Kamerstuk 27625-214

Verslag van een algemeen overleg

Waterbeleid


Nr. 214 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juni 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft op 26 mei 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over waterkwaliteit.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Sneep

Voorzitter: Houwers

Griffier: Tijdink

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Houwers, Jacobi, Paulus Jansen, Koppejan en Ouwehand,

en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet u allen welkom, ook de mensen op de tribune en degenen die ons via de camera volgen. Ik heet bovendien de staatssecretaris welkom. Dezer dagen hebben wij reeds op een aantal momenten over water, waterkwaliteit en waterkwantiteit gesproken. Voor het zomerreces zullen wij hierover ook nog verschillende keren spreken. Bovendien zal de droogteproblematiek worden besproken in een nog te plannen plenair debat. De waterveiligheid zal ook aan de orde komen in een algemeen overleg en de waterkwantiteit op 16 juni. Ik vraag de woordvoerders daarom om zich vandaag vooral te richten op waterkwaliteit. Daarnaast maakt het onderwerp zeeverkeerscentrale op de Waddeneilanden deel uit van de agenda van dit algemeen overleg.

Omdat de droogte ons echter wel bezighoudt en de staatssecretaris de meest actuele informatie daarover heeft, vraagt hij of het goed is – dit is een ordevoorstel – dat hij de laatste stand van zaken daaromtrent meldt, voordat de leden der Kamer hun inbreng leveren. Dan zijn wij wat dat betreft helemaal bij. Hij wil dit doen in plaats van een brief te sturen. Over dat laatste kunnen de leden echter nog apart oordelen, nadat zij zijn inbreng hebben gehoord. Ik constateer dat de woordvoerders akkoord gaan met dit ordevoorstel.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik zeg dit alles op het gevaar af dat ik de voorzitter links of rechts ermee inhaal. Afgelopen dinsdag heeft de Kamer gevraagd om de stand van zaken van de genomen maatregelen naar aanleiding van de droogte, van de te nemen maatregelen en van het kostenplaatje. De voorzitter zei terecht dat het hier over waterkwaliteit gaat, maar de droogte, de aanpak van de droogte en het voorkomen de consequenties van droogte hebben alles te maken met waterkwaliteit. Wij willen de verzilting, zout water, namelijk buiten de deur houden. Ik hoef niet uit te leggen waarom dit van groot belang is. Waterkwaliteit en de gevolgen van droogte, het tekort aan water dus, hebben in heel veel opzichten met elkaar te maken. Daarom heb ik de voorzitter gevraagd of ik heel in het kort de stand van zaken van vandaag mag melden.

Vanmorgen is reeds daarover gesproken met de Unie van Waterschappen, met het ministerie, met Rijkswaterstaat, met het IPO en met andere betrokkenen. In principe was de commissie waterverdeling aanwezig, maar dan landelijk opgeschaald. Het is verstandig dat ik het daar besprokene nu met deze commissie deel, omdat dit betrokken kan worden bij het overleg. Ik heb voor iedereen ook een korte hand-out met de genomen maatregelen meegenomen, voor zover die op prijs wordt gesteld en binnen de orde van deze vergadering blijft. Kort gezegd komt het erop neer dat wij de afgelopen weken en dagen tal van maatregelen hebben getroffen waaronder – en dit is wellicht de meest aansprekende en herkenbare voor de leden van de commissie – het opzetten van het peil van het IJsselmeer. Er wordt dus extra water gehouden in het grootste waterbekken van Nederland, het IJsselmeer, om daarmee reserve en volume te creëren. Honderden miljoenen kuubs water zijn er extra in het IJsselmeer gebracht. Als er zich elders problemen mochten voordoen, kun je die daarmee voor een deel ondervangen. Het probleem is namelijk dat de wateraanvoer voor het IJsselmeer vooral via de Rijn en de IJssel plaatsvindt en op dit moment is de aanvoer buitengewoon klein. Wij zitten nu op of onder de duizend kuub water per seconde, maar er moet sprake zijn van meer dan het dubbele; dit is dus te weinig om op termijn te kunnen voorzien in de watervraag.

Behalve de maatregelen in het IJsselmeer hebben wij ook een aantal kleinschalige voorzieningen in gang gezet. Vorige week is onder andere het gemaal De Aanvoerder, een prachtige naam, bij Utrecht in werking gezet. Daardoor kunnen wij extra water brengen naar de omgeving Boskoop en Gouda. De Aanvoerder heeft een capaciteit van, naar ik meen, zeven kuub per seconde. De verdamping is ongeveer hetzelfde met dit weer. Met deze maatregel zorg je ervoor dat het niet slechter wordt dan het al is; alle kleine beetjes helpen. In het Haringvliet hebben wij de zoutriolen, de migratieplekken voor vissen, gesloten. In de Afsluitdijk zijn de plaatsen waar de vissen doorheen kunnen, afgesloten. Bovendien is vanmorgen in het overleg vastgelegd dat onder andere in het Volkerak extra zoet water wordt gebracht om de oprukkende verzilting tegen de gaan.

Kortom, er is een reeks aan maatregelen, groot en klein, genomen. Een aantal andere maatregelen kan ook nog worden genomen. Daarnaast zijn er voor de scheepvaart enkele zaken op een rij gezet. De leden der Kamer hebben daar ongetwijfeld kennis van genomen. Zodra er weinig water in de rivier is, kan er minder makkelijk gevaren worden. Als je er extra water opzet, heeft dit weer gevolgen voor het feit dat men wel onder de bruggen door moet kunnen. Zo heeft alles met alles te maken. Ik hoef dit niet uit te leggen aan de leden van deze commissie, want die zijn specialist op dit vlak. Het leek mij echter goed om even dit overzicht van de genomen maatregelen te geven en bovendien een overzicht van maatregelen die nog kunnen worden genomen.

Het is lastiger om inzicht te geven in de kosten. Ik zeg dit tegen de vraagstellers van afgelopen dinsdag. Natuurlijk kun je een inschatting van de kosten maken, maar wat wij nu doen, is vooral bedoeld om kosten te voorkomen. Ik heb mij nog even verdiept in de kosten van 2003, toen wij ook te maken hadden met veel droogte en in die van 1976. Dan praat je heel snel over schadeposten die in de vele honderden miljoenen of zelfs nog meer lopen. Alles wat nu gebeurt, doen wij om die schade te voorkomen of in ieder geval zo veel mogelijk te beperken. Natuurlijk kun je een kostenberekening maken, maar dat is op dit moment eigenlijk ondoenlijk, temeer omdat wij weten dat het aantal maatregelen dat getroffen is en mogelijk nog getroffen moet worden, ook een eigen kostenplaatje met zich mee kan en zal brengen.

Het weersvooruitzicht is slecht: er wordt geen regen verwacht. Om alles te normaliseren, zou je eigenlijk veertien dagen lang continu regen moeten hebben. Hiermee hebben de leden der commissie een beeld van wat er aan regen zou moeten vallen. Het gaat dan om 140 mm, dus 10 mm per dag. Dat is dus niet het vooruitzicht. Daarmee weet de commissie zelf ongeveer hoe de situatie is. Tegelijkertijd zeg ik erbij dat het niet te verwachten is dat de aanvoer via de rivieren, waar je eigenlijk geen invloed op hebt, op korte termijn zal aanzwellen.

Kortom, iedereen is stand-by. Alles is onder controle. Ik hecht eraan om dat te zeggen, want in die zin is er dus geen zorg. De situatie is echter wel zorgelijk omdat wij weten dat er de komende veertien dagen weinig zicht is op verbetering.

Wat heeft nu de eerste prioriteit bij droogte en de daarbij behorende ingrepen? Vooropstaat de veiligheid. Dat is hetzelfde als bij wateroverlast. Het gaat in dit kader om bescherming van dijken, ervoor zorgen dat dijken niet uitdrogen en dat water bij de dijken komt. Verder kijkt de overheid met alle betrokkenen naar de garanties voor de nutsvoorziening. Hierbij moet men denken aan energievoorziening, koelwater voor de elektriciteitscentrales, de zoetwatervoorziening, de drinkwatervoorziening. Dat laatste staat op zichzelf totaal niet ter discussie, maar het is goed dat de commissie even weet welk afwegingskader voor de overheid geldt. Het gaat dus om de veiligheid en om de nutsvoorzieningen voor vitale functies die alles draaiende houden. Verder is het onomkeerbare van datgene wat er gebeurt een hoge prioriteit. Als gebieden zodanig zouden worden aangetast in hun natuurlijke waarden dat het onverantwoord zou zijn en die gebieden dus onherstelbaar beschadigd zouden worden, staan die hoog bij ons op de prioriteitenlijst. Aan het eind komen de belangen – zoals ik al eerder zei – van scheepvaart, natuur in algemene zin, landbouw et cetera. Dit is ons afwegingskader. Het begint – en wat mij betreft zou het daarmee ook moeten eindigen – met de veiligheid. De afgelopen dagen was te lezen en horen wat daar allemaal over gezegd is. Bovendien is getoond wat er al gedaan is om de dijken nat te houden.

Ik wilde dit graag vooraf zeggen, omdat dit heel nadrukkelijk de kwaliteit van het water raakt. Dit is de meest actuele informatie. Alles is onder controle: dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat er op dit moment geen zicht is op snelle verbetering. Dat stellen niet wij vast, maar onze onafhankelijke deskundigen die verstand hebben van het weer.

De voorzitter: In hoeverre willen de leden hierop reageren, gezien het feit dat er nog een debat komt? Of wordt de reactie bij de inbreng meegenomen?

Staatssecretaris Atsma: Mag ik hier nog een vraag aan toevoegen? De Kamer heeft gevraagd om een spoeddebat. De Kamer heeft bovendien gevraagd om een brief. Deze informatie zou in een brief komen. Ik bied aan dat wij de leden der Kamer frequent informeren over de stand van zaken. Dat is vanzelfsprekend. De komende weken hebben wij immers ook frequent wateroverleggen. Of dit zou moeten leiden tot een nieuwe brief met het oog op het spoeddebat, is een afweging die de leden in hun eigen procedurevergadering moeten maken. Ik zeg dit omdat wij moeten geen dubbel werk moeten doen.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb een praktisch voorstel. Als wij een minuut meer spreektijd krijgen – gezien het aantal leden kan dit wel – concluderen wij misschien na afloop van dit debat dat het extra debat niet nodig is.

De voorzitter: Die weging kan gemaakt worden.

De heer Koppejan (CDA): Ik denk dat wij beter in de procedurevergadering kunnen beslissen over de voortgang. Het is in ieder geval fijn dat wij nu al geïnformeerd worden. Dat stel ik zeer op prijs. Het lijkt mij ook goed om even een rondje te maken voor de meest urgente vragen. Ik hoor dat de situatie de komende tijd alleen maar zal verslechteren en dan rust er op de Kamer een extra taak en verantwoordelijkheid om de zaak goed te blijven volgen. In die zin denk ik dat een debat nog steeds noodzakelijk is, maar in overleg kunnen wij bepalen wanneer dat het beste kan plaatsvinden. Als de voorzitter het goed vindt, stel ik voor om een kort vragenrondje te doen.

De voorzitter: Ik heb nu twee voorstellen: het voorstel van de heer Jansen om een minuut extra spreektijd te plannen en het voorstel van de heer Koppejan om voorafgaand aan de spreektijd een apart rondje te doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik sluit mij aan bij het voorstel van de heer Jansen om dit mee te nemen in onze termijn en na afloop te bezien hoe ver wij zijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik sluit mij daarbij aan.

De voorzitter: Ik stel vast dat dit de meerderheid is. Ik neem aan dat de heer Koppejan zich als goed democraat daarin kan voegen.

De heer Koppejan (CDA): Ik voeg mij altijd naar de meerderheid.

De voorzitter: Dan doen wij het op die manier. Ik dank de staatssecretaris voor deze update. Wij zijn nu allemaal helemaal bij. Dit is immers iets dat iedereen bezighoudt. Laten wij een spreektijd van zes minuten met één interruptie afspreken.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De woordvoerder van D66, mevrouw Van Veldhoven, moet op dit moment bij een ander algemeen overleg zijn. Ik zal ook namens haar het woord voeren.

De voorzitter: Dat kunt u dan hopelijk in diezelfde zes minuten, maar ik zal in dat geval met enige soepelheid naar de tijd kijken. Ik zal zelf namens de VVD-fractie het woord voeren en zal dan de heer Jansen vragen, het voorzitterschap even over te nemen.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik begin met het onderwerp droogte. Ik heb op zichzelf wel vertrouwen erin dat de partijen die zich bezighouden met het beheer van onze dijken en de watervoorziening, op een zo verantwoord mogelijke manier bezig zijn om alles in Nederland in gang en veilig te houden. Mijn zorgen zijn vooral gericht op de lange termijn. In de Kamer zijn er leden die zeggen dat het klimaatprobleem niet bestaat en dat menselijk handelen niet heeft geleid tot een probleem. Ik denk dat die leden in hun achterhoofd toch steeds ongeruster beginnen te worden. Ik ben weliswaar niet Erwin Krol, maar er lijkt zich zo langzamerhand een bepaald patroon te ontwikkelen. Een van de effecten van dat patroon is dat wij 's zomers vaak met perioden van langdurige droogte zitten. Dat is vervelend voor de landbouw en de binnenvaart. De Rijnvaart heeft nooit met stuwen hoeven te werken, maar misschien is dit op lange termijn wel nodig. Ik wijs erop dat de commissie-Veerman, de Deltacommissie, niet alleen ging over de waterveiligheid, maar ook over de watervoorziening. Daar heeft dit natuurlijk iets mee te maken. Destijds was de SP best content met een aantal conclusies van de commissie-Veerman, maar een van de kritiekpunten ging over het volgende. 90% van het water van de Rijn wordt gebruikt om de Nieuwe Waterweg door te spoelen om de verzilting daar tegen te houden. Destijds hebben wij gezegd dat je eens zou moeten kijken naar ideeën om dat terug te brengen, bijvoorbeeld door een drempel aan te brengen in de Nieuwe Waterweg. Per slot van rekening zijn voor de plekken voor de schepen met grote diepgang naar het westen opgeschoven. Dan kun je zuiniger zijn met het schaarse water in de zomer. Ik constateer dat de brief van LTO Nederland van vandaag helemaal op die lijn zit. Ik ben dankbaar dat die richting langzamerhand door meerderen gedeeld wordt.

Ik kom nu op het Bestuursakkoord Water. Mijn eerste debat als Kamerlid vierenhalf jaar geleden was een wetgevingsdebat dat onder andere ging over integratie in de waterketen. Toen voerde staatssecretaris Schultz ad interim – of liever gezegd demissionair staatssecretaris Schultz – dat debat. Bij die gelegenheid heeft de SP ervoor gepleit om tot een niet vrijblijvende samenwerking te komen. Daar zou heel veel geld mee verdiend kunnen worden. Ik constateer dat die lijn in de brief inzake het Bestuursakkoord Water is teruggekomen. Dit vervult mij met grote vreugde.

Ik constateer aan de andere kant wel dat het kabinet de winst gebruikt om een greep in de kas te doen bij de watersector. Dat is erg dom, omdat wij twee heel belangrijke opgaven hebben. De eerste is de waterkwaliteit, waarover wij het vandaag hebben; de Kaderrichtlijn Water. Daar moeten grote investeringen gedaan worden. De tweede is de waterveiligheid, waarover wij het in juni gaan hebben. Beide zaken kosten geld. Als wij efficiënter gaan werken – dat willen wij allemaal – heeft de SP altijd op de lijn gezeten dat wij het geld dat wij daaruit halen, moeten gebruiken om de taken uit te voeren. 750 mln. vind ik overigens heel veel. Ik zou het heel knap vinden als dat bedrag gehaald wordt. De staatssecretaris zegt dat we de veiligheidsmaatregelen moeten uitsmeren evenals de Kaderrichtlijn Water. Dat gaat ten koste van de kwaliteit. De SP-fractie is daartegen. Ik ben dus groot voorstander van de niet vrijblijvende samenwerking. Ik zou op dat gebied nog steeds een wettelijk stokje achter de deur willen. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij ernaar gaat kijken. Vindt hij het inmiddels verstandig om dit nog wat beter te verankeren? De 750 mln. is meer dan de becijfering van de potentie door de Erasmus Universiteit. Is dit alleen doelmatigheidswinst of gaat het ook om kwaliteitserosie? Dit laatste is wat mij betreft niet de bedoeling.

Ik kom nu op legionella. Bij onderzoeken is vastgesteld dat het probleem van de open koeltorens heel hardnekkig is en dat gemeenten er weinig grip op hebben. Als zij gaan kijken, blijkt dat ongeveer 40% van de geconstateerde situaties gevaarlijk is. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen? Moet de inspectie weer op vakantie? Ik heb eerlijk gezegd de indruk dat de staatssecretaris de gemeente zal aansporen door het sturen van een brief en dat het daarbij blijft. Wat mij betreft is dat een voorbeeld van het weglopen voor je eigen verantwoordelijkheid, want dit gaat niet goed.

Hetzelfde geldt voor de hotspots. Wat zijn dat? Als ik in mijn huis een waterleiding in de vloer heb met pal daarnaast een leiding van de centrale verwarming, wordt dat water in de winter opgewarmd. Dat is gevaarlijk, want daardoor ontstaat legionella. Dat moeten wij niet hebben. Door onderzoek is vastgesteld dat dit voortdurend het geval is. Het barst van de hotspots. De staatssecretaris zegt dat de sector dit beter moet regelen. Wij hebben vandaag daarom feitelijke vragen gesteld over het Bouwbesluit. Dit is bij uitstek het moment voor de staatssecretaris van gezondheid en milieu om tegen zijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zeggen: Piet Hein, dit gaan wij even regelen; dit nemen wij even mee. Kortom, ik wil dat de staatssecretaris ook in dit geval zijn eigen verantwoordelijkheid neemt en niet alleen naar de gemeente wijst.

