Kamerstuk 28638-126

Verslag van een algemeen overleg

Mensenhandel


Nr. 126 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 oktober 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 3 september 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 mei 2014 over het Rapport «Mensenhandel in en uit beeld 2» van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (Kamerstuk 28 638, nr. 114);

  • het antwoord op schriftelijke vragen van de leden Berndsen-Jansen, Segers, Kooiman, Van der Steur, Van Oosten, Oskam, Rebel, Van Laar, Bontes en Jadnanansing over mensenhandel d.d. 28 mei 2014 (Aanhangsel Handelingen II, 2013/14, nr. 2336);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 met een reactie op rapportage «Mensenhandel in en uit beeld 2» van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (Kamerstuk 28 638, nr. 120);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 met diverse toezeggingen inzake prostitutiebeleid en een reactie op twee rapporten en bijbehorende resoluties van het Europees parlement en de Raad van Europa (Kamerstuk 28 638, nr. 119);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 inzake toezeggingen over mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 118);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 met een reactie op het bericht met de titel «Nederland moet meer doen tegen mensenhandel» Kamerstuk (28 638, nr. 117);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 inzake het Nationaal Verwijsmechanisme Slachtoffers Mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 122);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2014 inzake doorlichting Verblijfsregeling Mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 121);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 augustus 2014 inzake verslag van een schriftelijk overleg over mensenhandel, met antwoorden op vragen van de commissie over mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 123);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 september 2014 met de kabinetsreactie op het rapport van de Raad van Europa over het Nederlandse mensenhandelbeleid (Kamerstuk 28 638, nr. 124).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Jadnanansing, Kooiman, Rebel, Segers en Van der Steur,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: We hebben ruime spreektijden afgesproken. Voordat we verdergaan met de procedurele zaken, heet ik de Minister, de Staatssecretaris, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's van harte welkom.

De spreektijd is zeven minuten per fractie, met twee interrupties.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Afgelopen mei heeft een groot deel van de hier aanwezige leden van de commissie een werkbezoek gebracht aan Roemenië en Bulgarije. De focus lag daarbij op inzicht krijgen in de manier waarop daar gewerkt wordt aan de aanpak van mensenhandel. Als ik daarop terugkijk, maakte het beeld van mensen die letterlijk uit tunnels onder en naast het station kropen, de meeste indruk op mij. De mensen die daar leefden, waren verslaafd aan lijm. De reizigers die zich spoedden richting de trein, hadden nauwelijks meer een blik over voor deze mensen. Het hoorde voor hen gewoon bij het straatbeeld. Dat beeld deed mij beseffen dat mensenhandel alleen kan floreren omdat mensen hopen op een beter leven, omdat zij in een uitzichtloze situatie zitten en daaruit willen komen. Mensenhandel kan dus alleen floreren bij sociale ongelijkheid, armoede, achterstand en bij het idee dat het gras elders altijd groener lijkt, ook al is dat vaak niet zo. Dit heeft diepe indruk op mij en mijn collega's gemaakt.

Het is goed dat we vandaag spreken over de aanpak van mensenhandel. Wat mij betreft moeten we ons daarbij niet alleen richten op Nederland. We moeten het samen in Europa en wereldwijd doen. We zullen mensenhandel nooit kunnen bestrijden als we alleen vanuit Nederland met de bestrijding bezig zijn.

Mijn partij is blij dat we voortgang boeken in het realiseren van een meer gestructureerde aanpak van mensenhandel. Mijn speciale dank gaat uit naar de Nationaal Rapporteur, die met haar rapporten inzicht geeft in de stand van zaken maar ook aanmaant tot meer. Ik ben ook blij dat het kabinet het belang van deze rapporten erkent en de aandachtspunten implementeert, maar ik heb nog wel een wensenlijstje.

Allereerst noem ik de toegang tot de verblijfsregeling mensenhandel. Bij de geringste aanwijzing van mensenhandel dient de politie mogelijke slachtoffers de procedure rondom de bedenktijd en de verblijfsregeling uit te leggen. In de praktijk zien we dat het lastig is om slachtoffers van mensenhandel te herkennen. Daarnaast zien de slachtoffers zichzelf niet altijd als slachtoffer, waardoor ze ook niet als zodanig herkenbaar zijn. Dat betekent dat zij noch de bedenktijd noch het beschermingsregime uit de verblijfsregeling aangeboden krijgen. Slachtoffers hebben vaak geen goede ervaringen met de politie, ook niet in het land van herkomst. Er wordt een grote druk op slachtoffers gelegd om een verklaring af te leggen. De politie legt te veel nadruk op het belang van opsporing. De nadruk ligt te weinig op het belang van het slachtoffer om tot rust te komen en het trauma te verwerken.

Mijn partij heeft eerder al gepleit voor een multidisciplinair identificatieteam. Ik begrijp dat er nu een projectgroep is ingesteld die zich gaat bezighouden met de wijze waarop dit moet plaatsvinden. Laat ik vooropstellen dat voor ons vaststaat dat die projectgroep een samengesteld team moet zijn van gespecialiseerde hulpverleners, tolken, artsen en rechercheurs, omdat zij het beste in staat zijn om slachtoffers te identificeren. Ik vind het ook van belang om de projectgroep mee te geven dat crisisopvang en hulpverlening daarbij vooropstaan. Ik ben benieuwd wanneer we de resultaten van de projectgroep kunnen verwachten. Ik wil daar graag een reactie op.

Ik ben erg blij dat de Minister een pilot laat starten met verhoorstudio's op opvanglocaties. Dat punt heb ik in het vorige AO ingebracht, omdat er vanuit het veld een grote behoefte aan was. Ik ben blij dat de pilot snel van start gaat. Ik ben ook erg benieuwd hoe de pilot wordt ervaren en of we daarmee inderdaad de aangiftebereidheid onder slachtoffers kunnen vergroten.

De Nationaal Rapporteur heeft geconcludeerd dat er maar in een klein deel van de 77 opsporingsverzoeken ontnemingsmaatregelen zijn opgelegd. In de brief staat dat in mensenhandelzaken financieel onderzoek wordt ingesteld. Maar ik wil het sterker maken: ik zou dit als een vast onderdeel van alle mensenhandelzaken willen zien. Ik wil de mensenhandelaren pakken waar het het meeste pijn doet, namelijk in hun portemonnee. Ik wil de loverboy dus uit de Audi krijgen en de mensenhandelaar zijn villa in Bulgarije laten kwijtraken. Wordt in het kader van het landelijk ketenprogramma specifiek gekeken naar de mogelijkheden om alle instrumenten die gericht zijn op ontneming in te zetten bij mensenhandelzaken? Kan dit niet een vast onderdeel zijn?

Hoe vaak wordt bij mensenhandel vermogen in het buitenland onderzocht? Heel vaak betreft het immers zaken waar ook andere landen bij betrokken zijn. Hoe staat het met de ontnemingswetgeving in EU-verband? Kan de Minister aangeven hoe dit in het EMPACT-project als topprioriteit is uitgewerkt? Zijn er al resultaten? In het nationaal verwijsmechanisme wordt de begeleiding bij schadevergoeding genoemd. Ik wil daar graag wat meer informatie over, want ik kan mij daar nog niet zo veel bij voorstellen. Hoe moet ik dat zien?

De Minister schrijft dat de slachtoffers vanuit de EU nog altijd gebruikmaken van de verblijfsregeling mensenhandel. Daarbij gaat het met name om de gunstiger voorwaarden die daaraan verbonden zijn of die in ieder geval als zodanig ervaren worden. Wij zijn van mening dat alle slachtoffers gelijk behandeld moeten worden als het gaat om hulp en toegang tot voorzieningen. Ik vind het niet wenselijk dat EU-burgers gebruikmaken van de verblijfsregeling, maar voordat deze route wordt afgeschaft, zoals wordt voorgesteld, wil ik wel graag weten hoe gemeenten dit concreet gaan invullen. Er wordt een datum genoemd, namelijk de zomer van 2015, maar ik heb wel meer informatie nodig voordat wij kunnen instemmen met het afschaffen van deze route. Hoe kunnen we daarop monitoren? Wanneer wordt voor alle partijen, bovenal voor de slachtoffers, duidelijk wat de regeling wordt? Ons uitgangspunt daarbij is dus dat de voorzieningen voor slachtoffers uit de EU en slachtoffers die niet uit de EU komen, even gunstig moeten zijn.

Ik wil heel kort een punt maken van de aandacht die nodig blijft voor kinderen van slachtoffers in de opvang. Ik kan dat niet genoeg benadrukken. Vorige week was ik bij Kompaan en De Bocht. Daar zie je dat slachtoffers vaak met kinderen in de opvang terechtkomen. Daarbij moet heel goed en tijdig worden ingezet op traumahulpverlening, anders kunnen kinderen in hun ontwikkeling ernstige stoornissen oplopen. Hoe gaat traumahulpverlening geborgd worden in het verwijsmechanisme? Op welke manier zal er meer maatwerk geleverd worden?

In het begin van mijn inbreng noemde ik de sociale ongelijkheid. Toen wij in Roemenië bij onze collega's van het Roemeense parlement waren, ben ik nogal geschrokken van het defaitisme van onze counterparts als het gaat om de vraag hoe om te gaan met Roma. Er werd min of meer gezegd: het heeft geen zin en ze willen niet, dus laat maar zitten. In de brieven staat ook een en ander over de subsidiegelden vanuit de EU die op de plank liggen. Er wordt bekeken hoe die gelden toch zorgvuldig kunnen worden uitgegeven. Maar als de basis al is dat het toch geen zin heeft, vraag ik mij af wat we daar effectief mee kunnen doen. Ik wil heel graag horen hoe wij vanuit Europa en vanuit de visie van het kabinet ertoe kunnen bijdragen om dit onderwerp te agenderen. Dat geld kan namelijk alleen maar op de juiste plek en op de juiste manier worden uitgegeven als het gemotiveerd wordt ingezet en als daarbij ook partijen als ngo's worden betrokken. Graag krijg ik daarop een reactie.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik heb nog heel levendige herinneringen aan mensen die uit holen kropen. Het is schokkend dat dit ook Europa is. Het ging om jongens en meiden met een enorm ondergewicht, die lijmsnuivend uit mensonterende situaties kropen. Tegelijkertijd verkeren we in de wetenschap dat er geld beschikbaar is. Ik wil dat het kabinet in Europees verband druk uitoefent op Roemenië en Bulgarije om te kijken naar de besteding van die gelden en zich in te zetten voor betere omstandigheden van deze mensen.

Ook als het gaat om Nederlandse slachtoffers van mensenhandel, is het altijd van belang om voorbij het jargon en voorbij de cijfers te kijken. Ik wil de Nationaal Rapporteur danken voor de cijfers. We hebben die cijfers nodig om te zien hoe groot het probleem is. Het is een enorm probleem. We hebben steeds beter zicht op de omvang daarvan. Tegelijkertijd moeten we ons altijd weer de verhalen en het menselijke gezicht daarachter voor de geest halen. Soms helpen organisaties daarbij. Pas kreeg ik twee posters toegestuurd van Loesje. Samen met Free a Girl heeft Loesje posters gemaakt met de tekst: «Was dat een knipoog of een noodkreet». Op een andere poster staat: «De wallen; niet alles wat je in de etalage ziet is koopwaar». Ze hebben nog veel meer posters die ons iedere keer eraan herinneren om voorbij de cijfers te kijken en voorbij de schone schijn van wat we op het eerste gezicht zien, om te luisteren naar verhalen van slachtoffers en om ons blijvend in te zetten in deze ontzettend belangrijke strijd tegen mensenhandel. Ik weet dat het een prioriteit van het kabinet is. Ik weet dat we elkaar heel vaak vinden in die strijd. Wat mij betreft is dit dan ook een aanmoediging.

Dank voor de vorderingen, ook op het gebied van het verwijsmechanisme, dat ons helpt om zicht te krijgen op de hiaten in ons systeem. Dank voor de uitvoering van de motie van collega Van der Staaij en mij over de voortzetting van de financiering van uitstapprogramma's (33 750-VI, nr. 80). Een belangrijke aanbeveling van Europa is immers om alternatieven te bieden voor werken in de prostitutie. Maar er zijn nog wel zorgen, zeker als het gaat om kinderen. We hebben het rapport gezien. Daaruit blijkt dat 160 kinderen kwijt zijn en verdwenen zijn uit de COA-opvang en dat 146 kinderen in 2012 zijn vertrokken met onbekende bestemming. Opgeteld gaat het om tien schoolklassen. Heeft dit prioriteit? Hebben wij hier zicht op? Is er een AMBER Alert uitgegaan? Als er één Nederlands kind uit het zicht verdwijnt, zijn we ontzettend bezorgd, en terecht! Maar hierbij gaat het om veel meer kinderen. Welke opsporing heeft er plaatsgevonden? Wij hebben daar grote zorgen over. Graag wil ik dat het zoeken naar hen meer urgentie krijgt.

Het belang van het kind moet de eerste overweging zijn bij de aanpak van kinderhandel. Hiervoor hebben we een aangrijpend verhaal over kinderhandel gehoord van iemand die dat ook op allerlei andere plekken zal vertellen. Drie fracties hebben daarnaar geluisterd. Het is schokkend dat kinderhandel ook in Europa plaatsvindt. Tegelijkertijd signaleert de Nationaal Rapporteur dat het aantal minderjarige vreemdelingen dat gebruikmaakt van de B8-regeling daalt. Hoe kindvriendelijk is onze B8-regeling? Staat het belang van het kind voorop? Het geringe gebruik van de regeling en de kritiek van internationale organisaties als UNICEF en ECPAT moeten de Minister toch onmiddellijk in beweging brengen? Graag willen wij een kindvriendelijke B8-regeling. Ik hoor graag hoe het kabinet de handschoen oppakt.

Het rapport van GRETA is kritisch over het Nederlandse beleid, dat een verbinding legt tussen het bieden van hulp aan een slachtoffer en de verplichting om aangifte te doen. Organisaties die hulp verlenen schrijven bovendien dat de aangiftebereidheid daalt. Hoe komt dat? Waarom is er sprake van een afname? Is de Staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar de vraag hoe het aangiftebeleid kansrijker kan zijn? Hoe gaat hij waarborgen dat de bedenktijd die slachtoffers dienen te krijgen, er ook daadwerkelijk is? Er vindt bijvoorbeeld heel vaak een seponering plaats in «Afrikaanse gevallen». Daarbij gaat het om mensen met een Afrikaanse achtergrond die met een verhaal komen dat niet direct te checken is. In dat soort gevallen wordt er heel snel geseponeerd. Wordt er voldoende geluisterd? Wordt hun verhaal voldoende serieus genomen?

Ik kom op het grenstoezicht. Toen de nucleaire top in Nederland plaatsvond, was er extra grenstoezicht in Nederland. Dat had als resultaat dat er honderd mensen zijn aangehouden voor mensenhandel, mensensmokkel en vervalste papieren. Grenstoezicht is een van de barrières in ons barrièremodel. Waarom kon het toen wel? Het leverde ook heel veel op. Waarom kan het heel vaak niet? Ik denk dat dit een vraag is voor de Staatssecretaris. Waarom was grenstoezicht rond die top wel mogelijk? We zagen wat het opleverde. Waarom is het de rest van het jaar zo veel moeilijker?

De Minister heeft gezegd dat het onderwerp thuisprostitutie kan worden meegenomen in de nulmeting en dat er daarna verder onderzoek kan plaatsvinden. Komt dat onderzoek er? We horen namelijk heel vaak signalen dat er met het strengere toezicht op het legale, zichtbare deel van prostitutie bijvoorbeeld in Utrecht en in Amsterdam een verschuiving plaatsvindt naar het niet-vergunde deel, namelijk naar thuisprostitutie, waarop veel minder zicht is. Vrouwen en mannen zijn bij thuisprostitutie veel kwetsbaarder voor uitbuiting. Ik denk dat dit onderwerp een hogere prioriteit, beter toezicht en meer inzet verdient. Ik vond de Minister wel heel erg terughoudend en afhoudend als het ging om de inzet en het toezicht.

De situatie in Den Haag waarbij de gemeente een bindend werkadvies geeft, verdient speciale aandacht. Als er signalen van mensenhandel zijn en er sprake is van dwang in de prostitutie, zonder dat het tot een aangifte leidt en zonder dat het tot vervolging leidt, gaat de gemeente over tot een zogenaamd «bindend werkadvies». Zij zegt dan: u mag hier niet meer werken. Wat er feitelijk gebeurt, is dat de gemeente Den Haag het straatje schoonveegt en zegt: die mensen kunnen hier niet meer werken, dan zijn wij er mooi vanaf. Maar vervolgens gaan die vrouwen – meestal zijn het vrouwen – elders werken en is er geen zicht meer op. Dat is toch heel onbevredigend? Daarmee verliezen we mensen uit het oog die we misschien juist wel heel erg in het oog moeten houden. Wat mij betreft is dit een onderwerp van gesprek als de Minister met de gemeente Den Haag spreekt over prostitutiebeleid en als de grote steden bij elkaar komen. Ik vind dit namelijk echt een vorm van je straatje schoonvegen, wat eigenlijk niet kan.

Ik sluit mij aan bij de vragen over ontnemingen in het buitenland. Ik heb herhaaldelijk gehoord dat het heel lastig is en dat er heel veel hobbels moeten worden genomen. Het moet veel makkelijker zijn om mensen die grof geld verdienen aan grof onrecht, veel harder te treffen in hun portemonnee.

De Minister zei over een onderzoek naar de relatie tussen legale prostitutie en de omvang van mensenhandel: ik heb het gevraagd aan het WODC en dat ziet het niet zitten. Ook dat onderzoek wordt dan weer meegenomen in een nulmeting en zou eventueel kunnen plaatsvinden. Tegelijkertijd heeft de Nationaal Rapporteur gezegd dat het wel heel erg belangrijk is dat we veel beter weten hoe effectief welk beleid is. Dat zijn ook de aanbevelingen van het Europees parlement en van de Raad van Europa geweest. Is het geen kans om de Nationaal Rapporteur te vragen om een eerste inventarisatie te maken? We worden soms doodgegooid met cijfers over de effectiviteit van verschillend beleid, maar we weten vaak niet hoe effectief het is. Ik zou het wel heel erg graag willen weten. Ik denk dat we het allemaal zouden willen weten.

Ik kom op mijn laatste vraag. Ik heb al eerder gevraagd naar het sluiten van de tippelzones. Er zijn nog een paar tippelzones over, bijvoorbeeld in Utrecht, Arnhem en Groningen. De Minister heeft gezegd dat hij daarover gaat spreken met de gemeenten. Daar is over gesproken, maar het is mij niet duidelijk of de tippelzones worden afgebouwd. Staan ze op het punt om gesloten te worden? Daar zou ik graag meer over willen horen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. We hebben heel veel brieven gekregen van de Minister en de Staatssecretaris. Dat betekent dat er ook veel gebeurt in dit dossier. Dat is goed. Dat is ook nodig. Wat dat betreft, zitten we hier met zijn allen altijd aan dezelfde kant van de tafel. Dat is ook weleens prettig in de politiek.

Ook ik zal teruggrijpen op ons werkbezoek aan Roemenië en Bulgarije, niet alleen omdat het ontzettend veel indruk heeft gemaakt, maar ook omdat het belangrijk is dat wij hebben gezien dat wet- en regelgeving in andere landen er op papier prachtig uitziet – dat is overigens ook in Nederland het geval, maar het viel daar extra op – terwijl het in de praktijk heel anders uitpakt. Dat geeft zorgen. In beide landen, in Roemenië en in Bulgarije, zijn er ngo's. In Roemenië doet de overheid helemaal niets aan de opvang van slachtoffers van mensenhandel. Dat is dus helemaal in handen van privaat gefinancierde ngo's. Dan moet je je toch afvragen of dat wel goed is. Er is geen gespecialiseerde opvang. Ngo's weten van elkaar vaak niet eens wat ze doen. De ambassadeurs van beide landen hadden een treffen georganiseerd en we kregen af en toe de indruk dat zij elkaar daar voor de eerste keer tegenkwamen en visitekaartjes uitwisselden. Overigens lijkt dat ook wel een beetje op de situatie in Nederland. Gelet op het verwijsmechanisme, is er namelijk ook nog wel het nodige te doen aan de versnippering in Nederland. Maar gespecialiseerde opvang voor slachtoffers van mensenhandel is er dus überhaupt niet in Roemenië en Bulgarije. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook: kunnen we niet vanuit V en J de organisaties in Nederland die te maken hebben met gespecialiseerde opvang, stimuleren om hun kennis daar ter beschikking te stellen? Dan zou dat natuurlijk vanuit V en J gefinancierd moeten worden.

Ik kom op het barrièremodel zoals wij dat in Nederland kennen. De KMar controleert bij luchthavens actief op signalen van mensenhandel. Ook het vliegtuigpersoneel wordt daarin getraind, maar wij denken gezien te hebben dat een mensenhandelaar met een vrouw het vliegtuig inging toen wij uit Sofia vertrokken. Zou de kennis in Nederland over het trainen van vliegtuigpersoneel niet geëxporteerd kunnen worden naar de bronlanden waarvandaan met name mensenhandelaren hun werk verrichten?

Ik zei al dat wij veel brieven hebben gekregen. Er gebeurt veel en we hebben ook een uitstekend antwoord gekregen op de vragen die we als leden van deze commissie met elkaar hebben opgesteld naar aanleiding van ons werkbezoek. Ik dank de Minister daarvoor, want die antwoorden geven heel veel duidelijkheid. Maar net als collega Segers heb ik ook nog wel wat zorgen. Ik maak mij zorgen over de minderjarige slachtoffers van mensenhandel, kinderen met een Roma-achtergrond. Dat punt werd net al even genoemd. Met name deze kinderen zijn extra kwetsbaar voor criminele uitbuiting, voor gedwongen bedelen en zakkenrollen. Dan geef ik maar weer een voorbeeld vanuit ons werkbezoek. Als je naar een Romawijk buiten de grote stad gaat, houden de geasfalteerde wegen op. Dan kom je in een gebied waarin mensen wonen van wie de overheid zich helemaal niets aantrekt. Dat is toch buitengewoon triest! Ik denk dat met name deze zaken op Europees niveau moeten worden opgepakt. De structuurfondsen zouden daarvoor ter beschikking moeten worden gesteld. Die mensen worden gewoon afgeschreven. Ik vind het buitengewoon triest om dat te moeten constateren.

Met collega Segers hebben wij zorgen over de sterke afname van de bereidheid van slachtoffers om aangifte te doen en over de praktische toepassing van de wettelijke bedenktijd en de uitvoeringspraktijk van de B8/3-regeling. Ik wil de Staatssecretaris erop wijzen dat de bescherming van slachtoffers van mensenhandel hierdoor ernstig in het geding komt. De bedenktijd zal daadwerkelijk moeten worden gerespecteerd, zodat de bescherming van slachtoffers niet in het geding komt.

Ik constateer dat het kabinet niets wil met de aanbeveling van GRETA ten aanzien van een loskoppeling tussen een verblijfsvergunning en het verlenen van medewerking aan opsporingsautoriteiten. De argumenten van het kabinet overtuigen in ieder geval mijn fractie niet. Aangifte is voor alle soorten delicten van belang, maar je dwingt niemand om aangifte te doen. Slachtoffers van kindermisbruik bijvoorbeeld hebben recht op zorg, of ze aangifte doen of niet. Waarom wordt bij slachtoffers van mensenhandel de verblijfsvergunning gekoppeld aan het doen van aangifte? Ik vind dit echt in tegenspraak met de mensenrechten.

Volgens GRETA zou het kabinet voldoende financiële steun moeten bieden aan ngo's en andere organisaties die een rol spelen bij de identificatie en zorg voor slachtoffers, zodat slachtoffers ook goed worden geholpen. Het kabinet blijft zeggen dat dit goed geregeld is, nu en in de toekomst, door de transitie van de jeugdzorg. D66 heeft hier al eerder vragen over gesteld. Met name over de financiering van de specialistische opvang zijn wij nog niet gerustgesteld. Het kan op papier allemaal best wel opgeschreven zijn, maar hoe gaat dat uitwerken in de praktijk? Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie hierin? We kunnen allemaal wel zeggen dat het een VWS-aangelegenheid is, maar ik blijf zeggen dat ook het Ministerie van Veiligheid en Justitie hier nadrukkelijk een verantwoordelijkheid in heeft. Ik wil graag van de Minister horen hoe hij hiertegen aankijkt.

Dan kom ik op de politieliaisons. De Minister schrijft dat het huidige plaatsingsplan voor liaison officers van de Nationale Politie afloopt in 2015. Wat gaat er na 2015 gebeuren? We hebben gezien dat door interveniëren vanuit deze commissie, met name dankzij collega's Segers en Oskam, er in ieder geval in Hongarije, Roemenië en Bulgarije nog liaison officers van de politie zijn. De Minister schrijft echter dat er aan een nieuw plan wordt gewerkt. Op dat punt wil ik graag dat er een tipje van de sluier wordt opgelicht.

Ik weet niet hoeveel minuten ik nog heb, voorzitter.

De voorzitter: U bent door uw tijd heen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat vreesde ik al.

Ten slotte: wat betreft «pluk ze», dus het afpakken van wederrechtelijk verkregen vermogen, sluit ik mij aan bij de vragen van collega Rebel. Ik wil daar één vraag aan toevoegen. Hoe kan er in dit opzicht worden samengewerkt met bijvoorbeeld Roemenië? In Roemenië is er namelijk een heel strenge wet als het gaat om het afnemen van het vermogen. Dat gebeurt niet alleen bij daders, bij mensenhandelaren, maar ook bij hun familie. Hoe zit het met de bewijslast die dat met zich meebrengt?

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik denk dat er bijna geen beleidsterrein is waar de afgelopen vier jaar zo veel ten goede is gebeurd als bij de aanpak van mensenhandel in Nederland. Dat komt doordat dit kabinet en het vorige kabinet die aanpak als prioriteit hebben gekenmerkt en doordat de Kamer nauwlettend en zeer zorgvuldig, in samenwerking met al die organisaties die erbij betrokken zijn, steeds weer nieuwe suggesties aandraagt om dat beleid verder te verbeteren. Niet in de laatste plaats noem ik hierbij ook onze onafhankelijke Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Ik denk dat in heel veel landen van Europa die positie nog wel wat zou kunnen verbeteren en verbeterd zou moeten worden. Je ziet dat zelfs in een land als Nederland, waar we in beginsel alles goed georganiseerd hebben, de Nationaal Rapporteur een heel belangrijke rol vervult om iedereen scherp te houden. Het is dan ook jammer dat in veel landen die aanzienlijk minder goed scoren op dit terrein, ervoor gekozen is om die Nationaal Rapporteur niet zelfstandig en onafhankelijk te maken, maar een ambtenaar te laten zijn, die natuurlijk niet in alle gevallen bereid is om zijn toekomst te verbinden aan kritische geluiden naar de respectievelijke regeringen.

Het siert alle leden die voor mij gesproken hebben, dat zij onder de indruk zijn, vooral in negatieve zin, van wat wij in Roemenië hebben gezien. Wij allen waren zeer onder de indruk. Ik was zelf niet in Bulgarije, dus daar kan ik niet over oordelen, maar wat ik in Roemenië heb gezien, heeft mij enorm geraakt. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik onmiddellijk de behoefte had om daar wat aan te doen. Ik vrees echter dat wij, als wij alle andere landen die wij kennen als bronlanden van mensenhandel zouden bezoeken, vervolgens ook de behoefte zouden hebben om daar wat aan te doen. Dat zit in onze aard. Het zit ook in de aard van Nederlandse politici om ergens wat aan te willen doen. We hebben ontdekt dat die bereidheid in andere landen heel wat minder is. Maar dit betekent ook dat we ons moeten realiseren dat we niet elke keer na een werkbezoek aan de regering kunnen vragen om geld vrij te maken om in het specifieke land waar we net geweest zijn, allerlei projecten op poten te zetten. Dat geld zullen we in Nederland simpelweg niet hebben. Er is uiteraard geld vanuit Europa voor de Roma, maar in Nederland kunnen wij niet de rol en de taak overnemen van de regeringen die falen in de landen die als bronland van mensenhandel gelden.

De VVD-fractie realiseert zich dat mensenhandel een veelkoppig monster is. Mensenhandel komt voor in het kader van prostitutie en uitbuiting, lage lonen, slecht werk en slechte werkomstandigheden. Mensenhandel komt ook voor – dat zal de Staatssecretaris kunnen beamen – in het kader van de asieldiscussie. Een heel groot aantal mensenhandelaren zijn recentelijk met succes gearresteerd. Zij waren heel bewust bezig om mensen naar Nederland te loodsen en om daar geld aan te verdienen. Als VVD'ers vinden wij dat daar krachtig tegen moet worden opgetreden, want er is helemaal niets liberaal aan mensenhandel. Het verstoren van iemands lichamelijke integriteit, het belemmeren van iemands vrijheid om eigen keuzes te maken over zijn eigen leven en zijn eigen toekomst, is de meest zware inbreuk op het liberalisme die je maar kunt hebben. Daarom blijven wij als fractie steeds weer betrokken bij dit dossier. Wij blijven dit nauwgezet volgen. Het kabinet is op de goede weg. Er is ontzettend veel gebeurd. We krijgen complimenten, ook van GRETA. Er is één punt waar GRETA kritisch over is. Dat is prima. Dat hoort er ook bij. Dat doet de Nationaal Rapporteur ook. Maar tegelijkertijd krijgen we heel veel complimenten over de opsporing, de vervolging en de berechting van mensenhandelaren en over de opvang. De samenwerking in Nederland wordt steeds beter. Het kan misschien nog veel beter. Ik denk dat dit terecht door collega Berndsen is gezegd, maar het barrièremodel en het verwijsmechanisme zijn goede instrumenten om de samenwerking te verbeteren. Een en ander zal ertoe leiden dat we niet alleen de zichtbare mensenhandelaren pakken maar ook de faciliteerders daarachter, de mensen die het financieren, de mensen die in crimineel vermogen investeren en die daar uiteindelijk geld aan verdienen. Daarom is dit punt ook voor de VVD belangrijk. Misdaad mag niet lonen. Hoe zit het met plukken van die criminelen? Is er na 1 januari 2014 al gebruikgemaakt van de nieuwe mogelijkheid om crimineel geld conservatoir in beslag te nemen bij de daders die sindsdien zijn opgepakt en vervolgd? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord. Mocht de Minister dat niet paraat hebben, dan mag het ook in een brief.

In internationaal verband wil ik ervoor waken dat we in Nederland de verantwoordelijkheid van regeringen in andere landen overnemen. Samenwerking is ongelofelijk belangrijk. Dat hebben we ook gezien bij de liaisonofficieren waar we mee gesproken hebben. Maar het kan niet zo zijn dat wij vervolgens de verantwoordelijkheid van andere landen overnemen. Ik hoop dan ook dat wij, de collega's en ik, als de Roemeense parlementaire delegatie binnenkort naar Nederland komt, haar fijntjes zullen wijzen op de ervaringen die wij hebben opgedaan in Roemenië. Ik hoop dat wij haar zullen laten zien dat er in Nederland aanzienlijk minder verschil is tussen het beleid en de uitvoering daarvan. Het was inderdaad wel schokkend, om dat woord van collega Kooiman nog maar eens te gebruiken.

Wat ook nadere discussie behoeft, is de doorlichting van de verblijfsregeling B8, die onderdeel is van dit algemeen overleg. Het betreft een heel beperkt onderzoek in Noord-Nederland. Dat vertekent het beeld ook, omdat daar een grote opvanglocatie zit voor vluchtelingen en asielzoekers. Maar uit het onderzoek is wel duidelijk geworden dat er in 59% van de mensenhandelzaken geen aanknopingspunt was voor enige vorm van opsporing. In 48% van de gevallen was sprake van een eerdere asielprocedure. In de helft van alle gevallen is nooit aangifte gedaan. Je kunt die gegevens op twee manieren uitleggen. Dat wordt ook gedaan door sommige collega's. Je kunt het ook uitleggen door te wijzen op de zorg die de VVD-fractie al veel eerder heeft uitgesproken, namelijk dat er misbruik wordt gemaakt van die opvangregeling. Het komt voor dat mensenhandelzaken worden aangemeld bij een asielprocedure die fout gaat. In 48% van die specifieke Groningse zaken is dat het geval. Vervolgens blijkt dat een heel groot aantal daarvan geen enkel aanknopingspunt biedt voor mensenhandel. Dat kan betekenen – ik zeg het voorzichtig – dat er opvangcapaciteit wordt benut ten behoeve van mensen die er niet in zouden moeten zitten. Het is heel lastig om het vast te stellen, maar als dat zo is, betekent dat dat andere mensen die er wel in zouden moeten zitten, er niet in kunnen zitten. Daar maakt de VVD-fractie zich altijd zorgen over. Wat dat betreft zouden we geen voorstander zijn van loskoppeling van de aangifte en de opvang, want dan is er geen enkele incentive meer om daadwerkelijk te controleren of er wel degelijk sprake is van mensenhandel. Ook wij vinden dat, als er sprake is van mensenhandel, de opvang adequaat moet zijn. Dan moet de begeleiding goed zijn en dan moet ervoor worden gezorgd dat de daders worden gepakt.

De heer Segers (ChristenUnie): Collega Van der Steur heeft terecht warme woorden gesproken over de Nationaal Rapporteur en het werk dat zij doet. Zij heeft gekeken naar de mate van misbruik. De vraag was of daar in zo grote mate sprake van was dat we daar heel kritisch naar moeten kijken. Haar antwoord op die vraag is nee. Laat de VVD-fractie dat enigszins indalen? Verwerkt de VVD-fractie dat op zo'n manier dat er toch een andere bijdrage komt dan we net hebben gehoord?

De heer Van der Steur (VVD): Nee, want zoals de heer Segers zich ongetwijfeld nog kan herinneren hebben wij daar in een vorig algemeen overleg al uitgebreid over gesproken. Daar hebben wij het ook met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel over gehad. Zij zegt niet dat het er niet is. Zij zegt dat ze het niet kan bewijzen. Dat is het verschil. We hebben een probleem met de manier waarop potentieel misbruik wordt geregistreerd. We weten het niet precies. We zien bijvoorbeeld dat in dit verband de overgrote meerderheid afkomstig is uit West-Afrikaanse landen, waarbij het heel lastig is om aanknopingspunten te vinden. Als je met politieagenten van de vreemdelingenpolitie gaat praten, zeggen zij heel simpel: dat komt omdat deze mensen allemaal hetzelfde verhaal vertellen. Er is dus één verhaal dat zij allemaal vertellen. Ik zeg niet dat het bij iedereen zo is; dat moge helder zijn, maar dit is wel wat je op de werkvloer hoort. Daar kun je als Kamerlid toch niet omheen wandelen? De Nationaal Rapporteur zegt: we kunnen het niet uit de systemen halen; we zien het niet, maar dat wil niet zeggen dat het er niet is. Zo heeft de Nationaal Rapporteur dat in de Kamer gezegd.

De heer Segers (ChristenUnie): Het omgekeerde is ook niet aan te tonen, namelijk dat er wel massaal misbruik van de regeling wordt gemaakt. Er is alleen een kans dat er misbruik van wordt gemaakt. Als de VVD-fractie echt zegt dat zij altijd voor het slachtoffer kiest en dat het slachtoffer centraal staat, dan geldt dat toch ook hiervoor? Dan zou je toch moeten zeggen dat in ieder geval degenen die getraumatiseerd zijn, die misschien nog niet direct met een coherent verhaal komen vanwege datgene wat zij hebben meegemaakt, bescherming verdienen? Je gaat toch altijd uit van de zwakste in het verhaal en je zorgt er toch voor dat die fatsoenlijk wordt opgevangen en dat daar goede zorg voor is?

De heer Van der Steur (VVD): Dat spreekt natuurlijk voor zich. Alleen het vervelende is dat in dezelfde hoorzitting die we hierover hebben georganiseerd – dat is inmiddels al anderhalf of twee jaar geleden – de vreemdelingenadvocaten hebben gezegd: het is onze taak als advocaat om ook in het kader van de asielprocedure op de mogelijkheid te wijzen dat als iemand slachtoffer van mensenhandel is, hij zich daarvoor kan aanmelden. Ik zeg niet dat dit altijd gebeurt, maar je moet wel ervoor oppassen dat er geen verkeerde prikkel uitgaat van het opvangstelsel. Het staat echter buiten kijf dat een slachtoffer van mensenhandel in de opvang hoort te zitten en goed moet worden opgevangen. Maar misbruik van het stelsel is nu eenmaal niet aan te tonen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: kunnen we niet op de een of andere manier de systematiek en de begeleiding zodanig verbeteren dat we misbruik terugdringen? We zullen het nooit helemaal kunnen voorkomen, maar laten we de kans dat het zich voordoet zodanig terugdringen dat we erop gerust kunnen zijn dat de opvangcapaciteit, die niet onbeperkt is en nooit onbeperkt zal zijn, wordt gebruikt voor die mensen die echt opvang nodig hebben. Daar gaat het om.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Er spelen in feite twee dingen. Het gaat om de bescherming van slachtoffers van mensenhandel en de ontkoppeling van de verblijfsvergunning en het doen van aangifte. Je zou natuurlijk ook kunnen zeggen dat je dat ontkoppelen loslaat om te kunnen constateren of er daadwerkelijk sprake is van misbruik van die regeling. Hoe zou de heer Van der Steur daar dan naar kijken? Nu weten we het niet, dus je zou ook de andere kant op kunnen redeneren.

De heer Van der Steur (VVD): Ja, dat zou je kunnen doen. Maar als je praat met de agenten op de werkvloer, met de mensen in de opvang en met de officieren van justitie, dan hoor je echter een coherent verhaal, namelijk dat zij allemaal zien dat er sprake is van misbruik, ook al blijkt dat niet uit de cijfers en uit de registratie. Als ik het goed begrijp, doet mevrouw Berndsen de suggestie om het te ontkoppelen. Dat betekent dat je de opvang openzet voor iedereen die zegt dat hij slachtoffer is van mensenhandel. Die capaciteit hebben we overigens niet. Dan gaan we vervolgens niets anders doen dan al die zaken onderzoeken, ook als er geen sprake is van aangifte. Ik denk dat we daar het geld niet voor hebben. Ik ben benieuwd waar mevrouw Berndsen het geld vandaan wil halen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het zijn allemaal premissen. Het is een premisse dat dan enorm veel slachtoffers van mensenhandel zich zogenaamd zullen melden. Maar ga eens praten met deskundigen, want het is absoluut bekend dat mensen die zwaar getraumatiseerd zijn, geen aangifte zullen doen, aangezien zij in het thuisland te maken hebben met een regime waar politiemensen niet direct je beste vriend zijn. Dat zijn allemaal belemmeringen waardoor mensen geen aangifte doen. Als je dat maar aan elkaar blijft koppelen, zorg je ervoor dat slachtoffers niet in beeld komen als slachtoffers.

De heer Van der Steur (VVD): Ook ik praat met alle deskundigen. Ik praat met deskundigen van de werkvloer, de agenten die klagen over de enorme hoeveelheid werk aan zaken waarvan zij zeggen: dit verhaal hebben wij al 25 keer gehoord, het is onzin en het blijft onzin, het is een ingestudeerd verhaaltje met exact hetzelfde thema en de dezelfde aanpak. Men onderzoekt het elke keer weer en elke keer is het weer niks. Dat is wat je van politieagenten hoort. Tegelijkertijd hoor je ook dat ze soms evidente slachtoffers van mensenhandel treffen die geen aangifte willen doen. Dan vinden ze dat afschuwelijk en vinden ze dat er wat aan moet worden gedaan. Dat is de realiteit. Ik spreek ook met deskundigen die spreken over traumatisering van slachtoffers. Ik heb er alle begrip voor. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat wij de optimale situatie bereiken. Wij moeten niet onze ogen sluiten voor de mogelijkheid dat er behoorlijk misbruik van wordt gemaakt, waarmee andere mensen tekort wordt gedaan. Dat is mijn betoog.

Mevrouw Rebel (PvdA): Laat ik het positief proberen te benaderen. Ik deel de zorg van de heer Van der Steur over de slachtoffers. Zij moeten niet minder zorg krijgen omdat er mogelijk zorg gaat naar onterechte gevallen. Ik maak er echter ernstig bezwaar tegen dat de heer Van der Steur meedoet aan framing: wij horen 25 keer hetzelfde verhaal, dus het zal wel onzin zijn. Het is ook mogelijk dat dit typische patronen zijn waaronder slachtoffers geronseld worden. Dat kan ook een feit zijn. Het is mogelijk dat het dezelfde handelaren zijn die op dezelfde manier hun slachtoffers onze richting uit werken. Wij hebben vrij recent de casus gezien van een journaliste in Nigeria, die in beeld bracht op welke manier daar in mensen wordt gehandeld. Het gaat dus daadwerkelijk zoals de vrouwen in de opvang zeggen. Ik wil dat graag meegeven en deel met de heer Van der Steur dat er zorg moet zijn voor de echte slachtoffers.

De heer Van der Steur (VVD): Ik ben blij dat ook de PvdA-fractie het uitgangspunt van de VVD-fractie ondersteunt dat er goede zorg moet zijn voor echte slachtoffers. Ik kan geenszins de ogen sluiten voor de mogelijkheid dat verhalen hetzelfde zijn omdat de mensen dezelfde route afleggen, maar daar gaat het niet om. Het gaat om verhalen die precies hetzelfde zijn over wat er in Nederland is gebeurd. Er zitten dezelfde vaagheden en onduidelijkheden in. Agenten, de deskundigen in het veld, die er veel meer verstand van hebben dan ik, zeggen dat het verhalen zijn waar zij helemaal niks mee kunnen. Het zijn verhalen die ook niet logisch zijn voor mensen die hier twee jaar als slachtoffer van mensenhandel hebben gewoond. Het is niet logisch dat zij zo weinig informatie kunnen geven over wat zij waar hebben meegemaakt, maar dat zij wel allemaal hetzelfde verhaal vertellen over de kleur van de voordeur en over het aantal verdiepingen van flatgebouwen waarvan zij verder niet weten waar ze staan. Wij moeten het aan opsporingsinstanties overlaten om het waarheidsgehalte daarvan vast te stellen. Het Openbaar Ministerie kijkt er ook nog eens naar. Telkens weer blijkt dat in heel veel van dat soort gevallen dezelfde verhalen geen enkel aanknopingspunt bieden. En dat is toch vreemd in een land als Nederland waar je toch heel lastig zonder enige informatie, zonder enig opvallend kenmerk twee jaar kunt vertoeven. Dat is de realiteit.

Mevrouw Rebel (PvdA): Het lijkt mij niet zo zinvol om hetzelfde vage verhaal te vertellen waarmee alle voorgangers niet zijn weggekomen. Mensen zullen niet jarenlang blijven doorgaan met een vaag verhaal als de kans op een verblijfsvergunning nul is. Daarin klopt dit verhaal toch niet.

De heer Van der Steur (VVD): Deze opmerking van mevrouw Rebel zou mij moeten verleiden om te vertellen over de manier waarop mensenhandelaren volgens mij omgaan met hun slachtoffers. Het interesseert die mensenhandelaren uiteindelijk niet of er wel of niet een verblijfsvergunning wordt verleend. Het interesseert ze alleen of ze uiteindelijk het geld krijgen dat de betrokkene moet overmaken om naar Nederland te komen. Vrij Nederland heeft er vrij recent nog een groot artikel aan gewijd. Ik heb het verhaal gelezen van die twee Nederlanders op die boot. Er is een totale minachting voor de verhandelde personen, de slachtoffers. Dat kan best een exponent zijn van dit signaal, dus het zegt heel weinig.

Ik vervolg mijn betoog. Wij hebben in het verleden met de Minister gesproken over het moderniseren en aanpassen van de zedenwetgeving aan de situatie rond internet. Internet speelt bij mensenhandel ook een belangrijke rol. Ik vraag wat de stand van zaken rond die aanpassing is. Ik herinner mij dat de Minister in het najaar met voorstellen zou komen, onder andere rond de zogenaamde lokpuber.

Wij hebben in Nederland twee systemen ingericht: het barrièremodel met als onderdeel het verwijsmechanisme. Organisaties moeten met elkaar samenwerken. Dat geldt voor de IND, Justitie, Koninklijke Marechaussee, CoMensha en al die organisaties die met elkaar proberen om het veelkoppige monster van mensenhandel de kop af te hakken. Ik vraag de bewindspersonen of zij een organigram willen maken van alle organisaties en alle onderdelen van organisaties die bij dit project betrokken zijn. Op die manier kunnen wij goed toetsen hoe die samenwerking verloopt, wie met wie contacten onderhoudt en op welke manier de samenwerking eventueel kan worden verbeterd. Er zijn enorm veel organisaties bij betrokken, waardoor het niet moeilijk is om het overzicht te verliezen. Ik zou het op prijs stellen als dat overzicht aan de Kamer wordt verstrekt. Daarmee kunnen wij voortgaan op de ingeslagen weg. Wij hebben de afgelopen jaren een waanzinnige hoeveelheid uitzonderlijk goede stappen gezet. Aan ons en aan de regering de taak om ervoor te zorgen dat er heel, heel weinig verschil zit tussen het papieren beleid en de uitvoering. Wij moeten met recht tegen onze Roemeense collega's kunnen zeggen dat zij zich moeten schamen voor de manier waarop ze in Roemenië denken dat alles goed komt als je een wet aanneemt en verder niks doet. Wij hebben gezien dat dat niet het geval is.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Het onderwerp van de mensenhandel leeft enorm, zoals onder andere blijkt uit ons werkbezoek aan Roemenië en Bulgarije en uit het aantal mensen op de publieke tribune. Ik heb stapels informatie van het ministerie mogen ontvangen. Er gebeurt veel, maar uit het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel blijkt dat er nog heel veel punten verbeterd kunnen worden. Wij moeten steeds alert blijven en altijd beter willen worden. Er is nog altijd veel te doen.

Ik licht er een paar punten uit, om te beginnen het financieel rechercheren. Je moet boeven pakken waar het pijn doet en dat is meestal in hun portemonnee. De rapporteur geeft aan dat in slechts 14 van de 77 opsporingsonderzoeken een strafrechtelijk financieel onderzoek plaatsvindt. Ik snapte dat eigenlijk niet. Waarom doen wij dat niet standaard in alle zaken? Mijn collega's hebben hier ook al op gewezen. Kunnen de bewindspersonen dat niet vandaag gewoon toezeggen?

Van alle mensenhandelvonnissen in de periode 2010–2012 is slechts twaalf keer sprake geweest van ontneming van crimineel geld. Dat is maar 3% van alle zaken. Wat de SP betreft is dit echt te weinig. Mensenhandel mag namelijk nooit lonen. De Minister wijst in zijn beantwoording vaak naar het buitenland. Mensenhandelaren zouden zo slim zijn dat ze het geld al doorsluizen voordat wij ze kunnen pakken. Ik snap dat dat een groot probleem is, maar als zij zo slim zijn, moeten wij drie keer zo slim worden. Er is nog een hele hoop te winnen met samenwerking, bijvoorbeeld in rechtshulpverdragen. Kunnen wij niet sneller conservatoir beslag leggen? De heer Van der Steur wees daar ook al op. Moeten wij niet bekijken of wij hier capaciteit voor vrij kunnen maken? Ik wil graag een reactie of eigenlijk een actie van deze Minister.

De rapporteur heeft aangegeven dat de politie eerder is geconfronteerd met 200 aangiftes van Afrikaanse vrouwen die allemaal zijn geseponeerd omdat er te weinig aanknopingspunten waren voor een strafrechtelijk onderzoek. In het schriftelijk overleg hebben wij gevraagd of deze aangiftes geregistreerd en gebundeld konden worden om vervolgens te analyseren of er overeenkomsten te vinden zijn. Het antwoord van de Minister was twee A4'tjes lang, maar ik vond het lastig om er een duidelijke toezegging uit te filteren. Gaat de Minister ervoor zorgen dat al deze aangiftes gebundeld en geanalyseerd worden om te bekijken of wij die boeven toch niet kunnen vangen?

Het percentage veroordelingen na de afhandeling van mensenhandelzaken is flink gestegen. Ook is er een tendens richting zwaardere straffen waarneembaar. Ik vind het prettig dat ik dat hier kan zeggen, maar ik maak mij er wel zorgen over dat in ongeveer een kwart van de OM-mensenhandelzaken een onvoorwaardelijk sepot volgde. Een kwart is echt enorm. Waar ligt dat aan? Is er te weinig capaciteit bij het OM? Hoe gaat de Minister dat oplossen?

Wij krijgen te horen dat veel van de slachtoffers in hun bedenktijd binnen de B8-regeling niet naar een gespecialiseerde opvang worden gebracht, maar naar een noodbed in de regio. Daar krijgen zij niet altijd de specialistische psychische zorg en de juridische ondersteuning die zij daadwerkelijk nodig hebben. Hoe gaan de bewindspersonen ervoor zorgen dat slachtoffers altijd geplaatst worden in de gespecialiseerde opvang en ten minste die speciale ondersteuning krijgen?

Ik vraag met name aandacht voor de jongeren die straks vallen onder de Jeugdwet. Tijdens de behandeling van die wet heeft de SP zeer kritische vragen gesteld. Wie is er straks de baas? Zijn dat de gemeenten? Kan een slachtoffer van een loverboy zomaar geplaatst worden in een zorgboerderij omdat de gemeente dat passende zorg vindt? Van de Staatssecretaris kregen wij helaas te horen dat dat het geval zou kunnen zijn. Ik wil dat wij hier vandaag een vuist maken om te voorkomen dat dat gebeurt. Ik vraag de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om een stevige uitspraak hierover.

Ik heb ook gevraagd naar de opvang, begeleiding en ondersteuning van jongens. Er is wel gespecialiseerde zorg voor meisjes die het slachtoffer worden van loverboys, maar er zijn ook heel veel jongens die verdwijnen in een circuit waar wij helemaal geen zicht op hebben en waar zij niet uit kunnen worden gehaald. Er is geen gerichte opvang voor deze jongeren. Graag een reactie.

Mensenhandelaren zijn helaas lastig te pakken. Vaak worden zaken geseponeerd omdat er te weinig aanknopingspunten zijn om een zaak te onderzoeken. Dat wil niet zeggen dat het slachtoffer minder slachtoffer is. De IND concludeert na een sepot gek genoeg vaak dat iemand geen slachtoffer is. Dat is vreemd en onwenselijk. Wat gaat de Staatssecretaris hiertegen doen?

Gisteren had EenVandaag een alarmerende uitzending over sextortion: afpersing met seksueel getinte foto's in ruil voor geld of meer foto's. Veel jongeren zijn hiervan de dupe. Steeds vaker zien wij dat georganiseerde criminelen hier achter zitten. De SP heeft er eerder aandacht voor gevraagd. Dat geldt ook voor de VVD. Dit soort criminele bendes en het slachtofferschap op internet moeten wij beter kunnen aanpakken. In EenVandaag trok Europol aan de bel. De organisatie gaf aan dat er te weinig capaciteit is om dit grote probleem aan te pakken. Graag een reactie van de Minister. Als er een capaciteitsprobleem is, hoor ik graag dat dit direct wordt opgepakt.

Scholen zijn vaak de vindplaats van jongeren die aangeven dat zij slachtoffer zijn, maar die eigenlijk geen aangifte durven te doen. Heel veel professionals zeggen dat zij jongeren hierin zo goed mogelijk proberen te begeleiden, maar dat zij niet zo goed weten hoe zij dat moeten doen. Wat gebeurt er op de scholen om die professionals voldoende te kunnen ondersteunen?

De voorzitter: Wij zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik meld nog dat de heer Oskam zich voor deze vergadering heeft moeten afmelden.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.10 uur geschorst.

De voorzitter: Laten wij afspreken dat wij per fractie maximaal twee keer interrumperen.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun interventies rond onze stukken. Ook vanuit de reis die de commissie heeft gemaakt spreekt een enorm commitment, dat wij herkennen en delen. Het is een prioriteit die wij doortrekken in het Europees voorzitterschap dat er aankomt. Wij weten dat er ook vanuit de Kamer belangstelling voor is. Europa moet op dit onderwerp belangrijke maatregelen nemen. Wij hebben allemaal de rapporten gelezen. Samen met onze reacties is het een karrevracht aan papier, maar dat is terecht. Als de Kamer ons daar complimenten over maakt, maakt zij die eigenlijk aan de mensen die het werk doen: de hulpverleners, de politie, het OM. Ik wil iedereen daarin betrekken. Het is absoluut een mensonterende zaak, waarin wij zonder onze goede en gemotiveerde professionals het werk niet kunnen doen. Ik betrek ook de ngo's erbij.

De Kamer is in Roemenië en Bulgarije geweest en heeft daar prachtig papieren beleid gezien, maar beleid is op dit terrein niet zo moeilijk. Het gaat altijd om de uitvoering. Dat deel ik ten volle. Wij hebben de taskforce. De heer Van der Steur vroeg om een organogram, maar die tijd heb ik al achter mij. Ik noem het een stroomschema. Zo werk ik. Ik wil gewoon een A4'tje hebben waar precies alle maatregelen op staan. Op basis waarvan doen wij iets? Wie doet het? Wie is verantwoordelijk? Wat zijn de resultaten? De Kamer krijgt dat stroomschema van ons. Het is ook voor ons nuttig.

Ik kom op de ontneming. Crimineel vermogen wordt maar sporadisch ontnomen. Wat gaan wij daaraan doen? Het is een terechte, herkenbare vraag. Het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel en het vergoeden van de schade van slachtoffers zijn belangrijke onderdelen van de aanpak van mensenhandel. Iemand zei: je moet ze in het hart treffen. Er zijn meerdere voorbeelden van recente zaken waarin hoge bedragen aan schadevergoeding zijn uitgekeerd. Die voorbeelden stimuleren, maar ik zeg daarmee niet dat het genoeg is. In de regio Noord-Holland is vorig jaar door het hof in een mensenhandelzaak een schadevergoeding toegekend van € 843.500. Bij mensenhandel gaat het de daders bij uitstek om geldelijk gewin. Financieel onderzoek moet een vast onderdeel vormen van het opsporingsonderzoek. Aan dossiers moet een financiële paragraaf worden toegevoegd. Ik kan natuurlijk niet zeggen dat dat bij elke zaak gebeurt. Als het niet voor de hand ligt, gebeurt het niet. Dan treed ik echt in de kern van het Openbaar Ministerie. Ik vind dat het een vast onderdeel moet zijn van elk opsporingsonderzoek inzake mensenhandel. Door de politie en het OM wordt ingezet op ontneming, maar ik denk dat het nog beter kan. Met het OM en de politie zal ik bespreken hoe wij deze ambitie kunnen realiseren. Dit neemt niet weg dat het in bepaalde gevallen lastig is om goed inzicht te krijgen in de geldstromen. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel stelt in zijn rapportage «Mensenhandel in en uit beeld 2» dat in veruit de meeste opsporingsonderzoeken die zijn onderzocht, geen strafrechtelijk financieel onderzoek is gestart. Er zijn verschillende instrumenten die ingezet kunnen worden ten behoeve van de financiële ontneming. Een strafrechtelijk financieel onderzoek is een van deze instrumenten. In het kader van het landelijk ketenprogramma Afpakken zullen OM, politie en andere betrokken partners nader bezien hoe deze instrumenten beter benut kunnen worden.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik dank de Minister ervoor dat hij dit met het OM zal bespreken. Uiteraard zijn er zaken waarbij dit misschien niet direct aan de orde lijkt te zijn, maar dan zouden wij graag inzichtelijk gemaakt zien waarom niet. Dat kun je onderdeel maken van het onderzoek. De Minister leest eigenlijk letterlijk de tekst van de brief voor. Dat is ook goed, maar het strookt niet helemaal met wat de rapporteur zegt, namelijk dat er in weinig zaken gebruik van is gemaakt. De Minister zegt dat er meer instrumenten zijn. Kunnen wij inzicht krijgen in de andere instrumenten die in deze strafzaken zijn ingezet?

Minister Opstelten: Ik wil toch even over de ontneming doorgaan. Het is een instrument dat weinig wordt ingezet, terwijl wij vinden dat het wel moet worden ingezet. De politie en het OM hebben beide die mening. Bij de politie is het uitgangspunt dat bij elk onderzoek inzake mensenhandel een financieel onderzoek wordt gestart. Niet voor elke financiële ontneming hoeft een strafrechtelijk financieel onderzoek te worden gestart. In het algemeen wordt door de politie aan de dossiers wel een financiële paragraaf toegevoegd. Er worden dan andere wegen gekozen om financieel voordeel te ontnemen. Ik noem het leggen van conservatoir beslag. Ik noem de ontnemingsmaatregel nadat door financieel rechercheren is vastgesteld hoeveel de verdachte aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De voorwaarden conform artikel 126, lid 1 Wetboek van Strafvordering voor het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek zijn dat er sprake moet zijn van een verdenking van een misdrijf van de vijfde boetecategorie en van een verkregen wederrechtelijk voordeel van enig belang. Die laatste voorwaarde vertaalt zich in een berekend voordeel met een ondergrens van € 12.000.

Hoe vaak wordt er bij mensenhandelzaken financieel ontnomen in het buitenland? Bij elk mensenhandelonderzoek zit een financiële paragraaf. Ook in de samenwerking met andere landen wordt altijd geprobeerd om financieel te rechercheren. In een aantal zaken is het daadwerkelijk gelukt om crimineel vermogen te ontnemen in Roemenië, Bulgarije en Hongarije. Helaas is het niet in alle landen mogelijk om vermogen af te nemen dat is ondergebracht bij familie van de crimineel. In april is een nieuwe EU-confiscatierichtlijn tot stand gekomen die confiscatie bij derden in alle lidstaten mogelijk maakt. Wanneer een ontneming succesvol is, wordt altijd prioriteit gegeven aan het zorgen voor schadevergoeding voor de slachtoffers.

Hiermee heb ik in de kern aangegeven wat in EU-verband mogelijk is. Het aantal verzoeken dat de bureaus via het Europolkanaal versturen, is gestegen van 471 in 2012 tot 2.241 in 2013. De snelheid waarmee op verzoeken gereageerd wordt, is ook toegenomen. Dat zijn een aantal punten die hierbij aan de orde kunnen komen.

Hoe wordt het subproject rond het financieel rechercheren binnen het EMPACT (European Multidisciplinary Platform Against Crime Threats) uitgewerkt? Financieel rechercheren is inderdaad een prioriteit binnen het EMPACT. Om voldoende expertise bij elkaar te krijgen, wordt eraan gedacht om aparte bijeenkomsten van de financiële experts te organiseren. Aangezien het plan van aanpak van het EMPACT vertrouwelijk is, is het niet mogelijk om meer details over de gekozen aanpak te geven. Het is nog te vroeg om resultaten te melden.

Hoe vaak wordt conservatoir beslag gelegd? Ik heb geprobeerd om het cijfer tijdens de schorsing boven tafel te krijgen, maar het is me niet gelukt. Ik zal dit nader laten uitzoeken en de Kamer daarover voor het einde van het jaar berichten.

Mevrouw Rebel (PvdA): De Minister ging verder met zijn verhaal. Ik begrijp dat het fiscaal rechercheren vast onderdeel is. Dat is mooi, maar het is wel belangrijk om duidelijk te krijgen welke maatregel in welke zaak gebruikt is, zodat wij het niet alleen hebben over het strafrechtelijk financieel onderzoek, maar ook over andere fiscale ontnemingsmogelijkheden. Het stemt mij blij dat die confiscatierichtlijn er aankomt. Collega Berndsen wees er al op dat de villa van oma ontnomen is in een Roemeense mensenhandelzaak. Kunnen wij dit een-op-een in Nederlandse mensenhandelzaken toepassen?

Minister Opstelten: Wij gaan het nu toepassen, want het is vanaf 1 april een Europese regel voor alle lidstaten. Wij zijn een van de landen die het ontnemen als een prioriteit en een vaardigheid hebben. Ik zeg dat laatste erbij, want je moet het wel kunnen. Onze inzet is duidelijk. De implementatietijd van de richtlijn kan ik op dit moment niet precies aangeven. Nogmaals, financieel onderzoek gericht op ontneming is een vast punt in alle zaken. Het is heel belangrijk dat wij dat met elkaar vaststellen. Het zal tot resultaat moeten leiden. In de volgende rapportages die wij naar de Kamer zullen sturen, zal dat blijken. Ik zal het op de voet blijven volgen.

Mevrouw Kooiman (SP): We moeten daders pakken waar het pijn doet en dat is vaak in hun portemonnee. De Minister geeft aan dat hij bereid is om te bekijken of in ieder strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel financieel onderzoek kan worden gedaan. Dat is nodig, want het is in maar 14 van de 77 zaken gebeurd. Wij hebben dus echt nog een wereld te winnen. Het gaat natuurlijk wel om de inhoud van zo'n financieel onderzoek. Kan de Minister gemotiveerd aangeven in welke gevallen niet gekozen wordt voor financieel rechercheren?

Minister Opstelten: Dat is vanzelfsprekend. Het is ook mevrouw Kooiman duidelijk dat het OM die beslissing neemt en niet de Kamer of de regering. Wij leven in een rechtsstaat waarin het OM die eigen positie heeft. De positie van de politie is duidelijk: zij wil het in elk onderzoek doen. Dat heeft de steun van het OM. Het OM zal telkens een afweging maken.

Mevrouw Kooiman (SP): Natuurlijk ligt die beslissing ook bij het Openbaar Ministerie. Als het OM meent dat er onvoldoende capaciteit is, dan hoor ik dat graag. Het lijkt mij ook dat de Minister dat graag zou weten. Nogmaals, ik wil graag een gemotiveerde onderbouwing van beslissingen om niet financieel te rechercheren.

In de brief over mensenhandel die nog naar de Kamer komt, zou ik graag het aantal keren dat conservatoir beslag is gelegd terugzien.

Minister Opstelten: Dat laatste zal gebeuren. Ik heb die gegevens op dit moment niet paraat. Wat het eerste punt betreft mag er geen misverstand over bestaan dat de afweging bij niemand anders dan bij het Openbaar Ministerie ligt. Laten wij dat koesteren en er vertrouwen in hebben. De politie doet het onderzoek. Wij moeten het OM niet belasten met allerlei motiveringen waarom men iets niet doet. Ik zou zeggen: laat men motiveren waarom men iets wel doet en dat voor de rechter krijgen. Daar gaat het om. Ik denk dat wij het daarover eens zijn. Het OM zal rapporteren over de resultaten en ik zal daar de Kamer over inlichten.

De heer Segers, mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman hebben gevraagd hoe het mogelijk is dat minder West-Afrikaanse vrouwen gebruikmaken van de verblijfsregeling mensenhandel. Wat is de oorzaak van de daling van de aangiftebereidheid van West-Afrikaanse slachtoffers? Die oorzaak is onduidelijk. Het is mogelijk dat er simpelweg minder West-Afrikaanse slachtoffers naar ons land komen. Vanuit de landelijke eenheid wordt onderzoek gedaan naar de aard van het probleem en het aantal West-Afrikaanse mensenhandelslachtoffers. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting voorjaar 2015 gereed. Het gaat om vermoedelijke slachtoffers afkomstig uit Nigeria, Guinee, Sierra Leone en Ghana. Om meer inzicht te krijgen in de omvang en mogelijke trends en verbanden, worden de aangiften en eventuele asielaanvragen van mensen uit deze landen geanalyseerd. Daarnaast worden interviews afgenomen met experts van verschillende organisaties.

Mevrouw Rebel vroeg wat moet worden verstaan onder begeleiding bij schadevergoeding. Zoals in de brief aan de Kamer over het nationale verwijzingsmechanisme is vermeld, wordt aangesloten bij de reeds bestaande werkwijze van Slachtofferhulp Nederland. Het gaat hierbij om concrete ondersteuning door een professional. Ik denk bijvoorbeeld aan gevallen waarin men een grote som geld als schadevergoeding uitgekeerd heeft gekregen.

Mevrouw Rebel vroeg ook naar de toename van het aantal kinderen in de opvang voor slachtoffers van mensenhandel. Deze toename van minderjarigen lijkt met name veroorzaakt te worden door het feit dat voor het eerst cijfers van Nidos in de cijfers zijn meegenomen. Ook wordt nadrukkelijk ingezet op meer bewustwording in de jeugdzorg. Dit moet ertoe leiden dat wij meer minderjarigen in beeld krijgen.

De cijfers van de Nationaal Rapporteur hierover komen eind september naar de Tweede Kamer. Deze waren nog niet beschikbaar voor dit AO.

Mevrouw Rebel en mevrouw Berndsen hebben over de Romakinderen gesproken, naar aanleiding van hun reis. Welke proeftuinen bestaan er binnen het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen? Ik denk dat zij ervan op de hoogte zijn dat in de gemeenten Lelystad, Nieuwegein, Veldhoven en Ede instrumenten zijn ontwikkeld om risico's van uitbuiting van Romakinderen tegen te gaan. Deze vier gemeenten hebben een verlengingsperiode met bijbehorende financiële middelen gekregen van mijn collega Asscher en van mij. Het programma zou moeten leiden tot een aanpak en instrumenten die beschikbaar zijn voor andere belangstellende organisaties die met deze problematiek worstelen. In andere gemeenten worden ook mensen met een Roma-achtergrond gehuisvest. Er zijn ook andere hulpverleningsorganisaties actief op dit gebied. Zij zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om als proeftuin te fungeren. De Kamer wordt begin 2015 nader geïnformeerd over de activiteiten in het kader van dit project in 2014.

Ik denk dat er in de kern wordt gevraagd om dat internationaal te laten zijn. Er is een vertegenwoordiging van dat project in Europees verband. Op Nederlands initiatief is een werkgroep geïnstalleerd die aandacht vraagt voor de naleving van de universele rechten van het kind door de ouders bij multiprobleemfamilies met een Roma-achtergrond. De lidstaten Tsjechië, België, Kroatië, Polen, Bulgarije, Roemenië en Nederland zijn vertegenwoordigd in die werkgroep. In de Raad van Europa is een raadsaanbieding vastgesteld met maatregelen ter voorbereiding van integratie van Romakinderen.

Onze invloed op die landen is beperkt, laat ik dat ook zeggen. Ik ben het ermee eens dat de eerste verantwoordelijkheid ligt bij die landen. Het is aan de lidstaten zelf om de middelen voor sociale inclusie die op Europees niveau beschikbaar zijn, in te zetten. De Europese Commissie is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de besteding van de EU-fondsen en spreekt de landen aan op de onderbesteding die hier aan de orde is. De dialoog met deze landen wordt gevoerd op basis van het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de inclusie van Romakinderen. In de JBZ-Raad en omgeving laten wij niet na om onze collega's daarop aan te spreken, zij het informeel, maar dat heeft dus wel onze aandacht.

Ik ben mevrouw Berndsen dankbaar voor haar opmerkingen over het liaisonbeleid. Ik denk dat deze wel overkomen bij degenen die de nota voor mij aan het voorbereiden zijn. Ik zal zeggen wat de bedoeling is, zodat men daarmee rekening kan houden. Ik wil wachten op de nota die in december komt. Dat zal mevrouw Berndsen ook wel begrijpen. Ik wil niet nog een keer door de heer Oskam en mevrouw Berndsen verrast worden, hoewel ik het eigenlijk wel eens ben met de interventie die toen plaatsvond. We moeten die liaisons heel goed en met een scherpe focus inzetten en vasthouden. Daarom moet het antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen duidelijk zijn. Ik wil de nota afwachten.

Met betrekking tot opsporing en vervolging vroeg mevrouw Kooiman of ik uitleg kan geven over het enorme aantal beleidssepots. Waar mogelijk worden mensenhandelzaken door middel van een dagvaarding afgedaan. In het merendeel van de mensenhandelzaken heeft het OM besloten te dagvaarden. De gunstige cijfers daarover zijn ook genoemd door mevrouw Kooiman.

Er zijn verschillende soorten sepots: technische en beleidssepots. Beleidssepots zijn onder te verdelen in voorwaardelijke en onvoorwaardelijke sepots. Het OM heeft de mogelijkheid om de vervolgingsbeslissing onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. In de periode 2008–2012 was er in 4% van de mensenhandelzaken sprake van een onvoorwaardelijk beleidssepot. Een kwart van de door het OM gedagvaarde zaken eindigde in een sepot. Een vijfde daarvan in een beleidssepot. Dat komt neer op ongeveer 4%. Het OM gaat slechts bij uitzondering over tot een beleidssepot, bijvoorbeeld wanneer een zaak wordt overgedragen aan het buitenland, om daar afgedaan te worden. Niet voor niets is de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Bolhaar, ook voorzitter van de Taskforce Mensenhandel.

Mevrouw Berndsen sprak over kennisoverdracht van Nederlandse ngo's in Roemenië en Bulgarije. Zoals bekend heeft Nederland veel verschillende projecten op het terrein van mensenhandel gefinancierd in Roemenië en Bulgarije. Op dat terrein is er sprake van een goede band en goede samenwerking. Er zijn veel projecten op het gebied van preventie, de opvang van slachtoffers en het trainen van experts. Dat laatste is natuurlijk heel belangrijk. Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de expertise van de Nederlandse ngo's. Aan die lijn willen wij vasthouden, want op dit terrein heeft alleen een meerjarige, consistente aanpak zin en niet om deze van jaar op jaar te veranderen.

Het organogram wordt een stroomschema, zoals de heer Van der Steur opmerkte.

Mevrouw Kooiman vroeg wat er wordt gedaan om professionals op agogische opleidingen voor minderjarigen te ondersteunen. Op 15 juli 2013 is het plan van aanpak Aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen aan de Kamer toegezonden. Dat is onder meer gericht op agogische opleidingen. Bij de deskundigheidsbevordering in het kader van dit plan zal aandacht worden besteed aan het thema seksuele grensoverschrijding en seksuele uitbuiting. Het thema loverboys komt aan de orde in twee cursussen die voor docenten aan de beroepsopleidingen worden ontwikkeld, namelijk de cursus lesgeven over geweld in afhankelijkheidsrelaties en de cursus communiceren over seksualiteit. Daarnaast krijgt het reeds beschikbare lesmateriaal over het thema loverboys een plaats in het materiaaloverzicht van het online kennisatelier. Verder worden lespakketten beschikbaar gesteld, evenals de film «De mooiste chick van het web».

Mevrouw Rebel vroeg wanneer de resultaten komen van het project met betrekking tot multidisciplinaire identificatie dat onlangs is gestart. Begin 2015 wordt de Kamer hierover bericht. Mevrouw Rebel vroeg ook wanneer er meer duidelijkheid komt over de pilots met verhoorstudio's in opvanglocaties. Ook dit project is recent van start gegaan. Het kader zal deze maand gereed komen en dan kunnen opvanglocaties hierop inschrijven.

De heer Segers sprak over een verschuiving naar thuisprostitutie. De aard en omvang van de prostitutie vanuit huis worden meegenomen bij de nulmeting van het WODC. Er is bij politie en gemeenten veel aandacht voor toezicht en handhaving met betrekking tot thuisprostitutie. Ik zal integrale handhavingsacties bij de niet-vergunde sector blijven stimuleren en in het overleg met de gemeenten benadrukken dat deze op de agenda blijven. Ik denk dat er bij de gemeenten wel degelijk veel aandacht is voor het toezicht, maar ook voor de effecten daarvan. Dat is natuurlijk belangrijk.

De heer Segers (ChristenUnie): Een complicerende factor bij thuisprostitutie is dat het beleid van gemeente tot gemeente verschilt, bijvoorbeeld als het gaat om de mogelijkheid om te adverteren en de wijze van adverteren. Het is voor bovenregionaal werkende politieteams ontzettend ingewikkeld dat het in de ene gemeente anders wordt aangepakt dan in de andere. Wellicht dat er met de nieuwe wet uniformiteit komt, dat zou kunnen. Wat houdt het in als het in de nulmeting wordt meegenomen? Kan deze een basis bieden voor vervolgonderzoek, zodat we na een of twee jaar kunnen kijken of er sprake is van groei of krimp, meer of minder mensenhandel? Wat kunnen we verwachten van die nulmeting?

Minister Opstelten: Wij hebben gevraagd aan het WODC om de stand van zaken, de aard en de omvang van de prostitutie vanuit huis mee te nemen. Ik moet afwachten waar dat mee komt, want het is onafhankelijk. Hoe ziet het eruit? Wat zijn de effecten? Gaat het de goede kant uit of is het een punt van zorg?

De heer Segers (ChristenUnie): Bij een nulmeting gaat het om de stand van zaken. Op basis daarvan kun je over een of twee jaar, of wanneer dan ook, zeggen of er meer of minder problemen zijn. Ik vind het jammer dat niet nu al specifieker wordt onderzocht hoe intensief er wordt gehandhaafd. Er is nogal wat verschil tussen de ene en de andere gemeente. Maar goed, laten we de nulmeting als uitgangspunt nemen. Is de Minister dan bereid om naar aanleiding daarvan over een of over twee jaar te zeggen of er meer of minder zorgen zijn? Kunnen wij dan een vervolgonderzoek op basis van die nulmeting tegemoetzien?

Minister Opstelten: De bedoeling van de nulmeting is om in kaart te brengen wat er aan de orde is. Hoe is het nu? Dan zouden de gemeenten dat ook gestandaardiseerd kunnen doen. Ik hoop dat in de Tweede en de Eerste Kamer dan ook de nieuwe Prostitutiewet is vastgesteld. Daar snakken de gemeenten naar, want die geeft duidelijkheid en sturing. Dan zullen we met elkaar accenten aanbrengen. Vervolgens wordt er gemonitord en daarover wordt gerapporteerd. Absoluut.

De heer Segers (ChristenUnie): Wanneer dan?

Minister Opstelten: Ik moet eerst even afwachten wanneer het WODC klaar is met de nulmeting. Dat is begin 2015. Dan hebben we het in beeld. We streven ernaar om dan ook de wet in het Staatsblad te hebben. We moeten erop koersen dat die lijnen bij elkaar komen.

De heer Segers (ChristenUnie): Die nulmeting is het uitgangspunt, maar daarna moet er vervolgonderzoek plaatsvinden. Wanneer vindt dat plaats?

Minister Opstelten: Je hebt de nulmeting en als het goed loopt en er geen probleem is, wordt daarna gezegd dat je consistent moet blijven doorgaan met het bestaande beleid. Als er een accent nodig is omdat het niet goed loopt, moet je daar even naar kijken en dat doen we meteen. Dat is geen kwestie van over een jaar nog eens kijken. De nulmeting schept het kader voor het voeren van beleid en het nemen van acties. Dat is niet over een of twee jaar, maar meteen na de nulmeting.

De heer Segers vroeg of aan de Nationaal Rapporteur Mensenhandel kan worden gevraagd om verschillende vormen van prostitutiebeleid en de invloed daarvan op mensenhandel te inventariseren. Volgens de Nationaal Rapporteur is het niet mogelijk om conclusies te trekken over de relatie tussen vormen van prostitutiebeleid en seksuele uitbuiting. Er zijn onvoldoende betrouwbare data over zichtbare en onzichtbare mensenhandel in Europese landen. Daarnaast is onderzoek naar het effect van legalisering van prostitutie ook gecompliceerd omdat de totale omvang van mensenhandel en seksuele uitbuiting niet uitsluitend afhankelijk is van het prostitutiebeleid. De Nationaal Rapporteur richt zich in eerste instantie dan ook op betrouwbare data over mensenhandel in Nederland.

De heer Segers heeft ook een vraag gesteld over de tippelzones, waarover inderdaad is gesproken in het AO van 31 oktober. Zoals eerder gezegd, er zijn nog vier gemeenten met een tippelzone. Op elke locatie is de GGD fysiek aanwezig en wordt hulp geboden. In Arnhem en Nijmegen wordt een uitsterfbeleid gevoerd. Volgens de gemeente Utrecht is de situatie op de tippelzone beheersbaar. De sluiting van het Zandpad heeft zeer beperkte invloed gehad op het aantal prostituees in die zone. We hebben dat allemaal kunnen volgen. Vooralsnog wordt in Utrecht geen actief beleid gevoerd gericht op afbouw. Wel neemt het aantal dames op de zone af. De verwachting is dat dit leidt tot uitsterven. De gemeente Groningen heeft geen beleid gericht op afbouw van de tippelzone. Wel wordt jaarlijks de situatie op de zone geëvalueerd. De nieuwe prostitutiewet wordt gezien als een mogelijk herijkingsmoment voor het Groningse prostitutiebeleid. Dat is het standpunt van het gemeentebestuur van Groningen.

De heer Segers vroeg of ik in contact kan treden met Den Haag over het bindende werkadvies om het straatje schoon te vegen. Over allerlei zaken, waaronder het prostitutiebeleid, ben ik voortdurend in overleg met de gemeenten. Dat geldt ook voor de gemeente Den Haag, dat zal de Kamer niet ontgaan zijn. Ik vind dat zij het goed en zeer actief doet, met een heel scherp, gecommitteerd zicht erop van alle teams op het gebied van mensenhandel. Het WODC onderzoekt thans de effectiviteit van de maatregelen. Dit onderzoek is in het najaar gereed. Daarin wordt aandacht besteed aan de Haagse methode. Laten we dat even afwachten, want dat vind ik ook interessant. Op basis hiervan zal op dit vlak verdere uniformering plaatsvinden, na de inwerkingtreding van de prostitutiewet, want dat is de bedoeling van de wet.

Mevrouw Kooiman en de heer Van der Steur hebben gevraagd naar de stand van zaken bij het inzetten van een lokpuber door de politie en het OM en bij de online-zedenwetgeving. De inzet van de lokpuber maakt deel uit van het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Als gevolg van de voorgestelde wetswijziging kan de lokpuber door het OM en de politie worden ingezet om daadwerkelijk misbruik te voorkomen. Het wetsvoorstel over bewijsmateriaal vergaard met de inzet van een lokpuber leidend tot wettig bewijs voor het aantonen van een groomingdelict is recentelijk door de Raad van State voorzien van een advies. Dit advies wordt momenteel verwerkt in het wetsvoorstel. Ik zal inhoudelijk ingaan op het wetsvoorstel zodra het commentaar is verwerkt en zodra het bij de Kamer is ingediend. Dat is dus aanstaande.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng over dit belangrijke onderwerp. Het is goed dat wij hier regelmatig over spreken, zoals de Minister al zei. Er zijn nog een aantal vragen die mij regarderen, die te maken hebben met de jeugdzorg of raakvlakken hebben met het vreemdelingenbeleid en de uitvoering van de Vreemdelingenwet.

Ik zal de vragen in de volgorde van de sprekers doornemen. Mevrouw Rebel vroeg hoe ik kan garanderen dat EU-burgers straks toch toegang krijgen tot de voorzieningen die er zijn. Ik denk dat het niet wenselijk is dat EU-burgers dat blijven doen langs de lijnen van de verblijfsregeling mensenhandel. Zij hebben gewoon recht op verblijf, daar is geen discussie over. Het streven is dat die verblijfsregeling over een jaar alleen nog maar wordt opengesteld voor slachtoffers van mensenhandel van buiten de Europese Unie. In het kader van de herkenbaarheid kunnen burgers dat nog wel aanvragen in het komende jaar. Wanneer slachtoffers van mensenhandel uit de EU door de gemeenten worden opgevangen, dan passen we de verblijfsregeling mensenhandel aan. We zullen dat proces volgen, want het is van belang dat mensen toch de beschikking hebben over die voorzieningen. We zullen de Kamer voor de zomer van 2015 hierover informeren.

Mevrouw Rebel (PvdA): Dan is er nog een halfjaar voordat de toegang volgens het voorstel verdwijnt. Een van de redenen is dat er verschillen zijn tussen de regelingen. Het is eigenlijk voordeliger om gebruik te maken van de verblijfsregeling mensenhandel. Ik denk dat er niet zomaar voor wordt gekozen om die andere route te bewandelen. Wanneer kunnen wij zicht hebben op de precieze afspraken voor EU-burgers?

Staatssecretaris Teeven: Ik zeg nu dat ik de regeling nog een jaar in stand laat, juist omdat ik niet wil dat mensen tussen wal en schip vallen. Het is nu september. Ik denk dat over zeven à acht maanden, dus volgend jaar rond maart, april wel helder moet zijn wat de situatie is als het gaat om EU-burgers. Ik denk dat ik de Kamer dan wel kan informeren. Die mensen hebben recht op verblijf. De koppeling speelt daar eigenlijk geen rol. Het gaat er alleen om dat zij gebruik moeten kunnen maken van opvangvoorzieningen. Ik denk dat wij er over zeven of acht maanden helderheid over kunnen hebben.

Mevrouw Rebel (PvdA): Het is wel belangrijk dat er tijdig zicht is op wat er nodig is voor deze groep. Zien de gemeenten ook de urgentie om dit goed te regelen? Er komt nogal wat op hen af. Hebben ze daar nog ruimte voor?

Staatssecretaris Teeven: Gemeentebesturen vinden dit over het algemeen een heel belangrijk onderwerp, zoals de Minister al zei. Dat geldt ook voor het nationale plan van aanpak. Iedereen ziet wel dat het urgent is om mensenhandel tegen te gaan. De situatie in het Oostblok, zoals u bij het werkbezoek bent tegengekomen, is nu precies wat wij hier niet willen in de straten. Ik denk dat het heel belangrijk is om daar adequaat op te reageren. Ik zie geen problemen in de zin dat gemeenten dat niet zouden willen.

Mevrouw Rebel heeft gevraagd hoe ervoor wordt gezorgd dat kinderen goed worden opgevangen. Ik ga ervan uit dat mevrouw Rebel doelt op kinderen van slachtoffers van mensenhandel. De Staatssecretaris van VWS heeft met de VNG afspraken gemaakt over de versterking van het stelsel van vrouwenopvang, zoals mevrouw Rebel ook weet. Hij heeft daarvoor structureel extra geld beschikbaar gesteld. Een onderdeel van die afspraken is dat kinderen in de opvang behandeld worden op basis van de in de vrouwenopvang beproefde methodieken.

De heer Segers heeft gevraagd waarom er geen aparte verblijfsregeling komt voor minderjarige slachtoffers. Er zijn al heel wat voorzieningen gericht op deze doelgroep, zoals de verhoorstudio's voor minderjarigen waarover de Minister sprak. De potentiële slachtoffers van mensenhandel verblijven in beschermde opvang, zoals de heer Segers weet, totdat zij de leeftijd van uiterlijk 18 jaar bereiken. Er is een project van Nidos dat erop gericht is om de regiefunctie binnen de beschermde opvang verder uit te werken. In de tweede helft van 2014 zal de Nationaal Rapporteur een rapport uitbrengen over de beschermde opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In dat rapport wordt specifiek ingegaan op de verblijfsregeling mensenhandel, in combinatie met de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, binnen de groep van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ik denk dat het verstandig is om dat rapport af te wachten, en dan zullen we bekijken of er vervolgstappen nodig zijn voor die bijzondere groep slachtoffers.

De heer Segers merkte op dat bedenktijd niet altijd of soms te kort wordt aangeboden. Ik herken dat beeld niet. Het is belangrijk dat slachtoffers altijd recht hebben op de volle bedenktijd van drie maanden. Het komt wel voor dat die bedenktijd op initiatief van het slachtoffer korter uitvalt, bijvoorbeeld doordat een slachtoffer besluit om aangifte te doen reeds voordat die termijn is afgelopen. Dan houdt de bedenktermijn op. Nadat aangifte is gedaan, wordt de bedenktijd omgezet in een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van de strafrechtelijke vervolging van mogelijke daders. Een vast onderdeel van de werkwijze van de inspectie SZW, de KMar en de politie is dat slachtoffers in die periode worden geïnformeerd over hun rechten. In het referentiekader mensenhandel van de politie is opgenomen dat voorafgaand aan een aangifte van mensenhandel een informatief gesprek moet plaatsvinden, tenzij dat niet mogelijk is, omdat de situatie acuut is en er meteen gehandeld moet worden. Tijdens dat gesprek worden slachtoffers erover geïnformeerd dat zij maximaal drie maanden de tijd hebben om een besluit te nemen over het doen van aangifte of het afleggen van een getuigenverklaring. Ik denk dat ook gemeld in de brief van 27 augustus. Ik ben er dus al eerder op ingegaan. In dat gesprek wordt verder medegedeeld dat hij of zij gedurende die tijd legaal in Nederland verblijft op grond van de verblijfsregeling.

De heer Segers noemde ook een ander punt, waarover weleens wat misverstand bestaat, namelijk dat er 160 kinderen uit de opvang verdwenen zouden zijn. Ik denk dat de heer Segers in de volle breedte sprak over het verdwijnen van kinderen uit de opvang. Laat ik allereerst even ingaan op de beschermde opvang. In 2012 is er één amv verdwenen uit de beschermde opvang. Later is deze minderjarige in het buitenland aangetroffen, waar zij herenigd was met haar moeder. In 2013 en 2014 waren in totaal acht jongeren met onbekende bestemming verdwenen uit de beschermde opvang. Van een aantal daarvan is door samenwerking met het expertisecentrum bekend dat zij zich in Duitsland bevonden. Een van die acht personen is teruggekomen in de beschermde opvang. Als er een amv verdwijnt uit de beschermde opvang, wordt er direct geschakeld tussen partijen. Dan wordt er op basis van beschikbare informatie actie ondernomen om op te sporen. Ik heb al eerder tegen de Kamer gezegd, maar ik hecht eraan om dit nog een keer te zeggen, dat van veel amv's die uit de opvang vertrekken bij de mentor of de voogd ook wel bekend is waar zij verblijven.

Het aantal 160 heeft betrekking op de gehele COA. Dat is natuurlijk veel breder dan de aantallen die ik zojuist heb genoemd. Om die reden heb ik daar aandacht voor gevraagd bij een meerderheid van de Kamer toen het ging om kinderen die bij de grenspassage binnenkomen, waarbij men zei: «geen kind in de cel». Ik heb altijd gewaarschuwd dat duidelijk moet zijn waar kinderen heengaan. Er moet een duidelijke screening zijn, zodat die kinderen niet zomaar het land ingaan. Zoals ik aan de Kamer heb bericht, heb ik die screening verbeterd. Het komt veel voor dat gezinnen met kinderen die onderdak krijgen in de opvang van COA, het land moeten verlaten, omdat zij volledig uitgeprocedeerd zijn. Dan verdwijnen zij met bestemming onbekend. Daar heb ik geen zicht op. Daar zitten veel kinderen tussen die bij die 160 kunnen worden meegerekend, maar dat heeft niets te maken met de beschermde opvang. Ik heb hierover ook met de Kamer gesproken toen het ging om vreemdelingenzaken. Ik hoop dat wij dat minder vaak zullen meemaken. Als gezinnen met kinderen horen dat zij definitief geen verblijfsrecht hebben in Nederland, komen zij straks terecht in de definitieve voorloopvoorziening die in Zeist zal komen. Dan zit dat kind niet in een cel, maar met vader of moeder in een locatie die zij gedurende een week niet kunnen verlaten, voordat zij gedwongen worden uitgezet naar het land van herkomst.

Met de heer Segers constateer ik dat wij van een aantal kinderen die in de illegaliteit verdwijnen met hun vader en/of moeder, niet weten wat er met hen gebeurt. Ik denk dat dit een manier is om daarover meer duidelijkheid te krijgen. Er komt een nieuw wetsvoorstel inzake vreemdelingen en terugkeer. Naar aanleiding van de discussie over de Dolmatov-casus heeft de Kamer mij gevraagd om meer duidelijkheid te geven over terugkeer en bewaring. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Segers over waar die kinderen heengaan. Net als de heer Segers zijn de Minister en ik ook wel bezorgd over waar die kinderen blijven. We hopen op deze wijze ook meer zicht te krijgen op gezinnen die met bestemming onbekend de illegaliteit ingaan.

De heer Segers vroeg ook waarom er bij de Nuclear Security Summit wel grenscontroles waren en nu niet. Die grenscontroles waren tijdens de top tijdelijk ingevoerd. Dat is echt iets anders dan in het kader van het toezicht op vreemdelingen. Het ging om het criterium ernstige bedreiging van de openbare orde. Met de inwerkingtreding van de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit per 1 juli jongstleden, de wijziging van artikel 417, op voorstel van de CDA-fractie en ook anderen in de Kamer, hebben we wel meer mogelijkheden om het Mobiel Toezicht Veiligheid ook breder toe te passen. Dat gebeurt wel, maar niet in dezelfde omvang als bij de NSS.

In de brief van 27 augustus, op pag. 16, ben ik ingegaan op de redenen daarvoor. Het is duidelijk dat het kabinet streeft naar een balans tussen bescherming van slachtoffers en de bevordering van de strafrechtelijke vervolging van mensenhandelaren. Het kabinet denkt dat er ook een generale preventie van uitgaat als wij bij de vervolging van mensenhandelaren ook de slachtoffers beschermen. Het is ook belangrijk dat er aangifte wordt gedaan. Om die reden zit die koppeling erin. Ik wijs erop dat de koppeling tussen aangifte en bescherming bestaat sinds 2004, toen de richtlijn 2004/81 van de Europese Gemeenschap werd vastgesteld. Het kabinet wil daar wel aan vasthouden. Medewerking aan opsporing en vervolging van vermoedelijke daders is wel het uitgangspunt.

Ik ben het met mevrouw Berndsen eens dat er situaties kunnen zijn waarin je van een slachtoffer niet kunt verwachten dat wordt meegewerkt aan het strafproces. Het kan zijn dat er sprake is van medische of psychische beperkingen dan wel ernstige bedreigingen waardoor niet kan worden meegewerkt, terwijl de politie een concreet vermoeden heeft dat het om een slachtoffer van mensenhandel gaat. Dan is een uitzondering mogelijk, maar ik denk dat het met het oog op generale preventie wel van belang is om die koppeling te handhaven. Los daarvan zou de IND soms in een vrij vroeg stadium, gezien de afhandeling van de Vreemdelingenwet, moeten beslissen of het verhaal van iemand die een verblijfsvergunning vraagt, geloofwaardig is, als je die koppeling zou loslaten. We hebben nu een wat andere toets, met die bedenktijd en die koppeling met de aangifte. Ik denk dat deze soms meer zekerheid geeft. Het kabinet wil die koppeling dus wel handhaven.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Natuurlijk is het van belang dat er aangifte wordt gedaan, maar het gaat om de afweging van het kabinet en van de leden van deze commissie hoe je mensen het beste kunt faciliteren om die aangifte binnen te krijgen. Het lijkt nu alsof het een soort randvoorwaarde is dat mensen per se aangifte moeten doen. Ik denk dat de Staatssecretaris net als ik op zoek is naar de meest effectieve methode om mensen ertoe te bewegen om aangifte te doen. Daar zijn zij bij gebaat en daar is het hele strafproces bij gebaat. Daarom vind ik het belangrijk om een soort aanmoedigingsbeleid te hebben, zodat er wel degelijk aangifte wordt gedaan, zonder dat die koppeling een heel harde randvoorwaarde is.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb daar ook wel naar gezocht. Ik heb in de brief van 27 augustus aan uw Kamer op pagina 16 verwezen naar de rapportage «Mensenhandel in en uit beeld» van de Nationaal Rapporteur. Als je die koppeling loslaat, wordt het wel heel ingewikkeld om mensen te bewegen tot aangifte. Ik heb het nog niet eens over de signalen waar de heer Van der Steur over sprak. Die krijg ik uiteraard ook, maar wij hebben ze niet kunnen aantonen. Het oneigenlijk gebruik is een heel ander aspect, waarbij mensen zeggen slachtoffer van mensenhandel te zijn terwijl daar totaal geen sprake van is. Ik vind die koppeling dan ook belangrijk. Enerzijds om te bevorderen dat er generale preventie is en te zorgen dat er opsporingsonderzoeken zijn waardoor wij politie en Openbaar Ministerie in staat stellen om daders uiteindelijk veroordeeld te krijgen. En anderzijds om geen opvangfaciliteiten te bieden aan mensen die ins Blaue hinein zeggen dat zij slachtoffer worden. Ik ben het met de heer Van der Steur eens dat misbruik van de Vreemdelingenwet dan wel erg eenvoudig wordt. Ik moet mevrouw Berndsen toegeven dat uit de pilot, waarin wij dit nadrukkelijk hebben bekeken, niet onomstotelijk is gebleken dat er sprake is van grootschalig misbruik van de regeling.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het is natuurlijk ook de toon die de muziek maakt. Wij hebben in deze commissie te vaak gesproken over het misbruik van wat toen nog de B9-regeling heette, waardoor er natuurlijk ook een zekere achterdocht is ontstaan. Zoals de Staatssecretaris het nu verwoordt, snap ik dat ook wel. Ik vind het belangrijk om die achterdocht kwijt te raken. Nogmaals, het slachtoffer moet niet het slachtoffer worden van deze regeling.

Staatssecretaris Teeven: Daar zijn wat mij betreft ook geen aanwijzingen voor. Dat is de andere kant van de medaille. Je kunt niet zeggen dat het slachtoffer slachtoffer van de regeling wordt omdat er minder aangiften zijn of omdat er minder mensen in de opvang komen. Het zou ook kunnen dat er op een aantal terreinen signalen zijn, waar de Minister ook over heeft gesproken, dat de mensenhandel minder zichtbaar is op dit moment. Uiteraard kijk ik hier kritisch naar. Ik ben het met mevrouw Berndsen eens dat dit zoeken is naar het juiste evenwicht, maar het kabinet wil de koppeling tot nu toe wel in stand laten.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb ook aandacht gevraagd voor de snelle sepots bij Afrikaanse casussen. De Staatssecretaris zegt in dat licht dat hij goed wil luisteren naar de Nationaal Rapporteur, die aangeeft dat je in plaats van te focussen op mogelijk misbruik ook je energie kunt steken in het kansrijk maken van aangiften. Is dat niet een route die wij moeten gaan? Dat heeft soms met context te maken, zoals de heel ingewikkelde culturele context van voodoo, waar wij heel weinig van weten. Juist daardoor komt men tot uniforme verhalen, zeg ik tegen de heer Van der Steur. Dat is een heel complexe context, waarbij wij extra ons best moeten doen om aangiften kansrijk te maken. Is dat niet een aanbeveling van de Nationaal Rapporteur waar de Staatssecretaris heel goed naar wil luisteren?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb de Minister daarover al horen zeggen in zijn bijdrage in eerste termijn dat de landelijke eenheid daar ook naar gaat kijken, juist als het gaat om West-Afrika. Ik stel tegelijkertijd wel vast, op basis van de relaasverhalen uit eerste en nadere verhoren bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, dat in de asielverhalen van vrouwen uit West-Afrika inderdaad soms heel weinig herleidbaar is naar concrete zaken, zoals de heer Van der Steur ook zei. Heel veel van die verhalen lijken op elkaar als vermeende slachtoffers uit het buitenland komen. Het is goed dat de landelijke eenheid daarnaar kijkt. Je moet wel nadrukkelijk bekijken of dat ook opsporingsindicaties voor mensenhandel zijn.

De heer Segers (ChristenUnie): Juist die uniformiteit in verhalen zou een signaal van mensenhandel kunnen zijn, namelijk dat dat het verhaal is dat mensen moeten vertellen, soms onder dwang van voodoo. Het is een heel complexe situatie. Luistert de Staatssecretaris goed naar de Nationaal Rapporteur, die zegt dat de focus anders moet zijn dan op het tegengaan van misbruik en die ervoor pleit om aangiften kansrijk te maken? Dat heeft alles te maken met kennis van cultuur, kennis van zaken en een veilige omgeving waarin vrouwen en mannen hun verhaal kunnen doen.

Staatssecretaris Teeven: Wij luisteren naar de Nationaal Rapporteur. Dat is de reden waarom de landelijke eenheid, zeker als het om West-Afrika gaat, hier ook onderzoek naar gaat doen. Ik sluit mij aan bij wat de Minister daarover heeft gezegd.

Mevrouw Berndsen heeft mij gevraagd naar mijn visie op de transitie in de jeugdzorg. Mevrouw Kooiman heeft daarover behartenswaardige opmerkingen gemaakt. Ik heb niet gezegd dat dit naar de gemeenten gaat en dat wij wel zien wat er gebeurt. Er zijn twee afspraken gemaakt, namelijk dat bij de VNG in ieder geval financiële middelen apart worden gezet voor de inkoop van de opvang van specifieke groepen. Daarmee kan die functie ook centraal worden ingekocht. Dus daar kunnen wij wel degelijk iets mee doen. De middelen voor de gespecialiseerde opvang van slachtoffers van loverboys blijven hier dus ook beschikbaar, ook als dit naar de gemeenten gaat. De VNG start ook een traject van kennisverbetering en -overdracht. In dat traject worden ook de conclusies betrokken van de recent ingestelde commissie onder leiding van de partijgenoot van mevrouw Rebel, de heer Lenferink, burgemeester van Leiden, waarin de VNG en de Federatie Opvang zitting hebben. Die commissie heeft tot doel de knelpunten en oplossingen rond mensenhandel in relatie tot opvang in kaart te brengen. Wij gaan de aanbeveling volgen van de commissie-Lenferink.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het is mooi dat die commissie aan het werk gaat, maar in januari is het zover. Dan worden de budgetten overgeheveld. Als dan niet helder is hoe die gespecialiseerde opvang in stand kan blijven en als er een vermindering van het aantal opvangplaatsen zal optreden, ben je wel een heel stuk expertise kwijt. Daar maak ik mij grote zorgen over. We hebben het over slachtoffers van mensenhandel, van loverboys en van eerwraak. Dat zijn niet de meest gemakkelijke categorieën, waarvoor je dus gespecialiseerde opvang moet regelen. Vaak zit het ook aan de V en J-kant. Kijk alleen maar naar het stelsel van bewaken en beveiligen, dat toch echt bij dit departement zit. Hoe kan dan toch worden bewerkstelligd dat die geciviliseerde opvang niet afhankelijk is van willekeurige inkoop waar dan ook? Dan ben je deze mensen kwijt. Er is maar een beperkt aantal plekken in het land bij een beperkt aantal organisaties die deze gespecialiseerde opvang bieden. Ik ben hier erg bezorgd over. Ik vraag de Staatssecretaris om hier goed naar te kijken, met name vanuit de V en J-kant.

Staatssecretaris Teeven: Zoals ik al zei, de VNG heeft geld apart gezet voor dit verhaal. Ik wijs mevrouw Berndsen op de memorie van toelichting bij de Wmo 2015, waarin staat dat er ook een verantwoordelijkheid is voor gemeenten om daadwerkelijk in het kader van de beschermingsregeling opvang te regelen. Daarover zijn ook afspraken gemaakt met de VNG. Als mevrouw Berndsen doelt op het Asja-project, wijs ik erop dat daarvoor ook geld apart is gezet. Daar is dus precies gedaan wat met de VNG is afgesproken over de beschermingsregeling. Dat is ook precies wat de gemeenten moeten doen. In de memorie van toelichting bij de Wet maatschappelijke ondersteuning is er juist aandacht aan besteed dat gemeenten die beschermingsregeling ook moeten uitvoeren. Het is helemaal geen enkel probleem dat ik de collega en de VNG, die ik binnenkort spreek in vreemdelingenverband, nadrukkelijk nog eens vraag hoe het zit met de gespecialiseerde opvang. Ik heb de zorgen van mevrouw Kooiman, mevrouw Berndsen en van andere leden van uw Kamer duidelijk gehoord en ik zeg toe dat ik die meeneem.

Dan kom ik bij het onderzoek waar de heer Van der Steur over sprak naar oneigenlijk gebruik tijdens de pilot kansloze aangifte. Ik ben voornemens om die uit te rollen. Al tijdens deze pilot is niet komen vast te staan dat de werkwijze bijdraagt aan het minder aantrekkelijk maken van de verblijfsregeling mensenhandel, maar we moeten ook vaststellen dat het niet mogelijk is om kwantitatief een representatief onderzoek te doen naar oneigenlijk gebruik. De signalen die de heer Van der Steur krijgt van politie, Openbaar Ministerie en andere diensten zijn de signalen die ik ook krijg, net als de leden van de Kamer als zij bij de Vreemdelingenpolitie op werkbezoek gaan in de grote steden. We moeten wel nadrukkelijk blijven kijken naar dat oneigenlijk gebruik. Dat heeft de aandacht van het kabinet. Daarom is deze koppeling ook van belang.

Mevrouw Kooiman heeft mij gevraagd of het klopt dat slachtoffers steeds vaker op een noodbed terechtkomen in plaats van bij CoMensha. Noodbedden worden alleen in bepaalde gevallen gebruikt en voor één tot maximaal drie nachten. Alle slachtoffers die daar worden geplaatst, worden ook aangemeld bij CoMensha en worden door die organisatie geplaatst in de specialistische opvang als dat mogelijk is. Ik constateer met mevrouw dat Kooiman dat dit niet altijd direct mogelijk is. Het is dan wel wenselijk om die slachtoffers een veilige opvangplek te bieden. Ik denk dat een noodbed in de regio voor een bepaald aantal nachten, maximaal drie, een goede voorziening is. Ik moet overigens wel zeggen dat die capaciteit van CoMensha de afgelopen jaren volstrekt voldoende is geweest.

Mevrouw Kooiman heeft mij gevraagd naar de gespecialiseerde opvang van jongens. De Staatssecretaris van VWS heeft tijdens het laatste algemeen overleg over loverboys toegezegd hier nader naar te kijken en de commissie-Azough zal dit onderwerp specifiek meenemen. De commissie komt eind september, dus over een paar weken, met een actieplan. Ik vraag mevrouw Kooiman om nog even geduld te hebben.

Ik meen dat ik daarmee alle vragen van de commissie die mij regarderen heb beantwoord.

De voorzitter: Dan zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van het kabinet. Is er bij de collega's behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Ik stel voor twee minuten spreektijd per fractie met één interruptie toe te kennen.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de antwoorden op onze vragen.

Ik ben dit jaar iets strenger voor de Minister omdat ik heel graag wil dat hij wat meer zijn visie op deze zaken laat zien. Wij hebben net onze zorgen uitgesproken over wat er gebeurt met EU-gelden als niet de urgentie wordt gevoeld door de Roemeense overheid om dat geld echt te besteden. Natuurlijk gaan wij het besteden. Ik hoorde de Minister zeggen dat nu 40% daarvan wordt besteed en dat er door de Europese Commissie extra aandacht wordt geschonken aan problemen bij die besteding. Het probleem daarbij is dat je er wel in moet geloven waaraan je het besteedt. Ik verneem graag van de Minister zijn visie. Collega Segers en ik hebben een aangenomen motie ingediend over mensenhandel als speerpunt. We kunnen vanuit Nederland mogelijk Roemeense en andere collega's helpen. We hebben dat ook afgesproken als Nederland binnenkort voorzitter wordt. Dat is niet alleen een zaak van de overheid in Roemenië, want uiteindelijk zullen we worden geconfronteerd met de consequenties van het niet geloven in het geld dat je uitgeeft. Mensen blijven hier namelijk komen. We hebben een prachtige aanpak voor Romakinderen, maar ik wil hier toch graag wat meer over horen. Het lijkt me goed als we elkaar binnenkort weer spreken over kinderhandel, mede naar aanleiding van de rapportage die binnenkort verschijnt van de Nationaal Rapporteur over de opvang van amv's.

Er ligt nog een toezegging van de Staatssecretaris over het onderzoek naar slachtoffers van mensenhandel in de beschermde opvang en hoe daar specifiek, en eventueel langer, begeleiding kan plaatsvinden.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Dank voor de antwoorden van de bewindslieden. Ik heb nog wel aanvullende vragen. Mijn inbreng aan het adres van de Minister over thuisprostitutie kwam niet helemaal aan, ondanks mijn interrupties. De Minister schrijft in antwoord op vragen van collega Rebel en mij: «De nulmeting van het WODC over thuisprostitutie zal meer zicht geven op de aard en omvang van deze prostitutiesector.» Dan weten we nog helemaal niet of deze sector groeit of afneemt, of er een verschuiving plaatsvindt, of er meer of minder mensenhandel plaatsvindt. Dit is een deel waarop wij heel weinig zicht hebben. De nulmeting ligt begin volgend jaar op tafel. Kan er een jaar of twee jaar later een nieuw onderzoek plaatsvinden dat dit zichtbaar maakt? We moeten hier echt meer zicht op krijgen, want er is een enorme focus op de zichtbare prostitutie, op het vergunde deel, maar dit deel is heel kwetsbaar en uit het zicht. Graag krijg ik hierop een reactie.

De Minister heeft gezegd dat een internationale vergelijking van mensenhandel lastig is omdat de omvang ervan niet alleen te wijten is aan prostitutiewetgeving. Daarmee ben ik het volkomen eens. Het is vaak ingewikkeld, maar wij weten wel dat er een eerste vergelijking heeft plaatsgevonden. Wij weten ook dat de Nationaal Rapporteur heeft gezegd meer onderzoek te willen. Kan de Minister dit in het gesprek dat hij ongetwijfeld regelmatig voert met de Nationaal Rapporteur aan de orde stellen? Zou zij een eerste inventarisatie kunnen maken, als antwoord op de vraag die zij zelf stelt naar meer kennis, meer cijfers en meer inzicht in de effectiviteit van ons prostitutiebeleid?

Heb ik het goed begrepen dat wat maar even plat een «pooierverbod» wordt genoemd, wordt meegenomen in het onderzoek door het WODC? Ik heb begrepen dat professor Lindenbergh, die ook de quickscan heeft uitgevoerd waarom collega Rebel eerder had gevraagd, hier onderzoek naar doet. Klopt dat? Wanneer krijgen we dat onderzoek? Het lijkt mij zeer de moeite waard om de uitkomst daarvan hier te bespreken.

Mijn laatste vraag is aan de Staatssecretaris, die suggereerde dat het bij de genoemde 160 kinderen om kinderen met gezinnen gaat, terwijl ik heb begrepen dat het echt om alleenstaande kinderen, om ama's gaat. Kan daar nog eens heel precies naar worden gekeken? Om welke kinderen gaat het, wordt er navraag gedaan, waar zij zijn gebleven? Ik had de indruk dat nu een aantal categorieën door elkaar werden gehaald. Graag enige helderheid op dit punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor hun beantwoording. Ik ben blij dat de Staatssecretaris er toch ook een beetje mee worstelt hoe je nu tot een succesvolle aangifte kunt komen in plaats van als het ware te straffen wanneer je geen aangifte doet. We zullen natuurlijk kritisch blijven volgen wat de effecten hiervan zijn.

Ik ben blij dat de Minister heeft gezegd dat het met de politieliaisons wel goed zal komen. Hij keek daar op een bepaalde manier bij. Dat houden we dan ook maar goed in de gaten. Als daarover een besluit wordt genomen in het plaatsingsplan van de politie, vraag ik hem om goed na te denken over een operationele liaison, dan wel iemand op het strategische niveau. Het lijkt wel alsof ik alleen maar op werkbezoek in het buitenland ben geweest. Ik doe dat nooit, maar ik ben nu ook toevallig nog bij Interpol geweest. Daar zit inderdaad iemand op het strategisch-tactische niveau. Dat is ook iemand die je goed kunt gebruiken. Het gaat dus niet alleen maar om de operationele samenwerking op dat niveau maar ook op een ander level.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik kan alleen maar vaststellen dat beide bewindspersonen zeer kundig en degelijk antwoord hebben gegeven op de gestelde vragen. Ik ben blij met de toezeggingen dat wij zullen horen hoe het is gegaan met het nieuwe middel van conservatoir beslag op geld van daders. Nu de Minister daarover een brief schrijft, vraag ik hem om die dan ook breed te schrijven, dus niet alleen inzake mensenhandel maar door ook een overzicht te geven van het gebruik van het middel vanaf 1 januari van het afgelopen jaar in brede zin. Ik neem aan dat de Minister daar geen bezwaar tegen heeft.

Ik ben blij dat ook hieruit blijkt, zoals collega Berndsen al zei, dat wij allemaal aan dezelfde kant van de tafel zitten. Wij zijn allemaal tegen mensenhandel. Het is heel goed om te zien dat wij het grotendeels eens zijn over de wijze waarop dat zou moeten worden aangepakt. Ik ben blij dat de Staatssecretaris vooralsnog in ieder geval het dilemma ziet van de ongewone prikkel die zou kunnen uitgaan van het loskoppelen van de aangifte en de opvang van slachtoffers en dat ook hij actief bezig is om boven water te krijgen wat de omvang van het misbruik is en ervoor te zorgen dat alleen mensen die opvang nodig hebben daarin terechtkomen, met name ook omdat het verschil tussen de opvang van slachtoffers van mensenhandel en bijvoorbeeld slachtoffers van pooierboys nogal groot is in Nederland. Alleen al om die reden zijn we verplicht ervoor te zorgen dat alleen die mensen die daarvoor in aanmerking komen, ook daadwerkelijk in die opvang terechtkomen. Ik ben dan ook blij dat wij in grote eensgezindheid voortgaan op de weg die wij hebben ingeslagen in de afgelopen jaren. Ik hoop dat wij heel snel nog veel meer resultaten daarvan zullen zien dan wij nu al krijgen.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik ben erg blij om te horen dat deze bewindspersonen aangeven dat wij eigenlijk altijd meer moeten doen, ook als het gaat om het financieel doorrechercheren, want we moeten daders daar pakken waar het pijn doet, in hun portemonnee.

Ik maak me tegelijkertijd ook wel zorgen, met name over de bezuinigingen die eraan komen, bijvoorbeeld bij het Openbaar Ministerie. We weten dat we in 2015 alles bij elkaar opgeteld te maken krijgen met een bezuiniging van 80 miljoen. Ik heb uit uitgelekte berichten begrepen dat dat nu uitkomt op 75 miljoen. Dat is een fors bedrag. Ik zou heel graag van de bewindspersonen horen hoe zij dat zien in verhouding met de aanpak van mensenhandel. Het aantal zaken dat geseponeerd wordt, is nog steeds heel hoog. Bij het opnemen van een financiële paragraaf vragen wij wel het een en ander van het Openbaar Ministerie. Dit zijn allemaal taken die het OM erbij krijgt, en terecht. Taken ook die het OM graag wil oppakken, maar dan moet er wel extra capaciteit bij, ook bij de politie.

Het is ook een terechte oproep van Europol in de uitzending van EenVandaag dat er te weinig capaciteit is om bijvoorbeeld sextortion aan te pakken in Nederland. Ook daarop heb ik nog geen reactie gehoord van beide bewindspersonen.

Over de opvang ben ik heel blij dat de Staatssecretaris in gesprek gaat met de VNG, want het is natuurlijk heel lastig voor een categoriale opvang om met alle gemeenten in overleg te gaan of zij gezamenlijk zullen inkopen. Het zou heel fijn zijn als de VNG dit goed oppakt, zodat de opvang niet al die lijntjes zelf hoeft te leggen met de gemeenten. Ik wacht met belangstelling het rapport af van de taskforce, dat eind september zal verschijnen. Ik kan niet wachten en ik hoop dat daarin ook specifiek aandacht zal zijn voor jongens.

Wij spreken hier altijd over seksuele uitbuiting in dit algemeen overleg. Daarmee is er eigenlijk weinig aandacht voor andere gebieden, zoals in het kader van Sociale Zaken uitbuiting in tuinderijen of de scheepvaart. Misschien kunnen wij daar in een volgende brief wat meer aandacht aan besteden. Volgens mij is de Inspectie SZW ook heel druk bezig met de aanpak. Dat behoeft ook onze aandacht.

De voorzitter: Hiermee zijn wij aan einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De Minister en de Staatssecretaris kunnen direct antwoorden.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun interventies in tweede termijn.

Ik kijk naar mevrouw Rebel. Ik denk dat wij de gevraagde visie continu tonen als het gaat om Roemenië, Bulgarije en de Roma, want wij zijn actief ten aanzien van de Roma in de Europese arena.

Wij hebben al een aantal jaren samenwerkingsprojecten met Roemenië en Bulgarije. Ik heb gezegd – dat is toch een visie – dat die projecten consistent moeten worden uitgevoerd op de terreinen die ik heb genoemd. Als er sprake is van onderbesteding in de financiële middelen van Europa op deze terreinen, kijken wij natuurlijk ook altijd hoe wij Roemenië en Bulgarije kunnen stimuleren opdat zij daarvan gebruikmaken. Dat is het punt. Het gaat niet alleen om helpen maar ook om stimuleren en hen zo ver brengen dat zij zelf de verantwoordelijkheid voelen om van papier uitvoering te maken. Ik heb het gevoel dat mevrouw Rebel en ik in alle scherpte aan dezelfde kant van de medaille staan.

Over het hele dossier van mensenhandel heb ik gezegd dat het niet voor niets is dat wij ook hebben opgevangen dat de Kamer dat als een prioriteit ziet voor het Europees voorzitterschap. Wij zien dat toevallig ook zo. Wij maken dan ook snelheid. Dit komt continu op de Europese agenda.

Dan kom ik bij de heer Segers. Er komt een nulmeting. Tot en met de data hebben wij dat aangegeven, net als wat daarin komt. Ik kan nu een heel verhaal houden over de prostitutiewet en wanneer er geëvalueerd wordt. Vijf jaar na de nulmeting moet er weer een rapportage komen. Ik zit daar pragmatisch in en wil eerst de nulmeting zien. Dan gaan wij bekijken wat wij daarmee gaan doen. Ik ga niet nu al, terwijl ik de nulmeting nog niet ken, zeggen wat wij daarmee moeten doen. Daar moeten wij elkaar even raken. Ik ga dus niet wachten op die nulmeting. Wij gaan meteen met de andere partners, dus gemeenten, politie, Openbaar Ministerie en anderen aan de slag. Dat laten wij vervolgens aan de Kamer weten. Dat lijkt mij de meest effectieve manier van werken. Ik hoop dat ik hierin duidelijk ben. Ik zeg de heer Segers ook nog dat ik gaarne bereid ben om bij de Nationaal Rapporteur nog eens aan de orde te stellen of er niet een mogelijkheid is om dit via onderzoek zichtbaar te maken. Ik kan begrijpen dat het toch niet geheel bevredigend is om het hierbij te laten. Als zij nee zegt, kunnen we andere wegen zoeken om nader onderzoek te doen, maar dan is het de vraag of dat effectief is. Dat wil ik ook van haar horen. In de brief die ik toch al schrijf over het conservatoir beslag en over het stroomschema zal ik de Kamer ook hierover informeren. Dat wordt dus één brief over de verschillende onderdelen.

Het derde punt is het pooierverbod. In het lopend onderzoek naar de zedenwetgeving is de inventarisatie naar het zogenaamde pooierverbod meegenomen. De heer Lindenbergh voert die in opdracht van het WODC uit. Begin 2015 verwacht ik deze inventarisatie met een reactie naar uw Kamer te sturen. Daarin wordt dit meegenomen.

Mevrouw Berndsen dank ik voor de kanttekening van strategische en operationele liaison. Ik begrijp precies wat zij bedoelt. Wij zullen hier goed naar kijken, want de strategische liaison is natuurlijk net iets anders en kan effectiever zijn dan de operationele liaison, of andersom; ik laat dat even in het midden. Die vraag zal ik in ieder geval blijven stellen.

Ik kom bij mevrouw Kooiman. Ik loop niet vooruit op Prinsjesdag. Wat ik heb gezegd over het Openbaar Ministerie valt binnen de taakstelling van het OM. Het Openbaar Ministerie staat voor de prioriteiten die het met mij heeft afgesproken en voor de resultaten daarvan. Ik heb net ook aangegeven dat niet voor niets de voorzitter van het College van procureurs-generaal de aanvoerder van de taskforce is. Over het OM heb ik altijd gezegd: als er een situatie komt waarin het niet in de gelegenheid geraakt om te halen wat wij hebben afgesproken, hoor ik dat graag en dan steek ik de hand toe. Dat is altijd de lijn, dus daar houd ik het op en daar staan wij voor.

Voordat ik nu een algemeen antwoord ga geven op de vraag over Europol wil ik precies nagaan wat daar aan de orde is geweest. Ik ken de berichten niet over een capaciteitsprobleem. Ik heb het niet kunnen nagaan. Dat geeft misschien aanleiding te denken dat er een capaciteitsprobleem is, omdat ik in tien minuten het antwoord niet heb kunnen achterhalen. Ik neem daarvoor iets langer de tijd en zal dit ook in de brief meenemen.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Rebel refereerde aan een toezegging van mij om de beschermde opvang van slachtoffers te laten doorlopen na 18 jaar. Ik kan die informatie voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2014 aanleveren.

De heer Segers heeft gelijk. Het getal 160 refereert aan de amv's. Dat getal kwam voor in een brief van 3 juni 2013 die ik aan uw Kamer had gestuurd over alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In die brief heb ik melding gemaakt van het feit dat amv's ook vertrekken uit de opvangvoorzieningen vlak voor het einde van de asielprocedure, op het moment dat eindelijk zichtbaar wordt dat ze hier niet mogen blijven. Als dat op een campus gebeurt, vindt er actief toezicht plaats waarbij ze zich twee keer per dag moeten melden. Bij een vermissing binnen 24 uur melden wij die aan het expertisecentrum en CoMensha. Wij hebben een training van medewerkers. Er zijn dus minderjarige vreemdelingen waarvan we niet weten wat er gebeurt bij binnenkomst, als zij over de buitengrens binnenkomen. Daarvoor hebben wij nu de verbetering van de screening. Daarvan heb ik gezegd dat voor een zeer beperkt aantal «geen kind in de cel» om die reden niet kan gelden. Bij het aflopen van de asielprocedure ging het om 140 kinderen in 2011, om 160 in 2012 en ook om 160 in 2013. Daarbovenop komen nog de kinderen die bij een gezin horen en van wie wij soms ook niet weten of zij met of zonder vader en moeder zijn, zeker als ze bijna het achttiende levensjaar bereiken, waar ze terechtkomen en of zij in Nederland of elders in Europa in de illegaliteit komen. We hebben een aantal zaken opgezet. Ik hoop dat wij er met de voorloopvoorziening die wij straks hebben, de voorziening in Zeist waar kinderen en minderjarigen niet meer in een cel komen, meer zicht op krijgen waar kinderen terechtkomen, zodat wij ook zekerheid hebben, bijvoorbeeld of een volwassene die met een kind het land binnenkomt dan ook de ouder is van dat kind. Daarover moet je dan ook wel duidelijkheid hebben.

Ik bevestig aan het adres van de heer Van der Steur dat wij de koppeling zullen handhaven. Ik zie ook wel een aantal omissies die de Nationaal Rapporteur heeft geconstateerd en die wij moeten proberen te handhaven.

Mevrouw Kooiman zeg ik toe, ook in lijn met wat mevrouw Berndsen onder mijn aandacht heeft gebracht, dat ik in de vergadering met de VNG over het vreemdelingenbeleid – ik meen op 27 september – waar tal van onderwerpen op de agenda staan, dit onderwerp zal toevoegen, om de VNG nog eens nadrukkelijk de afspraak te laten bevestigen die wij hebben gemaakt over het apart zetten van geld voor de zeer gespecialiseerde opvang voor minderjarigen die in een beschermingssituatie zitten.

De voorzitter: Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de regering en kom ik toe aan de gedane toezeggingen. Luistert u vooral met mij mee zodat ik niets mis.

  • De Kamer ontvangt van de Minister een stroomschema met alle actoren en hun verantwoordelijkheden; de cijfers met betrekking tot het leggen van conservatoir beslag in mensenhandelzaken; de effecten van het prostitutiebeleid in Europees perspectief; de resultaten van het onderzoek naar aard en omvang van mensenhandel van slachtoffers uit West-Afrika; de cijfers van de Nationaal Rapporteur met betrekking tot de minderjarige slachtoffers.

  • De Kamer ontvangt van de Minister begin 2015 nadere informatie over het project proeftuinen Roma-gemeenten.

  • De Kamer ontvangt van de Minister begin 2015 de nulmeting van het WODC-onderzoek naar prostitutiebeleid.

  • De Kamer ontvangt van de Minister informatie over mogelijke capaciteitsproblemen bij Europol.

Minister Opstelten: Het laatste is een antwoord op de vraag van mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP): Het ging niet om capaciteitsproblemen bij Europol maar om de signalen die Europol gaf dat er te weinig capaciteit is om bijvoorbeeld sextortion aan te pakken in Nederland.

De voorzitter: Dank voor deze correctie.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb de Minister horen zeggen dat hij bereid is de Nationaal Rapporteur te vragen om eventueel een breder onderzoek op te zetten naar de impact van verschillende beleidsaanpakken in Europa.

De voorzitter: Dat klopt. Ik ga verder met de toezeggingen van de Staatssecretaris.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer van 2015 informeren over de doorlichting van de verblijfsregeling mensenhandel.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de gesprekken met de VNG over de beschikbaarheid van gespecialiseerde opvangplekken voor slachtoffers.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer eind september 2014 het aanvalsplan van de commissie-Azough toesturen.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling informeren over het laten doorlopen van de beschermde opvang na het achttiende levensjaar voor slachtoffers van mensenhandel.

De voorzitter: Ik besluit met de opmerking dat de Kamer het wetsvoorstel computercriminaliteit graag tegemoetziet.

Minister Opstelten: Dat is geen toezegging, maar een wens van de Kamer. Aan die wens zal ik voldoen. Dat wetsvoorstel zal worden ingediend.

De voorzitter: Ik dank de Minister, de Staatssecretaris, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's en ik sluit de vergadering.

Sluiting 16.45 uur.