Kamerstuk 28982-80

Verslag van een algemeen overleg

Liberalisering energiemarkten


28 982
Liberalisering energiemarkten

nr. 80
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 7 april 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken over de toezeggingen inzake de invoering van het capaciteitstarief d.d. 11 maart 2009 (31 374, nr. 35);

– de brief van de minister van Economische Zaken over de wijziging van het Besluit financieel beheer netbeheerder d.d. 11 maart 2009 (31 510, nr. 35);

– de brief van de minister van Economische Zaken met een reactie op het verzoek van VCEZ met betrekking tot de plannen voor een windmolenpark nabij Urk d.d. 12 maart 2009 (2009D11911);

– de brief van de minister van Economische Zaken betreffende de Energienota van het High Field Magnet Laboratory (HFML) d.d. 20 maart 2009 (30 212, nr. 75);

– de brief van de minister van Economische Zaken houdende de aanbieding van antwoorden op vragen t.b.v. een VSO over het aansluitbeleid elektriciteit en het standpunt van de NMa inzake de ministeriële regeling Betere benutting transportcapaciteit d.d. 20 maart 2009 (29 023, nr. 70);

– het verslag van het schriftelijk overleg over de reactie op het Groenboek Naar een Europees energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening d.d. 27 maart 2009 (22 112, nr. 837);

– het verslag van het overleg met de heer Großmann, CEO van RWE AG, over de intenties van het bedrijf met betrekking tot de afsplitsing van de hoogspanningsnetten d.d. 3 april 2009 (28 982, nr. 70).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Zijlstra

Griffier: Franke

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De voorzitter: In de procedurevergadering die hiervoor heeft plaatsgevonden, is besloten dat het agendapunt uitvoering motie in zake fiscale effect van de privatisering van Nuon en Essent geen onderdeel uitmaakt van de agenda van dit overleg. De brief die hierover was toegezegd, is binnengekomen om 15.02 uur, iets meer dan twee uur geleden. De commissie vindt dat te laat voor behandeling, daarom zal de brief terugkomen op de volgende procedurevergadering.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Wij hebben zojuist van mensen van Urk een petitie aangeboden gekregen. Het is een uitgebreide petitie, ik heb er nog niet geheel kennis van kunnen nemen, maar ik heb er wel een kleine indruk van gekregen. Ik vind het begrijpelijk dat bewoners zo’n windmolenpark met argusogen bekijken. Het is niet niets dat er windmolens van bijna 200 meter hoog in de buurt komen te staan. Ik denk dat het goed is dat deze geluiden meegenomen worden. De procedure loopt al enige tijd, inclusief verschillende momenten van inspraak en openbare besluitvorming. De vergunningaanvraag en de milieueffectrapportage (MER) zijn nog in voorbereiding. De ChristenUnie is erg benieuwd naar de effecten op de natuur van deze plannen, maar ook naar de effecten op de bewoners. Deze dingen komen misschien niet meteen uit een MER naar voren, maar ik wil een goede inzet van de minister als het gaat om een zorgvuldige afweging en inpassing van plannen. Dat is nodig en op dat punt verwachten wij ook wat van de minister.

Het is goed dat het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam snel aan de orde kan komen in de Kamer. Het is geen geheim dat de ChristenUnie naar deze wet heeft uitgekeken. Over congestiemanagement hebben wij het eerder gehad, ook in een schriftelijke ronde. Wij zijn kritisch over de ministeriële regeling (MR). De ChristenUnie ziet graag dat de minister nu verdergaat met het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam en met het systeem voor congestiemanagement voor niet duurzame energieopwekking zodat de transportcapaciteit beter benut kan worden. Er is nu en in de nabije toekomst vooral sprake van contractuele in plaats van fysieke congestie. Tegelijkertijd kan de minister niet goed aangeven wat de kosten van het systeem voor congestiemanagement zullen zijn en wat de verhouding is van de kosten tot de baten. Wie gaat de kosten dragen van congestiemanagement? Mij lijkt dat die toch niet via het transporttarief verrekend gaan worden, maar bij de veroorzakers worden neergelegd. De minister geeft in haar antwoorden aan dat de in paragraaf 5.1.1 van de netcode genoemde middelen reeds mogelijkheden bieden om de bestaande transportcapaciteit efficiënt te benutten. Het gaat dan om de enkelvoudige reserve zoals in het Westland. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) vindt dat deze mogelijkheden beperkt zijn ten opzichte van de MR. Toch is mijn inschatting dat het tot de komst van het wetsvoorstel voldoende moet zijn om op deze voet verder te gaan. Tot nu toe heb ik niet de indruk dat wij er echt op vooruitgaan met de MR. Er bestaan nog veel onduidelijkheden en onzekerheden over congestiemanagement, terwijl de MR daar wel een heel drastische systematiek voor vaststelt. Kortom: het heeft de voorkeur van de ChristenUnie om de juiste volgorde te kiezen: eerst de wet en dan verdergaan.

In Nederland hebben wij ervoor gekozen om de energieproductie af te splitsen van het netwerk om zo de leveringsnetten in overheidshanden te houden. De ChristenUnie was tegen de splitsingswet en het is de derde keer in korte tijd dat ik in een Kamerdebat benadruk dat wij voor de Europese troepen zijn uitgelopen. Eigenlijk hebben wij nu met een nieuwe dimensie in dat hele splitsingsverhaal te maken, want het risico van het op de troepen vooruitlopen is dat die troepen halverwege een andere weg inslaan. Ik heb het idee dat dit is gebeurd, nu Nederland heeft ingestemd met een compromis. Energiebedrijven zullen volgens de richtlijn niet verplicht zijn te splitsen, maar waarom heeft Nederland met dit compromis ingestemd? Welke routes hebben lidstaten nu om het splitsen te omzeilen? Er is wel een level playing field clausule afgesproken en hiermee kunnen wij alsnog aansluiten bij een gelijk speelveld in de Europese Unie, maar spoedige implementatie daarvan zal nodig zijn om hier gebruik van te maken. Hoe wil de minister deze clausule gaan toepassen? Wat betekent deze clausule voor de komende overnames van Nuon en Essent en de uitvoering van de motie van oud-collega Hessels? RWE zal in Duitsland de hoogspanningsnetten niet afsplitsen. Wat zal deze clausule dan betekenen? Mogen de aandeelhouders voor implementatie van de richtlijn geen onomkeerbare stappen nemen? Dit zijn voor ons essentiële vragen.

De ChristenUnie wil dat de kerncentrale Borssele in publieke handen blijft. De minister zegt in haar brief dat een wijziging van de statuten een kwestie tussen privaatrechtelijke partijen is. Betekent die constatering dat privaatrechtelijke partijen beslissen over het al dan niet in overheidshanden blijven van de kerncentrale? De minister wil bekijken welke extra waarborgen mogelijk zijn om het publieke karakter van Borssele te behouden. Ik wil daar graag garanties voor zien.

Tot slot een opmerking over de compensatie van het capaciteitstarief. Ik heb samen met andere fracties al een aantal keer aandacht gevraagd voor de nadelen die bijvoorbeeld mensen met een warmtepomp kunnen hebben. Het is heel goed dat de minister hiervoor, en voor mensen met een lift in het appartementencomplex, een passende oplossing heeft bedacht. Mijn dank daarvoor.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Sinds ons laatste debat met de minister over de dreigende verkoop van Essent en Nuon is duidelijk geworden dat de Europese Unie kiest voor de slapper dan slappe variant van de splitsing tussen netwerk en productiebedrijven. De hoogspanningsnetten moeten in een aparte juridische entiteit worden ondergebracht die niet volstrekt onafhankelijk hoeft te zijn van de productie- en leveringsbedrijven. Nederland kent straks een volledige splitsing van het gehele netwerk waarbij iedere onderlinge afhankelijkheid wettelijk verboden is. Op grond van EU-regelgeving hoeven RWE en Vattenfall hun netten dus niet volledig af te stoten en het heeft er alles van weg dat zij dat ook niet zullen gaan doen. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van een level playing field bij de overname van Essent en Nuon. In het gesprek dat de minister met CEO Großmann van RWE heeft gevoerd, is door het bedrijf bevestigd dat het niet van plan is om de hoogspanningsnetten te verkopen: ze worden slechts in een apart dochterbedrijf onder gebracht.

De heer Samsom (PvdA): U betrekt in één zin RWE en Vattenfall bij het niet verkopen van hoogspanningsnetten. Bent u ervan op de hoogte dat Vattenfall haar hoogspanningsnetten al in de verkoop heeft staan?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat in de verkoop staat, is nog niet verkocht. Ik constateer alleen maar dat op basis van EU-regelgeving Vattenfall niet verplicht is om te verkopen.

De heer Samsom (PvdA): U voegde daaraan toe: «dat is het ook niet van plan». Dat lijkt mij toch moeilijk hard te maken op het moment dat de hoogspanningsnetten in de verkoop staan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Nee, dat was een verspreking, ik bedoel: het is niet verplicht om te verkopen.

Voorzitter. De minister vindt het onvoldoende en kondigt in haar brief een aantal vervolgacties aan, maar het succes van die vervolgacties hangt volledig af van haar bereidheid om als ultimum remedium in te grijpen, als gemeente en provincies toch verkopen ondanks het ontbreken van een level playing field. De motie-Hessels c.s. zei daarover: «Verzoekt de regering de toegekende bevoegdheid maximaal te benutten en overnames van gesplitste Nederlandse energiebedrijven door ongesplitste bedrijven niet goed te keuren.» Dat is klip en klaar. Is de minister het met mij eens dat als alle andere wegen doodlopen, de vernietiging van het verkoopbesluit in beeld kan en moet komen? Mijn fractievoorzitter Agnes Kant heeft haar motie op dit punt tot nu toe aangehouden, maar het moment nadert dat de SP die alsnog in stemming zal moeten brengen.

De brief van 11 maart 2009 over het capaciteitstarief is op een aantal punten een stap vooruit. De fiscale compensatie voor de gemeenschappelijke aansluiting, bijvoorbeeld voor liften, wordt geregeld. Wij danken de minister daarvoor. Er komt een subsidie voor een piekheffingsysteem voor mensen met een warmtepomp. Mooi zo: mijn collega Jansen had daarvoor gepleit. Zijn pleidooi was echter breder: hij wilde een tijdelijke subsidie voor alle vormen van piekheffing, bijvoorbeeld gedurende een overgangsperiode van twee jaar. Ook bij veel andere installaties kan met beperkte investeringen het piekverbruik en vaak ook het totale elektriciteitsverbruik worden teruggebracht. Dat is goed voor de portemonnee van de afnemer en goed voor het milieu. Bovendien draagt het bij tot het draagvlak voor het capaciteitstarief. Het is bovendien veel effectiever dan een financiële overgangsregeling voor afnemers die substantieel nadeel ondervinden van het capaciteitstarief. Met die overgangsregeling zit de afnemer na twee jaar toch weer met een veel hogere energierekening. De SP stelt daarom voor om de middelen die de minister uittrekt voor de financiële overgangsregeling in te zetten voor een subsidie.

Wij hebben begrepen dat het bij sommige netbeheerders voor woonschepen verplicht is om de installatie dubbel te zekeren, op het schip en aan de wal, waarbij de zekering aan de wal zwaarder is. Op een schip is men voor drie keer 25 ampère gezekerd, maar aan wal voor drie keer 35 ampère. Is de minister het met mij eens dat het onredelijk is om een capaciteitstarief van drie keer 35 ampère in rekening te brengen?

De SP-fractie kan instemmen met het inzetten van de rijksprojectenprocedure ten behoeve van de realisatie van een windmolenpark ten noorden van Urk, als er bij dit project voldaan wordt aan de voorwaarde dat een vrijwaringszone van anderhalve kilometer ten opzichte van de bebouwde kom van Urk en andere dorpskernen wordt aangehouden. Uiteraard zullen wij bij verdere uitwerking van de rijksbestemmingsplannen nagaan of aan onze inpassingscriteria voldaan is. Het lijkt er op dat dit, wellicht met enkele kleine aanpassingen, wel mogelijk zou moeten zijn.

Het High Field Magnetic Laboratory (HFML) van de Universiteit van Nijmegen is een onderzoeksinstelling van internationale faam die zwaar in de problemen is gekomen door de overdracht van de middenspanningsnetten door Nuon en Liander aan TenneT. Terwijl er verder niets veranderd is, moet het laboratorium opeens vier ton meer gaan betalen aan energiekosten waardoor de beschikbare tijd voor experimenten drastisch moet worden teruggeschroefd. De minister van Economische Zaken stelt dat deze tariefswijziging voortvloeit uit de overdracht en dat er wettelijk geen speld tussen te krijgen is. Wel gaat zij praten met haar collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat is voor ons veel te mager. Het slaat toch nergens op dat een fundamenteel onderzoek binnenkort ter ziele gaat door een bureaucratisch probleem? Liander is nota bene voor 100% een overheidsbedrijf. Waarom kan hier niet snel een mouw aan worden gepast en wordt er in plaats daarvan een oeverloze discussie gevoerd over het heen en weer pompen van geld?

De Kamer heeft drie keer met de minister gesproken over Voorrang voor Duurzaam op het elektriciteitsnet en er is daarover ook nog een uitgebreid schriftelijk overleg gevoerd. Het is in technisch opzicht een zeer ingewikkelde materie, maar de bottomline is simpel. De SP-fractie en de meerderheid van de Kamer willen dat de leveranciers van duurzame energie in geval van schaarste op het net met voorrang bediend worden. Daarbij staat de meest duurzame vorm van opwekking bovenaan de ladder: eerst zon, wind en water, daarna warmtekracht en ten slotte fossiele en atoomstroom. Ook na beantwoording van alle vragen blijven wij twijfel houden of de tijdelijke regeling in afwachting van de behandeling van de wijziging van de Gaswet voor de leveranciers van duurzame stroom een echte verbetering betekent. Gezien de reacties uit het veld neigen wij ertoe die vraag met nee te beantwoorden, tenzij de minister nu nog met een overtuigende argumentatie komt.

