29 275
Voorstel van wet van de leden Vos en Stuurman betreffende het wijzigen van de wet Stimulering evenredige arbeidsdeelname minderheden

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 1 maart 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave:

1. Inleiding

2. De effectiviteit van de Wet SAMEN

3. Controle op de naleving

4. Verlenging van de Wet SAMEN tot 2010

5. Artikelsgewijs

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel van de leden Vos en Stuurman om de Wet Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden (hierna: Wet SAMEN) te wijzigen. De wijziging betreft een verlenging van de wet tot 1 januari 2010 alsmede enkele kleine aanpassingen van de wet. De verplichte registratie van het aantal allochtone werknemers zou op grond van het wetsvoorstel van kracht blijven voor de bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet SAMEN vallen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de door de Kamer aangenomen moties van de leden Bruls c.s. (motie nr. 49, kamerstuk 27 223) en Weekers c.s. (motie nr. 51, kamerstuk 27 223). De eerste motie verzoekt de regering om voor 1 april 2004 een uitgewerkt plan van maatregelen en initiatieven ten aanzien van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden aan de Kamer aan te bieden. De motie van Weekers c.s. verzoekt de regering om de Kamer te informeren op welke wijze in de informatiebehoefte over de arbeidsdeelname van etnische minderheden wordt voorzien. Overwegen de indieners van het onderhavige wetsvoorstel om de behandeling van het wetsvoorstel in afwachting van door de regering reeds toegezegde uitvoering van beide moties op te schorten? Bovendien zal het eindrapport van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid nog in de Kamer besproken gaan worden.

De regering heeft bij brief van 26 september 2003 de Kamer geïnformeerd over haar beweegredenen om de Wet SAMEN niet te verlengen en over haar zienswijze op het voeren van een multicultureel personeelsbeleid door werkgevers. Daarbij baseert de regering zich onder andere op een wetsevaluatie uitgevoerd door het bureau KPMG. Op grond van de evaluatie van de wet concludeert de regering dat de wet «haar positief effect maximaal heeft bereikt. Continuering van regelgeving is de komende jaren geen effectief instrument meer om werkgevers te stimuleren een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden.» Bovendien stelt zij dat «het bewustwordingsproces van de wet is uitgewerkt en effect op de feitelijke positieverbetering van etnische minderheden is niet aantoonbaar en discutabel.»

De leden van de CDA-fractie kunnen zich grotendeels vinden in de analyse van de wetsevaluatie. Deze leden hebben ook al eerder twijfel geuit ten aanzien van de effecten van de wet mede in relatie tot de administratieve lastendruk voor bedrijven. Een opvallende constatering uit de evaluatie is dat het aantal bedrijven dat de wet naleefde wel gestegen was in de loop der jaren, maar dat met name de verplichte registratie van etnische minderheden als een doel op zich wordt gezien door werkgevers. Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie is het hoofddoel om de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden te verbeteren. Daartoe zijn andere maatregelen dan wel instrumenten meer effectief om de arbeidsdeelname van etnische minderheden te bevorderen. Met name het maken van gerichte afspraken met sectoren en/of individuele bedrijven biedt mogelijkheden daartoe (via convenanten bijvoorbeeld) De leden van de CDA-fractie vinden het ook van groot belang dat discriminatie krachtig bestreden wordt. Tevens is de rol van de gemeentelijkje overheid versterkt om via de nieuwe Wet werk en bijstand allochtonen maatgericht te ondersteunen op de arbeidsmarkt. Graag zien zij een reactie van de initiatiefnemers tegemoet.

De leden van de CDA-fractie beschouwen specifieke maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden trouwens als aanvullend op het algemene arbeidsmarktbeleid. Wat is hierbij de zienswijze van de initiatiefnemers?

De Raad van State geeft in haar advies op het wetsvoorstel aan dat er dringende redenen moeten zijn om de werkingsduur van de Wet SAMEN te verlengen, gezien de uitdrukkelijke tijdelijke werkingsduur van de wet. Welke dringende redenen zijn er volgens de initiatiefnemers om de werkingsduur te verlengen tot 1 januari 2010 (en niet eerder bijvoorbeeld)?