Ten slotte ga ik in op de bemetering. Ik ben eigenlijk al twintig jaar bezig met dit onderwerp. Toen ik Statenlid was in de provincie Utrecht, heb ik al eens tegen het drinkwaterbedrijf van de provincie Utrecht, dat inmiddels niet meer bestaat, gezegd: zorg ervoor dat iedereen een eigen meter krijgt; dat scheelt immers 15% aan waterverbruik, daarmee wordt gezorgd voor het realiseren van een duurzaamheidsdoelstelling en het scheelt de mensen in kosten. Bovendien heb ik gezegd: doe het gratis, want dat is de manier om dit het snelste uit te rollen. Ik constateer dat het Waterbedrijf Europoort dat destijds keurig gedaan heeft, maar een aantal andere waterbedrijven niet. In Nederland zijn er dus nog steeds een paar honderdduizend woning niet bemeterd. De staatssecretaris zegt dat hij dit niet kan afdwingen volgens de huidige wet. Ik vraag de staatssecretaris daarom om de wet te veranderen. Het moet mijns inziens mogelijk zijn dat de overheid die publieke doelstelling afdwingt.

Een variant is bovendien het bemeteren van warm water, collectief warm water. In flats met blokverwarming is het heel logisch dat warm water individueel bemeterd wordt. In dat kader wijs ik op de inwoners van Ommoord die gevraagd hebben om de bemetering van warm water, opdat de individuele bewoner kan betalen voor het water dat hij verbruikt. De staatssecretaris wijst in dit verband naar anderen. Wat doet hij echter zelf?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de goede informatie over de waterverdeling bij droogte die hij heeft voorgelegd. Ik ben er een absoluut voorstander van dat wij de komende periode met elkaar daarover spreken en de zaken informatief met elkaar delen. Ik deel de zorg van de SP over de langetermijnproblematiek. Veel van onze natuurdoelstellingen moeten absoluut gehaald worden door antiverdrogingsmaatregelen. Op dit soort momenten kan de schade namelijk extra toenemen op het punt van veiligheid, voedsel en landbouw. Als dit een structureel probleem wordt, zie ik graag dat wij overzichten maken van op welke plekken in Nederland welke problematiek op ons afkomt, zodat wij er rekening mee kunnen houden. Dit is belangrijk voor het debat van 16 juni en later. In de langetermijnprogramma's moet daarom behalve hoogwaterbescherming ook laagwaterbescherming worden opgenomen. Daar lijkt het nu in ieder geval wel op.

Ik kom nu op het bestuursakkoord, dat op 23 mei is getekend. Wat stelt die handtekening voor? Inhoudelijk hebben wij niet zo veel problemen met het bestuursakkoord, zoals de decentrale aanpak, efficiencywinst en alles wat er geboekt moet worden. Onze grote zorg is dat die 750 mln. doelmatigheidswinst in feite pas in 2020 echt zijn einde krijgt. Tot die tijd betaalt de burger de afdrachten mee. Gedeputeerden, raadsleden en waterschapsbestuurders delen die zorg. De staatssecretaris is er al vaker door de Partij van de Arbeid maar ook door andere partijen op aangesproken dat dit alles niet mag leiden tot een netto lastenverzwaring voor de burger. In dit akkoord is nog niets geregeld over de wijze waarop wij dit gaan aanpakken. Nu dit akkoord er ligt, moeten wij naar een volgend akkoord gaan. Ik verwacht daarom van de staatssecretaris een maatregelenpakket waarmee wij over enige tijd een stelsel, een systeem, voor elkaar krijgen dat ons garandeert dat de burger hier niet zo meteen bokjestaat. Dat moeten wij immers niet willen. Het kan ook niet. Wie draagt namelijk de risico's voor bijvoorbeeld de grote tekorten die wij mogelijk – dit is niet onvoorstelbaar – nog tegemoet kunnen zien? Afhankelijk van het antwoord op mijn vragen in dit kader overweeg ik het indienen van een motie.

Ik voer ook het woord voor D66. De fractie van D66 noemt het bestuursakkoord op dit onderdeel een blauw besluit, een blauwe schuld, omdat wij in feite een voorschot nemen op de toekomst. Het is maar de vraag of dit allemaal doelmatigheidswinst is of juist een heel grote bezuiniging waar de burger bokje voor staat.

Bij de Kaderrichtlijn Water voor de waterkwaliteit lijkt het doel momenteel bezuinigen, terwijl de Kaderrichtlijn Water juist ervoor zal zorgen dat wij heel veel kosten kunnen voorkomen. Namens D66 maak ik een paar opmerkingen over de Kaderrichtlijn Water. In de antwoorden op de feitelijke vragen wordt gesteld dat er in 2015 opnieuw een afweging wordt gemaakt of de doelen van 2027 gehaald zullen worden, gegeven de nieuwe context. Als dit niet het geval is, dan is de enige conclusie dat er alsnog meer geld moet komen. Dan zullen de kosten na 2015 oplopen en verschuiven wij de rekening naar de volgende jaren. D66 beschrijft dit als blauwe schuld.

Ik heb nog een inhoudelijke vraag over de Kaderrichtlijn Water. De waterschappen voeren veel maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn uit. De staatssecretaris zegt dat wij gaan temporiseren. Op grond van de beheerplannen betekent dit ook dat de waterschappen waarschijnlijk een aantal doelen niet kunnen realiseren, omdat zij het Rijk nodig hebben om een aantal zaken van de doelstelling van de Kaderrichtlijn voor elkaar te krijgen. Wat zijn de consequenties van de temporisering? Daarmee valt bovendien mijns inziens niet uit te sluiten dat zaken in de regio verder moeten uitgesteld worden. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

De kwaliteit van water heeft ook invloed op de vispassages. Hoe staat het daarmee? Ik heb bovendien een vraag over het doorsteken naar zelfstandige afvalwaterbedrijven, het zelfstandige beheer van de afvalwaterketen. De staatssecretaris heeft een heel ingewikkeld verhaal gehouden over wetsvoorstellen. Volgens mij hoeft er echter alleen een artikel toegevoegd te worden met een datum. Ik zie op dat vlak dus graag geen stroperige aanpak, maar tempo.

Mijn laatste minuten zal ik gebruiken voor de perikelen, de knelpunten, rondom de vuurtoren, de camera en de bewaking. Sinds december krijgen wij veel vragen over ingebrekestelling van ZRC, het bedrijf in Zeeland dat de radar en de camera's zou moeten ontwikkelen. De staatssecretaris heeft schriftelijk al aangegeven dat hij erg veel zorgen heeft hierover. Als je het mij vraagt en de mensen in de praktijk en je bovendien kijkt naar de zaken waarover wij informatie krijgen, zoals van mensen die in de projectleiding zitten, kan ik geen andere conclusie trekken dan dat wij ermee moeten kappen. Ik heb gehoord dat het TNO-onderzoek in dit verband geen doorgang meer zal vinden, maar ik heb ook gezien dat de staatssecretaris het bedrijf tot 1 juli de tijd wil geven. Wat wil de staatssecretaris dan tot 1 juli nog doen? Als de staatssecretaris het mij vraagt, kan hij beter vandaag zeggen dat wij ermee ophouden, dat wij een nieuwe koers inslaan en daarvoor de tijd geven. 24 uur per dag vuurtorenbewakers op de toren is veel goedkoper. Mochten er in de toekomst goede radars en camera's komen, dan is dat wat mij betreft ondersteunend materiaal. Er gaat niets boven het menselijk oog dat daar uiteindelijk de coördinatie doet. Een klein en een iets groter ongeval zijn al voorgekomen mede door ondeugdelijke radarwerking. Ik vind dat wij daar vandaag de verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Wij moeten zeggen dat dit niet langer verantwoord is; beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn snelle informatie over de droogteproblematiek. Ik heb een tweetal vragen in dat verband. De staatssecretaris zegt dat de verwachting is dat de droogte de komende veertien dagen zal aanhouden. Dit zal betekenen dat de problematiek zal verergeren. Ik vraag derhalve om een soort inkijkje over wat de burgers en de bedrijven in de komende tijd bij aanhoudende droogte te wachten staat.

In het kader van de waterveiligheid zijn er grote zorgen over onze veendijken. Vindt er op dit moment versterkt toezicht en controle plaats op al onze de veendijken? Laatst hoorden wij namelijk dat het waterschap Delfland scheuren in een dijk constateerde.

De staatssecretaris zei dat hij even geen brief wilde sturen over de droogte. Ik kan daarmee instemmen, maar wij zullen dit bespreken in de procedurevergadering. Ik kan mij echter wel voorstellen dat wij bij aanhoudende droogte tussentijds informatie krijgen van de staatssecretaris over de stand van zaken.

Wij hebben met veel waardering kennis genomen van het Bestuursakkoord Water. De gekozen aanpak spreekt ons aan: decentraal wat kan, centraal wat moet en het beleid en de uitvoering scheiden volgens het tweelagenmodel. De ambities zijn echter groot: 750 mln. besparen in 2020. Het CDA zal er in de komende jaren met name sterk op toezien dat deze ambities ook gerealiseerd worden binnen de gestelde voorwaarden. Ik bedoel met name dat er geen sprake mag zijn van afwenteling van lasten op burgers en bedrijven door verhoging van de lokale belasting. Er zijn afspraken gemaakt over een driejaarlijkse benchmark ten aanzien van de ontwikkeling van de lokale kosten. Wij zijn minder te spreken over de termijn van drie jaar, zeker aangezien de Kamer in een motie van mijn hand, die is ondertekend door heel veel collega's, heeft gevraagd om een jaarlijkse prestatievergelijking van waterschappen, met name op het gebied van lastenontwikkeling. Wij willen dus graag per jaar door de staatssecretaris geïnformeerd worden over de lastenontwikkeling. Dan kunnen wij de voortgang goed bewaken.

Er liggen grote ambities op het vlak van de waterketen. De Kamer, van links tot rechts, heeft daar altijd sterk in geloofd en gelooft daar nog steeds in. Nu gaat het erom dat dit waargemaakt wordt. Dit moet 450 mln. per jaar opleveren vanaf 2020. Wij zijn blij dat er in het Bestuursakkoord Water hierover duidelijke afspraken zijn gemaakt. Op 31 december van dit jaar worden voor de kringen of werkeenheden bindende afspraken gemaakt over de juridische vormgeving van de samenwerking tussen gemeenten onderling en de waterschappen. Bovendien is er afgesproken dat op 31 december 2012 bij meer dan 75% van de kringen of werkeenheden effectief en doelmatig wordt samengewerkt. Wij willen de partijen houden aan deze afspraken, maar dan moeten wij wel weten wat er nu precies verstaan moet worden onder effectief en doelmatig samenwerken en bovendien welke kostenbesparing er dan tenminste gerealiseerd zal worden per periode. De Kamer wil het voortgangsproces namelijk goed kunnen bewaken. Graag ontvang ik een reactie hierop van de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris ons ook halfjaarlijks informeren over de voortgang van de samenwerking in de waterketen?

Bij de waterkwaliteit wordt er ook gesproken over innovatie en kennisverspreiding. Dat zijn prima woorden. Van buitenstaanders, de wetenschappers, die nieuwe ideeën over waterbeheer en verbetering van de waterkwaliteit hebben, horen wij dat zij nogal vaak op veel weerstand en weinig medewerking van lokale overheden of aan de overheid gelieerde organen stuiten. Het gaat in dit verband bijvoorbeeld over nieuwe ideeën over de voedingstoestand van het Nederlandse oppervlaktewater. Onze wateren zouden volgens deze wetenschappers te veel zijn gezuiverd. In het verleden zou de aandacht te veel zijn gericht op defosfateren, baggeren en het aanleggen van vooroevers, met als gevolg dat er te weinig organische voedingsstoffen in ons water zouden zitten. Door enkele goedkope toevoegingen zou de nutriëntenbalans weer hersteld kunnen worden tot een hoog productief ecosysteem. De succesvolle proef bij de Bergse diepsluis wijst in die richting. Wij zouden graag zien dat er voor dit soort nieuwe ideeën meer ruimte komt, vanuit het ministerie, de waterschappen en vanuit Rijkswaterstaat. Wij vragen de staatssecretaris om ruimte te scheppen voor de ideeën van die wetenschappers en voor bedrijven die dit graag in de vorm van een experiment zouden willen uitvoeren.

Op het onderwerp legionellapreventie is de fractie van het CDA in de afgelopen jaren diverse malen teruggekomen. Wij zijn wederom erg geschrokken van de laatste rapporten. In 2010 voldeed slechts 51% van de onderzochte locaties geheel of gedeeltelijk aan de wettelijke eisen. Collega Jansen sprak al over de koeltorens. Het blijkt immers dat het toezicht van de gemeenten op natte koeltorens nog steeds veel gebreken vertoont. De staatssecretaris zegt dat hij een begeleidend schrijven zal sturen naar de gemeenten waarin hij ze zal informeren over de onderzoeksresultaten. Dat hebben wij in de afgelopen jaren al vaak genoeg met de minister of de staatssecretaris afgesproken, maar dit is een keer afgelopen. Het is veel te riskant. In Amsterdam hebben wij een zeer ernstig incident met dodelijke slachtoffers meegemaakt. Daarna hebben wij wat minder hete zomers gehad. Nu hebben wij te maken met een periode van lange droogte. Voor je het weet, hebben wij weer een hete zomer en dan blijken toch zomaar weer een paar koeltorens misschien niet te voldoen, met alle gevolgen van dien. Staatssecretaris, ik hoor graag van u in deze vergadering om welke gemeentes het gaat. Dan roepen wij dat nogmaals hard en hopen wij dat er een persbericht uitgaat en dat onze collega's in de gemeenteraden echt tot actie overgaan en hun gemeentelijke overheden tot de orde roepen. Dit is namelijk echt te riskant. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Ik rond af met de drinkwatermeters. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging om de drinkwaterbedrijven uit te leggen dat het niet normaal is om flatbewoners in bijvoorbeeld Rotterdam met een collectieve watervoorziening op te zadelen met een individuele watermeter die feitelijk niets meet. De staatssecretaris zegt dat hij een brief zal sturen naar de drinkwaterbedrijven. Als die bedrijven nu helemaal geen gehoor geven aan de oproep daarin, kunnen wij hiermee toch niet doorgaan? Ik geef de staatssecretaris in overweging om ons te informeren over de reactie van het drinkwaterbedrijf op de brief. Als het desbetreffende drinkwaterbedrijf niet snel tot actie overgaat, kunnen wij afspreken dat er een aanpassing van de wet plaatsvindt. Dit kan gewoon niet verder doorgaan.

Ik heb nog een laatste opmerking over de vuurtorens.

De voorzitter: Mijnheer Koppejan, u bent over de spreektijd heen.

De heer Koppejan (CDA): Misschien vertegenwoordig ik vandaag wel een beetje de SGP, omdat wij die nodig hebben als gedoogpartner.

De voorzitter: Dat doet u dan de volgende keer maar.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb meer vragen aan de heer Koppejan, maar ik beperk mij even tot twee vragen. Ik hoorde dat de CDA-fractie niet wil dat de eventuele kosten worden afgewenteld op bedrijven en burgers. Dient de CDA-fractie ook een motie in dat dit een garantie moet zijn? Daar zou ik voor zijn, want wij zien dat de kosten dreigen te stijgen. Vewin roept daar al een poos om.

Begrijp ik het goed dat de CDA-fractie in deze tijden van bezuinigingen aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vraagt om meer geld voor proeven om meer voedingsstoffen toe te voegen aan het water? Is dat de strekking van de vraag van de heer Koppejan?

De heer Koppejan (CDA): Ik begin met de eerste vraag over de motie over de waterlasten. Die motie is allang ingediend, helaas zonder steun van de Partij voor de Dieren. In die zin houden wij het kabinet inderdaad bij de les. Wij hebben afspraken gemaakt – dit staat ook in het bestuursakkoord – dat de lasten voor burgers en bedrijven zich gematigd zullen ontwikkelen. Dat zullen wij in de gaten houden. Daar willen wij jaarlijks over geïnformeerd worden. In die zin wordt mevrouw Ouwehand dus op haar wenken bediend.

In antwoord op de tweede vraag, ik vind dat wij ook bij waterkwaliteit en waterzuivering taboes moeten laten varen. Er blijken nieuwe inzichten te bestaan over voedsel in het water. Onlangs hebben wij een succesvolle proef gedaan bij de Bergse diepsluis in de zuidwestelijke delta in Zeeland. Daaruit blijkt dat er in die omgeving heel veel mooie dingen gebeuren met mossels, vissen en noem maar op, als je zoet water inlaat in de Oosterschelde. Wij denken dat dit een toekomstperspectief biedt voor veel andere Nederlandse wateren. Van het kabinet vragen wij niets anders dan een open houding, een open mind, voor initiatiefnemers die experimenten daarmee uitoefenen op eigen kosten en risico's of op basis van openstaande subsidies die daarvoor toch al bestemd waren. Dan kunnen wij misschien tot een meer efficiënt en beter waterkwaliteitsbeheer komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zal de CDA-fractie hieraan houden, want wij zien vooral signalen dat de vermesting en het gebruik van bestrijdingsmiddelen, waarvoor het CDA de deur wijd open heeft staan, leiden tot hogere kosten bij het drinkwaterbedrijf. Uiteindelijk komen die terug op de rekening van de burger. Als de bewijzen daar zijn, zie ik dus graag: een man een man, een woord een woord. Ik ben blij om te horen dat het de heer Koppejan in elk geval niet te doen is om verdere toevoeging van voedingsstoffen aan het water. Wij hebben daar twee jaar geleden – meen ik – een rondetafelgesprek over gehad. Dat was een volstrekt onsamenhangend verhaal. Het pleidooi voor meer fosfaten in het water is dus niet het pleidooi van de CDA-fractie. Ik wilde dit nog even voorleggen, zodat wij dit helder hebben.

