Kamerstuk 28638-144

Verslag van een algemeen overleg

Mensenhandel


144 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 juni 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 26 april 2016 overleg gevoerd met de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 oktober 2014 inzake aanbieding rapportages Nationaal Rapporteur inzake cijfers mensenhandel 2013 (Kamerstuk 28 638, nr. 125);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 oktober 2014 inzake uitvoering van de motie van de leden Van der Staaij en Segers over uitstapprogramma's prostituees (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 november 2014 inzake fiche: Mededeling Evaluatie richtlijn 2004/81 verblijfstitel slachtoffer mensenhandel (Kamerstuk 22 112, nr. 1932);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 16 december 2014 inzake mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 128);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 2 maart 2015 inzake aanbieding onderzoeksrapport «Aan handen en voeten gebonden. Mis(ver)standen rond BDSM-scenes en de toereikendheid van zorg en recht.» (Kamerstuk 32 239, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 april 2015 inzake aanbieding nulmeting wetsvoorstel Regulering prostitutie (Wrp) en inventarisatie pooierverbod (Kamerstuk 34 193, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 april 2015 inzake stand van zaken met betrekking tot het programma Aanpak uitbuiting Roma-kinderen (Kamerstuk 32 824, nr. 92);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 september 2015 inzake verzamelbrief mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 139);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 september 2015 inzake voortgang van het Nationaal Verwijsmechanisme Slachtoffers Mensenhandel (NVM) (Kamerstuk 28 638, nr. 140);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 december 2015 inzake kabinetsreactie Mensenhandel, naar een kindgericht beschermingssysteem voor amv's (Kamerstuk 27 062, nr. 98);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 december 2015 inzake reactie op het rapport Verkenning naar een landelijk klachtenloket voor sekswerkers (Kamerstuk 34 193, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 februari 2016 inzake resultaten project mensenhandel met het oogmerk van arbeidsuitbuiting i.h.k.v. het EU-voorzitterschap (Kamerstuk 28 638, nr. 141);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 april 2016 inzake aanbieding WODC-onderzoek «Aan de grenzen van het meetbare» (Kamerstuk 34 193, nr. 3);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 april 2016 inzake aanbieding rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen «Zicht op kwetsbaarheid, een verkennend onderzoek naar de kwetsbaarheid van kinderen voor mensenhandel» (Kamerstuk 28 638, nr. 143).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Ypma

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Oosten, Segers, Van der Staaij, Swinkels, Van Toorenburg, Volp en Ypma,

en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 16.33 uur.

De voorzitter:

Welkom bij dit algemeen overleg over mensenhandel en prostitutie. Ik hanteer een spreektijd van vier minuten. Ik houd de leden strak aan de tijd en sta maximaal twee interrupties zonder inleiding toe.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. De agenda is tamelijk breed. Hoewel het centrale thema de mensenhandelproblematiek is, zijn de toegestuurde stukken wat onderscheidender van aard. In de afgelopen jaren stond met de Task Force Aanpak Mensenhandel een integrale aanpak voorop. Als ik de stukken bestudeer, zie ik dat in 2014 voor het eerst een toename te zien is van de mensenhandel. Een onverminderde inzet is dus nodig. Daarbij dringt de vraag zich op hoe deze stijging te verklaren is. Ligt het aan een toegenomen stroom of een afgenomen inzet? Bij mensenhandel valt mij op dat de stijging minimaal waar te nemen is buiten de seksindustrie, bijvoorbeeld in de horeca, landbouw en visserij. In hoeverre melden de diverse inspectiediensten misstanden bij de politie, dan wel acteren ze daar zelf op?

Minderjarige vreemdelingen als slachtoffer van mensenhandel zijn een betrekkelijk nieuw fenomeen. Met de verhoogde asielinstroom kan dit fenomeen in potentie in omvang toenemen. De VVD wil dit natuurlijk graag voorkomen. Ik begrijp dat men vroeger Swift Action Teams (SAT's) had. Dat zijn teams die eigenlijk moeten voorkomen dat minderjarigen überhaupt op het vliegtuig stappen en uit het land van herkomst afreizen naar Nederland. Wat is hiervan de status? Hoe is het eigenlijk mogelijk dat minderjarigen zonder begeleiding in een vliegtuig kunnen stappen? Als er begeleiding bij is, waar is die dan gebleven? Wordt die opgespoord?

Een ander belangrijk thema is dat van de kindbruiden. Vorige week heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM) hierover een rapport uitgebracht. Collega Volp heeft aandacht gevraagd voor dit onderwerp door een reactie te vragen van de Minister of Staatssecretaris. Ik wil dit helder schetsen. Ik heb dat ook gedaan bij een algemeen overleg over integratie. Het is voor mij heel simpel. In dit land is het niet normaal dat minderjarigen moeten trouwen met een meerderjarige en ik vind het ook volstrekt onbegrijpelijk als er mensen zijn die dit wel normaal vinden. Gelukkig hebben we vorig jaar een wet aangenomen die dit met de aanpak van huwelijksdwang moet voorkomen. Op welke manier kunnen we die meerderjarige mannen – want dat zijn het vaak – aanpakken, ook strafrechtelijk, als ze een minderjarige partner hebben gedwongen te huwen, in een setting die wij niet erkennen en niet wenselijk vinden? Is het bijvoorbeeld een vorm van ontucht als beiden zich in Nederland bevinden? Als we zo iemand kunnen aanpakken en veroordelen, strafrechtelijk harder kunnen aanpakken dan nu, is het dan mogelijk dat er een signaal landt bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zodat zo iemand niet in dit land kan blijven? Het is hier namelijk niet normaal dat een minderjarige getrouwd moet zijn met een meerderjarige. Ik kan het niet genoeg benadrukken. Het is volstrekt onbegrijpelijk en mensen moeten dit niet accepteren.

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Dit is een algemeen overleg over mensenhandel en prostitutie en die onderwerpen worden vaak in een adem genoemd, maar voor D66 bestaat er een heel duidelijk onderscheid. Dat zit enerzijds in het aanpakken en bestrijden van mensenhandel en anderzijds in een goed gereguleerde seksindustrie. Daar wil D66 zich hard voor maken. Hoewel veel slachtoffers van mensenhandel uit de prostitutie komen, is het zeker niet zo dat alle slachtoffers van mensenhandel prostituees zijn. Tevens zijn niet alle sekswerkers dus slachtoffer van mensenhandel. Sekswerk is voor D66 ook werk.

Mensenhandel vindt in vele sectoren plaats. Mijn eerste aandachtspunt is de scheep- en binnenvaart. Ik zie een zorgelijke ontwikkeling. Uit de stukken die we hebben gekregen, blijkt dat het aantal Aziatische arbeiders dat op boorplatforms onder mensonterende omstandigheden werkt, toeneemt. Dat blijkt onder meer uit het onderzoek Mensenhandel in en uit beeld. Ik was zelf in het najaar bij het Amsterdams coördinatiecentrum. Daar werden 35 Filipijnen opgevangen die zelf geen aangifte durfden te doen van arbeidsuitbuiting. Een belangrijke oorzaak hiervoor ligt bij de werkgever die de werknemers naar Nederland haalt, maar ook bij de werknemer die geen aangifte durft te doen. In de reactie van de Minister lees ik daar niet zoveel over. Gaat de Minister deze vorm van arbeidsuitbuiting aanpakken? Is hij het met mij eens dat arbeidsuitbuiting ook strafrechtelijk aangepakt moet worden? Op welke manier worden werkgevers gecontroleerd en aangepakt, als er signalen van uitbuiting zijn zoals van het Amsterdams coördinatiecentrum?

Mijn tweede aandachtspunt is mensenhandel in de seksindustrie. De mensenhandelaren spelen hierin een centrale rol, zoals blijkt uit het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). In de praktijk hebben we dit gezien op het Zandpad in Utrecht. Daar was het de exploitant die een oogje toekneep en seksuele uitbuiting toeliet. D66 vindt dat de focus meer op de mensenhandelaar moet liggen. Ook het WODC geeft dit aan. Het zegt dat in het huidige beleid en de handhaving de mensenhandelaar te veel buiten beeld blijft. Het beleid richt zich daarbij wel op het voortdurend criminaliseren van de seksindustrie. Dat werkt volgens mij averechts, want het duwt de legale sekswerkers de illegaliteit in.

Dan zijn er ook nog de cijfers van de Raad voor de rechtspraak. Uit die cijfers blijkt dat de strafmaat voor mensenhandelaren daalt. Het lijkt er in mijn ogen op dat we met name de kleine vissen vangen, zoals de chauffeur en de ronselaar, maar dat de grote jongens die aan de top van de netwerken opereren, de dans ontspringen. De focus moet juist op de top van de netwerken gericht zijn. Die verdienen er het meeste aan. Wat is de oorzaak van de dalende strafmaat? Is dat slecht opsporingswerk? Zijn er minder aanhoudingen? Of is er domweg te weinig bewijs?

Mevrouw Volp (PvdA):

Mevrouw Swinkels haalt het Zandpad aan. We hebben net vandaag weer een uitspraak gekregen. De sekswerkers die aan het Zandpad werkten, hebben haast geageerd tegen de manier waarop de sluiting heeft plaatsgevonden. De PvdA heeft daarover vragen gesteld. Als mevrouw Swinkels van mening is dat mensenhandelaren moeten worden aangepakt, kan dat toch haast niet anders dan dat er op dat moment daar wordt ingegrepen waar de slachtoffers werken? Dat leidt uiteraard tot criminalisering. Hoe ziet zij dat voor zich? Op welke manier moeten we mensenhandelaren aanpakken?

Mevrouw Swinkels (D66):

Uit andere berichten over het Zandpad blijkt duidelijk dat de activiteiten elders werden voortgezet, omdat het Zandpad gesloten werd. Dat is wat ik bedoel met het ondergronds gaan. Daarbij komt dat veel gemeenten een heel restrictief beleid hebben voor de legale, vergunde prostitutie. Die twee ontwikkelingen maken dat prostitutie ondergronds gaat.

Mevrouw Volp (PvdA):

Daarover heeft de PvdA ook vragen gesteld. Daar waar werkplekken worden gesloten, moeten we wel voorzien in mogelijkheden voor een alternatieve werkplek voor de vrijwillig werkende sekswerkers, anders dwingen we hen om ondergronds te gaan. Nogmaals: op welke andere manier moeten de mensenhandelaren dan aangepakt worden, anders dan op de werkplekken waar het vermoeden van mensenhandel bestaat?

Mevrouw Swinkels (D66):

Dat is aan de politie. Die moet zich in onderzoeken veel gerichter op die netwerken richten, in plaats van het Zandpad te sluiten.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik kan me voorstellen dat als je een locatie niet sluit, je vervolgens door middel van infiltratie of andere onderzoeksmethoden juist veel hogerop in die piramide komt, waardoor je de bron kunt aanpakken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb twee vragen. Waaruit blijkt dat in Utrecht een verschuiving van de legale naar de illegale sector heeft plaatsgevonden? Ik ken dat onderzoek niet. Wat had de burgemeester moeten doen? Als een eigenaar of exploitant signalen van mensenhandel ziet en die niet doorgeeft aan de politie, wil mevrouw Swinkels het Zandpad niet sluiten terwijl het een onverantwoordelijke exploitant betreft.

Mevrouw Swinkels (D66):

Er wordt mij in de mond gelegd dat ik het Zandpad niet had willen sluiten. Zover zou ik zeker niet willen gaan. Het gaat erom dat de focus op dit moment ligt op het sluiten van locaties en op het zo veel mogelijk beperken van vergunningen door de gemeente. Mijn punt is juist dat we daarmee ervoor zorgen dat prostitutie ondergronds gaat.

De heer Segers (ChristenUnie):

Utrecht is druk op zoek naar andere plekken. Daar vind ik van alles van, maar dat terzijde. We kunnen een burgemeester toch niet verwijten dat hij een vergunning intrekt van iemand die signalen van mensenhandel heeft gezien en ze noteerde, maar ze niet doorgaf aan de politie? Dan is het intrekken van de vergunning het enige juiste besluit dat de burgemeester kan nemen.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik heb niet gezegd en ook niet bedoeld te zeggen dat de beslissing van de burgemeester onjuist was. Ik bedoel dat het gevolg van zo'n besluit is dat het mogelijk ondergronds gaat. Vrij Nederland heeft daarover bericht. Dat is het probleem. We moeten wellicht het één doen, maar het ander niet laten. Ik mis de focus op de personen die wat hoger in het netwerk zitten. Die zouden we moeten aanpakken.

Voorzitter. Ik kom tot slot bij de sociale positie van sekswerkers. Uit mijn betoog zal duidelijk zijn dat D66 ervoor is om het mogelijk te maken dat men in de seksbranche als sekswerker diensten levert. Het moet mogelijk zijn om je bij de Kamer van Koophandel in te schrijven, bij de Belastingdienst een btw-nummer aan te vragen en dat soort dingen. Uit mijn gesprekken op de Wallen bleek dat juist daarmee nog veel problemen bestaan voor legale sekswerkers.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Bij de behandeling van een initiatiefwet van de ChristenUnie, de PvdA en de SP refereerde collega Van Oosten aan een bezoek dat wij gezamenlijk hebben afgelegd aan Roemenië en Bulgarije. Daar was de Minister, destijds in een andere hoedanigheid, ook bij. Wij vonden elkaar in de strijd tegen de mensenhandel. Dat verbindt ons in den brede. Tegelijkertijd zijn er zorgen over bijvoorbeeld de liaisonofficer in Boedapest en zijn positie daar. Daar waar we heel breed optrekken in de strijd tegen mensenhandel, daar waar we iedere keer mogelijkheden zoeken om én internationaal én nationaal zo gezamenlijk mogelijk op te trekken, staat de positie van de liaisonofficer onder druk. Er wordt een besluit over genomen, maar wil de Minister onverkort vasthouden aan de positie van die liaisonofficer omdat die zo'n belangrijke schakel is in de strijd tegen mensenhandel, die internationale vertakkingen heeft en ook plaatsvindt in Boedapest? We trekken hierin ook gezamenlijk op in Europees verband.

We hebben gisteren een onderzoek ontvangen van de Universiteit voor Humanistiek (UvH): Aan de grenzen van het meetbare. Het is een fors rapport dat ik, eerlijkheidshalve, nog niet helemaal gelezen heb. Ik kom er bij de behandeling van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp) graag op terug. Er staan interessante aanbevelingen voor noodzakelijk vervolgonderzoek in. Is de Minister bereid om deze aanbevelingen over te nemen, bijvoorbeeld voor het mixed method inzoomen op steden, het vergelijken van steden in Europees verband en verbetering van de registratie? Ik kom hierop terug bij de behandeling van de Wrp.

Mijn derde punt zijn de uitstapprogramma's. Hierover is een motie van collega Van der Staaij en mijzelf aangenomen. Op basis daarvan is geld beschikbaar gesteld voor uitstapprogramma's. Er is een traject ingezet waarbij organisaties aanspraak konden maken op deze gelden. We zijn er uiteraard ontzettend blij mee dat dit mogelijk is en dat die helpende hand geboden kan worden. Als het geld vergeven is, kunnen echter opnieuw initiatieven ontstaan. Ik weet van een initiatief in Leeuwarden, waarbij lokale ondernemers wilden samenwerken met het Leger des Heils. Het is dan lastig om halverwege zo'n traject aanspraak te maken op de RUPS-gelden (Regeling Uitstapprogramma's Prostituees). Is het mogelijk om nieuwe initiatieven te faciliteren die alternatieven aanbieden aan vrouwen die willen uitstappen?

Ik heb schriftelijke vragen gesteld over rijschoolleraren die ruilseks aanbieden, die in ruil voor rijlessen bepaalde dienstverlening willen hebben. Dit is een heel zorgelijke ontwikkeling. Ik heb hierover vragen gesteld. De Minister heeft netjes wettelijk geantwoord dat dit binnen de grenzen van de wet kan. Soms moeten we echter wettelijke maatregelen nemen voor iets wat we niet willen, als we zien dat dit een kwetsbare positie kan opleveren voor meiden, meestal jonge meiden, die soms in een afhankelijkheidspositie zitten, in een context waarin inderdaad sprake is van ruilseks. Willen we dat? Het antwoord van de BOVAG is nee. De brancheorganisatie wil dat niet en vraagt ons om met maatregelen te komen om hieraan paal en perk te stellen. Voor de ChristenUnie-fractie is het antwoord ook nee. Als het nu niet wettelijk kan worden aangepakt, wil de Minister dan maatregelen nemen om ruilseks alsnog wettelijk aan te pakken? Wil hij de BOVAG zo helpen om grenzen te trekken en meiden en misschien ook jongens in kwetsbare posities te beschermen tegen vormen van ruilseks?

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een korte vraag naar aanleiding van de casus over ruilseks met rijschoolhouders. Vindt de heer Segers dat het ook op de weg van de BOVAG zelf ligt om hier iets aan te doen, waar het zijn eigen leden betreft?

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik weet eerlijk gezegd niet hoe kritisch de BOVAG naar de eigen leden kijkt. De BOVAG wil dat hiervan in zijn sector geen sprake is. Zij vraagt de Minister, de politiek, om maatregelen te nemen om de organisatie in staat te stellen om dat te handhaven. Dat is een heel vriendelijk verzoek, waar ik graag gehoor aan wil geven en ik hoop de Minister ook.

Mijn allerlaatste vraag betreft de positie van de Koninklijke Marechaussee (KMar). We hebben daarover vanochtend een bericht gezien. Soms worden de wettelijke taken wat opgerekt. Hierover zijn al schriftelijke vragen gesteld door de Kamer. Moeten we de wettelijke grondslag voor de positie van de KMar in de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel niet verstevigen? De Minister zegt «rustig aan». Ik wil dit nogmaals onder zijn aandacht brengen en hem vragen hierin stappen te nemen. We willen geen rechtszaken waarin de verdediging kan zeggen dat er geen wettelijke grondslag was voor de actie en dat de mensenhandelaar of mensensmokkelaar vrijuit gaat, omdat wij de wet niet hebben aangepast en de KMar niet in staat hebben gesteld om de strijd te voeren tegen mensenhandel en mensensmokkel.

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Eigenlijk is dit een algemeen overleg dat voor drie aparte onderwerpen al voldoende stof tot discussie kan geven: mensenhandel, kinderhandel en prostitutie. Dat maakt het dus wat onbevredigend dat we in vier minuten een flinke stapel ook al een stuk oudere rapportages moeten behandelen. In aanvulling op onderwerpen die al door collega's zijn aangedragen, benut ik mijn vier minuten zo goed mogelijk.

Vandaag hebben wij de antwoorden van de Staatssecretaris ontvangen op vragen van de PvdA over de berichten dat 10.000 minderjarige vluchtelingen vermist zijn. Ik heb daarover vragen die ik de Minister graag meegeef, omdat ik me zorgen maak. De Staatssecretaris gaf aan dat hij Europol om verificatie zou vragen, maar afgelopen weekend lazen we in De Standaard dat Europol-topman Neumann wel degelijk het getal van 10.000 vermiste minderjarige vluchtelingen noemt. Sterker nog, hij geeft aan dat hij grote zorgen heeft over deze kinderen, die gebruikt worden in de seksindustrie. Ik wil hierover opheldering, want dit is zorgelijk. Kan de Minister aangeven hoe hij deze getallen ziet? Wordt er in Europees verband samengewerkt om te voorkomen dat deze spoorloze kinderen in de seksindustrie terechtkomen? Op 6 april heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor het wetgevingspakket Slimme grenzen. Worden daarin specifiek voorwaarden gesteld aan leeftijd? Als we goed registreren, met name op leeftijd, zou dit wetgevingspakket eraan kunnen bijdragen dat het uitreizen van minderjarigen zichtbaar wordt. Daarmee kunnen we zicht krijgen op de 10.000 kinderen. Laten we hopen dat het er minder zijn en laten we hopen dat ze vooral niet allemaal in de seksindustrie terechtkomen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw Volp snijdt een heel belangrijk punt aan. Ik denk dat we hier echt even bij moeten stilstaan. CDA-collega Lenaers heeft hierover in het Europees parlement een aantal heel specifieke vragen gesteld. Kan de PvdA daarmee akkoord gaan? Is de PvdA er ook voorstander van om de leeftijdsgrenzen in EURODAC te schrappen, zodat we ook kinderen registreren en ook van kinderen hun vingerafdruk nemen? Dat doen we niet omdat we het fijn vinden om van kinderen vingerafdrukken te nemen, maar om er zicht op te kunnen houden. Dit voorstel is gedaan door het CDA. Ik ben benieuwd of de PvdA hier ook voorstander van is.

Mevrouw Volp (PvdA):

Daarmee begeef ik me deels in de portefeuille van mijn collega Kuiken. Wij hebben net als het CDA grote zorgen. Ik zag het voorstel van de CDA-Europarlementariër. Wij willen eerst weten of in het kader van het wetgevingsprogramma Slimme grenzen hiertoe al mogelijkheden bestaan. Ook wil ik van de Minister dan wel de Staatssecretaris weten hoe hij aankijkt tegen het voorstel. Ik kan me voorstellen dat als we uitgaan van zoveel vermiste minderjarige vluchtelingen, met alle risico's van dien, we heel kritisch moeten bekijken hoe we deze groep goed registreren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik begrijp mevrouw Volp goed. We moeten geen overhaaste dingen doen. Ik proef een bedachtzaam «voor» als het een middel kan zijn om ervoor te zorgen dat we de kinderen beter in beeld hebben. Daar komen we na het antwoord van de Minister nog wel op terug.

Mevrouw Volp (PvdA):

Dan een ander punt, dat eigenlijk ook vandaag aan de orde is. We hebben net een uitspraak gezien in de zaak-Valkenburg. De NRM heeft aangegeven dat er een grote stap is gezet in het vervolgen van «klanten» van seks met minderjarigen. Ook het OM heeft een nieuwe focus, op de klant als zedendelinquent. Ik vraag me wel af, zeker gezien de uitspraken van vandaag, wat de stand van zaken is ten aanzien van de OM-strafrichtlijn. Er zijn namelijk grote verschillen. Ik vind die taakstraffen wel zorgelijk. Wij gaan er niet over, maar kan de Minister aangeven of hij overleg heeft met de rechterlijke macht en het OM? We moeten te allen tijde voorkomen dat de schijn gewekt wordt dat de maatschappelijke positie van de verdachte belangrijker is dan de positie van het slachtoffer. We moeten ook voorkomen dat er een tweedeling lijkt te zijn en daar waar verkrachting van een minderjarige zwaar bestraft wordt, dat hier niet geldt omdat mogelijk sprake is van sekswerk, terwijl het wel om een minderjarige gaat. Je hoeft dat niet te kunnen verifiëren. Dat roept veel zorgen op. Graag een reactie van de Minister.

Uit het rapport van de NRM blijkt dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) vaak op aanbeveling van hun advocaat kiezen voor de asielprocedure. We hebben hierover eerder mondelinge vragen gesteld. Wij vinden dit onwenselijk, want daarmee worden de vervolgingsmogelijkheden van de mensenhandelaren beperkt. Wat is de laatste stand van zaken? In hoeverre acht de Minister de koppeling tussen de medewerking aan het strafproces en het verlenen van een tijdelijke verblijfstitel wenselijk? Ook de Europese Commissie heeft hierover in haar fiche aanbevelingen gedaan. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Verder pleit de NRM ervoor dat alle amv's in de beschermde opvang komen. Is dit nu het geval?

Collega Van Oosten noemde de Syrische bruiden. De PvdA heeft hierover ook vragen gesteld, maar ik heb nog een ander punt van zorg: de uitbuiting van Roma-kinderen. Het nationale programma dat in 2011 is opgezet en in 2013 met drie jaar is verlengd, loopt op zijn einde. We krijgen signalen van de ketenpartners dat er ten minste 70 cases zijn van verdwenen minderjarigen. Er zijn vermoedens van huwelijksdwang of kinderuitbuiting. Die schattingen kunnen we niet objectiveren omdat we niet registreren op etniciteit. Kan de Minister wat meer zeggen over deze schatting? Hoe kijkt hij aan tegen het vervolg van het programma? De NRM benoemt deze kinderen als een kwetsbare groep. Het is zaak dat we wat het programma tot nu toe heeft opgeleverd, kunnen voortzetten na 2016.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het wetgevingsproces rond prostitutie en mensenhandel gaat te langzaam. Het gaat tergend langzaam. Elk voorstel wordt gewikt en gewogen, vertraagd of afgezwakt tot er soms maar weinig van overblijft. Intussen gaat het grote leed van slachtoffers van mensenhandel door. Pooiers en mensenhandelaren verrijken zich over de rug van anderen en exploiteren hen voor eigen gewin. Daarom is mijn oproep dat de Minister alles inzet wat hij in zijn mogelijkheden heeft, om vaart te maken in de bestrijding van misstanden. De Wrp is een treffende illustratie van dit punt. Het wetsvoorstel lag in 2011, vijf jaar geleden, al bij de Eerste Kamer. Ik zie de Minister onze kant op wijzen. Dat is zeker waar, maar daarom was mijn formulering ook dat hij alles doet wat in zijn mogelijkheden ligt. De behandeling van dit wetsvoorstel duurt niet zo lang omdat het al die jaren bij de Tweede Kamer heeft gelegen. Het heeft ook te maken met het urgentiebesef en de vaart in juist de bestrijding van de misstanden.

Bij de zorgpunten wil ik de zorg over de bestaande expertise in het kader van mensenhandelonderzoeken uit de brief van de NRM lichten. Blijft deze expertise in de nieuw ontstane politieorganisatie bestaan? De NRM schrijft dat ze zich daarover echt zorgen maakt en dat ze het belangrijk vindt dat dit punt onder de aandacht van de Kamer blijft. Graag een reactie van de Minister op die cri du coeur van de Nationaal Rapporteur.

Over uitstapprogramma's heb ik samen met de heer Segers een motie ingediend. Hij noemde die al. De Minister heeft daarin aanleiding gevonden om in deze periode 12 miljoen euro beschikbaar te stellen voor uitstapprogramma's voor prostituees. Daar zijn we hem dankbaar voor en we zijn er blij mee. Als zoveel mensen door een opeenstapeling van problemen in de prostitutiesector belanden en het soms heel moeilijk is om daaruit te komen, is het immers belangrijk dat er programma's zijn die daarbij behulpzaam zijn. Hiervoor is in het verleden gelukkig brede steun ontstaan in de Kamer. Uit de nulmeting blijkt dat slechts in 11% van de gemeenten hiervoor aandacht is. In een ander rapport is zelfs sprake van slechts 6%, terwijl meer dan de helft van de prostituees weleens of vaak denkt aan uitstappen. Kan het programma van uitstapprogramma's via de gemeenten meer onder de aandacht worden gebracht? Kan de continuïteit gewaarborgd worden, ook voor de langere termijn?

Bij de behandeling van de wet komen we ongetwijfeld terug op het pooierverbod, maar ik meld al nadrukkelijk dat wij gelet op de studie over de voor- en nadelen van het pooierverbod voorstander zijn van de introductie van zo'n pooierverbod. Het kan juist in deze kwetsbare sector helpen om misstanden daadwerkelijk aan te pakken.

Handhaven en streng straffen zijn ongelooflijk belangrijk. Uit de nulmeting blijkt dat exploitanten en pandjesbazen nagenoeg buiten beeld blijven bij de handhaving. Waarmee worden deze mensen op gemeenteniveau concreet aangepakt? Er moeten op mensenhandel niet alleen afschrikwekkende straffen staan; die moeten ook waargemaakt worden. De cijfers laten zien dat het aantal dagen vrijheidsstraf fors is afgenomen: van 804 naar 665 dagen in 2014. Is er al zicht op de cijfers voor de periode daarna?

Ik zie dat mijn tijd erop zit, dus ik probeer mijn andere punten later in te brengen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ook het CDA heeft veel belangstelling voor dit onderwerp. De aanpak van mensenhandel en uitbuiting is een heel belangrijk thema en een speerpunt van dit kabinet. En terecht, want het tast de menselijke waardigheid wezenlijk aan. Daarom moeten wij er vaak over spreken en proberen de belangrijke dingen te doen. Dat brengt mij bij een paar zorgpunten, zoals de straffen ten aanzien van mensenhandel. We hebben hierover al een aantal malen gesproken. We hebben de Staatssecretaris er al op aangesproken dat de straffen lijken af te nemen. De NRM heeft er ook iets over gezegd. Toen zei de Staatssecretaris dat er juist een zwaardere inzet werd gepleegd en dat die zijn vruchten nog moest afwerpen. Lukt dat nu ook? Is er daadwerkelijk een stijging in de aanpak van mensenhandel in de zin van de straffen en de duur van de straffen? Ik ben het eens met het punt van mevrouw Volp. Soms vragen we ons af hoe het kan dat iemand er op die manier mee wegkomt als we zo'n straf horen.

Ik heb ook een paar opmerkingen over de grenscontroles. We hebben vaker gesproken over de controle door de KMar. Die blijkt nog steeds aan regels te zijn gebonden. Het is nog steeds zo dat bij de spoorwegen maximaal zes treinen kunnen worden doorzocht. Het is nog steeds zo dat er per traject beperkingen zijn opgelegd. Op een vliegroute mag nog lang niet iedereen worden gecontroleerd, ook al is het belangrijk. We hebben aangegeven dat de regels daarvoor binnen Schengen moeten worden aangescherpt. Heeft de Minister inmiddels stappen gezet op dit punt? We hebben al een paar keer gevraagd naar de ruimte die de KMar nodig heeft. De Minister heeft toen gezegd dat alles wat nu gebeurt, prima kan. De KMar blijkt wel de grenzen op te zoeken. De heer Segers maakte daarover al een opmerking. Wij willen hiervoor een wettelijke basis, want wat de KMar doet, is erg belangrijk. De KMar wil goed kunnen controleren. Wij willen dat de Minister achter de KMar staat en ervoor zorgt dat deze mensen de middelen en mogelijkheden krijgen om op te treden.

Er speelt ook iets bij de dynamische verkeerscontrole. De politie en de KMar proberen heel vindingrijk te zijn. Als ze op een bepaald moment iemand aan zien komen, proberen ze eerst op een andere manier inzicht te krijgen in de situatie. Plotseling is het echter zo dat het gerechtshof in Amsterdam zegt dat er eigenlijk sprake is van een misbruik van recht. Wij hebben begrepen dat het OM in beroep is gegaan over de dynamische verkeerscontroles. Is dat daadwerkelijk zo en wat is daarover al duidelijk?

We hebben in het interruptiedebat gesproken over de verdwenen minderjarige asielkinderen. Het CDA heeft hierover het een en ander gezegd in het Europees parlement. Wij willen dat de leeftijdsgrens in EURODAC wordt geschrapt. Wij willen dat de Dublin-regels worden aangepast, zodat kinderen asiel kunnen aanvragen in het land waar ze uiteindelijk belanden. Het kind staat voorop. We moeten ervoor zorgen dat zij veilig zijn. Wat wil de Minister daarin betekenen?

We hebben gesproken over de kindbruiden. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat er waarschijnlijk alsnog 60 kinderen naar Nederland zijn gekomen op deze titel? We hebben destijds een motie ingediend om te bekijken of we die titel nietig verklaard konden krijgen, maar op de een of andere manier heeft die motie het niet gehaald. Wat is daarmee gebeurd?

Mijn laatste 30 seconden wil ik besteden aan een belangrijk punt. Ons is geworden dat men in Amsterdam met de rug tegen de muur staat in de aanpak van de prostituees in de samenwerking met de GGD. De intakegesprekken kunnen nauwelijks meer plaatsvinden omdat er geen enkele registratie mag plaatsvinden en niets kan worden vastgelegd. Er kan geen contact meer zijn. De privacyregels zijn op dit moment een hinderpaal. Dat kan niet zo zijn. We hebben hierover vragen gesteld. De Minister heeft gezegd dat dat dan jammer is, dat de geldende privacyregels het uitgangspunt blijven en dat de gemeente zelf maar op zoek moet naar een oplossing. Ik heb al met de heer Segers overlegd. Wij willen straks een amendement voorstellen op een wetsvoorstel dat nu in een novelle voorligt, om de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan te passen. We willen daar een extra lid aan toevoegen zodat deze wet niet van toepassing is bij de uitvoering van de Wrp. Wij horen hierop graag een eerste reactie van de Minister. Het kan niet zo zijn dat wij willen inzetten op het beschermen van deze kwetsbare vrouwen, vaak, maar ook mannen, en dat de Wbp dit in de weg zit. Die was daar nooit voor bedoeld. Als we artikel 2 aanpassen, zodat de uitvoering van die wet maakt dat die andere wet niet van toepassing is, hebben we misschien een stap gezet.

De voorzitter:

Ik zie geen interrupties meer. Na de schorsing zal de Minister de vragen beantwoorden.

De vergadering wordt van 17.06 uur tot 17.18 uur geschorst.

Voorzitter: Van Oosten

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank alle woordvoerders voor hun opmerkingen, die ik in grote lijnen zie als ondersteuning van het beleid dat we de afgelopen jaren samen hebben vormgegeven en dat elke dag met kracht wordt uitgevoerd. We spreken vandaag over twee belangrijke onderwerpen: mensenhandel en prostitutie. Op de agenda staan een aantal belangrijke rapporten, waaruit blijkt dat er op deze terreinen gelukkig veel gebeurt. Ik zeg erbij «gelukkig», omdat ik moet vaststellen dat er helaas heel veel moet gebeuren. Mensenhandel doet zich voor in twee vormen. Aan de ene kant is dat de seksuele uitbuiting waarvoor we de afgelopen jaren veel aandacht hebben gehad, maar aan de andere kant is er ook de arbeidsuitbuiting. Die wordt in Nederland effectief aangepakt, maar die behoeft in Europees verband nog meer aandacht. Het gaat in beide gevallen om zeer ernstige misdaden. Ik heb niet al te lang geleden gesproken op een van de conferenties die wij in het kader van het Europees voorzitterschap georganiseerd hebben om arbeidsuitbuiting nog eens onder de aandacht van de lidstaten te brengen. In dat kader is een handleiding gepubliceerd, waarin de best practices uit 27 of 28 lidstaten zijn weergegeven. Ik weet dat de Kamerleden dit boek ook hebben ontvangen. Ik beveel het van harte aan, om te laten zien dat Nederland dit punt echt op de agenda heeft gezet. Wij vinden dat het niet vergeten mag worden, zeker niet gezien de ruime aandacht die er al is voor seksuele uitbuiting.

Ik spreek ook hier mijn dank uit aan de NRM, die met het geagendeerde recente rapport een stap in de goede richting zet door aandacht te vragen voor specifieke, zij het misschien kleine, maar toch significante groepen met een bijzondere kwetsbaarheid voor mensenhandel. Ik ben blij dat ik in de kabinetsreactie kan vaststellen dat we voor al die groepen adequate maatregelen hebben. Het rapport draagt bij aan het herijken van de vraag of we ten aanzien van die kwetsbare groepen voldoende gedaan hebben, voldoende beleid hebben en ons voldoende bewust zijn van de risico's die zich daar voordoen. Als dat niet het geval is, moeten we ons afvragen wat we daar nog aan moeten doen.

Ik wil graag een compliment geven aan de Kamer, want zij heeft een interparlementaire conferentie georganiseerd met de titel Human trafficking in a digital age. Ik was gevraagd als een van de sprekers; ook daarvoor hartelijk dank overigens. De sprekers op het congres hebben belangrijke inzichten gepresenteerd over de wijze waarop mensenhandelaren hun activiteiten verleggen naar het internet en de kansen die dit biedt voor de bestrijding ervan. Aan de ene kant is het een risico, aan de andere kant biedt het internet allerlei kansen om de bestrijding te effectueren en efficiënter te maken. Ik denk dat iedereen die daarbij was, onder de indruk was van de zeer bewogen bijdrage van mevrouw Akofa Siliadin, zelf slachtoffer van uitbuiting. Zij heeft op een zeer indringende wijze haar ervaring gedeeld. Haar verhaal heeft voor mij de noodzaak bevestigd om in te zetten op arbeidsuitbuiting, zoals we dat in het EU-voorzitterschap doen. Zoals ik op het congres heb aangegeven, is de volgende stap een implementatie van de noodzakelijke maatregelen. Ik heb een oproep gedaan aan alle parlementariërs in alle lidstaten om hun regeringen op basis van de handleiding aan te spreken op een integrale aanpak van mensenhandel. Met samenhangende maatregelen in zowel de bron- als de bestemmingslanden kan deze problematiek echt effectief worden bestreden. Datzelfde geldt natuurlijk voor seksuele uitbuiting. Ook daar geldt dat we alleen met samenhangende maatregelen in de bron- en bestemmingslanden effectief kunnen optreden.

Ik spreek ook hier wederom mijn respect uit voor de blijvende inzet van verschillende organisaties op het gebied van mensenhandel. Dat geldt niet alleen voor de politie, het OM, de KMar en de NRM, maar ook voor al die andere organisaties. Ik zou er vast een paar tekortdoen als ik probeer een reeks op te sommen, maar er zijn er zeer veel actief op het gebied van mensenhandel. Ze staan slachtoffers niet alleen bij, maar verzorgen ook de opvang en helpen mensen bij het op de rails krijgen van hun leven. We moeten heel blij zijn met alle mensen die hieraan werken, met hun enthousiasme voor deze moeilijke groep die het echt verdient om geholpen te worden, waarvoor ze steeds weer in de bres springen.

De Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling de motie-Voordewind aangenomen. Die roept mij op om – helaas is dat nodig – heel veel aandacht te besteden aan mensensmokkel, een van de afschuwelijke manieren waarop mensen naar Europa worden gesmokkeld, waarbij er in heel veel gevallen geen enkel belang is bij de goede uitkomst daarvan. De risico's die daarbij genomen worden, zijn gigantisch hoog. Er is geen enkele menselijke maat om ervoor te zorgen dat de mensen die fiks betaald hebben om van het Midden-Oosten of Noord-Afrika naar Europa te komen, daar daadwerkelijk levend aankomen. Het is echt een walgelijke industrie, waarbij we verwevenheid zien met criminele organisaties en mogelijk zelfs terroristische organisaties. Daar moet alle aandacht naar uitgaan. Tegelijkertijd vraagt de motie ons om onze aandacht voor mensenhandel niet te laten verslappen. Dat is best ingewikkeld, omdat we moeten bekijken hoe we ervoor zorgen dat de deskundigen die zich nu op mensenhandel en mensensmokkel richten, worden aangevuld met mensen van elders. Zij zijn deskundig en dus nuttig. Zij weten hoe we dit effectief moeten aanpakken en hoe ze met slachtoffers moeten omgaan. Over die aanvulling ben ik in overleg met de nationale politie. Daar ben ik nog niet uit. Ik hoop de Kamer hierover binnenkort te kunnen rapporteren. Daarbij moet ik de keuze maken om een aantal andere dingen niet te doen. Dat zal de boodschap zijn.

Voorzitter: Ypma

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit sluit aan op het punt dat ik noemde uit de brief van de NRM. Het viel mij op dat zij haar bezorgdheid hierover onder woorden brengt, dat ze zich echt zorgen maakt over de vraag of die expertise al voldoende verankerd is in de nieuwe organisatie. Wil de Minister reflecteren op dit punt van zorg?

Minister Van der Steur:

Ik kom er zo op terug bij de beantwoording van de individuele vragen.

Er zijn vragen gesteld over de cijfers van 2014 en 2015. Uit die cijfers blijkt inderdaad dat er een daling is van het aantal ingestroomde verdachten op het gebied van mensenhandel. De heer Segers vroeg hoe ik dat kon verklaren. Ik heb daar geen verklaring voor. Het kan wijzen op de capaciteitsproblematiek, maar het kan ook betekenen dat er op dit moment minder zaken zijn. Ik weet het niet. Ik zal de komende weken mijn persoonlijke onderzoeksactiviteiten daarvoor inzetten. De Kamerleden weten dat we uitgebreid in gesprek zijn met de Minister van Financiën over de financiering van mijn departement.

De woordvoerders hebben verschillende vragen gesteld over aspecten die samenhangen met de vluchtelingenproblematiek. Mijn natuurlijke neiging is om op alle vragen antwoord te geven, maar in dit geval ga ik in op twee voorbeelden. Het ene is het punt dat de heer Van Oosten maakte over de Syrische kindbruiden. Aan de hand van het rapport van de NRM is nog eens indringend onder onze aandacht gebracht dat we daaraan aandacht moeten schenken. De Staatssecretaris heeft dat al in diverse debatten met de Kamer gedaan. Het is van belang dat de Staatssecretaris daarop doorgaat. Dat geldt ook voor de discussie die hij met de Kamer voert over de berichtgeving van Europol, over de al dan niet uitgereisde minderjarigen en of die in beeld zijn bij de diensten. Overigens denk ik dat de Staatssecretaris met interesse kennis zal nemen van de suggesties die de CDA-fractie heeft gedaan voor EURODAC. Ik kan dat niet overzien. Dat is typisch een onderwerp waar hij over gaat. Ik begrijp dat het vervelend is, maar ik moet dit echt aan de Staatssecretaris laten. De Kamer kan hierover al op 13 mei met hem spreken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Eerlijkheidshalve: mevrouw Volp was eerder met haar interruptie.

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik vermoed zomaar dat mevrouw Van Toorenburg en ik met hetzelfde dilemma zitten. De Minister schetst dat mensensmokkel en mensenhandel voor een deel verweven zijn. Juist bij de verdwenen minderjarige vluchtelingen bestaan grote vermoedens dat ze niet alleen slachtoffer zijn geworden van mensensmokkel, maar ook van mensenhandel. Ze zijn heel kwetsbaar. Ik vind het lastig. Straks krijgen we op 13 mei van de Staatssecretaris te horen dat hij alleen over de mensensmokkel gaat en dat we toch bij de Minister moeten zijn. Kan de Minister aangeven op welke wijze hij hierover in overleg treedt met de Staatssecretaris, om te voorkomen dat de slachtoffers van mensensmokkel geen slachtoffers van mensenhandel worden?

Minister Van der Steur:

In zijn beantwoording van de Kamervragen heeft de Staatssecretaris aangegeven dat die koppeling er is. Er zijn met Europol gesprekken gaande over de bedoeling en over wat er precies gezegd is over de aantallen. Dat weet ik uit overleg met de Staatssecretaris. Ik zal ervoor zorgen dat de Staatssecretaris deze vragen op 13 mei kan beantwoorden. Ik geef hem de boodschap door.

Mevrouw Volp (PvdA):

De verwarring is nog groter geworden door een interview in De Standaard van afgelopen weekend, waarin de topman van Europol zegt dat hij deze vermoedens heeft. Ik wil dat de Minister ons informeert over de manier waarop wordt voorkomen dat deze minderjarige slachtoffers, deze verdwenen kinderen, of het er nou 10.000 zijn of 5, in de seksindustrie terechtkomen.

Minister Van der Steur:

De aardigheid – nou ja, aardigheid, dit is een serieus onderwerp waarbij zorgvuldige gesprekken van belang zijn – is dat dit nauw samenhangt met de vluchtelingenproblematiek. Zo is het ook door Europol gepresenteerd. Hoe dat precies zit en wat Europol bedoelde te zeggen, ligt echt bij de Staatssecretaris. Dat is vervelend; dat begrijp ik. Ik zorg ervoor dat de Staatssecretaris antwoord kan geven op de vragen als de zorgen over mensenhandel blijven bestaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Met het risico dat ik nog een tandje lelijker ga doen: ik vind dat de Minister dit onderwerp meer naar zich toe moet trekken. Ik wil niet dat de Minister dit aan de Staatssecretaris overlaat en zegt dat die te zijner tijd wel met een brief komt. Dit is een heel serieus signaal. De heer Neumann heeft aangegeven dat deze kinderen voor een groot deel in de seksindustrie zijn beland. Dat geeft hij zelf aan. Ik wil dat de Minister naar voren treedt en als team optreedt, om ervoor te zorgen dat hij, als hij met een collega spreekt, bewerkstelligt dat de leeftijdsgrens naar beneden gaat, dat de Dublin-regels worden aangepast en dat er voor kinderen meer mogelijkheden komen om in veiligheid hun eindpunt te bereiken. Wat doet de Minister om ervoor te zorgen dat hij met zijn collega's meer betekent voor de kinderen dan het af te schuiven naar de Staatssecretaris?

Minister Van der Steur:

Er is helemaal geen sprake van enige vorm van afschuiven. Dit gaat juist om teamwork. We hebben een werkverdeling waarin de Staatssecretaris zijn eigen verantwoordelijkheden heeft. Die sluiten naadloos aan op die van mij. We hebben daar veelvuldig overleg over. De Staatssecretaris heeft zijn eigen portefeuille. Die hangt samen met de asiel- en de migrantenproblematiek. Die beheerst hij in brede zin, en dat geldt ook voor deze onderwerpen. Dat teamwork is er. Het leidt er alleen wel toe dat op dit punt de Staatssecretaris de woordvoerder is, zoals hij dat ook was bij de beantwoording van de Kamervragen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan ben ik bang dat er dus niets gaat gebeuren en dat we binnenkort een debat hebben waarin de Staatssecretaris zegt dat kinderen die in de seksindustrie zijn terechtgekomen, in de portefeuille van de Minister vallen. Dat is precies waarom dingen niet gebeuren. Misschien is dat ook precies waarom we de vorige keer zeiden dat het niet door kon gaan met de kindbruiden. Moties werden niet aangenomen en er gebeurde niks. Vervolgens komen er 60 binnen. Wat doet het kabinet daadwerkelijk om de problematiek aan te pakken? Dit is te gemakkelijk. Ik wil niet iedere keer een debat voeren met de Minister die zegt dat het aan de Staatssecretaris is, en met de Staatssecretaris die het teruglegt bij de Minister. Krijgen we een toezegging dat we van beide bewindspersonen een brief krijgen over de thema's «verdwenen kinderen in de seksindustrie» en «kindbruiden»? Misschien kunnen we er dan achter komen wat er wel gebeurt.

Minister Van der Steur:

In algemene zin is er nooit een bezwaar tegen een brief, maar ik denk dat het veel beter is dat we de vragen, met de opmerkingen die nu zijn gemaakt, doorgeven aan de Staatssecretaris en dat de Kamer daar half mei met hem over spreekt. Dat is de plek waar het debat thuishoort. De Kamer heeft al eerder met de Staatssecretaris over kindbruiden gesproken. Er is een mooi rapport verschenen van de NRM. Dat geeft verdere aanleiding om het debat te verdiepen. Ik denk dat we het onderwerp moeten laten waar het is: bij de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Kan er een brief gestuurd worden voor het algemeen overleg van 19 mei? Dan zijn de collega's geholpen.

Minister Van der Steur:

Als de Kamer een brief wil met informatie van het kabinet, zullen we die graag sturen. Als ik die niet toezeg, staan de leden meteen bij de Regeling om die alsnog te vragen. Het kan op zichzelf geen kwaad. De woordvoerders hebben dan alvast informatie over twee dingen: de stand van zaken met betrekking tot kindbruiden en de stand van zaken met betrekking tot de Europolberichtgeving.

De voorzitter:

We noteren de toezegging van deze brief voor 19 mei.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een aanvullende vraag bij de toezegging en de verwevenheid die ik zie met de portefeuille van de Staatssecretaris ten aanzien van mensenhandel en mensensmokkel. Kan de Minister in de brief een verkenning meenemen naar de vraag of er voldoende wettelijke strafrechtelijke middelen in te zetten zijn om de meerderjarige aan te kunnen pakken die in het buitenland getrouwd is met een minderjarige, waarna zij allebei, al dan niet zelfstandig, naar Nederland verhuizen? Ik weet niet of we voldoende middelen hebben. Is ontucht als zodanig voldoende of moeten we aan meer denken? Ik wil hierover graag een discussie voeren. Vandaar mijn verzoek of de Minister dit specifieke aspect kan meenemen. Het relateert aan de Syrische kindbruiden. Dan kan de discussie met het kabinet hierover plaatsvinden.

Minister Van der Steur:

Daar heb ik geen enkele moeite mee. Ik ben er zelf optimistisch over, maar ik zal het goed uitzoeken en bekijken of er op dat punt een hiaat is dat we nog niet in onze wet hebben voorzien. Volgens mij is onze wetgeving op dit punt zo dat daar waar strafrechtelijke gedragingen plaatsvinden, die daadwerkelijk kunnen worden vervolgd. Daar kom ik graag in de brief op terug.

We spreken nu ook over prostitutie. Daarover zijn niet veel vragen gesteld. Mevrouw Swinkels heeft onder de aandacht gebracht hoe belangrijk het is dat daar waar het gaat om een legaal beroep, prostituees op een veilige en gezonde manier hun beroep kunnen uitoefenen. We hebben daarnaast ook de verantwoordelijkheid om misstanden in de seksbranche tegen te gaan, waarvan we weten dat ze er zijn. De nulmeting van het WODC biedt veel inzicht in de aard van het fenomeen en de wijze waarop gemeenten hierin acteren. De nulmeting laat ook zien dat er nog steeds grote verschillen bestaan tussen het prostitutiebeleid in gemeenten. Ik dacht dat de heer Segers of de heer Van der Staaij, of allebei, daar een opmerking over maakte. Er blijken nog veel verbeteringen mogelijk om de positie van prostituees te versterken. De Wrp, die op dit moment bij de Kamer ligt, heeft hierin een belangrijk aandeel en zou een enorme verbetering zijn om op een aantal punten het prostitutiebeleid in de gemeenten te kunnen verbeteren. Als de novelle in de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen, geeft deze mij de mogelijkheid met gemeenten in gesprek te gaan om op basis van de nieuwe wet ervoor te zorgen dat de verschillen tussen gemeenten, voor zover ze er zijn en ik daarin een rol kan vervullen, tot een minimum worden teruggebracht. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Van der Staaij roep ik de Kamerleden op om de novelle zo snel mogelijk te behandelen, evenals het daaraan gekoppelde initiatiefwetsvoorstel. Dat heeft overigens mede gezorgd voor een fikse vertraging.

Ik kom bij de individuele vragen, allereerst die van de heer Van Oosten. Hij heeft aangegeven dat er een stijging was van het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel. Deze stijging laat zich in principe statistisch ieder jaar zien, behalve tussen 2012 en 2013. In 2013 was er een daling ten opzichte van 2012. Ik zie dat vooral als een positief signaal. De groeiende aandacht voor de signalering en de registratie van slachtoffers leidt ertoe dat er veel meer bewustwording is. Ik herinner me veel debatten in de Kamer waarin dit punt nadrukkelijk onder de aandacht is gebracht. Steeds bleek uit onderzoek dat men onvoldoende alert was op signalen vanuit diverse omgevingen over de zorg of er genoeg aandacht is voor slachtoffers en de vraag of we hen wel herkennen. Op zichzelf duidt een stijging van het aantal slachtoffers niet op een toename van de mensenhandel. We moeten ons erop voorbereiden dat er meer slachtoffers in beeld komen als we ons meer inzetten op de bestrijding van mensenhandel. Dat is aan de ene kant vervelend, maar aan de andere kant heel goed, want slachtoffers moeten zo veel mogelijk in beeld komen. We blijven inzetten op de verbetering van de signalering en van de registratie.

De heer Van Oosten heeft gevraagd naar het feit dat er weinig stijging te zien is van het aantal slachtoffers buiten de seksindustrie. De vraag is vervolgens hoe de verschillende inspectiediensten optreden bij mensenhandel buiten de seksindustrie. Het is juist dat veruit de meeste slachtoffers die bij CoMensha worden aangemeld, volgens de melder zelf seksueel zijn uitgebuit. Er is gelukkig ook steeds meer aandacht voor de signalering en registratie van slachtoffers van overige vormen van uitbuiting. De politie is daarvoor verantwoordelijk. De Inspectie SZW is samen met de politie verantwoordelijk voor de opsporing van arbeidsuitbuiting. Zij doen strafrechtelijke opsporingsonderzoeken, onder leiding van het functioneel parket. De Inspectie SZW heeft de aanpak van arbeidsuitbuiting als prioriteit benoemd. We zien steeds meer focus ontstaan.

FairWork heeft met de Inspectie SZW, CoMensha en Meld Misdaad Anoniem een training ontwikkeld voor baliemedewerkers bij gemeenten om arbeidsuitbuiting beter te kunnen signaleren. Ook is vorig jaar de campagne Meld Arbeidsuitbuiting van het Ministerie van SZW van start gegaan. Arbeidsuitbuiting is een prioriteit in de derde termijn van de Task Force Aanpak Mensenhandel. Tot slot wordt in het kader van het EU-voorzitterschap veel aandacht besteed aan arbeidsuitbuiting. Dat heb ik al verteld.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de dynamische verkeerscontroles. Ik kan bevestigen dat het OM in deze zaak in cassatie is gegaan. Ik kan daar dus op dit moment verder niets inhoudelijks over zeggen. De zorg die mevrouw Swinkels heeft uitgesproken over de gemiddelde straffen voor mensenhandel wordt gedeeld door de heer Van der Staaij en mevrouw Van Toorenburg. Daarbij zit ik als Minister van Veiligheid en Justitie een beetje in een lastig parket. We hebben de NRM al een paar maal onderzoek laten doen naar de vraag hoe het staat met de straffen in mensenhandelzaken. Ik herinner mij dat in al die gevallen de zorg is uitgesproken of de straffen in lijn zijn met de ernst van de zaak. Het goede nieuws is dat het aantal behandelde zaken is gestegen. Ook de veroordelingspercentages zijn gestegen. Dat laatste is een belangrijk punt, want ik breng graag onder de aandacht van de Kamer dat in eerdere onderzoeken van de NRM duidelijk werd dat het erg lastig is om voor mensenhandelzaken veroordelingen te krijgen. Ik wil wat dat betreft het OM, maar ook de rechterlijke macht, voor zover mij dat past complimenteren met het feit dat die onduidelijkheden steeds verder zijn weggenomen en dat het OM kennelijk in staat is om met de politie steeds meer tot bewezen verklaarde zaken te komen.

Het is echter ook juist dat de NRM constateert dat over 2014 de tot op dat moment stijgende trend van de gemiddelde opgelegde straffen is gekeerd. De nieuwe cijfers over 2015 komen deze zomer beschikbaar. Ik heb inmiddels van het OM begrepen dat men ziet dat deze ontwikkeling zich doorzet. Ook in 2015 vallen de straffen lager uit. Ik ga hierover uiteraard met de betrokken partners in gesprek om te bezien welke mogelijke verklaringen er zijn en hoe deze trend gekeerd kan worden als daarvoor aanleiding is. Natuurlijk kunnen er verschillende oorzaken zijn die misschien niet zorgwekkend zijn. Het kan te maken hebben met de aard van de zaken, bijvoorbeeld als er meer sprake is van arbeidsuitbuiting. Je kunt je voorstellen dat om die reden de straffen lager uitvallen. Misschien is de ernst van de zaken in de loop der tijd minder geworden. Ik weet het niet, maar ik benadruk dat ik met de betrokken partners in gesprek ga om te bezien welke mogelijke verklaringen er zijn. Ik neem mij voor om na de zomer, als de NRM-cijfers er zijn, mijn bevindingen met de Kamer te delen. Ik benadruk ook dat de aanpak gericht blijft op zowel mensenhandelaren als de faciliteerders ervan en de betalende klanten, specifiek voor seks met minderjarigen.

De heer Van Oosten vroeg naar de SAT's. Er zijn op dit moment geen SAT's aanwezig in de bronlanden. Die zijn alleen effectief als er een rechtstreekse vliegroute is van een bronland naar Nederland. Op basis van de liaisons was het beeld van de afgelopen jaren niet dat mogelijke slachtoffers met rechtstreekse lijnvluchten naar Nederland komen. Dit houden we uiteraard in de gaten. Als het beeld verandert, kan de inzet van SAT's weer worden overwogen.

Mevrouw Volp vroeg naar de koppeling van het strafproces en de aangifte. We hebben dit al vaker aan de orde gehad en de NRM heeft er in het verleden al eens aandacht voor gevraagd. Is het verstandig om een koppeling te hebben tussen de aanmelding van mensen als slachtoffer van uitbuiting, mensenhandel of seksuele uitbuiting, en de voorwaarde die we nu hebben om tot aangifte te komen? In het verleden heeft de Kamer hierover vaak gesproken met mijn ambtsvoorganger. Ik denk dat het van groot belang is dat we de koppeling behouden. Die is er omdat we daders willen aanpakken. Het is van groot belang dat de aangifte plaatsvindt, omdat juist in dit soort zaken de verklaring van het slachtoffer een belangrijke rol speelt, of soms zelfs het enige is wat een rol kan spelen, bij de vervolging van de daders. Op dit punt ondersteunt de NRM mij, omdat ook zij vindt dat de opsporing van daders essentieel is. De veroordeling van daders draagt immers bij aan het vermijden van nieuwe slachtoffers. Daarom is het van groot belang dat de koppeling blijft bestaan, zodat we de maximale kans hebben om daders uit hun werk te trekken.

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik snap het belang van de koppeling, maar we zien ook dat met name amv's vaker kiezen voor de asielprocedure. We hebben daar in het mondelinge vragenuur eerder over gesproken. Dan is die koppeling er niet. De keuze kan deels gemaakt worden op basis van de hoop dat ze meer kans hebben. Het kan ook zijn dat de bedenktermijn vrij kort is. In het fiche van de Commissie staat ook de aanbeveling om de termijn eventueel te verlengen om te komen tot betere aangifte. Daar hoor ik graag een reactie op, want dat is het grote probleem. Er is een tweesporenbeleid, waarbij het ene spoor niet leidt tot de aanpak van mensenhandelaren.

Minister Van der Steur:

Dit is een heel terecht punt. Ik ben het geheel met mevrouw Volp eens. Als het tweede spoor gekozen wordt – we gaan er even van uit dat het gaat om een slachtoffer van mensenhandel dat ervoor kiest om zich niet als zodanig kenbaar te maken – dan is het van essentieel belang dat zo iemand wel aangifte doet. Hierin spelen Stichting Nidos als voogd en de advocaat van de minderjarige een belangrijke rol. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voert op locatieniveau gesprekken met bewoners en ondersteunt waar mogelijk het doen van aangifte. Ik deel het uitgangspunt dat het inderdaad van groot belang is dat ook in die gevallen de kans ontstaat om daders te pakken.

Mevrouw Volp (PvdA):

Kan de Minister met Stichting Nidos, het COA en de advocaten in gesprek gaan over de wijze waarop dit duidelijk gemaakt kan worden aan het mogelijke slachtoffer van mensenhandel? We krijgen nu te maken met een grote instroom, waarin een deel vermist raakt, een deel wel binnenkomt en een deel mogelijk weer verdwijnt uit de asielzoekerscentra. We hebben hierover vragen gesteld. Ik wil voorkomen dat mensen de verkeerde keuze maken. Misschien moeten we heroverwegen om de bedenktermijn nog eens tegen het licht te houden. Ik wil dat de Minister hierover in gesprek gaat met Stichting Nidos, het COA en de advocaten.

Minister Van der Steur:

In dit specifieke geval zal ik in het kader van ons teamwork de Staatssecretaris hiertoe verzoeken. Hij spreekt als de verantwoordelijke bewindspersoon natuurlijk met grote regelmaat met het COA en Stichting Nidos. Ik ben bereid om dit aan hem mee te geven, omdat ik het met mevrouw Volp eens ben dat het van groot belang is dat slachtoffers van mensenhandel die kunnen bijdragen aan het arresteren van daders, dit wel moeten doen.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Volp over de verschillen in de hoogte van straffen tussen de Valkenburgse zaak en andere zaken. Ik moet mij daarin op een keurige afstand houden, maar één ding is zeker. De aanpak van specifieke klanten die betalen voor seks met minderjarigen, is nog volop in ontwikkeling. Het aantal 248b-zaken dat voor de rechter komt, heeft al sinds vorig jaar een vlucht genomen. Dat is naar aanleiding van de debatten die in de Kamer zijn gevoerd en het advies van de NRM. Op 1 juni 2015 is de Richtlijn voor strafvordering art.248b Sr in werking getreden, die het OM richtlijnen geeft voor de strafeisen. Deze richtlijn zal naar verwachting ook bijdragen aan de uniformiteit bij de afhandeling van deze zaken. Het rapport van de NRM heb ik doorgeleid naar de Raad voor de rechtspraak met het verzoek dit onder de aandacht te brengen van de gerechten. In het komende jaar zullen we kunnen volgen hoe de straffen zich ontwikkelen.

Mevrouw Swinkels vroeg naar de mensenhandel in de scheepvaart en op boorplatforms. Mensenhandel vindt daar helaas ook plaats. De opsporingsdiensten hebben daarvoor aandacht. Zo is onderzoek gedaan naar de uitbuiting van Filipijnse zeelieden op binnenvaartschepen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de uitbuiting van Filipijnse zeelieden op boorplatforms. Zowel de KMar als de Inspectie SZW blijft hier alert op. Meldingen van arbeidsuitbuiting worden altijd nagetrokken.

We zitten met de uitdaging dat we niet precies weten hoe groot de groep Roma-kinderen is. Dat blijkt ook uit de voorgesprekken die ik heb gevoerd voor dit algemeen overleg. Dat komt inderdaad omdat wij geen etnische registratie bijhouden van kinderen. Ook de NRM heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor deze kinderen, in verschillende rollen. We weten dat de omvang van deze groep in Nederland niet zo heel groot is, maar dat deze wel toeneemt omdat er relatief veel kinderen worden geboren. Het is een groeiende groep mensen waarover we ons echt grote zorgen maken. Natuurlijk hebben we op alle mogelijke manieren handvatten om dingen te kunnen doen. We hebben gemeentelijke proeftuinen die deelnemen aan het landelijk programma Aanpak uitbuiting Roma-kinderen. Dit programma probeert uitbuiting van Roma-kinderen in familieverband te voorkomen. Dankzij deze proeftuinen krijgen we steeds meer inzicht in wat er gebeurt. Dat constateert de NRM ook in haar rapport. Mede vanwege deze signalen doet het WODC op dit moment onderzoek. Doel daarvan is om inzicht te krijgen in de handel in en criminele uitbuiting van kinderen in Nederland. Daarbij ligt de focus op de wijze waarop eerstelijnsprofessionals in de veiligheids- en zorgketen met kinderhandel en criminele uitbuiting omgaan. Met de uitkomsten van dit onderzoek hoopt het programma een bijdrage te leveren aan het versterken van de handelingskracht en het handelingsperspectief van professionals, zodat de uitbuiting van kinderen in Nederland gesignaleerd wordt en daadkrachtig wordt aangepakt. Het onderzoek is half november gestart en zal in de zomer van 2016 worden opgeleverd. Dan zal ik het uiteraard aan de Kamer toesturen.

Mevrouw Volp heeft ook gevraagd wat er gebeurt als het programma eind 2016 afloopt. Het landelijke programma Aanpak uitbuiting Roma-kinderen zoals dat nu is opgezet, houdt inderdaad eind 2016 op te bestaan. Dit jaar staat in het teken van het ontwikkelen en breed beschikbaar stellen van alle goede voorbeelden, instrumenten en werkwijzen die het voor de betrokken partners mogelijk maken om ook na afloop van het programma op een voortvarende wijze aan de slag te gaan en te blijven met de aanpak van uitbuiting van Roma-kinderen. Ook het creëren van draagvlak voor een bestendige aanpak is onderdeel van deze tweede fase van het programma. Ik realiseer me dat de problematiek en de knelpunten die op dit moment in de aanpak worden gesignaleerd, taai zijn en niet aan het eind van dit jaar ophouden te bestaan. Dat is ook een terecht signaal van de NRM. Het is denkbaar dat sommige problemen vragen om landelijke adressering en coördinatie. Dat zijn bijvoorbeeld knelpunten die niet zozeer Roma-specifiek zijn, maar vooral te maken hebben met complexe situaties en multiprobleemgezinnen, waarbij een besluit in de keten van veiligheid en zorg nodig is. Een werkgroep onder voorzitterschap van oud-burgemeester Cor de Vos werkt op dit moment aan een advies over de vraag op welke wijze de aanpak ook na 2016 geborgd kan blijven en verder gebracht kan worden. Ik wacht het voorstel af. Het voorstel wordt eind dit jaar verwacht. Dan kan ik de Kamer daarover informeren.

De heer Segers noemde de liaison in Boekarest. Ik herinner mij heel goed dat we met de betrokkene gesproken hebben, die toen overigens in een aantal landen actief was, waaronder Roemenië en Bulgarije. Van 2015 tot en met 2017 is er één vaste politieliaison in Boekarest, met de accreditaties Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Moldavië. Daarnaast is er van 2015 tot en met 2017 één flexibele liaison van de KMar in centraal Oost-Europa met de accreditaties Roemenië, Polen en Oekraïne. Tot slot is er vanaf 2016 een thematische flexibele politieliaison Regionale inzet mensenhandel, met als accreditatie Oost-Europa voor de periode 2016 tot en met 2017. Medio 2017 zal ik de verlenging van de liaisons bezien, waaronder die in Boekarest, aan de hand van de actuele situatie en op basis van het beleid dat nu in ontwikkeling is ten behoeve van de internationale politiesamenwerking. Het doel moet uiteindelijk zijn dat het niet nodig is om een liaison in een andere lidstaat te hebben om de samenwerking te borgen. Die zou gewoon moeten plaatsvinden binnen de bestaande structuren. Tot en met 2017 is er in een liaison voorzien.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is een helder, formeel antwoord: de Minister bekijkt het. De mensenhandel vanuit Oost-Europa is onverminderd groot en er vallen slachtoffers. Zo'n politieliaison werkt daarentegen ontzettend goed en speelt een cruciale rol, terwijl het maar om één functie gaat. Kan de Minister zeggen dat hij inzet op het voortzetten daarvan? Dat is een heel bescheiden vraag.

Minister Van der Steur:

Het is een bescheiden en ook heel begrijpelijke vraag. Ik denk dat het goed is dat ik hierover in 2017 met de heer Segers het debat aanga, ervan uitgaande dat ik er dan nog ben. We moeten er niet op vooruitlopen, omdat het uitgangspunt is dat de Europese samenwerking op politiegebied steeds beter en meer gestructureerd wordt en het uiteindelijk niet nodig is dat we vooruitgeschoven posten hebben in andere landen. Ook de inzet ten aanzien van de samenwerking met de politie in Roemenië, Bulgarije, Moldavië en andere landen is erop gericht dat de samenwerking niet is gebaseerd op één liaison, maar op een continue stroom van goede samenwerking. Als die er is, hebben we de liaison niet nodig en zal de heer Segers de eerste zijn om dat te beamen. Als de samenwerking er niet is, hebben we een goede reden om de inzet voort te zetten. Daarover zal ik de Kamer in 2017 berichten.

De heer Segers (ChristenUnie):

Op allerlei plekken hebben we liaisons, die een belangrijke functie vervullen in het verbinden van mensen. Er is een groot en log apparaat in het ene land, dat moet samenwerken met een groot en log apparaat in het andere land. Die ene man is een verbindingsofficier die daarin een cruciale rol speelt. Het is één functie. We hebben gehoord en gezien hoe belangrijk die is. Ik heb dit in de afgelopen periode ook informeel nogmaals gehoord, inclusief de zorg dat de functie zou verdwijnen. Dat is niet denkbeeldig, als ik de Minister beluister. Hij gaat het kritisch bekijken en als het goed gaat, laat hij het lopen. Ik wil de Minister op het hart drukken om hier heel zorgvuldig mee om te gaan, juist omdat er zoveel is geïnvesteerd in deze samenwerking. Hij moet heel voorzichtig zijn in het opgeven daarvan.

Minister Van der Steur:

We zijn het erover eens dat we hier heel zorgvuldig in moeten zijn. Daarom hoeven we er tot 2017 niet naar te kijken, want de afspraken liggen er. In 2017 bepalen we hoe we doorgaan voor 2018 en verder. Precies deze argumenten zijn dan onderdeel van mijn afweging.

Ik kom op de vraag die de heer Van der Staaij heeft gesteld naar aanleiding van de opmerkingen van de NRM over de expertise over mensenhandel bij de politie en of die voldoende is geborgd. In algemene zin kan ik opmerken dat de nationale politie mensenhandelteams heeft. Die zijn samengesteld met functionarissen uit diverse onderdelen binnen de politie. De taak van het aanpakken van mensenhandel blijft bij de nationale politie dan ook geborgd. In iedere eenheid is substantiële recherchecapaciteit beschikbaar, die flexibiliteit en slagkracht garandeert. De inzet kan worden afgestemd op wat landelijk, regionaal en lokaal nodig is. Het Expertisecentrum Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel vervult binnen de politie een coördinerende rol. Om de vakbekwaamheid van de individuele politieambtenaar te borgen, stellen alle eenheden dit voorjaar hun eenheidsplannen op. Daarin komt aan de orde hoe de vakbekwaamheid van de verschillende teams, waaronder die voor mensenhandel, geborgd wordt en wat dit betekent voor de eisen die worden gesteld aan de ontwikkeling van medewerkers.

De heer Van der Staaij (SGP):

De Minister zegt dat mijn zorg niet nodig is, omdat alles goed geregeld is. Waarom geeft de NRM dan toch het signaal dat ze zich echt zorgen maakt over de vraag of die expertise wel voldoende behouden wordt in de manier waarop het nu wordt vormgegeven?

Minister Van der Steur:

Ik beschouw de opmerkingen van de NRM zoals ze bedoeld zijn en waarom we een NRM hebben. Ze is er om ons scherp te houden en telkens weer de prikkel uit te delen van «wacht even, werkt wat je hebt afgesproken wel?» Zo zie ik deze opmerking ook. Het is van groot belang dat ik voor mezelf wil vaststellen en blijven vaststellen of die vakbekwaamheid, die expertise en de beschikbaarheid van mensen voldoende zijn. Ik heb al aangegeven dat ik ten aanzien van de uitvoering van de motie-Voordewind over mensenhandel en mensensmokkel echt nog wel een uitdaging heb om in ieder geval voldoende capaciteit beschikbaar te hebben. Ik zal altijd blijven letten op de vakbekwaamheid, ook via het expertisecentrum. Ik ben er op dit moment niet bezorgd over dat dit onvoldoende is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat het behoud van de capaciteit heel sterk gekoppeld is aan de vraag of er voldoende mensen en middelen vrijgemaakt kunnen worden om het juist op die manier in de organisatie te houden. Ziet de Minister dit ook zo, dat daarmee ook heel belangrijk is hoe dit is ingevuld?

Minister Van der Steur:

Ja zeker. De capaciteit is er natuurlijk. De discussie naar aanleiding van de motie-Voordewind is dat de expertise van de mensen die ervaring hebben met mensensmokkel, ook ingezet moet worden op mensenhandel en andersom. Dat bijt elkaar, omdat we dan dezelfde capaciteit, dezelfde deskundigheid, op twee terreinen inzetten in plaats van op één. Daar zit mijn zorg. Ik ben met de politie in overleg over de vraag hoe we die capaciteit zorgvuldig aanvullen, zodat we indachtig de motie beide dingen kunnen blijven doen. Daar hoort wel de vraag bij wat we dan dus niet doen. Dat is lastig, want het is altijd ingewikkeld, ook in de Kamer, om met de woordvoerders te bepalen wanneer iets voorrang krijgt en we dus iets anders niet doen. Ik bespreek dit momenteel met de nationale politie.

Mevrouw Swinkels heeft gevraagd naar de verbetering van de sociale positie van prostituees. Het goede nieuws is dat we met de Wrp, als de wet door de Kamer is aangenomen en de Eerste Kamer er ook haar goedkeuring aan verbindt, op een heleboel terreinen veel betere regelingen hebben om ervoor te zorgen dat prostituees in een betere positie worden gebracht. Artikel 24 van de wet bepaalt bijvoorbeeld dat de exploitant bij het aanvragen van een vergunning een bedrijfsplan moet overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of hij voldoende oog heeft voor de positie van de prostituee en zorgdraagt voor goede arbeidsomstandigheden. Dat betekent ook dat de prostituee op een aantal terreinen kan terugvallen op concrete maatregelen ter bescherming van gezondheid, veiligheid, zelfbeschikkingsrecht en hygiëne. Bij de AMvB die op de wet volgt, worden andere regels gesteld met betrekking tot deze maatregelen, zodat ook landelijk aan minimumvoorwaarden zal worden voldaan. Ik ondersteun ondertussen een overleg met belangenverenigingen van prostituees om de problemen met de Kamer van Koophandel, banken en verzekeringsmaatschappijen op te lossen. Ook met gemeenten overleg ik veel over dit thema en ik probeer met hen tot concrete oplossingen te komen. De kwestie heeft mijn volledige aandacht.

Er zijn vragen gesteld over de uitstapprogramma's. De heer Segers vroeg of het mogelijk is om nieuwe initiatieven in aanmerking te laten komen, terwijl we het programma aan het uitvoeren zijn. Dat kan. Het is wel belangrijk om te blijven aansluiten bij bestaande regionale programma's in verband met de landelijke dekking, maar het is mogelijk om nieuwe initiatieven te ondersteunen in uitstapprogramma's. Ik ga er wel van uit dat die initiatieven voldoen aan de kwaliteit die noodzakelijk is om effectief uitstappen te faciliteren. De heer Segers weet misschien nog dat het rapport dat we er destijds over hebben laten opstellen, niet over alle gevallen heel rooskleurig was. Ik hoop dat we te zijner tijd, als we dit evalueren, kunnen vaststellen dat de kwaliteit enorm is toegenomen.

De heer Van der Staaij vroeg naar de borging van de uitstapprogramma's op lange termijn. De borging is onderdeel van de landelijke leer- en evaluatiebijeenkomsten en loopt via de website prostitutiegoedgeregeld.nl. Er wordt op een aantal terreinen via de belangenvereniging van prostituees en openbare bronnen bekendheid gegeven aan het bestaan van de programma's.

De heer Segers heeft gevraagd of ik de aanbevelingen uit de nulmeting van het WODC wil overnemen. Ik laat met regelmaat onderzoek doen naar prostitutie. Ook in Europees verband heb ik hiervoor aandacht, evenals de andere landen. Uit het WODC-onderzoek blijkt dat Nederland ver vooruitloopt op andere landen in het onderzoek dat wij doen. Wij weten veel meer dan de meeste andere landen. Dat maakt het ook zo ingewikkeld om tot een vergelijking te komen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb een verduidelijkende vraag, want mijn vraag ging over het onderzoek dat wij gisteren toegestuurd kregen van de UvH: Aan de grenzen van het meetbare. Dit is gedaan naar aanleiding van een motie die ik met de heer Van der Staaij heb ingediend: maak eens een internationale vergelijking. O, ik begrijp dat de Minister op hetzelfde onderzoek doelt. Het gaat om drie aanbevelingen, waarvan het mooi zou zijn als die worden opgevolgd.

Minister Van der Steur:

Ik zal hier in tweede termijn antwoord op geven en bekijken of er daarover bij het WODC al gedachten leven en of het past in het programma.

De heer Segers vroeg naar de rijschoolhouders. Ik heb daarover Kamervragen beantwoord. Het is goed om op te merken dat de verleiding van minderjarigen tot ontucht strafbaar is gesteld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Tegenwoordig kunnen kinderen onder de 18 jaar in principe rijles volgen. Als dan deze ruilhandel ontstaat, is dat strafbaar. Als twee volwassenen daarentegen een overeenkomst sluiten om dienstverlening te leveren in ruil voor seks, is de aanbieder van de seks niet direct een prostituee en is dat niet illegaal. Daarmee kan ik er geen strafrechtelijke maatregelen tegen nemen. Ik ben in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het CBR om te bezien of hier verder iets aan gedaan kan worden. Ik ben het met de heer Segers eens dat het een merkwaardige vorm van handel drijven is. Ik ga er overigens van uit dat het geen standaardgebruik is, maar het komt klaarblijkelijk wel voor. We kunnen er vanuit het strafrecht niet veel aan doen als twee volwassenen in volledige vrijwilligheid besluiten om op deze wijze een ruilovereenkomst aan te gaan.

De heer Segers (ChristenUnie):

Er is onderzoek gedaan waarbij jongeren, terugblikkend op de rijlessen, zeer negatieve ervaringen hebben. De BOVAG wil zijn ogen hier niet voor sluiten en wil graag dat de gehele sector bijvoorbeeld een verklaring omtrent het gedrag (vog) vraagt. De heer Van Oosten vroeg per interruptie hoe het zit met de verantwoordelijkheid van de BOVAG, die vraagt om een vog. De BOVAG stelt maatregelen voor en wil dat de gehele sector die maatregelen volgt. De politie in Rotterdam vraagt om maatregelen. Kan de Minister in overleg met de BOVAG en bijvoorbeeld de politie in Rotterdam nader bekijken hoe, misschien niet strafrechtelijk maar wel bestuurlijk, extra maatregelen kunnen worden genomen?

Minister Van der Steur:

Dat kan, maar zonder dat daarbij een verplichting ontstaat. Bedrijven moeten zelf bepalen of ze een vog vragen. Wij voorzien in de mogelijkheid van een vog. Overigens is de vraag of dit specifieke geval, als ooit vastgesteld zou zijn dat iemand op deze manier ruilhandel pleegt, leidt tot het weigeren van een vog. De vraag is wie het moet hebben vastgesteld, want het is geen strafbaar feit. Het is misschien heel vreemd en onwenselijk en ongewenst, maar ik denk niet dat een vog op dit specifieke punt een oplossing biedt. Als je een bonafide, erkende rijschoolhouder bent, als je medewerkers omgaan met minderjarigen en als je het prettig vindt dat je personeel over een vog beschikt, moet je dat voor jezelf beslissen. Dat is een heel normale en verstandige gang van zaken, maar daarin zie ik geen wettelijke rol voor mij weggelegd. Ik ben graag bereid om het overleg aan te gaan en om hieraan in dit kader met het Ministerie van I en M aandacht te besteden. De BOVAG is een belangenorganisatie met leden en heeft zelf ook een belangrijke rol om de leden hierop aan te spreken. Dat wil ik graag aan de BOVAG overbrengen. Als ik dat mede namens de heer Segers kan doen, doe ik dat met plezier.

Dan kom ik op het voorstel van mevrouw Van Toorenburg voor een amendement op de novelle. In algemene zin wil ik elke woordvoerder waarschuwen voor het feit dat het verstandig is om de novelle in principe niet zodanig te wijzigen dat het voorstel in de Eerste Kamer risico's loopt. Mevrouw Van Toorenburg lijkt voor te stellen om de Wrp toe te passen op een uitzondering van de Wbp, waardoor die wet niet meer geldt voor het complete registratieproces voor prostituees. Zo'n wijziging is zeer kwetsbaar. Het gaat niet alleen om slachtoffers van mensenhandel, maar ook om mensen die binnen de regels van de wet soms de keuze maken om op deze wijze in hun inkomen te voorzien. Wat we daar verder moreel van vinden is aan eenieder afzonderlijk, maar we hebben die mogelijkheid nu eenmaal gecreëerd. Het zou heel ernstig zijn als voor dat onderdeel van deze groep de bescherming van de Wbp vervalt. Als dat gebeurt, ben ik daar bezorgd over. Ik wil het amendement graag nader bekijken als het er is. Ik ben bereid om daar een oordeel over te geven, maar op voorhand heb ik hierover wel zorgen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat is goed. Dat zou kunnen betekenen dat er daadwerkelijk wat gebeurt. De burgemeester van Amsterdam heeft al heel lang zorgen over het feit dat hij vleugellam is. Hij heeft bij ons aan de bel getrokken en heeft gezegd dat het zo niet langer gaat. Hij kan niet meer op een fatsoenlijke manier zorg bieden aan prostituees, omdat hij niemand meer kan registreren. Hij kan niets. Wij hebben dit bij de Minister aangegeven. De Minister steekt eigenlijk zijn handen in de lucht omdat hij niets kan en omdat alles binnen de vigerende regelgeving moet. Ik wil het liefste met het ministerie bekijken of we dit misschien te machtige wapen kunnen preciseren door aan te geven op welk artikel het betrekking moet hebben. Ik weet dat er andere partijen zijn die daar ook oren naar hebben. Nu is er een soort verlamming. Dat wil ik niet. Kan de Minister mij toezeggen dat hij zijn ambtenaren bereid zal vinden om naast ons te staan om dit op te lossen voor de burgemeester van Amsterdam? Dan kunnen we een gericht middel inzetten in de privacywetgeving, om ervoor te zorgen dat het prostitutiebeleid van Amsterdam via de GGD's op een fatsoenlijke manier vorm kan krijgen.

Minister Van der Steur:

Uiteraard. Ik denk hierover met plezier na met mevrouw Van Toorenburg. Ik ken de opmerking en de gedachtevorming van burgemeester Van der Laan. Ik heb hem daarop een antwoord gegeven, precies langs deze lijnen. Ik begrijp zijn behoefte, maar vind het nogal ver gaan om de privacywetgeving voor dit specifieke proces opzij te zetten. Het gaat immers niet alleen om slachtoffers van mensenhandel, maar ook om mensen die er absoluut niet op zitten te wachten om in registraties terecht te komen. Er zitten twee kanten aan het verhaal. Ik ben graag bereid om dit gesprek te voeren met mevrouw Van Toorenburg, om te bezien of er een minder ingrijpende mogelijkheid is waarmee we dit kunnen oplossen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat zullen we dan heel snel doen, want dit duurt echt veel te lang. We kunnen nu niets.

Minister Van der Steur:

Even voor de goede orde: de wetsbehandeling duurt veel te lang. De wet is er nog niet. Het is maar de vraag of het de wet bespoedigt als we in het proces heel veel extra stappen nemen. Daar wil ik mevrouw Van Toorenburg in algemene zin nog een keer voor waarschuwen. Ik herhaal dat ik graag bereid ben om desnoods volgende week, of na het reces van de Kamer, dit debat over de Wrp te voeren. Ik wil heel graag dat de novelle zo snel mogelijk wordt behandeld.

De heer Van der Staaij had een vraag over het pooierverbod. De heer Lemaire van het gerechtshof in Arnhem heeft ooit dit voorstel gedaan. Hij stelt in feite een introductie voor van een vergunningsplicht voor eenieder die zich met een prostituee bemoeit. Daarover hebben we in het debat al een paar keer van gedachten gewisseld. Omdat ook mensen die diensten verlenen aan prostituees daaronder zouden vallen, hebben we gezegd dat we dit niet moeten willen. Bovendien is het niet goed te koppelen aan en te rijmen met het feit dat prostitutie in Nederland een legale activiteit is. Ik weet dat de heer Van der Staaij daar andere ideeën over heeft, maar zolang dat zo is, moeten we met die realiteit leven.

Ik heb nog één afsluitende zin. Ik heb de betrokkenheid van de Kamer over dit onderwerp wederom zeer gewaardeerd. Ik voel een steun in de rug voor het beleid dat wij de afgelopen jaren gezamenlijk hebben ontwikkeld.

De voorzitter:

Ik geef de Kamerleden graag de gelegenheid voor een tweede termijn van één minuut, zonder interrupties.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn toezegging om nog eens nader te verkennen of we wettelijke maatregelen kunnen treffen die heel stevig de norm stellen dat een meerderjarige in dit land niet met een minderjarige trouwt. Dat doe je niet. Die minderjarige is zichzelf aan het ontwikkelen en moet met heel andere dingen bezig zijn dan met een huwelijk. Wellicht is het allemaal ondervangen. Als dat niet zo is, hoor ik graag nader van de Minister. Ik vroeg naar de SAT's. Dat zijn teams van bijvoorbeeld de IND die in het buitenland voorkomen dat minderjarigen überhaupt naar Nederland kunnen reizen met het vliegtuig. Ik stel vast dat ze er niet zijn. Ik begrijp dat ook wel; er zullen ongetwijfeld kosten aan verbonden zijn. Het is wel heel verdrietig dat het klaarblijkelijk gebeurt dat minderjarigen uit risicolanden, uit Afrika of waar dan ook vandaan, op het vliegtuig stappen en hier op Schiphol landen en dan wellicht verdwijnen. Is er nog ruimte om bij buitenlandse autoriteiten de boel wat aan te scherpen met afspraken, of misschien met afspraken met luchtvaartmaatschappijen als het gaat om specifieke, in kaart te brengen risicovluchten, juist ter voorkoming van mensenhandel van minderjarigen?

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Ik pleit voor een verbetering van de sociale positie van sekswerkers. Ik hoor dat de Minister voor het verbeteren daarvan werkt aan een veilige en gezondere manier van werken, dat hij die erg voorstaat en dat het met de Wrp beter zou moeten worden. Hij ondersteunt belangenorganisaties van sekswerkers in hun overleg met de Kamer van Koophandel en verzekeringsmaatschappijen. Mijn vraag is daarmee niet beantwoord, want ik wil weten wat hij daar zelf aan doet, behalve het ondersteunen van het overleg.

Ik wil nog even terugkomen op het congres over human trafficking. Ik was daarbij en was ook onder de indruk van het verhaal van de spreekster die door de Minister werd aangehaald. In het kader van de integrale aanpak op EU-niveau verbaast het mij dat bij de afgelopen JBZ-Raad vorige week woensdag de vraag is gesteld of de EU-wetgeving wellicht specifieke voorzieningen zou moeten hebben om tegoeden en bezittingen van mensensmokkelaars en mensenhandelaren – het ligt dicht bij elkaar – in beslag te nemen of te bevriezen. Dat verbaasde mij, want zijn die mogelijkheden er al niet in de EU-wetgeving?

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden en krijg graag nadere informatie over zijn brief over de prioriteit voor mensenhandel, de uitvoering van de motie-Voordewind. De Minister zou bezien hoe hij de motie gaat uitvoeren. Ook hoor ik graag meer over zijn nadere onderzoek naar de vermindering van het aantal zaken in het kader van de strijd tegen mensenhandel.

Ik heb volgens mij geen antwoord gekregen op mijn vraag over de wettelijke positie, de wettelijke grondslag voor de taak van de KMar in de strijd tegen mensenhandel. Ik heb daar zorg over. Dat geldt ook voor de ruilseks bij rijlessen. Het is mooi dat de Minister wil overleggen, maar ik denk dat we, als het instrumentarium tekortschiet, op dat vlak stappen moeten zetten. Vandaar dat ik een motie overweeg en bij dezen alvast een VAO aanvraag.

Ik dank de Minister voor de toezegging om in uitstapprogramma's ook tussentijds de mogelijkheid voor financiering open te stellen. Ik dank hem ook voor de bereidheid om te bezien of hij de aanbevelingen van het onderzoek verder kan opvolgen. Ik heb dus nog zorgen op twee punten.

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Er blijft bij mij toch een gevoel van onrust bestaan over de vraag of we risico lopen, daar waar twee bewindspersonen allebei een aspect behandelen: de ene mensensmokkel en de andere mensenhandel. Met name ten aanzien van de heel kwetsbare groep minderjarige vluchtelingen moeten we ervoor zorgen dat zij zo goed mogelijk samenwerken, om te voorkomen dat we eerst constateren dat er inderdaad kinderen vermist zijn en vervolgens dat deze terechtkomen in welke vorm van mensenhandel dan ook. Hierbij doe ik een oproep aan de Minister om dit echt in samenspraak met zijn collega op het departement te doen.

Verder ben ik blij met de toezegging om te spreken met partijen over de keuze voor de asielprocedure van amv's. Ik wil de Minister verzoeken om daarbij de aanbevelingen die hierover eerder door de NRM zijn gedaan, goed onder de aandacht te brengen, dan wel deze op te volgen om te voorkomen dat de verkeerde procedure wordt gestart.

Een punt van zorg blijven de Roma-kinderen. Eind dit jaar komt burgemeester De Vos met zijn evaluatie. Dan is het te laat om eventuele succespunten nog vorm te geven in een nieuw plan. Hierbij doe ik het verzoek dit onderzoek iets eerder te vragen, zodat we op basis daarvan op tijd een besluit kunnen nemen over eventuele continuering in 2017.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording en een aantal toezeggingen, onder andere om de bevindingen te delen uit het gesprek over de lagere straffen voor mensenhandel. We krijgen nader bericht over de mensen en middelen die beschikbaar zijn voor de aanpak van mensenhandel, ook in het kader van de uitvoering van de motie-Voordewind.

Er zijn een aantal punten die we nu niet verder kunnen bediscussiëren, maar waarbij we niet overtuigd zijn door de beantwoording. Een voorbeeld daarvan is het pooierverbod. In het keurige staatje voor- en tegenargumenten in het bijgeleverde onderzoek zie je dat het wel degelijk mogelijk is, ook juridisch onderbouwd, om zonder dat je strafbaarstelling hebt van exploitatie, zonder een bordeelverbod, een pooierverbod in te voeren. We komen daar later op terug.

Ik sluit me op het punt van de ruilseks nadrukkelijk aan bij de heer Segers. Dat antwoord is echt te mager. Als ruilseks onwenselijk is --en dat vinden we – kunnen we juridisch regelen dat het niet mag voorkomen. Bij banken kunnen we verzekerings- en bankactiviteiten splitsen, niet alleen strafrechtelijk, maar ook in het kader van economische regulering. Dan kunnen we het als ongewenste branchevermenging tegengaan. Graag een reactie van de Minister op dit punt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Het pooierverbod is een amendement op de novelle, ingediend door mijn collega Oskam. Wellicht wordt de heer Van der Staaij op zijn wenken bediend. Ik denk dat we het volgende debat per definitie zullen moeten voeren met de Minister en de Staatssecretaris. Dan krijgen we daadwerkelijk zicht op de problematiek. Dat zit bij onszelf, maar laat duidelijk zijn dat het de wens van het CDA is.

Ik heb nog niet zoveel gevoel bij wat de Minister heeft gezegd over de beperkingen die nog steeds door Schengen worden opgelegd om daadwerkelijk maatregelen te treffen bij de grenzen. Ik kan het gemist hebben. Wellicht is het niet concreet genoeg in mijn hoofd geland. We hebben het er nu zo vaak over gehad. Er zijn nog steeds beperkingen. Die beperkingen willen wij opheffen. Wat gaat de Minister eraan doen om die beperkingen op te heffen, ofwel via een wet, ofwel via andere wegen?

Ten aanzien van de privacy denk ik dat we samen de verantwoordelijkheid moeten pakken om ervoor te zorgen dat er opgetreden kan worden. Het is echt een van de pijlers geweest van de wet om de misstanden in de prostitutie aan te pakken, door contacten met de GGD en door de zorg en de aandacht die kan worden besteed aan prostituees om te voorkomen dat ze in de ellende terechtkomen. Als dat nu wordt belemmerd door een wet die mensen juist weer bescherming biedt, houden we elkaar gevangen. Wij zullen onze verantwoordelijkheid daarin nemen en komen tot een fatsoenlijk amendement dat het wel gaat halen en waarmee ook de Eerste Kamer zielsgelukkig zal zijn.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik zal de Kamer na de zomer een verzamelbrief over mensenhandel sturen, na de ontvangst van het rapport van de NRM over de cijfers van de strafmaat over 2015. Daarin zal ik een aantal punten meenemen die in eerste en tweede termijn aan de orde zijn gesteld. Dat geldt voor het punt van de heer Van Oosten of in de wet maatregelen nodig zijn om iets te doen tegen kindbruiden. Ik overleg met de Staatssecretaris over de vraag of hij nader ingaat op de vraag van de heer Van Oosten over de SAT's of dat ik die meeneem in de brief. In het goede overleg dat ik met de Staatssecretaris heb, zal dit tot volle wasdom komen.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een procedurele vraag. Ik dacht dat de verkenning die in de brief zou worden vervat, voor het algemeen overleg zou komen dat de Staatssecretaris met de Kamer heeft. Dat heb ik toch goed begrepen?

Minister Van der Steur:

Ik heb het waarschijnlijk verkeerd gezegd, want dat bedoel ik wel. Dat zal de Staatssecretaris doen. Hij neemt daarbij ook de SAT's mee, omdat dit met name een migratieonderdeel is.

In de brief neem ik de opmerking van de heer Segers mee over de vermindering van het aantal zaken, de duiding daarvan, voor zover ik daar iets over kan zeggen. Ik stel daarin ook de wettelijke grondslag van de KMar aan de orde.

Mevrouw Volp hoop ik gerust te stellen met de mededeling dat ik met grote regelmaat overleg voer met de Staatssecretaris. Er hoeven geen zorgen te zijn over onze samenwerking. Wij delen de opvatting dat het hier gaat om een kwetsbare groep en dat die onze aandacht verdient.

De uitwerking van de motie-Voordewind zal ik ook in de brief meenemen.

Het bordeelverbod is een onderdeel van de discussie die we over de Wrp zullen voeren. Mevrouw van Toorenburg benoemde dat al. In dat debat zal ik er hetzelfde over zeggen als wat ik zojuist heb gezegd. Die verrassing heb ik dan al verklapt.

Ik ga graag met mevrouw Van Toorenburg in overleg over de privacyaspecten rond de registratiewensen van de gemeente Amsterdam.

Het Schengen-onderwerp verwijs ik met grote vreugde door naar de Staatssecretaris, wetende dat mevrouw Van Toorenburg het niet leuk vindt, maar ik doe het toch. De Staatssecretaris spreekt altijd over Schengen.

Mevrouw Swinkels heeft gevraagd naar het afnemen van geld van mensensmokkelaars. Als belangrijk onderdeel van ons voorzitterschap agenderen wij het thema «financieel rechercheren». Ze kan nog bij de conferentie over dit onderwerp aanwezig zijn. Een van de grote punten in Europa is dat Nederland veel verder is op het gebied van financieel rechercheren dan heel veel andere lidstaten. Zij willen op dit punt graag van ons leren. Het is in ons groot belang dat de samenwerking in Europa op het gebied van ontneming van crimineel vermogen nog verder wordt ontwikkeld. Er is al het een en ander voor georganiseerd. We hebben bijvoorbeeld National Asset Recovery Offices, maar niet alle landen beschikken over dezelfde middelen als wij. Vandaar dat we hier tijdens de conferentie extra aandacht aan geven. De commissieleden kennen de organisatie EMPACT (European Multidisciplinary Platform against Criminal Threats). Die heeft een speciaal project mensenhandel. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan financieel rechercheren. Ook hier geldt dat deze afschuwelijke misdaad wat ons betreft niet mag lonen.

Daarmee heb ik alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Ik constateer dat alle vragen zijn beantwoord. De toezeggingen worden nagezonden. Eén toezegging wil ik hier wel noemen: de Kamer ontvangt voor 19 mei een brief van de Minister en de Staatssecretaris over de stand van zaken inzake Europol en de kindbruiden.

De andere zeven toezeggingen worden nagezonden. We hebben ze niet allemaal precies kunnen noteren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De heer Segers en ik hebben aandacht gevraagd voor Schengen. Kan dit onderwerp meegenomen worden in de brief? Dan hebben we een fatsoenlijk pakket en hoeven we hierna nooit meer een debat te voeren met alleen de Minister.

De voorzitter:

Ik zie een knikje van de Minister, dus dat kan meegenomen worden.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat was niet mijn vraag. Ik wil in het kader van het VAO graag een indicatie wanneer die brief komt. Ik kondigde aan dat het VAO ook over de KMar zal gaan. De Minister zei net dat hij in de brief ook ingaat op de wettelijke grondslag voor de activiteiten van de KMar. Ik moet enigszins een indicatie hebben. Ik wil best wachten tot de brief er is en bezien of het VAO dan nog zin heeft. Ik denk van wel, maar wil wachten op de brief als die niet te lang op zich laat wachten.

De voorzitter:

De brief is toegezegd voor 19 mei.

Minister Van der Steur:

De Kamer krijgt twee brieven. Er is een brief voor 19 mei, die gaat over een aantal vreemdelingen- en migratiegerelateerde onderwerpen. De Kamer krijgt van mij na de zomer een brief over de mensenhandelaspecten. De informatie over de KMar nemen we mee voor 19 mei.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor deze toelichting. Ik dank mijn collega's voor hun bijdrage, de Minister en zijn ondersteuning voor de beantwoording en het publiek voor de belangstelling.

Sluiting 18.27 uur.