In de memorie van toelichting wordt door de initiatiefnemers aangegeven dat juist nu de economie tegen zit, de overheid het inzicht dat dankzij de wet geboden wordt in de arbeidsdeelname van allochtonen niet kan missen. De leden van de CDA-fractie nodigen de initiatiefnemers uit deze stellingname toe te lichten. Vinden de initiatiefnemers niet samen met de leden van de CDA-fractie dat er op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving ook andere methoden zijn om discriminatie en achterstelling tegen te gaan?

De leden van de PvdA-fractie hebben met waardering kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Vos en Stuurman. De leden delen de analyse van de indieners dat participatie op de arbeidsmarkt een belangrijk middel tot integratie is, en dat de Wet SAMEN een belangrijk instrument kan zijn om tot evenredigheid te komen.

Met de indieners zijn zij van mening dat de Wet SAMEN nog niet uitgewerkt is, en ook de komende jaren een belangrijk middel kan blijven om te komen tot verbetering van de arbeidsmarktpositie van allochtonen.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Wet SAMEN een bijdrage kan leveren, maar niet op zichzelf dient te staan. De afgelopen jaren zijn goede resultaten geboekt met afspraken tussen regering en werkgevers via het allochtonen-convenant met het MKB, waardoor meer dan 50 000 allochtonen aan werk zijn gekomen. Deze leden wijzen ook op het perspectief dat gesubsidieerde arbeid aan allochtonen heeft gegeven (50% van de ID-ers zijn allochtoon). Deze leden hebben helaas moeten constateren dat de huidige regering fors bezuinigt op deze arbeid. Tegelijkertijd hebben deze leden ook moeten constateren dat de regering met weinig concrete en effectieve alternatieven is gekomen om de arbeidsmarktpositie van allochtonen te verbeteren. De geformuleerde alternatieven van de regering, zoals oprichting van een landelijk centrum diversiteitsmanagement, afspraken met branches en hetoprichten van een ambassadeursnetwerk, zijn bijzonder vaag geformuleerd en missen concrete doelstellingen en operationalisering. De leden van de PvdA-fractie kijken dan ook met belangstelling uit naar het antwoord van de regering op de motie Bruls c.s., die vraagt om een uitgewerkt plan van maatregelen ten aanzien van de verbetering van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. Deze leden constateren dat het gebrek aan concrete alternatieven van de kant van de regering de noodzaak van behoud van huidige instrumenten alleen maar noodzakelijker maakt.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten hoe de indieners de voorlichting over de wet denken te gaan bevorderen, nu blijkt dat veel werkgevers de bedoeling van de wet niet kennen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de resultaten van het rapport «Bruggen bouwen» van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratie de indieners aanleiding geeft hun standpunten te veranderen c.q. te nuanceren. De leden van de PvdA-fractie concluderen dat de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratie aangeeft dat registratie van arbeidsparticipatie nodig is zolang evenredigheid niet is bereikt, en convenanten tussen sociale partners gestimuleerd en actief door de overheid ondersteund moeten worden. Zien de indieners andere mogelijkheden voor registratie dan van de Wet SAMEN? Zijn zij, net als de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratie een directe samenhang tussen registratie en actieve stimulansen van convenanten?

In het bijzonder willen de leden van de PvdA-fractie graag een reactie op de conclusie van de commissie dat lange tijd onvoldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn geweest om problemen te onderkennen en daar gericht beleid op te voeren. De Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratie stelt dat cijfers noodzakelijk zijn om zicht te krijgen om de integratie, maar niet misbruikt mogen worden om mensen te stigmatiseren. De leden van de PvdA-fractie willen graag een reactie van de indieners over de wijze waarop de Wet SAMEN aansluit bij deze conclusie. Hoe beoordelen de indieners de effecten en het mogelijke gevaar van stigmatisering van de Wet SAMEN?

