevens een nota van wijziging om het wetsvoorstel op een aantal punten aan te passen. Het betreft aanpassingen die ik naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces al heb doorgevoerd via het Experimentenbesluit, zoals het invoeren van de identificatieplicht, een landelijk uniform model stempas met echtheidskenmerken en een landelijk uniforme termijn voor het aanvragen van een vervangende stempas. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om het verkiezingsproces voor personen met beperkingen beter toegankelijk te maken. De Adviescommissie inrichting verkiezingsproces heeft hiertoe in haar rapport een aantal aanbevelingen gedaan, die door het kabinet zijn overgenomen en ook op ondersteuning van uw Kamer kunnen rekenen (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 26, 31 200 VII, nr. 49).

Deze nota naar aanleiding van het verslag is als volgt opgebouwd. Ik schets eerst de ontwikkelingen met betrekking tot het stemmen in een willekeurig stemlokaal sinds de indiening van het wetsvoorstel. Vervolgens ga ik in op de onderwerpen die in de nota van wijziging aan bod komen. Daarna worden de vragen beantwoord die zijn gesteld in het verslag. Hierbij zal zoveel mogelijk de volgorde van het verslag worden aangehouden waarbij vragen die zich daarvoor lenen gezamenlijk zullen worden beantwoord.

Ontwikkelingen sinds 2006

Op het moment van indienen van het wetsontwerp waren er verschillende kleinschalige experimenten (verkiezingen Europees Parlement in 2004, Referendum Europese Grondwet 2005 en herindelingsverkiezingen in 2004) en één grootschalig experiment (gemeenteraadsverkiezingen maart 2006) gehouden met het stemmen in een stemlokaal naar keuze binnen de eigen gemeente. In november 2006 is een experiment uitgevoerd bij de Tweede Kamerverkiezingen en in maart 2007 bij de Provinciale Statenverkiezingen. Vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006 konden alle Nederlandse gemeenten zich aanmelden voor deelname. Hiervan hebben 239 gemeenten gebruik gemaakt. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2006 waren dit er 312 en bij de Provinciale Statenverkiezingen in 2007 al 328 gemeenten. Voor deelname aan het experiment bij de verkiezingen voor het Europees Parlement hebben zich inmiddels 352 gemeenten aangemeld. De evaluatierapporten over de experimenten zijn aan de Kamer aangeboden.1

2. Voorgestelde wijzigingen

Mijn ambtsvoorganger, de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, heeft de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces onder andere verzocht te adviseren over het plaatsonafhankelijk maken van het verkiezingsproces, onder meer door het stemmen in een willekeurig stemlokaal. De Adviescommissie heeft in haar rapport een aantal voorstellen gedaan. Deze voorstellen zijn door het kabinet overgenomen en worden nu via de nota van wijziging in het oorspronkelijke wetsvoorstel ingebracht. Het betreft de volgende onderwerpen:

1. Het introduceren van een identificatieplicht voor alle kiezers die in een stemlokaal hun stem uitbrengen;

2. Het introduceren van de plicht bij het stemmen met een onderhandse volmacht eveneens een identiteitsdocument van de volmachtgever te overleggen;

3. Het introduceren van één model stempas met echtheidskenmerken;

4. Het hanteren van één landelijke, uniforme, termijn voor het aanvragen van een vervangende stempas.

Daarnaast volgt uit het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces en de kabinetsreactie hierop dat het wenselijk is de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor kiezers met een beperking te vergroten. In de nota van wijziging zijn een aantal bepalingen opgenomen die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Het betreft de volgende onderwerpen:

5. De verplichting om 25% van de stemlokalen toegankelijk te maken voor kiezers met een beperking

6. Actief informeren van de kiezers over adressen, openingstijden en toegankelijkheid van de stemlokalen

7. Het mogelijk maken van het vaststellen van een aangepast model stembiljet voor kiezers met een visuele beperking.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik enige kleinere, meer technische aanpassingen in het wetsvoorstel aan te brengen. Deze worden toegelicht bij de artikelsgewijze toelichting bij de nota van wijziging. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen:

8. Aanduiding register ongeldige stempassen; Verplichting om stemlokalen (met uitzondering van mobiele stemlokalen) gedurende minimaal 8 uur open te stellen; Flexibilisering van het aantal stembureauleden; Schrappen van de bepalingen inzake het stemmen met stemmachines.

