Kamerstuk 28638-157

Verslag van een algemeen overleg

Mensenhandel

Gepubliceerd: 15 maart 2017
Indiener(s): Loes Ypma (PvdA)
Onderwerpen: criminaliteit openbare orde en veiligheid recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28638-157.html
ID: 28638-157

Nr. 157 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 maart 2017

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 16 februari 2017 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Veiligheid en Justitie, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 november 2016 inzake de wettelijke taak van de Koninklijke Marechaussee bij mensenhandel (in reactie op motie-Segers c.s. Kamerstuk 33 885, nr. 30) (Kamerstukken 30 176 en 28638, nr. 34);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 november 2016 inzake de monitor Mensenhandel 2011–2015 (Kamerstuk 28 638, nr. 151);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 november 2016 inzake investering in aanpak mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 150);

  • de brief van Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 december 2016 met de beleidsreactie op het rapport Uitbuiting van minderjarigen in de criminaliteit in Nederland, onderzoek naar de signalering van kinderhandel, de aanpak en de samenwerking door professionals (Kamerstuk 28 638, nr. 152).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Voorzitter: Van Oosten

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Laar, Van Nispen, Van Oosten en Van Toorenburg,

en de heer Blok, Minister van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Collega's, goedemorgen. Aan de orde is het algemeen overleg Mensenhandel. Welkom aan de Minister en zijn staf. We hebben met elkaar afgesproken een spreektijd per fractie van vier minuten. Ik wil mij aan die vier minuten houden, maar ik heb ook van de collega's begrepen dat sommigen van hen wellicht een enkele minuut uitloop zouden wensen. Gegeven het feit dat we met drie woordvoerders aanwezig zijn, kan ik mij dat voorstellen. Maar ik bewaak wel dat we niet over de eindtijd gaan. Dat is 13.00 uur. Zoals ik wel vaker bij dit soort aangelegenheden heb gezegd, beschouw ik dat als mijn belangrijkste taak als voorzitter. Ik doe zelf ook mee aan het debat. Ik vraag de heer Van Nispen erop te letten dat ook ik als woordvoerder namens mijn partij mij aan de spelregels houd.

Ik geef nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft in 2015 de prestaties beoordeeld op het gebied van de bestrijding van mensenhandel. Daar schrik je van. Er is een forse terugloop in het aantal meldingen van slachtoffers. Niet omdat mensenhandel minder voorkomt, maar omdat de aandacht voor mensenhandel afneemt. Politie en marechaussee hebben veel minder mogelijkheden. Wegens een grote hoeveelheid aan andere taken heeft mensenhandel geen prioriteit meer. Ook zien we minder opgelegde straffen, minder zware straffen, meer sepots en vrijspraken, omdat er minder wordt doorgerechercheerd en er minder steunbewijs kan worden verzameld. Bedenk wat dit betekent. Dit gaat niet over cijfers. Het gaat over mensen. Een aantal mensenhandelaren gaat ten onrechte vrijuit en aan minder slachtoffers wordt recht gedaan. Dat is een harde maar ook een trieste conclusie.

Als ik de monitor zo lees, moet ik eerlijk zeggen dat ik vrees dat het beetje extra geld deze problemen niet gaat oplossen. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel waarschuwt in sterke bewoordingen dat de aandacht voor mensenhandel afneemt. Alle organisaties die ons geschreven hebben, hebben dezelfde zorg. De toegezegde middelen zijn onvoldoende om te zorgen voor de noodzakelijke trendbreuk. Het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) zegt zelfs dat de extra inzet amper voldoende is om het achterstallig onderhoud weg te werken en in ieder geval onvoldoende om de groeiende problematiek van mensenhandel effectief te kunnen bestrijden. Met de reorganisatie van de politie is expertise verloren gegaan en er is de laatste jaren onvoldoende in verbreding van capaciteit en expertise geïnvesteerd.

Dit is echt forse kritiek van deskundigen. Wat is hierop de reactie van de Minister? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de politie, het Openbaar Ministerie en de marechaussee weer in staat worden gesteld om slachtoffers te signaleren, zodat zij beschermd en daders gepakt kunnen worden? Want dat is ook het doel van de Verblijfsregeling Mensenhandel: slachtoffers beschermen, daders pakken. Maar omdat men in de praktijk om allerlei redenen eerder kiest voor de asielrechtelijke route, komen opsporingssignalen niet of te laat bij de politie. Wat is de reactie van de Minister op het voorstel om tot één verblijfsregeling te komen waarin zowel op asielgronden als op verblijfsgronden mensenhandel wordt getoetst, waardoor de kans op vervolging groter wordt? Nu weten we dat dit niet nieuw is. Dit probleem is eerder gesignaleerd. Er zijn gesprekken over gevoerd. Ik wil heel graag van de Minister niet alleen het antwoord «daarover zijn we in gesprek» of «daar gaan we naar kijken», maar ook weten wat er concreet op dit gebied gaat gebeuren.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel wijst er ook op dat mensensmokkel en mensenhandel met elkaar verweven zijn. Het is absoluut niet hetzelfde, maar het staat wel vast dat in veel gevallen van mensensmokkel later sprake zal zijn van mensenhandel. De risico's daarop zijn groot. Zou het niet verstandig zijn om het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel uit te breiden tot mensensmokkel? Zo kan zij de hele keten betrekken in haar onderzoeken. Dat lijkt mij een goed idee. Ik hoop dat de Minister dit idee wil omarmen. Wat wordt er gedaan om de beschikbare kennis op het terrein van mensenhandel te benutten binnen de migratie- en vluchtelingenketen?

Nog steeds zijn er pooiers die jonge slachtoffers maken. Vroeger noemden we ze «loverboys». Dat was voordat we tot de conclusie kwamen dat dat een te lieve term was voor de plegers van dit walgelijke delict.

De voorzitter:

In mijn hoedanigheid van woordvoerder van de VVD zou ik u een vraag willen stellen. U zegt dat het mandaat van de Nationaal Rapporteur zich zou moeten uitstrekken tot mensensmokkel. Ik begrijp het in die zin, omdat mensenhandel vaak samenhangt met mensensmokkel. Maar u weet ook dat het een volstrekt ander delict is, dat er een andere strafmaat aan gekoppeld is en dat er soms ook een andere context aan gegeven is. Is het dan handig om de bevoegdheid van de Nationaal Rapporteur die gaat over mensenhandel zich te laten uitstrekken tot mensensmokkel, gegeven het feit dat het heel iets anders kan zijn?

De heer Van Nispen (SP):

Dat het twee heel verschillende delicten zijn, is volstrekt helder. We zien wel dat heel veel slachtoffers van mensensmokkel een verhoogd risico hebben om later ook slachtoffer te worden van mensenhandel. Er zit dus wel overlap in. De Nationaal Rapporteur monitort, houdt dingen in de gaten, doet onderzoek en rapporteert. Juist als je volledig zicht wil hebben op de problematiek van mensenhandel, denk ik dat het verstandig is om ook in dat deel van de keten te zijn waar je juist de mensensmokkel tegenkomt. Dus dat is het doel van het vragen om een reactie op dit voorstel. Het gaat om beter zicht hebben op de omvang en de ernst van het probleem en op wat een effectieve aanpak kan zijn.

De voorzitter:

Dus in uw ogen is er nu onvoldoende zicht op de aard en omvang van mensensmokkel en is het, om er wel voldoende zicht op te krijgen, van belang om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel daar een positie in te geven? Of is er wellicht ook een andere wijze om zicht te krijgen op aard en omvang van mensensmokkel? Waar het uiteindelijk om gaat, is dat je die bestrijdt. Ik zou niet graag in de discussie willen komen over wie daar welke bevoegdheden in heeft en taken in heeft te vervullen. Ik zou gewoon willen dat de Minister daarmee aan de slag is.

De heer Van Nispen (SP):

Uiteindelijk is dat natuurlijk het doel. Maar we hebben niet voor niets één Nationaal Rapporteur. Dat is toch wel een autoriteit die we moeten kunnen vertrouwen op haar expertise in mensenhandel. Als we weten dat er zo'n risico is op het slachtoffer worden van mensenhandel onder de slachtoffers van mensensmokkel, denk ik dat het niet verstandig is om voor dat deel van de keten te zeggen: daar mag ze eigenlijk niet in, daar mag ze geen onderzoek doen en niet monitoren. Juist om het beeld compleet te maken, denk ik dat het een goed idee is om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel te vragen om dat deel van de keten te betrekken in haar onderzoeken. Dat is het doel van dit voorstel.

Ik was gekomen bij die pooiers die jonge slachtoffers maken en die we vroeger nog «loverboys» noemden. Hoe groot dit probleem precies is, is niet bekend, omdat de registratie zo moeizaam gaat. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft het over een toename van minderjarige Nederlandse slachtoffers van binnenlandse mensenhandel. Maar jeugdhulpaanbieders mogen die gegevens niet zomaar leveren aan CoMensha (Coördinatiecentrum Mensenhandel), waardoor er onderrapportage van slachtoffers ontstaat. De Minister schreef in november dat hij hierover in gesprek met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zou gaan. Is dat al gebeurd? Zou het niet zinnig zijn, omdat we weten dat het een privacyvraagstuk is, om tegelijkertijd de Autoriteit Persoonsgegevens hierbij te betrekken om te voorkomen dat we iets invoeren wat achteraf niet blijkt te kunnen? Graag een reactie hierop.

Wat doen we tegen deze daders, behalve dan binnen de wettelijke mogelijkheden hen zo daadkrachtig mogelijk aanpakken, uiteraard? We hebben het eerder gehad over het voorstel om de jonge veelplegers onder financieel toezicht te stellen. Pak ze een bepaalde termijn hun dure spullen af. Laat ze aantonen hoe ze op legale wijze aan die dure spullen zijn gekomen en laat ze die anders inleveren. Zou dat voor dit soort patsers die over de ruggen van hun ingepalmde slachtoffers geld verdienen, geen goede bijkomende straf kunnen zijn?

Mijn laatste punt gaat over de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Een zelfstandig werkende prostituee heeft op basis van deze wet geen vergunning nodig. Maar nu schrijven politieagenten ons dat er zorgen zijn over verschuivingen van de misstanden, zoals mensenhandel, naar dit onvergunde deel van de branche.

De voorzitter:

We pauzeren een minuutje vanwege de aanvangsbel van de plenaire vergadering.

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Nispen (SP):

Ik was al bijna klaar. Ik was bij mijn laatste onderwerp aangekomen, namelijk de zelfstandig werkende prostituee, waarbij de controlemogelijkheden dus minder zijn. Toezichthouders mogen pas aankloppen bij het vermoeden van een strafbaar feit en niet op basis van een te controleren vergunning, want die is er dus niet. Het klinkt allemaal logisch dat het zo gaat. De Kamer heeft er ook mee ingestemd. Maar aangezien we dit soort signalen horen, vraag ik de Minister toch of er reden is om ons hier zorgen over te maken. Wat is zijn reactie hierop? Hoe gaan we dit effectief in de gaten houden?