De heer Koppejan (CDA): Zover wil ik helemaal niet gaan. Het is maar de vraag of er voldoende fosfaten in ons water zitten. Dat lijkt mij iets waarvoor je een open houding moet aannemen. Je moet bezien wat het beste is voor het water, de biodiversiteit, de planten en de dieren. Mevrouw Ouwehand kan het toch onmogelijk met mij oneens zijn dat dit uiteindelijk de maatstaf is. Daarna moeten wij bekijken op welke wijze wij die doelstellingen het beste bereiken.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uiteenzetting van de huidige aanpak van de droogte. Ik ben daar persoonlijk blij om, want ik woon zelf ook op een veendijk. Voor zover ik keek vanochtend, stond die er nog. Wij gaan er dus van uit dat het goed gaat. Ik zie hier een aantal maatregelen, ook besparingsmaatregelen. Zullen er ook waarschuwingen qua gebruik aan de bevolking worden gedaan, als de droogte nog twee weken aanhoudt? Ik ben daar benieuwd naar, want ik hoor dat niet duidelijk. Misschien kunnen wij de auto wat minder vaak wassen.

Mijn collega van de SP zei iets over de droogte en de link die in dat verband gelegd wordt met het klimaat. Ik weet niet of de heer Jansen ook aan de campagne in mei 2010 heeft meegedaan. Het water stond bij ons bijna in de bus. Ik heb geen dag zon gezien. Het was een en al regen. Het afgelopen voorjaar is volledig verregend. De laatste mooie zomer die ik meegemaakt heb, is 2006. Ik hoop dat wij dit jaar niet alweer weg regenen. Ik zeg dit vooraf.

De voorzitter: Mijnheer Van Bemmel, dit is bijna uitlokking.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik raad de heer Van Bemmel en zijn collega's van de PVV aan om gewoon gebruik te maken van de degelijke statistieken van het KNMI. Daar houden heel suffe weerkundigen dat allemaal mij. Daar vertrouw ik op. Die voorspellen overigens voor de lange termijn dat zowel periodes van droogte als periodes van heftige regenval vaker zullen voorkomen. Dit allebei gaat dus gebeuren. Beide effecten hebben te maken met de opwarming. Misschien kan de heer Van Bemmel wat beter rekening mee houden met objectieve informatie in plaats van zich bezig te houden met fact free politics. Vervolgens kan hij misschien proberen te handelen naar de informatie die hij krijgt. Kan de heer Van Bemmel hierop reageren?

De heer Van Bemmel (PVV): De weerkundigen kunnen een hoop zeggen, maar het gaat vaak over aannames. De heer Jansen gebruikt ook de bewoordingen «op de lange termijn wordt verwacht». Het zijn dus aannames gebaseerd op soms een tijdelijke droogte. De heer Jansen zegt ook dat het meer gaat regenen. Per saldo zal men dus op een gemiddelde uitkomen, neem ik aan. Ik ben ook wel verrast door het nieuwe geloof van de SP. Sinds een paar jaar is de fractie van de SP een warm pleitbezorger voor de klimaataannames van de linkse oppositie.

De heer Paulus Jansen (SP): Laten we proberen om in debat te blijven, is mijn oproep aan de PVV. Ik pleit er alleen voor dat wij allemaal gebruikmaken van zo betrouwbaar mogelijke informatie. Eerlijk gezegd, weet ik niet wie beter zijn werk doet op dit terrein dan het KNMI. Waarom zouden wij dus niet gebruikmaken van zo objectief mogelijke informatie in plaats van elkaar om de oren te slaan met incidenten? Dat dreigt nu namelijk te gebeuren.

De heer Van Bemmel (PVV): Wij verschillen van mening. Het KNMI heeft een bepaald onderzoek hiernaar gedaan. Wij hebben die discussie in oktober al een keer gevoerd. Er zijn ook ongeveer 4000 wetenschappers die de link helemaal niet leggen. Het is maar net waar je van uitgaat.

Ik ga verder met mijn betoog. Er is iets merkwaardigs aan de hand met alle algemene overleggen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Er is een gemeenschappelijke deler, namelijk het woord «Natura 2000», dat vaak terugkomt. Je kunt bijna geen beleidsdocument openslaan of een zaal van een overleg betreden zonder dat dit Brusselse geloof op de een of andere manier weer ter sprake komt: de maakbaarheid staat voorop. Nu is het weer raak. Staatssecretaris Atsma gaf in zijn brief van 15 april jongstleden aan dat hij zijn keuze voor de temporisering van maatregelen om de kwaliteit van de rijkswateren te waarborgen onder andere laat afhangen van Natura 2000. Dat zullen wij dan ook weten. Ik heb in de gauwigheid enkele beleidsvoornemens gezien. Daar stonden behoorlijk wat vispassages in; heel erg veel zelfs. Het zijn er zelfs zo veel dat ik denk dat de goudvis van mijn jongste dochter er vrolijk van wordt. Dankzij de Natura 2000 en al die vispassages kan zo'n visje heel Nederland rondzwemmen. Schieten wij ons doel dus niet voorbij? Er zijn ook onderzoeken waarin staat dat wij met al die passages juist het biologische evenwicht verstoren, bijvoorbeeld voor exoten. Een tijdje geleden was de rode rivierkreeft, die een bedreiging zou kunnen zijn, al onderdeel van het debat. Is de maakbaarheid van de natuur dus wel zo goed?

De staatssecretaris is voornemens om 150 mln. te korten op de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water in de periode tot 2015. De fractie van de PVV is het daarmee eens en vindt zelfs dat dit nog wel een stukje meer zou mogen zijn. Daarom ontvangen wij graag op korte termijn een lijst van de staatssecretaris met alle maatregelen die ook maar iets met Natura 2000 te maken hebben en een berekening van de geschatte kosten daarvoor. Wij zijn natuurlijk duidelijk over die maatregelen. In het kader van dit algemeen overleg kan ik zetten: laat maar varen!

De waterkwaliteit van onder andere de rijkswateren wordt natuurlijk niet bepaald door al die visjes die overal kunnen zwemmen, maar door het feit dat het schoon is. Dat is helaas nog niet altijd het geval. Uit een artikel in Trouw van gisteren blijkt dat het weghalen van zwaar verontreinigd rivierslib in de afgelopen 25 jaar de Nederlandse belastingbetaler tussen de 2 mld. en 3 mld. heeft gekost. Deze zware vervuilingen treden op door illegale giflozingen door bedrijven. Hoewel deze lozingen al sinds de jaren tachtig verboden zijn, komen zij blijkbaar toch nog veel voor. Graag horen wij van de staatssecretaris welke aanvullende maatregelen hij wil gaan nemen tegen deze criminelen om daarmee de waterkwaliteit te waarborgen.

De PVV vroeg al in september vorig jaar aandacht voor de legionellaproblematiek. De resultaten met betrekking tot de legionellapreventie in de leidingwaterinstallaties deden ons dan ook schrikken. In 2010 voldeed maar 51% van de onderzochte locaties geheel of bijna geheel aan de wettelijke eisen. Dat was een belachelijk kleine verbetering van slechts 3% ten opzichte van 2009. Van ziekenhuizen zou je mogen verwachten dat zij een heel hoge score hebben, maar zij stellen teleur met een score van maar 62% in 2010. Als ik met zulke cijfers was thuisgekomen van de middelbare school hadden mijn ouders wel raad met mij geweten. Er is echter hoop. Het schijnt namelijk zo te zijn dat in de gevangenissen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, 73% in orde was. Het is ergens wel apart dat persoon A die persoon B het ziekenhuis in timmert, beter leidingwater krijgt dan persoon B. In ieder geval is dat opmerkelijk.

De harde lik-op-stukaanpak waarmee de werkwijze van de inventarisatiestrategie sinds januari 2010 is aangevuld, is volgens de PVV een stap in de goede richting. Het publiceren van de namen van instellingen die slecht presteren, kan een «name and shame»-effect hebben. Door de binnenkort verschijnende bestuurlijke strafbeschikking kan men bovendien snel boetes opleggen. Kan de staatssecretaris ons vertellen of al bepaald is hoe hoog deze boete zal zijn? Zo ja, is bij het bepalen van de hoogte goed rekening gehouden met een afschrikkende werking?

De PVV is ten aanzien van de ongewenste opwarming van koudwaterleidingen van mening dat het een uitstekende oplossing kan zijn om in een vroeg stadium van het ontwerp en bouwproces rekening te houden met de wijze waarop drinkwaterinstallaties worden aangelegd. Het moet echter verder gaan dan dit alleen onder de aandacht te brengen van de betrokken partijen. Dit zou wettelijk moeten worden vastgelegd. Wil de staatssecretaris die mogelijkheid onderzoeken?

Ik heb in het verleden een aantal waterschappen gesproken. Die maken zich altijd zorgen over verzilting. Dat komt hier ook weer terug. Ik heb in december een motie ingediend over het zogenaamde getijdennatuurplan bij de Waterdunen in Zeeuws-Vlaanderen die alleen door de PVV gesteund is. Men wil daar in principe de dijk doorprikken om de boel nog een stuk zouter te maken. In het kader van de huidige discussie lijkt dit mij niet echt wenselijk. Graag krijg ik een reactie hierop.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Allereerst ga ik in op de aankondiging van de staatssecretaris over de droogte. Vanmorgen zei de VVD-fractie in het algemeen overleg over voedselprijzen dat je geen invloed hebt op wat de natuur doet. Deze staatssecretaris heeft milieu in zijn portefeuille. Ik vraag hem om eens uit te leggen aan de fracties dat de natuur inderdaad haar eigen onvoorspelbare trekjes heeft, maar dat er ook schadelijke invloeden op onze leefomgeving bestaan die zorgen voor verdroging in gebieden die toch al droger zijn en voor natte periodes. Zelfs als wij het heel voorzichtig benaderen, vindt er toch een zorgelijke verandering in het klimaat plaats. Als je dit de landbouwers, de akkerbouwers in Nederland, niet aan wilt doen, moeten de veehouders wel degelijk hun praktijken veranderen. Wij moeten dan bijvoorbeeld de zwaar vervuilende en klimaatopwarmende vee-industrie aanpakken. Ik zou zeggen dat de staatssecretaris daaraan wel wat wijze woorden kan wijden. Hij kan iets zeggen over de loyaliteitsconflicten die daar een rol spelen. De vrijheid van de een om zijn bedrijfsvoering voort te zetten en daarvoor alle ruimte te krijgen, gaat hoe langer hoe meer ten koste van de vrijheid van de ander om zijn gewassen te verbouwen, afhankelijk van de natuurlijke omstandigheden. Het zou fijn zijn als de staatssecretaris van milieu, met achtergrond in de landbouw, daar een goede bespiegeling aan kan wijden.

Ik heb een zorg over de voorstellen met betrekking tot de verdringingsreeks. Ik zie dat natuur als die gebonden is aan bodemgesteldheid in categorie 1 staat. Bij het maken van keuzes in tijden van droogte – of je die nu kunt voorzien of niet – gaat die dus voor op de andere categorieën. De natuur komt ook terug in categorie 4 bij de overige belangen. Daarbij staat echter: zolang geen onomkeerbare schade optreedt. Er moet dan wel een afweging worden gemaakt met landbouw, industrie, recreatie- en binnenvisserij. Ik zou daar graag een nadere uitwerking van zien, want ik ben toch bang dat de natuur gemakkelijk op het laatste plaatsje wordt gezet.

De heer Van Bemmel (PVV): Gisteren hebben wij dit ook al gedaan. Ik zie mevrouw Ouwehand de vinger altijd wijzen naar de agrarische industrie. Vanochtend heeft de collega van mevrouw Ouwehand, mevrouw Thieme, gepleit voor voedsel. Heel veel mensen in de wereld sterven van de honger. Dat is een ernstig probleem dat de PVV ook aan het hart gaat. Het gaat de Partij van de Dieren echter niet aan het hart, want voor die mensen moet heel veel voedsel worden geproduceerd. De Partij voor de Dieren zegt juist dat zij het niet zal faciliteren. Zij saboteert de veehouderij en de agrarische sector. Als je dat doet, weet je wel zeker dat die mensen niet genoeg voedsel zullen krijgen en inderdaad van de honger omkomen. Als ik dus woordvoerster van de PvdD was, zou ik dit standpunt heroverwegen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): O?

De heer Van Bemmel (PVV): Jazeker.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als ik de heer Van Bemmel was, zou ik iets meer lezen over de wijze waarop het werkt met voedsel. De inefficiëntie van de vleesproductie betekent dat 1 miljard mensen met honger naar bed gaan, als zij al een bed hebben. Als ik eerlijk ben, kan ik de PVV nooit erg betrappen op compassie met mensen die het moeilijk hebben aan de andere kant van de wereld. Met het huidige landbouwareaal zouden wij gemakkelijk de hele wereldbevolking kunnen voeden, zelfs een verdubbeling daarvan en zelfs nog een keer het aantal mensen dat wij nu hebben daar bovenop, maar dat kan dus niet als wij zo veel vlees blijven eten als nu. Er zijn uitgebreide analyses over geschreven. De Verenigde Naties en de FAO (Voedsel en Landbouworganisaties van de Verenigde Naties) zeggen dit ook. Dat zullen dan wel weer rapporten zijn waarin de PVV niet gelooft en waarbij zij volhoudt dat wij allemaal honger lijden, als wij geen bio-industrie hebben. Dit is echter pertinent onwaar. Als de PVV verkiest om daarin te volharden, moeten wij concluderen dat de PVV een partij is van grote leugenachtigheid.

De heer Van Bemmel (PVV): We hebben het in dit overleg over water, dus ik wil hier niet te lang over doorgaan. Ik heb mevrouw Ouwehand ook veel maren horen uiten tijdens het debat over ggo's, biotechnologie. Er zijn prachtige dingen, zoals gewas dat bestendig is tegen droogte, gewas dat overal tegen kan. Dit is een waarborg voor de toekomst. Ik zou mijn zegeningen tellen en niet altijd overal naar kijken met het «glas is leeg»-principe.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan zou ik de PVV toch willen vragen waar dat gewas is dat overal tegen kan. Die belofte horen wij wel al 30 jaar, maar dat is er nog helemaal niet. Het is prachtig als de PVV wil blijven geloven in sprookjes, maar ik dacht dat de PVV juist de partij wilde zijn die daarmee korte metten wilde maken.

Wereldwijd staat Nederland bekend om zijn relatie met water. In het debat over de gewasbeschermingsmiddelen hebben wij daar ook veel over gezegd. «Landbouwgif» is overigens een betere term voor de gewasbeschermingsmiddelen. Nederland heeft dus een zelfstandige opgave om ervoor te zorgen dat alles wat wij doen geen grote negatieve gevolgen heeft voor het water dat overal om ons heen is. De kwaliteit van ons water staat wel degelijk onder druk door de vele gif- en meststoffen die erin oplossen. Mooie heldere wateren veranderen daardoor in een stinkende groene soep. Drinkwaterbedrijven zijn steeds meer geld kwijt om ervoor te zorgen dat wij water uit de kraan kunnen blijven drinken en dat het niet zo veel geld kost.

De positie van de Partij voor de Dieren is bekend. Wij zijn geen grote fan van Europa. Wij vinden dat Nederland vooral zijn eigen beleid moet vormgeven en kunnen voeren. Als door een meerderheid van deze Kamer ervoor wordt gekozen om dit Europees te regelen – en dat doet deze coalitie – en als je dat beleid eenmaal vastgesteld hebt en je eigen handtekening eronder staat, dan is het natuurlijk beschamend om voortdurend te bezien op welke wijze je de zelf voorgestelde, vastgestelde en geaccordeerde regels zo veel mogelijk kunt uithollen. Dit gebeurt echter wel met de Kaderrichtlijn Water. In 2000 is die al vastgesteld en per 2010 moeten de wateren een zogenaamde goede toestand hebben, zowel chemisch wat betreft de stoffen die erin voorkomen als ecologisch, namelijk of er vissen, algen en planten in voorkomen. Wij zien dat deze staatssecretaris met steun van uiteraard zijn eigen partij en bovendien van de VVD en de gedoogpartner zich daar onderuit probeert te wurmen. Dat bevalt de Partij voor de Dieren helemaal niet. De staatssecretaris heeft al eerder gezegd dat wij niet zo druk moeten doen, omdat de waterkwaliteit vooruitgaat. Dit is echter vergeleken met de jaren zestig, toen er nog sprake was van grote lozingen. Wij hebben die inderdaad zien afnemen tot de jaren tachtig ongeveer. Ik bestrijd echter dat er nu een grote verbetering van de waterkwaliteit aan de gang is.

De bestrijdingsmiddelen die nu worden gebruikt, een soort massavernietigingswapens op kleine schaal, zijn 7000 keer giftiger dan DDT. Dat hebben wij destijds verboden omdat letterlijk de vogels uit de lucht vielen. Ik wil dus de garantie van de staatssecretaris dat de waterkwaliteit zal verbeteren en dat de normen in 2015 gewoon gehaald worden. Volgens professor Van Rijswick hebben wij alle ruimte die er in de kaderrichtlijn zit om gebruik te maken van de omstandigheden die lokaal een rol spelen, de mogelijkheden om het wat rustiger aan te doen dus, al opgesoupeerd. Als dit kabinet dan pas wil inzetten op 2027, gaat Brussel daar mijns inziens niet mee akkoord. Nogmaals, ik vind dat dit beleid zelfstandig zou moeten zijn, maar dit is nu eenmaal de keuze van dit kabinet. Hoe zal de staatssecretaris daarmee wegkomen? Ik bestrijd dus de vele aannames van deze staatssecretaris. Hij zegt namelijk dat het wel een tandje minder kan.