Mijn laatste punt gaat over het Groenboek Europees energienetwerk. De SP-fractie steunt het standpunt van de Nederlandse regering dat het budget van het Trans-Europese Energie Netwerken-programma (TEN-E) primair gebruikt dient te worden voor de financiering van haalbaarheidsstudies en niet voor projectstudies. Bij een overmaat aan subsidieaanvragen zou de prioriteit gegeven dienen te worden aan projecten die een positieve bijdrage leveren aan de opbouw van de productiecapaciteit voor duurzame energie.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Wij blijven bij het standpunt dat de ministeriële regeling Betere benutting transportcapaciteit gelijktijdig met het recent naar de Kamer gestuurde wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam behandeld zou moeten worden. De antwoorden van de minister overtuigen onze fractie niet van de noodzaak om de regeling nu al in te laten gaan: het gaat om contractuele congestie door de geplande bouw van enkele grote centrales en niet om fysieke congestie. De antwoorden bevestigen bovendien dat met de regeling onomkeerbare stappen gezet worden waarbij duurzame decentrale stroomproducenten op achterstand gezet worden. De minister wijst op de gewenste gelijke behandeling, maar op grond van art. 24 lid 2 van de Elektriciteitswet kan in geval van contractuele congestie onderscheid gemaakt worden tussen bestaande producenten en aan te sluiten producenten. Ook legt de regeling verplichte risico’s op aan producenten en afnemers in congestiegebieden, die onevenredig neerslaan bij decentrale en veelal duurzame producenten. De verplichte transportprognoses zijn bijvoorbeeld makkelijker op te brengen door grotere centrales dan door decentrale producenten. Omdat daarnaast in het kader van de AMvB van het wetvoorstel nog nader gedacht wordt over de uitwerking van het toe te passen systeem van congestiemanagement, pleitten wij voor de behandeling van de ministeriële regeling samen met het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam.

Wij hebben zo-even een petitie in ontvangst genomen over het windmolenpark Noordoostpolder van het comité Urk Briest. Wij herkennen heel veel van de bedenkingen die door dat comité naar voren zijn gebracht. Wij blijven onverminderd kritisch over de gang van zaken rond dat geplande windmolenpark en hebben daar ook schriftelijke vragen over gesteld. Wij zijn blij dat de minister uitspraken over het dwarsliggen van de gemeente Urk heeft ingetrokken.

Minister Van der Hoeven: Niets daarvan, ik heb die uitspraken niet gedaan.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik dacht dat even dat de minister zei dat zij die uitspraak niet had ingetrokken en dat zij daarbij blijft, maar gelukkig zei zij: ik heb dat niet gezegd.

Voorzitter. Laat ik het dan zo formuleren: wij zijn blij dat de minister de gemeente Urk niet verwijt dat zij dwarsligt, want het probleem is, zoals in het nieuws is gekomen, dat de gemeente nauwelijks betrokken is in de voorbereidingen van de komst van een windmolenpark. Als het vergunningentraject formeel nog niet van start is gegaan, is er weinig om over dwars te liggen. Juist over het betrekken van de gemeente Urk en de omwonenden zijn wij niet tevreden. Het gaat om een grootschalig windmolenpark met molens die een tophoogte hebben van ongeveer 190 meter. Dit heeft enorme invloed op de leefomgeving van omwonenden en over die hoogte kwam pas later in het traject duidelijkheid. Denk ook aan het beschermde dorpsgezicht: als men de tekeningen van het windmolenpark ziet, ziet men eigenlijk pas de impact die het zou kunnen hebben. Daarnaast spelen ook geluidsoverlast en andere bezwaren een rol. Kortom: het pleidooi is om hier een goed overleg over te hebben met de gemeente Urk en de omwonenden. Dat is meer dan het indienen van een zienswijze en meer dan een burgergerichte campagne na het indienen van vergunningaanvragen: het betekent serieus openstaan voor de bezwaren. Het is van belang, zoals ook net nog werd beklemtoond, dat voor de gemeente en veel inwoners geldt dat zij helemaal geen bezwaren hebben tegen windmolens, zij zijn juist trots op windmolens die zij hadden en nog steeds hebben, maar dat het hen gaat om de locatie en de maatvoering. Waarom is er geen betrokkenheid in het bestuurlijk overleg van de gemeente Urk? Is er nog te praten over de definitieve locatiekeuze? In antwoord op vragen van een aantal collega’s heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu aangegeven dat het beoordelingssysteem voor windmolens zo aangepast zal worden, dat er beter rekening gehouden wordt met de geluidsproductie van hoge windmolens die meer geluid lijken te produceren dan waarmee gerekend werd. Wat is de stand van zaken? Welke consequenties kan het nieuwe beschermingsniveau hebben voor het geplande windmolenpark in de Noordoostpolder?

Wij zijn tevreden over de aankondiging van een robuustere vormgeving van de regeling voor Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) in het crisisakkoord. Het bieden van zekerheid voor de lange termijn à la het Duitse model is een belangrijke stimulans voor het bedrijfsleven om te investeren in de productie van duurzame energie. Hoe eerder er duidelijkheid wordt verschaft over de concrete invulling van een robuustere SDE-regeling, hoe beter. Ten slotte over de splitsing van de energiebedrijven: wanneer kan het derde energiepakket inclusief de level playing field clausule geïmplementeerd worden? Is dat voordat de fusie in kannen en kruiken is? Acht de minister de opzet van de clausule bij deze fusieplannen noodzakelijk om het openbaar belang te borgen?

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor het toesturen van het besluit Financieel beheer netbeheerder, maar wij zijn natuurlijk al weer een paar stappen verder en benieuwd hoe de invulling ervan plaatsvindt. In het vorige plenaire debat begrepen wij al dat Essent haar splitsingsplan had ingetrokken nadat de minister er zo veel vragen over had gesteld, dat Essen dacht dat schrijven wij maar opnieuw. Wij zijn benieuwd hoe dit dan bij de splitsing van Nuon zit. Ik ga er vanuit dat de verdeling 40–60 onverkort gehandhaafd wordt. Wij hebben de vorige keer gevraagd om inzicht te krijgen in de investeringsplannen die erachter zitten en ik wordt daar steeds benieuwder naar. De verdeling 40–60 is geen doel op zich, maar een middel om ervoor te zorgen dat zowel de netbeheerder als het productie- en leveringsbedrijf kunnen investeren in de toekomst. Als het enigszins mogelijk is, maar de minister moet dat maar verklaren, wil ik graag meer inzicht hebben in die plannen.

Ik constateer dat met het onderhandelingsakkoord tussen de raad en het parlement van Europa niets veranderd is aan de situatie en aan het compromis dat de minister in de raad heeft moeten sluiten. Wij vonden het toen ook al vervelend dat het alternatief voor splitsing het independent transmission operator-model (ITO) of het independent system operator-model (ISO) moet zijn. Wat doet dit nu voor de level playing field clause? Wij begrijpen dat wij die onverkort kunnen handhaven: andere bedrijven mogen volgens de Europese regels kiezen voor de afgezwakte splitsing, maar wij mogen dan nog steeds bezwaar maken tegen het opkopen door deze bedrijven van onze wel volledig gesplitste bedrijven.

Ik kom dan bij de brief die verslag doet van het «zeer gezellige» gesprek dat de minister met de heer Großmann heeft gehad. Uit het verslag spat de sfeer ons toe, maar ik neem aan dat de minister het heel vriendelijk heeft gehouden. Wat betreft Borssele moeten wij even afwachten welk konijn RWE uit de hoed tovert. Ik denk niet dat er één is, maar goochelaars hebben ons vaker verrast, dus laten wij dit maar even afwachten. Duidelijk moet zijn dat, zoals wij ook in het plenaire debat hebben besproken, er geen U-bochtconstructies bedacht kunnen worden waardoor op één of andere manier alsnog het eigendom van Borssele in handen van RWE, een particulier bedrijf, komt. Als RWE echt vasthoudt aan zijn netwerken in Duitsland denk ik dat dit een showstopper is voor de overname van Essent door RWE. Ik lees uit de brief dat de minister er ook zo over denkt en ik hoor daar graag in dit debat een ferme bevestiging van. Het gesprek met Nuon en de directeur daarvan zal nog plaatsvinden. Ik ga ervan uit dat dit zich op een iets ander gezelligheidsniveau afspeelt, maar ook daar zijn wij benieuwd naar het verslag.

Tot slot, geheel tegen mijn traditie in, de duurzaamheid. Ik begin met Urk, een duivels dilemma. Urk heeft er vandaag visueel een paar grote molens bijgeplaatst om te laten zien hoe dwars Urk eigenlijk ligt. Dat bedoel ik het letterlijk: Urk ligt namelijk dwars tussen die drie enorme banen van windmolens in. Het minste dat wij kunnen doen, is Urk betrekken in de besluitvorming en de procedures daaromheen. Ik heb deze week met de projectdirecteur gesproken: daar is ook de wil om dit te doen. Ik denk dat dit vanuit het ministerie georganiseerd moet worden, de minister kan hier een rol in spelen en daar morgen al mee beginnen. Dat betekent niet dat de wens van Urk de doorslag geeft voor heel Nederland, maar ook nu is noodzakelijk dat Urk een stem kan laten horen op een wat formeler niveau dan tot nu toe het geval is geweest, alleen al om het draagvlak te verbeteren. Als wij dan al die molens plaatsen, moeten wij ze vervolgens ook betalen. Het is bijna Pasen en de minister had beloofd om de uitvoering van de motie-Samsom met Pasen ter hand te nemen. Ik ben dus heel benieuwd hoe die ervoor staat, met name in het licht van de prachtige afspraken die in het aanvullend beleidskader, het crisispakket, zijn gemaakt. Als de minister daarover iets kan toelichten, hoor ik dat graag. Mijn nieuwsgierigheid kent geen grenzen.

De voorzitter: Ik verzoek de heer Samsom om helder aan te geven wat de PvdA vindt van de ministeriële regeling. Ik denk dat de minister een idee moet hebben hoe deze in de Kamer ligt.

De heer Samsom (PvdA): Ik heb in het vorige debat met verve, maar volstrekt tevergeefs, geprobeerd mijn collega’s te overtuigen van het feit dat dit een goede ministeriële regeling is. Ik ben daar na de beantwoording van de vragen zo mogelijk nog meer van overtuigd dan daarvoor, dus wij handhaven ons oordeel dat de ministeriële regeling over het capaciteitsmanagement en dergelijke nuttig is voor de aansluiting van een paar windmolenparken en niet in de laatste plaats voor dat van Urk. Nu geef ik anderen weer een argument om ertegen te zijn, het zij zo. De regeling moet dus doorgaan.

Mevrouw Spies (CDA): Voorzitter. Ik maak gelijk gebruik van de gelegenheid om een bekentenis te doen: de voorbereidingstijd van dit AO was voor mij buitengewoon kort. Ik ben redelijk vertrouwd met het onderwerp duurzaamheid en alles wat daarmee samenhangt, maar ik vraag enige compassie van mijn collega’s. Ik waag een poging.

De ontwikkelingen in Europa stemmen ons somber, want wij hadden gehoopt dat Nederland niet als enige verregaand energiebedrijven zou gaan splitsen, maar dat dit de standaard voor heel Europa zou worden. Er zijn nogal wat geruchten die elkaar tegenspreken op dat punt. Ik wil graag van de minister horen wat daar wel of niet van waar is en of zij inschat dat na de verkiezingen, met een nieuw samengesteld Europees parlement, mogelijk andere stellingnamen te verwachten zijn. Op welk moment schat de minister in dat er definitieve conclusies getrokken worden? Dit heeft natuurlijk alles te maken met de discussie waar wij in Nederland volop mee bezig zijn over het beoordelen van splitsing, overname- en fusieplannen en alles wat daarmee samenhangt. Wij hebben in het verleden niet voor niets bij monde van oud-collega Jos Hessels de regering opgeroepen om haar bevoegdheden maximaal te benutten om overnamen van gesplitste Nederlandse bedrijven door ongesplitste andere bedrijven tegen te houden. Verschillende collega’s hebben deze motie al aangehaald. In het verslag van het gesprek met de heer Großmann kan men tussen de regels door aardig lezen hoe de waardering van de minister zal zijn. Zij geeft aan dat zij bezwaar zal maken bij de Europese Commissie en dat het level playing field door haar als belangrijke toetssteen gebruikt zal worden. Wat moet ik daarin lezen over de waardering van het in revisie zijnde splitsingsplan? Kan zij hierover en over de termijnen waarop zij verwacht dat tot besluitvorming kan worden overgegaan iets aangeven? Een andere vraag rondom de Europese ontwikkeling: hoe is de positie van industriële netten in het hele pakket van maatregelen dat wordt voorgesteld? Ik hoor van verschillende grote bedrijven dat zij daar zorgen over hebben.

Het is goed dat wij de solvabiliteit van 40% nu ook gaan verankeren. Ik hoor geluiden over een haast semantische discussie over wat eigen vermogen is en wat niet. Laten wij daarover zo weinig mogelijk onhelderheid bestaan. Ik hoor graag een nadere toelichting op dat punt.

De mensen uit Urk hebben ons vandaag met verve en overtuiging hun positie duidelijk gemaakt: Urk wordt niet monddood gemaakt en buitenspel gezet. Eerlijk gezegd kan ik mij ook niet voorstellen dat in de te volgen procedure de inwoners en het gemeentebestuur van Urk niet gehoord worden. Ik krijg op dat punt graag een toezegging van de minister. Wij zijn het overigens zeer eens met het inzetten van de rijkscoördinatieregeling, want als wij nu één ding met elkaar moeten proberen te bewerkstelligen in dit land, is het dat wij sneller tot besluitvorming komen en de bevolking eerder helderheid kunnen bieden over haar positie. Ik heb heel vlot door het stuk heen gebladerd, maar ik vind het heel bijzonder dat de gemeente Noordoostpolder kennelijk overal uit en te na bij betrokken is, maar dat de relatie met de buurgemeente niet van dien aard is dat het gemeentebestuur van Noordoostpolder en het gemeentebestuur van Urk al eerder om tafel zijn gekomen en de consequenties van dit hele verhaal met elkaar hebben besproken.

Ik stem in met het capaciteitstarief en de voorstellen die de minister daarover doet. Met betrekking tot het aansluitbeleid vraag ik wat de meerwaarde is van die tijdelijke regeling nu ook het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam inmiddels bij de Kamer ligt. Het HFML, mevrouw Gesthuizen sprak het volledig uit, wordt wel een beetje van het kastje naar de muur gestuurd door de zaak nu weer naar de minster van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verwijzen. Is daar niet vlotter een conclusie in te bereiken?