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen met het voorstel om de Wet SAMEN te verlengen tot 1 januari 2010. Enerzijds waarderen zij de inspanningen van de leden Vos en Stuurman om maatregelen te treffen casu quo te behouden om de arbeidsparticipatie van minderheden te bevorderen. De aan het woord zijnde leden roepen in herinnering dat hun fractie in het verleden mede aan de wieg heeft gestaan van de voorganger van de Wet SAMEN. Anderzijds zijn deze leden van mening dat de positieve elementen van deze wet zijn uitgewerkt en vrezen zij dat verlenging van de wet of delen daarvan inmiddels averechts zullen uitpakken. De Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen en de Wet SAMEN hebben ontegenzeggelijk geleid tot een bewustwording op het gebied van de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt. De aan het woord zijnde leden horen echter ook geluiden van irritatie, zowel onder werkgevers als onder werknemers die de wet als onnodig administratief belastend en zelfs als stigmatiserend ervaren. Zij vragen de initiatiefnemers een reactie hierop. Het beoogde effect van de Wet SAMEN, te weten verhoging in- en doorstroom en vermindering uitstroom is niet bereikt. Waaruit leiden de initiatiefnemers af dat met verlenging van de wet deze doelstelling alsnog gehaald wordt en in welke mate? Welke streefcijfers hebben de initiatiefnemers in gedachten en waarop baseren zij hun vertrouwen dat die dan ook gehaald kunnen worden?

Ook heeft de Wet SAMEN niet substantieel geleid tot een daling van de discriminatie of vooroordelen ten aanzien van allochtone werknemers. Denken de initiatiefnemers dat met verlenging van de Wet SAMEN hierin verbetering wordt gebracht, en zo ja, waarop baseren zij dan hun oordeel?

De leden van de VVD-fractie vinden dat aandacht voor evenredige deelname van etnische minderheden op de arbeidsmarkt moet blijven bestaan, zij het dat naar andere middelen moet worden gezocht, waarbij verantwoordelijkheid niet noodzakelijkerwijs bij de regering hoeft te liggen. Het gaat erom dat de vooroordelen ten opzichte van allochtonen verdwijnen. Deze verdwijnen in de ogen van de leden van de VVD-fractie niet met het opgeven van het aantal allochtonen dat bedrijven in dienst hebben. Zij vinden het geven van goede informatie, bevordering van participatie en motivatie en bestrijden van discriminatie veel belangrijker.

De initiatiefnemers melden dat de Wet SAMEN onvoldoende effect heeft gehad hoe denken ze deze effectiviteit met dit nieuwe wetsvoorstel te verbeteren? Waarom wordt van verlenging zoveel verwacht? Kunnen de initiatiefnemers meer duidelijkheid verschaffen waarom verlenging van de wet tot positieve effecten leidt en hoe willen zij de negatieve effecten van de wet in de toekomst voorkomen casu quo bestrijden? Kan worden aangegeven waarom de het door de Raad van State getrokken conclusie dat er sprake is van een toenemend belang van werkgevers bij een evenredig personeelsbeleid niet wordt gedeeld?

De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan een hoge arbeidsparticipatie van allochtonen met het oog op:

– de sociaal-economische positie van allochtonen zelf;

– integratie van minderheden in de samenleving;

– de noodzakelijke vergroting van het arbeidsaanbod;

– efficiënter werking van de arbeidsmarkt.

Hoewel er in de jaren dat het goed ging met de economie vooruitgang is geboekt in de arbeidsdeelname van allochtonen, blijft het bedenkelijk dat de werkloosheid onder allochtonen op alle opleidingsniveau's grosso modo drie keer zo hoog is als onder autochtonen. Er is dus reden om specifiek op allochtonen gericht arbeidsmarktbeleid te voeren, maar daarbij moet wel aannemelijk te maken zijn dat beleidsmaatregelen daadwerkelijk het gewenste effect sorteren.