Ik ben bijzonder verbaasd over het feit dat er ook vispassages zullen worden opgeofferd in dit beleid. Ik vraag de staatssecretaris in dit kader op welke wijze het kabinet in de palingdiscussie staat. Verschillende fracties zeggen dat het niet aan de vissers ligt dat de paling uitsterft, maar dat dit ligt aan het feit dat de vis nergens heen kan omdat er overal obstakels in de waterwegen zijn opgebouwd. Dat kan allemaal wel zo zijn, maar dan moet natuurlijk wel het beleid voor de vispassages van de grond komen.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand spreekt over obstakels. Op dit moment ben ik het obstakel voor de verdere spreektijd. Mevrouw Ouwehand, kunt u uw laatste zin uitspreken?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Graag wil ik een afrekenbare ambitie van de staatssecretaris horen, namelijk dat wij ieder jaar dat hij hier zit, 10% vooruitgang in de waterkwaliteit zien. Hij kan daarover een motie tegemoet zien.

Voorzitter: Paulus Jansen

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik geef eerst een reactie op hetgeen de staatssecretaris naar voren heeft gebracht over de droogteproblematiek. Ik dank hem voor de informatie. Ons bereiken berichten dat inderdaad – de staatssecretaris sprak daar ook over – een groot deel van de zoetwaterinstroom die reeds belangrijk beperkt is, nodig is om de instroom van zout water en de effecten daarvan tegen te gaan. Een middel daartegen zou een vorm van drempel of kering kunnen zijn. Ik hoorde anderen hier ook over spreken. Kan de staatssecretaris hierop reageren? In hoeverre zou dat wellicht iets kunnen helpen?

De VVD-fractie is verheugd over de stappen die in het bestuursakkoord worden gezet met betrekking tot de waterketen. In het bestuursakkoord wordt afgesproken om op lokaal niveau de samenwerking tussen waterschappen en gemeenten te intensiveren om zo tot een afvalwaterketen te komen. De staatssecretaris geeft aan dat er geen praktische belemmeringen zijn voor de integratie van de waterketen. Er moet alleen wel bestuurlijke wil daartoe zijn. Die wil wordt op zichzelf op papier uitgesproken, maar om ons heen horen wij dat sommige gemeentebestuurders maar ook vertegenwoordigers van waterschappen op individuele basis minder enthousiast daarover zijn. Wij vragen ons af in hoeverre de staatssecretaris daar werkelijk voortvarend mee aan de slag gaat, omdat wij denken dat het goed is dat het ook echt gebeurt. Graag zouden wij daarom rapportages ontvangen over de voortgang van dat proces. In het bestuursakkoord wordt op die manier in water voorzien. Wij denken dat de aandacht voor de waterketen zeker niet mag verslappen, vandaar onze vraag om rapportages.

Er wordt aangegeven dat er een wetsvoorstel wordt voorbereid voor het geval de uitvoering van de afspraken in het bestuursakkoord onvoldoende resultaat boekt en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt voor uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Ik vraag mij af of de staatssecretaris de Kamer wil informeren over de lijn die in het wetsvoorstel zal worden uitgewerkt. Welke vorm van samenwerking – het gaat hier dus over de vorm – in de waterketen zal dan door de staatssecretaris worden bevorderd? Wat ons betreft moet dat een zo vergaand mogelijke zijn en niet een heel vrijblijvende. Dat is onze lijn, maar wij zouden graag weten wat de staatssecretaris hiervan vindt.

Ik kom nu op de lastenverzwaring. Tijdens het debat over de 100 mln. hebben wij daar ook over gesproken. De VVD-fractie waardeerde het positief dat er een efficiëntieslag komt en dat daarmee de stijging van de lasten voor de burgers wordt voorkomen. De staatssecretaris geeft in zijn beantwoording van de Kamervragen aan dat er toch nog enige lastenverzwaring zou kunnen zijn. Hij sluit die in ieder geval niet uit. Ik wil hierbij nogmaals en nadrukkelijk het signaal afgeven dat de VVD-fractie dit een problematische lastenverzwaring vindt. De VVD-fractie zou het vervelend vinden als de zaak op die manier wordt afgeschoven. De fractie van de VVD wil dus graag dat de waterschappen alles op alles zetten om deze lastenstijging te voorkomen. De tarieven zijn in de afgelopen tijd al enigszins gestegen. Een verdere stijging vinden wij absoluut niet wenselijk.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben blij om te horen dat de VVD tegen verdere lastenstijging is. De VVD is als partij een van de dragers van het bestuursakkoord. Wat is de gedachte van de VVD om hier dan ook echt serieus zo op te sturen dat wij het voor elkaar krijgen? Ik heb nog een specifieke vraag over het solidariteitsprincipe. Dit is een heel belangrijk beginsel in Nederland. Wij moeten met elkaar droge voeten houden. Dat is altijd nationaal betaald. Op welke wijze denkt de fractie van de VVD dat solidariteitsprincipe te realiseren?

De heer Houwers (VVD): In eerste instantie hebben wij heel veel vertrouwen in de staatssecretaris en in de bestuurders van de waterschappen, maar wij maken ons ook licht zorgen over bepaalde uitspraken, zeker als de staatssecretaris zegt dat hij een lastenstijging niet uitsluit. Wij zouden die het liefst uitsluiten. Wij moeten echter ook de realiteit onder ogen zien. Vooreerst gaan wij voor geen lastenverzwaring en wij willen dat daar maximaal op ingezet wordt. Wij denken dat daar zeker mogelijkheden voor zijn. Wij zien mogelijkheden in de efficiëntieslag, maar wij zien ook dat waterschappen wellicht de mogelijkheden hebben om zich te beperken tot hun kerntaak. Op vele plekken wordt gesproken over kerntaken, bijvoorbeeld bij de gemeenten. Bij waterschappen zou dit ook kunnen. Op die manier zou wellicht gewerkt kunnen worden aan beperking van lastenstijgingen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik had ook gevraagd naar het solidariteitsaspect dat wij nu nog kennen. Denkt de heer Houwers dat de waterschapsheffing, het systeem dat wij daarvoor hebben, dit zou kunnen realiseren? Dan zouden wij moeten verevenen tussen 27 waterschappen. De VVD – mijn partij trouwens ook – wil minder regels, maar dit zou heel ingewikkeld worden. Mijnheer Houwers, op welke wijze kan de waterschapsheffing de solidariteit boven water halen?

De heer Houwers (VVD): Op het moment dat je verandert van heffingssystematiek of lasten verschuift, loop je natuurlijk altijd het risico dat de ene groep daar licht voordeel en de andere groep er licht nadeel van heeft. Daar moet je goed naar kijken. Dat willen wij ook. Wij willen dat op een rechtvaardige manier doen. Daar zal een zekere solidariteitsgedachte bij zijn. Het is echter ook zo dat de een nu eenmaal meer voordeel heeft van de heffingsverschillen dan de ander. Wat dat betreft, kunnen wij niet helemaal uitsluiten dat er verschillen zullen ontstaan. Ik kan de solidariteit dus niet voor 100% garanderen.

Ik vervolg mijn betoog met de Kaderrichtlijn Water. In het kader van de bezuinigingen is de implementatie van de Kaderrichtlijn Water getemporiseerd. De waterschappen voeren maatregelen uit die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water. Zij geven aan dat het voor de waterschappen moeilijk zal worden om zonder de inzet van het Rijk, de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water te realiseren. Ik vraag mij af wat de staatssecretaris van deze stelling vindt.

In dat kader heb ik nog een andere vraag. Wij hebben een akkoord, maar ik heb begrepen – de heer Koopmans heeft daarover iets gezegd in de plenaire zaal – dat er individuele waterschapsbestuurders zijn die aanvullende voorwaarden stellen in het kader van Ruimte voor de Rivier enzovoorts voordat er daadwerkelijk tot de uitvoering van dit akkoord gekomen kan worden. In mijn beleving kan dat niet de gedachte zijn. Ik heb de indruk dat de handtekening namens iedereen telt en dat wij daarop mogen vertrouwen. Tenminste, wij gaan daarvan uit totdat wij het tegendeel horen. Het kan niet zo zijn dat individuele bestuurders aanvullende voorwaarden stellen. Dan weten wij er ook nog wel een paar!

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Koppejan over de innovatievraag, het té schone water en het doorslaan in de zuiveringsgedachte. In hoeverre kan er aan de innovatie iets gedaan worden, want ook de VVD ontvangt berichten daarover?

Voorzitter: Houwers

De voorzitter: Heeft de staatssecretaris nog tijd nodig voor overleg?

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Laten wij maar beginnen. Er zijn zo veel vragen gesteld. Als ik iets laat liggen, komen de leden van de commissie daar in tweede termijn wel op terug.

De voorzitter: Ik stel voor dat ieder lid de staatssecretaris één keer mag interrumperen.

Staatssecretaris Atsma: Als ik iets vergeet, is het prima om mij meteen te onderbreken. Wat gezegd moet worden, moet er toch uit. Ik zeg nu toch niets geks? Ik heb het alleen over dingen die gezegd moeten worden.

Ik dank de leden van de commissie voor hun inbreng. Het is goed om het bestuursakkoord even in algemene zin te benaderen. Ik ga daarbij al op een paar vragen in en daarna zal ik op de heel specifieke ingaan die betrekking hebben op de Kaderrichtlijn Water, op de drinkwatervoorziening en op de legionellaproblematiek.

Het bestuursakkoord is afgelopen maandag door het IPO, de VNG, de Unie van Waterschappen en het Rijk getekend. Ik zeg dit tegen de heer Houwers. Eigenlijk was dit een tweede handtekening. Je zou dus kunnen zeggen dat alle partijen nog drie weken hebben kunnen nadenken, want eerder hadden de vier partijen ook al hun handtekening onder het hoofdlijnenakkoord gezet. Ik vind dit belangrijk, omdat daarmee nogmaals werd bevestigd dat alle partijen in de keten hier echt voor willen gaan. Ik zeg dit met nadruk. De voorzitter van de Unie van Waterschappen zette namens alle 25 waterschappen zijn handtekening. De voorzitter van het IPO heeft namens alle provincies de handtekening gezet. Over het bestuursakkoord hebben wij geen wanklank gehoord. Je kunt dit negatief uitleggen en zeggen dat iedereen de krenten in de pap ziet en die niet voorbij wil laten gaan. Ik kijk er echter niet zo tegenaan, omdat wij toch met alle partijen afzonderlijk en enkele malen met alle partijen gezamenlijk hebben gesproken over het doel van het bestuursakkoord, namelijk het komen tot een doelmatiger waterbeheer. Dat is eigenlijk door iedereen in de keten volmondig onderschreven.

De heer Jansen begon in zijn inbreng als eerste over het bedrag van 750 mln. en vroeg zich af of dat allemaal wel haalbaar is. Wij hebben dat zelf niet bedacht, maar dat is na een aantal onderzoeken op tafel gekomen. Je moet dan natuurlijk het onderscheid maken tussen de honderden miljoenen die je in het systeem kunt verdienen en de 450 mln. die je in de afvalwaterketen kunt binnenhalen. Wij hebben dit niet bedacht, sterker nog, er zijn externe partijen die het een- en andermaal hebben doorberekend. Alle betrokkenen uit de waterschap-, provincie- en waterleidingwereld hebben vervolgens samen ja daartegen gezegd. Dat maakt het zo interessant, want iedereen ziet dus ook de voordelen daarvan. Je kunt daarna natuurlijk vanuit wantrouwen de handtekening zetten en vanuit wantrouwen zeggen dat je het prima vindt dat die handtekening is gezet, maar niet geloven dat de betrokken partijen waarmaken wat zij hiermee beloven. Ik ga daar echter niet van uit. Dat zou ook zeer onverstandig zijn, want dan komen de verschillende partijen zichzelf ook tegen.

Wij hebben ook in de discussie met alle partijen gezegd: als wij hiervoor gaan, mag het niet vrijblijvend zijn. Niemand wil namelijk die vrijblijvendheid. Dat hebben partijen tegen elkaar uitgesproken. Vervolgens heb ik zelf, mede op aandringen van de Kamer, aangegeven dat er een stok achter de deur komt. Die stok achter de deur is een wetsvoorstel. Komt dat wetsvoorstel er dus? Wat mij betreft liever niet, maar ik heb wel gezegd dat wij wel proberen om onmiddellijk de wetgeving in gang te zetten, rekening houdend met het feit dat het eventueel zou kunnen. Wij gaan daar niet van uit, dus ik hoop van harte dat het wetsvoorstel dat als stok achter deur zou moeten dienen, nooit de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of de Raad van State zal bereiken. Dat is namelijk het beste bewijs ervoor dat die 750 mln. boven tafel komt.

Die 750 mln. komt overigens niet van vandaag op morgen binnen; 2020 is het eindbeeld. Een aantal leden der Kamer heeft dit reeds gezegd. Dan moet dat bedrag compleet zijn. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit gehaald wordt, temeer omdat één of zelfs meerdere partijen van mening zijn dat het bedrag nog wel eens hoger zou kunnen zijn. Ik vertel geen geheim als ik zeg dat de waterleidingbedrijven nog wel een slag verder hadden willen gaan. Je moet hierbij echter altijd beseffen – dat heb ik ook letterlijk zo gezegd – dat een waterleidingbedrijf qua aansturing geen overheid is. Ik doel hierbij op de verhouding tussen kabinet en Tweede Kamer of tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten of tussen B en W en de gemeenteraad. Je moet dus wel ervoor zorgen dat iedereen het wil volgen. Uiteindelijk heeft elke partij gezegd dat dit voldoende is om tegenover elkaar het vertrouwen uit te spreken. Ik ben dan ook de laatste die zal zeggen dat dit niet gerealiseerd wordt. Het zal echter niet vanzelf komen; daar zijn wij ook van overtuigd. Er moet wel iets voor gebeuren.

Een van de meest bediscussieerde vertrekpunten is dat de waterschappen voor een deel van de kosten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma – nu spreek ik over de veiligheid – in financiële zin aan de bak moeten. Hierover is eerder met de Kamer van gedachten gewisseld tijdens de behandeling van de Spoedwet 100 miljoen euro. Vorige week is die overigens in de Eerste Kamer behandeld, zonder hoofdelijke stemming, maar inclusief een discussie over dit bestuursakkoord. Iedereen ging zonder stemming hiermee akkoord. Dat heeft mij buitengewoon veel genoegen gedaan, maar één van de kernpunten is dat waterschappen onvoldoende prikkels hadden om zelf te bezien waar wat geïnvesteerd zou worden moeten en daar ook niet direct bij betrokken waren. Dit is een van de kritiekpunten van het verleden. Wij hebben dus heel bewust met de waterschappen afgesproken dat zij 50% van de financiering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)voor hun rekening moeten nemen. Dat is niet even gemakkelijk iets over de schutting gooien of de bal doorschuiven, zoals min of meer gesuggereerd werd, integendeel, het is een heel bewuste afspraak. De rapportage van Ten Heuvelhof is bekend. Diezelfde Ten Heuvelhof heeft gezegd dat je misschien nog wel een stap verder moet gaan en op termijn de waterschappen voor 100% verantwoordelijk maken voor de financiering van de primaire waterkeringen op dit punt. Zover zijn wij niet gegaan; wij zijn tot 50% gegaan. Dat lijkt ons vooralsnog – hierbij moet je denken aan een periode van één generatie; dat is al een heel eind – voldoende.

Mevrouw Jacobi (PvdA): In eerste termijn heb ik al gezegd dat er inhoudelijk niks op tegen is dat wij zo efficiënt mogelijk werken en dat die uitdaging er inhoudelijk in zit. Het open einde zit in de financieringsconstructie. Bij de primaire waterkeringen gaat het nu via de rijkskas. Ik hoef dat allemaal niet uit te leggen. Als je dit voor 50% en straks misschien wel voor 100% verschuift naar waterschappen, dan moeten de waterschappen van de Zeeuwen en Friezen veel meer investeren in de primaire waterkeringen dan die van Twente en Drenthe. Dit open einde zit erin en daar heb ik zorgen over. Hoe garandeert de staatssecretaris voor de toekomst dat de burgers in Nederland overal evenveel meebetalen aan de primaire waterkeringen? Dat zit er namelijk niet in en daar maak ik mij grote zorgen over. Ik ben geen zuurkijker, want dit is een reëel beeld.

Staatssecretaris Atsma: Dat zit er dus wel in en dat komt juist ook in het wetsvoorstel. Wij hebben namelijk met alle betrokkenen en alle waterschappen heel nadrukkelijk afgesproken dat het niet zo kan zijn dat je niet hoeft mee te financieren als je toevallig achter de dijk of op een terp of een andere plek woont waar totaal geen wateroverlast zou zijn. Het element van solidariteit tussen alle regio's in Nederland is heel nadrukkelijk meegenomen. Dit zal ook onverkort terug moeten komen in de verdere uitwerking van het nieuwe belastingstelsel voor de waterschappen. Ik zeg «terug moeten komen» met een dikke, vette streep eronder, omdat anders elk draagvlak vergeten kan worden. Wij zien op dit moment bijvoorbeeld in Zuid-Holland al wat het betekent als er niet een heel evenwichtig systeem van verdeling van de lasten is, niet alleen tussen waterschappen, maar ook binnen waterschappen. Dat laatste is ook een element waar naar mijn overtuiging in de toekomst nog scherper naar gekeken moet worden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat er in de toekomst scherper naar gekeken moet worden, want ik zit hier juist voor de solidariteit, de verevening. In de toekomst is er dan wel veel administratie tussen waterschappen. Het verschil zal erin zitten dat wij nu op grond van het belastingsysteem op rijksniveau het inkomstenbelastingsysteem naar draagkracht erin hebben. Bij de waterschappen is die verevening echter niet aan de orde. Wat betekent dit dus straks voor mensen die bijvoorbeeld een huisje achter de dijk hebben, maar slechts een heel klein inkomen? Wij krijgen straks met dat soort systematieken te maken. Dat zal voor burgers echt veel betekenen.