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. De PvdA maakt zich net als de heer Van Nispen zorgen over de terugloop in het aantal meldingen, omdat die geen verband houdt met het terugloop in het aantal slachtoffers van mensenhandel. Het komt simpelweg door een gebrek aan capaciteit. Voor de begroting van 2017 komt 1 miljoen extra vrij voor de politie en het OM, oplopend tot 2 miljoen structureel voor volgende jaren, maar is dat genoeg en wanneer gaan we daar de resultaten van zien? Welke resultaten worden dat dan volgens de Minister? Volgens sommigen is het inderdaad nauwelijks genoeg om op de plank liggende zaken weg te werken. Naast de algehele daling van het aantal geregistreerde slachtoffers valt ook het grote aantal minderjarige slachtoffers op. Hoe wordt gewerkt aan meer preventie en betere hulpverlening voor deze kwetsbare groep en de effectieve opsporing en vervolging van daders? Werpt de rijksbrede aanpak voor Nederlandse slachtoffers inmiddels vruchten af? Kan de Minister aangeven wanneer hij verwacht te kunnen komen met een rijksbrede aanpak voor de bescherming van buitenlandse minderjarige slachtoffers van mensenhandel? Die is er voor zover wij weten nog altijd niet.

Jongens zijn al jaren een genegeerde groep slachtoffers. Jaren geleden sprak ik al een jongen die was uitgebuit vanuit een zolder in Amersfoort. Hulpverleners hadden voor hem nauwelijks plek. Er was ook nauwelijks erkenning van zijn slachtofferschap. Er is vaak sprake van verwarring over seksualiteit en identiteit. Deze groep is door het taboe dat hierop rust, ook minder geneigd om naar voren te treden. Is hier voldoende oog voor bij de politie en het Openbaar Ministerie? Is de hulpverlening voor deze groep nu beter geregeld dan toen? De commissie Aanpak meisjesslachtoffers loverboys/mensenhandel in de zorg voor jeugd, de commissie-Azough, heeft belangrijke aanbevelingen gedaan ten aanzien van meisjesslachtoffers. Is er inmiddels ook een aanpak voor jongensslachtoffers? Zo nee, wanneer komt die?

Mijn collega Marith Volp, die ik hier vandaag vervang, heeft schriftelijke vragen gesteld over het bericht dat de opsporing van West-Afrikaanse mensenhandelaren faalt. De mensenhandelaren van daar gaan vrijuit. Die vragen zouden betrokken worden bij dit algemeen overleg. We hopen dat de Minister die vragen hier kan beantwoorden.

De inzet van Romakinderen voor winkeldiefstal en bijvoorbeeld bij zakkenrollen is een vorm van uitbuiting en daarmee mensenhandel. Helaas is een groot aantal professionals er zich in de praktijk nog te weinig van bewust dat bijvoorbeeld een winkeldiefstal waarbij een kind wordt betrapt, vaak niet op zichzelf staat. Het kind is eerder slachtoffer van volwassenen die het aanzetten tot de diefstal dan dat het de dader is van de diefstal. In een aantal gevallen zijn grootouders en ouders veroordeeld voor mensenhandel vanwege het inzetten van kinderen voor criminele activiteiten. Ik wil van de Minister weten hoe de bewustwording binnen bijvoorbeeld de politie, het OM en de jeugdzorg wordt vergroot. Denken politie en het Openbaar Ministerie eraan om ook mensenhandel ten laste te leggen wanneer kinderen worden ingezet voor bijvoorbeeld winkeldiefstal, ook als het de eigen ouders betreft? Uit het WODC-onderzoek (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) blijkt niet voor niets dat het genereren van een bredere bekendheid van het fenomeen «criminele uitbuiting» een eerste stap moet zijn in het verder brengen van de signalering en de aanpak ervan. Ik ben ook blij te horen dat de Minister heeft besloten om de samenwerking met gemeenten en andere partners op het thema aanpak uitbuiting van kinderen ook na afloop van het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen voort te zetten, juist omdat het WODC-onderzoek aantoont dat er nog veel op het terrein van uitbuiting van minderjarigen in de criminaliteit moet gebeuren.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben blij dat de heer Van Laar dit punt maakt. Ik steun hem ook in de vragen die hij stelt. Ik heb begrepen dat hier voorheen een project op heeft gedraaid, waarbij inderdaad die expertise werd gebundeld en de bewustwording werd vergroot. Maar ik heb ook begrepen dat dit project is gestopt. Hoe ziet de heer Van Laar dat? Wat moet er volgens hem gebeuren? Moet dat project worden voortgezet? Moet er op een andere manier worden gezorgd voor die bewustwording? Het is een hardnekkig en schrijnend probleem.

De heer Van Laar (PvdA):

Misschien sprak ik te snel. Volgens mij zei ik net dat dat project is afgelopen, dat de Minister heeft besloten om de samenwerking met gemeenten en andere partners op het thema voort te zetten en dat we daar blij mee zijn. Ik hoor graag van de Minister of dat inderdaad ongeveer dezelfde vorm heeft als het nu heeft. Wat ons betreft was het een succesvol project dat voortgezet moet worden.

De heer Van Nispen (SP):

Als we dan lezen dat de organisaties die ons schrijven en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zich zorgen maken over het borgen van de kennis, de expertise et cetera, lijkt het erop dat veel deskundigen er nog niet gerust op zijn. Dus wat zegt dat feit dan?

De heer Van Laar (PvdA):

Dat zegt dat we er nu naar moeten vragen. Dat heb ik gedaan. Laten we de antwoorden afwachten.

Ik maak me ook zorgen over de positie van buitenlandse minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Deze kwetsbare groep kinderen is de afgelopen jaren groter worden, deels verborgen in de stroom van vluchtelingen en migranten die naar Europa zijn gekomen. Kan de Minister aangeven op welke termijn een nieuwe strategie voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel klaar is? Wordt er ook gewerkt aan een kindvriendelijke Verblijfsregeling Mensenhandel?

Zoals ik al eerder heb besproken, constateert de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat slachtoffers liever een reguliere asielprocedure ingaan dan een B8/3-procedure met de aangifte mensenhandel, omdat de asielprocedure hun meer toekomstperspectief biedt. Signalen van mensenhandel gaan hiermee verloren en de opsporing en vervolging van mensenhandelaren loopt spaak. Dat geldt ook voor de meerderjarige slachtoffers van mensenhandel overigens. De Partij van de Arbeid vindt het onwenselijk dat door de procedurekeuze vervolging van mensenhandelaren wordt beperkt. Is de Minister bereid om met de Staatssecretaris te kijken naar een betere invulling van de B8/3-procedure in het licht van de prioritering van mensenhandel?

Er zijn hardnekkige geruchten, die maar blijven terugkeren, dat er vluchtelingenkinderen verdwijnen uit opvangcentra. We lezen daar voortdurend artikelen over. Dit doet denken aan de situatie rondom alleenstaande minderjarige asielzoekers – ik denk dat het alweer vijftien jaar geleden is – die toen op grote schaal verdwenen en in handen van mensenhandelaren vielen. Een nieuwe aanpak bood toen uitkomst. Maar inmiddels lijken we terug bij af.

Mensenhandel en mensensmokkel zijn vaak nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Om praktische redenen worden zaken van mensenhandel ook soms afgedaan als zaken van mensensmokkel, juist als het onderdeel van handel niet bewezen kan worden. Het ligt daarom voor de hand om het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel op te rekken om ook mensensmokkel te omvatten. Kan de Minister dit toezeggen?

De voorzitter:

Als woordvoerder van de VVD heb ik een vraag aan de heer Van Laar. Daar waar de delictsomschrijving tussen mensenhandel en mensensmokkel verschilt, kan het natuurlijk ook een voordeel zijn dat in het geval iemand niet veroordeeld kan worden voor mensenhandel, er wel degelijk nog een veroordeling kan plaatsvinden voor mensensmokkel. De heer Van Laar is er toch niet op uit om dat stelsel te doorbreken?

De heer Van Laar (PvdA):

Integendeel, maar het gekke is dat het, zolang het een zaak van mensenhandel is, wel binnen het mandaat van de Nationaal Rapporteur valt, terwijl als om praktische redenen of vanwege gebrek aan bewijs wordt gekozen voor een mensensmokkelzaak, de statistieken ineens uit zo'n onderzoek vallen, omdat het dan mensensmokkel is geworden in plaats van handel, terwijl het wel degelijk handel was of lijkt te zijn geweest. Het verschil tussen die zaken is vaak optisch. Bovendien zitten ze in dezelfde stroom. 70% van de stroom die vanuit Afrika naar Europa komt, is slachtoffer van mensensmokkel dan wel mensenhandel. Er zitten vaak overlappingen in. Op sommige stukken is sprake van handel, daarna is er weer een stuk sprake van mensensmokkel. Het maken van onderscheid ertussen is kunstmatig. Waarom zou je de rapporteur tegen zo'n harde grens aan laten lopen? Zodra het smokkel is, kan ze niet meer rapporteren. Gooi dat open.

De voorzitter:

Dan begrijp ik uw voorstel zo dat u zich aansluit bij de heer Van Nispen voor waar het de rol en de bevoegdheden van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel betreft. U had het dus niet zozeer over de mogelijkheden die het Openbaar Ministerie ten dienste staan om de crimineel die erachter zit, of het nu de mensenhandelaar of de mensensmokkelaar is, aan te pakken. Daar gaat het mij namelijk om. Ik vind het wel interessant om verschil te houden tussen beide delicten. Dat geeft de beste kans op opsporing, vervolging en uiteindelijk ook veroordeling. Ik geef u gelegenheid voor een korte reactie. Daarna wil mevrouw Van Toorenburg interrumperen? Nee, toch niet.

De heer Van Laar (PvdA):

Dat verschil is er natuurlijk en dat moet er ook blijven. Het gaat hier enkel om het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Laat haar naar het probleem in brede zin kijken en niet stoppen bij die soms zeer dunne grens tussen mensensmokkel en mensenhandel.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Mijn opmerking kan ik ook kwijt in mijn eerste termijn. Dit punt gaat ons ook zeer aan. Ik mag vandaag spreken mede namens de ChristenUnie. Die is helaas verhinderd, omdat vandaag de cijfers van het Centraal Planbureau naar buiten komen, waar de fractievoorzitter bij aanwezig diende te zijn. Ik spreek graag ook namens hem.

Ik zit een beetje te twijfelen over het uit elkaar houden van mensensmokkel en mensenhandel als het gaat om de bevoegdheden van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Ik zou hier graag een reflectie op willen hebben van de Minister. Ik zie wel problemen, vooral omdat de veiligheidsdiensten toch op een andere manier kijken naar deze stromen. Maar ik vind het toch wel interessant, omdat het wel vaak in elkaar grijpt. Ik zou graag van de Minister willen weten of hij de bevoegdheden in overleg toch zou willen verruimen. Ik denk dat we daarmee winst kunnen behalen.

Dan kom ik op een aantal onderwerpen die we vandaag aan de orde hebben. Die vallen alle samen te vatten onder de noemer «het gaat niet goed». Het gaat niet goed met de bestrijding van mensenhandel. Het is een enorm verwerpelijke situatie, waarin je enorme ellende ziet. Slachtoffers maken de verschrikkelijkste dingen mee. Op de een of andere manier zijn we het zicht aan het verliezen. De aanpak wordt minder. De prioriteitstelling is gedaald. Dus wij maken ons echt serieuze zorgen. De Rapporteur Mensenhandel geeft ook aan dat het niet de goede kant opgaat. In plaats van een versteviging van de aanpak, een versterking, meer aandacht, meer oplossingen, zien we eigenlijk een verschraling van de aanpak, minder prioriteitstelling en uiteindelijk ook een minder daadkrachtig optreden tegen mensenhandel. Zij heeft aan de bel getrokken en wij trekken vandaag aan de bel. Ik wil van de Minister weten wat hij echt gaat doen om ervoor te zorgen dat hier meer prioriteit voor komt. Er is beloofd dat dit een heel belangrijk onderwerp zou zijn in deze regeringsperiode, maar we zien het niet terug. We zien het wegzakken.