Ad 1 Identificatieplicht

De reden voor het invoeren van een identificatieplicht is dat bij het invoeren van het stemmen in een willekeurig stemlokaal er meer behoefte bestaat om vast te stellen dat degene die stemt ook de kiesgerechtigde is. Het register ongeldige stempassen bevat immers niet meer de naam van de kiesgerechtigde. De leden van het stembureau kunnen als gevolg daarvan niet de naam van de kiezer die op de stempas is vermeld, leggen naast die vermeld in het kiezersregister. Naar aanleiding van enkele incidenten die zich bij de verkiezingen in november 2006 hebben voorgedaan, heeft de toenmalige minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties mede op verzoek van de Tweede Kamer aan de Adviescommissie gevraagd na te gaan wat de mogelijkheden zijn om de knelpunten met het gebruik van een stempas in een willekeurig stemlokaal tegen te gaan.

De huidige Kieswet biedt de voorzitter van het stembureau de mogelijkheid om de kiezer te verzoeken van zijn identiteit blijk te geven (artikel J 24, tweede lid). In de praktijk maken stembureauvoorzitters echter zelden of nooit gebruik van deze mogelijkheid. Ook de uitdrukkelijke oproep aan gemeenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om aan kiezers die zich met twee volmachten melden bij het stembureau altijd te vragen om een identiteitsdocument, heeft niet het gewenste effect gehad.1 Zowel de Kiesraad als de Adviescommissie2 komen daarom tot het oordeel dat het wenselijk is over te gaan tot het invoeren van een identificatieplicht bij het stemmen. Ook de Tweede Kamer heeft hier bij verschillende gelegenheden (onder andere in het kader van de verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand3) om gevraagd. Sinds de invoering van de Wet op de identificatieplicht moet iedereen in Nederland boven de 14 jaar in het bezit zijn van een geldig identiteitsdocument. Weliswaar zal bij het invoeren van een identificatieplicht in het stemlokaal sprake zijn van enige gewenningsproblemen doch het kabinet is van oordeel dat deze niet opwegen tegen de zekerheid, dat alleen gestemd wordt door de daartoe gerechtigde kiezer. Met voorlichting in het kader van de reguliere opkomstbevorderende campagne zullen de kiezers over de identificatieplicht worden geïnformeerd. Ik wijs er op dat een zeer groot aantal gemeenten reeds bij de verkiezing voor het Europees Parlement op 4 juni 2009 met de identificatieplicht kennis zullen maken. Het gaat dan om alle gemeenten die meedoen aan het experiment met het stemmen in een willekeurig stemlokaal.

De introductie van de identificatieplicht brengt met zich mee dat de stembureauleden geïnformeerd moeten worden over de identiteitsdocumenten die gebruikt kunnen worden. In het wetsvoorstel is voor wat betreft de toegestane identiteitsdocumenten aangesloten bij de bepalingen in de Wet op de identificatieplicht. Concreet betekent dit dat als identiteitsdocument kunnen dienen geldige reisdocumenten zoals een paspoort of een identiteitskaart en een geldig rijbewijs1. Bij de Provinciale Statenverkiezingen, en de verkiezing voor de Tweede Kamer gaat het daarbij uitsluitend om Nederlandse identiteitsdocumenten. Bij gemeenteraadsverkiezingen en bij de verkiezing voor het Europees Parlement kunnen echter ook kiezers deelnemen met een andere nationaliteit. Dit kan er toe leiden dat het stembureau wordt geconfronteerd met andere dan Nederlandse identiteitsdocumenten. In het kader van de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt daarom door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brochure gemaakt voor alle stembureaus met daarin opgenomen voorbeelden van de identiteitsdocumenten van alle landen van de Europese Unie. De controle van het stembureau van het identiteitsdocument houdt in dat wordt vastgesteld of de gegevens op de stempas over de kiezer overeenstemmen met de gegevens die uit het identiteitsdocument blijken en de geldigheidsduur van het identiteitsdocument.

Voor kiezers die kort voor of op de dag van de verkiezing hun identiteitsdocument kwijtraken en die niet over een ander geschikt identiteitsdocument beschikken wordt een regeling getroffen zodanig dat ook deze kiezers aan de verkiezingen kunnen deelnemen. Zie hiervoor de artikelsgewijze nadere toelichting.