De heer Heemelaar (GroenLinks): Voorzitter. Het is voor mij de eerste keer in de commissie en ook ik heb mij in een paar uur moeten inwerken op dit dossier; ik zeg dit niet om compassie op te wekken. De overkoepelende vraag is hoe de minister duurzame investeringen door RWE wil gaan afdwingen? Die vraag komt terug in een aantal deelvragen. Is zij ermee bekend dat de huidige budgetten van Essent en Nuon voor duurzame energie, voor investering en onderzoek, beperkt zijn – eigenlijk dramatisch laag heb ik mij laten vertellen – terwijl ze nu nog in overheidshanden zijn? Hoe ziet de minister deze budgetten plotseling stijgen wanneer ze in private handen komen?

Hoe ziet de minister de gevolgen van een overname van Essent door RWE met geleend geld? Is er überhaupt nog wel geld voor investeringen of wordt de kas leeggehaald voor de leverage, voor nieuwe overnames, van RWE?

In één van de stukken hebben wij gelezen dat de 155 mln. vooral bestemd wordt voor haalbaarheidsstudie. Betekent dit dat als iets haalbaar is er ook geld in wordt gestopt, of is het alleen maar voor het onderzoeken van die haalbaarheid? Dat lijkt mij niet als het om 155 mln. gaat.

Wat onze fractie betreft, dat zal geen verbazing wekken, moet er veel meer haast gemaakt worden met het investeren en het realiseren van instrumenten voor duurzame energie, zoals in Urk, en moeten wij die parken snel aanleggen. Wij hebben begrepen uit de stukken dat de minister van mening is dat er voldoende overleg is gevoerd met de lokale overheid. Als zij dat van mening is, wanneer gaat het dan gerealiseerd worden?

In het eerste stuk op de agenda hebben wij gelezen over de warmtepompen. Het is voor onze fractie onduidelijk of die subsidieregeling daarbij, het gaat dan ook om warmtekoudevoorzieningen, alleen voor de gebruikers is die de warmtepomp nu gebruiken of ook voor nieuwe gebruikers.

Niet onbelangrijk is de kernenergiecentrale in Borssele. Ook voor ons is het van groot belang of wij als overheid kunnen blijven bepalen dat de centrale overheidseigendom blijft. Wij hebben daarover de motie-Van Gent ingediend en aangehouden. Voor ons is het de vraag hoe de minister ervoor gaat zorgen dat de afspraken over het eigendom van de kerncentrale bij verkoop van Essent aan RWE gewoon in goede handen blijven.

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief rond de fiscale compensatieregeling voor een niet-verblijfsfunctie inzake het capaciteitstarief. Naar mening van de VVD wordt daarmee een aantal van de grootste knelpunten opgelost, maar niet alle knelpunten, daarom is er ook die overgangsregeling. Echter, wat ons betreft hebben wij nu een heel goed, evenwichtig pakket en kunnen wij daarmee door. De minister verhoogt, weliswaar in zeer geringe mate, een aantal tarieven om één en ander te bekostigen, maar geeft aan dat er 30 mln. efficiencyvoordeel is te halen door de netwerkbedrijven. Waarom moeten de tarieven omhoog terwijl er een efficiencyvoordeel is? Zou het één niet ten laste van het ander moeten lopen? Wij steunen ook de subsidie met terugwerkende kracht voor de piekregelsystemen bij warmtepompen, dat lijkt ons een goede zaak.

Er is inderdaad een hele discussie over de definitie van vreemd vermogen van energiebedrijven. Ik heb in het vorig overleg gevraagd of de minister kan aangeven wat hier onder vreemd vermogen wordt verstaan. Zij constateert in de brief dat dit verschillend is, maar wat die verschillen zijn, weet ik niet. Heb ik het nu correct gelezen dat wat wij beschouwen als vorderingen op klanten, mensen die energie hebben afgenomen, in de jaarrekening worden gerekend tot het vreemd vermogen? Dat zouden wij onjuist vinden en dat zou een heel andere blik werpen op het vreemd vermogen van de betreffende bedrijven. Ik zeg wel eerlijk dat het hogere leeskunde vereist om van die jaarverslagen chocola te maken.

Het is opvallend dat het gaat om windmolens bij Urk, terwijl het alleen maar gaat over de gemeente Noordoostpolder. Daar ligt denk ik, zoals anderen al constateerden, de kern van het probleem. Wij verzoeken de minister om de gemeente Urk hierbij te betrekken. Zij kijkt uit op de molens die van offshore-grootte zijn. Wat wij op de Noordzee willen plaatsen, plaatsen wij ook naast het dorpje Urk. Is dat verstandig en moeten wij ook niet dat soort esthetische aspecten in de gaten houden als wij windmolenparken plaatsen? De VVD is helemaal niet enthousiast over wind op land, maar los van dat feit lijkt het mij, ook als men voorstander is, dat dit soort zaken moet worden meegenomen.

Wat gaat Europa doen met betrekking tot de splitsing? Europa kiest inderdaad voor de slapper dan slap-variant zoals mevrouw Gesthuizen zei en daar ben ik het wel mee eens. Laten wij helder houden waarom wij de splitsing in Nederland hebben ingevoerd. Dat is om te zorgen voor een optimale marktwerking op de Nederlandse energiemarkt, zodat de Nederlandse eindgebruiker niet wordt geconfronteerd met te hoge tarieven die ontstaan doordat er kruissubsidiëring kan plaatsvinden tussen netwerk- en productiebedrijven. Dat is waar het om gaat en wat ons betreft staat dit nog steeds overeind. Daarbij kunnen wij alleen maar optreden op de Nederlandse markt. De kern voor ons zit in de level playing clause. Zover wij begrijpen, maar dat horen wij graag uitgelegd, is het zo dat wij de level playing clause kunnen toepassen op hetgeen wij hebben ingevoerd in Nederland. Het hoeft wellicht vanuit Europa niet op die wijze, maar wel binnen Nederland. Als RWE zegt dat het dit niet doet, klopt het dan dat wij kunnen zeggen dat dit in strijd is met onze level playing clause? Kunnen wij dan de verkoop tegenhouden? Dat is de strekking van de motie-Hessels die wij hebben ondersteund en wij vinden dit buitengewoon belangrijk omdat wij anders niet de voordelen gaan krijgen die wij met splitsing beogen, ook op Europees niveau.

De schriftelijke vragenronde heeft veel antwoorden opgeleverd over de ministeriële regeling, maar ook weer een aantal vragen. Ik ben er nog niet uit, dus de minster heeft de kans om hier een meerderheid te bewerkstelligen. Hoe zit het nu met de Duitse wind? Zij geeft aan dat dit ook een factor is, maar wordt dit betrokken bij het congestiemanagement? Betekent dit bijvoorbeeld dat wij de verbinding, een aantal interconnectoren, afsluiten op het moment dat er overcapaciteit dreigt? Of is dit allemaal onmogelijk, komt de Duitse wind gewoon langs en gaat die via Nederland, België en Frankrijk terug naar Zuid-Duitsland? In hoeverre wordt die wind in het congestiemanagement betrokken en op welke wijze?

Wij lazen in een antwoord op één van de vragen dat er op dit moment een onderzoek loopt naar hoe het systeem van congestiemanagement precies moet worden vormgegeven als wij het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam in dit Huis bespreken. Er loopt dus een onderzoek en tegelijkertijd wil de minister een congestiemanagementsysteem invoeren. Waarom wachten wij dat onderzoek niet af? Wat moet er uit dat onderzoek komen en wat is de kans dat dit zaken oplevert die in strijd zijn met hetgeen zij nu in de ministeriële regeling heeft voorliggen, want dat zou toch buitengewoon onhandig zijn? Hebben wij het correct begrepen dat, als wij naar congestiemanagement gaan nu of in de toekomst, wij om de overcapaciteit op het netwerk tegen te gaan, moeten kiezen tussen óf werken met een vast aantal partijen met een runback-scenario óf met congestiemanagement? Het kan dus niet zo zijn dat beiden gemengd worden omdat beiden een vorm zijn om overbelasting van het net tegen te gaan? Of men wordt door runback afgeschakeld en dan krijgt men geen vergoeding of wij hebben een systeem waar iedereen aan meedoet, congestiemanagement? Klopt het wat ik zeg, want er is wel heel veel duurzame capaciteit die in de wachtrij staat die het slachtoffer wordt als wij het niet doen. Wij hebben op zich een positieve grondhouding, maar dat vereist wel dat deze vragen van een helder antwoord worden voorzien.

Voorzitter: Zijlstra

Antwoord van de minister

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik heb de vragen gerubriceerd in acht onderdelen. Ik begin met het EU-pakket en de level playing field clause, dan ga ik in op de splitsingsplannen, daarna Borssele, het aansluitbeleid, het capaciteitstarief, Urk, de SDE en het magnetenlab.

Ik memoreer eerst waarom wij hebben gekozen, met z’n allen, voor de volledige splitsing van de energiebedrijven. Dat was niet om Europa een plezier te doen, maar omdat wij de Nederlandse publieke belangen wilden waarborgen, om de Nederlandse netten veilig te stellen en om te voorkomen dat commerciële risico’s worden afgewenteld op de netwerken. Dat die risico’s er zijn, blijkt wel uit de discussies die wij in het verleden hebben gevoerd en die wij nu voeren over de verdeling van de schulden. Dat staat los van de discussie in Europa. Natuurlijk, ik ben een warm pleitbezorger in Europa van een volledige splitsing, want dat is naar mijn mening de enige manier om de onafhankelijkheid van de netwerken structureel te waarborgen en de belangrijkste hoeksteen van een goedwerkende interne energiemarkt. Laten wij dan ook vaststellen dat de Europese discussie zich altijd richtte op de hoogspanningsnetwerken en de gastransportnetten. Wij gaan inderdaad verder en juist omdat wij dat risico dat ik net heb beschreven zien voor de regionale netten, willen wij elke vorm van risico uitsluiten. In Europa hebben wij in oktober een gemeenschappelijk standpunt bereikt. Dat betekende dat er drie varianten waren om de onafhankelijkheid van het netwerkbeheer te versterken: ownership unbundling, independent system operator (ISO) en de indenpendent transmission operator (ITO). Er komt een evaluatie na twee jaar om te kijken of niet alsnog volledige unbundling noodzakelijk is.

Als een geïntegreerd energiebedrijf een reeds gesplitst bedrijf overneemt, kan er getoetst worden in hoeverre er sprake is van een reëel risico voor het openbaar plan. Daarnaast is er sprake van verbetering tussen de samenwerking van transmission system operators (TSO) en regulators in de richting van een Europees agentschap dat technische codes vaststelt, samenwerking borgt en dergelijke. Wij hebben in oktober dat akkoord bereikt en daarna heeft een tweede lezing in het parlement plaatsgevonden. Vorige week heeft het Tsjechisch Voorzitterschap namens de raad met de Commissie en het Europees parlement een principeakkoord gesloten. Het Europees parlement had aangedrongen op volledige ontvlechting, in ieder geval voor de hoogspanningsnetten, en ik was het daarmee eens. Het heeft uiteindelijk die eis laten vallen tegen de achtergrond van het welslagen van het volledige derde pakket. Dan vallen wij dus terug op het akkoord zoals dat is bereikt in oktober. Het heeft wel wat andere extra eisen bedongen, zoals een verdere versterking van de onafhankelijkheid van die ITO-variant, invoering van een versterkt compliance programma, extra toezicht door het instellen van een toezichtorgaan en een zwaardere rol voor de regulator bij de investeringsbeslissing. Hoe gaat het nu verder? De richtlijn kan nu niet meer inhoudelijk worden beïnvloed, dat hebben wij gehad. Nu volgt de formele stemming in het Europees parlement, de ratificatie door de lidstaten en het vaststellen van de richtlijnen door de Commissie. Ik verwacht dat dit proces voor 1 juli 2009 afgerond kan zijn. Daarna is de implementatie van de richtlijnen aan de orde en dan heeft elke lidstaat hiervoor achttien maanden de tijd.

Wat gaan wij nu doen? De achterliggende vraag van de leden was of ik nu wel of niet iets in handen heb om die volledige splitsing van RWE af te dwingen. Men is bij Essent nog niet zo ver dat er sprake kan zijn van een verkoop. Eerst moet er gesplitst zijn. De beoordeling van het splitsingsplan is nog niet afgerond en ik heb ook het oordeel van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) over het splitsingsplan nog niet ontvangen. Ik weet dat er provincies zijn die willen dat ik daar haast mee maak. Dat kan ik niet op het moment dat ik het oordeel van de NMa niet heb ontvangen. Daarna heb ik zes weken de tijd om mijn mening te vormen en die benut ik ook, zo simpel is dat. Ik heb aan de Europese Commissie mijn bezwaren kenbaar gemaakt ten aanzien van een ongeclausuleerde overname van Essent door RWE. Overigens is het zo dat de formele aanmelding bij de Commissie van de overname door RWE nog niet heeft plaatsgevonden en dat ook de aandeelhouders hun besluitvormingsprocedure nog niet hebben afgerond. Daarnaast overweeg ik inderdaad om, ik geloof dat mevrouw Gesthuizen, mevrouw Wiegman en de heer Heemelaar daarnaar vroegen, als er sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van de aandeelhouders met het oog op de splitsing of de besluitvorming ten aanzien van het overnamebesluit, te bezien in hoeverre ik vooruitlopend op een eventueel vernietigingsbesluit het aandeelhoudersbesluit kan schorsen. Dat kan echter alleen als ik kan aantonen dat er sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van de aandeelhouders met het oog op de splitsing of de besluitvorming ten aanzien van de overnamebesluitvorming. Anders kan het niet. Uiteraard zal ik het derde pakket zelf zo spoedig mogelijk implementeren met inbegrip van de level playing field clause. De reikwijdte van de beschermingsclausule biedt inderdaad de mogelijkheid om overnames van Nederlandse gesplitste bedrijven door ongesplitste bedrijven te toetsen, nadere eisen te stellen of te blokkeren bij een reëel risico voor het openbare belang. Die maatregelen die dan genomen worden, moeten voldoen aan bepaalde randvoorwaarden: ze moeten verenigbaar zijn met het Europees recht, mogen niet discrimineren en de Europese Commissie zal daaraan haar goedkeuring moeten geven. Het is dus niet mogelijk om overnames zomaar te blokkeren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik worstel met het volgende: de minister heeft bevoegdheden, maar zij moet bijvoorbeeld kijken of de aandeelhouders onzorgvuldig hebben gehandeld, wat er op Europees vlak speelt en naar het openbaar belang. Zijn dat begrippen waar de minister mee uit de voeten kan? Heeft zij daadwerkelijk die middelen in handen om iets zinnigs te zeggen over zoiets als het openbaar belang en er conclusies aan te verbinden? Of is er als puntje bij paaltje komt weinig tegen in te brengen?