We zien zeker ook een groot dark number. De aangiftebereidheid wordt minder. De meldingen worden minder. Het aantal zaken dat het Openbaar Ministerie kan oppakken, wordt minder. Tegelijkertijd zijn alle deskundigen het erover eens dat het dark number stijgt. Wat gaat de Minister eraan doen om ervoor te zorgen dat het weer in evenwicht komt? Het gaat – ik hoorde het de vorige spreker ook al zeggen – om het verlies aan expertise door reorganisaties, maar vooral ook over het gebrek aan capaciteit. Het is een terechte vraag of we het gaan redden met het beetje extra geld dat erbij is gekomen. Wij willen dat wel van de Minister horen, want het probleem moet echt worden erkend en aangepakt. Zo winnen we deze oorlog niet! We hebben verder inderdaad ook te maken met wettelijke beperkingen bij de registratie. Daarover zouden wij graag van de Minister horen of er geen slimmere manieren zijn om die te verhelpen.

Wij maken ons heel grote zorgen over de toename van het aantal minderjarige slachtoffers. Inmiddels is bijna 25% van het aantal geregistreerde slachtoffers minderjarig. We weten allemaal dat juist minderjarigen moeilijker in beeld zijn te krijgen. Ik vrees daarom dat het echte aantal vele malen hoger ligt. Dat is een heel zorgwekkende constatering. We hebben het prachtige project 13 Oceans, dertien oceanen. Uiteindelijk heeft dat heel warme aandacht gekregen van het ministerie. Dat project is gericht op de opsporing van uitgebuite kinderen uit Oost-Europa. Vervolgens moet ik dan wel constateren dat dit project ineens en ondanks alle prachtige resultaten is gestopt. Ik begrijp dat niet en ik wil daar graag een reactie op van de Minister. Ook hier wreekt zich de informatiedeling. Men verschuilt zich achter de eis dat de privacy moet worden afgeschermd om te zeggen dat men informatie niet kan delen. Ik denk dat dat zo niet langer kan, want als we ons daarachter verschuilen, is er bijna sprake van georganiseerde verwaarlozing van kinderen.

Ik heb nog één punt. Er zit een gapend gat tussen de strafbaarstelling en de hoogte van de wettelijke straf en de straf die daadwerkelijk wordt opgelegd. Wij krijgen dat uit het hele veld terug. We hebben eergisteren een schokkende zaak in de krant zien staan: de rechtbank Amsterdam legt één dag cel op om maar van die regeling af te zijn die wij met elkaar hebben bedacht. Ik las verder over een taakstraf van 120 uur voor twee verdachten die op een gruwelijke manier minderjarigen hadden misbruikt. Ik begrijp het gewoon niet meer!

We hebben met elkaar afgesproken dat er een onderzoek komt naar het gapende gat tussen wat de Kamer een passende straf vindt en wat er in individuele zaken wordt opgelegd. De Minister gaat dat onderzoeken en ik zou er een lans voor willen breken dat de focus in dat onderzoek specifiek wordt gelegd op het onderdeel mensenhandel, die enorme kwetsbaarheid. Is het daadwerkelijk zo dat er verdachten van gruwelijk misbruik van minderjarigen wegkomen met één dag detentie, de dag die ze al hadden gezeten, en een vrolijke taakstraf? Dat kan echt niet!

Voorzitter: Van Nispen

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik begin met een opmerking over een punt dat terecht door mevrouw Van Toorenburg is opgebracht. Het is eerder in de procedurevergadering besproken, maar toen zag het met name op veroordelingen voor zedenmisdrijven. Die kunnen natuurlijk heel goed samenhangen met het vraagstuk van mensenhandel, maar dat laat onverlet dat de Minister terecht is gevraagd om eens heel grondig naar dit punt te kijken. Over welke aantallen hebben we het? Over welke situaties hebben we het? Wordt langs deze weg – zo kwam het in de media naar voren – het taakstrafverbod, dat wij met elkaar in de Kamer hebben afgesproken, omzeild? Ik zeg dus wel tegen mevrouw Van Toorenburg dat we dit punt al hebben opgebracht. De vaste Kamercommissie heeft er ook afspraken over gemaakt en een vraag erover bij het kabinet uitgezet. Volgens mij is het het verstandigst om het nu eerst goed te laten uitzoeken, zodat we exact weten waar we over spreken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Om dit onderwerp heel eventjes af te maken. De heer Van Oosten zegt terecht dat we hierover een afspraak hebben gemaakt, maar mijn zorgen zitten ergens anders. We hebben het namelijk breder neergezet, ernstige gewelds- en zedendelicten, en ik zou graag zien dat er in het onderzoek bijzondere aandacht wordt geschonken aan de aspecten minderjarige slachtoffers, mensenhandel, zeden en de enorme uitbuiting van mensen. Ik wil dat er echt wordt bekeken of er voor die gruwelijkste categorie nog steeds taakstraffen worden opgelegd.

De heer Van Oosten (VVD):

Daar sluit ik mij vanzelfsprekend bij aan. Dat zal wel volgen uit het onderzoek waar we inmiddels om hebben gevraagd.

We hebben een brief ontvangen van de Minister naar aanleiding van Kamervragen die zijn gesteld door zo'n beetje iedereen die betrokken is bij het dossier mensenhandel/mensensmokkel. Ik hoor daar zelf ook bij. Aan het einde van de brief geeft de Minister aan dat de complexe samenwerking tussen enerzijds de marechaussee en anderzijds de politie van het grootste belang is. Die samenwerking betreft de aspecten rondom de grensbewaking, want de politie speelt in dat verband een heel belangrijke en voorname rol in het binnenland. Daarover moeten goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt en eventueel moet ook de Politiewet worden aangepast. Ik zou dat iets scherper willen hebben. Ik wil daarom van de Minister weten wanneer ons wordt bericht over de vraag of die samenwerkingsafspraken ook tot een goed gevolg leiden. Ik vraag dat, omdat wij dan, in het geval dat die samenwerking onvoldoende is, op afzienbare termijn een aanpassing van de Politiewet kunnen verwachten om de geconstateerde problematiek waar mogelijk te voorkomen.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel, mevrouw Dettmeijer, heeft ons een brief gestuurd waarin zij haar zorgen uit over de daling van het aantal meldingen van slachtoffers van mensenhandel. Het is inderdaad vanochtend al veelvuldig aan de orde gekomen. Daarbij geeft zij aan dat het aantal slachtoffers niet minder is geworden. In de brief van de Minister lees ik dat het inderdaad zo is dat het aantal meldingen is afgenomen, maar de Minister geeft tegelijkertijd aan dat hij hierin gaat investeren omdat hij dat geen goede ontwikkeling vindt. Hij zet hiervoor de komende tijd 1 miljoen euro en structureel 2 miljoen euro in. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Laar of dat voldoende is om de problematiek aan te pakken. Is het voldoende om uiteindelijk te voorkomen dat mensenhandelaren en mensensmokkelaars – hier horen die wel bij elkaar – hun straf ontlopen als gevolg van een gebrek aan capaciteit? Overigens moest die capaciteit natuurlijk wel om heel begrijpelijke redenen worden verdeeld over een heleboel andere ingrijpende dossiers.

We hebben een brief ontvangen naar aanleiding van het WODC-onderzoek naar de uitbuiting van Romakinderen, ook een aangrijpend thema. Ik heb over die brief twee vragen voor de Minister. De eerste vraag betreft de opmerking van de Minister dat er zal worden verkend of er internationale of nationale barrières kunnen worden opgeworpen tegen criminele uitbuiting. Zo'n verkenning is natuurlijk altijd goed, maar de Minister schrijft dit volgens mij niet voor niets op. Mag ik aannemen dat daar een gedachte achter zit? Zo ja, waar is er volgens de Minister dan verbetering mogelijk? Kan de Minister een tipje van de sluier oplichten? Ik hoor graag wat ik op dat punt van hem mag verwachten.

Mijn tweede vraag is eigenlijk nog belangrijker en betreft de laatste alinea. Daarin wordt aangegeven dat de uitkomsten van het rapport en de eerdere berichtgeving van de Nationaal Rapporteur aanknopingspunten bevatten om verdere concrete stappen te zetten in het aanpakken van het fenomeen uitbuiting van minderjarigen. Ik wil van de Minister horen waaraan ik dan moet denken, want daarvoor zitten we hier bij elkaar. Ik wil daarover meer duidelijkheid krijgen en daarom ben ik benieuwd naar de reactie van de Minister.

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage.

Voorzitter: Van Oosten

De voorzitter:

Ik kijk naar de Minister, want ik hoor graag van hem hoeveel tijd hij nodig denkt te hebben voor de voorbereiding van de beantwoording van deze vragen. Hij fluistert mij toe dat een kwartier genoeg is en daarom schors ik de vergadering tot 10.45 uur.

De vergadering wordt van 10.31 uur tot 10.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Collega's, de Minister geeft aan dat hij gereed is voor de beantwoording van de aan hem in eerste termijn gestelde vragen. Daartoe geef ik het woord aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Blok:

Voorzitter. Zoals de commissie gewend is, zal ik mijn bijdrage in hoofdstukjes verdelen: de beschikbare capaciteit, het snijvlak van mensenhandel en mensensmokkel, kinderuitbuiting en tot slot het onvermijdelijke hoofdstuk «diverse gestelde vragen».

De urgentie die ik bij alle sprekers hoorde over de aanpak van mensenhandel, al helemaal als daar kinderen bij betrokken zijn, deel ik volledig. Er is een afspraak gemaakt met de Nationaal Rapporteur en ik hoop haar binnenkort te ontmoeten. Zoals de commissie weet, zien wij elkaar hier vaak en is het daardoor nog niet zo makkelijk om afspraken te maken. In dat gesprek ga ik graag uitgebreid in op haar bevindingen en op wat er naar haar mening nodig is om effectiever op te treden.

Het laatste rapport laat inderdaad een terugloop in het aantal opgepakte gevallen zien, zonder dat er een indicatie is dat dat zou komen doordat de achterliggende stromen kleiner zijn geworden. De voor de hand liggende verklaring is dat we vanwege de grote vluchtelingenstroom en de aanpak van het terrorisme op dit moment zo veel van onze mensen vragen, politie en marechaussee, dat er helaas minder ruimte is voor de aanpak van mensensmokkel. Dat zie je dan ook terug in de cijfers. Gelukkig constateert de Nationaal Rapporteur in datzelfde rapport dat de Nederlandse aanpak nog steeds bij de beste ter wereld hoort. Maar ook het kabinet vindt dat deze aanpak geïntensiveerd moet worden. Dat is ook de reden waarom er extra middelen voor beschikbaar zijn gesteld.

Daarmee kom ik op de vragen die over de capaciteit zijn gesteld. De heer Van Nispen begon daarmee, maar iedereen volgde hem daarin. Zoals bekend is er dit jaar 1 miljoen extra beschikbaar en de jaren daarna 2 miljoen. Deze discussie is al vaker gevoerd, maar ik vind het op dit moment niet logisch om te speculeren over meer geld. Dat is aan een volgend kabinet. Het is mijn opgave om met het beschikbare geld het maximale resultaat te bereiken en dat leidt weer tot de logische vraag, die iedereen dan ook stelde: wanneer verwacht ik de resultaten te zien?

Wat gebeurt er concreet met het geld? Daarmee worden vacatures gevuld binnen de Afdeling Vreemdelingen Identiteit en Mensenhandel (AVIM) bij de politie. Het leidt dus echt tot extra menskracht. We mogen er daarom ook van uitgaan dat er in de loop van dit jaar – op dit moment worden de mensen aangenomen – een verbetering te zien zal zijn van de vervolgings- en oplossingscijfers.