Ad 2 Overleggen identiteitsdocument volmachtgever

In de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie heeft het kabinet geconstateerd dat er redenen zijn om extra waarborgen in te bouwen om misbruik van de mogelijkheid om bij volmacht te stemmen te voorkomen. Naast een identificatieplicht voor de kiezer zelf wordt voorgesteld kiezers die bij onderhandse volmacht willen stemmen, te verplichten naast de geldige volmacht ook een kopie van het identiteitsdocument van de volmachtgever over te leggen. Met deze bepaling volgt het kabinet het advies van de Adviescommissie inrichting verkiezingproces. Het stembureau heeft dan de mogelijkheid om de handtekening van de volmachtgever te controleren tegen de handtekening op het identiteitsdocument. Bovendien voorkomt deze maatregel dat bijvoorbeeld gevonden of gestolen stempassen worden gebruikt als volmacht. Ook de Kiesraad komt in haar advies over het ronselen van volmachten en ondersteuningsverklaringen, tot de conclusie dat deze maatregel een effectieve en nuttige bijdrage kan leveren aan het voorkomen van misbruik van volmachten.2 De verplichting om bij het uitbrengen van een volmachtstem een identiteitsdocument te overleggen, zal niet gaan gelden voor een schriftelijke volmacht. Bij het aanvragen van een schriftelijke volmacht kan de gemeente namelijk de persoonsgegevens van de volmachtgever controleren in de gemeentelijke basisadministratie. Deze voorziening biedt bovendien uitkomst voor de geringe groep personen die niet over een geldig identiteitsdocument of rijbewijs beschikt.1 Zij kunnen in dit geval er voor kiezen een schriftelijke volmacht te verlenen. Ten slotte stel ik voor om in het proces-verbaal van het stembureau op te nemen hoeveel (schriftelijke en onderhandse) volmachtstemmen worden uitgebracht. Dit biedt de mogelijkheid na te gaan hoe het gebruik van volmachtstemmen zich ontwikkelt. Nu worden dergelijke cijfers niet geregistreerd. Hiermee volg ik het advies van de Kiesraad.2

Ad 3 Een model stempas met echtheidskenmerken

Zonder stempas kan niet aan de verkiezing worden deelgenomen. Om het namaken van stempassen te bemoeilijken, wordt de stempas voorzien van echtheidskenmerken. De Adviescommissie inrichting verkiezingsproces heeft dit aanbevolen.3 Deze kenmerken zijn zodanig dat het stembureau kan vaststellen of de stemaps echt is. Ik hecht eraan er op te wijzen dat het namaken dan wel vervalsen van de stempas, met deze echtheidskenmerken niet volledig is te voorkomen. De stempas kan niet worden voorzien van het soort echtheidskenmerken waar bijvoorbeeld bij identiteitsdocumenten gebruik van wordt gemaakt. Bij de experimenten in 2006 en 2007 is met meerdere modellen van de stempas gewerkt. Bij het experiment in 2009 zal op basis van het Tijdelijk Experimentenbesluit Kiezen op Afstand vanéén model stempas gebruik worden gemaakt. Het model wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Ad 4 Uniforme termijn aanvragen vervangende stempas

Het oorspronkelijke wetsvoorstel kent aan de burgemeester de bevoegdheid toe op een later tijdstip dan gemeld in de wettelijke regeling (vijfde werkdag vóór de dag van de verkiezing) vervangende stempassen uit te geven. Hierover zijn in het verslag door verschillende partijen vragen gesteld. Mede naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van de ervaringen in de experimenten is besloten de termijn aan te passen en de bevoegdheid van de burgemeester op een later tijdstip vervangende stempassen uit te reiken, te laten vervallen. Indien de kiezer geen stempas heeft ontvangen, of deze in het ongerede is geraakt, kan hij tot twee werkdagen vóór de dag van de stemming een vervangende stempas aanvragen bij de burgemeester van de gemeente, waar hij als kiezer is geregistreerd. Bij een verkiezing die op woensdag plaatsvindt, kan de kiezer dus op maandag nog een vervangende stempas aanvragen. Zijn oorspronkelijke stempas wordt daarbij ongeldig, hetgeen wordt aangetekend in het register ongeldige stempassen. Een kiezer die pas op de dag voor de stemming of de dag van de stemming zelf ontdekt dat hij zijn stempas kwijt is, kan niet aan de stemming deelnemen. Het is dan namelijk niet meer mogelijk aan de stembureaus door te geven dat een kiezer een nieuwe stempas is verstrekt en dat daarmee de eerder verstrekte stempas ongeldig is geworden. Ook is het voor het stembureau niet mogelijk om op de dag van de stemming te controleren of een kiezer in een ander stemlokaal zijn stem heeft uitgebracht. In deze mogelijkheid zou kunnen worden voorzien door het maken van een gemeentelijk on line raadpleegbaar kiezersregister. Dit vergt significante investeringen en brengt ook allerlei beveiligingsvraagstukken met zich. Het kabinet heeft daarom besloten een dergelijk register niet te ontwikkelen.