Staatssecretaris Atsma: Laten we dan ook concluderen dat de eeuwenoude trits van belang, betaling, zeggenschap gelukkig in de waterschappen nog steeds voor een deel opgaat. Je moet er dus voor zorgen dat degenen die het meeste belang hebben, in verhouding meer betalen. Ik kan mij niet voorstellen dat de mensen die met zijn zessen onder één kap wonen, hetzelfde bedrag moeten betalen als een bedrijf. Je moet daar wel in differentiëren. Je moet dus kijken naar de oppervlakte, de bebouwing, het aantal inwoners en naar de infrastructurele werken. Op dit moment is dit misschien wel een van weeffoutjes in het systeem. Kortom, ik ben het er volstrekt mee eens dat die solidariteit erin moet zitten. Iedereen betaalt mee naarmate het belang aanwezig is dan wel ontbreekt. Iedereen betaalt ook voor iedereen. Of je nu hoog en droog woont of laag en nat, iedereen wordt daarmee geconfronteerd. Dat kan niet anders. Deze systematiek wordt in Nederland van oudsher gehanteerd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Is het mogelijk dat wij op korte termijn een plan van aanpak ontvangen waarin staat hoe deze verdeelsystematiek en de solidariteit wordt ingebouwd in het stelsel en wat dit mogelijk gaat betekenen voor de heffingssystematiek?

Staatssecretaris Atsma: Dat gebeurt natuurlijk, omdat een belastingoperatie – daar gaat het in dit geval om – noch zonder de Kamer kan noch zonder de betrokkenheid van de waterschappen en andere geledingen. Bij de behandeling van de Spoedwet 100 miljoen euro, de voorloper van het bestuursakkoord, een halfjaar geleden heeft de Kamer gewaarschuwd voor het exploderen van de lasten voor de ingezetenen als gevolg van de 100 mln. Wij hebben dat signaal ook een- en andermaal doorgegeven aan de waterschappen. We hebben ook gemonitord hoe dat is gegaan voor 2011. De waterschappen kenden de ambitie van het kabinet en van de Kamer. Ze wisten dat de Spoedwet 100 miljoen euro eraan kwam en hebben er in hun meerjarenbegrotingen rekening mee gehouden. Ik ben zelfs blij dat de lastenstijging voor dit jaar gemiddeld op 2,1% is uitgekomen. Dat is niet buitensporig hoog. Het is een gematigde aanpassing. We hebben gezegd dat de stijging dicht bij de inflatie zou moeten liggen. Ik ben tevreden dat dit, op twee uitzonderingen na, is gelukt. Tegen mevrouw Jacobi en de heren Koppejan en Houwers zeg ik dat het Rijk de ontwikkeling van de waterschapslasten inderdaad heel scherp moet volgen. Jaarlijks krijgt de Kamer daar het beeld van: hoe verloopt het nu? Het kan niet zo zijn dat we als gevolg van het bestuursakkoord dan wel de Spoedwet met een explosieve stijging van de lasten te maken krijgen. Sterker nog, juist het bestuursakkoord moet ertoe leiden dat de kosten minder hard stijgen voor de ingezetenen. De ambitie is om juist door efficiënter te gaan werken in de keten het lastenplaatje dat bij de burger en de ondernemer wordt neergelegd, lager te laten zijn. Daar moeten we elkaar aan houden. Elk jaar kan de Kamer die terugkoppeling verwachten van het kabinet.

De heer Koppejan stelde een vraag over de benchmark. Het plaatje van de lastenontwikkeling per waterschap is makkelijk te geven, maar we kunnen beter niet ieder jaar een benchmark doen. Dat is immers een veel ingrijpender operatie. Ik zeg toe dat we jaarlijks melden hoe de waterschapslasten zich ontwikkelen voor ingezetenen en dat eens in de paar jaar de benchmarkbenadering wordt gehanteerd. Dat lijkt mij praktisch gezien, qua kosten et cetera, het meest verstandig.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben blij met de toezegging dat we jaarlijks een overzicht krijgen van de lastenontwikkeling. Het gaat mij alleen specifiek om het systeemdenken dat erachter zit. Daar zou ik graag nog eens een nadere discussie over voeren.

Staatssecretaris Atsma: Dat doen we zeker, omdat die een-op-een samenhangt met het wetsvoorstel dat de basis moet zijn voor de toekomstige heffingssystematiek. Mevrouw Jacobi is daar zelf bij. Ik sta er zelf voor in dat eenieder daarin wordt meegenomen, omdat dit voor 16 miljoen Nederlanders ertoe doet.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wanneer komt dat voorstel?

Staatssecretaris Atsma: We zullen vaart moeten maken, want als we de ambities die onder het bestuursakkoord liggen willen effectueren, moeten we proberen om dat binnen een paar jaar door de Kamers te loodsen. Een aantal waterschappen zit er ook op te wachten. Het wetsvoorstel volgt in 2012. We doen dat overigens pas nadat we met alle betrokkenen de zaken zorgvuldig op een rij hebben gezet. Je moet immers allereerst zorgen dat de neuzen dezelfde kant op staan wat betreft het bestuursakkoord.

In algemene zin heb ik dit willen zeggen over het bestuursakkoord, de tarifering en de zorgen over de lasten. Ik ben erg blij dat het in den brede wordt gedragen en dat er in politieke zin draagvlak voor lijkt te zijn. Nog belangrijker is dat dit onderwerp even boven de politiek uitstijgt – dat merkte ik vorige week ook in de Eerste Kamer – omdat men met ons van mening is dat waterveiligheid het allerbelangrijkste is. De waterveiligheid is een-op-een verankerd in hetgeen we hier doen. Ik verwijs daarbij naar de discussie over het HWBP en de financiering daarvan.

Er is gevraagd of de zoetwatervoorziening voldoende plek krijgt in het totale beleid. Op ons initiatief is de zoetwatervoorziening in het Deltaprogramma opgenomen. We komen binnenkort te spreken over de Deltawet. Dan kunnen we daar ook langer bij stilstaan. Ik ben met de Kamer van mening dat de zoetwatervoorziening een ondergeschikt onderwerp lijkt te zijn geweest. In een tijd dat het even spannend is qua droogte zie je dat ineens opkomen. Het betekent ook dat je dit onderwerp een volwaardige plek moet geven in het Deltaprogramma. Ik pak even de doorrekening van de commissie-Veerman erbij. Zij sprak over het opzetten van een nieuw peil in het IJsselmeer. Daar waren tal van redenen voor. Als je echt een veel grotere buffer zou willen creëren, weet je dat je niet over € 100 000 of € 200 000 spreekt, maar over megabedragen. Daarom is het goed dat je de zoetwatervoorziening naast de zorg voor de veiligheid, zoals dijkveiligheid, een eigenstandige plek geeft. De actualiteit van vandaag bevestigt dat alleen maar. Dit onderwerp moet volop de aandacht krijgen en blijven krijgen.

De heer Paulus Jansen heeft met betrekking tot de droogte gevraagd hoe het met de korte en lange termijn zit. Wij vinden dat de zoetwatervoorziening, bijvoorbeeld de vraag hoe je omgaat met het gegeven dat er op enig moment schaarste kan zijn aan water, een eigenstandige plek moet krijgen in het Deltaprogramma. Naar mijn stellige overtuiging moet die voor de lange termijn daarin verankerd worden. De Kamer weet wat met het Deltaprogramma wordt geambieerd: de komende generaties veiligheid bieden en voldoende waarborgen bieden voor voldoende zoet water en drinkwater.

Onder meer de heer Koppejan heeft gevraagd waar de zwakke schakels zitten in de zoetwatervoorziening. In het deltaonderdeel zoetwatervoorziening komt dit hoe dan ook terug. Op basis van de actualiteit kunnen we allemaal wel aangeven waar die zwakke schakels zitten. In bijvoorbeeld het Volkerak moeten op dit moment extra maatregelen worden getroffen. We hebben binnenkort een discussie over de Afsluitdijk en hetgeen daaraan annex is. Als je alles wat achter de Afsluitdijk ligt als een zoetwaterbekken beschouwt, is dat op dit moment ook een knelpunt. Daarmee heb ik al twee heel grote knelpunten benoemd. Ik zou zo nog even door kunnen gaan. Het belangrijkste is dat je erkent dat er niet alleen een waterprobleem is als sprake is van overtollig aanbod van water maar ook als er te weinig water is. Dit onderwerp zou niet alleen nationaal maar ook internationaal veel scherper op de agenda moeten komen.

De heer Koppejan (CDA): Mijn vraag ging vooral over het managen van de verwachtingen van wat ons de komende weken nog te wachten staat als de droogte aanhoudt: waar moeten burgers en bedrijven – ik denk aan de binnenvaart, boeren en tuinders – rekening mee houden en waar moet in de natuur rekening mee worden gehouden? Het gaat erom dat we ons niet laten verrassen. De staatssecretaris heeft hier ongetwijfeld over nagedacht.

Staatssecretaris Atsma: Daarom zitten de meeste partijen aan tafel. Je moet immers wel iedereen daarin meenemen. De heer Koppejan vraagt wat we nog meer aan maatregelen kunnen verwachten. In 2003 hebben we vanuit het IJsselmeer via Amsterdam via de Tolhuissluisroute water elders in Nederland gekregen. Dat is nu ook een optie als het nodig zou zijn. Ook kan een groot aantal noodpompen worden ingezet. Vanochtend heb ik toevallig nog ergens onder in een sluis gelegen – bijna letterlijk zelfs – en gezien wat er aan voorzieningen is, inclusief noodaggregaten, om te helpen in geval van calamiteiten. Er bestaan best veel mogelijkheden. Je moet heel erg uitkijken met als-danvragen, maar het is natuurlijk terecht dat je, mocht het nog spannender worden, op tijd met een aantal sectoren schakelt, bijvoorbeeld met de landbouw, de tuinbouw en de bomenteelt in kwetsbare gebieden. Tegen mevrouw Ouwehand zeg ik dat we niet voor niets die opschalingsreeks hebben gemaakt die ik in de inleiding noemde. We beginnen met de veiligheid. Vervolgens hebben we de onomkeerbare schade en de risico's voor nutsvoorzieningen. Daar achteraan komen al die andere reeksen, inclusief de natuur in het algemeen. Kijkend naar de specifieke vraag van mevrouw Ouwehand, het maakt natuurlijk wel uit of je herstelbare natuurschade ondervindt of onherstelbare. Als het onherstelbare schade betreft – het woord zegt het al – dan is er geen weg terug. Herstelbare schade zie je vaak na een brand. Twee jaar na een brand zie je niet meer dat er brand is geweest. We vinden het allemaal heel erg, maar het is voor ons geen reden om bedrijfsbrandweer naast elk natuurgebied te zetten. Herstel vindt namelijk wel plaats. Onherstelbare schade als gevolg van droogte moet echter worden voorkomen. Dat geldt voor zowel landbouwgebieden als de natuur. Dan is er namelijk geen weg meer terug. Daarom is de verdrogingsreeks gemaakt en daarom zitten in die laatste trits de natuur, een groot aantal economische sectoren, de scheepvaart en, niet te vergeten, de visserij. Die afweging wordt van regio tot regio gemaakt. Je kunt namelijk moeilijk voor heel Nederland hetzelfde regime van toepassing verklaren. Als dat niet nodig is, dan doe je dat niet. Je probeert natuurlijk zo lang mogelijk maatwerk te leveren. Waterschappen doen dat nu, zo zeg ik tegen de heer Van Bemmel, die sprak over het mogelijke verbieden van het sproeien van de tuin en het wassen van de auto. Een aantal waterschappen heeft op basis van de bestaande situatie al gezegd dat er niet meer gesproeid mag worden. Er zijn ook waterschappen die zeggen dat het op dit moment nog geen probleem is. Die afweging moet je, zolang het kan, op regionaal niveau laten. Ik adviseer om de auto niet te wassen, zeker niet met de tuinslang aan de kraan. Die auto redt het echt wel zonder die paar liter. Als iedereen, dus alle miljoenen huishoudens in Nederland, die paar liter zou besparen denk ik dat dit pure winst zou zijn. Als het nodig is, kan de overheid dat type maatregelen uitvaardigen. Op dit moment is het echter niet aan de orde.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik heb mijn auto al anderhalf jaar niet gewassen, dus ik voel mij heel erg natuurvriendelijk.

Staatssecretaris Atsma: Zo heeft iedereen zijn eigen gebruiken en gewoonten. Het is een voorbeeld voor sommige anderen.

Ik ga er misschien wat hapsnap doorheen, maar dat komt omdat ik enigszins de lijn van de heer Paulus Jansen volg; dat is het voordeel als je als eerste aan het woord bent geweest. De vragen van de anderen probeer ik daaraan te koppelen.

Alle woordvoerders hebben gesproken over de Kaderrichtlijn Water. Er zijn zorgen uitgesproken. Enerzijds was mevrouw Ouwehand heel expliciet in haar zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen op de kaderrichtlijn. Anderzijds had de heer Van Bemmel een iets andere toonzetting. Ik wil die overigens niet vergelijken met het anderhalf jaar lang niet wassen van de auto. Hij zei: de bezuinigingen kunnen nog wel een tandje meer. Om een en ander in proportie te brengen zeg ik dat Nederland 18 mld. moet bezuinigen. We hebben aangegeven dat we tot 2015 150 mln. bezuinigen op de Kaderrichtlijn Water, maar we spreken tegelijkertijd over een totale investering in de kaderrichtlijn, overigens samen met onder meer provincies, van meer dan 2 mld. Op dit punt moeten we even bij de les blijven. Waar sprake is van het overeind houden van systemen en het investeren daarin, moeten we nagaan wat we kunnen blijven doen. Daarbij zijn sommige deelinvesteringen, zoals vistrappen, natuurlijk nooit een doel op zich, maar altijd een middel. Waar op verantwoorde wijze kan worden geschrapt in middelen, waarbij investeringen worden gedaan zonder dat het uiteindelijke doel ter discussie wordt gesteld, moeten we dat overwegen. Die keuze hebben wij gemaakt. Het beeld moet wel dermate genuanceerd worden neergezet als het in werkelijkheid is, namelijk 150 mln. op een totaalplaatje van een veelvoud van dat bedrag.

De heer Paulus Jansen (SP): Het vorige kabinet – indertijd was er overigens nog geen sprake van die 150 mln. – heeft de Kaderrichtlijn Water al maximaal uitgeschoven in de richting van 2026. Die uitloop hebben we gekregen van de EU.

Staatssecretaris Atsma: 2027.

De heer Paulus Jansen (SP): 2027. Excuus, ik heb mij een jaartje vergist. Er was toen al maximaal uitgeschoven en er was bij mijn weten ook al maximaal gerekend met synergievoordelen door het combineren van waterkwantiteitsmaatregelen met waterkwaliteitsmaatregelen. Dat is al ingeboekt in de vorige periode. 150 mln. op 2 mld. is toch hartstikke veel als daar al drie keer de kaasschaaf overheen is gehaald?

Staatssecretaris Atsma: Ik herhaal dat het niet gaat om het doel, want dat laten we overeind. Dat heb ik een halfjaar geleden ook gezegd. Daarom hebben we een en ander getemporiseerd waar dat kan en waar dat verantwoord is, maar hebben we ook heel bewust gezegd dat we in 2015 evalueren. Het heeft geen zin om dingen te doen als je er later keihard mee wordt geconfronteerd, zo zeg ik wellicht ter geruststelling, maar het zou ook best kunnen zijn dat we ten tijde van die evaluatie tot de conclusie komen dat het hier en daar nog wel een tandje anders kan. Dat moet je dan ook durven benoemen, zeg ik tegen de heer Van Bemmel. Wat dat betreft, zit er geen licht tussen wat ik een halfjaar geleden heb gezegd en nu. Ik zeg alleen dat de temporisering kan en verantwoord is en dat we tot 2027 de tijd en de ruimte gekregen hebben.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik zie een grote analogie met het wel of niet halen van de CO2-reductiedoelstellingen. Die doelstellingen staan voor 2020. Iedereen zegt: het duurt nog heel lang voordat het 2020 is. De staatssecretaris kan het nu vooruitschuiven, maar het volgende kabinet, waar deze staatssecretaris misschien niet meer in zit, constateert dan dat het niet gehaald wordt. Kortom, de staatssecretaris kan toch niet zeggen: we kunnen nu al achterover gaan leunen omdat we tot 2027 hebben om het probleem helemaal op te lossen; we kunnen het daarom overlaten aan onze opvolgers? Dat gebeurt namelijk al twee kabinetten lang.

Staatssecretaris Atsma: Dat doen wij ook niet. Wij schuiven het niet door naar een volgende generatie. We doen datgene waarvan we menen dat dit verantwoord kan. Ik vind het wel aardig dat de heer Paulus Jansen de vergelijking trekt met de CO2-reductiedoelstellingen, 20% reductie in 2020, omdat we, voor zover mijn informatie nu strekt, die ambitie absoluut gaan halen. Ik hoop dat hij meer voorbeelden in zijn achterzak heeft …

De heer Paulus Jansen (SP): Daar denkt het Planbureau voor de Leefomgeving heel anders over!