De heer Van Nispen vroeg, net als de heer Van Laar, of we op het gebied van de verblijfsregelingen wettelijke wijzigingen moeten aanbrengen.

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij gaat de Minister door naar een nieuw onderwerp en was dit dus zijn antwoord op de vraag wat er met die 1 miljoen gebeurt. Van dat geld worden dus alleen bij die specifieke eenheid extra mensen ingezet. Gebeurt er verder echt niks met dat miljoen? Er wordt nergens anders in de keten iets versterkt?

Minister Blok:

Dat is ook weer wat kort door de bocht. De politie krijgt extra mensen bij de AVIM – ik kort het nu verder maar af – en er wordt geïnvesteerd in gecertificeerde rechercheurs voor de mensenhandel. Ten slotte worden er meer analisten ingezet bij het landelijke Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM).

De heer Van Laar (PvdA):

We hebben het nu over de cijfers over 2015. Het Coördinatiecentrum Mensenhandel, CoMensha, rapporteert over 2016 een halvering van het aantal meldingen ten opzichte van 2015. Kan de Minister die cijfers bevestigen en, zo ja, is er dan niet iets behoorlijk ernstigs aan de hand? Omdat ik me afvraag of dit geld wel voldoende is, heb ik gevraagd of we de capaciteit daarmee op orde kunnen brengen. Is het überhaupt wel voldoende om de resterende zaken weg te werken? Dat is overigens een vraag die het Coördinatiecentrum Mensenhandel ook stelt. Die vraag beantwoordt de Minister niet. Is het voldoende om de aanpak op zo'n niveau te brengen dat we het probleem op dezelfde manier kunnen bestrijden als voorheen?

Minister Blok:

Op de vraag of het voldoende is, ging ik wat kort in omdat het een enigszins continue vraag is in de gesprekken hierover met de commissie, althans in de gesprekken die ik heb gevolgd. De begroting 2017, waarin dit extra geld is goedgekeurd, kon op brede steun in de Kamer rekenen. Er zijn geen fracties geweest die dit bedrag via amendering hebben trachten op te hogen. De begroting 2018 ligt nog voor ons en zal mogelijk door een nieuw kabinet worden ingediend. Op dit moment in de tijd kan de heer Van Laar mij wel vragen of er extra geld heen zou moeten, maar het antwoord daarop zou heel speculatief zijn. Vandaar dat ik daarover niet concreet kan worden.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil me hierbij aansluiten. De reden waarom geen enkele partij bij de begrotingsbehandeling 2017 bezwaar heeft aangetekend, is dat we nog niet in zulke ernstige bewoordingen waren gewaarschuwd door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Overigens heeft bijna iedere partij bezwaar gemaakt omdat het piept en kraakt in de hele justitieketen. De Minister moet dan ook niet het argument gebruiken dat uit de instemming van de Kamer blijkt dat zij het allemaal wel oké vond.

De urgentie van het probleem is echt heel erg groot. Ik heb nog niet vaak meegemaakt dat deskundigen ons zo unaniem waarschuwen dat er iets niet goed gaat. Het is ook niet zo vaak gebeurd dat de Kamer, van links tot rechts, zegt dat zij de aanpak van mensenhandel zo ontzettend belangrijk vindt. Het is dan ook bijna het walgelijkste delict dat je je kunt voorstellen. We roepen Kamerbreed: Minister, het gaat niet goed. Het extra geld is nog niet eens voldoende om de achterstanden weg te werken en de Minister komt niet verder dan: er komen verkiezingen aan; vandaag worden de cijfers bekend; we zien wel verder bij de nieuwe begroting. Ik vind dat echt onvoldoende gezien de grote ernst van dit probleem.

Minister Blok:

De wens om meer geld en menskracht in te zetten voor Veiligheid en Justitie, wordt breed gedeeld. Dat is ook neergelegd in de laatste begroting. Maar volgens mij staan we hier allemaal met gelijke wapens, in de zin dat niemand voor dit jaar extra geld heeft. Het is dus de opgave om met het nu beschikbare geld zo veel mogelijk resultaat te boeken. Dat is dan ook de opgave waarvoor ik mij gesteld zie. Er is gelukkig extra geld beschikbaar. Ik heb ook aangegeven waarvoor dat wordt ingezet. Dat is toch zeker de concrete opgave waarmee we nu aan de slag moeten gaan? Het is toch onvermijdelijk dat het voor de rest allemaal speculatie is?

De heer Van Nispen (SP):

Nee, dat is niet onvermijdelijk.

Dit is een bureaucratisch antwoord. Met 1 miljoen euro kun je ongeveer tien mensen aan het werk zetten in heel Nederland. Dat is wat je kunt doen voor 1 miljoen euro! Als we het zo ontzettend eens zijn over de noodzaak om meer te doen en de Kamer de Minister steunt om waar dan ook extra geld en extra urgentie te vinden voor de aanpak van dit probleem, kan de Minister toch zeker zeggen «ik ga dit beter aanpakken»? Dat is althans wel wat ik van de Minister verwacht.

Minister Blok:

Dit gaan we ook beter aanpakken met de beschikbare middelen. Dat is toch zeker de route die we hebben uitgezet?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mijn vraagt ligt in het verlengde hiervan. We hebben een interne notitie gekregen van het Openbaar Ministerie en de politie, waarin zij vrij concreet aangeven dat ze het niet meer redden. Dat was niet het beeld dat de Minister van Veiligheid en Justitie ons eerder heeft geschetst. Hij heeft ons zelfs willen doen geloven dat het allemaal goed ging en dat het prioriteit had. Er lag volgens hem nog wel een uitdaging bij mensenhandel en mensensmokkel, maar hij zei daar tegelijkertijd bij dat hij zou blijven opletten dat er voldoende vakbekwame mensen beschikbaar waren, ook bij het expertisecentrum. Ik ben niet bezorgd dat het onvoldoende is, dat is wat de Minister van Veiligheid en Justitie zei. Vervolgens krijgen we dan dat rapport onder ogen waarin staat dat er door de reorganisatie expertise verloren is gegaan, dat er sprake is van concurrentie en dat er onvoldoende capaciteit is. Ik vraag deze Minister daarom of hij nog steeds achter de woorden van de vorige Minister staat of dat hij net als in het rapport van het Openbaar Ministerie en de politie ook moet constateren dat er meer nodig is. Als dat zo is, zullen we dat geld met elkaar wel moeten vinden. Dat realiseer ik me terdege.

Minister Blok:

Die zorgelijke signalen waren aanleiding om hiervoor extra geld uit te trekken. Daaruit blijkt toch zeker dat zowel mijn voorganger als ikzelf dit van groot belang vinden? In tijden dat er ingewikkelde keuzes moeten worden gemaakt over het inzetten van extra mensen en extra geld, hebben we hiervoor wel degelijk heel bewust geld ingezet. We hebben dat gedaan op de plaatsen in de keten die nodig zijn om de mensenhandel aan te pakken. Laten we nu eerst dat geld optimaal inzetten en de vinger aan de pols houden. Ik vond het heel logisch dat er werd gevraagd wanneer ik resultaten verwacht. Ik verwacht in de loop van dit jaar resultaten, want in de loop van dit jaar komen die extra mensen beschikbaar. Laten we eerst de resultaten afwachten, voordat we zeggen «het is sowieso niet genoeg».

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De vorige Minister heeft op indringende vragen van de Kamer geantwoord dat er niks aan de hand is en dat hij zich geen zorgen maakt omdat het allemaal goed gaat. Vervolgens wordt deze Minister ingehaald door een rapport van het Openbaar Ministerie en de politie en een rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, want daaruit blijkt dat de situatie schrijnend is. We moeten dan toch zeker bekijken of er meer nodig is dan 1 miljoen? Dat is de vraag die ik vandaag aan deze Minister stel. Kan hij die weging opnieuw maken om te zien of we dat verschrikkelijke monster zo wel kunnen beteugelen? Het Openbaar Ministerie en de politie hebben daar op dit moment weinig fiducie in.

Minister Blok:

Het jaar 2017 is nog geen twee maanden oud. Voor 2017 is er wel extra geld toegekend en voor de jaren daarna is er zelfs nog wat meer extra geld toegekend. Dan is het toch veel te vroeg om nu al te zeggen dat het niet genoeg is of dat het niet werkt? We moeten dan toch zeker eerst de resultaten van die extra inzet afwachten?

Voorzitter. Ik ga verder met de vraag van de heer Van Nispen en de heer Van Laar over het combineren van de verblijfsgronden op basis van asiel en mensenhandel. Ik kijk daar in overleg met het Strategisch Overleg Mensenhandel (SOM) naar. Ik ben hier wel voorzichtig over omdat, zoals de naam al zegt, het gaat om een combinatie van mensenhandel en een asielaanvraag. Iedere wijziging in verblijfstitels kan leiden tot nieuw gedrag van mensensmokkelaars. Die gaan dan immers op zoek naar nieuwe routes en nieuwe argumenten om zo'n felbegeerde verblijfstitel in Nederland te regelen. We kijken er serieus naar, maar het is dus niet zo dat ik op voorhand kan zeggen dat het een route is die we gaan bewandelen. Ik wil het echt heel goed kunnen beoordelen op de consequenties voor het beleid, want we willen echt scherp kunnen blijven toezien op de vraag wie er wel of niet recht heeft op verblijf in Nederland.

De voorzitter:

De heer Van Nispen wil een vraag stellen. Dat mag, maar ik wijs hem er dan wel op dat het zijn tweede interruptie is.

De heer Van Nispen (SP):

Het is meer een procedurele vraag.

De Minister zegt dat hij hierover in overleg is. Ik wil dan graag concreet horen wanneer we daarover meer horen. Dat is eigenlijk de enige nadere vraag die ik op dit punt kan stellen.

Minister Blok:

Daarover moet ik in overleg gaan met de Staatssecretaris, want hij is primair verantwoordelijk voor dit onderwerp. Ik zal dat de Kamer laten weten.

De voorzitter:

Dat horen we dan nog terug.

Mijnheer Van Nispen, ik geef u nu nog alleen het woord voor een echte interruptie. We hebben twee interrupties afgesproken en ik wil echt bewaken dat we ons daaraan houden.

De heer Van Nispen (SP):

Dat moet dan maar.

Dit is niet nieuw, want hierover wordt al heel lang gesproken. Ik wil daarom heel graag met de Minister afspreken dat ... Nee, ik wil het voorstel doen dat wij hierover binnen een week of vier of zes meer te horen krijgen. Dat kan niet zo ingewikkeld zijn, want hierover wordt al heel lang gesproken. Kunnen we hieraan een concrete termijn verbinden?

Minister Blok:

Dat wil ik echt met de Staatssecretaris bespreken. Ik werp echt verre van me dat dit probleem simpel op te lossen is. Ik heb beloofd dat ik de Kamer zal laten weten wanneer er een reactie komt. Het lijkt me voor de hand liggen dat ik dat eerst met de hiervoor verantwoordelijke collega bespreek.

De heer Van Laar vroeg naar de positie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen en de oproep van een aantal organisaties om te komen tot betere bescherming van minderjarige slachtoffers. We zetten – het is ook genoemd door een aantal Kamerleden – specifiek in op minderjarige slachtoffers, bijvoorbeeld Romaslachtoffers. Zoals de Kamer weet, hebben we beschermde opvang voor minderjarige slachtoffers. In samenwerking met alle betrokken organisaties bekijken we op dit moment of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn om minderjarige slachtoffers te beschermen. Het heeft echt alle aandacht, maar het is dus niet zo dat ik op dit moment concrete aanvullende maatregelen voor ogen heb. Maar die kunnen nog wel uit die contacten voortkomen.