Tegenover het relatieve nadeel dat de kiezer niet zonder stempas kan stemmen, staat het voordeel dat de stempas het mogelijk maakt om zonder verdere handelingen (i.c. het aanvragen van een kiezerspas) in alle stemlokalen binnen de eigen gemeente te stemmen. De VNG heeft in haar advies naar aanleiding van het wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces opgemerkt dat een groot aantal gemeenten wel in staat is een kortere termijn te hanteren dan twee werkdagen en pleit dan ook voor de mogelijkheid van een flexibele termijn. Ik ben echter van oordeel dat het uit communicatief oogpunt wenselijk is om één uniforme landelijke termijn te stellen. Daarbij is gekozen voor een termijn van twee dagen voor de verkiezingen omdat het met name in grotere gemeenten logistiek niet mogelijk is een termijn van één dag te hanteren. Dit in verband met de samenstelling van de het register ongeldige stempassen en de verspreiding daarvan over de stemlokalen. Ik ga er daarbij wel van uit dat gemeenten de termijn volledig benutten en dus de reguliere openingstijden van gemeente hanteren en niet aanvullend stellen dat de kiezers zich op die dag bijvoorbeeld voor een bepaald tijdstip dienen te melden.

Ad 5, 6 en 7 Voorzieningen voor kiezers met beperkingen

Het stemmen in een stemlokaal naar keuze kan voor kiezers met beperkingen een verbetering van de toegang tot het verkiezingsproces betekenen. Niet alle stemlokalen kunnen goed toegankelijk worden gemaakt voor kiezers met beperkingen. In het verleden moesten deze kiezers, indien het stemlokaal in hun kiesdistrict onvoldoende toegankelijk was, een kiezerspas aanvragen om in een wel geschikt lokaal hun stem uit te kunnen brengen. Met het stemmen in een willekeurig stemlokaal binnen de gemeente is dit niet langer noodzakelijk. Daarnaast biedt het stemmen in een willekeurig stemlokaal de gemeente de mogelijkheid om stemlokalen die bij uitstek toegankelijk zijn onder de aandacht van deze kiezers te brengen. In dit licht heb ik besloten de huidige bepaling in de Kieswet met betrekking tot de toegankelijkheid voor de kiezer aan te passen en gemeenten te verplichten om een percentage van ten minste 25% van de stemlokalen zodanig te situeren en in te richten dat deze goed geschikt zijn voor gebruik door kiezers met een lichamelijke beperking. Over de hoogte van dit percentage heb ik overleg gevoerd met belangenorganisaties en met vertegenwoordigers van gemeenten. Men is van oordeel dat dit percentage zowel adequaat als realiseerbaar is. Gemeenten zullen daarnaast worden verplicht de kiezers te informeren welke stemlokalen binnen de gemeente goed geschikt zijn voor het gebruik door kiezers met beperkingen. Dit zal worden geregeld in het Kiesbesluit analoog aan de regeling voor het bekendmaken van de kandidatenlijsten aan de kiezer. Tevens ben ik voornemens voor te schrijven op de stempas, naast het dichtstbijzijnde stemlokaal, ook het dichtstbijzijnde voor kiezers met beperkingen toegankelijke stemlokaal te vermelden.

Belangenorganisaties van personen met een visuele handicap hebben er bij mij op aangedrongen voorzieningen te treffen waardoor deze kiezers in staat worden gesteld zelfstandig hun stem uit te brengen. In overleg met de belangenorganisaties wordt momenteel onderzocht of het mogelijk is binnen de huidige kaders (stemmen in een stemlokaal met potlood en papier) personen met een visuele handicap zelf hun stem te laten uitbrengen. Ik zie hiervoor mogelijkheden doch deze vergen wel dat er voor deze groep een aangepast stembiljet beschikbaar komt. Om de ontwikkeling van een dergelijk stembiljet mogelijk te maken, stel ik voor de huidige bepaling over de inrichting van het stembiljet enigszins aan te passen. En marge van de verkiezing voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement verwacht ik samen met de gehandicaptenorganisaties een proef te kunnen doen met een aangepast biljet. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan een biljet waarbij niet de namen van alle individuele kandidaten en partijen staan maar slechts nummers van lijsten en kandidaten in een grootletter type en in braille. Daarnaast zullen de kandidatenlijsten in braille en grootlettertype beschikbaar worden gesteld en zullen deze eveneens via internet en mogelijk ook via de telefoon te beluisteren zijn. Ik zal u nader informeren over de ervaringen met deze proef en het type biljet dat daarbij als geschikt naar voren komt.