Ook streven de leden van de D66-fractie naar een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven; dit zal de werkgelegenheid in het algemeen ten goede komen.

Aan de hand van deze criteria zullen de leden van de D66-fractie het initiatiefwetsvoorstel van de leden Vos en Stuurman om de Wet Stimulering arbeidsdeelname minderheden (SAMEN) te verlengen, beoordelen. Ten behoeve van deze beoordeling hebben de leden van de D66-fractie nog een aantal vragen, die in dit verslag zijn opgenomen

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Het voorstel te komen tot een verlenging van de Wet SAMEN vloeit voort uit het oordeel van de initiatiefnemers dat de Wet SAMEN een belangrijk instrument is om de participatie van minderheden op de arbeidsmarkt te bevorderen en dat deze wet zich nog niet maximaal heeft kunnen bewijzen.

Deze leden zijn in het licht van de recente evaluatie van de Wet SAMEN en het daarop volgende debat in de Kamer nog niet overtuigd van de meerwaarde van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen de indieners hoe zij het draagvlak voor het wetsvoorstel beoordelen, mede met het oog op het kamerdebat van 18 december 2003 en de twee aangenomen moties van de leden Bruls c.s. en Weekers c.s., en de toezegging van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om voor 1 april 2004 met een nota over deze materie te komen. Is de wens om de werkingsduur van de Wet SAMEN nogmaals te verlengen onverminderd ook daarna overeind gebleven?

Overigens vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie welke gevolgen de feitelijke expiratie van de Wet SAMEN op 1 januari 2004 heeft voor het voorliggende wetsvoorstel. Zij veronderstellen dat vasthouden aan het initiatief onder andere gevolgen zal hebben voor de titel van het wetsvoorstel.

De Wet SAMEN was uitdrukkelijk bedoeld als een tijdelijke wet. Maar naar het oordeel van de indieners van het voorliggende wetsvoorstel heeft de inspanningsverplichting ten aanzien van de evenredige arbeidsdeelname onvoldoende effect gesorteerd en is de evenredige arbeidsdeelname van allochtonen in het bedrijfsleven niet bereikt. Ze wijzen daarbij op de Rapportage Minderheden 2003 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De Wet SAMEN functioneert steeds beter en geeft mogelijkheden om op basis van de in het kader van deze wet verzamelde informatie specifiek beleid te ontwikkelen. De initiatiefnemers zijn van mening dat de uitgangspunten van het kabinetsbeleid, vermindering van regelgeving en administratieve lastendruk, geen overtuigende argumenten voor het laten verlopen van de wet zijn. Het doel zou beter bereikt kunnen worden met wettelijke voorschriften dan op basis van vrijwilligheid of onderlinge afspraken tussen kabinet en sociale partners, al dan niet vastgelegd in CAO's. Alleen wettelijke regelingen zouden kunnen functioneren als stokje achter de deur. De leden van de fractie van de ChristenUnie zetten vraagtekens bij deze benadering. Zij verzoeken de initiatiefnemers nader in te gaan op hun verwachting ten aanzien van de mogelijkheden van alternatieven, zoals het convenant Grote Bedrijven, dat halverwege 2004 wordt geëvalueerd en andere alternatieven die door VNO/NCW wordt genoemd in haar commentaar van 11 november 2003.

De FNV schrijft in haar commentaar van 7 oktober 2003 dat dit jaar (2004) ook gebruikt had kunnen worden om na te gaan op welke wijze een goed alternatief kan worden ontwikkeld. Hebben de indieners deze mogelijkheid nog meegenomen in hun afweging?