De heer Van Laar ging specifiek in op de keuzestress waaraan minderjarigen nog meer dan volwassenen onderhevig zijn. Dat is precies de reden waarom we de opvang van minderjarigen anders hebben geregeld. Minderjarigen komen terecht in de beschermde opvang en daar wordt juist heel veel aandacht besteed aan hun kwetsbare positie en aan hun weerbaarheid. Zoals de heer Van Laar weet, voert Stichting Nidos dat beleid in de praktijk uit. Ik begrijp de grote zorgen van de heer Van Laar heel goed, maar het is toch echt mijn beeld – voordat ik het ambt van ministerschap mocht gaan bekleden heb ik heel wat werkbezoeken afgelegd – dat we in Nederland heel zorgvuldig omgaan met de positie van minderjarige vreemdelingen die al dan niet het slachtoffer zijn van mensenhandel. Het werk is nooit af, maar de inzet van de mensen die we hierop inzetten, is echt heel erg goed. Er wordt door hen echt heel specifiek op deze problematiek ingegaan.

De heer Van Laar vroeg of ik bereid ben om onderzoek te doen naar verdwijnende minderjarige vreemdelingen. Als een minderjarige verdwijnt, wordt dat door Nidos gemeld bij het Expertisecentrum Mensenhandel. Het Expertisecentrum Mensenhandel doet er dan onderzoek naar. Ik kan daarmee niet garanderen dat we voorkomen dat jongeren uit beeld verdwijnen, maar deze procedure geeft wel aan dat we echt uit alle macht proberen te voorkomen dat mensen onder de radar verdwijnen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Laar een beweging maakt. Ook hem wijs ik erop dat dit zijn tweede interruptie wordt, tenzij ook hij een louter procedurele vraag wil stellen.

De heer Van Laar (PvdA):

Nee, ik zou de Minister wel willen uitnodigen om wat meer inhoudelijke antwoorden te geven, want dan hoeven we niet al die interrupties te plegen.

De Minister zegt nu alleen maar dat die gevallen worden gemeld en dat er vervolgens onderzoek wordt gedaan, maar dat wisten we natuurlijk al. De vraag is of dat voldoende is. Weten we nu wat er aan de hand is? Zijn er trends zichtbaar? Veranderen die en, zo ja, voldoet de aanpak dan nog wel? Ik hoor dat het aantal verdwenen vluchtelingenkinderen stijgt. Hoe wordt daarop ingespeeld? Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat dit aantal weer gaat dalen? Of herkent de Minister dit beeld niet en is er volgens hem eigenlijk geen probleem? Iets van een antwoord zou helpen om minder te interrumperen, laat ik het zo maar zeggen.

Minister Blok:

De onderzoeken waar ik net naar verwees, worden juist gedaan om de ontwikkelingen waarop de heer Van Laar wees in de gaten te houden en om daarop te kunnen acteren. Als daar heldere patronen uit voortkomen, dan wordt er ook op geacteerd. Dat zijn natuurlijk wel steeds wisselende patronen. De ene smokkelroute komt op en de andere verdwijnt en het is dus niet zo dat er een eindsituatie te schetsen is. We kunnen niet zeggen: nú hebben we de definitieve oplossing gevonden voor deze smokkelroute of voor deze vorm van uitbuiting.

Een procedureel antwoord is in sommige gevallen het beste antwoord, omdat we ervoor moeten zorgen dat we mensen en middelen zo inzetten dat we goed kunnen reageren op die wisselde stromen vluchtelingen en op die veranderingen in de mensenhandel. Nogmaals, het is mijn beeld dat onze mensen en organisaties heel zorgvuldig en adequaat worden ingezet. Dat betekent natuurlijk niet – de heer Van Laar formuleerde het heel scherp – dat er geen problemen zijn. Dit hele terrein bestaat alleen maar uit problemen!

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag.

De heer Van Laar (PvdA):

Misschien kan de Minister een brief toezeggen waarin hij de Kamer volledig informeert over de recente cijfers, waaronder die over het afgelopen jaar. Daarbij zal hij dan ook moeten aangeven wat er is veranderd en hoe daarop is ingespeeld. Zijn antwoord geeft mij niet het vertrouwen dat het nu op een goede manier gaat.

Minister Blok:

Ik heb specifiekere vragen nodig om die in een brief te kunnen beantwoorden.

De voorzitter:

U mag heel kort, in één zin, pogen om uw concrete punten op te brengen.

De heer Van Laar (PvdA):

De vraag is heel simpel: hoeveel vluchtelingenkinderen zijn er in 2016 verdwenen en wat wordt eraan gedaan om dat aantal naar beneden te brengen?

Minister Blok:

Ik zal bezien of wij de precieze aantallen kunnen achterhalen. Dan krijgt u dat te horen. Dat is naar zijn aard natuurlijk een heel moeilijk cijfer.

Dan kom ik bij de vragen over criminele kinderuitbuiting. De heer Van Laar vroeg hoe de bewustwording bij de politie, het openbaar ministerie en de jeugdzorg wordt vergroot, met name als het erom gaat dat er achter ogenschijnlijk kleine criminaliteit – bijvoorbeeld winkeldiefstal of zakkenrollen – georganiseerde criminaliteit en mensenhandel schuil zouden kunnen gaan. De afgelopen tijd is daarop het project 13 Oceans ingezet. Mevrouw Van Toorenburg heeft dat al genoemd. Het beeld ontstond dat de georganiseerde criminaliteit daar vaak achter zit. In het kader van de geïntensiveerde aanpak die ik in het begin al schetste, willen wij die bewustwording deels via opleiding en deels via het aantrekken van gespecialiseerde rechercheurs structureel verankeren. Mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Laar vroegen wat het vervolg is op de actie van 13 Oceans. Zoals ik net aangaf, zullen de daarbij opgedane kennis en ervaring structureel verankerd worden in het kader van de intensivering waar nu extra middelen voor beschikbaar zijn.

De heer Van Laar vroeg naar de situatie van jongensslachtoffers van seksuele uitbuiting. In het kader van deze problematiek heeft de Staatssecretaris van VWS onderzoek laten uitvoeren naar de positie van jongensslachtoffers van seksuele uitbuiting. Hij zal de Kamer hier op korte termijn over informeren. Dat wordt dus vervolgd.

De heer Van Oosten vroeg hoe wij ervoor zorgen dat de politie voldoende de criminele uitbuiting van minderjarigen herkent. Mijn antwoord is in lijn met wat ik net aangaf, namelijk dat de lessen die geleerd zijn bij 13 Oceans verankerd worden in het kader van de intensiveringen die wij nu gelukkig kunnen plegen. De heer Van Oosten vroeg ook specifiek wat er bedoeld werd met de zinsnede dat er maximale internationale barrières opgelegd gaan worden. Mensenhandel was een van de speerpunten van Nederland tijdens het EU-voorzitterschap. Daar is toen aandacht aan besteed en dat is onder meer neergeslagen in een website waarop partijen die internationaal samenwerken, elkaars informatie, die juist bij dit onderwerp ontzettend nodig is, kunnen vinden en delen. Daarin is ook specifiek aandacht voor de positie van Romakinderen, omdat er binnen Europa helaas mensenhandelnetwerken actief zijn met Romakinderen.

De voorzitter:

Als woordvoerder wil ik een korte vraag stellen over het punt dat u net hebt opgebracht. Dat zag op de brief waar ik zelf een tweetal vragen over heb gesteld. U hebt antwoord gegeven op de vraag van de internationale en nationale barrières, maar ik ben op zoek naar een meer concreet antwoord over de aanknopingspunten bij het tegengaan van die uitbuiting. De brief van de Minister eindigt met de opmerking dat het opsporingsonderzoek 13 Oceans aanknopingspunten biedt om verdere stappen te zetten. Wat voor stappen zijn dat anders dan een samenwerking met de politie?

Minister Blok:

Ik probeer daarop in tweede termijn terug te komen, anders doe ik het schriftelijk.

Ik kom nu bij de overige onderwerpen. De heer Van Nispen vroeg of de Nationaal Rapporteur Mensenhandel ook naar mensensmokkel moet kijken. Hoewel er overlappen zijn, is het karakter van mensensmokkel toch heel anders dan dat van mensenhandel. Bij mensensmokkel wil de Staat – dit klinkt heel abstract – waken over wie wel of geen verblijfsrecht heeft in Nederland en daarmee is de Staat de benadeelde partij. Bij mensenhandel gaat het om allerlei verschrikkelijke praktijken waarvan mensen zelf het slachtoffer zijn. Dit komt ook tot uiting in een andere manier van vervolging en bestraffing. Ik vind het niet voor de hand liggen om beide terreinen allebei door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel te laten behandelen. Daarvoor zij ze toch te verschillend.

De heer Van Nispen vroeg eveneens of er een wettelijke grondslag kan zijn voor het rapporteren van slachtoffers van mensenhandel bij de commissie mensenhandel. Als je dat wettelijk zou regelen, beperk je – heel bewust, want je doet dat wettelijk – de privacy van de slachtoffers van mensenhandel. Er is bij een deel van de slachtoffers een grote terughoudendheid bij het melden. Dat zal waarschijnlijk de achtergrond van de vraag van de heer Van Nispen zijn. Het gaat echter wel ver om mensen die dat zelf om wat voor reden dan ook niet willen, te dwingen om melding te doen of te laten doen van het feit dat zij slachtoffer zijn. Daarom ben ik niet meteen enthousiast over een wettelijke verplichting, want dat is in feite een wettelijke dwang tot melding van het zijn van slachtoffer. Maar wij proberen de mensen die wel hun verhaal willen doen bij politie en justitie, natuurlijk uit alle macht tot aangifte te brengen. Dat is iets anders dan wettelijk te verplichten dat men dat moet melden.

De heer Van Nispen vroeg ook in te gaan op de zorgen die zijn geuit over de registratie of het niet-registeren van thuisprostituees. Dat is een onderdeel van de behandeling van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche die nu in de Eerste Kamer ligt. Die wet is al een keer door de Eerste Kamer afgewezen op het thema registratie en teruggestuurd naar de Tweede Kamer. Ik vind het daarom zuiver om deze discussie nu eerst in de Eerste Kamer af te ronden en die niet hier te heropenen, want dan organiseren we nog een keer een heen-en-weerprocessie. Ik zal in de beantwoording aan de Eerste Kamer, die binnenkort verschijnt, specifiek op dit punt ingaan. Ik neem aan dat de heer Van Nispen die met interesse gaat lezen.

Mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Oosten gingen in op de zorg dat er taakstraffen worden opgelegd in mensenhandelzaken, terwijl de Kamer, de wetgever, voor een aantal zware misdrijven heeft aangegeven, taakstraffen niet toelaatbaar te vinden. Ik heb heel recent een brief gestuurd – misschien zit die zelfs nog in de lijn – waarin ik een overzicht geef per type zaak waarin sprake is van het toepassen van taakstraf. Die brief schreef ik naar aanleiding van een artikel in het Algemeen Dagblad dat op een aantal van meer dan 600 kwam. Daarin geef ik ook aan dat wij een vervolgonderzoek doen om een scherper beeld te krijgen. Uit de brief die ik gestuurd heb, blijkt dat in ieder geval bij de zaken die in de krant vermeld stonden, sprake was van een vermenging van zaken waarbij de wet de toepassing van taakstraffen gewoon toestaat en zaken die mogelijk vragen oproepen. Vandaar dat er een vervolgonderzoek wordt gedaan om scherper in beeld te krijgen of dit inderdaad speelt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat stellen wij zeer op prijs, want het leek er even op alsof het alle 608 zeden- en geweldsdelicten betrof, terwijl de beperking geldt voor ernstige gewelds- en zedendelicten. Daar zou dus al een focus op kunnen liggen. Kan de Minister laten toetsen of er in het onderzoek voldoende aandacht is voor de echte mensenhandelzaken en de meer schrijnende zaken? Als het onderzoek toch wordt uitgevoerd en het loopt, kan er dan even goed bekeken worden of dit voldoende plek heeft daarin?

Minister Blok:

Ja, ik zal kijken of dat in deze fase van het onderzoek nog kan worden meegenomen. Het onderzoek is net gestart en we bekijken of we dat er nu nog in kunnen meenemen. Ik deel de belangstelling die mevrouw Van Toorenburg hiervoor heeft. We gaan proberen dat erin mee te nemen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Fantastisch, dank u vriendelijk.

Minister Blok:

De heer Van Laar vroeg naar de positie van West-Afrikaanse slachtoffers. Daar zijn schriftelijke vragen over gesteld die ik natuurlijk zal beantwoorden. Ik zal de heer Van Laar alvast in grote trekken aangeven wat het beeld is. Het beeld is dat er op dit moment in Nederland weinig concrete signalen zijn dat er grote groepen West-Afrikaanse slachtoffers worden uitgebuit. Tijdens de reguliere prostitutiecontroles worden er geen grote aantallen West-Afrikaanse prostituees aangetroffen. Er is afgelopen najaar een pilot gedraaid door politie, Coördinatiecentrum Mensenhandel, IND en COA om specifiek te kijken naar slachtoffers van mensenhandel uit West-Afrika. Dat heeft toen tot twee meldingen geleid. Het feit dat er in een aantal andere landen mogelijk sprake is van een grotere instroom kan natuurlijk ook te maken hebben met het feit dat de smokkelorganisaties die erachter zitten, om de een of andere reden die landen op dit moment aantrekkelijker vinden dan Nederland. Er is dus heel specifiek naar dit vraagstuk gekeken.

De heer Van Oosten vroeg om in te gaan op de samenwerking tussen politie en Koninklijke Marechaussee in de aanpak van mensenhandel. Er is afgesproken, en dat is ook aan de Kamer gemeld, dat er een nieuwe samenwerkingsafspraak op dit terrein is tussen marechaussee en politie. Die is uitgewerkt. Er wordt nu op die manier gewerkt. Ik wil eerst de uitkomsten van deze nieuwe manier van werken kunnen beoordelen, voordat we bekijken of wetswijziging echt nodig is. De uitkomsten daarvan zal ik uiteraard aan de Kamer laten weten. Een wetswijziging vraagt een enorm traject. In eerste instantie is dat vooral een papieren traject. We moeten heel goed bekijken of dat echt nodig is of dat de huidige aanpak al voldoende verbetering oplevert.

De voorzitter:

Als woordvoerder van de VVD heb ik nog een kort punt. Kunt u een tijdpad geven voor de versterkte samenwerking tussen de marechaussee en de politie? Het is wel een urgent punt. Ik ben niet de enige die daar vragen over heeft gesteld. Ik geloof dat ongeveer elke woordvoerder op dit thema is ingegaan.

Minister Blok:

Ik kom daar voor de zomer op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door met de tweede termijn. We hebben een spreektijd van twee minuten per fractie.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik vind dit een buitengewoon onbevredigend algemeen overleg. Ik vind eigenlijk dat de vragen niet goed beantwoord worden. Ik vind dat de Minister niet genoeg blijk geeft van een gevoel van urgentie rond dit verschrikkelijke misdrijf en de falende aanpak op dit moment. Natuurlijk, iedereen in de keten die hiermee te maken heeft, doet zijn of haar stinkende best. Geen kwaad woord dus over de inspanningen van die hardwerkende mensen. Maar we moeten constateren dat de aandacht aan het wegzakken is en dat het niet goed gaat met de aanpak van mensenhandel. Dat ontkent de Minister ook niet. Ondanks de mooie woorden van het kabinet tot nu toe en de aandacht die er Kamerbreed van links tot rechts voor dit onderwerp is, komt de Minister vandaag eigenlijk toch met lege handen. Ik vind het vreemd dat je in de Kamer een keer per jaar de begroting vaststelt en dat het daarna niet uitmaakt wat er gebeurt. Iedereen kan alarmbellen af laten gaan tot en met, maar dat maakt niets uit. Ik noem de politie, het Openbaar Ministerie, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en andere deskundigen die ons hebben gewezen op het feit dat de aanpak faalt. Maar als eenmaal de begroting is vastgesteld, is er helemaal niks meer mogelijk. Dat is een ijzerenheinige manier van optreden die ik storend vind, juist op dit onderwerp. Ik deel die logica ook niet. Op dit punt wil ik een motie indienen en daarom vraag ik een VAO aan.

Het is heel goed mogelijk dat ik ook op twee andere punten een motie in zal dienen. Ik ben namelijk niet tevreden over het antwoord op mijn vraag over de verblijfsregeling. Het gemeenschappelijke doel moet zijn: slachtoffers beschermen en daders aanpakken. Natuurlijk is het ingewikkeld om dit op een goede manier te doen, zodat er geen misbruik gemaakt kan worden van zo'n regeling. Dit probleem word echter niet voor het eerst aangekaart. Er wordt al heel lang over gesproken. We krijgen er een nadere reactie op. De Minister kan echter niet zeggen wanneer die komt. Ik denk dat we op dit punt toch een stap verder moeten gaan en in ieder geval de regering de opdracht moeten geven om die twee doelen wel te blijven dienen. Het gaat namelijk niet goed in de praktijk.

Het antwoord over het mogelijk uitbreiden van het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel sloeg eigenlijk helemaal alles. De Minister heeft alleen maar uitgelegd wat het verschil is tussen het delict mensensmokkel en het delict mensenhandel. Daar hebben we allemaal op gewezen. Natuurlijk zit daar verschil tussen. Het gaat er echter om dat als je goed inzicht wilt krijgen in de ernstige problematiek van mensenhandel, die verweven is met het probleem van mensensmokkel, dan is het een logische gedachte om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel de bevoegdheid te geven om ook in dat deel van de keten onderzoek te doen en daarover te kunnen rapporteren. Dat is niet zo'n vreemde gedachte. Ik wil de Minister nog één keer uitdagen om daarover mee te denken en niet alleen het verschil tussen de twee delicten uit te leggen, want dat kennen we.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Ik kan me in grote lijnen aansluiten bij de kwalificaties van de heer Van Nispen van dit algemeen overleg. De belangrijkste vraag of het extra geld voldoende is om überhaupt de achterstanden weg te werken, wordt gewoon niet beantwoord door de Minister. De Minister zegt: dit is wat er is, dat zetten we in en dan zien we het wel. Ik wil graag weten of het voldoende is. Kan de Minister daar nog meer over zeggen?

Ik dank de Minister voor zijn antwoorden in eerste termijn en voor de twee toegezegde brieven. De eerste gaat over de verdwijnende vluchtelingenkinderen en de tweede over de positie van jonge slachtoffers en wat daaraan gedaan gaat worden. Dat is mooi.

Minder tevreden ben ik over de karakterisering van de Minister van mensenhandel en mensensmokkel. Het moet de Minister toch ook bekend zijn dat bijna alle mensenhandelroutes beginnen als mensensmokkelroutes? Kijk bijvoorbeeld naar meisjes in de prostitutie uit Oost-Europa. Zij worden vaak met valse beloftes verleid. Op een gegeven moment blijken die beloftes niet waar te zijn en verandert het karakter van zo'n route van mensensmokkel naar mensenhandel. Ze moeten seks hebben met iemand. Ze worden overgedragen aan iemand anders, terwijl ze daar geen toestemming voor hebben gegeven. Ze komen terecht in een situatie waarvoor ze niet hebben gekozen. Dan is het ineens geen mensensmokkelroute meer, maar een mensenhandelroute. Het is gek dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dan verantwoordelijk wordt het bepalen van het overgangspunt. Vanaf daar mag ze dan rapporteren en daarvoor niet. Het is echt een fictief onderscheid dat er gemaakt wordt. Bovendien weet het OM dondersgoed – dat kun je gewoon navragen – dat er heel veel zaken zijn die worden afgedaan als mensensmokkel, terwijl het eigenlijk mensenhandel is. Ze kunnen het echter niet rondkrijgen. Het is precies zoals de heer Van Oosten zei: dan worden ze veroordeeld voor mensensmokkel, terwijl het in de aard van de zaak een mensenhandelzaak is.

De voorzitter:

Als woordvoerder interrumpeer ik. Wellicht heeft de heer Van Laar gelijk, maar het kan zomaar te maken hebben met het feit dat de delictsomschrijving een andere is en de potentiële strafoplegging een andere kan zijn als het gaat om mensensmokkel dan wel mensenhandel. Zijn veronderstelling dat dit komt omdat de positie van mevrouw Dettmeijer zich niet uitstrekt tot mensensmokkel volg ik niet. Hij vermengt de positie van mevrouw Dettmeijer, die ik overigens hoogacht, met de positie van het Openbaar Ministerie. Die laatste heeft tot taak elke idioot, elke crimineel die zich bezighoudt met mensensmokkel dan wel mensenhandel, te vervolgen. Als mensenhandel niet lukt, omdat het niet bewezen kan worden, dan graag mensensmokkel, want dan zit-ie in ieder geval in de gevangenis.

De heer Van Laar (PvdA):

Zeker. Volgens mij begrijpen wij elkaar op de een of andere manier verkeerd. Voordat ik Kamerlid werd was ik actief in de strijd tegen de handel in minderjarige kinderen. Je ziet gewoon dat zaken van karakter veranderen, niet omdat de zaak anders is, maar omdat de juridische mogelijkheden anders zijn. Als de Nationaal Rapporteur Mensenhandel naar het probleem in den brede moet kunnen kijken, moet zij ook naar mensensmokkelzaken kunnen kijken, omdat dit vaak mensenhandel was, maar niet als zodanig geregistreerd of vervolgd of afgedaan werd. Maar dat doet niets af aan het feit dat het vaak wel mensenhandelzaken zijn. Ook als iets als mensensmokkel begint, kun je niet de Nationaal Rapporteur Mensenhandel laten kiezen wanneer zo'n zaak mensenhandel werd. Zij moet gewoon kunnen bekijken hoe slachtoffers van mensensmokkel en mensenhandel in Nederland terechtkomen, wat voor trends daarachter zitten, hoe dat gebeurd, hoe dat begint en wat we daarvan kunnen leren. Dan helpt die harde grens daartussen gewoon niet. Die grens is namelijk totaal fluïde. Bij heel veel slachtoffers loopt dat door elkaar.