Ad 8 Overige onderwerpen

Deze wijzigingen worden uitgebreider toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij de nota van wijziging. Het betreft alle aanpassingen van ondergeschikt belang.

3. Verslag

Vormgeving van het voorstel

De leden van de CDA-fractie spreken hun verbazing uit over het feit dat de Kieswet een gedetailleerde regeling geeft voor het stemmen met papieren stembiljetten, maar nauwelijks bepalingen bevat over elektronisch stemmen. Zij memoreren dat de regering in het nader rapport aangeeft een traject tot modernisering van de Kieswet te starten. Zij vragen de regering waaruit dit traject zal bestaan en op welke termijn dit traject zal worden afgerond. De leden van de CDA-fractie spreken in verband hiermee hun verbazing uit over het feit dat in het wetsvoorstel een gedetailleerde procedure is opgenomen voor een mobiel stembureau met een stempas maar dat met geen woord wordt gerept over een elektronische stemmachine. Zij vragen de regering of deze voornemens is artikel J4a aan te passen aan de elektronische wijze van stemmen. Zo nee vragen zij de regering dit te motiveren. De leden van de PvdA-fractie stellen in dit verband vragen over het woordgebruik in de Kieswet. Zij vinden het gebruik van woorden als stembus en stembiljet niet meer van deze tijd. Zij vragen of het nodig is om de oude terminologie nog te gebruiken en of de regering dit meteen goed kan regelen.

Deze vragen zijn inmiddels achterhaald door de werkelijkheid. Zoals reeds eerder aan de Kamer meegedeeld, heeft het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Expertgroep besloten dat de komende verkiezingen weer zal worden gestemd met potlood en papier (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 64). De artikelen met betrekking tot het stemmen met stemmachines zijn al eerder uit het Kiesbesluit geschrapt (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 43). In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de relevante bepalingen uit de Kieswet te schrappen. De leden van het CDA verwijs ik voor hun vragen over de modernisering van de Kieswet en het daaraan gekoppelde traject naar hetgeen ik in de inleiding heb gezegd over de vertraging die het wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces heeft opgelopen. Ik verwacht u op een later tijdstip nader te kunnen informeren over de wijze waarop ik de ontvangen adviezen zal verwerken en het daaraan gekoppelde tijdpad.

Rechtsbescherming en het negatieve register

De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering haar creativiteit zou kunnen gebruiken om na te gaan op welke wijze er recht kan worden gedaan aan de mogelijkheid voor mensen om toch te kunnen stemmen, wanneer er onverhoopt iets mis is gegaan in de ambtelijke voorbereiding van de verkiezingsdag. Zij doelen daarbij op de onfortuinlijke situatie waarbij de stempas van de kiezer, buiten zijn eigen schuld om, terecht is gekomen in het negatieve register. Een dergelijke kiezer zal immers op grond van de nieuwe regelgeving zijn stem niet kunnen uitbrengen omdat hij niet zal worden toegelaten tot de stemming.

Helaas moet ik deze leden teleurstellen. Ik kan geen sluitende oplossing voor dit scenario bieden, immers voorkomen moet worden dat een kiezer meerdere keren zijn stem kan uitbrengen. De introductie van het stemmen in een stemlokaal naar keuze van de kiezer binnen de eigen gemeenten kent vele voordelen maar ook enkele beperkingen ten opzichte van de huidige situatie. De hiervoor beschreven situatie is daar een voorbeeld van net als de situatie waarbij een kiezer na ommekomst van de termijn voor het aanvragen van een vervangende stempas tot de ontdekking komt dat zijn stempas in het ongerede is geraakt. Deze nadelen zijn naar het oordeel van de regering onlosmakelijk verbonden met het gekozen systeem van een papieren register.

Situering en openingstijden van (mobiele) stembureaus

De leden van de fractie van het CDA stellen het eens te zijn met de mogelijkheid om af te wijken van de gangbare openingstijd van een stembureau. Zij vragen echter op welke wijze de communicatie rondom deze openingstijden zal plaatsvinden. Zij suggereren daarbij om tegelijkertijd met de kieslijsten en de stempassen ook een lijst te verspreiden met de locaties van de mobiele stembureaus en de locaties die afwijkende openingstijden hebben. De leden van de VVD-fracties vragen zich af in hoeverre afwijkende openingstijden tot verwarring bij de kiezers zullen leiden en vragen een oordeel van de regering over dit nadeel. Zij betwijfelen of voorlichting verwarring bij burgers daadwerkelijk kan voorkomen.