Minster Van der Hoeven: Ik heb aangegeven wat de mogelijkheden zijn. Vooruitlopend daarop moet er natuurlijk een akkoord gegeven worden op het splitsingsplan, want wij zijn nog niet aan het verkopen, wij zijn aan het splitsen. Op het moment dat daar zaken in staan die niet sporen met hetgeen is afgesproken, kan ik een aanwijzing geven. Men weet dat ik dat ook zal doen.

De heer Samsom (PvdA): Bij het vorige debat kwam dit ook ter sprake, maar ondertussen is er wat meer duidelijk over de tijdsschema’s en dat is wel van belang. U zegt dat u het derde energiepakket zo snel mogelijk zal implementeren, inclusief de mogelijkheid om gebruik te maken van de level playing field clause. Is dit op tijd om eventueel de level playing field clause in werking te kunnen stellen bij de overname van Essent door RWE?

Minster Van der Hoeven: Ik heb natuurlijk gekeken naar wat wij daarvoor aan tijdslijnen hebben. Ook mevrouw Wiegman vroeg wanneer wij die clausule kunnen gaan gebruiken. Er is een aantal mogelijkheden met betrekking tot de implementatie. Het kan door middel van een apart wetsvoorstel, maar dat duurt al snel twaalf maanden. Het kan door middel van een nota van wijziging op een lopend wetsvoorstel, dat is afhankelijk van het wetsvoorstel, maar dat zal ik zeer zeker bekijken. Het kan ook door een spoedwet. Dat zijn de mogelijkheden: ze hebben allemaal hun voor- en nadelen. Er is ook sprake van een technische beperking: de lpf-clausule kan niet volledig geïsoleerd worden gezien van het derde pakket, zij hangen met elkaar samen. Het is ook niet gezegd dat elke overname hiermee geblokkeerd kan worden, dat heb ik u duidelijk gemaakt, maar ik bezie op dit moment de juiste weg om zo snel mogelijk die clausule te implementeren.

Mevrouw Spies (CDA): In uw eigen brief geeft u aan dat er nog wat onduidelijkheid bestaat over de mate waarin u de mogelijkheid hebt om met een beroep op die clausule van het gelijke speelveld door te kunnen pakken, als u dat al zou willen. U spreekt over onzorgvuldig handelen en openbaar belang. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat uiteindelijk, de CDA-fractie heeft daar buitengewoon veel moeite mee gehad, een splitsingswet door de Eerste en Tweede Kamer is aangenomen en dat wij, als wij met de consequenties geconfronteerd worden, gaan zoeken naar haakjes die de consequenties van die splitsingwet zichtbaar maken. Ik wil graag van de minister horen dat zij neutraal naar de beoordeling kijkt.

Minster Van der Hoeven: Ik begrijp uw opmerking heel goed. Vandaar ook mijn toonhoogte toen ik sprak over «onzorgvuldig handelen van de aandeelhouders». Dat moet ik wel kunnen aantonen. Ik kan niet zomaar zeggen: hier is onzorgvuldig gehandeld, punt, want zij hebben niet gedaan wat ik wilde. Dat kan niet, daar is een procedure voor en het heeft ook te maken met hoe wij omgaan met de medeoverheden. Wij moeten daar heel zorgvuldig in zijn.

De heer Zijlstra (VVD): U hebt het over het risico voor het openbaar belang en dat gebruikt u, als ik het goed beluisterd heb, in relatie met de level playing field clause. Laat ik proberen de vraag te formuleren aan de hand van een voorbeeld. Op het moment dat een buitenlands bedrijf een Nederlands energiebedrijf wil overnemen en het buitenlandse bedrijf is niet gesplitst, is het dan een optie om de verkoop tegen te houden omdat het voor Nederlandse bedrijven niet mogelijk is om onder gelijke omstandigheden op die betreffende markt te opereren, of gaat het alleen maar om het openbaar belang in Nederland? Als het het eerste niet is, is er niet zo heel veel level playing.

Minster Van der Hoeven: Dat is een ander punt. Ik heb aangegeven dat ik in ieder geval mijn bezwaren ten aanzien van een ongeclausuleerde overname heb aangegeven. Uw voorbeeld zou zo’n overname kunnen zijn waarbij de markt eenzijdig ontsloten wordt of waarbij een enorme machtsconcentratie ontstaat. Het is aangemeld bij de Commissie dat dit niet het geval kan zijn. Dat staat los van de level playing field clausule, want daar moeten wij kijken naar het reële risico voor het openbaar belang. Wij hebben het dan over andere dingen als leveringszekerheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid, in feite zaken die wij onder het openbaar belang rangschikken. Er kunnen wel meer zaken zijn, maar dat moeten wij wel beargumenteren. Het kan niet zo zijn dat wij een clausule gebruiken zonder dat dit wordt beargumenteerd en ook daarin is natuurlijk weer voorzien door een bepaalde procedure.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Is het zo dat wat Nederland en de Europese Commissie onder openbaar belang verstaan hetzelfde is? Ik kan mij voorstellen, geredeneerd vanuit onze eigen nationale belangen, dat die niet één op één worden gedeeld door de Europese Commissie. Is er consensus over wat openbaar belang is en weet men elkaar daarop te vinden en aan te spreken?

Minster Van der Hoeven: Nee, dat zal moeten blijken uit de kracht van onze eigen argumenten.

De heer Samsom (PvdA): De kracht van onze eigen argumenten, maar ook van onze eigen wetgeving. Wij implementeren de level playing field clause in een Nederlandse wet waarin staat dat wij onszelf in staat stellen om dit soort overnames te blokkeren. Wij moeten ons dan alleen aan onze eigen wetten houden, die dan wel conform de Europese richtlijnen moeten zijn. Wij kunnen dus zelf, op eigen kracht, die wet implementeren en vervolgens ten uitvoer brengen als dat nodig is. Zo is toch de interpretatie?

Minster Van der Hoeven: Zo is de interpretatie. Dit betekent dat de formulering van de implementatie van belang is en daarna de kracht van de argumenten. Beide zaken moeten benut worden. U kunt zich voorstellen dat ik haast wil maken met de hele implementatiewetgeving, alleen gaat het om de implementatie van het gehele derde pakket en niet alleen van de level playing field clause.

Voorzitter. Mevrouw Spies vroeg hoe het zit met de industriële netten in het derde pakket. Ik begrijp dat zij vooral doelt op de private netten. In het gemeenschappelijk standpunt stond daarover nog niets, daar heeft zij gelijk in, maar in het licht van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie op basis van het tweede pakket elektriciteitslijn is dat nu rechtgezet. Dit betekent dat de ontheffingspraktijk voor private netten, bijvoorbeeld van Schiphol en DSM, zoals die nu in Nederland plaatsvindt, naar verwachting in stand kan blijven. Wij hebben er sterk voor gelobbyd om ook ontheffing mogelijk te maken voor kleine private netten waar enkele huishoudens onderdeel vanuit maken, zoals campings en jachthavens. Ook dat is geregeld en in positieve zin voor Nederland gewijzigd.

Hoe staat het met de splitsingsplannen? Essent en Nuon hebben vorig jaar hun plannen ingediend en het oordeel van de NMa van het splitsingsplan van Nuon heb ik ontvangen. Ik heb tot uiterlijk morgen de tijd om daar indien nodig een aanwijzing op te geven. Later deze week informeer ik de Kamer over mijn conclusies. Ik kan daar op dit moment niet op vooruitlopen. Bij een splitsing moeten er twee gezonde bedrijven ontstaan. Dit betekent dat er geen gouden koorden mogen zijn, dat de risico’s met betrekking tot de cross border leases op zijn minst beperkt moeten zijn, dat de splitsingskosten niet worden doorberekend, dat de tarieven voor afnemers zich beheerst ontwikkelen, dat de netbeheerder voldoende eigen vermogen heeft en dat er helderheid is over de investeringsplannen, want die hebben te maken met de verdeling van de vermogens. De verdeling 40–60 is gewoon vanzelfsprekend. Het plan van Essent ligt bij de NMa. Ik ga de Kamer informeren, zeg ik in de richting van de heer Samsom, over de beoordeling van het splitsingsplan, alleen is een aantal onderdelen daarvan vertrouwelijk. Dit betekent dat wij dat ook in vertrouwelijkheid moeten wisselen, want het gaat om commerciële informatie. Ik zal na afloop van het volgend debat de leden op hoofdlijn informeren over mijn beoordeling en wij kunnen daar een vertrouwelijke ronde aan vastknopen waarbij ik de Kamer kan informeren over andere dingen, maar dat laat ik aan de Kamer over. Ik kan niet alles in de openbaarheid zeggen.

De heer Zijlstra vroeg of het waar is dat het kredietbeoordelingsbureau per bedrijf kijkt naar het vreemd vermogen. Ik vind het van belang dat wij de definitie van vreemd vermogen voorzichtig hanteren; ik bereken het percentage ten opzichte van de totale schuld, dus alle elementen. Dat percentage eigen vermogen dient op het moment van splitsen, niet daarna, 40 te bedragen. Tegelijkertijd kijk ik naar de investeringsprogramma’s en op welke manier de schulden zijn toegedeeld.

De heer Zijlstra (VVD): Mijn vraag ging erover of vorderingen op klanten zijn opgevoerd als vreemd vermogen. Ik kon op dit punt niet goed wijs worden uit de jaarverslagen. Als dat zo is, vindt de VVD dat een onterechte definitie van vreemd vermogen en daarmee zou het eigen vermogen hoger uitvallen.

Minster Van der Hoeven: De schulddefinitie die in het besluit wordt gehanteerd, bevat aan de ene kant alle schulden aan verschaffers van vreemd vermogen, zoals die blijken uit de balans van de netbeheerder. Daar hoort dit punt toch eigenlijk wel bij. Aan de andere kant zien wij dat kredietwaardigheidsinstellingen zoals Standard & Poor’s en Moody’s in het algemeen een aangepaste definitie gebruiken van vreemd vermogen en voor elke individuele organisatie een unieke definitie hanteren. Vanwege het generieke karakter van het besluit is het niet mogelijk om regels te stellen op het niveau van individuele organisaties. Er is dus voor gekozen om het totale vreemd vermogen te gebruiken bij de bepaling van de solvabiliteit en in de praktijk betekent dit een vrij conservatieve benadering. U vroeg hoe het zit met dat deel van het eigen vermogen dat bestaat uit de niet-betaalde rekeningen door consumenten. Dat is een nieuw element en ik moet eerlijk zeggen dat ik het erg lastig vind om op dit moment, met name bij Nuon, nog een nieuw element in te brengen in de hele discussie omdat mijn beoordelingstermijn vandaag afloopt.

De heer Zijlstra (VVD): Dit is precies de vraag die gesteld is tijdens een AO van, ik meen, een maand geleden, dus in die zin is het geen nieuw element. Daarbij is een vordering boekhoudkundig iets anders dan vreemd vermogen. Ik geef u dat mee en wij wachten verder af wat wij aan het eind van de week tevoorschijn zien komen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Laat ik mij daar dan kortheidshalve bij aansluiten. Wat is volgens het inzicht van de minister de logica van het hanteren van die brede definitie?

Minster Van der Hoeven: Ik heb goed geluisterd naar wat de heer Zijlstra zei. Een vordering is inderdaad geen vreemd vermogen. Ik heb aangegeven op welke manier er gekeken wordt naar die schulddefinitie. Ik ga er geen eigen definitie aan toe voegen.

Voorzitter. Wij hebben eerder over Borssele gesproken en ik heb ook eerder aangegeven dat het mijn inzet is om de publieke invloed en zeggenschap in Borssele te behouden. Ik onderneem daarvoor twee acties, daar kom ik zo dadelijk op terug. De Kamer heeft het verslag van het gesprek met de heer Großmann, de bestuursvoorzitter van RWE, gezien. Ik heb aangegeven hoe ik en de Kamer erin zitten en dat wij een waarborg willen dat de publieke invloed en zeggenschap op Borssele behouden blijven. Men heeft gezegd begrip te hebben voor deze politieke realiteit en toegezegd mee te willen werken aan een oplossing. Wat mij betreft moet dat een oplossing zijn die ons allen tevreden stelt: de Kamer, mij, de bedrijven en de aandeelhouders. De Kamer weet dat de statuten van de Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) bepalen dat de aandelen rechtstreeks of middellijk in handen moeten zijn van publiekrechtelijk lichamen en dat de private partijen Essent en Delta uiteindelijk gaan over deze statuten. Dat is vastgelegd. RWE heeft toegezegd de komende weken een voorstel uit te werken waarin aan deze zorgen tegemoet gekomen wordt. Ik verwacht dat dit voorstel wordt gedragen door alle partijen en ik zal toetsen in hoeverre het voldoet aan de wensen van de Kamer en mijzelf.

De heer Samsom (PvdA): U streeft een oplossing na die voor iedereen bevredigend is en dat lijkt mij toch de kwadratuur van een cirkel. De enige oplossing waarbij Borssele in publieke handen blijft, is de oplossing waarbij RWE afziet van Borssele. Dat lijkt mij een lastige – tenzij RWE daarbij staat te juichen – aangezien RWE heeft ingezet op Borssele. Ziet u misschien nog een andere oplossing waarbij RWE wel degelijk iets van Borssele krijgt? Dat zou toch een oplossing zijn die de gehele Kamer op voorhand al heeft afgewezen.

Minster Van der Hoeven: Men heeft mij toegezegd een voorstel uit te werken en ik heb dat nog niet gezien. Ik kan daar dus eigenlijk helemaal niets over zeggen. Ik verwacht dat dit voorstel wordt gedragen door RWE, Essent en Delta. Ik toets dat aan uw en mijn wensen en ik kom daarop bij u terug.