Staatssecretaris Atsma: ... want dan kan ik ook weer thuiskomen vanavond. Ik houd mij toch maar vast aan de doelen; we laten die overeind staan. Die temporisering kan, mag en is verantwoord. Als die niet verantwoord zou zijn, moet je ook even goed in de spiegel kijken. Dat heb ik al eerder gezegd en daar ben ik heel eerlijk over geweest. Ik heb het zelfs gezegd in relatie tot het Kierbesluit, waar we over een paar weken over komen te spreken. Niemand is gehouden aan wat niet kan, maar als het wel kan en verantwoord is, dan mag je het zeker proberen. Daarmee plaats ik het in het licht van de doelen die we willen blijven realiseren, maar ook in dat van de actualiteit van nu, van die 18 mld.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Ouwehand een vraag heeft en dat mevrouw Jacobi ook popelt om een vraag te stellen. We hebben geen afspraak gemaakt over het aantal interrupties, maar het aantal moet wel beperkt blijven omdat we ons beperkt hebben in de tijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mijn vraag is kort. Hoeveel ambtenaren kost het om dat allemaal te proberen, om uit te zoeken hoe rustig aan we kunnen doen en om uit te zoeken of we onder het Kierbesluit uit kunnen komen?

Staatssecretaris Atsma: Hoeveel ambtenaren dat kost? Ik hoop dat het niemand kost! Ik kan niet zo veel met uw vraag, maar begrijp uw intentie. Laten we de volgende afspraak maken als u zegt dat dit ontzettend veel tijd en energie moet kosten van de ambtenaren om links en rechts te achterhalen of dingen wel of niet kunnen. Als ik nu zorg dat het zo min mogelijk tijd van ambtenaren kost om dit allemaal op een rij te zetten, levert u diezelfde inspanning om te voorkomen dat we met nieuwe dingen worden geconfronteerd die nog veel meer tijd kosten. Als we dat kunnen afspreken, hebben we een mooie deal gemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar komt de staatssecretaris wel een beetje makkelijk mee weg. Toen hij nog Kamerlid was, had hij een buitengewone interesse in de vraag hoeveel inzet van ambtenaren het kost om Kamervragen van de Partij voor de Dieren te beantwoorden. De toenmalig minister aan wie hij dat vroeg, had daar meteen een antwoord op. Daar was hij heel blij mee. Ik kan mij voorstellen dat hij zich geroepen voelt om nu te zeggen hoeveel fte's er gaan zitten in wat staatssecretaris Bleker gisteren zo mooi noemde «hoe houden we Europa van ons lijf». Dat is het wel zo ongeveer: veel correspondentie en overleg. Dat kost gewoon menskracht. Ik wil weten hoeveel.

Staatssecretaris Atsma: De kwestie van het staatje van de ambtelijke kosten van het beantwoorden van vragen van de Partij voor de Dieren heb ik heel pragmatisch opgelost: ik beantwoord ze gewoon allemaal zelf. Gelukkig is sindsdien het aantal vragen fors afgenomen. Je moet natuurlijk wel de redelijkheid in acht nemen. Als je kijkt naar de vraag wat wel en niet kan en of het verantwoord is, weet je dat je een aantal gremia hebt waarmee je moet communiceren. Als we naar Brussel gaan, spreken we natuurlijk niet alleen over de kaderrichtlijn, maar ook over andere zaken. Ik kan natuurlijk niet op een presenteerblaadje aanreiken hoeveel ambtelijke tijd het kost, maar wees gerust: het antwoord zal binnen enkele weken worden gegeven. Als het moet, zal ik er ook nog bij vertellen hoeveel tijd dat heeft gekost.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het kabinet gaat de Kaderrichtlijn Water temporiseren, maar het weigert de ecologische hoofdstructuur te temporiseren. Ik zie niet altijd de samenhang der dingen, terwijl ze wel veel met elkaar te maken hebben. Waar stuurt de staatssecretaris op? Wanneer is het verantwoord en wat houdt dat dan in: komt het dan verderop in de rit toch weer aan de orde? Ik zou graag een soort van voortgang of een plan zien van het ministerie over hoe dit dan verantwoord gebeurt. De zorgen van de waterschappen zijn niet voor niks tot ons gekomen.

Staatssecretaris Atsma: De projecten waarop we inzetten zijn in samenspraak met alle waterschappen en de provincies et cetera opgesteld. Ik heb al gezegd dat we allemaal weten welk bedrag er bezuinigd moet worden. Daar houdt ook iedereen zich aan. Vervolgens melden we in 2015 via de tussenevaluatie aan de Kamer wat wel en niet kan worden voortgezet, doorgezet of aangepast, hetzij in de ene richting hetzij in de andere richting. De bedragen die ik heb genoemd, zeggen veel. Er is in elk geval geen sprake van het doorschuiven van een blauwe schuld, waar mevrouw Jacobi over sprak.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat zei ik namens D66.

Staatssecretaris Atsma: Excuus. Ik haal mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Jacobi weleens door elkaar. Zij lijken ook erg veel op elkaar. Mevrouw Jacobi, u mag aan mevrouw Van Veldhoven doorgeven dat er mijns inziens geen sprake is van een blauwe schuld.

De heren Paulus Jansen en Koppejan en anderen hebben gewezen op de legionellaproblematiek, met name die in koeltorens. Zij hebben gevraagd of het bij een melding via een brief aan de gemeente blijft en of dat alles is. Nee, dat is niet alles; we doen meer. We wijzen de gemeenten er nog een keer op wat er moet gebeuren. We hebben ook gezegd dat we de provincies daarop attenderen, zelfs meer dan alleen attenderen. Bovendien zullen we het Activiteitenbesluit aanscherpen, waardoor we via wetgeving datgene realiseren wat de Kamer wil. De woordvoerders hebben de verplichting met betrekking tot de koeltorens, die sinds 1 januari 2010 bestaat, genoemd. Wat ons betreft is het meer dan alleen een papieren verhaal. We willen ook echt het Activiteitenbesluit op dit punt aanscherpen.

De heer Koppejan (CDA): Over dit onderwerp spreken we al jaren, maar we komen niet verder. We constateren dat het niet goed gaat, dat er onvoldoende wordt geregistreerd en dat er onvoldoende toezicht kan worden gehouden. Als je niet weet waar ze staan, kun je ook geen toezicht houden. We moeten de gemeenten benoemen waar het om gaat; naming and shaming. Het pappen en nathouden is voorbij. De zomer komt eraan, dus laat onze collega's in de gemeenteraden hun verantwoordelijk wethouders hier ook maar op aanspreken. Ik vind het te gemakkelijk om te zeggen: we sturen een brief en er komt een aanpassing van het Activiteitenbesluit. Dit is echt te urgent.

Staatssecretaris Atsma: Sinds 1 januari 2010, dus sinds vijftien, zestien maanden, zijn gemeenten verplicht om een risicoanalyse uit te voeren. De heer Koppejan wijst erop dat dit onvoldoende gebeurt. Ik zeg dan dat we gemeenten en provincies er nog eens op moeten wijzen dat dit echt niet kan omdat de gevolgen van legionella buitengewoon ingrijpend kunnen zijn. Daarbovenop passen we het Activiteitenbesluit aan, zodat iedereen die zich er niet aan houdt, meer in de klem komt te zitten. Je moet immers instrumenten hebben om te kunnen handhaven. Het element van naming and shaming, dat we in meer sectoren toepassen, moeten we daarbij betrekken, maar daar kom ik op terug. Het moet immers wel mogelijk en verantwoord zijn. Je kunt niet spelen met de gezondheid van mensen of groepen mensen; daar zijn we volstrekt helder in. We hebben getracht de urgentie nogmaals onder de aandacht te brengen door het Activiteitenbesluit in beeld te brengen. Als de heer Koppejan de wens uitspreekt – die proef ik overigens bij meerdere woordvoerders – om daar nog meer op in te zetten, dan kom ik graag terug op het element van naming and shaming. Ik wil nagaan of het juridisch mogelijk en haalbaar is. Het element dat de heer Koppejan inbrengt, is volstrekt helder. Het komt erop neer dat niemand het accepteert, wij ook niet.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter ...

De voorzitter: Mijnheer Koppejan, de staatssecretaris heeft geantwoord. Ik wil hem graag even de ruimte geven om ook andere vragen te beantwoorden. Anders komen we echt niet verder.

De heer Koppejan (CDA): Krijgen we hier voor de zomer nog bericht over? Als er in de zomer iets gebeurt, wordt ook aan de Tweede Kamer gevraagd wat zij heeft gedaan.

De voorzitter: De staatssecretaris heeft gezegd dat hij erop terugkomt.

Staatssecretaris Atsma: Ik bekijk of er een goede gelegenheid is om dat te doen, maar het komt snel. Het is immers over drie weken al zomer.

Mevrouw Jacobi heeft gesproken over de zeeverkeerscentrale. Die centrale is het alternatief voor de bemande vuurtorens op de eilanden, die met behulp van radar en camera's de veiligheid moeten borgen. Het plaatsen van de apparatuur is tot op heden onvoldoende gelukt en de werking ervan is ook onvoldoende. Het geduld en het ongeduld van de Kamer is mij absoluut bekend. Zij weet dat ik in december heb besloten dat het menselijk oog op de torens gehandhaafd blijft, twaalf uur per dag, tijdens het daglicht, met name vanwege het feit dat vuurtorens een bredere functie hebben dan alleen het waken over de zeeën. Die stap is gezet. De aannemer die verantwoordelijk is voor het plaatsen van de apparatuur en het ordentelijk functioneren daarvan – ik heb het over de camera's en de radar – heeft tot 1 juli de tijd. Mevrouw Jacobi noemde ook die datum. Zij zei zo ongeveer letterlijk: ik heb er genoeg van; ik ben het zat. Wij zijn het eigenlijk ook zat, maar we respecteren wel de afspraken die we hebben gemaakt. De aannemer heeft tot 1 juli de tijd om ervoor te zorgen dat de zaak in orde is. Ik zal de Kamer onmiddellijk na 1 juli rapporteren wat er gebeurt. Er zijn dan verschillende opties, maar het signaal van de Kamer is volstrekt helder. Veel meer kan ik er niet over zeggen.

De voorzitter: Mevrouw Jacobi, ik zie dat u wilt interrumperen, maar ik geef u geen ruimte om een vraag te stellen. De staatssecretaris gaat eerst verder met alle andere vragen, want anders komen we er niet doorheen.

Staatssecretaris Atsma: Op dat punt wil ik helder zijn. De Kamer hoort onmiddellijk na 1 juli de stand van zaken. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Het duurt nog vier weken voordat het 1 juli is.

Mevrouw Jacobi heeft vragen gesteld over de kaderrichtlijn en de legionellaproblematiek. Zij heeft daarnaast gevraagd wanneer het wetsvoorstel er komt. In mijn algemene inleiding heb ik reeds gezegd dat het wetsvoorstel, de stok achter de deur, wat ons betreft pas aan de orde is op het moment dat we merken dat er te weinig vaart wordt gemaakt door alle betrokkenen bij het bestuursakkoord. Mocht het niet gaan zoals we wensen of zoals we hebben afgesproken, dan komen we met het wetsvoorstel naar de Kamer. We beginnen wel met de voorbereidingen daarvan.

De heer Koppejan heeft gevraagd of het mogelijk is om met een open mind te kijken naar nieuwe technieken. Die open mind is er absoluut. Op het moment dat iemand zich aandient met een volstrekt nieuwe techniek zijn wij de laatsten om te zeggen: dat kan niet. Je moet daar serieus naar kijken. Het niet voor niks dat we spreken over de topsector water, met nationale en vooral internationale kansen. We hebben een aantal prachtige voorbeeldprojecten draaien waarvan het buitenland zegt: dat is iets waar wij onze vingers bij af zouden likken als wij dat in ons eigen land zouden hebben. Dat geldt in zijn algemeenheid ook voor wat de heer Koppejan suggereerde. Het idee dat hij opperde ben ik kwijt, maar ik weet wel wat het antwoord is, namelijk: het voorstel is niet ingediend op de innovatieprojectenlijst. Mijnheer Koppejan, kunt u mij even helpen door te zeggen welk idee het was?

De heer Koppejan (CDA): Het ging over het toevoegen van nutriënten, voedsel, aan het water om daarmee de toestand van het water weer in evenwicht te brengen.

Staatssecretaris Atsma: Een open mind is zonder meer aanwezig, zonder dat je op voorhand koudwatervrees hebt, die ik overigens bij mevrouw Ouwehand een klein beetje dacht te horen, maar dat zal ongetwijfeld niet zo zijn.

Een aantal woordvoerders sprak over de bemetering van water. Wij willen het daar laten waar het hoort en het niet in de eerste plaats ook het bordje van de rijksoverheid leggen. Op het moment dat sprake is van problemen kunnen de huishoudens ook naar andere instanties toe. In het kader van het streven naar minder regulering beginnen we daar niet aan. We kennen de wens van de Kamer, maar op dit moment hebben wij voldoende vertrouwen in de verschillende sectoren om hen daar zelf mee aan de slag te laten gaan.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter ...

De voorzitter: Ook voor de heer Koppejan is er geen ruimte meer om nu nog met een interruptie te komen. Ik wil voor iedereen één lijn trekken en eerst de staatssecretaris alle vragen laten beantwoorden.

De heer Koppejan (CDA): Ik meld alvast dat ik hier geen genoegen mee neem.

Staatssecretaris Atsma: Oké. Dan meld ik u dat ik dat heb gehoord.

Ik maak een knip tussen de drinkwatertarieven en de kwaliteit van drinkwater. Met name de heer Koppejan heeft in een interruptiedebatje een en ander gezegd over drinkwaterbedrijven en hun tarieven. De Kamer heeft een oordeel geveld over de wijze waarop dat zou moeten gaan. Ik meen dat ik daar verder niets aan heb toe te voegen en wil er zelfs niets aan toevoegen omdat ik het eens was met de uitspraak van de Kamer op dit punt.

Wij zijn bereid, jaarlijks te rapporteren wat de gang van zaken is met betrekking tot de tarieven van de waterschappen. Ik hoop dat de heer Koppejan er genoegen mee neemt dat de benchmark meerjarig wordt opgepakt. Anders is dat van mijl op zeven. Het kost te veel om dat elk jaar te doen. Bovendien voegt het weinig toe, want op het moment dat erover gesproken wordt, zijn we waarschijnlijk weer een halfjaar verder. Het belangrijkste is dat de tarievenontwikkeling bij de waterschappen in de gaten wordt gehouden. Daartoe zijn we echt wel bereid.

De heer Van Bemmel heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de relatie tussen Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. Ik heb reeds gezegd dat wat mij betreft het doel vooropstaat. Soms is er een gezamenlijk doel en komen die twee, de doelen van de Kaderrichtlijn Water – mevrouw Ouwehand heeft keurig uiteengezet wat in die doelen verankerd zit – en de Natura 2000-doelstelling, samen. Als je van één en één drie kunt maken, moet je het vooral niet laten, is altijd onze stelling geweest. Bij de presentatie van de Rekenkamer over een aantal HWBP-projecten was gisteren te zien dat we waar mogelijk functies heel bewust hebben gecombineerd in de afgelopen jaren. Dit houdt ook in dat doelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water erbij gevoegd zijn.

De heer Van Bemmel vroeg specifiek naar het project Waterdunen in Zeeland. Ook dat project is een voorbeeld van een combinatie van verschillende elementen en doelen, waarbij de regio een groot draagvlak heeft voor de oplossing die nu is gekozen. De heer Van Bemmel kan het daar niet mee eens zijn. Als de regio zou zeggen dat zij dit niet wil en dat zij haar handen ervan aftrekt, valt het Rijk terug op zijn eerste ambitie: het beschikbaar stellen van geld voor de waterveiligheid. Waterdunen is een van de zwakke plekken. Ik dacht zelfs dat die op de kaarten van de Rekenkamer naar voren is gekomen. Wij stellen sec geld beschikbaar voor de waterveiligheid. Mocht de regio daar meer van willen maken door een en ander slim aan elkaar te knopen, dan is dat prima, maar als de regio dat niet zou willen, dan zijn wij de laatsten die daaraan zullen trekken.

De heer Van Bemmel heeft gesproken over de verwijdering van het slib, die 2 tot 3 mld. aan maatschappelijke kosten met zich heeft gebracht. Het is goed om te benadrukken dat veel slib dat de afgelopen decennia is verwijderd, het gevolg is van lozingen in een verder verleden. Juist nu sturen we vooral op bronbeleid. De effecten daarvan zijn op alle terreinen zichtbaar. Het is niet zo dat die verontreinigingen nu op grote schaal doorgaan. Integendeel, meer dan ooit wordt er gecontroleerd en meer dan ooit doet het bedrijfsleven aan bronbeleid. Niet alleen bedrijven doen dat, maar ook instellingen. De heer Van Bemmel noemde als voorbeeld de ziekenhuizen. Als ergens veel winst te behalen valt door te zorgen dat medicijnresten niet in het riool terechtkomen, dan is het wel bij ziekenhuizen. Een prachtig voorbeeld daarvan heb ik vorige week nog gezien bij de Isala Kliniek in Zwolle, waarbij met het waterschap en andere betrokkenen aan de bron datgene wordt tegengehouden wat we niet in het riool willen hebben. De resultaten daarvan zijn echt fantastisch. In algemene zin ben ik blij dat dit het geval is. We zien dus ook dat er steeds minder gesaneerd hoeft te worden. Overigens vind ik het altijd wel aardig om te melden dat een van onze allergrootste saneringsprojecten twee maanden geleden van start is gegaan, namelijk bij de Vecht. In de omgeving van Eemnes is het startsein gegeven voor een project van, ik dacht, meer dan 100 mln. Kijkend naar de tijdspanne is dat op zich al uniek. Het is een van de grootste projecten die we hebben gedaan, evenals bij Gouderak, Gouda. Gelukkig is het saneren van de meest vervuilde plaatsen in zicht. Dit heeft tot gevolg dat we steeds minder stortcapaciteit nodig hebben. Dat is alleen maar goed. Het is nooit helemaal goed, want – daar moeten we eerlijk in zijn – het kan altijd beter. Maar we zijn op de goede weg. In die zin vind ik dat het beeld dat via de media opgeroepen is aan de hand van een aantal rapporten, dat sprake zou zijn van dweilen met de kraan open, absoluut niet waar is. De bronaanpak heeft hoge prioriteit.