Zoals hiervoor gesteld zullen gemeenten verplicht worden aan de kiezers te melden welke stemlokalen er binnen de gemeente zijn, of deze toegankelijk zijn voor personen met een beperking en of eventueel sprake is van aangepaste openingstijden. Daarnaast heb ik, zoals al eerder opgemerkt, besloten als eis te stellen dat alle stemlokalen met uitzondering van mobiele stemlokalen minimaal acht uur geopend zijn. Het stemmen in een willekeurig stemlokaal maakt het immers mogelijk voor de gemeente om stemlokalen in te richten op drukbezochte locaties zoals winkelcentra of kantoorcomplexen. Op deze locaties is het vaak niet zinvol om de reguliere openingstijden van 7.30 uur tot 21.00 uur aan te houden omdat kiezers buiten de openingstijden van de winkel of het kantoorcomplex geen toegang hebben tot de locatie. Gemeenten maakten in deze gevallen gebruik van de regeling voor mobiele stemlokalen om aangepaste openingstijden mogelijk te maken. Ik ben echter van mening dat de regeling voor mobiele stemlokalen beperkt dient te blijven tot stembureaus die zich gedurende de dag daadwerkelijk verplaatsen en zitting houden op verschillende locaties gedurende een beperkte tijd (vaak slechts enkele uren). Voor de andere stemlokalen geldt dat er een minimum openingstijd komt van 8 uur, hetgeen aansluit bij de gebruikelijke openingstijden van bijvoorbeeld winkelcentra of kantoorlocaties. Hiermee wordt de kans geringer dat een kiezer zich tevergeefs bij een dergelijk stemlokaal meldt.

Oproepkaart, stempas en machtiging

De leden van de fractie van het CDA hebben gevraagd of de regering bereid is te bezien of de stempas zodanig kan worden aangepast dat er een nog betere aansluiting is tussen kiesgerechtigde en de stempas/oproepingskaart. Ook vragen deze leden de mening van de regering over het systeem van machtigen. Zij vragen of bij de regering bekend is welke van de ons omringende landen gebruik maken van een systeem van machtigen en wat de ervaringen zijn van deze landen. Zij vragen die in bijzonder omdat zij bekend zijn met systemen waarbij de oproepingskaart een foto bevat en het geheel niet mogelijk is om een volmachtstem uit te brengen.

De Adviescommissie inrichting verkiezingsproces heeft op verzoek van mijn ambtsvoorganger nagegaan welke maatregelen genomen kunnen worden om misbruik van volmachtstemmen te voorkomen. Ook heeft de commissie bezien welke alternatieve methoden beschikbaar zijn en wat de ervaringen in andere landen zijn. De Adviescommissie komt in haar rapport tot de aanbeveling een aantal maatregelen te nemen maar de praktijk van het volmachtstemmen als zodanig te handhaven. Ook de Kiesraad oordeelt positief over de voorstellen van de Adviescommissie op dit punt en pleit eveneens voor handhaving. Het kabinet heeft met instemming gereageerd op deze voorstellen: zie hiervoor de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 26) Ook de Kamer heeft zich hierover in het Algemeen Overleg over dit kabinetsstandpunt positief uitgelaten (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 49). Het kabinet acht het tonen van een identiteitsdocument (met foto) in combinatie met de verplichting de stempas te tonen, een systeem dat even betrouwbaar is als het op de stempas afdrukken van een foto.

Tijdstip van inwerkingtreding

De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering bereid is conform het verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de inwerkingtreding van het wetsvoorstel uit te stellen tot na de Tweede Kamerverkiezingen in 2007. Het antwoord op deze vraag is achterhaald door enerzijds de vervroeging van de Tweede Kamerverkiezingen, die immers in november 2006 hebben plaatsgevonden en anderzijds het tijdelijk stilleggen van de behandeling van dit wetsvoorstel. Zoals al in de inleiding gememoreerd, acht ik het wenselijk dat het wetsvoorstel in werking treedt voor 1 januari 2010 opdat de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 overeenkomstig de bepalingen van dit wetsvoorstel kunnen plaatsvinden.