Voorzitter. Ik ben in overleg met betrokken partijen om te bezien welke extra waarborgen mogelijk zijn om die publieke invloed en zeggenschap van Borssele te behouden. Ik kan daar nog niet op vooruitlopen, dat is nog in een vrij pril stadium. Als er aan mij gevraagd wordt hoe ik de motie-Van Gent beoordeel, heb ik dat hiermee eigenlijk gedaan. Ik heb aangegeven in het vorige debat dat ik het eens ben met de overweging uit de motie, namelijk dat de veiligheid van kerncentrales van het grootste belang is, maar ik kan niet toezeggen dat het juridisch en economisch eigendom van Borssele in overheidshanden zal blijven. Zoals ik al zei staat in de statuten: rechtstreeks of middellijk. Ik wil afwachten met welk voorstel men komt, dat beoordeel ik en dat laat ik de Kamer weten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik besef dat vandaag die duidelijkheid nog niet gegeven kan worden, maar ik ben wel erg benieuwd welke instrumenten de minister daadwerkelijk in handen heeft. Het is prettig dat zij ernaar mag kijken, dat zij gesprekken kan voeren en dat er begrip is, maar wat als er nu iets komt waarvan zij zegt dat dit niet voldoet aan haar wensen en zij zeggen: «Jammer, helaas pindakaas», en gaan verder? Heeft de minister dan een stok achter de deur om mee te slaan?

Minster Van der Hoeven: Dit is een debat dat wij al een aantal keren hebben gevoerd. U weet heel goed dat als het op formele bevoegdheden aankomt, u, als medewetgever, mij die niet hebt gegeven. Ik moet het op een andere manier doen en daar ben ik doende mee. Daarin ben ik zeer vastberaden, dat kunt u aan de heer Großmann vragen.

De voorzitter: Over gezelligheid gesproken.

Minister Van der Hoeven: Sommige dingen zijn helemaal niet gezellig, sommige dingen zijn gewoon zakelijk en dan moet men aangeven waar men staat en met welke boodschap men daar zit. Daar is denk ik helemaal niets mis mee.

Voorzitter. Ik heb in november 2008 de ministeriële regeling voorgelegd. Die is tijdelijk, die geldt ongeveer een jaar van september 2009, als de codes in werking treden, tot de zomer van 2010, want dan zal toch hopelijk het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam in werking treden. Wij hebben er met elkaar over gesproken en de Kamer heeft in januari jl. gevraagd om de visie van de NMa te sturen. Dat heb ik gedaan. In maart jl. heb ik 77 vragen gekregen van de Kamer. Die heb ik beantwoord. Vandaag zijn er nog een paar vragen die ik ook zal beantwoorden. Ik hoop dat mijn antwoorden de Kamer kunnen helpen, want ik wacht op wat zij vindt en de markt vraagt om duidelijkheid. Het is eigenlijk simpel: of de Kamer kiest voor de tijdelijke regeling en geeft de voorkeur aan nieuwe projecten, ook kleinschalige en duurzame – de heer Samsom is daar een uitgesproken voorstander van – of zij is tegen de regeling, behartigt daarmee vooral de belangen van de zittende partijen en houdt nieuwe projecten nog ruim een jaar in onzekerheid. Daar zijn andere partijen voorstander van. In de richting van mevrouw Wiegman, één van de potentiële tegenstanders, zeg ik dat de baten van de ministeriële regeling zijn: ten eerste de zekerheid voor nieuwe partijen dat zij een contract krijgen zonder uitzonderlijke beperkingen, dat is goed voor het investeringsklimaat op duurzaam gebied, ten tweede de mogelijkheid voor nieuwe partijen om toe te treden tot die markt, dat is goed voor de marktwerking en voor de energieprijs, ten derde dat nieuw-groen en efficiënter-grijs zonder beperkingen kunnen toetreden tot de markt, dat is goed voor de milieukwaliteit en ten vierde dat incidenteel optredende congestie efficiënter kan worden beheerst: er zijn dan relatief lagere kosten.

De kosten houden verband met het afregelen van capaciteit in het geval van congestie. Daarover het volgende: de kans op congestie tot 2011, dus ook op kosten, is volgens TenneT klein, dus die zijn beperkt. Men kan door de ministeriële regeling congestie efficiënter beheren waardoor de kosten lager zijn ten opzichte van de situatie zonder ministeriële regeling. Natuurlijk moeten die kosten zo laag mogelijk blijven en opwegen tegen de baten. Dat is ook de reden waarom ik de kosten voor het systeem in het Westland heb gemaximeerd en daar streng op toezie via maandelijkse rapportages. Uiteraard zal ik samen met de NMa letten op dat kostenaspect. Bij het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam kom ik met meer informatie over de verdeling en beheersing van de kosten van het congestiemanagement in de toekomst.

Mevrouw Wiegman en de heren Van der Staaij en Heemelaar zeiden: wij geven geen steun aan de ministeriële regeling in verband met de optimale benutting van de netcapaciteit. Ik hoop dat ik het zo goed formuleer. Als zij niet voor de ministeriële regeling kiezen, dan kiezen zij naar mijn mening niet voor de kleinere, nieuwe, duurzame projecten. Juist die projecten blijven dan één à anderhalf jaar in onzekerheid over hun transportcontract. De genoemde leden laten dit punt lopen gedurende die tijd. Mevrouw Wiegman vroeg of de kosten van het congestiemanagement ten laste komen van de consument via de tarieven. Dit komt uitgebreid aan de orde bij de behandeling van het wetsvoorstel. Ik heb aangegeven dat TenneT verwacht dat tot 2011 de congestie nauwelijks zal optreden en dat dus ook de daarmee samenhangende kosten zeer beperkt zullen zijn. Ik heb aangegeven op welke manier ik dit in het Westland doe en ik zal te zijner tijd voorstellen voorleggen hoe wij dat bij het wetsvoorstel gaan doen. Bedenk wel dat er ook baten zijn bij het aansluiten van die nieuwe capaciteit: meer concurrentie, lagere prijzen.

De heer Zijlstra vroeg naar de Duitse windenergie. De regeling draait om netbenutting en die windbelasting van het Nederlandse net door de Duitse windenergie, die U-bocht die wordt gemaakt, is een technisch gegeven. Daar maken wij in Europees verband afspraken over en daar moet ik rekening mee houden. De invoer op grond van die handel zal ik wel zo veel mogelijk betrekken bij het managen van de congestie. Hij vroeg ook wat het onderzoek van congestiemanagement voor de ministeriële regeling betekent. Bij de regeling Voorrang voor Duurzaam op basis van het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam hebben wij een volwaardig systeem van congestiemanagement nodig. Daarvoor zijn verschillende systemen denkbaar, die worden op dit moment onderzocht, ook samen met de markt. Die regeling geeft de netbeheerders betere oren en ogen, dus betere mogelijkheden om in te grijpen als het mis dreigt te gaan. Er zijn dus verschillende systemen. Dat betekent dat wij bij de definitieve keuze bij het wetsvoorstel een volwaardig systeem nodig hebben en dat wij de verschillende alternatieven dan bekeken moeten hebben. Kan runback naast congestiemanagement bestaan? De heer Zijlstra heeft gelijk: het is het één of het ander, het sluit elkaar uit.

Dat waren de vragen over het aansluitbeleid en het congestiemanagement. Ik denk dat het verstandig is als de leden in tweede termijn aangeven of zij akkoord gaan met de ministeriële regeling of niet. Zeggen zij ja, dan het is tijdelijk, één à anderhalf jaar; zeggen zij nee, goed, dan gebeurt er in die tijd niets en dat betekent dat nieuwkomers op de markt niet toegelaten kunnen worden.

De voorzitter: Die vraag zullen wij inderdaad in de tweede termijn aan iedereen voorleggen die dat nog niet uit zichzelf heeft beantwoord.

Mevrouw Spies (CDA): Ik proef uit de reacties van diegenen die nu toeleveren aan het net onzekerheid over en weerstand tegen de ministeriële regeling. Is het zo dat door de regeling kleinere, maar ook grotere, duurzame projecten zekerheid krijgen tot de toegang van het net, waar anderen die zekerheid verliezen? Dat zou bestaande belangen, terecht, ter discussie stellen. Is de inschatting van de minister dat de weerstand van de bestaande partijen er vooral op is gebaseerd dat zij beducht zijn voor die grotere concurrentie en voor lagere inkomsten? Is dat naar het oordeel van de minister de kern van de weerstand die er tegen de ministeriële regeling is?

Minster Van der Hoeven: U legt de vinger op de zere plek. Dat is waar, want als men dat niet doet, betekent dit dat er geen mogelijkheid is voor nieuwe partijen om toe treden tot de markt.

Mevrouw Spies (CDA): Bestaande partijen houden hun rechten tot toegang tot het net?

Minster Van der Hoeven: De bestaande partijen houden hun rechten tot toegang tot het net. Daar verandert verder niets aan. Niemand verliest zijn zekerheid, maar men krijgt er wel een aantal concurrenten bij. Dat is het punt waarom het draait. Ik zeg dan in de richting van de Kamer: waarom zijn wij er? Zijn wij er om die marktwerking goed te laten verlopen, dat betekent dat wij concurrentie toestaan, dat wij nieuw-groen en efficiënt-grijs zonder beperkingen laat toetreden, of zijn wij er om de gevestigde belangen af te schermen? Dat is in feite de vraag waar wij voor staan. Overigens moet ik zeggen dat die vraag na de ministeriële regeling, die voor anderhalf jaar is, bij het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam weer keihard terugkomt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De minister doet voorkomen of het eigenlijk heel simpel is: het is of een keuze voor groen of voor de vieze, grijze jongens.

Minster Van der Hoeven: Daar maak ik bezwaar tegen, dat heb ik niet gezegd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik zal het anders formuleren. De heer Samsom kreeg gelijk als onze grote, duurzame jongen en ik ben het vaak met hem eens, maar ik krijg die keuze niet helder. De MR gaat om nieuwe partijen, zekerheid en toetreding, nieuw groen, maar het gaat ook om de zekerheid voor dat grijs. Het gaat mij er om of er geen andere of betere mogelijkheden zijn om dingen te regelen dan die MR. Ik denk dan aan de mogelijkheden die de Elektriciteitswet op dit moment al biedt. Ik ben altijd erg voor gelijke behandeling als het gaat om mensen, maar niet als het gaat om duurzaam versus grijs, dan wil ik duurzaam voorrang geven. Hoe komt die MR eruit te zien? Het is een vrij rigide systematiek en als ik kijk wat er recent is verschenen aan onderzoek naar de beste methodiek voor congestiemanagement, uitgevoerd door Decision en de Brattle Group, dan zie ik dat niet terug. Ik heb het gevoel dat de MR niet rijp genoeg is om dit zo zwart-wit te kunnen stellen en er conclusies aan te kunnen verbinden. Zijn er alternatieven, want ik denk dat de MR geen duidelijkheid biedt.

Minster Van der Hoeven: Laten wij even kijken welke input uit het veld komt. Die komt van de gevestigde partijen en natuurlijk hebben die weinig behoefte aan extra concurrenten. Dat is toch logisch? De vraag is of wij als wetgevers moeten toestaan dat iets dichtgehouden wordt voor nieuwe toetreders. De ministeriële regeling probeert om voor anderhalf jaar de markt te openen voor nieuw-groen en efficiënter-grijs. Het onderscheid tussen groen en grijs kan de ministeriële regeling niet maken omdat dat daar de wettelijke basis voor ontbreekt. Discriminatie tussen groen en grijs vergt wetswijziging. Het gaat er nu om dat u al het nieuw-groen geen mogelijkheid geeft om toe te treden tot die markt; u houdt het buiten de deur. Ik zeg: die ministeriële regeling is tijdelijk, wij moeten toe naar een wetswijziging en een wettelijke basis. De vraag is nu alleen of wij iets in die tussenliggende tijd doen of niet. Ik heb de voordelen aangegeven die er zijn als wij iets doen: zekerheid voor nieuwe partijen dat zij een contract krijgen zonder uitzonderlijke beperking, dat is heel belangrijk ook voor investeringszekerheid, mogelijkheid voor nieuw-groen en efficiënt-grijs zonder toetredingsbeperkingen en mogelijkheid voor nieuwe partijen om tot die markt toe te treden. Het gaat om anderhalf jaar, het is een tijdelijke regeling.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil graag iets doen in die tussenliggende tijd, maar dat kunnen wij toch doen met de netcodes, met de huidige energiewet en oplossingen à la het Westland?

Minster Van der Hoeven: Even over het Westland gesproken: wat daar gebeurt, is op vrijwillige basis. Ik heb eerder aangegeven op welke manier wij dat doen, dat wij de kosten gemaximeerd hebben en dat wij daarop toezien via maandelijkse rapportages. Dit is alleen voor het Westland. Wij hebben nog op tig andere plaatsen met hetzelfde probleem te maken; het is onmogelijk om het overal op deze manier te doen. Het Westland heeft een concentratie van nieuwe toetreders tot het net, van de noodzaak voor congestiemanagement. Het zit heel erg dicht bij elkaar omdat men te maken heeft met concentratie van bedrijven. Daar heb ik elders in het land niet mee te maken en dat is de reden dat ik pleit voor die tijdelijke ministeriële regeling. De Elektriciteitswet biedt mij niet de ruimte om dat te doen, behoudens op de vrijwillige basis die men met elkaar in het Westland heeft gevonden. Men zit er daar dus niet op te wachten, dat klopt, het probleem daar is opgelost, maar op een aantal ander plekken niet.

De heer Van der Staaij (SGP): De minister geeft aan dat het probleem louter is: gevestigde belangen versus nieuwe toetreders. Wij krijgen signalen dat ook voor de bestaande belangen de risico’s onevenredig zouden neerslaan bij de kleine en duurzame producenten. Dat is een ander beeld.

Minster Van der Hoeven: Ik weet echt niet waar u dat op baseert. Het spijt mij.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik baseer dat op wat als commentaar wordt aangedragen vanuit het veld.

Minster Van der Hoeven: Ik weet niet waar u dat op baseert. Wat mij voor ogen staat, is dat op het moment dat wij congestie op het net hebben, wij ervoor zorgen dat wij dat tegengaan. Dat betekent in de woorden van de heer Zijlstra: congestiemanagement of run-back, het één of het ander. Men stort af of men managet het op een andere manier. Op het moment dat men het niet regelt, moet men het vrijwillig doen zoals in het Westland, of er gebeurt niets en dan blijft het probleem bestaan. Ook de kleinere leveranciers weten dat hun belangen geborgd blijven, want in de afspraken die daar zijn, komt geen verandering. Er zijn dus geen extra risico’s en kosten voor die kleine producenten. Ik weet dus écht niet waarop uw vraag is gebaseerd. Het is juist de bedoeling om dat tegen te gaan en er tegelijkertijd voor te zorgen dat in de tussenliggende periode dit probleem wordt opgelost, afgezien van het Westland, want daar is een oplossing voor gevonden.

Mevrouw Spies (CDA): Ik heb toch goed begrepen dat de NMa de ministeriële regeling als handhaafbaar en uitvoerbaar beschouwt en dat de NMa ook naar alternatieven heeft gekeken? Was daar ook het alternatief van de Elektriciteitswet bij zoals mevrouw Wiegman suggereert?

Minster Van der Hoeven: Er is in een eerder stadium gekeken naar de mogelijkheden die de Elektriciteitswet biedt en daarvan hebben wij toen geconstateerd dat die onvoldoende waren. In het vorige debat heeft de Kamer mij inderdaad gevraagd om de NMa te vragen naar de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid en daarop was het antwoord bevestigend. Die andere zaken zijn in een eerder stadium bekeken, maar daar is geen basis voor. Nogmaals: wij kunnen zonder wettelijke basis geen onderscheid maken tussen groen en grijs. Discriminatie tussen groen en grijs vergt een wetswijziging en deze ministeriële regeling voorziet alleen in een tijdelijke oplossing.

De heer Samsom (PvdA): Ik treed nu even op als bemiddelaar in deze kwestie tussen de heer Van der Staaij en de minister. De minister zegt dat zij niet weet waar de angst van een aantal kleine producenten op is gebaseerd. Ik weet dat wel: dat heeft betrekking op windenergie en daar hebben wij het in het vorig debat over gehad. Op het moment dat het congestiemanagement geldt, komt er een rigide onbalansregeling. Als de windenergieproducent meer levert dan hij zegt, heeft hij een probleem, bijvoorbeeld als het harder waait dan hij had gedacht, wat nogal vaak gebeurt. De minister heeft toegezegd dat zij de windindustrie uitsluit van dat rigide onbalansmanagement, zodat die daar geen probleem mee heeft.

Minster Van der Hoeven: De heer Samsom heeft gelijk. Terugkomend op de codes waarnaar mevrouw Wiegman vroeg: de ministeriële regeling regelt dat de codes gewijzigd moeten worden. Dat is precies wat nodig is om het probleem waarmee wij worden geconfronteerd tijdelijk op te lossen. Ik ben het met u eens, het kan ook maar tijdelijk zijn, omdat wij de Wet Voorrang voor Duurzaam als een veel beter middel beschouwen om dat doel te bereiken. De vraag is of wij dan in de tussentijd het goede moeten laten vallen omdat wij over anderhalf jaar dat betere willen.

De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben hier uitgebreid de discussie gevoerd in hoeverre er rechten worden ontleend aan de ministeriële regeling, die later van invloed zijn op het vervolgtraject. Uit de beantwoording van de vragen constateer ik dat dit niet het geval is, maar ik hoor graag nog een keer bevestigt dat er geen rechten worden verleend die niet teruggenomen kunnen worden en dat er één keuze is die wij nu maken: congestiemanagement in plaats van run-back. Het zal erg moeilijk zijn om nu voor congestiemanagement te kiezen en straks bij de Wet Voorrang voor Duurzaam te zeggen dat wij toch maar voor run-back kiezen. Klopt dat?

Minster Van der Hoeven: Ja.

Voorzitter. Ik ben blij met de waardering die de leden hebben voor de voorstellen over het capaciteitstarief. De heer Zijlstra vroeg waarom de kosten van de overdrachtsregeling niet worden gedekt worden door de kostenbesparing van de netbeheerders. Het is wel degelijk de bedoeling dat bij de vaste en de transporttarieven rekening wordt gehouden met die besparingen. De besparingen als gevolg van het capaciteitstarief vallen deels bij de netbeheerders en deels bij de leveranciers. In de loop van het jaar zal de NMa moeten vaststellen hoe veel besparingen er bij de netwerkbedrijven vallen. Daarom heb ik besloten om in het aangekondigde wetsvoorstel twee dingen tegelijkertijd te doen: de kosten van de overgangsregeling één op één te dekken via een beperkte opslag op de transporttarieven en te regelen dat de NMa tussentijds met die gerealiseerde besparingen rekening kan houden bij het vaststellen van de transporttarieven. Dat betekent dat tijdens de lopende reguleringsperiode besparingen kunnen worden meegenomen in de tarieven. Ik denk dat ik op die manier de vraag over de 30 mln. beantwoord heb.

De heer Heemelaar vroeg of de warmtepompsubsidie ook voor nieuwe gebruikers geldt. Nee, natuurlijk niet. Dat is ook niet de bedoeling. Het is juist een overgangsregeling om een probleem van dit moment op te lossen en ik neem aan dat men bij de aanschaf van een nieuwe warmtepomp rekening houdt met een lagere aansluitwaarde. Als men dat niet doet, is men een dief van eigen portemonnee.

Mevrouw Gesthuizen vroeg of het niet beter was de gelden van de overgangsregeling in te zetten voor een subsidie voor het verlagen van de doorgangwaarde van de piekschakelaar. Ik heb een overgangsregeling toegezegd, geen subsidie, daar houd ik mij ook aan en daarmee krijgen afnemers die een substantieel nadeel ondervinden van het capaciteitstarief extra tijd om nog eens kritisch naar hun eigen aansluiting te kijken. Niet iedereen zal in staat zijn om de doorlaatwaarde van de aansluiting te verlagen, sommigen hebben gelet op hun piekverbruik een zwaardere aansluiting nodig en of dat kan, moet men individueel bekijken. Het doel is dat afnemers de tijd krijgen om hun doorlaatwaarde in zo veel mogelijk gevallen te verlagen. Overigens gaat het bij die 30 mln. niet om algemene middelen op mijn begroting waarvan ik een subsidie kan maken. Ik heb net in mijn antwoord aan de heer Zijlstra gezegd waar die 30 mln. zit en dat wij een deel van die 30 mln. via transporttarieven gaan terughalen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik had de minister ook gecomplimenteerd met het feit dat er in ieder geval een piekheffingsysteem komt voor mensen met een warmtepomp. Dat ondervangt niet alle problemen. Volgens onze informatie zou het kunnen gaan om 100 000 tot 300 000 huishoudens die op aanzienlijk hogere kosten worden gejaagd. De minister zegt zelf dat het voor heel veel mensen niet mogelijk zal zijn om de aansluiting te veranderen en om de capaciteit te verminderen, maar wat gaat zij dan doen voor die mensen die wel op kosten worden gejaagd?

Minster Van der Hoeven: Het is geen subsidieregeling maar een overgangsregeling. Met die overgangsregeling krijgen diegenen die nadeel ervaren tijd om zelf kritisch naar hun eigen aansluiting te kijken. Ik geef aan dat sommigen, gelet op hun piekverbruik, een zwaardere aansluiting nodig hebben. Dan houdt het op, dan kiest men daarvoor. Niet alle afnemers zullen in staat zijn de doorlaatwaarde van hun aansluiting te verlagen. Of het kan, moet men individueel bekijken, maar ik ben dus niet bereid om de overgangsregeling in te zetten voor een subsidie. Ten eerste omdat ik voor een overgangsregeling heb gekozen en ten tweede omdat het geen geld is dat op mijn begroting staat.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister heeft prachtig herhaald wat zij in eerste instantie ook al zei. Ik overweeg een motie op dit punt in een nog aan te vragen VAO.

Minster Van der Hoeven: Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen had het over een probleem met de binnenscheepvaart, de binnenschippers. Als ik het goed heb begrepen vanuit onze informatie hanteren netbeheerders voor tijdelijke verbruikers, bijvoorbeeld kermissen en binnenvaartschepen, een dagtarief. Dat betekent dat men betaalt naar rato van het aantal dagen van het verbruik. Die dagaansluitingen kunnen elke doorlaatwaarde hebben, dat is afhankelijk van de aansluiting aan de wal. Het kan dus drie maal 25 zijn, of drie maal 35 of meer. In die zin worden ze inderdaad beïnvloed door de hoogte van het capaciteitstarief. Met de maatregelen die ik in de brief heb genoemd, worden de nadelige effecten voor een belangrijk deel beperkt, want die regeling kan ook van toepassing zijn op de schepen op het moment dat ze aan wal liggen. Ik zal de komende twee jaar monitoren of de mogelijkheid de aansluitwaarde te reduceren voldoende effect sorteert – voordat zij een motie gaat indienen – en ook zo nodig voor de volgende reguleringsperiode aanvullende maatregelen voorstellen. Dan zal ik ook kijken naar het probleem dat zij heeft aangekaart met betrekking tot de aansluitingen voor boten en schepen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mijn inbreng ging over woonschepen en dat zijn volgens mij weer geen tijdelijke aansluitingen.

Minster Van der Hoeven: Eerlijk gezegd heb ik uw inbreng niet zo begrepen. Ik dacht dat u het over binnenvaartschepen had. Ik zal daarnaar kijken.

Voorzitter. Morgen ga ik naar Urk. Zij hebben mij verteld dat ik daar oogkleppen krijg. Uiteraard moet men een gegeven paard niet in de bek kijken, dus ik zet die even op en daarna zet ik ze af en ga ik kijken naar de situatie en wat er precies aan te doen is. Ik laat mij ook door de tegenstanders informeren; de Kamer kent mij toch wel als iemand die niet alleen naar de voorstanders luistert, maar ook naar de tegenstanders. Ik laat mij ook informeren door de vertegenwoordigers van de diverse belangenorganisaties. Uiteraard doe ik dat, anders hoef ik er ook niet naar toe te gaan, dan kan ik beter thuisblijven. Op dit moment leggen de initiatiefnemers de laatste hand aan een concept van de milieueffectrapportage. Op basis daarvan zullen de diverse vergunningaanvragen worden voorbereid en zullen keuzes moeten worden gemaakt met betrekking tot de exacte vormgeving van het windmolenpark. Het indienen van de definitieve vergunningaanvraag wordt voorzien voor het derde kwartaal van 2009. De vervolgstap is dat het milieueffectrapport samen met de vergunningaanvragen, de conceptvergunningen en het conceptrijksinpassingsplan in één keer ter inzage worden gelegd en dan kunnen belanghebbenden over alle ontwerpbesluiten hun zienswijze inbrengen. Dat moet verwerkt worden door alle bevoegde instanties en dan worden het rijksinpassingsplan en alle vergunningen tegelijk vastgesteld. Er zijn nogal wat onzekerheden en het is op dit moment nauwelijks in te schatten wanneer de vergunningen zijn vastgesteld. Op dit moment, zeg ik tegen de heer Van der Staaij en de heer Samsom, is er een bestuurlijk overleg tussen de gemeenten Urk, Noordoostpolder en Lemsterland. De zaken die daar besproken worden, worden ook ingebracht in de stuurgroep. Daarin zitten ook het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de provincie Flevoland. Ik vind sowieso dat men altijd goed moet overleggen, of dit nu is met voorstanders of met tegenstanders, en ik ben zeker bereid om te kijken hoe wij de gemeenten daar nog beter bij kunnen betrekken. Uiteraard kunnen alle betrokken partijen hun formele inbreng leveren in de officiële procedures.

De heer Van der Staaij vroeg hoe het zit met geluidswetgeving. Minister Cramer bereidt een AMvB voor op dit onderwerp. Haar inzet is nog steeds dat die op 1 januari 2010 in werking treedt, dus dat klopt qua timing ook voor Urk. De heer Heemelaar vroeg of esthetische aspecten meegenomen moeten worden. Ja, natuurlijk is een goede landschappelijke inpassing altijd van belang. De molens komen minimaal 1,6 kilometer van de bebouwde kom van Urk. Wat esthetische aspecten betreft: ik heb een heel mooi schilderij op mijn kamer hangen en iedereen die binnenkomt zegt: o, wat een prachtig rivierenlandschap. Dan zeg ik: ja, dat is mooi hè? Dan zegt men: het zal wel echt zijn. Wat is nu de crux van dit verhaal? In dat prachtige rivierenlandschap staat een windmolenboom getekend. In eerste instantie ziet men dat niet. Nu wil ik niet zeggen dat men straks die windmolens niet ziet, maar ik wil hiermee aangeven dat men over esthetische aspecten eindeloos kan twisten. Dat neemt niet weg dat een goede landschappelijke inpassing van belang is.

De heer Van der Staaij maakte een opmerking over het dwarsliggen, waarop ik al gereageerd heb. Ik heb het transcript opgevraagd, want ik heb inmiddels een klacht gekregen van iemand die zegt dat ik Urkers dwarsliggers heb genoemd. De verslaggever heeft gezegd: «Ze – dat ben ik dan – verwijst hier naar nimby, not in my backyard, wat natuurlijk veel gemeenten en provincies ook zeggen, wij willen wel windmolens maar alstublieft niet bij ons, en daar trekt de minister zich in het geval van Urk dus niets van aan.» De presentator vraagt: «Wat betekent dit voor Urk?» en dan zeg ik: «Het betekent dat men niet zo lang meer tijd heeft om met verzet te blijven doorgaan. Op een gegeven moment worden er keuzes gemaakt dat wij dit gaan doen.» Er wordt dan gevraagd of ik in Urk van de doorzettingsmacht gebruik ga maken en dan zeg ik: «Ik hoop dat dit niet nodig is, maar als Urk volhard in het verzet kom ik daar graag op terug.»

De heer Van der Staaij (SGP): Geen «dwarsliggen» dus, maar wel «met verzet doorgaan». Het is goed dat de minister morgen naar Urk gaat, maar eigenlijk gaat het dan al meteen over tegenstanders. Mijn punt is dat het gaat om de directe belanghebbenden en als zodanig zouden die bij dit soort grote projecten al vroeg een stem moeten hebben. Het zijn reële belangen, waarvan iedereen zou moeten willen dat die voluit meegewogen worden. Ik neem aan dat de minister die zienswijze deelt en dat het hier mis is gegaan. Men heeft het idee dat men niets hoort over de effecten op het dorpsgezicht, maar wel over het langetermijnonderzoek voor vogels. De ervaringen in Urk en de impact die dit heeft op het dorpsgezicht zijn toch ook heel reële en belangrijke zaken die meegewogen moeten worden?

Minster Van der Hoeven: Ik beschouw het als reële belangen en daarom ga ik er ook naartoe. Dat wil niet zeggen dat in de afweging van de belangen iedereen zijn zin kan krijgen. De knoop moet wel doorgehakt worden, maar dat gebeurt niet morgen. Daar zijn procedures voor en ik vind dat wij die met elkaar moeten aflopen.

Voorzitter. Ik werd een beetje uitgedaagd op de SDE-regeling door de heer Samsom. De heer Van der Staaij deed dat ook en die had het over het SDE à la Duits model. Ik dacht toen: nee, dat gaan wij niet doen. Dan is natuurlijk de vraag wat wij wel gaan doen. In het aanvullend beleidskader is afgesproken dat de SDE in zijn huidige vorm blijft bestaan, maar dat de financiering ruimer, robuuster wordt en plaats zal gaan vinden via een opslag op het elektriciteitstarief. Dat heeft geleid tot vragen over de gevolgen voor de SDE. De uitgavensystematiek van de SDE, de jaarlijkse berekening van de onrendabele toppen, de correctie voor de werkelijke energieprijs, de openstelling van verschillende geplafonneerde categorieën, blijft ongewijzigd. Dat past ook bij het uitgangspunt om een langjarig en betrouwbaar instrument in de markt te zetten. Wat wel verandert op termijn, niet nu want tot en met 2011 hebben wij de inkomsten geregeld, is de inkomstenkant. Die gaat in de toekomst door middel van een opslag op het elektriciteitstarief. Wij hebben dus níet gekozen voor het Duitse systeem. Het blijft een gesloteneinderegeling, dat is een wezenlijk verschil met Duitsland, waarbij jaarlijks subsidiabele categorieën worden opengesteld, ook een verschil, inclusief de bijbehorende budgetplafonds, nog een verschil, waarmee de doelstellingen voor 2020 behaald kunnen worden. Die willen wij bereiken en halen. Het stellen van die plafonds is essentieel voor de budgettaire beheersbaarheid, vanwege koopkrachteffecten en om te kunnen sturen in de samenstelling van de duurzame elektriciteitsproductie. Het is belangrijk om enerzijds de kleinschalige innovatieve opties een kans te geven, waar de VVD altijd een voorstander van was, en anderzijds te komen tot een kosteneffectieve invulling van de doelstelling.

Er is ook 2,4 mld. toegezegd voor het committeren aan 500 megawatt extra wind op zee in deze kabinetsperiode. Dat is nogal wat. Ik hoop dat wij met elkaar tijdens deze kabinetsperiode de activiteiten op zee kunnen starten. De nieuwe vormgeving van de financiering van de SDE moet ingaan op het moment dat nieuwe beschikkingen moeten worden afgegeven en dat betekent dus nog deze kabinetsperiode. Die nieuwe financieringswijze geeft zekerheid voor het behalen van de doelstellingen. De aanpassing van die financiering moet wel gedegen vormgegeven worden en dat betekent dat ik de rest van het jaar hiervoor gebruik en dat het dit jaar werkt. Ik ga daarom kijken hoe wij de opslag op het elektriciteitstarief vorm gaan geven. Over het moment van inwerkingtreding kan ik pas uitspraken doen als de vormgeving is uitgewerkt. Verder ga ik mij erop beraden hoe ik de vrijvallende middelen op de EZ-begroting in kan zetten voor lastenverlichting. Rond Pasen krijgt de Kamer van mij een brief, zoals ik toegezegd heb op 3 maart 2009, over de uitkomsten van de door het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) uitgevoerde berekeningen van de kosten van het scenario aandeel van duurzame elektriciteit van 35% in 2020. Dit moeten wij bereiken door de kabinetsdoelstellingen van 20% duurzame energie in 2020 te gaan halen.

De heer Zijlstra (VVD): Kan de minister aangeven hoe het zit met de kleine ruzie tussen de PvdA en het CDA over extra geld voor de doelstellingen in 2020? Leidt de ombouw van de regeling nu echt tot 6 tot 8 mld. extra?

Minster Van der Hoeven: Daar kan ik heel simpel zeggen: wij gaan het doen zoals ik daarnet gezegd heb. Dat is afgesproken met de coalitiewoordvoerders. Vraagt u aan die drie of zij zich daarin kunnen vinden.

Voorzitter. Ik heb de stijging van het transporttarief met € 270 000 per jaar voor het magnetenlab ook gezien. Dat is 40% van de totale elektriciteitsrekening. Ik heb aangegeven hoe dat komt. Het magnetenlab betaalde het tussenspanningstarief in plaats van het hoogspanningstarief. Als gevolg van fusies in het netbeheer en de overdracht van de hoogspanningsnetten moeten gelijke afnemers gelijk behandeld worden, dat is in lijn met de Elektriciteitswet. Dat betekent dat een bepaalde categorie afnemers van Liander hetzelfde transporttarief moet betalen. Liander kan het magnetenlab geen specifieke kortingen geven, dit geldt binnen de regio Oost overigens ook voor vier andere aansluitingen. De tariefsstijging is rechtmatig heeft de Arnhemse rechter in een kort geding bepaald. HFML, het magnetenlab, is in hoger beroep gegaan, dus ik kan er op dit moment nauwelijks iets over zeggen. Uiteraard voer ik overleg met mijn ambtgenoot van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die over fundamenteel onderzoek gaat en ik informeer de Kamer over het resultaat daarvan.

Er resteert nog een vraag van de heer Heemelaar over het Groenboek en of er genoeg haalbaarheidsstudies gedaan zijn. Er zijn middelen beschikbaar vanuit het cohesiefonds, het structuurfonds en het kaderprogramma. Wij hebben natuurlijk recent ook 4 mld. beschikbaar gekregen voor investeringen in de energie-infrastructuur in het kader van het Europees economisch herstelplan.

De voorzitter: Volgens mij vroeg de heer Heemelaar of die 155 mln. alleen voor haalbaarheidsonderzoeken zijn.

De heer Heemelaar (GroenLinks): In aansluiting: ik neem aan dat als iets haalbaar blijkt te zijn, het dan gelijk ook uitgevoerd wordt.

Minster Van der Hoeven: Daar zijn inderdaad die middelen voor die ik net heb genoemd uit die twee fondsen, uit het kaderprogramma en die 4 mld. extra die recent ter beschikking is gekomen.

Nadere gedachtewisseling

De voorzitter: Na de tweede termijn vraag ik u om uw oordeel over de ministeriële regeling rond congestiemanagement.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik tref bij het EU-pakket een ongelofelijk dilemma en een enorme spanning aan. De minister zegt dat het heel erg aankomt op de formulering van de interpretatie, hoe wij de dingen neerzetten en wat het precies zegt. Ondertussen is er ook veel haast bij om het goed te kunnen verankeren. De zorgvuldige weg die tijd kost versus de haast en de spanning die dat oproept, vind ik heel moeilijk, maar ik zie dat de minister, ook al opereert zij haast wel op een slagveld zonder wapens, naarstig naar wapens zoekt om in handen te krijgen. De ChristenUnie zal haar daarin van harte steunen door die wapens aan te reiken. Ditzelfde geldt voor het verhaal over Borssele. Ook daar zie ik het gebrek aan wettelijke bevoegdheden, maar dat zij er wel keihard aan trekt om onze wensen te vervullen. De ChristenUnie wil daarover graag geïnformeerd blijven.

Ik vind het erg lastig om tot een eindafweging te komen over het congestiemanagement. Ik zie de voordelen, maar ook de nadelen van de gunsten die wij graag aan onze duurzame nieuwkomers gunnen en waar die vieze, grijze jongens toch van profiteren. Welk probleem lossen wij met de MR nu precies op: het congestiemanagement of het probleem van ongelijke behandeling? Mijn inschatting is nog steeds dat wij niet binnen een jaar een enorme toestroom van nieuwe, groene aanbieders hebben. Die kunnen misschien nog wel even wachten. Waar die toestroom er wel is, kunnen wij met oplossingen à la het Westland komen. Het Westland is anders, maar ik kan mij voorstellen dat ook in het Noorden met dit soort gelegenheidsoplossingen gekomen kan worden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ten aanzien van de EU, de splitsing en de verkoop van de energiebedrijven verzette de SP zich eerder tegen de splitsingswet, juist omdat productie- en leveringsbedrijven zouden kunnen worden geprivatiseerd. De consument zou wel eens heel goed de rekening kunnen gaan betalen van de verkoop. Energiebedrijven moeten wat ons betreft publiek bezit blijven en met alle ellende die wij van een compleet doorgeschoten geloof in meer markt en minder overheid over ons heen krijgen in de huidige crisis, mis ik deze noten op de zang van de minister. Zij gaat door: zij is wel van plan om als er verkocht wordt onder voor haar onwenselijke omstandigheden het mogelijke te doen, maar zij geeft heel duidelijk aan ons aan dat haar middelen heel beperkt zijn.

Wij hebben het bij het HFML wel over kapitaalvernietiging. De minister heeft dat prachtlab, als ik mij goed heug, zelf geopend. Nu kan dat lab 70% minder experimenten per jaar uitvoeren. Ik overweeg een motie om de minister te dwingen de Kamer te berichten hoe zij de ontstane problematiek denkt te gaan oplossen.

De heer Van der Staaij (SP): Voorzitter. Ik heb nog even nagekeken waarom wij juist hebben begrepen dat bij kleinere producenten bedenkingen waren over de ministeriële regeling. Er wordt gezegd dat de verplichte transportprognose voor kleine producenten lastiger is op te brengen dan voor grotere centrales. Daarnaast worden met de ministeriële regeling al keuzen gemaakt, terwijl de uitwerking van het toe te passen systeem van congestiemanagement niet duidelijk is.

Omdat aan het implementatietraject van het derde energiepakket nogal wat vastzit en het veel tijd kost, vraag ik of het een optie is om een deel versneld te implementeren met inbegrip van de level playing field clausule. Tot slot: het is goed dat de minister naar Urk gaat en dat de belangen meegewogen worden. Ik vind het kansrijk dat er geen verzet is tegen windenergie of windmolens als zodanig, maar dat het vooral om de locatiekeuze en de uitvoering gaat. Wellicht biedt dit mogelijkheden om aan die belangen tegemoet te komen.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik kan niet genoeg benadrukken dat als wij niet gesplitst hadden, en de SP waren nagevolgd, wij hier hadden gepraat over de verkoop van de gehele boedel, inclusief alle leidingen, aan het Duitse RWE. Wij hadden dan niet hoeven praten over een level playing field clause, want dan was de hele boel gewoon gekocht door een geïntegreerd bedrijf. Ik ben blij dat het zo is gelopen dat wij in ieder geval de leidingen, de netten, de ruggengraat van onze energievoorziening, in publieke handen kunnen houden. Dit ontslaat ons echter niet van de plicht om zorgvuldig te kijken naar dat andere deel. Ik constateer daarbij dat de minister eerst een heel arsenaal aan wapens opbouwt, tot en met het vernietigen van het besluit dat door de aandeelhouders zou kunnen worden genomen, en vervolgens bij elk besluit een soort disclaimer geeft en zegt dat zij niet weet of het allemaal lukt. Dat snap ik wel, maar de boodschap aan de aandeelhouders hoe deze minister erin staat, moet helder zijn en zij wordt daarin gesteund door mijn fractie.

Er is niet veel fantasie voor nodig om te beseffen dat de wettelijke implementatie van de level playing field clause niet op tijd gaat komen om een specifieke beslissing van RWE en Essent op basis van de geldende wetgeving tegen te houden. Als een Europees akkoord bereikt is, de richtlijn van kracht is, de intentie van de regering over de implementatie al duidelijk is, dan is er toch voldoende jurisprudentie om de op dat moment lopende verkoopbeslissingen daar onder te schuiven? Hoe ziet de minister dat? Het wordt een ingewikkelde knoop, maar wij zullen hem wel moeten ontwarren.

Echt waar, er staat een paar 100 megawatt aan duurzame energie op de rol om aangesloten te worden. Ik neem het niet voor mijn verantwoordelijkheid dat wij die niet kunnen aansluiten omdat wij hier de ministeriële regeling tegenhouden. In een ander debat neem ik deze minister, en alle andere ministers, de maat over dat het niet snel genoeg gaat met duurzame energie. Als ik daar zelf een bijdrage aan ga leveren, wordt het de wereld op haar kop. Daarmee zal duidelijk zijn dat wij de uitvoering van de ministeriële regeling van harte steunen.

Mevrouw Spies (CDA): Voorzitter. Ik ben er altijd voor om zo veel mogelijk hapklare brokken te maken en het zou inderdaad ideaal zijn als wij eerst de splitsingsplannen, vervolgens de consequentie van het Europese pakket et cetera, in mootjes naast elkaar zouden kunnen behandelen. De realiteit is jammer genoeg ingewikkelder. In dit debat zijn de kaders die de minister en de Kamer eerder zijn overeengekomen bevestigd en niet ter discussie gesteld. Ik verwijs nog maar eens een keer naar de motie-Hessels over het maximaal benutten van mogelijkheden om overnames door ongesplitste bedrijven tegen te gaan. De realiteit buiten is wel een andere geworden. Hoe ziet de minister in procedureel opzicht het beoordelen van de splitsingsplannen in relatie tot de motie-Hessels en de ontwikkelingen op Europees niveau en hoe gaat zij dit stroomlijnen?

Collega ten Hoopen heeft volgens mij twee jaar geleden bij de behandeling van de EZ-begroting het voortouw genomen voor een motie Voorrang voor Duurzaam. De minister heeft veel helderheid geboden: er zijn geen consequenties in de toegang tot het net voor de bestaande toeleveranciers. Ik vraag nog eens nadrukkelijk of wij ons het recht voorbehouden om bij het wetsvoorstel andere besluiten te nemen dan in de ministeriële regeling aan de orde zijn, dat wij een betere kans voor duurzaam bevorderen en voor de consument grotere concurrentie en lagere prijzen bevorderen. Als ik dat allemaal bij elkaar optel, is dat voor de CDA-fractie voldoende overtuigend om in te stemmen met de komst van de ministeriële regeling.

De heer Heemelaar (GroenLinks): Voorzitter. Op één punt moet ik de minister corrigeren: ik kwam niet met die esthetische component in de afwegingen bij Urk. Ik kwam juist met het punt om er flink tempo in te zetten, want het gaat voor GroenLinks te langzaam met het ontwikkelen van nieuwe duurzame energievormen. Als het zo is dat de ministeriële regeling ruim baan maakt voor vergroening van energie-instrumenten, dan zal ik mijn fractie adviseren om voor die regeling te stemmen. Wij gaan daar nog kritisch naar kijken. Het belangrijkste punt in deze bespreking is voor ons Borssele en daarover ben ik het met de heer Samsom eens dat ik mij afvraag hoe de minister het voor elkaar krijgt om hier, zij gaf een vrij diplomatiek antwoord, een slimme oplossing te creëren waarbij aan de ene kant het eigendom gerespecteerd blijft en aan de andere kant de centrale toch verkocht wordt? Ik denk dat het verstandig is, dat zal ik ook aan de fractie van GroenLinks voorleggen, om alsnog de tot nu toe aangehouden motie-Van Gent in te dienen, wij hebben daar nog een maand voor, om de minister een duidelijke opdracht mee te geven dat de Kamer wil dat het juridisch en economisch eigendom van de kerncentrale bij de overheid blijft. Dat kan niet duidelijk genoeg gesteld worden.

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik heb begrepen dat wij inderdaad met de level playing clause en andere zaken in staat zijn om buitenlandse bedrijven die hun markt niet op dezelfde wijze openstellen eventueel uit te sluiten van overname. Daar moet dan wel die richtlijn voor aangenomen zijn, dus er is niet voor niets sprake van haast bij Nuon en Essent. Wij begrijpen dat de minister in het kader van het vernietigen van besluiten beperkt wordt door de argumenten die op dit moment gebruikt kunnen worden. Laat het helder zijn dat de VVD voor de splitsing is omdat dit voor de marktwerking is bedoeld en ervoor zorgt dat wij het netwerk in eigen handen houden. Die zaken staan nog steeds fier overeind. Nu gaat het erom dat wij ook voor elkaar krijgen dat buitenlandse bedrijven net zo opereren als Nederlandse. Dat staat los van de splitsing zoals die heeft plaatsgevonden.

Het is helder dat aan de ministeriële regeling geen rechten ontleend kunnen worden en dat wij naar congestiemanagement gaan. Congestiemanagement brengt als beperking mee dat wij in de toekomst netcapaciteit moeten bijbouwen. Het enige pijnpunt voor mij blijft die Duitse windenergie, die af en toe oorzaak is van congestie, met name vanuit de lijnen in Noord-Nederland. Dit geldt als ik de minister begrijp in beide situaties, met run-back en met congestie en valt dus buiten de MR. Ik wil graag van de minister schriftelijk vernemen hoe zij daarmee om denkt te gaan, want het blijft een factor die van grote invloed is op het Nederlandse energienetwerk.

De minister schoof het antwoord over de SDE naar de woordvoerders die het tegenwoordig kennelijk heel erg eens zijn, althans dat is haar inschatting. Ik hoor graag of er middels de nieuwe systematiek extra geld in de SDE komt of niet. Daar gaat zij per slot van rekening over. Is het zo dat de elektriciteitsgebruiker die tarieven moet opbrengen en dat die meer gaat opbrengen dan het budget zoals dat recentelijk is vastgelegd? Hoe veel is dat dan?

Het is duidelijk dat ik nog nooit op de werkkamer van de minister ben geweest, want ik kan haar verzekeren dat als ik een schilderij van een mooi landschap zie, ik een windmolen daarin herken. Zeker, en zo is de situatie in Urk, als het een windmolen van 200 meter tiphoogte is. Ik beken eerlijk dat ik de windmolens langs de Flevodijk en de zuidzijde van Urk niet lelijk vind. Het hele woud aan windmolens in Flevoland vind ik echt vreselijk, maar een esthetische lange rij gaat er nog in. Dat is in verhouding tot de tiphoogte van deze molens, 200 meter, wel van een compleet andere orde. Over smaak valt niet te twisten, maar dit soort zaken moeten wij wel in de gaten houden, anders zijn de verhoudingen in het landschap zoek. Wij vinden 200 meter op zo’n locatie echt te groot.

Voorzitter: Zijlstra

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Mevrouw Wiegman vroeg welk probleem wij eigenlijk oplossen met de congestie. Ik denk dat dit vrij simpel is: nieuwe groene en grijze partijen hebben geen zekerheid of zij hun elektriciteit kwijt kunnen en het netwerk biedt ruimte die nu niet benut wordt. De ministeriële regeling regelt dat de codes worden aangepast zodat de bestaande capaciteit beter wordt benut en de onzekerheid voor nieuwe partijen wordt weggenomen. Korter kan ik het niet zeggen.

De heer Zijlstra maakte een opmerking over de Duitse windenergie. Dat probleem is er en heeft te maken met wat de interconnecties die onvoldoende zijn. Dit moeten wij in de Noordwest-Europese elektriciteitsvoorziening oplossen. Dat betekent dat erop wordt ingezet, ook binnen het pentalaterale forum waarvan Duitsland en Nederland deel uit maken, om het probleem op te lossen.

De heer Zijlstra (VVD): Bent u bereid om ons op de hoogte te stellen van de oplossingsrichting?

Minister Van der Hoeven: Zeker, maar dan wacht ik even het eerstvolgende pentalaterale overleg af en daarover rapporteer ik u dan.

Mevrouw Gesthuizen heeft nog eens gezegd dat zij tegen de splitsing was, is en blijft. Dan moet zij de Wet Onafhankelijk Netbeheer terugdraaien. Wij hebben dit niet voor niets gedaan en ik denk dat het goed is, dat blijkt nu wel, dat wij ervoor gezorgd hebben dat die netten in publieke handen blijven en dat er bij de eigendomsverhoudingen voor gezorgd wordt dat al die rare beleningsconstructies gaan verdwijnen. Ik begrijp dat zij een opmerking maakt over het magnetenlab, maar ik kan daar echt niets aan toevoegen. Het magnetenlab is in hoger beroep en dat wacht ik af. Ik heb aangegeven dat dit probleem niet alleen voor het magnetenlab aan de orde is, want het gaat ook om vier andere plekken. Het gaat ook om fundamenteel onderzoek, daar ben niet ik verantwoordelijk voor, maar daar is de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verantwoordelijk voor en ik overleg met hem op dit punt. Meer kan ik haar echt niet toezeggen.

De heer Van der Staaij vroeg naar de verplichte transportprognose voor de kleintjes. Die is er nu ook, die is niet nieuw. Het geldt alleen voor installaties groter dan 2 megawatt. Het punt is dat de kwaliteit van de prognoses tot nu toe niet erg relevant was en dat niemand erop aangesproken werd. Dat verandert: de prognoses worden omwille van een optimaal gebruik van de capaciteit van het net wél belangrijk. De ministeriële regeling regelt dat de partijen verantwoordelijk worden voor de kwaliteit van hun eigen prognoses en dat ze daarop aangesproken kunnen worden door de netbeheerders. Op basis van die prognoses stelt men vast of er congestie optreedt, maar er vindt geen financiële afrekening plaats in geval van afwijking van de prognoses zoals door sommigen wordt gesuggereerd. Hoge boetes zijn helemaal niet aan de orde. Windproducenten ondervinden geen financieel nadeel door de regels van kwaliteitsverbetering door de transportprognoses en zoals ik al aangegeven heb, de heer Samsom heeft dat herhaald, wil ik niet dat de windenergie in de problemen komt, dat staat haaks op Voorrang voor Duurzaam. Windenergie moet er op vooruit gaan en niet op achteruit. Het lijkt wel alsof de sector een beetje doof is voor de boodschappen die ik telkens op dezelfde manier afgeef.

Ik ben mevrouw Gesthuizen nog het antwoord schuldig op de vraag over de woonboten. De woonboten hebben een vaste aansluiting en als de aansluiting drie maal 25 is, wordt de huishouding gecompenseerd. Dat was al geregeld. Als er sprake is van een aansluiting met een hogere doorlaatwaarde gelden de coulanceregeling, die stelt de afnemer in staat om de aansluitwaarde tegen een gereduceerd tarief naar beneden te laten bijstellen, en, als er sprake is van een substantieel nadelig effect op de nota, de overgangsregeling. Mochten zich daar problemen voordoen dan hoor ik het graag, maar volgens mij hebben wij de zaak op deze manier geregeld.

De implementatie moet zorgvuldig gaan, moet kloppen en moet houdbaar zijn. De heer Van der Staaij vroeg of een deel versneld kan worden geïmplementeerd en de heer Samsom vroeg wat vooruitlopend op de implementatie gedaan kan worden. Ik denk dat dit lastig is, maar ik zal bekijken wat voor mogelijkheden er zijn. Natuurlijk moet het wel oplossingen brengen en niet blokkeren. Dat kan niet, want dat is niet houdbaar. De level playing field clausule staat niet alleen, die is verbonden met het derde pakket, maar ik bekijk de snelste optie en dat laat ik de Kamer weten.

Mevrouw Spies heeft gelijk wat betreft de ministeriële regeling. Het kan zijn dat bij het wetsvoorstel nader inzicht ertoe leidt dat wij het anders gaan doen. De heer Heemelaar verwees naar de motie-Van Gent. Ik heb aangegeven wat ik daarvan vind en op welke manier ik daarmee omga. Ik kan niet opgezadeld worden met iets dat ik niet kán uitvoeren omdat ik daar de wettelijke mogelijkheden niet voor heb. Op dit moment probeer ik op alle mogelijke manieren te zorgen voor hetgeen wij beiden willen, een regeling rondom Borssele die ervoor zorgt dat wij de centrale rechtstreeks dan wel middellijk in publieke handen houden. Ik denk dat de motie daar in de overweging bij aansluit, maar in de laatste zinnen niet. Dan word ik opgezadeld met iets waar ik de middelen niet voor heb. Ik zou zeggen: houd hem nog even aan.

De heer Heemelaar (GroenLinks): U kunt ook redeneren dat deze motie uw onderhandelingspositie versterkt in dit ingewikkelde veld. Hoe lang hebt u nog nodig, want wij hebben nog een maand om de motie aan te houden. Wanneer kunt u duidelijkheid geven over het resultaat van het overleg?

Minister Van der Hoeven: Dat weet ik niet. Dat hangt er vanaf wanneer de NMa terugkomt met haar mening over het splitsingsplan van Essent. Daarna heb ik zes weken om daarover te beslissen. U kunt natuurlijk als de motie verloopt altijd nog een keer een motie indienen.

Ik heb aangegeven dat ik rond Pasen met een brief kom met de uitkomsten van de door ECN uitgevoerde berekeningen van de kosten van het scenario voor het aandeel van duurzame elektriciteit 35% in 2020. Daar ga ik echt niet op vooruit lopen. De SDE-regeling is bedoeld om een robuustere financiering te krijgen van de subsidiering van de duurzame energieproductie. Het gaat mij erom dat wij dit goed vormgeven. Ik ben nog niet zo ver dat ik daarbij een bedrag noem.

De heer Zijlstra (VVD): Dan begrijp ik dat de reden dat de PvdA en het CDA het weer goed met elkaar kunnen vinden, vooral gelegen is in het feit dat er nog niet besloten is over de verhoging van het bedrag, aangezien u dat niet wilt noemen.

Minister Van der Hoeven: Natuurlijk wil ik geen bedrag noemen. Wij hebben op dit moment afgesproken wat er beschikbaar is voor de SDE-regeling en dat de vrijgevallen middelen voor de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) toegevoegd kunnen worden aan het budget, er lopen op dit moment enige onderzoeken en ik ga daar niet op vooruitlopen.

Voorzitter. Mijn laatste opmerking gaat over het congestiemanagement. Ik heb begrepen dat de PvdA en het CDA daar een voorstander van zijn. Ik heb de mening van de VVD nog niet gehoord.

De voorzitter: Dat komt zo dadelijk aan de orde.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik begrijp dat er sowieso nog een VAO komt: de SP heeft aangekondigd dat er een motie wordt ingediend. Kunnen wij die tijd niet gebruiken om, als de partijen hebben overlegd met hun fractie en die kant niet op willen, een motie in te dienen?

Mevrouw Spies (CDA): Ik heb in aanvulling daarop nog een procedurevoorstel in de richting van mevrouw Gesthuizen. Op 20 maart hebben wij de brief van de minister gehad over het magnetenlab. Daarin zegt zij dat zij verwacht de Kamer binnen enkele weken te kunnen informeren over het contact dat zij heeft gehad met haar ambtgenoot van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat zou dan toch nog in de maand april moeten zijn en ik kijk mevrouw Gesthuizen in de ogen om die motie...

De voorzitter: U probeert een motie te voorkomen en daarmee misschien een VAO. Volgens mij heeft mevrouw Gesthuizen echter ook aangekondigd dat zij een motie wil indienen rond het capaciteitstarief en gaan wij naar mijn inschatting sowieso een VAO krijgen. De VVD is uit haar overweging en zal de regeling steunen. Daarmee ontsla ik andere partijen niet om hun eigen standpunt in te nemen. Als één van de partijen van plan is om de ministeriële regeling niet in te voeren, als de SP aangeeft een motie hierover in te dienen, wordt daar in de Kamer keurig over gestemd en wordt de minister, naast de uitspraken die hier al gedaan zijn, ook nog eens ondersteund door de formele stemming van de Kamer.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik neem uw advies mee, voorzitter.

De voorzitter: Ik verzoek de partijen, gezien de haast hierbij, om morgen, wanneer er een verzoek gedaan wordt door de SP voor een VAO, steun te verlenen aan het verzoek om dit zo spoedig mogelijk te doen.

Minister Van der Hoeven: Als ik het goed begrepen heb, zijn de VVD, het CDA en de PvdA voor de invoering van de ministeriële regeling congestiemanagement. Dat betekent dat daar een meerderheid voor is en dat die kan worden ingevoerd.

De heer Samsom (PvdA): In mijn oppositietijd vond ik dit soort dingen heel vervelend. Als een partij, van de coalitie of de oppositie, een motie wil indienen, vind ik dat wij daarop moeten wachten, tenzij u nu heel zwaarwegende redenen heeft om morgen de netcode aan te willen passen. Ik denk dat wij die week nog kunnen nemen. U mag nu nog niet uw winst tellen, u moet echt op de stemming wachten, dan hebben wij het gedaan zoals het in de Kamer hoort.

De voorzitter: Daar sluit ik mij van harte bij aan als voorzitter.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Besselink (PvdA), Kalma (PvdA), Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA), Weekers (VVD) en Blom (PvdA).