De regering heeft zich op het standpunt gesteld dat de wet per 1 januari 2004 kan expireren, omdat zij haar positieve effect maximaal heeft bereikt en (continuering van) regelgeving de komende jaren geen effectief instrument meer is om een werkgever te stimuleren een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. Het bewustwordingseffect zou zijn uitgewerkt en het effect van de wet zou niet aantoonbaar zijn. Het kabinet wil in de komende jaren actief inzetten op een aantal andere instrumenten. Als onderbouwing hiervoor verwijst de regering naar het evaluatierapport van KPMG. Daaruit zou blijken dat verlenging van de wet negatief zou kunnen doorwerken op de inzet van veel werkgevers tot het bevorderen van de arbeidsparticipatie van etnische minderheden en mogelijk tot hun stigmatisering leiden. Ook de Raad van State noemt dit mogelijke gevolg in zijn advies. De indieners schrijven in hun reactie op dat advies dat zij die opvatting niet delen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de initiatiefnemers waarop zij dit baseren. De indieners gaan er van uit dat er na verlenging van de wet geen nieuwe situatie ontstaat, maar is die conclusie wel terecht?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. De indieners beogen de Wet SAMEN op een later moment, namelijk per 1 januari 2010 te laten vervallen.

De leden van de SGP-fractie zijn op zichzelf een groot voorstander van de aandacht voor de arbeidsmarktpositie van minderheden. Werkgevers zouden bij de samenstelling van hun personeelsbestand op zichzelf ook rekening moeten houden met minderheden. De aan het woord zijnde leden zijn echter altijd een groot tegenstander geweest van dwingende wetgeving op dit terrein. De Wet SAMEN had vooral tot doel het bewustzijn van werkgevers te vergroten. De aan het woord zijnde leden delen de mening van de Raad van State dat dit bewustwordingseffect is uitgewerkt. Het nog langer instandhouden van het instrument regelgeving kan negatief doorwerken op de inzet van veel werkgevers tot het bevorderen van de arbeidsparticipatie van etnische minderheden en mogelijk tot hun stigmatisering leiden.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat met het nog langer laten voortduren van de jaarlijkse meldingsplicht de administratieve lastendruk op werkgevers niet wordt verlaagd. Het feit dat ruim een kwart van de werkgevers niet hun jaarverslag van de Wet SAMEN hebben ingediend, wil niet zeggen dat zij niet bewust zijn van het nut van bevordering van de arbeidsparticipatie van minderheden.

2. De effectiviteit van de Wet SAMEN

De initiatiefnemers stellen dat het feit, dat 23% van de deponeringsplichtige arbeidsorganisaties in 2001 niet voldeden aan de wet, het gevolg is van onvoldoende bewustwording. Kunnen de leden Vos en Stuurman hier nader inzicht in geven zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Hoewel volgens de indieners bewustwording en evenredigheid de kerndoelen van de Wet SAMEN zijn, lijken evaluaties naar en studies over de wet zich te concentreren op de naleving. Zijn bewustzijn en arbeidsparticipatie mèt de Wet SAMEN wetenschappelijk gezien (statistisch, econometrisch) significant hoger dan zonder de wet het geval zou zijn geweest vragen de leden van de D66-fractie. Zijn hierover gegevens bekend en zo ja, welke? Zo nee, is het benodigde kwantitatieve onderzoek conceptueel te lastig uitvoerbaar, of is er sprake van ondeugdelijke evaluaties? In dit verband zouden de leden van de D66-fractie ook graag vernemen hoe het ministerie van Buitenlandse Zaken de bewering dat de Wet SAMEN «bijzonder effectief»1 tegen rassendiscriminatie is, (kwantitatief) heeft onderbouwd.

De leden van de D66-fractie vragen of andere EU-lidstaten, de VS, Canada en Australië vergelijkbare wetten kennen en zo ja, wat de ervaringen daarmee zijn.

3. Controle op de naleving

De leden van de D66-fractie constateren dat op bladzijde 10 van de (gewijzigde) memorie van Toelichting2 een somber beeld wordt geschetst van de naleving van de huidige Wet SAMEN. De indieners van het initiatiefwetsvoorstel pleiten daarom voor zwaarder toezicht door de Arbeidsinspectie. Zij willen weten hoe de indieners zich dit voorstellen, wat het gaat kosten (en wat moet het opleveren) en/of ten koste waarvan dit moet gaan.

4. Verlenging van de Wet SAMEN tot 2010

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met het voorstel de wet alleen te laten gelden voor bedrijven met meer dan 50 werknemers (in plaats van 35 werknemers). Zij zijn ook positief over het voorstel dat bedrijven die drie jaar aantonen dat hun personeelsbestand een goede afspiegeling vormt van de regionale bevolkingssamenstelling of maatregelen hebben genomen om evenredigheid te bereiken, de volgende drie jaren vrijgesteld worden van het aanleveren van verslagen. Zo wordt goed beleid beloond. Begrijpen deze leden het goed, dat bedrijven die van 2004 tot en met 2006 de Wet SAMEN goed zouden uitvoeren, vanaf 2007 tot het einde van de looptijd vrijgesteld worden van verslaglegging?

Deze leden willen graag weten welke criteria de indieners denken te hanteren om de wet in 2010 niet meer te verlengen. Is het denkbaar dat de indieners dan de wet alsnog zouden willen verlengen?

De leden van de PvdA-fractie hechten er aan eigen initiatief van sociale partners te bevorderen. In dit verband willen zij graag een reactie van de indieners op de suggestie om bedrijven/sectoren die betrokken zijn bij convenanten vrij te stellen van de verplichtingen van de Wet SAMEN. Dat zou eigen initiatief bevorderen, goed beleid belonen en kunnen bijdragen aan administratieve lastenvermindering.

De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen aangegeven op grond waarvan zij tot de conclusie komen dat voortzetting van de Wet SAMEN leidt tot een het aannemen van de meest geschikte kandidaat zoals beschreven in de memorie van toelichting op bladzijde 14? Heeft de economische neergang niet juist duidelijk gemaakt dat de wet niet effectief werkt en dat men daarom naar andere manieren moet kijken om de vooroordelen die er heersen bij werkgevers te verminderen, zo nee wat zijn hier de redenen voor? Welk effect heeft de nieuwe wet op de administratieve lasten voor werkgevers en wat is het verschil ten aanzien van de huidige Wet SAMEN? Hoe wordt eraan gewerkt om de administratieve lastendruk voor werkgevers verder te verminderen? Daarnaast vragen de leden zich af hoe de indieners de stigmatisering van allochtonen tegen willen gaan in de nieuwe wet?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat de indieners van het wetsvoorstel aangeven dat er wel gekeken kan worden naar de mogelijkheden om de administratieve lasten voor werkgevers waar mogelijk te verminderen. Zo zouden bedrijven die de komende drie jaar goed presteren op grond van het voorgestelde artikel 5, derde lid, tot 2010 van een aantal verplichtingen ontslagen kunnen worden en zou de ondergrens van 35 naar 50 verhoogd moeten worden (een vermindering van 8% van het aantal deponeringsplichtige bedrijven). De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de initiatiefnemers nog andere mogelijkheden tot lastenverlichting hebben overwogen. Hoe willen zij zicht houden op de bedrijven die nu onder de grens van 50 werknemers gaan vallen? Wat moet er gebeuren als een bedrijf na drie jaar goed presteert, vrijstelling krijgt, maar er later toch weer met de pet naar blijkt te gooien? Kan de vrijstelling dan ingetrokken worden?

5. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 17, tweede lid

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de indieners nader aan te geven waarom zij het advies van de Raad van State niet hebben overgenomen om in het tweede lid te bepalen op welke datum de wet uiterlijk vervalt. Als de wet in 2010 nóg niet tot het gewenste resultaat zou hebben geleid, wanneer dan wél?

Artikel II

De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de Wet SAMEN per 1 januari 2004 de wet reeds is geëxpireerd. Zij vragen de indieners of de zinsnee «met terugwerkende kracht» moet worden ingevoegd.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

XNoot
1

Zie Kamerstuk 29 275, nr. 6, p. 9.

XNoot
2

Kamerstuk 29 275, nr. 6.