Voortgaande ontwikkeling en uitbreiding

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering of het niet verstandig zou zijn in het voorliggende wetsvoorstel rekening te houden met technische ontwikkelingen zoals een landelijk kiezersregister waarmee het stemmen in een stembureau buiten de eigen gemeente mogelijk wordt. Zij vragen of de regering meent dat een dergelijke wijziging een nieuw wetsvoorstel behoeft. Tevens vragen zij de regering op welk moment en onder welke voorwaarden zij het technisch, financieel en juridisch verantwoord acht om het stemmen buiten de eigen gemeente mogelijk te maken. Ook de leden van de PvdA-fractie vragen of verder wordt gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een landelijk dan wel provinciaal kiesregister. Deze leden zijn zich er van bewust dat de lijstvolgordes van politieke partijen in de verschillende kieskringen kunnen verschillen maar zij gaan er vanuit dat de kiezer die buiten zijn eigen gemeente stemt daar rekening mee houdt. De leden van deze fractie vragen tevens of de regering kan aangeven wanneer iedereen in Nederland via internet kan stemmen. De leden van de fractie van de VVD vragen de regering inzicht in het groeipad dat wordt gehanteerd naar het stemmen in een willekeurig stemlokaal in heel Nederland: zij vragen of het op termijn mogelijk is dat een kiezer die staat ingeschreven in Groningen maar op de dag van de verkiezingen in Maastricht is, in Maastricht zijn stem voor de Groningse gemeenteraad kan uitbrengen. Deze leden wijzen op het feit dat het wetsvoorstel het stemmen in een willekeurig stemlokaal voor deelraadsverkiezingen niet verplicht stelt. Zij zouden graag zien dat ook bij deelraadsverkiezingen van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt en hopen dat de regering met de desbetreffende gemeenten tot een bevredigende oplossing komt. Tot slot vragen ook de leden van de D66-fractie of de regering een streefdatum kan noemen wanneer kiesgerechtigden in elk stemlokaal in heel Nederland terecht kunnen om een stem uit te brengen. Zij willen van de regering tevens vernemen welke andere initiatieven de regering neemt om het stemproces laagdrempeliger te maken. Ook vernemen zij graag van de regering of deze de indruk deelt dat invoering van dit wetsvoorstel zal bijdragen aan een hogere opkomst.

Op het punt van de mogelijkheden tot uitbreiding van het stemmen in een willekeurig stemlokaal buiten de eigen gemeente heeft het kabinet een standpunt ingenomen in de kabinetsreactie naar aanleiding van hiervoor genoemde rapport van de Adviescommissie Inrichting verkiezingsproces. Ook de reactie van het kabinet op het rapport van de Expertgroep (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 64) is in dit opzicht relevant. Vooralsnog zal de komende jaren met potlood en papier worden gestemd. Deze stemmethode maakt het stemmen in een willekeurig stemlokaal buiten de eigen gemeenten voor andere verkiezingen dan Tweede Kamerverkiezingen of Europese verkiezingen welhaast onmogelijk. Dit is ook ter sprake geweest in eerdere overleggen met de Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 49 en Kamerstukken II 2007/08, 321 200 VII en 31 142, nr. 76). De lijsten bij gemeenteraadsverkiezingen verschillen per gemeente en zouden dan overal beschikbaar moeten zijn. Bovendien zouden de uitgebrachte stemmen na afloop van de stemmingsdag naar de desbetreffende gemeenten moeten worden teruggebracht. Het is voor kiezers mogelijk om bij andere verkiezingen zoals bij de verkiezing voor de Provinciale Staten (binnen de eigen provincie) en bij de Tweede Kamer en Europese verkiezingen binnen heel Nederland een kiezerspas aan te vragen en elders te stemmen. Zoals ik ook al heb gesteld in het Algemeen Overleg op 29 januari 2008 ben ik niet bereid na te gaan wat de behoefte is aan het stemmen in een willekeurig stemlokaal buiten de eigen gemeente.

Specifiek ten aanzien van het stemmen in een willekeurig stemlokaal binnen de eigen gemeenten bij deelraadsverkiezingen merk ik op dat deze verkiezingen niet onder de Kieswet vallen en dus de eigen verantwoordelijkheid zijn van de gemeenten die dergelijke verkiezingen organiseren.

Artikelsgewijs

Artikel J 8

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering niet er voor kiest om de termijn op één werkdag voor de verkiezingen vast te stellen. Ook vragen deze leden of de beslissing van de burgemeester om de termijn al dan niet terug te brengen tot één dag een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de termijn voor het aanvragen van een vervangende stempas niet uniform en ondubbelzinnig in de wet wordt vastgelegd. Ook pleiten zij voor een termijn van één dag.

Ik verwijs deze leden naar de toelichting bij de wijziging van dit artikel eerder in deze nota. Ik heb, conform de suggesties van deze leden, inderdaad gekozen voor een uniforme termijn, waarbij de vervangende stempas kan worden aangevraagd tot twee werkdagen vóór de dag van de verkiezing: dus bij een verkiezing op woensdag tot en met de maandag.

Artikel J 11

Zowel de leden van de fracties van het CDA als de PvdA hebben vragen over het nut van deze bepaling. De leden van het CDA vragen waarom leden van het stembureau niet als andere kiezers die hun stem willen uitbrengen buiten de eigen gemeente een kiezerspas aanvragen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe vaak het voorkomt dat stembureauleden gebruik maken van dit artikel.

Deze leden kan ik als volgt antwoorden. Deze bepaling maakt het inderdaad mogelijk voor leden van het stembureau zonder een kiezerspas hun stem uit te brengen in een stemlokaal in een andere gemeente indien zij voor deze verkiezing kiesgerechtigd zijn. In het verleden werd veelvuldig van deze bepaling gebruik gemaakt, maar door onderhavig wetsvoorstel heeft deze voorziening geen betrekking meer op stembureauleden die binnen hun eigen gemeente zitting hebben in een stemlokaal. Ik kan geen cijfers geven over hoe vaak bij de afgelopen verkiezingen stembureauleden van buiten de gemeente zitting hebben gehad in een stembureau. Aangezien ambtenaren vaak als stembureaulid optreden, en deze niet altijd in de gemeente waar zij werkzaam zijn, woonachtig zijn, vermoed ik dat er elke verkiezingen wel enige tientallen stembureauleden van deze voorziening gebruik maken. Om het lidmaatschap van het stembureau te stimuleren en daarvoor geen onnodige barrières op te werpen, acht ik het gerechtvaardigd deze groep tegemoet te komen. Zij hoeven dus geen kiezerspas aan te vragen maar kunnen hun stem uitbrengen indien daarvan aantekening wordt gemaakt in het proces verbaal. Zij dienen uiteraard wel kiesgerechtigd te zijn voor het betreffende orgaan. Concreet betekent dit dat zij in elk geval niet bij de gemeenteraadsverkiezingen in een andere gemeente hun stem kunnen uitbrengen. De constatering van de leden van de fractie van de PvdA op dit punt is correct.

Artikel J 25

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering nadere toelichting te geven op de bepaling dat de controle van de echtheid van de stempas tevens of uitsluitend elektronisch kan plaatsvinden. Ik meld deze leden dat deze passage is geschrapt. De controle op de echtheid van de stempas vindt uitsluitend plaats met niet elektronische middelen zoals een loep.

Artikel Z14

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het wel zinvol is om tot in lengte van jaren elke vier jaar een rapportage over deze wetswijziging te maken. Zij vragen of het niet zinvoller is deze informatie verstrekking te beperken tot de eerste twee verkiezingen na invoering van dit wetsvoorstel.

Ik stel voor deze evaluatiebepaling te schrappen. Er zijn inmiddels op grond van de Experimentenwet een aantal evaluaties geweest over het stemmen in een willekeurig stemlokaal. Aan de laatste experimenten is deelgenomen door de overgrote meerderheid van gemeenten (circa 80%). Ik ben dan ook van oordeel dat deze wet afdoende is geëvalueerd. Wel ben ik van mening dat het zinvol is om het verloop van elke verkiezing als zodanig te evalueren. Hieruit kunnen immers lessen getrokken worden voor de toekomst.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Kamerstukken II 2004–2005, 29 800 VII, nr. 11, Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 VII, nr. 64, respectievelijk Kamerstukken II 2006–2007, 30 800 VII, nr. 62.

XNoot
1

Zie ook advies Kiesraad, Legitimatieplicht in het stemlokaal, d.d. 22 juni 2007, p. 8, Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 45.

XNoot
2

Adviescommissie Inrichting verkiezingsproces, Stemmen met vertrouwen, p. 54.

XNoot
3

Handelingen Tweede Kamer 2007/08, d.d. 21 november 2007, TK 26–2020.

XNoot
1

Voor zover afgegeven door een van de EU-landen of een van de landen die zijn aangesloten bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor zover de houder in Nederland woonachtig is (artikel 1, eersten lid, sub 4, Wet op de identificatieplicht). Rijbewijzen uit andere landen zijn op grond van diezelfde wet niet als geldig identiteitsdocument erkend.

XNoot
2

Kiesraad, Advies inzake ronselen van volmachten en ondersteuningsverklaringen, 16 oktober 2007, p. 12 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 45.

XNoot
1

Uit een beperkte steekproef bij een aantal gemeenten is gebleken dat circa 1.4% van de kiesgerechtigden niet over een geldig identiteitsdocument beschikt.

XNoot
2

Kiesraad, Advies inzake ronselen van volmachten en ondersteuningsverklaringen, 16 oktober 2007, p. 4 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VII, nr. 45.

XNoot
3

Adviescommissie inrichting verkiezingsproces, Stemmen met vertrouwen, p. 54 en p. 103.