Die bronaanpak heeft ook hoge prioriteit als het gaat om de kwaliteit van ons drinkwater. Drinkwater moet goed, schoon en veilig zijn. Iedereen moet daarvan op aan kunnen. Daar kun je niet mee sjoemelen. Bij drinkwater zijn er globaal genomen drie risicofactoren. In de eerste plaats kan het water zelf niet goed zijn. In de tweede plaats kan er een probleem zijn omdat het distributienetwerk zorgt voor verontreiniging. In de derde plaats kunnen er werkzaamheden aan het leidingnetwerk gaande zijn. We zijn blij dat Nederland nog steeds in de top van Europa staat als het gaat om de kwaliteit van drinkwater. Dat moeten we ook vooral zo houden. De waterleidingbedrijven zitten daar terecht bovenop. Ik maak mij daar eerlijk gezegd geen zorgen over, net zomin als over de drinkwatervoorziening op korte termijn in het kader van de droogteperikelen.

Mevrouw Ouwehand heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de kaderrichtlijn. Ik ben daar al op ingegaan. Haar uitnodiging om een beschouwing te houden over de relatie tussen de veehouderijsectoren en plantaardige sectoren aanvaard ik graag. We hebben nog een afspraak staan. Ik stel voor dat we dat dan een-op-een doen. Als ik er nu de tijd voor krijg, doe ik het graag, maar kijkend naar de klok lijkt mij dat niet mogelijk.

Ik heb reeds gereageerd op de zorg van mevrouw Ouwehand over de Kaderrichtlijn Water in de meest algemene zin.

Mevrouw Ouwehand sprak de ambitie uit dat je eigenlijk zou moeten zorgen dat de waterkwaliteit jaarlijks met 10% verbeterd wordt. Dat lijkt mij een droom waarvan iedereen hoopt dat die waar zou kunnen worden, maar ik zou niet verder willen gaan dan deze gedachte te bestempelen als een mooie ambitie die niet realistisch is. Daar moet je ook eerlijk over zijn. 10% kwaliteitsverbetering per jaar is niet haalbaar. We hebben een beleid waarin we vooral inzetten op bronbeleid. Daar maken we grote stappen en slagen. Verder hebben we de Kaderrichtlijn Water, waarbij we in algemene zin forse stappen zetten. Dat vindt het kabinet althans. Daarover kun je van mening verschillen. Ik heb het idee dat we niet altijd hetzelfde vinden op dit punt, maar gelukkig is dat op heel veel andere terreinen wel het geval.

Op de zorgen van de heer Houwers over het bestuursakkoord heb ik gereageerd. Op zijn vraag of het kabinet met wetgeving komt heb ik gereageerd. Dat is dus niet aan de orde. Op de lastenverzwaring, een scherp punt van de heer Houwers, ben ik uitvoerig ingegaan.

De voorzitter: We gaan over naar de tweede termijn.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik heb één heel positieve zaak gehoord. In de brief van 20 mei was nog geen sprake van aanpassing van het Activiteitenbesluit op het gebied van de koeltorens. De staatssecretaris heeft dat toegezegd. Ik spreek mijn waardering daarvoor uit, want het is een stap in de goede richting en een goede stok achter de deur.

De staatssecretaris is niet ingegaan op mijn andere punt over legionella: de hotspots en de mogelijkheid om dat in het Bouwbesluit te gaan regelen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat over het Bouwbesluit, maar de staatssecretaris is degene die verantwoordelijk is voor een gezond binnenmilieu. Dit is dus zijn pakkie-an.

De staatssecretaris is ook niet ingegaan op mijn vragen en voorstellen met betrekking tot het bemeteren van woningen wat betreft drinkwater en warm water. Ik zou daar nog graag een reactie op krijgen, want op dat punt overweeg ik een motie. Ik denk namelijk dat het heel verstandig is om op dat punt met enige regelgeving te komen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerige beantwoording over het bestuursakkoord enzovoorts.

In tweede termijn wil ik nog twee zaken aan de orde stellen. Ten eerste de zelfstandige afvalwaterbedrijven. Eerder is in een tweetal moties, de motie-Slob/Jacobi en de motie-Van Veldhoven/Jacobi, ervoor gepleit om juist de 400 mln. doelmatigheidsverlies terug te halen bij het wettelijk sturen van de ketenbenadering in de drinkwaterketen, specifiek voor het afvalwater. Volgens de PvdA kan dat met een heel simpele aanvulling in al bestaande wetgeving worden geregeld door een datum op te nemen, namelijk 1 januari 2013. Daarmee kan dat worden afgedwongen, waardoor je er in ieder geval zorg voor draagt dat burgers niet met hogere lasten te maken krijgen op dat punt.

Ten tweede de vuurtoren. Waarom 1 juli? Ik zou heel graag zien dat wij voor 21 juni een zodanig beeld krijgen van de stand van zaken dat de Kamer echt voor 1 juli de zaak buiten de deur kan duwen. Ik begrijp dat er een juridische, contractuele, reden is voor de datum van 1 juli. Ik vind alleen dat het onverantwoord is. Daarom zou ik vandaag nog willen stoppen. Ik geloof er niks van dat je miljoenen kunt besparen als de datum van 1 juli wordt aangehouden. Wat is precies de clausule in het contract waardoor nog een keer een poging wordt gedaan? Ik denk dat we onszelf niet voor de gek moeten houden. Worden de eisen in deze periode niet bijgesteld? Kunnen we daar harde garanties voor krijgen? Ik wil ook dat alle officiële en niet-officiële testen in de openbaarheid worden gebracht en aan de Kamer beschikbaar worden gesteld. Hoe kunnen de belanghebbenden, wadvaarders en alle andere betrokkenen, zoals zeeverkeersbegeleiders op de vuurtorens, hier nog bij betrokken worden tot 1 juli? En waarom zou het vandaag niet kunnen? Wat zijn de consequenties?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerige beantwoording en diverse toezeggingen, met name de toezegging dat wij jaarlijks geïnformeerd worden over de lastenontwikkeling.

De Kamer zou tevens graag geïnformeerd worden over de voortgang van de ketenintegratie. De ambities zijn groot tot 2020, maar dat jaartal ligt nog ver weg. Ik heb gevraagd of de Kamer halfjaarlijks een brief kan krijgen waarin kort wordt aangegeven wat de voortgang is. Dan houden we er druk op. De staatssecretaris moet het zien als een positieve stimulans en niet als een gebrek aan vertrouwen.

Op het punt van de drinkwatermeters reageerde ik fel, maar dat komt ook omdat drinkwaterbedrijven monopolies zijn, overheidsmonopolies. Dat houdt in dat wij als Kamer en als overheid extra waakzaam moeten zijn over de belangen van de consument en de burger. In dit geval is er gewoon misbruik gemaakt van macht en zijn aan burgers drinkwatermeters opgedrongen die niet eens de stand van het drinkwatergebruik kunnen meten. Op dat punt heeft de staatssecretaris toegezegd een brief te sturen. Dat is prima. Als het drinkwaterbedrijf Evides daar geen gehoor aan geeft, overwegen wij wettelijke maatregelen. Graag ontvang ik een rapportage van de staatssecretaris over het antwoord van Evides op zijn brief. De Kamer kan daar dan alsnog op terugkomen.

Over de koeltorens heb ik al het nodige gezegd. Ik hoor graag welke gemeenten in gebreke zijn gebleven. We praten hier immers al jaren over. De situatie is te gevaarlijk.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik heb nog een punt over het verontreinigde slib in de rivieren, dat de belastingbetaler tot nu toe tussen de 2 en 3 mld. heeft gekost. Overweegt de staatssecretaris concrete maatregelen tegen de bedrijven die daarmee doorgaan? Ik weet dat niet alle bedrijven zijn te achterhalen, maar soms duikt er een naam op. Ik hoor graag wat de staatssecretaris daar concreet aan zou willen doen.

Het project Waterdunen. De versterking van de dijken is belangrijk. Daar moet geld naartoe. Dit is alleen een uitgebreider plan dat gebaseerd is op compensatie en internationale afspraken die te maken hebben met bijvoorbeeld Natura 2000. Gezien de uitlatingen van de SP over de langdurige droogte die wordt verwacht, denk ik dat de steun voor dit plan tegen Waterdunen ook uit de hoek van de SP kan komen. Dat gebeurt wellicht uit andere aanvliegroutes. Wij houden het belang van de agrariërs in de peiling, maar we kunnen ook zeggen dat het belang van goed drinkwater gewaarborgd dient te zijn. Wellicht kunnen we via verschillende aanvliegroutes toch een bepaald plan steunen.

De heer Paulus Jansen (SP): Behalve de PVV-fractie heeft destijds geen enkele fractie de motie-Van Bemmel gesteund omdat met het verzoek in die motie de waterveiligheid van het gebied op het spel wordt gezet. Het gaat namelijk om een combinatie tussen natuurontwikkeling en waterveiligheid. Dat is de reden waarom ieder logisch en normaal denkend Tweede Kamerlid zegt dat dit niet verstandig is.

De heer Van Bemmel (PVV): Begrijp ik goed dat u zegt: met een aanpassing waarbij alleen de dijkversterking zonder de bijbehorende natuurplannen wordt uitgevoerd, lijkt mij dit achteraf gezien een interessante motie? Of zie ik dat verkeerd? Hoe belangrijk is voor u het onder water zetten van vruchtbare landbouwgrond?

De heer Paulus Jansen (SP): De heer Van Bemmel geeft hiermee impliciet toe dat hij bereid is om jaren vertraging voor zijn rekening te nemen op het gebied van de waterveiligheid van het betreffende gebied. De SP-fractie wil daar wat zorgvuldiger mee omgaan. Waterveiligheid is voor haar heel belangrijk. Die wordt in het kader van het project prima geregeld.

De heer Van Bemmel (PVV): Wij gaan mee wat betreft het punt van de waterveiligheid, maar een-tweetjes met toeristische uitbaters lijken mij niet iets te zijn wat u in het algemeen steunt. Wellicht komen we nog gezamenlijk tot een oplossing hiervoor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In het kader van de droogte vind ik het jammer en tekenend – ik ben er bedroefd over – dat deze staatssecretaris van milieu en klimaat niet durft te zeggen: goh, die klimaatverandering is best duur en vervelend. Er moet een koppeling gelegd worden. We kunnen dit niet accepteren als «goh, wat vervelend dat dit zomaar uit de lucht komt vallen». Ik zou graag zien dat iets meer zichtbaar is dat dit de staatssecretaris is die de klimaatverandering te lijf wil gaan.

De waterkwaliteit. Wat de staatssecretaris zegt over het bronbeleid is helemaal niet waar. We pakken de vermesting en de bestrijdingsmiddelen namelijk helemaal niet aan. Op die manier blijven we natuurlijk in een vicieuze cirkel zitten, met de nadruk op «vies». Als de staatssecretaris zegt dat 10% kwaliteitsverbetering per jaar een droom is, vraag ik hem wat dan wel reëel is en waar wij hem op mogen afrekenen. Want ik ga natuurlijk niet tot 2027 zitten wachten om dan te constateren dat wij hier vandaag gelijk hebben gehad en dat we die doelen niet gaan halen.

Voorzitter: Paulus Jansen

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. De staatssecretaris heeft een van mijn vragen nog niet beantwoord. Dat was mijn vraag in het kader van de droogte die ging over de instroom van zoet water, die nodig is om de instroom van zout water en de effecten daarvan tegen te gaan. Ik sprak daarbij over de mogelijkheden om iets te doen met drempels of keringen. Wellicht wil de staatssecretaris daar nog op ingaan.

Voorzitter: Houwers

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. De laatste vraag is door meerderen gesteld. Ik meen zelfs dat de heer Paulus Jansen ermee is begonnen. Hij sprak over de Nieuwe Waterweg en heeft gevraagd of daar een scherm geplaatst kan worden. LTO Nederland heeft daar een brief over geschreven. Op dit moment zijn verschillende alternatieven in beeld. Zo wordt er gekeken naar een bellenscherm, de nieuwste vinding. We hebben mede naar aanleiding van alle signalen besloten om er met voorrang naar te kijken. De oude oplossing, de trapjeslijn, waarin jaren geleden is geïnvesteerd, is dusdanig onderhevig aan achterstallig onderhoud dat het de vraag is of daarvoor niet een betere optie moet worden gekozen. Er zijn verschillende alternatieven. Het bellenscherm is wellicht een van de meest voor de hand liggende. De Kamer heeft daar, als ik het huiselijk formuleer, van links tot rechts over gezegd dat daarnaar gekeken moet worden. Iedereen die zegt dat de zoetwatervoorziening voor de lange termijn waar mogelijk gegarandeerd moet worden, moet alles uit de kast halen om dat te doen. Ik zeg graag toe dat wij bij een volgende rapportage over de aanpak van de droogte specifiek op dit punt ingaan en even de stand van zaken melden: waar staan we nu; hoe zit het met de alternatieven; wat kan er wel of niet nog worden gedaan met het oude systeem. Binnen enkele weken hoort de Kamer dat van mij. Het is goed om dat een volgende tussenrapportage te koppelen.

De voorzitter: Is het mogelijk dat die stand van zaken voor het debat over de droogte komt of is dat te snel?

Staatssecretaris Atsma: Die komt binnen een paar weken, want ik ben er zelf ook benieuwd naar. Iedereen heeft dat gehoord, dus dat komt helemaal goed. Als de oplossing is om een soort zoutscherm te plaatsen en we die oplossing paraat zouden hebben, dan zouden we dat allang hebben gecreëerd. Maar ook in dit geval moet je rekening houden met de stuwing van het water. Als je iets plaatst waardoor de druk op het water groter wordt – we hebben immers te maken met stroming – heeft dat op de plek waar je alles concentreert wellicht een diepere zoutinjectie tot gevolg dan wenselijk is. Elk voordeel heeft dus ook weer zijn nadeel. Ik zeg toe dat dit bij de volgende terugkoppeling aan de Kamer wordt gemeld.

Excuus dat ik niet ben ingegaan op het punt waar de heer Paulus Jansen met name op inging: de hotspotsproblematiek, de effecten van warmwaterleidingen op de directe omgeving in het huis. Het is verstandig om collega Donner hier specifiek naar te laten kijken in het kader van het Bouwbesluit. Ik kan wel mijn vinger opsteken en zeggen dat dit het zou kunnen zijn, maar ik doe het liever op een zorgvuldigere manier omdat ik niet weet in hoeverre daar in het kader van de aanpassing van het Bouwbesluit, die 1 januari van kracht wordt, al naar gekeken is. Ik zal collega Donner vragen om hierover aan de Kamer te rapporteren, zodat dit betrokken kan worden bij een volgend debat met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de bouw van woningen. En anders doen we het hier gewoon.

De watermeter. Ik heb in eerste termijn reeds gezegd dat wij daar niet zo veel voor voelen. Binnen het kader van de Drinkwaterwet is er geen basis voor dergelijke regels, even los van het feit dat je meer regelgeving zou willen. Ik heb al gezegd dat dit niet ons voornemen is. Het punt dat zowel de heer Paulus Jansen als de heer Koppejan heeft ingebracht, namelijk dat er sprake is van een monopoloïde situatie, erken ik. De Kamer heeft er echter voor gezorgd dat het aandeelhouderschap van de drinkwaterbedrijven publiek is. Wat dat betreft zouden we de publieke aandeelhouders van de drinkwaterbedrijven daarop kunnen aanspreken. De heer Koppejan heeft gevraagd om een reactie op de correspondentie met Evides. Indachtig deze wisseling is het goed als wij die aan de Kamer doen toekomen. Dan pakken we meteen het signaal van de Kamer nog eens mee. Ik vind zelf dat het publiek aandeelhouderschap van drinkwaterbedrijven niet ten onrechte bij wet is toegekend. De publieke aandeelhouders mogen er daarom ook op worden aangesproken.

De heer Paulus Jansen (SP): Het probleem is dat we inmiddels drinkwaterbedrijven hebben die in vijf of zes provincies actief zijn, waardoor de checks-and-balances van de publieke controle zijn weggevallen. De staatssecretaris is de persoon die dat signaal op gelijk niveau kan afgeven. Daartoe wil ik hem oproepen.

De heer Koppejan (CDA): Ik sluit mij daar graag bij aan. Het gaat ons niet zozeer om het ter discussie stellen van het publiek aandeelhouderschap. Daar zijn wij namelijk volmondig voor. Maar ook een overheidsmonopolist moet zich altijd netjes gedragen jegens de consument. Daar waakt de Tweede Kamer nu voor. Wij zien met belangstelling het antwoord tegemoet van het drinkwaterbedrijf en de reactie van de staatssecretaris daarop. Op basis daarvan kunnen we verdere maatregelen overwegen.