Ik kom op het antwoord van de Minister over de mensenhandel in West-Afrika, misschien wel het meest typerende antwoord. Vier jaar geleden werden er projecten opgestart omdat in grote zaken – volgens mij was het de Koolviszaak – tientallen meisjes die via Nigeria en naburige landen naar Nederland waren getraffickt, met voodoo onder druk werden gezet en hun families ernstig werden bedreigd. Nu zegt de Minister: er zijn geen zaken uit West-Afrika meer. Dat lijkt mij stug, maar wellicht is mijn informatie al iets achterhaald. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat dat antwoord klopt. Ik ga er maar van uit dat het antwoord in die zin klopt dat er geen zaken meer zijn, maar ik denk dat er nog wel degelijk slachtoffers zijn. Ik hoop dat de Minister hier bij de beantwoording van de schriftelijke vragen goed in wil duiken en contact wil opnemen met het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel en andere instellingen, waar die slachtoffers wel degelijk zitten en in beeld zijn. Ik hoop dat de Minister wil rapporteren wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ook bij mij blijft er een onbevredigd gevoel achter over of we nu wel voldoende doen. Ik snap wel dat de Minister zegt: laten we eerst bekijken hoe de extra gelden en de extra capaciteit neerdalen en of daarmee daadwerkelijk verschil wordt gemaakt. Ik hoor de Minister wel zeggen dat hij erbovenop zal blijven zitten, zodat hij in beeld krijgt of dat ook daadwerkelijk zo is.

In dat verband wijs ik toch nog even naar 13 Oceans. Politie en deskundigen vinden het vreselijk dat het stopt, omdat ze bang zijn dat het dan niet goed gaat. Hoe verhoudt zich dat tot de bewering van de Minister dat hij het juist beter heeft ingebed? Kan daarop een nader antwoord komen? Ik heb wel zorgen over de capaciteit en de deskundigheid, maar ik begrijp dat we op dat punt nu, met deze Minister, niet meer het verschil kunnen maken.

Wat betreft de mensensmokkel en mensenhandel ben ik het toch niet helemaal eens met de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, die het te erg aan elkaar koppelt. Ik weet dat het heel vaak in elkaar overloopt, maar er zijn ook grote verschillen. Ik zou het eerder willen aanvliegen vanuit de route om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel een lange arm te geven. Als zij signaleert dat ze door moet grijpen naar «mensensmokkel», als zij dat vanuit haar perspectief als zodanig ziet, dan zou ik willen bekijken wat we op dat punt mogelijk kunnen maken. Maar als we mensensmokkel en mensenhandel zonder meer op één hoop gooien, dan denk ik dat we onrecht doen aan juist het verschil tussen beide.

Terwijl we in dit debat zitten, krijgen we een brief van het kabinet binnen over de wijziging van de zedenwetgeving. We begrijpen dat het kabinet ervoor kiest om eerst met deskundigen daarover van gedachten te wisselen, omdat het ook wel echt normerende implicaties heeft. Mag ik langs deze weg aan de Minister vragen om ook de Kamer daarbij te betrekken, om op enig moment bespreekbaar te maken dat ook de Kamer met de deskundigen van gedachten kan wisselen, zodat de Kamer goed kan worden meegenomen in het hele traject van verbetering van de zedenwetgeving?

Voorzitter: Van Nispen

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat de gemene deler in dit overleg is dat niemand dit een plezierig thema vindt en dat iedereen zich bewust is van de noodzaak om de criminelen die achter de mensenhandel schuilgaan, aan te pakken. Laat ik het duidelijk zeggen: ik heb op geen enkele manier van de Minister gehoord dat hij die urgentie niet zou voelen. Integendeel, hij is actief en komt met extra investeringen voor bestrijding van de mensenhandel: eerst die 1 miljoen, later structureel 2 miljoen. Dan is de vraag: is dat genoeg en is er voldoende capaciteit voorhanden om die lui die hierachter zitten – ik wilde bijna «eikels» zeggen – aan te pakken? Laat ik bij de collega's niet de opvatting proeven dat die urgentie bij de Minister zou ontbreken. Dat betwist ik. Dat hoor ik niet en dat lees ik in de stukken ook niet.

Ik vind het belangrijk, en heb daarover ook een vraag gesteld, dat de brief over uitbuiting van minderjarige kinderen, in het bijzonder Romakinderen, niet in vaagheden blijft steken. Die brief staat als laatste punt op de agenda. In die brief wordt wel aangegeven dat er aanknopingspunten genoeg zijn om concrete verbetermaatregelen te treffen, maar deze worden niet benoemd. Ik zou ze graag horen, zodat wij als parlementariërs kunnen controleren of ze worden uitgevoerd en nageleefd en of ze doeltreffend zijn.

Voorzitter: Van Oosten

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het eind van de tweede termijn. Ik geef het woord aan de Minister. Of wilt u nog een korte schorsing?

Minister Blok:

Uw laatste vraag had u in eerste termijn ook al gesteld. Toen had ik al beloofd om te bekijken of ik die in tweede termijn kon beantwoorden. Ik heb het antwoord hier, maar dat wil ik wel even kunnen lezen.

De voorzitter:

Dan schorsen we een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister van Veiligheid en Justitie voor de beantwoording in tweede termijn. We hebben afgesproken dat we één interruptie kunnen plegen in de tweede termijn.

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Van Nispen was niet helemaal tevreden over de uitkomsten van dit overleg. Hij kondigde een aantal moties aan over, als ik het goed begrijp, tussentijdse extra middelen. Het kan niet helemaal nieuw zijn voor de heer Van Nispen dat ongeacht het onderwerp – er kan geen misverstand bestaan over het belang van de aanpak van mensenhandel – het toewijzen van geld gebeurt bij een begrotingsbehandeling of bij de behandeling van een voorjaarsnota. Het komt niet zomaar uit de lucht vallen. Nogmaals: ik ben blij met de extra middelen. Ik zal niet zeggen dat ik die «vol enthousiasme» zal inzetten, maar ik ben wel blij dat die ruimte er is. Ik zal ook echt goed volgen of dat de gewenste extra resultaten oplevert.

Ik gaf al aan dat ik met de Staatssecretaris zal overleggen wanneer kan worden teruggekomen op de verblijfsregeling.

Er was een vraag gesteld over het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Er is wel degelijk een heel feitelijk onderscheid tussen mensenhandel en mensensmokkel. Deels is de motivatie dezelfde, maar deels is die verschillend. Mensensmokkel heeft heel vaak te maken met het asielvraagstuk, maar overlapt soms ook met mensenhandel. Op dat laatste punt heeft de heer Van Nispen wel gelijk. Maar om daar automatisch uit te laten volgen dat het taakgebied van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel moet worden uitgebreid, vind ik niet voor de hand liggen. Daar komt onvermijdelijk ook weer een financiële vraag achter vandaan. Dan sta je voor de vraag: is dat de verstandigste besteding van schaars geld als je mensenhandel en mensensmokkel wilt aanpakken? Daarom volg ik de heer Van Nispen niet in zijn snelle conclusie om dan het taakgebied maar uit te breiden.

De heer Van Nispen (SP):

We worden het niet eens over dit laatste punt, en evenmin over die twee eerdere punten. Ik heb nog een heel korte vraag. Natuurlijk, geld komt niet uit de lucht vallen. Dat snap ik ook. Maar er bestaat wel zoiets als voortschrijdend inzicht. Dan is de vraag: wat moet er gebeuren om bij de Voorjaarsnota, het eerste moment waarop dat mogelijk is, geld beschikbaar te stellen? Moeten er nog meer drama's gebeuren? Moeten er nog meer alarmbellen gaan rinkelen? Moeten er nog meer notities van politie en OM komen waaruit blijkt dat het niet werkt? Wat zou er moeten gebeuren wil de Minister bij Voorjaarsnota extra middelen beschikbaar stellen?

Minister Blok:

Zoals de heer Van Nispen weet, wordt mij deze vraag, in min of meer dezelfde bewoordingen, in elke Kamercommissie gesteld. Die werd mij ook gesteld toen ik over Wonen ging. We hebben het nu inderdaad over een ongelooflijk belangrijk onderwerp, maar de kern van het politieke bedrijf is dat je in de ingewikkelde opgave die er is, keuzes maakt over de hoeveelheid mensen en middelen die je voor ieder belangrijk onderwerp toewijst. Daarvoor hebben we een fatsoenlijke structuur bedacht, omdat het anders niet werkbaar is. Ik kan dus niet zomaar zeggen dat er bij de Voorjaarsnota extra geld voor komt.

De voorzitter:

Nog een korte vervolgvraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het geld dat eerst beschikbaar was voor de bestrijding van mensenhandel, is naar andere taken gegaan. Als je het zo bekijkt, is er geen extra geld bij gekomen, maar is een taakverschuiving een beetje verzacht door de 1 miljoen euro. De Minister schrijft zelf in zijn brief dat heel veel capaciteit, onder andere bij de politie en de marechaussee, is opgegaan aan andere gebieden dan mensenhandel. We hebben een achterstand opgelopen en die zal ingehaald moeten worden. En dan komt de Minister met het antwoord: ja, iedereen wil altijd overal geld voor. Dat voldoet echt niet als we het hierover hebben, als we zien wat er gebeurt, als we zien dat de aandacht aan het verslappen is en als we het erover eens zijn dat het een verschrikkelijk misdrijf is en dat de bestrijding daarvan prioriteit verdient. Ik druk het de Minister echt op het hart: kijk hier nog eens naar en zeg niet dat men dat altijd vraagt, ook als het gaat om wonen of wat ook.

Minister Blok:

Het was onvermijdelijk dat we gezien de spectaculair toegenomen asielinstroom en een heel reële terrorismedreiging – ook dezer dagen was dat weer heel prominent in het nieuws – de schaarse capaciteit van politie, marechaussee en Openbaar Ministerie gingen inzetten op die enorm toegenomen dreiging. Het zou volkomen irrationeel zijn geweest om dat niet te doen. Dan is helaas een consequentie dat een deel van de capaciteit die vroeger voor mensenhandel beschikbaar was, is verschoven naar op dat moment zeer dringende onderwerpen. Er is ook goed nieuws, omdat er wel extra middelen beschikbaar zijn gekomen, maar ik kan de werkelijkheid van de enorm toegenomen dreiging op andere gebieden niet even wegpoetsen.

Dat is gelijk ook meteen de reactie op de herhaalde vraag van de heer Van Laar of dat extra geld voldoende is. Daarmee wordt het kernkeuzevraagstuk van een politicus tot een te simpele vraag teruggebracht. Die vraag geldt hier, maar ook voor elk ander beleidsterrein. Daar kunnen we eindeloos over speculeren, maar het is veel zinvoller om met het extra geld dat gelukkig beschikbaar is, te proberen maximaal resultaat te bereiken. Dat ga ik dus ook doen.

De heer Van Laar verwees wat betreft de West-Afrikanen naar de ervaringen in het verleden. Ik heb aangegeven dat nog afgelopen najaar daar specifiek op is ingezet. Ik zal daar bij de beantwoording van de Kamervragen verder op ingaan. Er zijn redenen om aan te nemen dat criminele organisaties hebben gekozen voor andere landen, omdat ze zich daar kennelijk iets meer als een vis in het water voelen, hoe vervelend dat ook is.

De heer Van Laar (PvdA):

De Minister heeft natuurlijk gelijk dat de politiek keuzes moet maken met schaarse middelen. Vervolgens moet de regering de Kamer voldoende informatie geven, zodat kan worden bekeken of die keuzes goed uitpakken, of die verantwoord zijn en of er redenen zijn om die keuzes bij te stellen. Door de manier waarop de Minister antwoord geeft, geeft hij ons die informatie niet. Ik heb een simpele vraag gesteld: zijn de extra middelen voldoende om de achterstanden die er zijn, weg te werken? Maar de Minister beantwoordt die vraag niet. Als hij dat niet doet, dan is het heel moeilijk om te bepalen of het nu wel of niet voldoende is. Ik nodig de Minister er dus toch toe uit om, desnoods schriftelijk, voordat het VAO begint dat antwoord te geven.

Ik kom nog even op de West-Afrikaanse slachtoffers. Ik heb net even de cijfers opgevraagd. In de afgelopen vijf jaar zijn er 600 slachtoffers geregistreerd. 90% van de zaken werd geseponeerd. Dat wil niet zeggen dat die zaken er niet zijn of dat er dingen niet gebeurd zijn. Het betekent alleen dat ze juridisch niet rond te maken zijn. Het zegt echter wel iets over de slachtoffers. Die zitten vaak in de thuisprostitutie en worden dus niet opgespoord bij bordeelinvallen et cetera. Het probleem is er dus wel, en het is er nog steeds. Dat is de informatie die mij bereikt. Ik hoop dat de Minister daar in zijn beantwoording van de schriftelijke vragen goed op in wil gaan.

Minister Blok:

De vraag of het voldoende is, is een beetje buiten de politieke realiteit. Is het bedrag voor onderwijs dat de PvdA nu, denk ik, naar buiten brengt, voldoende? Of is dat het maximum dat ze binnen het keuzedilemma voor onderwijs kan alloceren? Is het bedrag voor veiligheid dat de PvdA nu naar buiten brengt, voldoende? Of is dat het maximum dat ze binnen het keuzedilemma voor veiligheid naar buiten kan brengen? De heer Van Laar weet het antwoord: het is het laatste. Ook in een verkiezingsprogramma, waarin een politieke partij maximaal inzet op de eigen prioriteiten – veiligheid wordt heel breed als prioriteit gezien – staat die politieke partij voor het keuzedilemma «hoeveel naar onderwijs, hoeveel naar veiligheid, hoeveel naar wonen?» en is er nooit een antwoord op de vraag of het voldoende is.

De voorzitter:

Mijnheer Van Laar, u mag een korte vervolgvraag stellen. Ik vraag u wel om bij het onderwerp te blijven, waar dat kan.

De heer Van Laar (PvdA):

We hebben tijd zat. Volgens mij mag ik hier gewoon op ingaan. Het is best wel een kernpunt.

De voorzitter:

Nee, ik wil er wel een opmerking over maken. U mag een vervolgvraag stellen, maar ik wil vasthouden aan de spelregels voor alle collega's. Als ik iedereen maar één interruptie toesta, dan wil ik dat ook bij u doen. Maar stelt u gerust uw vraag en laten we horen wat het antwoord van de Minister is.

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij is dit mijn interruptie in tweede instantie. Ik vroeg niet of het voldoende is.

Minister Blok:

Dat was wel de vraag: is het voldoende?

De heer Van Laar (PvdA):

Ik vroeg of het voldoende is om de achterstanden die er zijn weg te werken. U hebt inzicht in de liggende zaken. U hebt inzicht – als het goed is, kunt u dat in ieder geval krijgen – in de hoeveelheid zaken die op de plank blijven liggen doordat de politie die niet kan oppakken. Worden zaken voldoende onderzocht? Worden ze voldoende doorgerechercheerd? Ik kan dat niet beoordelen als u mij die informatie niet geeft. Ik nodig u dus toch uit om die informatie voor het VAO aan de Kamer te sturen. Kan er voldoende onderzocht worden? Kan er voldoende doorgerechercheerd worden? Zo nee, hoeveel extra geld is ervoor nodig om de achterliggende zaken en de nu binnenkomende zaken voldoende op te pakken? U kunt zeggen: wat is «voldoende»? Ik denk dat de politie heel goed kan aangeven of ze het voldoende vindt of niet en wat ze meer nodig zou hebben om het voldoende te doen. Als «voldoende» het verkeerde woord is, dan kiest u maar een ander woord, maar dit woordenspelletje heeft echt geen enkele zin.

Minister Blok:

Ook op deze manier vraagt de heer Van Laar naar iets wat niet te leveren is. Het wekt de suggestie dat er een vaste hoeveelheid werk is rond mensenhandel en dat je die vaste hoeveelheid met voldoende geld en middelen af kunt hebben. Dat is niet zo. Hoe dieper je hierin peutert, of hoe dieper je peutert in de drugscriminaliteit, de wapenhandel of inbraaknetwerken, hoe meer je vindt. Daarom peuteren we ook zo diep mogelijk. De suggestie dat er een precies aantal zou zijn op dit terrein of op een ander terrein van criminaliteitsbestrijding – «zo groot is de hoeveelheid en als we zoveel geld hebben, dan is het vrijdagmiddag af» – is altijd onjuist. Of de heer Van Laar het antwoord nu schriftelijk of mondeling van me wil hebben, het antwoord kan niet anders worden, want dit heeft te maken met de aard van de criminaliteit.

Mevrouw Van Toorenburg gaf terecht aan dat we op grond van de cijfers echt boven op de mensenhandel moeten blijven zitten. Ik ben het daar zeer mee eens. Ze vroeg hoe we kunnen waarborgen dat de lessen van 13 Oceans beter worden ingebed. Het was een project dat veel aan het licht heeft gebracht, maar je kunt een organisatie niet structureel op basis van projecten laten draaien. Het onderwerp is zo belangrijk dat het een vast onderdeel is en dat het een prioriteit is en blijft van het werk van politie en Openbaar Ministerie, die daar ook gespecialiseerde mensen voor hebben. Dan is het logisch dat je de lessen van 13 Oceans daarin implementeert.

Wat betreft het punt van de zedenwetgeving merk ik op dat de Kamer volgens mij altijd de mogelijkheid heeft om deskundigen te horen. Is de achterliggende vraag of wij willen helpen bij het beschikbaar stellen van de namen van de deskundigen die wij raadplegen? Dat doen we graag.

De voorzitter:

Een korte toelichting van mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We krijgen net een brief binnen waarin staat dat er een aantal gesprekken wordt gevoerd om meer richting te geven aan de wijziging van de zedenwetgeving. Dat vind ik een verstandige koers, want dan heb je een wat fundamentelere benadering van de nieuwe wetgeving. Het lijkt me goed om daar op enig moment bij aan te haken als Kamer, omdat ik er niet achteraan wil wandelen. Als dit een onderdeel van het traject kan worden, als we er even verstandig met elkaar mee om kunnen gaan, dan is dat de beste manier om het te organiseren.

De voorzitter:

Dit kan ook nog in de procedurevergadering voorbijkomen. Wellicht hebben ook andere collega's, niet zijnde woordvoerder mensenhandel maar wel woordvoerder op dit thema, interesse om daarover na te denken.

Minister Blok:

Als ik de vraag zo mag opvatten dat wij na het raadplegen van de deskundigen aan de Kamer een tussenstand geven, dan zorg ik daar graag voor.

De heer Van Oosten vroeg wanneer we de verbetermogelijkheden waarnaar in de brief wordt verwezen, concreter in beeld hebben. Ik wil daar graag voor de zomer op terugkomen.

Ik hoop hiermee de vragen in tweede termijn beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Ik stel vast dat wij aan het eind zijn gekomen van dit AO Mensenhandel. Er is reeds een VAO aangevraagd. Dat zal vermoedelijk binnenkort plaatsvinden. Als eerste spreker heb ik de heer Van Nispen genoteerd, tenzij hij van het VAO afziet; dat kan natuurlijk altijd het geval zijn naar aanleiding van de beantwoording.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is niet helemaal het geval, voorzitter.

De voorzitter:

Het VAO blijft dus staan.

Dan kom ik bij de toezeggingen. Ik vraag allen, de collega's en de Minister, om kritisch mee te luisteren of ik het goed verwoord.

  • De Minister zal in overleg treden met de Staatssecretaris in het kader van de verblijfsregeling op basis van asiel- en mensenhandel en de Kamer hierover informeren.

  • De Minister zal in een brief aangeven hoeveel vluchtelingenkinderen in 2016 zijn verdwenen en in hoeverre dat aantal is gedaald.

Minister Blok:

Indien mogelijk, want ik heb aangegeven dat dit moeilijke cijfers zijn. Maar we gaan er serieus naar kijken.

De voorzitter:

We noteren «indien mogelijk». De heer Van Laar heeft toch nog een opmerking.

De heer Van Laar (PvdA):

De Minister zei ook dat ze allemaal geregistreerd worden door Nidos, dus ik neem aan dat dat wel mogelijk is. Het ging me er ook niet om in hoeverre de cijfers zijn gedaald maar wat de Minister gaat doen om ze te laten dalen.

De voorzitter:

«Indien mogelijk» wordt dit meegenomen, want dat zal dan volgen uit de gegevens. En terwijl ik naar de Minister kijk, zeg ik dat de opmerking van de heer Van Laar, al dan niet mogelijk, een plek in de toegezegde brief zal krijgen.

Minister Blok:

Ja.

De voorzitter:

Dan kom ik bij de derde toezegging.

– De Minister zal in de beantwoording aan de Eerste Kamer over niet- geregistreerde thuiswerkende prostituees ingaan op de vraag van het lid Van Nispen.

Mevrouw Van Toorenburg heeft een opmerking naar aanleiding van de toezegging aan de heer Van Nispen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik gun dat de heer Van Nispen van harte, maar ik constateer dat we met elkaar hebben aangegeven dat wij ons zorgen maken over de registratie. Ik zou het dus graag ietsje breder willen. Ik zou graag benadrukt willen zien dat er ten aanzien van de registratie in verband met mensenhandel echt wel een reden is om dat soort dingen goed te verzorgen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we in de toezegging «het lid Van Nispen» eruit halen en het veralgemeniseren. Maar het beperkt zich wel tot prostitutie.

Dan kom ik bij de vierde, vijfde en zesde toezegging.

  • De Minister zal in het kader van taakstraffen in mensenhandelzaken een vervolgonderzoek doen, teneinde per type zaak een helder beeld te verkrijgen van of er wel of geen taakstraffen mogelijk zijn.

  • De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer informeren over de uitbuiting van minderjarigen.

  • Er zal een tussenstand komen van de wijziging van de zedenwetgeving, al dan niet na het gesprek met deskundigen.

We hebben net echter afgesproken dat we daar wellicht nog op terugkomen in de procedurevergadering. Ik kijk even naar mevrouw Van Toorenburg. Ik zoek even naar de toezegging van de Minister, want dit is ook aan onszelf gericht.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister heeft gezegd dat hij een deskundigenoverleg voert en dat hij de Kamer over de uitkomsten daarvan zal rapporteren, zodat wij met elkaar in de procedurevergadering kunnen bekijken hoe wij dat het beste inbrengen in het debat.

De voorzitter:

De Minister knikt, dus dat hebben we dan genoteerd als toezegging. Ik kom bij de laatste toezegging:

  • De Minister heeft net ook nog toegezegd voor de zomer terug te komen op de concrete vervolgmaatregelen ten aanzien van de laatste brief op de agenda. Daar heb ikzelf aandacht voor gevraagd.

Ik zie de heer Van Laar nog een beweging met zijn vinger maken.

De heer Van Laar (PvdA):

De Minister had ook gezegd dat er op dit moment een rapport wordt geschreven over jongensslachtoffers en dat dat binnen enkele maanden naar de Kamer komt.

De voorzitter:

Dat is inbegrepen in het stuk dat we van de Staatssecretaris van VWS ontvangen.

Collega's, ik dank u voor uw bijdragen vandaag aan dit algemeen overleg. Ook dank ik de Minister en zijn staf. We hebben het gehaald binnen de tijd. Dat is een compliment aan ons allen. Ik wens u allen nog een succesvolle dag.

Sluiting 11.49 uur.