Staatssecretaris Atsma: Luisterend naar wat u hebt gezegd, erkennend dat sprake is van een monopoliesituatie en in de wetenschap zijnde dat het publieke aandeelhouders betreft, zouden we de neuzen toch dezelfde kant op moeten kunnen krijgen zonder dat daar al te ingewikkelde toestanden voor moeten worden uitgehaald. Op dit punt zijn we het, denk ik, op hoofdlijnen eens.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd: waarom in juli? Het antwoord op die vraag is heel simpel: omdat 1 juli in het contract staat. Als je gehouden bent om voor 1 juli te leveren, is het ingewikkeld om op 29 juni de stekker eruit te trekken. Ik kan het niet moeilijker of zwart-witter zeggen. Ik voel er niks voor om daar voor 1 juli op terug te komen omdat de consequenties dan niet te overzien zijn. Afspraak is afspraak en iedereen moet daaraan voldoen. De Kamer hoort onmiddellijk na 1 juli de bevindingen en de consequenties die wij daaraan verbinden. Als die mevrouw Jacobi niet bevallen, staat niets haar in de weg om naar mij toe te komen. Ik kan ook naar haar komen, hier of elders.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben heel erg toegespitst op het onvoldoende werken van de radar, waarover om de twee uur vanaf Schiermonnikoog een bericht wordt geseind. Dit heeft al geleid tot ongevallen of bijna-ongevallen. Het is daarom onverantwoord om hiermee door te gaan, terwijl wij weten dat de radar niet werkt. Wat zijn dan in vredesnaam de consequenties dat we dit risico moeten blijven lopen? Ik vind elke dag er één te veel. Als de Kamer dit toestaat, zit zij hier ontzettend te slapen.

Staatssecretaris Atsma: We mogen zeker niet slapen of accepteren dat ongevallen gebeuren omdat het systeem niet werkt. Juist daarom heb ik gezegd dat het menselijk oog hoe dan ook gehandhaafd blijft op de torens. We moeten wel uitkijken om te snel conclusies te trekken. Ik heb vanmorgen ook het een en ander gelezen. Ik wil best laten uitzoeken wat de oorzaak is van de ongevallen, maar ik vind het iets te gemakkelijk om nu de oorzaak aan te wijzen. Tot 1 juli heeft de aannemer tijd om het systeem op te leveren. Als in het contract 1 juli staat, moet je nu niet roepen dat het een weekje of een paar dagen eerder gedaan moet worden. 1 juli is 1 juli. Ik sta voor de consequenties in op het moment dat het daarna gebeurt.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wordt er tot 1 juli niet aan de eisen getornd? Ik wil ook weten wat er tot 1 juli nog gebeurt. Die ongelukken zijn ontstaan doordat er geen onderscheidingsvermogen is vanuit de radar en de camera's tussen de 40 en de 60 meter. Tot ver over de 100 meter blijft het één grote grijze massa. Ook al zit een vuurtorenbegeleider er 24 uur per dag, hij kan daardoor niet zien of er twee of drie boten zijn en of hij ongelukken kan vermijden.

Staatssecretaris Atsma: Ongevallen door systeemfouten kunnen we niet accepteren; daar zijn wij volstrekt helder in. Ik ga niet in op de oorzaken van deze calamiteiten. Gelukkig hoef ik dat nu ook niet te doen. 1 juli is 1 juli. Daarna hoort de Kamer onmiddellijk de effecten van het besluit dat wij dan nemen. Mevrouw Jacobi kent onze inzet.

De voorzitter: Mevrouw Jacobi, wij laten het hierbij.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dan overweeg ik een motie.

De voorzitter: Die overweging is aan u.

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Atsma: De heer Koppejan heeft gevraagd om een frequente rapportage over de ketenintegratie. Dat is eigenlijk een extra borging op datgene wat wij al hebben gezegd: wij hebben een stok achter de deur via wetgeving. De heer Koppejan zegt dat hij ook geïnformeerd wil blijven. Wij informeren de Kamer uiteraard, want wij hebben daar zelf ook belang bij. Alle waterschappen en bedrijven in de sector hebben er eveneens belang bij dat er vaart wordt gemaakt. Iedereen zal dus rapporteren. Mijn inschatting is dat de Kamer ongeveer iedere week wordt geïnformeerd over de stand van zaken door alle verschillende partijen in de keten. Wij zullen de Kamer via het geëigende middel Water in Beeld rapporteren. Ik stel voor dat de overheid één keer per jaar rapporteert. Neem van mij aan dat de andere partijen dat ook één keer per jaar doen. Wij hebben dan al vier of vijf rapportages op jaarbasis. Zo volgen wij de ketenintegratie op de voet. Ik kan toezeggen dat er één keer per jaar gerapporteerd wordt via Water in Beeld. Eén keer per halfjaar lijkt mij echt een beetje overdreven, maar ik weet dat anderen dat ook gaan doen.

De heer Van Bemmel heeft gevraagd naar de illegale lozingen. Illegaal lozen mag en kan niet. Als iets illegaal is, is het illegaal. De Waterwet staat het niet toe. Het hangt een beetje af van de aard van de overtreding, maar in principe is er snel sprake van een strafrechtelijke overtreding. Het is bekend wat de consequenties daarvan zijn. Illegaliteit is nooit toegestaan. Alles wat legaal is mag, maar wat illegaal is mag niet. De heer Van Bemmel is met mij van mening dat wij dit hard moeten aanpakken.

Ik ga nog een keer met de heer Koppejan, die in Zeeland woont, in gesprek over Waterdunen. Hij is een van de Zeeuwen die misschien wel of niet voor draagvlak zorgt; dat weet ik allemaal niet. Dat laat ik graag over aan de heer Van Bemmel en de heer Jansen. Welke gevolgen dat heeft, zien we dan wel.

Ik ben met de heer Van Bemmel niet in discussie gegaan over de klimaatveranderingen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een vraag over het aanpakken van illegale lozingen. Ik wil heel graag weten wat de staatssecretaris doet met de enorme overschrijdingen van bestrijdingsmiddelen die zijn aangetroffen. Hoe worden de veroorzakers daarvan aangepakt?

Staatssecretaris Atsma: Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat zij vindt dat de bronaanpak niet goed geregeld is. Zij is het niet eens met de lijn die Kamer en kabinet hebben uitgezet; dat kan. Er komt ooit een dag waarop we het wel met elkaar eens zijn. Mevrouw Ouwehand is het niet eens met de aanpak. Op het moment dat de aanpak is zoals we die hebben vastgesteld en een bedrijf zich aan de spelregels houdt, is er geen sprake van illegaliteit. Bij het overtreden van de norm geldt voor een individuele en kleine ondernemer precies hetzelfde als voor een grote onderneming. Dat is niet toegestaan. De ondernemer gaat dan op de bon of zelfs nog meer dan dat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is het punt: dat gebeurt dus niet. In Noordwijk is een overschrijding aangetroffen van 4 774 keer de toegestane norm. Degene die dat gedaan heeft, wordt niet gepakt omdat de staatssecretaris en de waterschappen er niet achter kunnen komen wie dat doet. Maar we zitten wel met vuil water en degene die dat doet kan gewoon zijn gang blijven gaan, want hij weet dat hij nooit zal worden gepakt. Het antwoord van de staatssecretaris is dan toch een verhaal van niks?

Staatssecretaris Atsma: Ik kan het niet duidelijker zeggen. Op het moment dat er wordt geconstateerd waar de illegale lozing heeft plaatsgevonden, wordt er opgetreden. Maar we moeten natuurlijk wel weten wie het doet, waar het vandaan komt, wat er geloosd wordt en wat de concentratie is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb nog een laatste punt.

De voorzitter: De staatssecretaris gaat nu echt door met zijn beantwoording. De vragen van iedere spreker moeten namelijk beantwoord worden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De staatssecretaris moet toegeven dat er nooit iets wordt geconstateerd, omdat er niet achter iedere boom een AID'er staat.

De voorzitter: De staatssecretaris gaat verder met zijn beantwoording.

Staatssecretaris Atsma: Ik ga mijzelf op dit punt niet herhalen. De waterschappen hebben ook zelf de handschoen opgepakt en zijn bezig met een project om na te gaan hoe ze de systematiek kunnen verbeteren. Veel meer kan ik er niet over zeggen. Wat niet mag, is niet toegestaan. Niet achter elke boom staat een agent of iemand van de inspectie. Je moet echter wel in redelijkheid kunnen aantonen wie wat heeft gedaan en waarvoor iemand verantwoordelijk is. Neem van mij aan dat de grote illegale lozingen, waar de heer Van Bemmel aan refereerde, keihard worden aangepakt. Dat was vroeger zo, dat is nu zo en dat zal in de toekomst zo blijven. Ik kan het niet anders zeggen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb nog een opmerking over het zelfstandig beheer van de afvalwaterketen. In artikel 3.8 van de Waterwet zou een datum moeten worden bijgevoegd; dan zouden we een heel eind zijn.

Staatssecretaris Atsma: Wij hebben dat bewust niet gedaan, omdat wij vinden dat er een stok achter de deur is om de integratie te realiseren. Alle partijen zijn zich daarvan bewust. Het principe is dat het van onderop komt en iedereen is ervan overtuigd dat het kan en dat het moet. Als we nu een tijdslimiet in de wet zetten, zal dit voor velen een brug te ver zijn. Als je daarmee het koord dat tussen alle partijen is gespannen doorbreekt, zou dat afbreuk doen aan de mooie afspraken waaronder men de handtekening heeft gezet.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is een mooi principe, maar het gaat erom dat de efficiencywinst onder andere in dit element zit. Als je de stroop opzet en je laat het lopen, is de burger uiteindelijk het bokje. Ik vind dat je de burger hiertegen mag beschermen. Het staat al in de wet, dus waarom is het erg om daar nog een datum aan toe te voegen?

Staatssecretaris Atsma: Maar die datum moet wel door alle partijen gedragen worden. Laten we nu echt proberen om het proces van de afgelopen twaalf maanden, dat van onderop tot stand is gekomen, zijn beslag te laten krijgen. Dat is nu juist het mooiste: de overheid is niet met de dwingende eis en het bedrag gekomen dat zou kunnen worden gerealiseerd, maar partijen in de samenleving, van waterschappen tot waterleidingbedrijven, van gemeenten tot provincies, zijn hiermee gekomen. Laten we nu vooral ervoor zorgen dat zij ook zelf de handschoen oppakken, zonder dat via de wet dwingende maatregelen worden genomen. Dat even los van de vragen of je dit zo snel in een wet zou kunnen verankeren en wat je gaat doen als dit niet wordt gerealiseerd. Ik ben erop tegen om die datum nu bij wet te regelen. Deze partijen gaan het doen en de burger wordt wat mij betreft nooit de dupe. De burger zou namelijk pas de dupe worden als er helemaal niets gebeurt. Het feit dat deze partijen dit zelf hebben opgetuigd, hier zelf mee zijn gekomen en er zelf ook achter staan, zou mevrouw Jacobi geweldig moeten aanspreken. Het is de PvdA tot in haar grondvesten, die dit heeft willen realiseren. Gelukkig zijn alle partijgenoten van mevrouw Jacobi volop enthousiast over dit onderdeel van het hoofdlijnenakkoord.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben blij dat de staatssecretaris mijn partijgenoten zo looft. Natuurlijk werken wij graag schouder aan schouder aan een doelmatig waterbeheer in Nederland. Wij hebben echter niets aan degenen die dit niet snel en efficiënt genoeg oppakken. De achterban van de staatssecretaris en die van mij willen daar niet de rekening van moeten betalen. Daarom is er niks op tegen om planmatig en programmatisch door te gaan. Als je de datum niet in de wet wilt hebben, zet deze dan ergens anders neer, zodat er wel een stok achter de deur blijft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De staatssecretaris heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag welk percentage hij dan wel reëel vindt voor bijvoorbeeld een jaarlijkse doelstelling.

Staatssecretaris Atsma: Wij houden ons aan de Europese verplichtingen ten aanzien van de toegestane normen die ons worden opgelegd. Ook in het debat over de gewasbeschermingsmiddelen heb ik tegen mevrouw Ouwehand gezegd dat dit onze norm is; daar houden wij elkaar en de partijen in het veld aan en daar moet je op handhaven en controleren.

Ik kan mevrouw Jacobi niets anders zeggen dan dat haar voorstel echt een dolksteek in de rug zou zijn. Als partijen tegen elkaar hebben gezegd dat zij deze verloving willen aangaan en dat zij het met elkaar zien zitten, moet je vervolgens niet in de wet opnemen wanneer het kind er moet zijn. Zo zijn wij niet met elkaar getrouwd!

Mevrouw Jacobi (PvdA): Als je wilt verloven, heb je ook een verlovingsdatum.

De voorzitter: We gaan zien hoe dat loopt.

Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. We hebben het een beetje ruimhartig aangepakt, vandaar dat dit AO is uitgelopen. Mijn excuses hiervoor.

Ik concludeer dat wij een VAO gaan aanmelden en dat mevrouw Jacobi daarin de eerste spreker zal zijn.

Verder zijn de volgende toezeggingen gedaan.

  • De staatssecretaris bericht de Kamer jaarlijks over de ontwikkeling van de waterschapstarieven en de samenwerking in de waterketen.

  • De staatssecretaris zal het Activiteitenbesluit wijzigen om gemeenten te dwingen tot maatregelen om legionella in koeltorens te voorkomen.

  • De staatssecretaris komt schriftelijk terug op de vraag van het lid Koppejan over naming and shaming van gemeenten die niet voldoende doen tegen legionella.

  • De staatssecretaris bericht de Kamer direct na 1 juli 2011 over de stand van zaken met betrekking tot de zeeverkeerscentrale.

  • De staatssecretaris bericht de Kamer binnen enkele weken over innovatieve maatregelen om verzilting van de rivieren tegen te gaan, zo mogelijk voor het debat over de droogte.

Staatssecretaris Atsma: Ik zal hierover berichten in de eerstvolgende rapportage. Misschien is dat wel eerder of valt het samen met het debat over de droogte.

De voorzitter: Akkoord. Ik kom nu op de laatste twee toezeggingen.

  • De staatssecretaris vraagt de minister van BZK om de Kamer te informeren over de mogelijkheid om hotspots in de nieuwbouw tegen te gaan in het kader van de legionellapreventie en om het Bouwbesluit daartoe aan te passen.

  • De staatssecretaris doet de Kamer de reactie van Evides op het appel inzake watermeters toekomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb de toezegging gemist om terug te komen op de vraag hoeveel ambtenaren bezig zijn met het «uitfrommelen» van de milieuregels. De staatssecretaris zei dat wij het antwoord hierop nog zouden krijgen.

De voorzitter: Wij hebben genoteerd dat het antwoord van de staatssecretaris «geen» is, omdat hij de vragen allemaal zelf beantwoordt.

Staatssecretaris Atsma: Dat betreft de beantwoording van de vragen van de Partij voor de Dieren. Mevrouw Ouwehand krijgt een passend antwoord van mij; dat kan ik haar garanderen. Sommige ambtenaren werken heel veel in hun eigen tijd en dat hoef ik niet mee te rekenen.

Voorzitter. U hebt gezegd dat in de eerstvolgende procedurevergadering wordt bekeken of een spoeddebat nodig is. Ik schat in dat er twee keer een overleg of een debat zou kunnen zijn waarin de droogte ook op de agenda komt. Ik heb al toegezegd dat ik bij de behandeling van de Deltawet en bij het andere overleg over het hoofdlijnenakkoord graag even de stand van zaken over de droogte meld. We kunnen een spoeddebat plannen, maar we kunnen ook afspreken dat we de komende weken elke veertien dagen even de stand van zaken bespreken en die betrekken bij een ander overleg.

De voorzitter: We zullen dat op de agenda van de eerstvolgende procedurevergadering plaatsen.

Hiermee hebben we alle zaken op een rijtje gezet. Ik dank de aanwezigen.

Volledige agenda

  • 1. Bestuursakkoord Water, kabinetsreactie taskforce Ten Heuvelhof en waterveiligheidsopgave.

    Alleen de waterkwaliteitsonderdelen van het Bestuursakkoord Water komen tijdens dit AO aan bod; de overige onderdelen van deze brief zullen tijdens het AO Waterkwantiteit van 16 juni 2011 behandeld worden

    27 625-190 – Brief regering d.d. 22-04-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 2. Beantwoording vragen commissie IM inzake de onderdelen waterketen en waterkwaliteit

    27 625-196 – Brief regering d.d. 23-05-2011

    minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

  • 3. Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren

    27 625-189 – Brief regering d.d. 15-04-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 4. Aanbieding rapport «De kwaliteit van het drinkwater in Nederland in 2009»

    27 625-180 – Brief regering d.d. 04-02-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 5. Water in beeld voortgangsrapportage Nationaal Waterplan over het jaar 2010. Alleen de waterkwaliteitsonderdelen van Water in beeld zullen tijdens dit AO aan bod komen; de overige onderdelen van deze brief zullen tijdens het AO Waterkwantiteit van 16 juni 2011 behandeld worden

    27 625-193 – Brief regering d.d. 18-05-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 6. Stand van zaken met betrekking tot de legionellapreventie

    27 625-194 – Brief regering d.d. 20-05-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 7. Toezegging met betrekking tot watermeters en leveringsbeperking

    30 895-66 – Brief regering d.d. 14-10-2010

    minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.C. Huizinga-Heringa -

  • 8. Appel op drinkwaterbedrijven in verband met plaatsing watermeters bij flatgebouwen met collectieve warmtapwatervoorziening

    30 895-67 – Brief regering d.d. 20-05-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 9. Schriftelijke vragen van het lid Jacobi over het proefjaar waarin de zeeverkeerscentrale en de vuurtorens naast elkaar werken

    2011Z05072 – Schriftelijke vragen d.d. 14-03-2011

    Tweede Kamerlid, L. Jacobi (PvdA)

  • 10. Schriftelijke vragen van het lid Jacobi over de ontwikkelingen van de nieuwe zeeverkeerscentrale

    2010Z14869 – Schriftelijke vragen d.d. 15-10-2010

    Tweede Kamerlid, L. Jacobi (PvdA)

  • 11. Stand van zaken Zeeverkeerscentrale

    31 409-35 – Brief regering d.d. 24-05-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma